gepubliceerd op 08 februari 2010
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen
27 JANUARI 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het onderhavige besluit, genomen op grond van artikel 23, § 2, 2°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, dat ik de eer heb U ter ondertekening voor te leggen, heeft tot doel het koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, op één punt te wijzigen.
I - Algemene beschouwingen Met de voorgestelde wijziging wordt voor de vereffeningsinstellingen en voor de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, de verplichting ingevoerd om een auditcomité op te richten binnen hun wettelijk bestuursorgaan.
Deze zelfde verplichting werd reeds bij wet van 17 december 2008 inzonderheid tot oprichting van een auditcomité in de genoteerde vennootschappen en de financiële ondernemingen (1), opgelegd aan de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de beleggingsondernemingen en de vennootschappen waarvan de effecten genoteerd zijn op een gereglementeerde markt. Het auditcomité dat deze ondernemingen binnen hun bestuursorgaan moeten oprichten, is belast met een aantal opdrachten die met name verband houden met de controle van de jaarrekeningen en het financiëleverslaggevingsproces, met de interne controle en het risicobeheer, alsook met het toezicht op de onafhankelijkheid van de commissaris en de opvolging van de uitvoering van zijn wettelijke opdracht. De wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf bevat gelijkaardige bepalingen voor de herverzekeringsondernemingen.
Deze beide wetten werden aangenomen in het kader van de omzetting van Richtlijn 2006/43/EG (de zogenaamde auditrichtlijn) (2) (3).
Gezien de uiterst belangrijke rol die de vereffeningsinstellingen en de hiermee gelijkgestelde instellingen vervullen, wordt voorgesteld om ook hun te verplichten een auditcomité op te richten.
De regeling die in het voorliggende besluit is uitgewerkt voor de vereffeningsinstellingen en de hiermee gelijkgestelde instellingen, is grotendeels gelijkaardig aan de geldende regeling voor de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen en de herverzekeringsondernemingen.
Zij verschilt hier evenwel van wat de afwijkingen betreft die aan bepaalde categorieën worden toegestaan. Dit wordt nader toegelicht in de commentaar bij de artikelen.
De wettelijke grondslag van het onderhavige besluit is artikel 23, § 2, 2°, van de voormelde wet van 2 augustus 2002.
Het voorliggende besluit wijzigt artikel 10 van het koninklijk besluit van 26 september 2005. Hoewel dit artikel vervat is in Afdeling II van het besluit van 26 september 2005 waarin de vergunningsvoorwaarden voor de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen worden vastgelegd, dient te worden opgemerkt dat artikel 10 eveneens als bedrijfsuitoefeningsvoorwaarde van toepassing is op de vereffeningsinstellingen (art. 12, tweede lid van het koninklijk besluit van 26 september 2005). Via een verwijsbepaling vervat in artikel 36, eerste lid van het besluit van 26 september 2005, is ditzelfde artikel 10 bovendien van toepassing verklaard op de bijkantoren van buitenlandse instellingen. Welnu, het is uiteraard niet mogelijk om de vereiste om binnen het bestuursorgaan een auditcomité op te richten, op te leggen aan een onderneming naar buitenlands recht, noch aan een in België gevestigd bijkantoor. Daar staat dan weer tegenover dat het tweede lid van ditzelfde artikel voorschrijft dat de toezichtsregeling waaraan deze instellingen zijn onderworpen in hun land van herkomst door de CBFA toereikend bevonden moet zijn.
II - Commentaar bij de artikelen
Artikel 1.De geldende juridische regeling voor het auditcomité van de vereffeningsinstellingen en de hiermee gelijkgestelde instellingen is, op een aantal uitzonderingen na, volledig afgestemd op de regeling die krachtens de wet van 17 december 2008 van toepassing is voor de gereglementeerde ondernemingen. In de voorliggende commentaar worden enkel de bijzonderheden nader toegelicht.
Een vereffeningsinstelling of hiermee gelijkgestelde instelling die tot een financiëledienstengroep behoort, kan, onder bepaalde voorwaarden, een afwijking verkrijgen van de CBFA. Om een afwijking te kunnen verkrijgen stelt het ontwerpbesluit dat in elk geval voldaan moet worden aan de volgende specifieke voorwaarden : - de betrokken instelling moet deel uitmaken van een financiëledienstengroep. Dit begrip wordt gedefinieerd in artikel 1, 12°, van het koninklijk besluit van 21 november 2005 (4); - de betrokken instelling moet de hoedanigheid hebben van dochter of kleindochter van een kredietinstelling of enige andere onderneming die onderworpen is aan een gelijkaardige wettelijke regeling en gelijkaardig prudentieel toezicht als van toepassing op de kredietinstellingen.
Voor het overige is de wettelijke regeling voor de afwijking identiek aan die voor de kredietinstellingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en beleggingsondernemingen.
Er is niet voorzien in een uitzondering voor de kleinschalige vereffeningsinstellingen of hiermee gelijkgestelde instellingen, wat wel het geval is bij de gereglementeerde ondernemingen.
Art. 2.Deze bepaling bevat de regeling die van toepassing zal zijn gedurende de overgangsperiode na de inwerkingtreding van de wijzigingen die worden aangebracht door het voorliggende ontwerpbesluit.
Dit is dezelfde overgangsregeling als vervat in de wet van 17 december 2008. Zij loopt eveneens af op 1 juli 2011.Voor enige toelichting ter zake wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij deze laatste wet (5).
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer respectvolle en trouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota's (1) Belgisch Staatsblad, 29 december 2008, p.68568. (2) Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad.(3) In dit verband dient te worden opgemerkt dat de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging niet beoogd werden door de auditrichtlijn. Op grond van artikel 2, 13°, van de auditrichtlijn heeft de Belgische wetgever evenwel besloten om deze verplichting ook aan hen op te leggen. Zie hieromtrent de memorie van toelichting, Parl. St., Kamer 2008-09, 1471/001, p. 9. (4) Koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen.(5) Memorie van toelichting, Parl.St., Kamer 2008-09, 1471/001, pp. 27 en 28.
27 JANUARI 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, artikel 23, § 2, 2°;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen;
Gelet op het advies van de Nationale Bank van België, gegeven op 30 juli 2009;
Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, gegeven op 4 augustus 2009;
Gelet op advies 47491/2 van de Raad van State, gegeven op 17 december 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 10 van het koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, vervangen bij artikel 26 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt aangevuld met vijf leden, luidende : « Iedere met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling, dient binnen haar wettelijke bestuursorgaan een auditcomité op te richten.Het auditcomité is samengesteld uit niet-uitvoerend bestuurders van het wettelijke bestuursorgaan. Ten minste één lid van het auditcomité is een onafhankelijk lid van het wettelijke bestuursorgaan in de zin van artikel 526ter van het Wetboek van Vennootschappen en beschikt over de nodige deskundigheid op het gebied van boekhouding en audit. Bovendien beschikken de leden van het auditcomité over een collectieve deskundigheid op het gebied van de activiteiten van de betrokken met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling en op het gebied van boekhouding en audit.
In het jaarverslag van het wettelijke bestuursorgaan wordt aangetoond dat de leden van het auditcomité over de nodige individuele en collectieve deskundigheid beschikken.
Voor zover een auditcomité is opgericht dat voor de gehele groep bevoegd is en voldoet aan de vereisten van dit besluit, kan de CBFA aan een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling die deel uitmaakt van een financiëledienstengroep en een dochter of een kleindochter is van een kredietinstelling of van enige andere onderneming die onderworpen is aan een gelijkaardige wettelijke regeling en gelijkaardig prudentieel toezicht, afwijkingen toestaan van de voormelde bepalingen en specifieke voorwaarden vastleggen voor het verlenen van deze afwijkingen. De CBFA maakt haar afwijkingsbeleid openbaar.
De erkende commissaris : a) bevestigt zijn onafhankelijkheid van de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling jaarlijks schriftelijk aan het auditcomité;b) meldt alle voor de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling verrichte bijkomende diensten jaarlijks aan het auditcomité;c) voert met het auditcomité overleg over de bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid en de veiligheidsmaatregelen die zijn genomen om deze bedreigingen in te perken, zoals door hem onderbouwd.»; 2° in paragraaf 5 worden tussen het eerste en het tweede lid drie leden ingevoegd, luidende : « Onverminderd de pertinente bepalingen van deze afdeling en de wettelijke opdrachten van het wettelijke bestuursorgaan, heeft het auditcomité minstens de volgende taken : a) monitoring van het financiëleverslaggevingsproces;b) monitoring van de doeltreffendheid van de systemen voor interne controle en risicobeheer van de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling;c) monitoring van de interne audit en de desbetreffende activiteiten;d) monitoring van de wettelijke controle van de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening, inclusief opvolging van de vragen en aanbevelingen geformuleerd door de erkende commissaris;e) beoordeling en monitoring van de onafhankelijkheid van de erkende commissaris, waarbij met name wordt gelet op de verlening van bijkomende diensten aan de gecontroleerde entiteit. Het auditcomité brengt bij het wettelijke bestuursorgaan geregeld verslag uit over de uitoefening van zijn taken, en ten minste wanneer het wettelijke bestuursorgaan de jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening en de periodieke staten opstelt die de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling respectievelijk aan het einde van het boekjaar en aan het einde van het eerste halfjaar overmaakt.
De CBFA kan, bij reglement vastgesteld overeenkomstig artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, de elementen in de bovenstaande lijst op technische punten preciseren en aanvullen. »; 3° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt : « § 6.De erkende commissaris brengt bij het wettelijke bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité indien een dergelijk comité werd opgericht, verslag uit over belangrijke zaken die bij de uitoefening van zijn wettelijke controle van de jaarrekening aan het licht zijn gekomen, en meer bepaald over ernstige tekortkomingen in de interne controle met betrekking tot de financiële verslaggeving. »
Art. 2.§ 1. De bepalingen van dit besluit treden in werking de tiende dag na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.
De bepalingen van dit besluit die betrekking hebben op de taken en de verantwoordelijkheden van het auditcomité zijn voor het eerst van toepassing op de boekjaren die aanvangen na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad. § 2. De leden van het wettelijke bestuursorgaan die vóór de inwerkingtreding van dit besluit zijn benoemd en voldoen aan de criteria die in het jaarverslag van het wettelijke bestuursorgaan zijn vastgelegd en bekendgemaakt om hun onafhankelijkheid te bepalen, mogen tot 1 juli 2011 blijven zetelen in de hoedanigheid van onafhankelijk lid.
Art. 3.De Minister bevoegd voor Financiën is belast met uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 januari 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS