gepubliceerd op 19 november 2013
Koninklijk besluit tot wijziging van diverse koninklijke besluiten ter gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2010/78/EU van 24 november 2010 wat betreft de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteiten
12 NOVEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse koninklijke besluiten ter gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2010/78/EU van 24 november 2010 wat betreft de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteiten (Europese Bankautoriteit, Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten)
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd voorziet in de gedeeltelijke omzetting in Belgisch recht van de Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (Omnibus I-richtlijn), door de wijziging van diverse sectorale toezichtbesluiten.
De Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten zijn de drie Europese toezichtsautoriteiten (ESA's) die samen met het Europees Comité voor Systeemrisico's, het nieuwe Europees Systeem voor Financieel Toezicht vormen. Opdat dit systeem effectief kan werken wijzigt de richtlijn de regelgeving van toepassing op de werkterreinen van de drie ESA's.
De noodzakelijke aanpassingen op Belgisch niveau betreffen onder meer het voorzien in de Belgische wetgeving van de mogelijkheid om situaties waarin procedurele of materiële vraagstukken met betrekking tot de naleving van het EU-recht rijzen, voor te leggen aan het oordeel van de respectievelijke ESA's.
De Omnibus I-richtlijn wijzigt diverse richtlijnen. Dit heeft tot praktisch gevolg dat ook op Belgisch niveau tal van wetten en koninklijke besluiten dienen aangepast te worden. Dit koninklijk besluit betreft een gedeeltelijke omzetting van de Omnibus I-richtlijn en wijzigt de volgende regelgevende teksten : - koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging; - koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen; - koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen.
De wijzigingen in de voornoemde koninklijke besluiten worden hierna artikelsgewijs toegelicht.
De wijzigingen aan de sectorwetgeving en aan de organieke wet van de Nationale Bank van België, zullen plaatsvinden via een apart in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit genomen na advies van de NBB en de FSMA. Duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling Met betrekking tot het ontbreken van de duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling wordt verwezen naar de vrijstelling voorzien in artikel 2, 9°, van het koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende uitvoering van artikel 19/1, § 1, tweede lid van hoofdstuk V/1 van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling. Op basis van deze bepaling, zijn "ontwerpen van koninklijk besluit die niet het voorwerp moeten uitmaken van overleg in de Ministerraad" vrijgesteld van een voorafgaand onderzoek.
In dit ontwerp is gevolg geven aan de opmerkingen geformuleerd door de Raad van State in zijn advies 53.603/2 van 15 juli 2013.
Er werd tevens rekening gehouden met de bemerking van de FSMA zoals geformuleerd in haar advies van 18 september 2013. HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen Het eerste hoofdstuk van dit koninklijk besluit bepaalt de finaliteit ervan, met name de gedeeltelijke omzetting van de Omnibus I-richtlijn. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging Hoofdstuk 2 past het koninklijk besluit geconsolideerd toezicht van 1994 aan in verband met de nieuwe bevoegdheden van de ESA's en zet daarbij een aantal leden van artikel 9 van de Omnibus I-richtlijn om.
Artikel 2 wijzigt artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994.
Vooreerst moeten een aantal specifieke verwijzingen naar de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles vervangen worden door nieuwe bepalingen van de wet van 3 augustus 2012 met dezelfde titel, die de wet van 20 juli 2004 opgeheven heeft, met uitzondering van de artikelen 212 tot 228.
Daarnaast voegt dit artikel de nodige definities toe in het kader van de omzetting van de Omnibus I-richtlijn.
De artikelen 3, 4 en 5 beogen eveneens om de correcte verwijzingen naar de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, in het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 op te nemen.
Op dezelfde wijze beoogt artikel 6 van het koninklijk besluit vooreest om de correcte verwijzingen naar de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, in het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 op te nemen, met name in artikel 5, § 4.
Hetzelfde artikel voorziet eveneens in de omzetting van artikel 9, lid 31, van de richtlijn door artikel 5 van het koninklijk besluit aan te passen aan de bevoegdheden van de EBA. Ook wordt er volledigheidshalve een verwijzing ingevoegd naar de artikelen 36/14 en 36/16 van de organieke wet van de Bank aangezien de artikelen 75 en 77 enkel van toepassing zijn op de FSMA, en niet op de Bank.
Artikel 7 beoogt opnieuw om de correcte verwijzingen naar de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles in het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 op te nemen, met name in artikel 7, § 2.
Artikel 8 zet artikel 9, lid 38, om door artikel 7bis van het koninklijk besluit te wijzigen. Er wordt met name voor gezorgd dat de prudentiële toezichthouder de EBA raadpleegt vooraleer een beslissing - zoals voorzien in dit artikel - te nemen over de gelijkwaardigheid van het toezicht.
Artikel 9 wijzigt artikel 8bis van het koninklijk besluit, om de correcte verwijzingen naar de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, in het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 op te nemen.
Artikel 10 zet artikel 9, leden 35 en 36, van de richtlijn om door een wijziging van artikel 9bis van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, te voorzien in de verwijzingsmogelijkheid van de Bank naar de EBA zoals voorzien door artikel 19 EBA-Verordening.
Artikel 10 beoogt eveneens om de correcte verwijzingen naar de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, in het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 op te nemen, met name in artikel 9bis.
Artikel 11 wijzigt artikel 9ter van het koninklijk besluit ter omzetting van artikel 9, leden 32, 33 en 34, van de richtlijn. De wijzigingen betreffen in het algemeen de implementatie van de bevoegdheden van de Europese toezichthouders. Meer in het bijzonder wordt de mogelijkheid gecreëerd om bepaalde situaties naar EBA te verwijzen. Ook wordt bepaald dat de prudentiële toezichthouder de bilaterale overeenkomsten in het kader van het geconsolideerd toezicht aan de EBA dient ter kennis te brengen. In het geval van een noodsituatie wordt bepaald dat de prudentiële toezichthouder voortaan ook de EBA en de ESRB waarschuwt.
Hetzelfde artikel beoogt ook om de correcte verwijzingen naar de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, in het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 op te nemen.
Artikel 12 zet artikel 9, lid 35 (a), van de richtlijn om door te voorzien in artikel 9quater van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 dat EBA als bevoegde autoriteit beschouwd wordt. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen Artikel 13 zorgt ervoor dat de verwijzing naar de « prudentiële toezichthouder » vervangen wordt door een verwijzing naar « toezichthoudende overheid » zoals gedefinieerd in de wet van 6 april 1995.
De woorden « prudentiële toezichthouder » werden in het koninklijk besluit van 20 december 1995 opgenomen via het koninklijk besluit van 4 oktober 2011, ter vervanging van de verwijzingen naar de toenmalige CBFA, maar het begrip op zich werd niet gedefinieerd in de tekst.
Gelet op het feit dat het koninklijk besluit van 20 december 1995 een uitvoering betreft van de wet van 6 april 1995 wordt ervoor geopteerd om de terminologie van deze wet te hernemen.
Artikel 14 voegt in artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 december 1995 de nodige definities toe.
Artikel 15 wijzigt artikel 12 van het koninklijk besluit van 20 december 1995 om het in overeenstemming te brengen met artikel 6, lid 27, van de richtlijn. Meer in het bijzonder wordt waar nodig de ESMA ingevoegd en wordt de mogelijkheid gegeven aan de Bank om bepaalde situaties voor schikking naar de ESMA te verwijzen. HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekerings-ondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen Hoofdstuk 4 beoogt in eerste instantie rekening te houden met de nieuwe bevoegdheidsverdeling tussen de Bank en de FSMA, aangezien het koninklijk besluit van 21 november 2005 niet gewijzigd werd via het Twin-Peaks koninklijk besluit van 3 maart 2011. Daarnaast bevat het ook de nodige wijzigingsbepalingen om ervoor te zorgen dat voornamelijk artikel 2 van de Omnibus I-richtlijn omgezet wordt naar Belgisch recht.
Artikel 16 houdt rekening met de bevoegdheidsverdeling zoals ingevoerd door het Twin-Peaks koninklijk besluit.
Artikel 17 wijzigt artikel 1 van het koninklijk besluit van 21 november 2005.
Vooreerst beoogt dit artikel een definitie te geven van toezichthoudende overheid, die ofwel de Nationale Bank van België zal zijn of de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, naargelang de aard van de gereglementeerde onderneming.
Daarnaast moeten een aantal specifieke verwijzingen naar de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, vervangen worden door nieuwe bepalingen van de wet van 3 augustus 2012 met dezelfde titel, die de wet van 20 juli 2004 opgeheven heeft, met uitzondering van de artikelen 212 tot 228.
Tot slot voegt dit artikel een aantal definities toe. Het betreft een definitie van het Gemengd Comité zoals voorzien in de oprichtingsverordeningen van EBA, ESMA en EIOPA alsook een definitie van deze respectievelijke verordeningen. Ook wordt een definitie van het ESRB en de organieke wet van de Bank opgenomen.
Artikel 18 zet artikel 2, eerste lid, van de richtlijn om en wijzigt hiervoor artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit door te bepalen dat voortaan het Gemengd Comité - in plaats van de Europese Commissie - in kennis moet worden gesteld van de identificatie van een groep als een financiële dienstengroep, als mede van de aanwijzing van de bevoegde toezichthoudende overheid als autoriteit belast met het aanvullende groepstoezicht.
Artikel 19 zet artikel 2, lid 2, om en wijzigt hiervoor artikel 13 van het koninklijk besluit dat voortaan voorziet dat de risicobeheerprocedures ook regelmatig geactualiseerde regelingen en plannen moeten bevatten om bij te dragen tot herstel- en saneringsregelingen, en deze zo nodig te ontwikkelen.
Artikel 20 wijzigt artikel 15, § 2 van het koninklijk besluit en past de verwijzingen naar specifieke artikelen van de oude wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles aan, door te verwijzen naar de corresponderende artikelen van de wet van 3 augustus 2012.
Artikel 21 zet artikel 2, lid 11, om door een wijziging door te voeren in artikel 17, § 2, van het koninklijk besluit. Meer bepaald wordt voorzien dat de toezichthoudende overheid haar uiterste best moet doen om de richtsnoeren van het Gemengd Comité na te leven en dat in geval van een meningsverschil de zaak naar de bevoegde ESA kan worden doorverwezen.
Artikel 22 wijzigt artikel 20, § 1, f), van het koninklijk besluit en past de verwijzingen naar specifieke artikelen van de oude wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles aan, door te verwijzen naar de corresponderende artikelen van de wet van 3 augustus 2012.
Artikel 23 zorgt voor de omzetting van artikel 2, lid 7, van de richtlijn door artikel 25, § 1, van het koninklijk besluit aan te passen aan de gewijzigde bepalingen inzake samenwerking en informatie-uitwisseling. HOOFDSTUK 5. - Slotbepaling Tot slot belast artikel 24 de Ministers bevoegd voor Economie en Financiën, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaren, De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, K. GEENS
ADVIES 53.603/2 VAN 15 JULI 2013 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT TOT WIJZIGING VAN DIVERSE KONINKLIJKE BESLUITEN TER GEDEELTELIJKE OMZETTING VAN RICHTLIJN 2010/78/EU VAN 24 NOVEMBER 2010 WAT BETREFT DE BEVOEGDHEDEN VAN DE EUROPESE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEITEN (EUROPESE BANKAUTORITEIT, EUROPESE AUTORITEIT VOOR VERZEKERINGEN EN BEDRIJFSPENSIOENEN EN DE EUROPESE AUTORITEIT VOOR EFFECTEN EN MARKTEN)' Op 21 juni 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van diverse koninklijke besluiten ter gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2010/78/EU van 24 november 2010 wat betreft de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteiten Europese Bankautoriteit, Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten)'.
Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 15 juli 2013.
De kamer was samengesteld uit Yves Kreins, kamervoorzitter, Pierre Vandernoot en Martine Baguet, staatsraden, Sébastien Van Drooghenbroeck en Jacques Englebert, assessoren, en Bernadette Vigneron, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Jean-Luc Paquet, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine Baguet.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 15 juli 2013.
Onderzoek van het ontwerp Aanhef 1. In de eerste twee leden, in fine, dient meer in het bijzonder melding te worden gemaakt van de onderverdelingen van artikelen die de precieze rechtsgronden opleveren voor het ontwerp, en van de nog van kracht zijnde wijzigingen die voorheen in die relevante onderverdelingen zijn aangebracht (1).2. Er dient op dezelfde wijze te werk te worden gegaan voor de wetsbepalingen die eveneens een rechtsgrond opleveren voor het ontworpen besluit, maar niet in de aanhef van het voorliggende ontwerp worden vermeld. Bijgevolg dient het voorliggende ontwerp te worden aangevuld met een nieuw eerste, vierde en vijfde lid, waarin respectievelijk verwezen wordt naar de relevante onderverdelingen van : 1° artikel 91octies decies van de wet van 9 juli 1975 'betreffende de controle der verzekeringsondernemingen';2° de artikelen 83, 89, 93 en 98 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf';3° artikel 241 van de wet van 3 augustus 2012 'betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles'.3. Artikel 91octies decies, § 6, van de voornoemde wet van 9 juli 1975, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, luidt als volgt : « De Koning treft de in dit artikel bedoelde besluiten op advies van de Bank.» Een soortgelijke bepaling is vervat in de artikelen 83, § 4, 89, § 2, en 98, § 6, van de voornoemde wet van 16 februari 2009, en in de artikelen 49 en 49bis van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen'.
Krachtens artikel 110 van de wet van 6 april 1995 'inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen' « regelt de Koning na advies van de toezichthoudende overheid het statuut van en het toezicht op de bijkantoren en de dienstverrichtingen in België van beleggingsondernemingen die onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap ressorteren ».
Noch in de adviesaanvraag, noch in de erbij gevoegde stukken, noch in de aanhef van het ontwerp wordt aangegeven dat deze voorafgaande vormvereisten zijn vervuld. Indien zulks nog niet is geschied, dienen die adviezen dus nog te worden ingewonnen en dient ernaar te worden verwezen in de aanhef van het ontwerpbesluit. 4. Het ontworpen besluit strekt niet tot de uitvoering van de Verordeningen nummers 1092/2010, 1093/2010, 1094/2010 en 1095/2010 van het Europees Parlement en deRaad van 24 november 2010 waarnaar verwezen wordt in het zesde tot het negende lid, maar tot de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft'. De zesde tot de negende aanhefverwijzing zouden in de vorm van een overweging kunnen worden opgenomen. 5. Over het ontwerp hoeft geen overleg te worden gepleegd in de Ministerraad.Bijgevolg wordt het ontwerpovereenkomstig artikel 2, 9°, van het koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende uitvoering van artikel 19/1, § 1, tweede lid, van hoofdstuk V/1 van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling' vrijgesteld van het voorafgaand onderzoek omtrent de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren in de zin van artikel 19/1, § 1, eerste lid, van die wet van 5 mei 1997, terwijl het niet nodig is naar die vrijstelling te verwijzen in de aanhef, waarvan het tiendelid bijgevolg dient te vervallen.
Dispositief Artikel 5 De woorden die bij artikel 5, 3°, vervangen worden, zijn, wat de Franse tekst betreft, « l'article 167 de cetteloi » en niet « l'article 167 de la même loi ».
Artikel 7 Artikel 7, § 2, van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging' bevat slechts één lid : vooraan in artikel 7 van het ontwerp dienen de woorden « tweede lid » dan ook te vervallen.
Artikel 11 Er behoort te worden aangegeven dat de bepaling onder 2°, b),alleen strekt tot wijziging van de Nederlandse tekst van artikel 9ter, § 1/1, derde lid, derde zin, van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994.
Artikel 13 Artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen' is vervangen en niet « laatst gewijzigd » bij artikel 8 van het koninklijk besluit van 4 oktober 2011.
Artikel 15 Het is in dit artikel dat vermeld dient te worden dat het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen' laatstelijk gewijzigd is bij het koninklijk besluit van 27 september 2009.
Die vermelding kan bijgevolg alleen behouden blijven in de inleidende zin van artikel 18.
Artikel 16 In de bepaling onder 5° zou de ontworpen tekst, in fine, duidelijker zijn als die gesteld zou worden als volgt : « [...], al naargelang de gereglementeerde onderneming respectievelijk hetzij een kredietinstelling, eenverzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming of een beursvennootschap is, hetzij een vennootschap voor vermogensbeheer enbeleggingsadvies of een beheervennootschap vaninstellingen voor collectieve belegging is ».
Artikel 22 De Fransetekst van de bepalingonder 1°, in fine, dient te worden gesteld als volgt : « [...] sont respectivement insérés après les mots autorités compétentes étrangères' et autorités compétentes' ».
Artikel 23 Artikel 6, eerste lid, van de wet van 31 mei 1961 'betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen' bepaalt het volgende : « Koninklijke [...] besluiten zijn verbindend in het gehele Rijk de tiende dag na die van hun bekendmaking, tenzij zij een andere termijn bepalen. » Alvorens te bepalen, zoals in artikel 23 van het ontwerp het geval is, dat een koninklijk besluit onmiddellijk in werking treedt op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, moet men zich er bijgevolg van vergewissen dat er dwingende redenen bestaan om af te wijken van de wettelijke minimumtermijn die normaal geboden wordt aan de belanghebbenden om kennis ervan te nemen en zich ernaar te schikken (2).
Tenzij een zodanige reden voorhanden is die wettigt dat wordt afgezien van de termijn die de wetgever aldus normalerwijs nodig acht, moet artikel 23 worden weggelaten. (1) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab Wetgevingstechniek, aanbevelingen 23 en 27. (2) Ibid., aanbeveling 151, punt a).
De griffier, B. Vigneron.
De voorzitter, Y. Kreins.
12 NOVEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse koninklijke besluiten ter gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2010/78/EU van 24 november 2010 wat betreft de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteiten (Europese Bankautoriteit, Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten) FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, artikel 91octies decies, § 1, 2°, c) en e), § 2, vierde, vijfde en zesde lid en 9, § 3, derde lid en § 4, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011;
Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, artikel 49, § 2, tweede en tiende lid, § 4, eerste en tweede lid, § 5, derde lid en § 6, artikel 49bis, § 1, 2°, tweede lid, § 2, vierde, vijfde, zesde en negende lid, § 3, derde lid en § 4 en artikel 63, laatst gewijzigd bij de wet van 28 juli 2011;
Gelet op de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, artikel 95, § 2, tweede en tiende lid, § 4, eerste en tweede lid, § 5, derde lid en § 6, artikel 95bis, § 1, 2°, tweede lid, § 2, vierde, vijfde, zesde en negende lid, § 3, derde lid en § 4, artikel 110, artikel 111, eerste en tweede lid en artikel 176, eerste lid, laatst gewijzigd bij de wet van 28 juli 2011;
Gelet op de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, artikel 83, § 4, artikel 89, § 2, artikel 93, § 1, eerste lid en artikel 98, § 1, 2°, c) en e), § 2, vierde, vijfde, zesde en negende lid, § 3, derde lid en § 4, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011;
Gelet op de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, artikel 241, § 2, tweede en negende lid, § 4, eerste en tweede lid, § 5, derde lid en § 6;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, beleggings-ondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen;
Gelet op het advies van de Nationale Bank van België, gegeven op 23 juli 2013;
Gelet op het advies van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, gegeven op 18 september 2013;
Gelet op het advies nr. 53.603/2 van de Raad van State, gegeven op 15 juli 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende Verordening nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's;
Overwegende Verordening nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie;
Overwegende Verordening nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie;
Overwegende Verordening nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie;
Op de voordracht van de Minister van Economie en de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.Dit koninklijk besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging
Art. 2.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 3° worden de woorden "de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles";2° in 14° worden de woorden "artikel 189, § 1, 2°, van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 241, § 1, 2°, van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles";3° het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 21° tot 23°, luidende : "21° Europese Bankautoriteit : de Europese Bankautoriteit opgericht bij Verordening nr.1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie; 22° Europees Comité voor systeemrisico's : het Europees Comité voor systeemrisico's opgericht bij Verordening nr.1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's; 23° Verordening nr.1093/2010 : verordening nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie.".
Art. 3.In artikel 2, § 2, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 2011, worden de woorden "artikel 189, § 2, vierde lid, van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 241, § 2, vierde lid, van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles".
Art. 4.In artikel 3 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste paragraaf, tweede lid, worden de woorden "artikel 153 van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 201 van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles";2° in dezelfde paragraaf, derde lid, 3° worden de woorden "artikel 189, §§ 2 en 3, van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 241, §§ 2 en 3, van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles";3° in de vijfde paragraaf, worden de woorden "artikel 195 van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 247 van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles".
Art. 5.In artikel 4, § 1, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "artikel 153 van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 201 van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles";2° in het derde lid, 3°, worden de woorden "artikel 189, § 4, van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 241, § 4, van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles";3° in hetzelfde derde lid, 3°, worden onder a) de woorden "artikel 167 van dezelfde wet" vervangen door de woorden "artikel 217 van dezelfde wet";4° in hetzelfde derde lid, 3° worden onder b) de woorden "artikel 184, §§ 1 tot 3, van dezelfde wet" vervangen door de woorden "artikel 234, §§ 1 tot 3, van dezelfde wet";5° in hetzelfde derde lid, 3° worden onder c) de woorden "artikel 184, § 4, van dezelfde wet" vervangen door de woorden "artikel 234, § 4, van dezelfde wet".
Art. 6.In artikel 5 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 4 worden de woorden "artikel 189, § 4, van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 241, § 4, van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles"; 2° paragraaf 5, eerste lid, wordt aangevuld met de volgende zin : "In dat geval brengt de prudentiële toezichthouder, als bevoegde autoriteit, de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit hiervan op de hoogte."; 3° in dezelfde paragraaf wordt het vierde lid vervangen als volgt : "Voor de toepassing van hetgeen is bepaald in het eerste en het tweede lid van deze paragraaf, sluit de prudentiële toezichthouder met de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomsten, overeenkomstig hetgeen is bepaald in respectievelijk de artikelen 36/14, § 1, 3°, en 36/16, § 2, van de wet van 22 februari 1998 en de artikelen 75, § 1, 4°, en 77, § 2, van de wet van 2 augustus 2002, naargelang de Bank of de FSMA de prudentiële toezichthouder is.Indien de prudentiële toezichthouder belast wordt met het geconsolideerde toezicht brengt zij de Europese Commissie, de Europese Bankautoriteit en de financiële holding of de gereglementeerde onderneming met het hoogste balanstotaal van de groep hiervan op de hoogte."
Art. 7.In artikel 7, § 2, 1°, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 2011, worden de woorden "artikel 153, § 3, eerste lid, van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 201, § 3, eerste lid, van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles".
Art. 8.In artikel 7bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 november 2005 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2, eerste lid, wordt aangevuld met de volgende zin : "De prudentiële toezichthouder raadpleegt de Europese Bankautoriteit alvorens een beslissing te nemen."; 2° in de derde zin van paragraaf 4 worden tussen de woorden "betrokken bevoegde autoriteiten," en de woorden "de Europese Commissie", de woorden "de Europese Bankautoriteit," ingevoegd.
Art. 9.In artikel 8bis, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 29 oktober 2007 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 2011, worden de woorden "artikel 184 van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 234 van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles".
Art. 10.In artikel 9bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 29 oktober 2007 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden, aan het einde van de eerste zin de woorden ", en met de Europese Bankautoriteit" ingevoegd;2° in dezelfde paragraaf 1, worden in het tweede lid, 4°, de woorden "artikel 184, § 3, van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 234, § 3, van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles";3° dezelfde paragraaf 1 wordt aangevuld met een nieuw derde lid, luidende : "De prudentiële toezichthouder kan, zoals voorzien in respectievelijk artikel 77, § 1 van de wet van 2 augustus 2002 of artikel 36/16, § 3 van de wet van 22 februari 1998, naargelang de FSMA of de Bank de prudentiële toezichthouder is, onder meer de volgende situaties naar de Europese Bankautoriteit verwijzen : a) een bevoegde autoriteit heeft nagelaten essentiële informatie te verstrekken; b) een verzoek om samenwerking, en meer bepaald om uitwisseling van relevante informatie is afgewezen of niet binnen een redelijke termijn gehonoreerd."; 3° paragraaf 5 wordt aangevuld met een lid luidende : "In het kader van deze paragraaf wordt de Europese Bankautoriteit beschouwd als bevoegde autoriteit."; 4° in paragraaf 6 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het tweede lid, worden de woorden "de Europese Bankautoriteit, en" ingevoegd tussen de woorden "wet op de beleggingsondernemingen," en "eventueel de centrale banken";b) in het laatste lid, worden de woorden "het Comité van Europese bankentoezichthouders" en "dit comité" vervangen door de woorden "de Europese Bankautoriteit".
Art. 11.In artikel 9ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 29 oktober 2007 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) aan het einde van het eerste lid wordt de volgende zin toegevoegd : "De prudentiële toezichthouder kan indien de consoliderende toezichthouder nalaat de taken van deze paragraaf uit te voeren, of indien de autoriteiten bevoegd voor het toezicht op dochterondernemingen van een EU-moederkredietinstelling of een financiële EU-moederholding in een lidstaat onvoldoende samenwerken met de consoliderende toezichthouder, de zaak naar de Europese Bankautoriteit verwijzen, zoals voorzien in respectievelijk artikel 77, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 of artikel 36/16, § 3, van de wet van 22 februari 1998, naargelang de FSMA of de Bank de prudentiële toezichthouder is."; b) het tweede lid wordt aangevuld als volgt : "De prudentiële toezichthouder sluit hiertoe bilaterale overeenkomsten en brengt deze ter kennis van de Europese Bankautoriteit."; c) in het laatste lid worden de woorden ", de Europese Bankautoriteit, de Europese Raad voor Systeemrisico's" ingevoegd tussen de woorden "de centrale banken van het Europees stelsel van Centrale Banken" en "en de andere centrale overheidsdiensten";2° in paragraaf 1/1, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het derde lid, in de derde zin, van de Nederlandse tekst, worden de woorden "dit comité" vervangen door de woorden "de Europese Bankautoriteit";b) in het derde lid van de Franse tekst, worden de woorden "le Comité européen des contrôleurs bancaires" vervangen door de woorden " l'Autorité bancaire européenne";c) in het derde en zevende lid van de Nederlandse tekst, worden de woorden "het Comité van Europese Bankentoezichthouders" vervangen door de woorden "de Europese Bankautoriteit";d) het vijfde lid wordt aangevuld met de volgende zin : "Indien een van autoriteiten bevoegd voor het toezicht op dochterondernemingen van een EU-moederkredietinstelling of een financiële EU-moederholding in een lidstaat, aan het einde van de termijn van vier maanden de zaak overeenkomstig artikel 19 Verordening nr.1093/2010 naar de Europese Bankautoriteit heeft doorverwezen, stelt de consoliderende toezichthouder zijn besluit uit en wacht hij een eventueel door de Europese Bankautoriteit overeenkomstig artikel 19 Verordening nr. 1093/2010 genomen besluit af, en neemt hij zijn besluit in overeenstemming met het besluit van de Europese Bankautoriteit. De periode van vier maanden wordt beschouwd als verzoeningsperiode in de zin van Verordening nr. 1093/2010. De zaak wordt niet meer doorverwezen naar de Europese Bankautoriteit na het einde van de termijn van vier maanden of nadat een gezamenlijk besluit is genomen."; e) in het zevende lid van de Franse tekst, worden de woorden "du Comité européen des contrôleurs bancaires" vervangen door de woorden "de l'Autorité bancaire européenne" en worden de woorden "celui-ci a été consulté" vervangen door de woorden "celle-ci a été consultée";3° in paragraaf 2, eerste lid, 2°, worden de woorden "artikel 184 van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 234 van de wet op het collectief beheer van beleggingsportefeuilles";4° in dezelfde paragraaf 2, wordt het tweede lid aangevuld met de volgende zinnen : "Indien een van de betrokken bevoegde autoriteiten aan het einde van de periode van zes maanden, de zaak heeft doorverwezen naar de Europese Bankautoriteit overeenkomstig artikel 19 van Verordening nr. 1093/2010, stelt de prudentiële toezichthouder als autoriteit belast met het geconsolideerd toezicht, zijn besluit uit en wacht hij een eventueel door de Europese Bankautoriteit overeenkomstig artikel 19, lid 3, van die verordening genomen besluit over zijn besluit af en neemt hij een besluit in overeenstemming met het besluit van de Europese Bankautoriteit. De termijn van zes maanden wordt beschouwd als de verzoeningsfase in de zin van die verordening. De Europese Bankautoriteit neemt haar besluit binnen één maand. De zaak wordt niet meer doorverwezen naar de Europese Bankautoriteit na het einde van de termijn van zes maanden of nadat een gezamenlijk besluit is genomen.".
Art. 12.In artikel 9quater, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 2011, wordt in de tweede paragraaf een vierde lid ingevoegd, luidende : "De Europese Bankautoriteit wordt in het kader van dit artikel beschouwd als bevoegde autoriteit.". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen
Art. 13.In de artikelen 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 20, 21, 25, 29, 30, 34, 35 en 36 van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende buitenlandse, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 oktober 2011, worden de woorden "prudentiële toezichthouder" vervangen door de woorden "toezichthoudende overheid".
Art. 14.Artikel 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het artikel 8 van het koninklijk besluit van 4 oktober 2011, wordt vervangen als volgt : "Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen;2° Europese Autoriteit voor effecten en markten : de Europese Autoriteit voor effecten en markten opgericht bij Verordening nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie.".
Art. 15.In artikel 12 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 oktober 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, tweede lid, worden in de laatste zin na de woorden "Europese Commissie" de woorden "en de Europese Autoriteit voor effecten en markten" toegevoegd en wordt het woord "wordt" vervangen door het woord "worden";2° in paragraaf 2, derde lid, worden in de laatste zin na de woorden "Europese Commissie" de woorden "en de Europese Autoriteit voor effecten en markten" toegevoegd en wordt het woord "wordt" vervangen door het woord "worden";3° er wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, luidende : " § 2/1.De toezichthoudende overheid kan de zaak naar de Europese Autoriteit voor effecten en markten verwijzen, zoals voorzien in respectievelijk artikel 77, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 of artikel 36/16, § 3, van de wet van 22 februari 1998, naargelang de bevoegde toezichthoudende overheid de FSMA of de Bank is.". HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen
Art. 16.In de artikelen 1, 2, 3, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 24, 25, 26, 27 en in de bijlage van het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 27 september 2009, wordt het woord "Commissie" vervangen door de woorden "toezichthoudende overheid".
Art. 17.In artikel 1 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 4° worden de woorden "de wet van 20 juli 2004" vervangen door de woorden "de wet van 3 augustus 2012";2° in 7° worden de woorden "in artikel 138 van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "in artikel 3, 12° van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles";3° in 9° worden de woorden "artikel 189 van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 241 van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles";4° in 10° worden de woorden "artikel 3, 16° van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 3, 33° van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles";5° in 18° worden de woorden "de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen" vervangen door woorden "de Nationale Bank van België of de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, al naargelang de gereglementeerde onderneming, respectievelijk, ofwel een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming of een beursvennootschap, ofwel een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, is";6° de volgende bepalingen onder 21° tot 26° worden ingevoegd, luidende : "21° Gemengd Comité : het comité zoals bedoeld in artikel 54 van respectievelijk Verordening nr.1093/2010, Verordening nr. 1094/2010 en Verordening nr. 1095/2010; 22° Verordening nr.1093/2010 : Verordening nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie; 23° Verordening nr.1094/2010 : Verordening nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie; 24° Verordening nr.1095/2010 : Verordening nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie; 25° Europees Comité voor Systeemrisico's : het Europees Comité voor Systeemrisico's opgericht bij Verordening nr.1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's; 26° de wet van 22 februari 1998 : de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België."
Art. 18.In artikel 3, § 2, tweede zin, van hetzelfde besluit, worden de woorden "de Europese Commissie" vervangen door de woorden "het Gemengd Comité".
Art. 19.In artikel 13, § 2, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 september 2009, wordt een litera d) ingevoegd, luidende : "d) regelmatig geactualiseerde regelingen om bij te dragen tot herstel- en saneringsregelingen en -plannen, en deze zo nodig te ontwikkelen.".
Art. 20.In artikel 15, § 2, van hetzelfde besluit, worden de woorden "de artikelen 152, 161bis en 162 van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "de artikelen 200, 211 en 212 van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles".
Art. 21.In artikel 17, § 2, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, wordt de laatste zin vervangen als volgt : "De toezichthoudende overheid spant zich tot het uiterste in om te voldoen aan alle toepasselijke richtsnoeren opgesteld door het Gemengd Comité overeenkomstig de artikelen 16 en 56 van respectievelijk Verordening nr.1093/2010, Verordening nr. 1094/2010 en Verordening nr. 1095/2010."; 2° er wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende : "Wanneer de toezichthoudende overheid van mening verschilt over een door een andere bevoegde autoriteit uit hoofde van het eerste lid genomen besluit, is artikel 19 van respectievelijk Verordening nr. 1093/2010, Verordening nr. 1094/2010 en Verordening nr. 1095/2010 van toepassing.".
Art. 22.In artikel 20, § 1, f), van hetzelfde besluit, worden de woorden "de artikelen 201 en 202 van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "de artikelen 254 en 255 van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles".
Art. 23.In artikel 25, § 1, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste en tweede zin van het eerste lid worden de woorden "en het Europees Comité voor Systeemrisico's" respectievelijk ingevoegd na de woorden "buitenlandse bevoegde autoriteiten" en "bevoegde autoriteiten";2° in het tweede lid worden voor de woorden "in artikel 75, § 1, 1°, van de wet van 2 augustus 2002" de volgende woorden ingevoegd "respectievelijk in artikel 36/14, § 1, 1°, van de wet van 22 februari 1998 of" en wordt de zin aangevuld met de volgende woorden ", naargelang de Nationale Bank van België of de Autoriteit Financiële Diensten en Markten de toezichthoudende overheid is";3° in het derde lid worden voor de woorden "hoofdstuk 3, afdeling 6, van de wet van 2 augustus 2002" de volgende woorden ingevoegd "respectievelijk hoofdstuk IV/1, afdeling 4, van de wet van 22 februari 1998 of" en wordt de zin aangevuld met de volgende woorden ", naargelang de Nationale Bank van België of de Autoriteit Financiële Diensten en Markten de toezichthoudende overheid is". HOOFDSTUK 5. - Slotbepaling
Art. 24.De ministers bevoegd voor Economie en Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 november 2013.
FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, K. GEENS