Etaamb.openjustice.be
Wet van 25 oktober 2016
gepubliceerd op 21 november 2016

Wet op het statuut van en het toezicht op beursvennootschappen en houdende diverse bepalingen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2016003376
pub.
21/11/2016
prom.
25/10/2016
ELI
eli/wet/2016/10/25/2016003376/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

25 OKTOBER 2016. - Wet op het statuut van en het toezicht op beursvennootschappen en houdende diverse bepalingen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen

Art. 2.In het opschrift van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen worden de woorden "en beursvennootschappen" toegevoegd.

Art. 3.In artikel 1 van dezelfde wet worden de paragrafen 2 en 3 vervangen als volgt : " § 2. Om het spaarderspubliek, de beleggers en de soliditeit en de goede werking van het financiële stelsel te beschermen, regelt deze wet de vestiging en de werkzaamheden van, alsook het toezicht op in België werkzame kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die de hoedanigheid hebben van beursvennootschap, en hun eventuele afwikkeling.

Hiertoe bepaalt zij de toezichtsopdracht van de Nationale Bank van België, in haar hoedanigheid van nationale bevoegde autoriteit, met name in het kader van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme.

De Boeken I tot XI en de Bijlagen I tot VI van deze wet zorgen voor de gedeeltelijke omzetting, die beperkt blijft tot de kredietinstellingen, -van Richtlijn 2013/36/EU; - van Richtlijn 2011/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 houdende wijziging van de Richtlijnen 98/78/EG, 2002/87/EG, 2006/48/EG en 2009/138/EG betreffende het aanvullende toezicht op financiële entiteiten in een financieel conglomeraat ("FICOD I"-richtlijn), hierna "FICOD I-richtlijn" genoemd; - van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad, hierna "Richtlijn 2014/59/EU" genoemd; - van Richtlijn 2014/65/EU; - van Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels, hierna "Richtlijn 2014/49/EU" genoemd; evenals - van Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels, hierna "Richtlijn 97/9/EG" genoemd.

De Boeken I, XI en XII en de Bijlagen I, II en IV tot VI van deze wet zorgen voor de omzetting, die beperkt blijft tot de beleggingsondernemingen die de hoedanigheid hebben van beursvennootschap, - van Richtlijn 2013/36/EU; - van de FICOD I-richtlijn; - van Richtlijn 2014/59/EU; - van Richtlijn 2014/65/EU; evenals - van Richtlijn 97/9/EG. § 3. Onder "kredietinstelling" wordt verstaan een Belgische of buitenlandse onderneming waarvan de werkzaamheden bestaan in het van het publiek in ontvangst nemen van gelddeposito's of van andere terugbetaalbare gelden en het verlenen van kredieten voor eigen rekening.

Onder "beursvennootschap" wordt verstaan een beleggingsonderneming naar Belgisch of buitenlands recht waarvan de werkzaamheden met name bestaan in het verrichten a) van beleggingsdiensten die bestaan in : - het handelen voor eigen rekening; - het overnemen van financiële instrumenten en/of plaatsen van financiële instrumenten met plaatsingsgarantie; - het plaatsen van financiële instrumenten zonder plaatsingsgarantie; of - het uitbaten van multilaterale handelsfaciliteiten; en/of b) nevendiensten die bestaan in : - bewaring en beheer van financiële instrumenten voor rekening van cliënten, met inbegrip van bewaarneming en daarmee samenhangende diensten, zoals contanten- en/of zekerhedenbeheer; - het verstrekken van kredieten of leningen aan een belegger om deze in staat te stellen een transactie in één of meer financiële instrumenten te verrichten, bij welke transactie de onderneming die het krediet of de lening verstrekt, betrokken is; - valutawisseldiensten voor zover deze samenhangen met het verrichten van beleggingsdiensten; of - diensten in verband met het overnemen van financiële instrumenten.".

Art. 4.In artikel 3 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 4° wordt vervangen als volgt : "4° de toezichthouder : de Bank of de Europese Centrale Bank, volgens de bevoegdheidsverdeling vastgelegd door of krachtens de GTM-verordening, voor wat betreft het toezicht op de kredietinstellingen;de Bank voor wat betreft het toezicht op de beursvennootschappen;"; 2° er wordt een bepaling onder 8° /1 ingevoegd, luidende : "8° /1 Richtlijn 2014/65/EU : de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU;"; 3° er wordt een bepaling onder 8° /2 ingevoegd, luidende : "8° /2 Verordening nr.600/2014 : Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012;"; 4° er wordt een bepaling onder 8° /3 ingevoegd, luidende : "8° /3 Richtlijn 2004/39/EG : Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad;"; 5° in de bepaling onder 10° worden de woorden "of Richtlijn 2014/65/EU" ingevoegd tussen de woorden "Richtlijn 2013/36/EU" en de woorden "officieel erkend is";6° in de bepaling onder 12° worden de woorden "de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "de kredietinstellingen of de beleggingsondernemingen"; 7° er wordt een bepaling onder 24° /1 ingevoegd, luidende : "24° /1 wet van 25 oktober 2016 : de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;"; 8° er wordt een bepaling onder 25° /1 ingevoegd, luidende : "25° /1 verbonden agent : een verbonden agent in de zin van artikel 2, 25° van de wet van 25 oktober 2016;"; 9° de bepaling onder 33° wordt vervangen als volgt : "33° beleggingsonderneming : een beleggings-onderneming in de zin van artikel 3, § 1 van de wet van 25 oktober 2016;"; 10° de bepaling onder 38° wordt vervangen als volgt : "38° financiële holding : een financiële instelling waarvan de dochterondernemingen uitsluitend of hoofdzakelijk één of meer kredietinstellingen, beursvennootschappen of financiële instellingen zijn, waarbij ten minste een van die dochterondernemingen een kredietinstelling of een beursvennootschap is, en die geen gemengde financiële holding is;"; 11° de bepaling onder 41° wordt vervangen als volgt : "41° financiële instelling : een onderneming die geen kredietinstelling of beursvennootschap is en waarvan de hoofdbedrijvigheid bestaat in het verwerven van deelnemingen of het verrichten van een of meer van de werkzaamheden bedoeld in de punten 2 tot 12 en 15 van de lijst in artikel 4;"; 12° de bepaling onder 46° wordt vervangen als volgt : "46° kritieke functies : de werkzaamheden, diensten of verrichtingen van een kredietinstelling of een beursvennootschap waarvan het waarschijnlijk is dat de onderbreking tot een verstoring leidt, in België of in een of meer andere lidstaten, van diensten die essentieel zijn voor de reële economie, of de financiële stabiliteit verstoort, wegens de omvang, het marktaandeel, de verwevenheid met entiteiten binnen en buiten de groep, de complexiteit of de grensoverschrijdende werkzaamheden van de kredietinstelling of de beursvennootschap of de groep waarvan zij deel uitmaakt, met bijzondere aandacht voor de vervangbaarheid van die werkzaamheden, diensten of verrichtingen;"; 13° de bepaling onder 50° wordt vervangen als volgt : "50° herstelplan : een plan dat door een kredietinstelling of een beursvennootschap wordt opgesteld overeenkomstig artikel 108 of artikel 557, voor zover dit artikel 108 van toepassing verklaart op de in artikel 499, § 2 bedoelde beursvennootschappen;"; 14° de bepaling onder 51° wordt vervangen als volgt : "51° afwikkelingsplan : een plan dat door de afwikkelingsautoriteit wordt opgesteld voor een kredietinstelling of een beursvennootschap overeenkomstig artikel 226 of artikel 581, voor zover dit artikel 226 van toepassing verklaart op de in artikel 499, § 2 bedoelde beursvennootschappen;"; 15° in de bepaling onder 53° worden de woorden "een beursvennootschap," ingevoegd tussen de woorden "een kredietinstelling," en "een groep";16° in de bepaling onder 56° worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de eerste zin worden de woorden "of een beursvennootschap" ingevoegd tussen de woorden "van een kredietinstelling" en de woorden "in stand te houden";b) in de tweede zin worden de woorden "en voor de in Boek XII, Titel II bedoelde beursvennootschappen" ingevoegd tussen het woord "kredietinstellingen" en de woorden "bestaan deze maatregelen in :";17° in de bepaling onder 57° worden de woorden "en voor de in Boek XII, Titel II bedoelde beursvennootschappen" ingevoegd tussen het woord "kredietinstellingen" en de woorden "zijn dit de afwikkelingsautoriteit";18° in de bepaling onder 59° worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de eerste zin worden de woorden "of een beursvennootschap" ingevoegd tussen de woorden "van een kredietinstelling" en de woorden "onder toezicht";b) in de tweede zin worden de woorden "en voor de in Boek XII, Titel II bedoelde beursvennootschappen" ingevoegd tussen het woord "kredietinstellingen" en de woorden "stemt een dergelijke procedure overeen";19° in de bepaling onder 60° worden de woorden "of een beursvennootschap" ingevoegd tussen de woorden "van een kredietinstelling" en de woorden "volgens een liquidatieprocedure";20° in de bepaling onder 61° worden de woorden "en voor de in Boek XII, Titel II bedoelde beursvennootschappen" ingevoegd tussen het woord "kredietinstellingen" en de woorden "is dit de rechtbank van koophandel";21° in de bepaling onder 63° wordt het woord "kredietinstelling" vervangen door het woord "instelling";22° in de bepaling onder 64° worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "of voor de toegelaten werkzaamheden van een beursvennootschap" worden ingevoegd tussen de woorden "voor de werkzaamheden van een kredietinstelling" en de woorden "; verschillende bedrijfszetels"; b) de woorden "of een vennootschap" worden ingevoegd tussen de woorden "van een instelling" en de woorden "met maatschappelijke zetel";23° in de bepaling onder 66° worden de woorden "of een beursvennootschap" ingevoegd tussen de woorden "een kredietinstelling" en de woorden "die frequent";24° in de bepaling onder 67° worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "of een beursvennootschap" ingevoegd tussen de woorden "een kredietinstelling" en de woorden "wordt verstrekt";b) de woorden "of deze beursvennootschap" worden ingevoegd tussen de woorden "van deze kredietinstelling" en de woorden "te vrijwaren";25° er wordt een bepaling onder 71° ingevoegd, luidende : "71° beleggingsdiensten en -activiteiten : de diensten en activiteiten bedoeld in artikel 2, 1° van de wet van 25 oktober 2016"; 26° er wordt een bepaling onder 72° ingevoegd, luidende : "72° nevendiensten : de nevendiensten als omschreven in artikel 2, 2° van de wet van 25 oktober 2016;"; 27° er wordt een bepaling onder 73° ingevoegd, luidende : "73° handelen voor eigen rekening : met eigen kapitaal handelen in één of meer financiële instrumenten, hetgeen resulteert in het uitvoeren van transacties;"; 28° er wordt een bepaling onder 74° ingevoegd, luidende : "74° multilaterale handelsfaciliteit (Multilateral trading facility - MTF) : een door een beursvennootschap, een kredietinstelling of een marktonderneming geëxploiteerd multilateraal systeem dat verschillende koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten - binnen dit systeem en volgens niet-discretionaire regels - samenbrengt op zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit overeenkomstig het bepaalde in Hoofdstuk II van de wet van 2 augustus 2002 of Titel II van Richtlijn 2014/65/EU;"; 29° er wordt een bepaling onder 75° ingevoegd, luidende : "75° derde bemiddelaar : een bemiddelaar als bedoeld in artikel 65/1, waarbij een kredietinstelling of een beursvennootschap tegoeden van cliënten deponeert;"; 30° er wordt een bepaling onder 76° ingevoegd, luidende : "76° financieel instrument : een financieel instrument als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 1° van de wet van 2 augustus 2002.".

Art. 5.In artikel 4, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden "de diensten en activiteiten vermeld in artikel 46, 1° en 2° van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "de diensten en activiteiten vermeld in artikel 2, 1° en 2° van de wet van 25 oktober 2016".

Art. 6.In artikel 5, eerste lid, 4°, van dezelfde wet, worden de woorden "op grond van de wet van 6 april 1995 en haar uitvoeringsbesluiten" vervangen door de woorden "op grond van de wet van 25 oktober 2016 en haar uitvoeringsbesluiten".

Art. 7.In artikel 20, § 1, 2°, van dezelfde wet wordt een punt r/1) ingevoegd, luidende : "r/1) artikel 107 van de wet van 25 oktober 2016;".

Art. 8.In artikel 33, § 2, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "of van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging" worden vervangen door de woorden ", van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of van een beheervennootschap van alternatieve instellingen voor collectieve belegging "; 2° in de Franse versie worden in fine de woorden "et répondent aux exigences de la présente loi." vervangen door de woorden ", et répondant aux exigences de la présente loi.".

Art. 9.Artikel 44 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Kredietinstellingen die beleggingsdiensten en/of -activiteiten verrichten, moeten zich bovendien aansluiten bij een collectieve beleggers-beschermingsregeling overeenkomstig artikel 384/2 van deze wet.".

Art. 10.In artikel 47, vijfde lid, b), in fine van dezelfde wet worden de woorden ", of Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten." vervangen door de woorden "of Richtlijn 2014/65/EU.".

Art. 11.Artikel 55 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 55.Onverminderd de artikelen 77 en 78 van Verordening nr. 575/2013 mag het eigen vermogen van kredietinstellingen niet dalen onder het bedrag van het overeenkomstig artikel 17, eerste en derde lid vastgestelde minimumkapitaal.".

Art. 12.In artikel 62, § 6, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 december 2015, worden de woorden "Richtlijn 2009/65/EG, in de instellingen voor belegging in schuldvorderingen en" vervangen door de woorden "Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen of in een instelling voor collectieve belegging die geregeld is bij statuten in de zin van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, of".

Art. 13.In artikel 65 van dezelfde wet, waarvan de bestaande tekst paragraaf 3 zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er worden een paragraaf 1 en een paragraaf 2 ingevoegd, luidende : " § 1.Een kredietinstelling mag op om het even welke wijze gebruik maken van financiële instrumenten die aan een cliënt toebehoren mits deze hier vooraf zijn uitdrukkelijke toestemming voor heeft verleend.

De financiële instrumenten van de cliënt mogen uitsluitend worden gebruikt onder de voorwaarden waarmee de cliënt instemt. § 2. De Koning kan, na advies van de Bank en de FSMA, de voorwaarden en regels vaststellen waaraan de door cliënten bij kredietinstellingen verrichte deponeringen van financiële instrumenten moeten voldoen, evenals de voorwaarden en regels voor de handelingen die de kredietinstellingen mogen verrichten met betrekking tot deze financiële instrumenten, met name wat de in paragraaf 1 bedoelde instemming betreft. De Koning kan meer bepaald de nadere regels vaststellen voor het verlenen van de in paragraaf 1 bedoelde instemming. Daarnaast kan de Koning tevens regels uitwerken voor de organisatie, de bescherming van en informatieverstrekking aan de cliënten wat de inontvangstneming van deze financiële instrumenten door de kredietinstellingen en hun deponering bij andere bemiddelaars betreft."; 2° in paragraaf 3 wordt de laatste zin vervangen als volgt : "Zij neemt ook passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de paragrafen 1 en 2 worden nageleefd.".

Art. 14.In Boek II, Titel II, Hoofdstuk III, Afdeling III, Onderafdeling II, van dezelfde wet wordt een artikel 65/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 65/1.§ 1. De kredietinstellingen moeten alle gegevens en rekeningen bijhouden die noodzakelijk zijn om hen op elk ogenblik in staat te stellen de tegoeden die voor een cliënt worden aangehouden onmiddellijk te onderscheiden van de tegoeden die voor andere cliënten worden aangehouden, en van hun eigen tegoeden.

Deze gegevens en rekeningen moeten op zodanige wijze worden bijgehouden dat zij steeds accuraat zijn en inzonderheid de voor cliënten aangehouden financiële instrumenten en gelden weerspiegelen.

De kredietinstellingen moeten op gezette tijden nagaan of hun interne rekeningen en gegevens overeenstemmen met die van eventuele derde bemiddelaars die deze tegoeden aanhouden. § 2. De Koning kan, na advies van de Bank, de voorwaarden en nadere regels vaststellen voor de in paragraaf 1 bedoelde vereisten, alsook, meer algemeen, vereisten aangaande de boekhoudkundige organisatie en de boekhoudregels voor het deponeren van financiële instrumenten bij kredietinstellingen.".

Art. 15.In artikel 72 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 2016, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt : " § 1. Kredietinstellingen mogen rechtstreeks of onrechtstreeks leningen, kredieten of borgstellingen verlenen : 1° aan de leden van hun wettelijk bestuursorgaan en de leden van hun directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, aan de personen belast met de effectieve leiding;2° aan de in artikel 9 bedoelde personen evenals aan de leden van hun verschillende organen en aan de personen die deelnemen aan hun effectieve leiding;3° aan de ondernemingen of instellingen waarin de in 1° bedoelde personen een gekwalificeerde deelneming bezitten of een functie zoals bedoeld in 1° uitoefenen, met uitzondering van de ondernemingen of instellingen waarover de kredietinstelling of haar moederonderneming controle uitoefent;4° aan personen die verbonden zijn met de in 1° bedoelde personen, onder de voorwaarden, ten belope van de bedragen en met de waarborgen die voor hun cliënteel gelden.Van deze leningen, kredieten of borgstellingen moet uitdrukkelijk kennis worden gegeven binnen een termijn die het wettelijk bestuursorgaan in staat stelt zich ertegen te verzetten. Ongeacht het orgaan dat moet beslissen, mogen de leden die een rechtstreeks of onrechtstreeks persoonlijk of functioneel belang hebben, geen zitting hebben.

De in het eerste lid bedoelde leningen, kredieten en borgstellingen worden ter kennis gebracht van de toezichthouder volgens de frequentie en de regels die hij bepaalt.

Wanneer deze verrichtingen niet tegen de normale marktvoorwaarden worden gesloten, kan de toezichthouder eisen dat de overeengekomen voorwaarden worden aangepast op de datum waarop deze verrichtingen uitwerking hadden. Zo niet zijn de leden van het wettelijk bestuursorgaan die de beslissing hebben genomen, tegenover de instelling hoofdelijk aansprakelijk voor het verschil.

De in het eerste en tweede lid bedoelde kennisgevingen aan het wettelijk bestuursorgaan en de toezichthouder dienen niet plaats te vinden wanneer het geheel van leningen, kredieten of borgstellingen aan een bepaalde persoon, onderneming of instelling het bedrag van 100 000 euro niet overschrijdt.".

Art. 16.In artikel 86, vijfde lid, van dezelfde wet, worden de woorden "uiterlijk zes weken na ontvangst van het volledige dossier" vervangen door de woorden "uiterlijk drie maanden na ontvangst van het volledige dossier".

Art. 17.In Boek II, Titel II, Hoofdstuk IV, Afdeling V, Onderafdeling I, van dezelfde wet wordt een artikel 88/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 88/1.Indien de kredietinstelling een beroep wenst te doen op verbonden agenten die op het grondgebied van een andere lidstaat zijn gevestigd, om in die lidstaat beleggingsdiensten en/of -activiteiten alsmede nevendiensten te verrichten, stelt zij de toezichthouder daarvan in kennis en verstrekt zij hem een programma van werkzaamheden, de domiciliëring van de correspondentie in de betrokken lidstaat, de identiteitsgegevens van de verbonden agenten waarop zij van plan is een beroep te doen, evenals een beschrijving van het beoogde gebruik van die verbonden agenten en van de organisatiestructuur, waarbij wordt aangegeven hoe de verbonden agenten hierin passen, met opgave van de rapportagelijnen en de namen van de personen die rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor de verbonden agenten.

Artikel 86, vierde en vijfde lid, is van toepassing.

Tenzij de toezichthouder zich verzet tegen de uitvoering van het project, deelt hij alle in het eerste lid bedoelde gegevens mee aan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat binnen drie maanden na ontvangst van het volledige dossier met de in het eerste lid bedoelde gegevens. De bepalingen van Titel I van Boek III van deze wet die betrekking hebben op de bijkantoren, zijn op de verbonden agenten van toepassing.".

Art. 18.Artikel 89 van dezelfde wet wordt aangevuld met een derde lid, luidende : "Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor wat betreft de wijzigingen in de gegevens bedoeld in artikel 88/1, eerste lid.".

Art. 19.In artikel 90 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 december 2015, waarvan de bestaande tekst van de eerste drie leden paragraaf 1 zal vormen en waarvan het laatste lid paragraaf 3 zal vormen, wordt een nieuwe paragraaf 2 ingevoegd, luidende : " § 2. Indien de kredietinstelling van plan is een beroep te doen op in België gevestigde verbonden agenten om op het grondgebied van een andere lidstaat beleggingsdiensten en/of -activiteiten alsmede nevendiensten te verrichten, deelt zij de identiteitsgegevens van deze agenten mee aan de Bank.

De Bank deelt deze gegevens uiterlijk een maand na ontvangst ervan mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst.".

Art. 20.In artikel 120, a), van dezelfde wet worden de woorden "instellingen voor collectieve belegging met een hefboomeffect" vervangen door de woorden "AICB's die in aanzienlijke mate met hefboomfinanciering werken zoals bedoeld in artikel 111 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van vrijstellingen, algemene voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening, bewaarders, hefboomfinanciering, transparantie en toezicht".

Art. 21.In artikel 121, § 1er, 1°, van dezelfde wet worden de woorden "in artikel 46, 1°, 1., 2. en 4. tot 8., en 2° van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "in artikel 2, 1°, 2 en 4 tot 8, en 2° van de wet van 25 oktober 2016".

Art. 22.In artikel 126, § 2, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden "overeenkomstig de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "overeenkomstig de wet van 25 oktober 2016".

Art. 23.In artikel 135 van dezelfde wet wordt het eerste lid aangevuld met de woorden ", evenals alle opnames van telefoongesprekken of elektronische communicatie of andere overzichten van dataverkeer die in het bezit zijn van de kredietinstelling.".

Art. 24.In artikel 136 van dezelfde wet worden de woorden "In het kader van deze inspecties" vervangen door de woorden "In het kader van het toezicht en met name van de inspecties".

Art. 25.In Boek II, Titel III, Hoofdstuk I van dezelfde wet wordt een artikel 136/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 136/1.Onverminderd artikel 66, tweede lid kan de toezichthouder in geval van uitbesteding ook zijn inspectieprerogatieven uitoefenen als bedoeld in artikel 135, tweede lid, bij de ondernemingen waarop de kredietinstellingen een beroep doen in hun hoedanigheid van dienstverleners (uitbesteding - outsourcing), om na te gaan of de voorwaarden waaronder die diensten worden verricht, geen afbreuk kunnen doen aan de naleving door de kredietinstellingen van hun wettelijke en reglementaire verplichtingen. De in de artikelen 136 en 140 bedoelde prerogatieven kunnen, naar analogie, ook worden uitgeoefend ten aanzien van die dienstverleners.

De bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat waarvan de kredietinstellingen die onder hun toezichtsbevoegdheid vallen, een beroep doen op in België gevestigde dienstverlenende ondernemingen (uitbesteding - outsourcing), mogen ten aanzien van die dienstverleners de in het eerste lid bedoelde prerogatieven uitoefenen, in voorkomend geval met inschakeling van personen die zij daartoe machtigen. Wanneer zij daarom verzoeken kan de toezichthouder zijn prerogatieven namens die autoriteiten uitoefenen.".

Art. 26.In artikel 140, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "depositobescherming" vervangen door de woorden "deposito- en beleggersbescherming".

Art. 27.In artikel 141, § 2, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "en 7°, " ingevoegd tussen de woorden "de artikelen 143, § 1, 1° " en de woorden "en 148".

Art. 28.In artikel 148 van dezelfde wet wordt het woord "banksector" vervangen door de woorden "bank- en financiële sector".

Art. 29.In artikel 164 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 3°, wordt de bepaling onder c) vervangen als volgt : "c) een gereglementeerde onderneming die een beleggingsonderneming is, een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 2, 2° van de wet van 25 oktober 2016, een financiële instelling in de zin van artikel 2, 30° van de wet van 25 oktober 2016;deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die de "beleggingsdienstensector" wordt genoemd;"; 2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Onverminderd artikel 3 van deze wet en paragraaf 1 van dit artikel worden voor de toepassing van het geconsolideerde toezicht zoals opgenomen in de Afdelingen II en IV van dit Hoofdstuk en de uitvoeringsbesluiten en -reglementen ervan verstaan onder : 1° moederkredietinstelling in een lidstaat : een kredietinstelling die een kredietinstelling, een beursvennootschap of een financiële instelling als dochteronderneming heeft of die een deelneming heeft in een kredietinstelling, beursvennootschap of financiële instelling en zelf geen dochteronderneming is van een andere kredietinstelling of een beursvennootschap waaraan in dezelfde lidstaat een vergunning is verleend, of van een in dezelfde lidstaat opgerichte financiële holding of gemengde financiële holding;2° Belgische moederkredietinstelling : een kredietinstelling naar Belgisch recht die een kredietinstelling, een beursvennootschap of een financiële instelling als dochteronderneming heeft of die een deelneming heeft in een dergelijke kredietinstelling, beursvennootschap of financiële instelling en zelf geen dochterneming is van een andere kredietinstelling of een andere beursvennootschap met zetel in België, of van een financiële holding of gemengde financiële holding met zetel in België;3° EER-moederkredietinstelling : een moeder-kredietinstelling die geen dochteronderneming is van een andere kredietinstelling of een beursvennootschap waaraan in een van de lidstaten een vergunning is verleend, of van een in een van de lidstaten opgerichte financiële holding of gemengde financiële holding;4° Belgische EER-moederkredietinstelling : een moederkredietinstelling naar Belgisch recht die geen dochteronderneming is van een andere kredietinstelling of een beursvennootschap waaraan in een van de lidstaten een vergunning is verleend, of van een in een van de lidstaten opgerichte financiële holding of gemengde financiële holding;5° financiële moederholding in een lidstaat : een financiële holding die zelf geen dochteronderneming is van een kredietinstelling of beursvennootschap waaraan in dezelfde lidstaat een vergunning is verleend, of van een in dezelfde lidstaat opgerichte financiële holding of gemengde financiële holding;6° financiële EER-moederholding : een financiële moederholding die geen dochteronderneming is van een kredietinstelling of beursvennootschap waaraan in een van de lidstaten een vergunning is verleend, of van een in een van de lidstaten opgerichte financiële holding of gemengde financiële holding;7° Belgische financiële EER-moederholding : een financiële moederholding naar Belgisch recht die geen dochteronderneming is van een kredietinstelling of beursvennootschap waaraan in een van de lidstaten een vergunning is verleend, of van een in een van de lidstaten opgerichte financiële holding of gemengde financiële holding;8° gemengde financiële moederholding in een lidstaat : een gemengde financiële holding die zelf geen dochteronderneming is van een kredietinstelling of beursvennootschap waaraan in dezelfde lidstaat een vergunning is verleend, of van een in dezelfde lidstaat opgerichte financiële holding of gemengde financiële holding;9° gemengde financiële EER-moederholding : een gemengde financiële moederholding die geen dochteronderneming is van een kredietinstelling of beursvennootschap waaraan in een van de lidstaten een vergunning is verleend, of van een in een van de lidstaten opgerichte financiële holding of gemengde financiële holding;10° Belgische gemengde financiële EER-moederholding : een gemengde financiële moederholding naar Belgisch recht die geen dochteronderneming is van een kredietinstelling of beursvennootschap waaraan in een van de lidstaten een vergunning is verleend, of van een in een van de lidstaten opgerichte financiële holding of gemengde financiële holding; 11° EER-moederinstelling : een moederonderneming die een kredietinstelling of beursvennootschap in een lidstaat is en die geen dochteronderneming is van een andere kredietinstelling of beursvennootschap waaraan in een van de lidstaten een vergunning is verleend, of van een in een van de lidstaten opgerichte financiële holding of gemengde financiële holding."; 3° in paragraaf 3, 7°, worden de woorden "de wet van 6 april 1995," vervangen door de woorden "de wet van 25 oktober 2016, de wet van 19 april 2014 betreffende alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders,".

Art. 30.In artikel 166 van dezelfde wet worden de woorden ", met uitzondering van de artikelen 15, 16 en 17 van de genoemde Verordening" opgeheven.

Art. 31.In artikel 167, § 3, van dezelfde wet worden de woorden "een kredietinstelling, een financiële instelling of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging" vervangen door de woorden "een kredietinstelling, een beursvennootschap of een financiële instelling".

Art. 32.In artikel 168, § 3, van dezelfde wet worden de woorden "hun groep van kredietinstellingen" vervangen door de woorden "geconsolideerd niveau".

Art. 33.In artikel 171 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 2°, worden de woorden "3°, 4° en 5° " vervangen door de woorden "3° tot en met 7° "; 2° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt : "3° indien haar moederonderneming een financiële moederholding in een lidstaat of een gemengde financiële moederholding in een lidstaat of een financiële EER-moederholding of gemengde financiële EER-moederholding is, met in de lidstaat van haar maatschappelijke zetel een dochteronderneming die een kredietinstelling of een beursvennootschap is, door de bevoegde autoriteit van die lidstaat;"; 3° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt : "4° indien meerdere financiële holdings of gemengde financiële holdings, met hoofdkantoor in diverse lidstaten, moederonderneming zijn van kredietinstellingen of beursvennootschappen in diverse lidstaten waaronder een kredietinstelling naar Belgisch recht, en zich in elk van deze andere lidstaten een kredietinstelling of beursvennootschap bevindt, door de bevoegde autoriteit van de kredietinstelling of beursvennootschap met het hoogste balanstotaal;"; 4° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 5° vervangen als volgt : "5° indien meerdere kredietinstellingen of beursvennootschappen in diverse lidstaten, waaronder een kredietinstelling naar Belgisch recht, dezelfde financiële holding of gemengde financiële holding als moederonderneming hebben en aan geen van deze kredietinstellingen of beursvennootschappen een vergunning is verleend in de lidstaat waar de financiële holding of gemengde financiële holding is opgericht, door de voor de kredietinstelling of beursvennootschap met het hoogste balanstotaal bevoegde autoriteit.In geval van een kredietinstelling zal deze voor de toepassing van deze wet beschouwd worden als de kredietinstelling die gecontroleerd wordt door een financiële EER-moederholding of gemengde financiële EER-moederholding;"; 5° paragraaf 1 wordt aangevuld met een bepaling onder 6° en een bepaling onder 7°, luidende : "6° indien haar moederonderneming een EER-moederinstelling is, door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de EER-moederinstelling haar maatschappelijke zetel heeft; 7° indien haar moederonderneming een financiële moederholding in een lidstaat of een gemengde financiële moederholding in een lidstaat of een financiële EER-moederholding of gemengde financiële EER-moederholding is, met in de lidstaat van haar maatschappelijke zetel geen dochteronderneming die een kredietinstelling of beursvennootschap is, door de toezichthouder."; 6° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "3°, 4° en 5° " vervangen door de woorden "3° tot en met 7° "; 7° in paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden "zonder dat een kredietinstelling naar Belgisch recht aanwezig is in het geconsolideerde geheel, zijn de bepalingen die gelden voor de kredietinstellingen als bedoeld in artikel 165, 2°, van overeenkomstige toepassing op de voornoemde holding" vervangen door de woorden "zonder dat een kredietinstelling of beursvennootschap naar Belgisch recht aanwezig is in het geconsolideerde geheel, zijn de bepalingen die gelden voor de kredietinstellingen als bedoeld in artikel 165, 2°, van overeenkomstige toepassing.".

Art. 34.In artikel 174 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "voor het toezicht op kredietinstellingen die dochterondernemingen zijn van een EER-moederkredietinstelling" vervangen door de woorden "voor het toezicht op dochterondernemingen van een EER-moederinstelling";2° in paragraaf 1, eerste lid, 1°, worden de woorden "het geconsolideerde eigen vermogen van de groep van kredietinstellingen" vervangen door de woorden "het geconsolideerde eigen vermogen op geconsolideerd niveau" en de woorden "voor elke entiteit binnen de groep van kredietinstellingen" vervangen door de woorden "voor elke entiteit binnen het geconsolideerd geheel";3° in paragraaf 2, eerste lid, 1°, worden de woorden "de risicobeoordeling van de groep van kredietinstellingen" vervangen door de woorden "de risicobeoordeling op geconsolideerde basis";4° in paragraaf 2, eerste lid, 2°, worden de woorden "van de groep van kredietinstellingen" vervangen door de woorden "op geconsolideerde basis";5° in paragraaf 4, eerste lid, worden de woorden "het toezicht op een kredietinstelling die dochteronderneming is van een EER-moederkredietinstelling" vervangen door de woorden "het toezicht op een dochteronderneming van een EER-moederinstelling".

Art. 35.In artikel 178 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 worden de woorden "en van Verordening nr.575/2013" vervangen door de woorden ", van Verordening nr. 575/2013 en van Richtlijn 2014/65/EU"; 2° in paragraaf 4, 1°, worden de woorden "op kredietinstellingen die dochterondernemingen zijn" vervangen door de woorden "op dochterondernemingen".

Art. 36.In artikel 179, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "kredietinstellingen naar Belgisch recht die dochterondernemingen zijn van een EER-moederkredietinstelling" vervangen door de woorden "dochterondernemingen naar Belgisch recht van een EER-moederinstelling".

Art. 37.Artikel 180 van dezelfde wet wordt als volgt gewijzigd : 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt : " § 1.De toezichthouder werkt voor de uitoefening van het toezicht op geconsolideerde basis nauw samen met de bevoegde autoriteiten die een vergunning hebben verleend aan de entiteiten die in het geconsolideerde toezicht zijn opgenomen. Hij kan aan deze bevoegde autoriteiten vertrouwelijke informatie meedelen of vragen, wanneer ze van essentieel belang of relevant is voor de uitoefening van de toezichtstaken waarmee hij of deze bevoegde autoriteiten krachtens Richtlijn 2013/36/EU, Verordening nr. 575/2013 en Richtlijn 2014/65/EU zijn belast. Daartoe verstrekken zij elkaar op verzoek alle relevante informatie en delen elkaar uit eigen beweging alle essentiële informatie mee."; 2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden ", een beursvennootschap" ingevoegd tussen de woorden "de financiële soliditeit van een kredietinstelling" en de woorden "of een financiële instelling";3° in paragraaf 2, tweede lid, 2°, worden de woorden "kredietinstellingen van de groep" vervangen door de woorden "entiteiten die deel uitmaken van het geconsolideerd geheel";4° in paragraaf 2, tweede lid, 3°, worden de woorden "kredietinstellingen of andere entiteiten van de groep" vervangen door de woorden "entiteiten die deel uitmaken van het geconsolideerd geheel" en de woorden "en beursvennootschappen" ingevoegd tussen het woord "kredietinstellingen" en de woorden "in de groep".

Art. 38.In artikel 181, derde lid, van dezelfde wet worden de woorden "kredietinstellingen naar Belgisch recht die dochterondernemingen zijn van een EER-moederkredietinstelling" vervangen door de woorden "dochterondernemingen naar Belgisch recht van een EER-moederinstelling".

Art. 39.In artikel 182 van dezelfde wet worden de woorden "een beursvennootschap," ingevoegd tussen de woorden "Indien een kredietinstelling," en "een financiële holding".

Art. 40.In de Franse tekst van artikel 185, eerste lid, 2°, van dezelfde wet worden de woorden "société financière mixte" vervangen door de woorden "compagnie financière mixte".

Art. 41.In artikel 210, § 1, 2°, van dezelfde wet worden de woorden "naargelang het geval, artikel 222 van deze wet, artikel 327 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of artikel 96 van de wet van 6 april 1995." vervangen door de woorden "naargelang het geval, de artikelen 222 en 578 van deze wet, voor zover dat laatste artikel 222 van toepassing verklaart op de beursvennootschappen, of artikel 327 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen.".

Art. 42.In artikel 212 van dezelfde wet wordt het artikelnummer "77," ingevoegd tussen het artikelnummer "71," en het artikelnummer "234, § 1".

Art. 43.In artikel 225, eerste lid, 5°, van dezelfde wet worden de woorden "met toepassing van de artikelen 77bis en 77ter van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "met toepassing van de artikelen 65 en 65/1".

Art. 44.In artikel 234, § 1, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2016, worden de woorden "of een van de voorschriften van de artikelen 3 tot en met 7, 14 tot en met 17 en 24, 25 en 26 van Verordening nr. 600/2014" vervangen door de woorden "of Verordening nr. 600/2014".

Art. 45.In artikel 236 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt : "2° de vervanging gelasten van alle of een deel van de leden van het wettelijk bestuursorgaan van de instelling binnen een termijn die hij bepaalt en, zo binnen deze termijn geen vervanging geschiedt, in de plaats van de voltallige bestuurs- en beleidsorganen van de instelling een of meer voorlopige bestuurders of zaakvoerders aanstellen die alleen of collegiaal, naargelang van het geval, de bevoegdheden hebben van de vervangen personen.De toezichthouder maakt zijn beslissing bekend in het Belgisch Staatsblad.

Wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen, kan de toezichthouder een of meer voorlopige bestuurders of zaakvoerders aanstellen zonder vooraf de vervanging te gelasten van alle of een deel van de in het eerste lid bedoelde leiders.

Mits de toezichthouder hiermee instemt, kan of kunnen de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) een algemene vergadering bijeenroepen en de agenda ervan vaststellen.

De toezichthouder kan volgens de modaliteiten die hij bepaalt eisen dat de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) aan hem verslag uitbrengen over de financiële positie van de instelling en over de maatregelen die zij in het kader van hun opdracht hebben genomen, evenals over de financiële positie aan het begin en aan het einde van deze opdracht.

De bezoldiging van de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) wordt vastgesteld door de toezichthouder en gedragen door de instelling.

De toezichthouder kan de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) te allen tijde vervangen, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een meerderheid van aandeelhouders of vennoten, wanneer zij aantonen dat het beleid van de betrokkenen niet langer de nodige waarborgen biedt;"; 2° in paragraaf 1 wordt een bepaling onder 5° /1 ingevoegd, luidende : "5° /1 de instelling gelasten om een deel of het geheel van haar bedrijf of haar net over te dragen.In dat geval zijn de artikelen 77, lid 1, 4°, en 78 van toepassing als de overdracht plaatsvindt tussen kredietinstellingen of tussen een dergelijke instelling en andere financiële instellingen;"; 3° in paragraaf 2 worden de woorden "of wanneer de ernst van de feiten dit rechtvaardigt" ingevoegd tussen de woorden "in uiterst spoedeisende gevallen" en de woorden "de maatregelen als bedoeld".

Art. 46.In Boek II, Titel VIII, Hoofdstuk VI, van dezelfde wet wordt een Afdeling VI ingevoegd, die bestaat uit een artikel 281/1, luidende : "Afdeling VI. - Bevoegdheid met betrekking tot activa, rechten, verbintenissen, aandelen en andere eigendomsinstrumenten die zich in derde landen bevinden

Art. 281/1.§ 1. Wanneer bij een afwikkelingsmaatregel actie wordt ondernomen ten aanzien van activa die zich in een derde land bevinden of ten aanzien van aandelen, andere eigendomsinstrumenten, rechten of verbintenissen die onder het recht van een derde land vallen, kan de afwikkelingsautoriteit verlangen dat : 1° de curator of andere persoon die zeggenschap over de kredietinstelling in afwikkeling uitoefent en de ontvanger verplicht zijn alle noodzakelijke stappen te nemen om ervoor te zorgen dat de overdracht, de afschrijving, de omzetting of de maatregel van kracht wordt;2° de curator of andere persoon die zeggenschap over de kredietinstelling in afwikkeling uitoefent, verplicht is de aandelen, andere eigendomsinstrumenten, activa of rechten te houden of de verbintenissen namens de ontvanger te voldoen totdat de overdracht, de afschrijving, de omzetting of de maatregel van kracht wordt;3° de redelijke uitgaven die de ontvanger bij het uitvoeren van een overeenkomstig 1° en 2° vereiste maatregel rechtmatig heeft gemaakt, op een van de manieren als bedoeld in artikel 272 worden vergoed. § 2. Wanneer de afwikkelingsautoriteit vaststelt dat het, ondanks alle noodzakelijke, door de curator of andere persoon genomen maatregelen als bedoeld in paragraaf 1, 1° uiterst twijfelachtig is of de overdracht, de omzetting of de maatregel met betrekking tot bepaalde activa in een derde land of bepaalde aandelen, andere eigendomsinstrumenten, rechten of verbintenissen die onder het recht van een derde land vallen, van kracht wordt, gaat de afwikkelingsautoriteit niet over tot de overdracht, de afschrijving, de omzetting of de maatregel in kwestie. Indien de afwikkelingsautoriteit reeds opdracht tot de overdracht, de afschrijving, de omzetting of de maatregel heeft gegeven, is deze opdracht met betrekking tot de desbetreffende activa, aandelen, eigendomsinstrumenten of verbintenissen nietig.".

Art. 47.In Titel VIII van Boek II van dezelfde wet wordt een Hoofdstuk VI/1 ingevoegd, dat uit een artikel 281/2 bestaat, luidende : "HOOFDSTUK VI/ 1. - Bevoegdheid tot handhaving van door andere lidstaten genomen maatregelen

Art. 281/2.§ 1. Wanneer een overdracht van aandelen, andere eigendomsinstrumenten of activa, rechten of verbintenissen uitgevoerd met toepassing van Richtlijn 2014/59/EU door de afwikkelingsautoriteit van een andere lidstaat, activa omvat die zich in België bevinden, dan wel rechten of verbintenissen naar Belgisch recht, heeft deze overdracht uitwerking in België of krachtens het Belgische recht. § 2. De afwikkelingsautoriteit verleent aan de afwikkelingsautoriteit van een andere lidstaat bedoeld in paragraaf 1 die de overdracht heeft uitgevoerd of voornemens is uit te voeren, alle redelijke bijstand om te waarborgen dat de aandelen of andere eigendomsinstrumenten of activa, rechten of verbintenissen overeenkomstig alle toepasselijke vereisten aan de ontvanger worden overgedragen. § 3. De aandeelhouders, schuldeisers en derden die door de in paragraaf 1 bedoelde overdracht van aandelen, andere eigendomsinstrumenten, activa, rechten of verbintenissen worden getroffen, zijn niet gerechtigd de overdracht te verhinderen, te betwisten of te vernietigen, zelfs indien in een dergelijk recht voorzien is door het op de aandelen, andere eigendomsinstrumenten, rechten of verbintenissen toepasselijk recht, onverminderd het bepaalde in Hoofdstuk IX. § 4. Wanneer de afwikkelingsautoriteit van een andere lidstaat afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden uitoefent, onder meer met betrekking tot kapitaalinstrumenten in overeenstemming met artikel 59 van Richtlijn 2014/59/EU, en de in aanmerking komende schulden of relevante kapitaalinstrumenten van de instelling in afwikkeling instrumenten of verbintenissen omvatten die vallen onder het Belgische recht of verbintenissen die verschuldigd zijn aan in België gevestigde schuldeisers, wordt de hoofdsom van deze verbintenissen of instrumenten verlaagd of worden deze verbintenissen of instrumenten omgezet op grond van de uitoefening van de afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden door de afwikkelingsautoriteit van de andere lidstaat. § 5. De schuldeisers die getroffen worden door de in paragraaf 4 bedoelde uitoefening van afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden, zijn niet gerechtigd om de verlaging van de hoofdsom van het instrument of de verbintenissen dan wel, al naar gelang het geval, de omzetting ervan te betwisten, onverminderd het bepaalde in Hoofdstuk IX. § 6. In geval van overdracht van aandelen, andere eigendomsinstrumenten of activa, van rechten of verbintenissen die activa omvatten die zich in een andere lidstaat bevinden of van rechten of verbintenissen die onder het recht van een andere lidstaat vallen, of in geval van uitoefening van afschrijvings- of omzettingsbevoegdheden, met name ten aanzien van aanvullende kapitaalinstrumenten met toepassing van artikel 250, en wanneer de in aanmerking komende schulden of relevante kapitaalinstrumenten van de instelling onderworpen zijn aan een afwikkelingsprocedure die instrumenten of verbintenissen omvat die vallen onder het recht van een andere lidstaat of verbintenissen omvat jegens schuldeisers die gevestigd zijn in een andere lidstaat, wordt het volgende bepaald door het Belgisch recht : 1° het recht voor aandeelhouders, schuldeisers en derden om door het instellen van een beroep op grond van artikel 305 de hierboven bedoelde overdracht van aandelen, andere eigendomsinstrumenten, activa, rechten of verbintenissen te betwisten;2° het recht voor schuldeisers om door het instellen van een beroep op grond van artikel 305 de verlaging van de hoofdsom of de omzetting van een instrument of verbintenis als bedoeld in paragraaf 4 te betwisten; 3° de in Hoofdstuk VII bedoelde waarborgen voor de hierboven bedoelde gedeeltelijke overdrachten van activa, rechten of verbintenissen.".

Art. 48.Artikel 312 van dezelfde wet wordt aangevuld met een vijfde paragraaf, luidende : " § 5. Wanneer een kredietinstelling die onder het recht van een andere lidstaat ressorteert, een beroep wenst te doen op in België gevestigde verbonden agenten om er beleggingsdiensten en/of -activiteiten alsmede nevendiensten te verrichten, zijn de paragrafen 1, 2 en 4 van overeenkomstige toepassing. Voor de toepassing van deze Titel worden deze verbonden agenten gelijkgesteld met een bijkantoor van de kredietinstelling.

De Bank brengt de FSMA op de hoogte van de voor het toezicht op de naleving van de gedragsregels relevante elementen in het informatiedossier en van de regels met betrekking tot verbonden agenten.".

Art. 49.Artikel 313 van dezelfde wet wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : " § 3. Wanneer een kredietinstelling die onder het recht van een andere lidstaat ressorteert, in België beleggingsdiensten of -activiteiten alsmede nevendiensten wil verrichten met inschakeling van in die andere lidstaat gevestigde verbonden agenten, is paragraaf 1 van overeenkomstige toepassing.

De Bank maakt op haar website de identiteitsgegevens bekend van de verbonden agenten waarop de kredietinstelling van plan is een beroep te doen.".

Art. 50.In artikel 329 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "met toepassing van Richtlijn 2004/39/EG" vervangen door de woorden "met toepassing van Richtlijn 2014/65/EU en Verordening nr.600/2014"; 2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt de laatste zin vervangen als volgt : "De Europese Commissie en Europese Autoriteit voor effecten en markten worden onmiddellijk van deze maatregelen in kennis gesteld."; 3° in paragraaf 1 wordt een derde lid ingevoegd, luidende : "In het in het tweede lid bedoelde geval kan de toezichthouder de zaak voorleggen aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten en om haar bijstand verzoeken overeenkomstig artikel 19 van Verordening nr. 1095/2010."; 4° in paragraaf 2 wordt het derde lid opgeheven; 5° in paragraaf 3 wordt een derde lid ingevoegd, luidende : "Indien de in paragraaf 2, eerste en tweede lid bedoelde overtredingen van een kredietinstelling, in weerwil van deze maatregelen, blijven aanhouden, neemt de toezichthouder, in voorkomend geval op verzoek van de FSMA, na de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, de nodige maatregelen om de deposanten, de beleggers en andere cliënten en de goede werking van de markten te beschermen."; 6° in paragraaf 4 worden de woorden "en aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten" ingevoegd tussen de woorden "aan de Europese Commissie" en de woorden ", volgens de frequentie" en wordt het woord "laatstgenoemde" vervangen door het woord "eerstgenoemde".

Art. 51.In artikel 333, § 4, van dezelfde wet worden de woorden "of de beleggers" ingevoegd tussen de woorden "voor de bescherming van de spaarders" en de woorden "of voor een gezond en voorzichtig beleid".

Art. 52.Artikel 336 van dezelfde wet, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende : " § 2. Het Belgische bijkantoor van de kredietinstelling kan slechts financiële instrumenten van cliënten in ontvangst nemen indien, bij opening van een insolventieprocedure tegen de kredietinstelling in het derde land, de wetgeving inzake dergelijke procedures het zakelijk eigendomsrecht als bedoeld in artikel 13, tweede lid van het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, gecoördineerd op 27 januari 2004, erkent voor de beleggers die hun financiële instrumenten bij het Belgische bijkantoor hebben gedeponeerd, of indien deze wetgeving aan de belegger een recht toekent ten gevolge van de bewaargeving van de financiële instrumenten, dat een zakelijk recht vormt op grond waarvan hij een vordering tot teruggave kan uitoefenen op deze financiële instrumenten, met uitsluiting van een louter vorderingsrecht.".

Art. 53.In artikel 337 van dezelfde wet wordt het artikelnummer ", 136/1" ingevoegd tussen het artikelnummer "136" en de woorden "en 139 zijn".

Art. 54.In artikel 345 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met de woorden "of Verordening nr. 600/2014"; 2° in het tweede lid worden de woorden "Richtlijn 2004/39/EG" vervangen door de woorden "Richtlijn 2014/65/EU".

Art. 55.In artikel 346 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, a), worden de woorden "of van Verordening nr.575/2013" vervangen door de woorden ", van Verordening nr. 575/2013 of Verordening nr. 600/2014"; 2° in § 4 worden de woorden "door de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen" vervangen door de woorden "door de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering van de Federale Overheidsdienst Financiën";3° in § 5 worden de woorden "Richtlijn 2004/39/EG" vervangen door de woorden "Richtlijn 2014/65/EU".

Art. 56.In artikel 347 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "of Verordening nr.600/2014" ingevoegd tussen de woorden "of op Verordening nr. 575/2013" en de woorden "of indien zij een inbreuk vaststelt"; 2° in § 3 worden de woorden "door de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen" vervangen door de woorden "door de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering van de Federale Overheidsdienst Financiën";3° in § 5 worden de woorden "Richtlijn 2004/39/EG" vervangen door de woorden "Richtlijn 2014/65/EU".

Art. 57.Artikel 348 van dezelfde wet wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4. De financiële tussenpersonen bedoeld in artikel 2, 9° van de wet van 2 augustus 2002 of diegenen die optreden in naam van een dergelijke tussenpersoon, die financiële instrumenten van een cliënt zonder de krachtens artikel 65, § 1, vereiste toestemming op om het even welke wijze gebruiken in hun eigen voordeel of in het voordeel van derden, worden beschouwd als schuldig aan misbruik van vertrouwen en gestraft met de in artikel 491 van het Strafwetboek bepaalde straffen.".

Art. 58.In dezelfde wet wordt het opschrift van Boek VIII vervangen als volgt : "BOEK VIII. BELEGGERS- EN DEPOSITO- BESCHERMINGSREGELINGEN"

Art. 59.In Boek VIII van dezelfde wet wordt een Titel I ingevoegd, die bestaat uit de artikelen 380 tot 384/1, met als opschrift : "Titel I. - Depositobeschermingsregeling"

Art. 60.In artikel 380, tweede lid, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Franse versie wordt in de laatste zin het woord "égale" vervangen door het woord "équivalente";2° de laatste zin wordt aangevuld met de woorden ", voor wat betreft de gedekte activa en het vastgestelde dekkingsniveau".

Art. 61.In artikel 381, tweede lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 april 2016 worden de woorden "een kredietinstelling naar Belgisch recht" vervangen door de woorden "een in artikel 380 bedoelde kredietinstelling".

Art. 62.In Boek VIII van dezelfde wet wordt een Titel II ingevoegd, die de artikelen 384/2 tot 384/6 bevat, luidende : "Titel II. - Beleggersbeschermingsregeling"

Art. 384/2.Iedere in België gevestigde kredietinstelling moet deelnemen aan een collectieve beleggersbeschermingsregeling waaraan zij bijdraagt en die tot doel heeft aan bepaalde categorieën van beleggers een schadevergoeding toe te kennen wanneer het faillissement van een dergelijke instelling is uitgesproken of wanneer de toezichthouder de in artikel 384/3, tweede lid, bedoelde beslissing heeft genomen ten aanzien van een dergelijke instelling.

Het eerste lid geldt niet voor de bijkantoren van kredietinstellingen die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren. Het geldt evenmin voor de bijkantoren van kredietinstellingen die onder het recht van een derde land ressorteren en waarvan de verbintenissen door een beleggersbeschermingsregeling van die staat minstens op evenwaardige wijze gedekt zijn als in het kader van de in het eerste lid bedoelde regeling, voor wat betreft de gedekte activa en het vastgestelde dekkingsniveau.

Het Garantiefonds neemt het beheer en de verrichtingen van de beleggersbeschermingsregeling waar.

Art. 384/3.De toezichthouder informeert het Garantiefonds zo spoedig mogelijk ingeval hij problemen op het spoor komt die waarschijnlijk tot de interventie van de beleggersbeschermingsregeling zullen leiden.

Behalve in de gevallen waarin het faillissement is uitgesproken, neemt de toezichthouder de beslissing waarmee wordt vastgesteld dat een in artikel 384/2 bedoelde kredietinstelling, om redenen die rechtstreeks verband houden met haar financiële positie, niet in staat lijkt te zijn te voldoen aan haar verplichtingen jegens de beleggers tot terugbetaling van de financiële instrumenten die voor hun rekening worden gehouden of die de kredietinstelling verschuldigd is, en dat de kredietinstelling daartoe ook op afzienbare termijn niet in staat zal zijn. Deze vaststelling geschiedt zo spoedig mogelijk en in elk geval uiterlijk vijf werkdagen nadat voor het eerst is vastgesteld dat de kredietinstelling heeft nagelaten een financieel instrument terug te betalen.

Het Fonds zorgt voor de in artikel 384/4 bedoelde schadeloosstelling binnen drie maanden nadat de vordering van de belegger in aanmerking is genomen en het bedrag van die vordering is vastgesteld. De toezichthouder kan deze termijn verlengen met ten hoogste drie maanden. Deze verlenging mag enkel worden toegestaan in zeer uitzonderlijke omstandigheden en in specifieke gevallen.

De kredietinstelling, of, als deze failliet is, de curator, deelt te allen tijde en op verzoek van het Garantiefonds alle gegevens mee die deze laatste nodig heeft om de in artikel 384/4 bedoelde schadevergoeding toe te kennen aan de beleggers. De Koning kan de nadere regels bepalen voor de uitwisseling van de gegevens tussen de kredietinstelling of curator, enerzijds, en het Garantiefonds, anderzijds.

Indien er twijfels rijzen over de juistheid van de gegevens die het Garantiefonds in uitvoering van het vorige lid heeft ontvangen, kijkt de kredietinstelling of de curator deze op zijn verzoek na en deelt in voorkomend geval de verbeterde gegevens mee aan het Garantiefonds.

Art. 384/4.Onverminderd eventuele franchises overeenkomstig het Europese recht, voorziet de door het Garantiefonds ingestelde beleggersbeschermingsregeling, tot een bedrag van maximum 20 000 euro per belegger en per kredietinstelling die aan deze regeling deelneemt, in een schadevergoeding voor niet-terugbetaling van financiële instrumenten die voor rekening van de beleggers worden gehouden of die de kredietinstelling verschuldigd is, ongeacht de munteenheid waarin de financiële instrumenten zijn uitgedrukt.

Art. 384/5.De Koning bepaalt welke informatie de kredietinstellingen aan de beleggers moeten verstrekken over de dekking van hun tegoeden ingevolge de voornoemde regeling.

De aanwending voor reclamedoeleinden van de in het eerste lid bedoelde informatie is beperkt tot de loutere vermelding van de beleggersbeschermingsregeling die een garantie biedt voor de financiële instrumenten waarop de reclame betrekking heeft. De Koning kan toestaan dat aanvullende informatie wordt meegedeeld.

De FSMA ziet toe op de naleving van dit artikel en de ter uitvoering ervan genomen besluiten. Voor de uitvoering van deze opdracht beschikt zij over de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 34, § 1, 1°, 35, §§ 1 en 2, 36, 36bis en 37 van de wet van 2 augustus 2002.

Art. 384/6.Het Garantiefonds treft de nodige maatregelen en schikkingen om de bijkantoren van kredietinstellingen die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren, in staat te stellen deel te nemen aan de beleggersbeschermingsregeling die het beheert, teneinde, binnen de grenzen van deze regeling, de waarborgen verstrekt door de regeling waaraan de instelling in haar staat deelneemt, aan te vullen.

Indien het bijkantoor dat de mogelijkheid van het eerste lid heeft benut, zijn verplichtingen ten aanzien van de beleggersbeschermingsregeling niet nakomt, wendt het Garantiefonds zich in samenwerking met de toezichthouder tot de bevoegde autoriteit die de vergunning heeft verleend aan de kredietinstelling waarvan het bijkantoor afhangt. Indien de toestand niet binnen twaalf maanden wordt verholpen, kan het Garantiefonds, op eensluidend advies van deze autoriteit, het bijkantoor uitsluiten na afloop van een opzeggingstermijn van twaalf maanden. De termijnverbintenissen van voor de uitsluiting blijven gedekt door de beschermingsregeling tot ze vervallen. De andere tegoeden die vóór de uitsluiting werden gehouden, blijven nog twaalf maanden gedekt. De beleggers worden door het bijkantoor of, zo niet, door de toezichthouder op de hoogte gebracht van het verval van de dekking.".

Art. 63.Artikel 418 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 64.In Boek IX, Titel III van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2016, wordt een artikel 419/3 ingevoegd, luidende : "

Art. 419/3.Voor de toepassing van de artikelen 384/2 tot 384/6 dienen de woorden "het Garantiefonds" begrepen te worden als het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten dat optreedt krachtens de wet van 17 december 1998 tot oprichting van een beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten, tot op de datum waarop zijn opdrachten aan het Garantiefonds worden overgedragen.".

Art. 65.In artikel 423 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "in de zin van artikel 164, § 2, 3°, " vervangen door de woorden "in de zin van artikel 164, § 2, 3°, en van de artikelen 574 en 575";2° in de bepaling onder 2° worden de woorden "in de zin van artikel 164, § 2, 4°, " vervangen door de woorden "in de zin van artikel 164, § 2, 4°, en van de artikelen 574 en 575"; 3° er wordt een bepaling onder 2° /1 ingevoegd, luidende : "2° /1 EER-moederbeursvennootschap, een moederbeursvennootschap die geen dochteronderneming is van een andere beursvennootschap of kredietinstelling waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend, of van een in een van de lidstaten opgerichte financiële holding of gemengde financiële holding;"; 4° er wordt een bepaling onder 2° /2 ingevoegd, luidende : "2° /2 moederbeursvennootschap in een lidstaat, een beursvennootschap die een beursvennootschap, een kredietinstelling of een financiële instelling als dochteronderneming heeft of die een deelneming heeft in een beursvennootschap, kredietinstelling of financiële instelling en zelf geen dochteronderneming is van een andere beursvennootschap of een kredietinstelling waaraan in dezelfde lidstaat een vergunning is verleend, of van een in dezelfde lidstaat opgerichte financiële holding of gemengde financiële holding;"; 5° de bepaling onder 10° wordt vervangen als volgt : "10° EER-moederonderneming : een EER-moederkredietinstelling, een EER-moederbeurs-vennootschap, een financiële EER-moeder-holding of een gemengde financiële EER-moederholding;"; 6° de bepaling onder 11° wordt vervangen als volgt : "11° moederonderneming in een lidstaat : een moederkredietinstelling in een lidstaat, een moederbeursvennootschap in een lidstaat, een financiële moederholding in een lidstaat of een gemengde financiële moederholding in een lidstaat;"; 7° de bepaling onder 21° wordt opgeheven.

Art. 66.In artikel 424 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : "1° kredietinstellingen die onder het recht van een lidstaat ressorteren;"; 2° er wordt een bepaling onder 1° /1 ingevoegd, luidende : "1° /1 beursvennootschappen die onder het recht van een lidstaat ressorteren en die overeenkomstig artikel 28, lid 2 van Richtlijn 2013/36/EU een minimumkapitaal hebben van 730 000 euro;"; 3° de bepaling onder 5° wordt vervangen als volgt : "5° in een lidstaat gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen of beursvennootschappen die onder het recht van een derde land ressorteren.".

Art. 67.In artikel 426, § 2 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2015, worden de woorden "overeenkomstig artikel 108, § 2, tweede lid" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 110, § 2, tweede lid".

Art. 68.In artikel 470 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2015, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt : " § 1. Indien een kredietinstelling die onder het recht van een derde land ressorteert of een moederonderneming die onder het recht van een derde land ressorteert, dochterondernemingen heeft in België en in een of meer andere lidstaten of twee of meer bijkantoren heeft die in het licht van de beoordelingscriteria van artikel 51, lid 1, tweede alinea van Richtlijn 2013/36//EU als significant worden aangemerkt door België en door een of meer andere lidstaten, richt de afwikkelingsautoriteit samen met de betrokken buitenlandse afwikkelingsautoriteiten een Europees afwikkelingscollege op.".

Art. 69.In artikel 480 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : "1° activa van een kredietinstelling of moederonderneming die onder het recht van een derde land ressorteert, die zich in België bevinden of onder het Belgische recht vallen; 2° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt : 2° rechten of verplichtingen van een kredietinstelling die onder het recht van een derde land ressorteert, die door haar in België gevestigde bijkantoor zijn geboekt, onder het Belgische recht vallen, dan wel ingeval met dergelijke rechten en verplichtingen samenhangende vorderingen in België afdwingbaar zijn;".

Art. 70.In artikel 483 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Franse tekst wordt de inleidende zin vervangen als volgt : "L'autorité de résolution, après avoir consulté les autorités de résolution étrangères lorsqu'un collège d'autorités de résolution européennes est institué, peut, en application de l'article 479, refuser de reconnaître ou d'exécuter des procédures de résolution de pays tiers si elle considère :"; 2° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt : "2° dat een afwikkelingsmaatregel uit hoofde van artikel 484 met betrekking tot een Belgisch bijkantoor van een kredietinstelling of beursvennootschap die onder het recht van een derde land ressorteert, noodzakelijk is om een of meer afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken;".

Art. 71.In artikel 484 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.De afwikkelingsautoriteit is bevoegd om een maatregel te nemen ten aanzien van een Belgisch bijkantoor van een kredietinstelling of beursvennootschap die onder het recht van een derde land ressorteert indien zij niet het voorwerp uitmaakt van een afwikkelingsprocedure met toepassing van het recht van het derde land of indien deze procedure onder artikel 483 valt. Artikel 287 is van toepassing op de uitoefening van deze bevoegdheid."; 2° in paragraaf 2 wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : "1° het Belgische bijkantoor van een kredietinstelling of beursvennootschap die onder het recht van een derde land ressorteert, vervult niet langer, of vervult waarschijnlijk niet langer, de respectievelijk door de artikelen 333 en 336 en 603 en 605 opgelegde voorwaarden voor het verlenen van de vergunning en de uitoefening van de werkzaamheden in België, en het valt niet te verwachten dat een maatregel van de particuliere sector, een toezichthouder of de autoriteiten van het betrokken derde land ervoor zou zorgen dat het bijkantoor opnieuw aan de voorwaarden voldoet, dan wel het in gebreke blijven van het bijkantoor binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen;".

Art. 72.In dezelfde wet wordt een Boek XII ingevoegd, dat de artikelen 486 tot 622 bevat, luidende : "Boek XII. - Beursvennootschappen Titel I. - Definities - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I. - Definities

Art. 486.Voor de toepassing van dit Boek en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, dient te worden verstaan onder : 1° kleine beursvennootschap : een beursvennootschap die aan de volgende twee voorwaarden voldoet : a) totaal bedrag aan in bewaring ontvangen financiële instrumenten minder dan of gelijk aan 5 000 000 000 euro gedurende twee opeenvolgende boekjaren;en b) de beursvennootschap voldoet aan ten minste twee van de volgende criteria : - gemiddeld aantal werknemers gedurende het betrokken boekjaar van minder dan 250 personen; - balanstotaal van minder dan of gelijk aan 43 000 000 euro; - jaarlijkse netto-omzet van minder dan of gelijk aan 50 000 000 euro.

De Bank kan beslissen dat een beursvennootschap die voldoet aan de twee voorwaarden van het eerste lid, niet als kleine beursvennootschap kan worden aangemerkt wegens met name haar interne organisatie en de aard, de omvang, de verwevenheid met entiteiten binnen of buiten de groep, de complexiteit of het grensoverschrijdende karakter van haar werkzaamheden; 2° een significante beursvennootschap, a) een systeemrelevante beursvennootschap;of b) een beursvennootschap die niet aan ten minste twee van de volgende criteria voldoet : - gemiddeld aantal werknemers gedurende het betrokken boekjaar van minder dan 250 personen; - balanstotaal van minder dan of gelijk aan 43 000 000 euro; - jaarlijkse netto-omzet van minder dan of gelijk aan 50 000 000 euro.

De Bank kan beslissen dat een beursvennootschap die voldoet aan ten minste twee van de criteria bedoeld in b), als significante beursvennootschap kan worden aangemerkt wegens met name haar interne organisatie en de aard, de omvang, de verwevenheid met entiteiten binnen of buiten de groep, de complexiteit of het grensoverschrijdende karakter van haar werkzaamheden; 3° voor België als contactpunt fungerende autoriteit : de FSMA in haar hoedanigheid van bevoegde autoriteit die als contactpunt is aangewezen met toepassing van artikel 79, lid 1 van Richtlijn 2014/65/EU. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 487.Dit Boek regelt de vestiging, de werkzaamheden van, het toezicht op en de eventuele afwikkeling van de beursvennootschappen als bedoeld in artikel 1, paragraaf 3, tweede lid, die in België werkzaam zijn.

Art. 488.De bepalingen van de Boeken II tot X die van toepassing worden verklaard, zijn van overeenkomstige toepassing.

Wanneer die bepalingen van de Boeken II tot X verwijzingen bevatten naar andere bepalingen van diezelfde Boeken of van de Bijlagen I, II, IV, V en VI, zijn die andere bepalingen waarnaar wordt verwezen, eveneens van overeenkomstige toepassing op de beursvennootschappen, te weten, rekening houdend met de eventuele specifieke kenmerken van beursvennootschappen, overeenkomstig de bepalingen van dit Boek.

Art. 489.Wanneer gebruik wordt gemaakt van de term "werkzaamheden die voorkomen op de lijst van artikel 4" in een bepaling van de Boeken II tot X waarnaar verwezen wordt in dit Boek, moet deze term voor de toepassing van deze bepaling op de beursvennootschappen worden opgevat als "beleggingsdiensten en/of -activiteiten alsmede nevendiensten".

Evenzo, wanneer gebruik wordt gemaakt van de term "significant in de zin van artikel 3, 30° " in een bepaling van de Boeken II tot X waarnaar verwezen wordt in dit Boek, moet deze term voor de toepassing van deze bepaling op de beursvennootschappen worden opgevat als "significant in de zin van artikel 486, 2° ".

Art. 490.Dit Boek regelt samen met de bepalingen van Titel II van de wet van 25 oktober 2016 de aangelegenheden bedoeld in artikel 487, § 1.

Titel II. - Beursvennootschappen naar Belgisch recht HOOFDSTUK I. - Toegang tot het bedrijf Afdeling I. - Vergunning

Onderafdeling I. - Vergunningsplicht

Art. 491.Overeenkomstig artikel 6 van de wet van 25 oktober 2016 en ongeacht waar zij haar werkzaamheden uitoefent, moet iedere beursvennootschap naar Belgisch recht vooraleer haar werkzaamheden aan te vatten een vergunning verkrijgen.

Onderafdeling II. - Procedure

Art. 492.Artikel 8 is van toepassing, met dien verstande dat de aanvragers in hun vergunningsaanvraag eveneens moeten vermelden welke in artikel 3, 71° en 72°, bedoelde beleggingsdiensten en/of -activiteiten en nevendiensten en, in voorkomend geval, in artikel 499, § 2, vijfde streepje bedoelde dienst zij voornemens zijn te verrichten. Bovendien verduidelijken zij op welke categorieën financiële instrumenten deze diensten en activiteiten betrekking hebben.

Art. 493.De artikelen 9 en 10 zijn van toepassing.

Art. 494.Artikel 11 is van toepassing, met dien verstande dat : 1° de verwijzingen in het genoemde artikel naar de artikelen 27, 32, 33 en 34 moeten worden gelezen als verwijzingen naar de artikelen 504, 506, 507 en 508;2° paragraaf 2 als volgt moet worden gelezen : "Indien de Bank geen rekening houdt met het advies van de FSMA over de in paragraaf 1, eerste lid bedoelde aangelegenheden, wordt dat met de redenen voor de afwijking vermeld in haar beslissing over de vergunningsaanvraag.Het voornoemde advies van de FSMA over paragraaf 1, eerste lid, 1°, wordt bij de kennisgeving van die beslissing gevoegd.".

Art. 495.§ 1. De Bank verleent een vergunning aan beursvennootschappen die voldoen aan de voorwaarden van Afdeling II. Zij spreekt zich uit over de aanvraag binnen zes maanden na de indiening van een volledig dossier.

De beslissing over de vergunning vermeldt de beleggingsdiensten en -activiteiten evenals de nevendiensten die de beursvennootschap mag verrichten.

Gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van de beursvennootschap kan de Bank de vergunning van de beursvennootschap beperken tot bepaalde diensten of activiteiten of tot bepaalde categorieën financiële instrumenten, alsook in haar vergunning voor het verrichten van bepaalde diensten of activiteiten of met betrekking tot bepaalde financiële instrumenten voorwaarden stellen.

De beslissingen inzake vergunning worden binnen vijftien dagen met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de aanvragers. § 2. In afwijking van paragraaf 1 zal de Bank, in de gevallen bedoeld in artikel 15, lid 3, tweede en derde alinea van Richtlijn 2004/39/EG, haar beslissingen over de vergunningsaanvraag van beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die dochterondernemingen zijn van één of meer moederondernemingen die ressorteren onder het recht van één of meer derde landen, beperken of opschorten, volgens de regels en voor de duur die met toepassing van die bepalingen zijn vastgesteld door de Raad van de Europese Unie of de Europese Commissie.

Art. 496.Artikel 13 is van toepassing. Afdeling II - Vergunningsvoorwaarden

Onderafdeling I - Algemene bepalingen

Art. 497.Behalve met de voorwaarden van deze Afdeling houdt de Bank ook rekening met het vermogen van de aanvragende beursvennootschap om te voldoen aan de in Hoofdstuk II bedoelde bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden en om haar ontwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken onder de voorwaarden die nodig zijn voor de goede werking van het financiële stelsel en voor de veiligheid van de beleggers.

Onderafdeling II - Vennootschapsvorm

Art. 498.Artikel 16 is van toepassing.

Onderafdeling III - Aanvangskapitaal

Art. 499.§ 1. Om een vergunning te kunnen verkrijgen is een kapitaal vereist van ten minste 250 000 euro.

Het kapitaal moet volgestort zijn ten belope van het in het eerste lid bepaalde minimumbedrag. § 2. Beursvennootschappen dienen te beschikken over een volgestort kapitaal van ten minste 730 000 euro om : - transacties in financiële instrumenten voor eigen rekening te kunnen verrichten; - uitgiften van financiële instrumenten over te nemen; - borg te staan voor de plaatsing van die uitgiften; - een MTF uit te baten; - als bewaarder op te kunnen treden voor financiële instrumenten van verzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging of nog voor kredietinstellingen, voor zover deze laatsten handelen voor rekening van hun cliënteel.

Voor de toepassing van deze bepaling wordt het volgende niet beschouwd als het verrichten van transacties voor eigen rekening : 1° het houden van posities in financiële instrumenten buiten de handelsportefeuille om eigen middelen te beleggen;2° het houden van financiële instrumenten voor eigen rekening, mits : a) de posities uitsluitend het resultaat zijn van het feit dat de beursvennootschap niet bij machte is een ontvangen order exact af te sluiten;b) de totale marktwaarde van deze posities niet meer dan 15 % van het aanvangskapitaal van de beursvennootschap vertegenwoordigt;c) de beursvennootschap de vereisten in acht neemt die voor de controle van de solvabiliteit en de beperking van de risico's verbonden aan haar werkzaamheden zijn opgelegd bij Verordening nr. 575/2013 en, in voorkomend geval, door of krachtens artikel 552, voor zover dit artikel 96, § 1, 1°, van toepassing verklaart op de beursvennootschappen die de in artikel 2, 1°, 3 en 6 van de wet van 25 oktober 2016 bedoelde activiteiten uitoefenen, en de artikelen 554, 565 en 583, voor zover zij de artikelen 98, 149, 150 en 234, § 2, 1°, van toepassing verklaren op de beursvennootschappen; d) deze posities een incidenteel en voorlopig karakter hebben en strikt beperkt zijn tot de tijd die voor de uitvoering van de betrokken transactie nodig is. § 3. Voor bestaande vennootschappen die een vergunning aanvragen, worden de uitgiftepremies, de reserves en het overgedragen resultaat, met uitzondering van de herwaarderingsmeerwaarden, voor de toepassing van paragraaf 1 gelijkgesteld met kapitaal.

Onderafdeling IV. - Aandeelhouders of vennoten

Art. 500.Artikel 18 is van toepassing.

Onderafdeling V. - Leiding

Art. 501.De artikelen 19 en 20 zijn van toepassing.

Onderafdeling VI. - Organisatie

Art. 502.De artikelen 21, 22 en 23 zijn van toepassing, met dien verstande dat de verwijzingen in artikel 21 naar de artikelen 27, 32, 33 en 34 moeten worden gelezen als verwijzingen naar de artikelen 504, 506, 507 en 508.

Art. 503.De artikelen 24, 25 en 26 zijn van toepassing op beursvennootschappen.

Art. 504.Onverminderd de taken van het wettelijk bestuursorgaan richten de beursvennootschappen binnen dit orgaan de volgende comités op : 1° een auditcomité;2° een risicocomité;3° een remuneratiecomité;4° een benoemingscomité, die uitsluitend zijn samengesteld uit leden van het wettelijk bestuursorgaan die er geen uitvoerend lid van zijn en waarvan minstens één lid onafhankelijk is in de zin van artikel 526ter van het Wetboek van Vennootschappen;een lid mag niet in meer dan twee van de voornoemde comités zetelen.

Art. 505.De artikelen 28, 29, 30 en 31 zijn van toepassing op beursvennootschappen, met dien verstande dat de verwijzing in artikel 28 naar artikel 27 moet worden gelezen als een verwijzing naar artikel 504.

Art. 506.De artikelen 28, 30 en 504 doen geen afbreuk aan de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen over het auditcomité en het remuneratiecomité in genoteerde vennootschappen in de zin van artikel 4 van dit Wetboek.

Art. 507.§ 1. Beursvennootschappen die niet significant zijn in de zin van artikel 486, 2°, zijn vrijgesteld van de verplichting om binnen hun wettelijk bestuursorgaan de twee comités als bedoeld in de artikelen 30 en 31 op te richten. Deze vennootschappen kunnen bovendien bepalen dat één enkel comité instaat voor de taken van de comités bedoeld in de artikelen 28 en 29. § 2. Indien er met toepassing van paragraaf 1 geen comités worden opgericht als bedoeld in 504, moeten de aan die comités toegewezen taken worden uitgevoerd door het wettelijk bestuursorgaan als geheel.

Wanneer de voorzitter van het wettelijk bestuursorgaan ingevolge een met toepassing van artikel 26 toegestane afwijking, een uitvoerend lid is, neemt hij het voorzitterschap van het wettelijk bestuursorgaan niet waar als dit optreedt in de hoedanigheid van één van de in 504 bedoelde comités. § 3. De Bank kan toestaan dat een beurvennootschap die een dochteronderneming of een kleindochteronderneming is van een gemengde financiële holding, van een verzekeringsholding, van een financiële holding, van een kredietinstelling, van een verzekerings-onderneming, van een herverzekerings-onderneming, van een andere beleggingsonderneming of van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of van een beheervennootschap van alternatieve instellingen voor collectieve belegging, geheel of gedeeltelijk afwijkt van de bepalingen van deze Onderafdeling en kan specifieke voorwaarden vastleggen voor het verlenen van deze afwijkingen, voor zover er binnen de betrokken groepen of subgroepen comités zijn opgericht in de zin van de artikelen 28 tot 31, die bevoegd zijn voor de betrokken beursvennootschap en voldoen aan de vereisten van deze wet.

Art. 508.De artikelen 503 tot 507 zijn niet van toepassing op kleine beursvennootschappen in de zin van artikel 486, 1°.

Art. 509.De artikelen 35, 36, 37, 38, 39 en 40 zijn van toepassing.

Art. 510.De artikelen 41 en 42 zijn van toepassing.

Onderafdeling VII. - Hoofdbestuur

Art. 511.Artikel 43 is van toepassing.

Onderafdeling VIII. - Beleggersbescherming

Art. 512.Iedere beursvennootschap moet zich overeenkomstig artikel 613 van deze wet aansluiten bij een collectieve beleggersbeschermingsregeling. HOOFDSTUK II - Bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden Afdeling I - Algemene bepalingen

Art. 513.Iedere beursvennootschap moet blijvend voldoen aan de door of krachtens de artikelen 497 tot 512 vastgelegde voorwaarden en de voorwaarden die, in voorkomend geval, opgelegd zijn met toepassing van artikel 495, § 1, derde lid.

Zij stelt de Bank in kennis van elke gebeurtenis die afbreuk kan doen aan de naleving van de voorwaarden die met toepassing van artikel 495, § 1, derde lid, zijn opgelegd. Afdeling II. - Wijzigingen in de kapitaalstructuur

Art. 514.Artikel 46 is van toepassing.

Art. 515.§ 1. De artikelen 47, 48 en 49 zijn van toepassing, met dien verstande dat de Bank als enige bevoegd is voor de in deze artikelen bedoelde beoordeling en dat zij in dit verband geen verplichting tot kennisgeving aan de Europese Centrale Bank heeft. § 2. Op verzoek van de Europese Commissie stelt de Bank haar in kennis van elk op grond van artikel 46 voorgelegd voornemen tot verwerving van een deelneming door een moederonderneming die ressorteert onder het recht van een derde land in een Belgische beursvennootschap, waardoor deze haar dochteronderneming zou worden.

De Bank beperkt of schorst de in het eerste lid bedoelde verwerving van een deelneming in de gevallen, onder de voorwaarden en voor de duur die bepaald zijn in artikel 15, leden 3 en 5 van Richtlijn 2004/39/EG.

Art. 516.De artikelen 50, 51 en 52 zijn van toepassing.

Art. 517.Artikel 53 is van toepassing, met dien verstande dat de Bank als enige bevoegd is voor de beoordeling van de in dit artikel bedoelde informatie en dat zij in dit verband geen verplichting tot kennisgeving aan de Europese Centrale Bank heeft.

Art. 518.Artikel 54 is van toepassing. Afdeling III. - Algemene werkingsvoorwaarden

Onderafdeling I. - Minimum eigen vermogen

Art. 519.Onverminderd de artikelen 77 en 78 van Verordening nr. 575/2013 mag het eigen vermogen van beursvennootschappen niet dalen onder het bedrag van het overeenkomstig artikel 499 vastgestelde minimumkapitaal.

Onderafdeling II. - Leiding en leiders

Art. 520.Artikel 56 is van toepassing, met dien verstande dat : 1° de door het wettelijk bestuursorgaan verrichte periodieke beoordeling eveneens betrekking heeft op de doeltreffendheid van de in de artikelen 528, 529 en 533 bedoelde organisatieregeling;2° de verwijzing in artikel 56, § 4, naar artikel 27 moet worden gelezen als een verwijzing naar artikel 504.

Art. 521.Artikel 57 is van toepassing, met dien verstande dat de artikelen 8, § 8, tweede lid en 4, § 2, van Bijlage I niet van toepassing zijn.

Art. 522.Artikel 58 is van toepassing.

Art. 523.Artikel 59 is van toepassing, met dien verstande dat : 1° de in paragraaf 1 bedoelde maatregelen en het in paragraaf 2 bedoelde verslag eveneens betrekking hebben op de doeltreffendheid van de in de artikelen 528, 529 et 533 bedoelde organisatieregeling;2° de Bank het voornoemde verslag ter beschikking stelt van de FSMA volgens de modaliteiten bepaald met toepassing van artikel 138;3° bij de toepassing van de bepalingen van Bijlage I rekening moet worden gehouden met de aard en de specifieke kenmerken van de activiteiten van de beursvennootschap en met het feit dat artikel 8, § 8, tweede lid, en artikel 4, § 2, van de voornoemde Bijlage niet van toepassing zijn.

Art. 524.De artikelen 60 en 61 zijn van toepassing.

Art. 525.Artikel 62 is van toepassing, met dien verstande dat wanneer de Bank gebruikmaakt van de in paragraaf 7 bedoelde mogelijkheid, zij de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de Europese Bankautoriteit daarvan in kennis stelt.

Onderafdeling III - Risicobeheer

Art. 526.Artikel 63 is van toepassing, met dien verstande dat rekening moet worden gehouden met de aard en de specifieke kenmerken van de werkzaamheden van de beursvennootschap en dat artikel 8, § 8, tweede lid, en artikel 4, § 2, van Bijlage I niet van toepassing zijn.

Art. 527.Artikel 64 is van toepassing.

Art. 528.Artikel 65 is van toepassing.

Daarnaast geldt dat wanneer een beursvennootschap gelden aanhoudt die aan cliënten toebehoren, zij passende maatregelen neemt om de rechten van haar cliënten te beschermen en om te voorkomen dat de aan haar cliënten toebehorende gelden voor haar eigen rekening worden gebruikt.

Art. 529.Artikel 65/1 is van toepassing, met dien verstande dat de in paragraaf 2 van het genoemde artikel bedoelde machtiging aan de Koning eveneens betrekking heeft op de vaststelling van de vereisten aangaande de boekhoudkundige organisatie en de boekhoudregels voor het deponeren van gelden bij beursvennootschappen.

Onderafdeling IV. - Uitbesteding

Art. 530.Artikel 66 is van toepassing.

Onderafdeling V. - Het beloningsbeleid en de tenuitvoerlegging ervan

Art. 531.De artikelen 67, 68, 69, 70 en 71 zijn van toepassing.

Onderafdeling VI. - Verrichtingen die beperkt of verboden zijn, betalingen die nietig kunnen worden verklaard en aanhouden van tegoeden van cliënten

Art. 532.Buiten de diensten en werkzaamheden die zij overeenkomstig hun vergunning mogen verrichten en, onverminderd artikel 539, buiten de werkzaamheden die aansluiten bij die diensten of werkzaamheden of die rechtstreeks in het verlengde ervan liggen, of die ermee samenhangen of er een aanvulling op vormen, mogen beursvennootschappen geen andere werkzaamheden verrichten, tenzij met de toestemming van de Bank.

Art. 533.§ 1. Beursvennootschappen mogen van hun cliënten geen gelddeposito's ontvangen, met uitzondering van zichtdeposito's en vernieuwbare termijndeposito's van maximum drie maanden die bestemd zijn voor de verwerving van financiële instrumenten of die moeten worden terugbetaald. De duur van vernieuwde termijndeposito's mag niet langer zijn dan één jaar, tenzij voor de betrokken deposito's een langere duur noodzakelijk is in het kader van een met de cliënt gesloten overeenkomst voor vermogensbeheer. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde deposito's dienen te worden geplaatst bij een of meer entiteiten die de hoedanigheid hebben van : 1° centrale bank;2° kredietinstelling die onder het recht van een andere lidstaat ressorteert;3° kredietinstelling die onder het recht van een derde land ressorteert;4° erkend geldmarktfonds. De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet voor onmiddellijk opeisbare gelden, noch voor binnen een maximumtermijn van drie werkdagen opeisbare gelden of voor gelden die ter dekking van verplichtingen van cliënten zijn verstrekt.

De in het eerste lid bedoelde entiteiten mogen op de gelden die op een gezamenlijke of geïndividualiseerde cliëntenrekening zijn geplaatst, geen recht doen gelden ingevolge eigen vorderingen op de beursvennootschap die deze rekening heeft geopend. Beslag onder derden door de schuldeisers van de beursvennootschap op deze rekeningen en hun saldo is evenmin toegestaan. § 3. Indien een insolventieprocedure wordt geopend tegen de beursvennootschap, worden de gelden die met toepassing van paragraaf 2 zijn geplaatst op een gezamenlijke cliëntenrekening of op een geïndividualiseerde rekening die de identificatie van individuele cliënten toelaat, met uitzondering van de deposito's die door hun titularis konden worden teruggevorderd, bij bijzonder voorrecht aangewend voor de terugbetaling van de deposito's als bedoeld in paragraaf 1, met uitsluiting van de in paragraaf 2, tweede lid, bedoelde deposito's. § 4. De Koning kan, na advies van de Bank en de FSMA, de voorwaarden en regels vaststellen waaraan de door cliënten bij beursvennootschappen geplaatste gelddeposito's moeten voldoen, evenals de voorwaarden en regels voor de beleggingen die de beursvennootschappen met deze gelden mogen verrichten. Deze voorwaarden en regels hebben tevens betrekking op de regels inzake de organisatie, de bescherming van en de informatieverstrekking aan de cliënten wat de inontvangstneming van deze gelden door de beursvennootschappen en hun belegging bij andere bemiddelaars betreft.

Om de tegoeden van de cliënten te beschermen kan de Bank, na advies van de FSMA, in uitzonderlijke omstandigheden de met toepassing van het eerste lid vastgestelde bepalingen aanvullen via reglementen vastgesteld met toepassing van artikel 12bis, § 2 van de wet van 22 februari 1998. De Bank stelt de Europese Commissie onverwijld in kennis van alle aanvullende bepalingen die zij overeenkomstig dit lid wil opleggen, en dit ten minste twee maanden vóór de inwerkingtreding ervan. De kennisgeving bevat een motivering voor die aanvullende bepalingen.

Art. 534.Beursvennootschappen mogen rechtstreeks noch onrechtstreeks leningen of kredieten verstrekken, met uitzondering van : 1° de in artikel 2, 2°, 2, van de wet van 25 oktober 2016 bedoelde leningen en kredieten;2° voorschotten aan ondernemingen waarin de beursvennootschap een deelneming bezit, als wederbelegging van haar eigen vermogen;3° het lenen van financiële instrumenten;4° leningen aan de effectenbeursvennootschappen en de vennootschappen die de gereglementeerde markten besturen, op voorwaarde dat ze er vennoot of lid van zijn.

Art. 535.Onverminderd artikel 534, is artikel 72 van toepassing, met dien verstande dat het bedrag van 100 000 euro als bedoeld in paragraaf 1, vierde lid, verlaagd wordt tot 25 000 euro.

Art. 536.Artikel 73 is van toepassing.

Art. 537.§ 1. Beursvennootschappen mogen enkel een beroep doen op in België gevestigde tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten die naar behoren zijn ingeschreven overeenkomstig artikel 5, § 1, van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten.

Indien zij een beroep wensen te doen op in een andere lidstaat gevestigde verbonden agenten, dienen beursvennootschappen zich ervan te vergewissen dat deze personen in de betrokken lidstaat zijn ingeschreven in het register bedoeld in artikel 29, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU. Zij vergewissen zich van de beperkingen die in de betrokken lidstaat van toepassing zijn op verbonden agenten. § 2. Beursvennootschappen die samenwerken met verbonden agenten blijven volledig en onvoorwaardelijk verantwoordelijk voor elke handeling of elk verzuim van deze verbonden agenten die voor hun rekening optreden, in het bijzonder wanneer zij deze verbonden agenten toelaten transacties te verrichten met gelden en/of financiële instrumenten van cliënten.

De beursvennootschappen zien erop toe dat de verbonden agenten waarmee zij samenwerken kenbaar maken in welke hoedanigheid zij optreden voordat zij zaken doen met een cliënt. § 3. De beursvennootschappen dienen de werkzaamheden van hun verbonden agenten te controleren. Zij treffen afdoende maatregelen ter voorkoming van de negatieve gevolgen die de eventuele aanvullende activiteiten van de verbonden agenten zouden kunnen hebben op de werkzaamheden die deze agenten voor rekening van de beursvennootschappen verrichten. § 4. De Bank kan de bepalingen van dit artikel aanvullen via reglementen vastgesteld met toepassing van artikel 12bis, § 2, van de wet van 22 februari 1998. Die reglementen kunnen inzonderheid de verplichtingen bepalen die gelden voor beursvennootschappen die een beroep doen op verbonden agenten.

Onderafdeling VII. - Mededeling van informatie over de situatie van de beursvennootschap

Art. 538.Artikel 75 is van toepassing. Afdeling IV. - Wijzigingen in het programma van werkzaamheden en

bijzondere verrichtingen Onderafdeling I. - Wijzigingen in het programma van werkzaamheden

Art. 539.Artikel 76 is van toepassing.

Art. 540.Wanneer de wijzigingen in het programma van werkzaamheden ertoe strekken de werkzaamheden van de beursvennootschap uit te breiden teneinde bijkomende diensten en/of werkzaamheden, als bedoeld in artikel 3, 71° en 72°, waarvoor zij nog geen vergunning heeft, aan te bieden, dient de beursvennootschap een verzoek tot uitbreiding van haar vergunning in overeenkomstig artikel 492. Artikel 493, voor zover dit artikel 10 van toepassing verklaart op de beursvennootschappen, de artikelen 494 tot 496 en artikel 7 van de wet van 25 oktober 2016 zijn van toepassing.

Onderafdeling II. - Strategische beslissingen, beleggingsbeslissingen en fusies van en overdrachten tussen beursvennootschappen

Art. 541.Artikel 77 is van toepassing, met dien verstande dat het eerste lid, 2°, als volgt moet worden gelezen : "Beslissingen om kapitaalvertegenwoordigende effecten te verwerven van een onderneming waarvan de werkzaamheden niet zijn opgenomen in artikel 3, 71° en 72°, voor een bedrag van minstens 100 000 euro of een bedrag van 5 % van het eigen vermogen van de beursvennootschap.".

Art. 542.Artikel 78 is van toepassing.

Onderafdeling III. - Opening of verwerving van dochterondernemingen in het buitenland

Art. 543.Iedere beursvennootschap die voornemens is om, rechtstreeks of via de tussenkomst van een financiële holding of van een gemengde financiële holding, in het buitenland een dochteronderneming te verwerven of op te richten die een werkzaamheid als bedoeld in de artikelen 4 of artikel 3, 71° en 72° uitoefent, stelt de Bank daarvan in kennis. Bij deze kennisgeving wordt informatie gevoegd over de werkzaamheden, de organisatie, de aandeelhoudersstructuur en de leiding van de betrokken onderneming.

Onderafdeling IV - Uitoefening van werkzaamheden in het buitenland

Art. 544.Artikel 86 is van toepassing, met dien verstande dat : 1° de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden opgevat moeten worden als de beleggingsdiensten en/of -activiteiten en nevendiensten bedoeld in artikel 3, 71° en 72° ;2° het in het tweede lid bedoelde programma van werkzaamheden met name het volgende moet vermelden : de financiële instrumenten, de beleggingsdiensten en/of -activiteiten evenals de nevendiensten die het bijkantoor van plan is te verrichten, en of het bijkantoor voornemens is een beroep te doen op verbonden agenten.

Art. 545.Artikel 87 is van toepassing, met dien verstande dat de Bank aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst nadere gegevens verstrekt over de beleggersbeschermingsregeling waaraan de beursvennootschap deelneemt overeenkomstig artikel 613. Eventuele wijzigingen in die gegevens worden door de Bank aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst meegedeeld.

Art. 546.De artikelen 88 en 88/1 zijn van toepassing.

Art. 547.Artikel 89 is van toepassing, ook wat de informatie bedoeld in artikel 544, 2°, en 545 betreft.

Art. 548.§ 1. Elke beursvennootschap die, zonder er een bijkantoor op te richten, op het grondgebied van een andere lidstaat voor het eerst alle of een deel van de in artikel 3, 71° en 72°, bedoelde beleggingsdiensten en/of -activiteiten of nevendiensten wenst te verrichten die zij in België mag verrichten, of die haar aanbod aan diensten of activiteiten wenst uit te breiden, verstrekt aan de Bank de volgende informatie : 1° de lidstaat waar zij voornemens is werkzaamheden uit te oefenen;2° een programma van werkzaamheden waarin met name wordt aangegeven welke beleggingsdiensten en/of -activiteiten en nevendiensten zij voornemens is te verrichten, met betrekking tot welke financiële instrumenten zij diensten wil verstrekken, alsook of zij van plan is om op het grondgebied van de lidstaat een beroep te doen op in België gevestigde verbonden agenten, in welk geval zij de identiteitsgegevens van die verbonden agenten aan de Bank meedeelt. § 2. Artikel 90 is van toepassing, met uitzondering van paragraaf 1, eerste lid.

Art. 549.Artikel 91 is van toepassing.

Art. 550.In geval van wijziging van een van de overeenkomstig artikel 548 verstrekte gegevens stelt de beursvennootschap de Bank daar schriftelijk van in kennis, en dit ten minste een maand voordat de wijziging plaatsvindt.

De Bank stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst en, in voorkomend geval, de FSMA, in kennis van de wijziging. Afdeling V. - Reglementaire normen en verplichtingen

Onderafdeling I. - Prospectief beheer van eigen vermogen en liquiditeit

Art. 551.Artikel 94 is van toepassing.

Onderafdeling II. - Globaal vereiste van een tier 1-kernkapitaalbuffer

Art. 552.De artikelen 95 en 96 zijn van toepassing op beursvennootschappen die de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, 1°, 3 en 6 van de wet van [FSMA] 2016 uitoefenen.

Onderafdeling III - Macroprudentieel of systeemrisico

Art. 553.Artikel 97 is van toepassing.

Onderafdeling IV. - Reglementeringsbevoegdheid van de Bank

Art. 554.Artikel 98 is van toepassing.

Onderafdeling V. - Maatregelen strekkende tot wedersamenstelling van het tier 1-kernkapitaal

Art. 555.De artikelen 99 tot 105 zijn van toepassing, met inbegrip van alle bepalingen van Bijlage V. Afdeling VI. - Periodieke informatieverstrekking en boekhoudregels

Art. 556.De artikelen 106 en 107 zijn van toepassing. Afdeling VII. - Herstelplannen

Art. 557.De artikelen 108 tot 116, met uitzondering van artikel 110, § 2, zijn van toepassing op de in artikel 499, § 2 bedoelde beursvennootschappen. HOOFDSTUK III. - Toezicht op de beursven-nootschappen Afdeling I. - Toezicht door de Bank en de FSMA

Art. 558.§ 1. De Bank waakt erover dat elke beursvennootschap werkt overeenkomstig de bepalingen van deze wet, haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen en de rechtstreeks toepasbare Europese verordeningen, onverminderd de bevoegdheden toegekend aan de FSMA op grond van artikel 45, § 1, eerste lid, 3°, en § 2, van de wet van 2 augustus 2002. § 2. Artikel 134, § 2 is van toepassing.

Art. 559.De artikelen 135, 136, 136/1, 137, 138, 139 en 140 zijn van toepassing. Afdeling II. - Procedure van prudentieel toezicht

Onderafdeling I. - Programma voor prudentieel toezicht

Art. 560.Artikel 141 is van toepassing.

Onderafdeling II. - Procedure van prudentiële toetsing en evaluatie

Art. 561.Artikel 142 is van toepassing.

Wanneer een vrijstelling wordt verleend op grond van artikel 15 van Verordening nr. 575/2013, zijn de in artikel 142 opgenomen vereisten van toepassing op het toezicht op de beursvennootschap op individuele basis.

Art. 562.Onverminderd Verordening nr. 575/2013 is artikel 143 van toepassing.

Onderafdeling III. - Onderzoek van de interne benaderingen en methodes

Art. 563.De artikelen 144, 145, 146, en 147 zijn van toepassing.

Onderafdeling IV. - Stresstests

Art. 564.Artikel 148 is van toepassing.

Onderafdeling V. - Prudentiële maatregelen

Art. 565.De artikelen 149, 150, 151, 152 en 153 zijn van toepassing.

Onderafdeling VI. - Beursvennootschappen met soortgelijke risicoprofielen

Art. 566.Artikel 154 is van toepassing. Afdeling III. - Toezicht op in een andere lidstaat uitgeoefende

werkzaamheden Onderafdeling I. - Definities

Art. 567.Artikel 155 is van toepassing.

Onderafdeling II. - Toezicht op de werkzaamheden

Art. 568.Artikel 156 is van toepassing.

Onderafdeling III. - Uitzonderingsmaatregelen

Art. 569.Wanneer de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat waar een beursvennootschap naar Belgisch recht een bijkantoor heeft gevestigd of beleggingsdiensten of -activiteiten of nevendiensten uitoefent als bedoeld in artikel 3, 71° en 72°, in het kader van het vrij verrichten van diensten, de Bank ervan in kennis stellen dat de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn in die lidstaat en waarop zij toezicht uitoefenen in uitvoering van Richtlijn 2014/65/EU, worden overtreden, treft de Bank zo spoedig mogelijk alle passende maatregelen, met name deze bedoeld in de artikelen 234 tot 236, of doet zij deze maatregelen treffen, teneinde deze toestand te verhelpen.

De Bank deelt deze maatregelen onverwijld mee aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst.

Onderafdeling IV. - Samenwerking

Art. 570.Artikel 158 is van toepassing.

Onderafdeling V. - Significante bijkantoren

Art. 571.De artikelen 159, 160 en 161 zijn van toepassing op de beursvennootschappen die een vergunning hebben om de diensten vermeld in artikel 2, 1°, 3 en 6, van de wet van 25 oktober 2016 te verlenen.

Onderafdeling VI. - Controle ter plaatse

Art. 572.Artikel 162 is van toepassing. Afdeling IV. - Groepstoezicht

Onderafdeling I. - Geconsolideerd toezicht op de beursvennootschappen

Art. 573.Beursvennootschappen naar Belgisch recht die deel uitmaken van een geconsolideerd geheel dat tevens een kredietinstelling naar Belgisch recht omvat, en met als moederonderneming : 1° een moederkredietinstelling naar Belgisch recht;of 2° een financiële moederholding in een lidstaat of een gemengde financiële moederholding in een lidstaat, zijn voor hun toezicht op geconsolideerde basis onderworpen aan de bepalingen van Boek II, Titel III, Hoofdstuk IV, Afdeling II en Afdeling IV. De verwijzingen in artikel 168, § 1, naar de artikelen 27, 32, 33 en

34 moeten worden gelezen als verwijzingen naar de artikelen 504, 506, 507 en 508.

Art. 574.Op beursvennootschappen naar Belgisch recht die deel uitmaken van een geconsolideerd geheel dat tevens een kredietinstelling naar Belgisch recht omvat en met als moederonderneming een beursvennootschap naar Belgisch recht, zijn, voor wat betreft hun toezicht op geconsolideerde basis, de bepalingen van Boek II, Titel III, Hoofdstuk IV, Afdeling II en Afdeling IV van overeenkomstige toepassing.

De verwijzingen in artikel 168, § 1, naar de artikelen 27, 32, 33 en 34 moeten worden gelezen als verwijzingen naar de artikelen 504, 506, 507 en 508.

Art. 575.Op beursvennootschappen naar Belgisch recht die deel uitmaken van een geconsolideerd geheel dat geen kredietinstelling naar Belgisch recht omvat en met als moederonderneming : 1° een beursvennootschap naar Belgisch recht, of 2° een financiële moederholding in een lidstaat of een gemengde financiële moederholding in een lidstaat, zijn, voor wat betreft hun toezicht op geconsolideerde basis, de bepalingen van Boek II, Titel III, Hoofdstuk IV, Afdeling II en Afdeling IV, van overeenkomstige toepassing. De verwijzingen in artikel 168, § 1, naar de artikelen 27, 32, 33 en

34 moeten worden gelezen als verwijzigingen naar de artikelen 504, 506, 507 en 508.

Art. 576.Het toezicht op geconsolideerde basis op beursvennootschappen naar Belgisch recht als bedoeld in artikel 575, wordt uitgeoefend door de Bank.

Onderafdeling II. Aanvullend conglomeraatstoezicht

Art. 577.Op beursvennootschappen naar Belgisch recht : zijn, voor wat betreft hun aanvullend conglomeraatstoezicht, de bepalingen van Boek II, Titel III, Hoofdstuk IV, Afdeling III en Afdeling IV van overeenkomstige toepassing.

1° die aan het hoofd staan van een financieel conglomeraat;of 2° met als moederonderneming een gemengde financiële holding in een lidstaat Afdeling V.- Revisoraal toezicht

Art. 578.De artikelen 220, 221, 222, 223 en 224 zijn van toepassing.

Art. 579.Artikel 225 is van toepassing, met dien verstande dat : 1° wat betreft de gevallen bedoeld in artikel 225, eerste lid, 4°, a) tot c), de erkend commissarissen bij de Bank ook melding dienen te maken van feiten of besluiten waarvan zij kennis zouden hebben gekregen bij de uitvoering van één van de in dit artikel bedoelde taken bij een onderneming die nauwe banden heeft met de beursvennootschap waar zij die taak uitvoeren;2° het verslag bedoeld in artikel 225, eerste lid, 5°, eveneens betrekking moet hebben op de deugdelijkheid van de maatregelen die de beursvennootschap heeft getroffen ter vrijwaring van de tegoeden van de cliënten met toepassing van artikel 533 en van de op grond van deze bepaling door de Koning genomen uitvoeringsmaatregelen.

Art. 580.Artikel 225/1 is van toepassing. HOOFDSTUK IV. - Afwikkelingsplannen

Art. 581.De artikelen 226 tot 232 zijn van toepassing op de in artikel 499, § 2, bedoelde beursvennootschappen. HOOFDSTUK V. - Intrekking van de vergunning

Art. 582.Artikel 233 is van toepassing, met dien verstande dat de beslissing tot intrekking en de redenen daarvoor door de Bank ter kennis worden gebracht van de Europese Autoriteit voor effecten en markten. HOOFDSTUK VI. - Herstelmaatregelen Afdeling I. - Dwingende maatregelen

Art. 583.Artikel 234 is van toepassing. Afdeling II. - Uitvoering van het herstelplan

Art. 584.Artikel 235 is van toepassing op de in artikel 499, § 2, bedoelde beursvennootschappen. Afdeling III. - Uitzonderlijke herstelmaatregelen

Art. 585.Artikel 236 is van toepassing, met dien verstande dat de Bank de beslissing tot herroeping neemt en dat deze beslissing en de redenen daarvoor door de Bank ter kennis worden gebracht van de Europese Autoriteit voor effecten en markten.

Art. 586.Artikel 237 is van toepassing.

Art. 587.Artikel 238 is van toepassing. HOOFDSTUK VII. - Afwikkeling van beursvennootschappen

Art. 588.De artikelen 242 tot 311 zijn van toepassing op de in artikel 499, § 2, bedoelde beursvennootschappen.

Titel III. - Beursvennootschappen naar buitenlands recht HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling

Art. 589.Voor de toepassing van deze Titel wordt onder "buitenlandse beursvennootschappen" verstaan de ondernemingen naar buitenlands recht, ongeacht of het om het recht van een lidstaat of van een derde land gaat, die overeenkomstig het recht waaronder ze ressorteren, in hun lidstaat van herkomst diensten en activiteiten als bedoeld in artikel 1, § 3, tweede lid, mogen verrichten. HOOFDSTUK II. - Bijkantoren en werkzaamheden in het kader van het vrij verrichten van diensten in België van buitenlandse beursvennootschappen die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren Afdeling I. - Toegang tot het bedrijf in België

Art. 590.§ 1. Overeenkomstig artikel 10 van de wet van 25 oktober 2016 mogen buitenlandse beursvennootschappen die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren en die op grond van hun nationaal recht in hun lidstaat van herkomst beleggingsdiensten en/of -activiteiten alsmede nevendiensten mogen verrichten, deze werkzaamheden aanvatten via de vestiging van een bijkantoor zodra de Bank hen met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs in kennis heeft gesteld van hun registratie als bijkantoor van een buitenlandse beursvennootschap van een andere lidstaat.

Deze kennisgeving geschiedt uiterlijk twee maanden nadat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de buitenlandse beursvennootschap het op grond van de Europeesrechtelijke bepalingen ter zake vereiste informatiedossier heeft meegedeeld. Indien de beursvennootschap binnen de vastgestelde termijn geen kennisgeving ontvangt, mag zij het bijkantoor desalniettemin openen en de voornoemde werkzaamheden aanvatten, mits zij de voor België als contactpunt fungerende autoriteit hiervan in kennis stelt.

Nevendiensten mogen in België alleen samen met een beleggingsdienst en/of een beleggingsactiviteit worden verricht. § 2. De Bank brengt de FSMA op de hoogte van de elementen in het informatiedossier die relevant zijn voor het toezicht op de naleving van de regels die onder haar bevoegdheid vallen. § 3. De paragrafen 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op buitenlandse beursvennootschappen die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren en die een beroep wensen te doen op in België gevestigde verbonden agenten om er beleggingsdiensten en/of -activiteiten alsmede nevendiensten te verrichten. De bepalingen van dit Hoofdstuk die betrekking hebben op de bijkantoren, zijn op deze verbonden agenten van toepassing.

Art. 591.§ 1. Overeenkomstig artikel 11 van de wet van 25 oktober 2016 mogen buitenlandse beursvennootschappen die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren en die op grond van hun nationaal recht in hun lidstaat van herkomst beleggingsdiensten en/of -activiteiten alsmede nevendiensten mogen verrichten, deze werkzaamheden in België aanvatten in het kader van het vrij verrichten van diensten, zodra de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst aan de voor België als contactpunt fungerende autoriteit de op grond van de Europeesrechtelijke bepalingen ter zake vereiste kennisgeving heeft verstuurd.

Nevendiensten mogen in België alleen samen met een beleggingsdienst en/of een beleggingsactiviteit worden verricht. § 2. Paragraaf 1 is van overeenkomstige toepassing op buitenlandse beursvennootschappen die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren en die in België beleggingsdiensten of -activiteiten alsmede nevendiensten willen verrichten met inschakeling van in die andere lidstaat gevestigde verbonden agenten.

De Bank maakt op haar website de identiteitsgegevens bekend van de verbonden agenten waarop de vennootschap van plan is een beroep te doen. Afdeling II. - Bedrijfsuitoefening

Art. 592.De volgende bepalingen zijn van toepassing onverminderd de regels die door of krachtens de wet van 2 augustus 2002 zijn vastgesteld en onverminderd de andere bepalingen die aan de Bank bevoegdheden verlenen ten aanzien van de in artikel 590 bedoelde bijkantoren en de in artikel 591 bedoelde vennootschappen : 1° artikel 527, dat betrekking heeft op de door een bijkantoor uitgevoerde transacties;2° artikel 533, § 3, voor zover de in artikel 590 bedoelde bijkantoren ervoor opteren, met instemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, om de regels voor de belegging van gelddeposito's die vastgelegd zijn in artikel 533, § 2, en de ter uitvoering van artikel 533 genomen besluiten, na te leven. Afdeling III. - Periodieke informatieverstrekking en boekhoudregels

Art. 593.De artikelen 317 en 318 zijn van toepassing, met dien verstande dat de verwijzingen in de genoemde artikelen naar artikel 312 moeten worden opgevat als verwijzingen naar artikel 590. Afdeling IV. - Toezicht op de bijkantoren

Onderafdeling I. - De Bank in haar hoedanigheid van autoriteit van de lidstaat van ontvangst

Art. 594.De in artikel 590 bedoelde bijkantoren vallen onder het toezicht van de Bank voor de in de artikelen 592 en 593 bedoelde doeleinden, voor zover de in deze bepalingen bedoelde materies tot de bevoegdheid behoren van de Bank. Artikel 558 en artikel 559, voor zover dit laatste artikel de artikelen 135, 136 en 139 van toepassing verklaart op de beursvennootschappen, zijn in die mate van toepassing.

Art. 595.Artikel 320 is van toepassing.

Art.596. Artikel 321 is van toepassing.

Onderafdeling II. - Significante bijkantoren

Art. 597.De artikelen 322 en 323 zijn van toepassing op buitenlandse beursvennootschappen die een vergunning hebben om de diensten vermeld in artikel 2, 1°, 3 en 6 van de wet van 25 oktober 2016 te verlenen.

Onderafdeling III. - Controle ter plaatse

Art. 598.De artikelen 324, 325 en 326 zijn van toepassing, met dien verstande dat de verwijzingen in de genoemde artikelen naar de artikelen 312, 315 en 319, moeten worden opgevat als verwijzingen naar de artikelen 590, 592 en 594. Afdeling V. - Uitzonderingsmaatregelen

Art. 599.Artikel 329 is van toepassing, met dien verstande dat paragraaf 5 niet van toepassing is op buitenlandse beursvennootschappen.

Art. 600.Artikel 330 is van toepassing. Afdeling VI. - Bijkantoren en dienstverleningsactiviteiten in België

van buitenlandse beursvennootschappen die niet onder Richtlijn 2014/65/EU vallen

Art. 601.De artikelen 590 tot 600 zijn niet van toepassing op buitenlandse beursvennootschappen die onder het recht van een andere lidstaat ressorteren en die buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/65/EU vallen op grond van artikel 2, lid 1, onder l) en m), en artikel 3 van die richtlijn.

De bepalingen van Hoofdstuk III zijn van toepassing op de bijkantoren en de dienstverleningsactiviteiten in België van die vennootschappen. HOOFDSTUK III. - Bijkantoren in België van buitenlandse beursvennootschappen van derde landen

Art. 602.De bepalingen van dit Hoofdstuk doen geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 46 tot 49 van Verordening nr. 600/2014 en van de artikelen 13 en 14 van de wet van 25 oktober 2016. Afdeling I. - Toegang tot het bedrijf in België

Art. 603.§ 1. De buitenlandse beursvennootschappen die onder het recht van een derde land ressorteren moeten, alvorens een bijkantoor te openen om beleggingsdiensten of -activiteiten te verrichten in België, een vergunning verkrijgen van de Bank.

In dit verband zijn de volgende artikelen van toepassing : 1° de artikelen 491, 492, 493, voor zover dit laatste artikel 9 van toepassing verklaart op de beursvennootschappen, evenals de artikelen 495, 496 et 497, met dien verstande dat : - de verwijzing naar artikel 493, voor zover dit artikel 9 van toepassing verklaart op de beursvennootschappen, geldt voor de buitenlandse beursvennootschap waaronder het bijkantoor ressorteert; - de buitenlandse beursvennootschap in haar land van herkomst de toestemming moeten hebben verkregen om de werkzaamheden uit te oefenen die in haar programma van werkzaamheden zijn opgenomen; 2° artikel 498, met dien verstande dat artikel 498 van toepassing is op de buitenlandse beursvennootschap waaronder het bijkantoor ressorteert.Er kan evenwel een vergunning worden verleend aan bijkantoren van instellingen met rechtspersoonlijkheid die geen handelsvennootschappen zijn; 3° artikel 499 §§ 1 en 2, waarbij het aanvangskapitaal wordt vervangen door een dotatie waarvan de Bank, bij reglement vastgesteld met toepassing van artikel 12bis, § 2, van de wet van 22 februari 1998, het bedrag kan bepalen, evenals de bestanddelen en de voorwaarden voor de overeenstemmende activa, met name vanuit het oogpunt van hun locatie in België;4° de artikelen 500 tot 502, voor zover zij de artikelen 18 tot 22 van toepassing verklaren op de beursvennootschappen, met dien verstande dat de verwijzing naar artikel 500 geldt voor de beursvennootschap waaronder het bijkantoor ressorteert en de verwijzing naar de artikelen 501 en 502 voor het bijkantoor in België;5° artikel 512, voor zover de buitenlandse beursvennootschap niet kan aantonen dat de verbintenissen van haar Belgisch bijkantoor minstens in dezelfde mate gedekt zijn door een beleggersbeschermingsregeling van haar land van herkomst als door de Belgische beleggersbeschermingsregeling, voor wat betreft de gedekte activa en het vastgestelde dekkingsniveau. § 2. De bepalingen van artikel 333, §§ 2, 3, 4 en 5, zijn van toepassing. Afdeling II. - Bedrijfsuitoefening

Art. 604.Artikel 335 is van toepassing, met dien verstande dat de verwijzingen in het genoemde artikel naar de artikelen 45, 55 en 333 moeten worden opgevat als verwijzingen naar, respectievelijk, de artikelen 513, 519 en 603.

Daarnaast zijn ook de volgende artikelen van toepassing : 1° artikel 46;indien de Bank grond heeft om aan te nemen dat de invloed van natuurlijke of rechtspersonen die rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde deelneming bezitten in de buitenlandse beursvennootschap, een gezond en voorzichtig beleid van deze vennootschap kan belemmeren, kan zij, onverminderd de andere bij deze wet bepaalde maatregelen, voor de duur die zij bepaalt, de vergunning van het bijkantoor schorsen of herroepen; artikel 236, § 1, 4° en 6°, en § 3, is van toepassing op dergelijke beslissingen;2° de artikelen 532 tot 534, 537 tot 539, 559, voor zover dit laatste artikel 137 van toepassing verklaart op de beursvennootschappen en artikel 28quater van de wet van 2 augustus 2002.

Art. 605.§ 1. De buitenlandse beursvennootschap moet in België over voor beslag vatbare activa beschikken voor een bedrag dat overeenstemt met het bedrag van de tegoeden, als bedoeld in artikel 615, tweede lid, die het bijkantoor heeft ontvangen, tenzij zij aantoont dat zij aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° de wetgeving inzake insolventieprocedures van het derde land garandeert dat de schuldeisers die hun tegoeden bij het Belgische bijkantoor hebben gedeponeerd, dezelfde behandeling krijgen als de schuldeisers die hun tegoeden bij een buitenlandse beursvennootschap in het derde land hebben gedeponeerd;en 2° indien een insolventieprocedure wordt geopend tegen de buitenlandse beursvennootschap in het derde land, kent de wetgeving inzake dergelijke procedures aan de beleggers die gelden bij het Belgische bijkantoor hebben gedeponeerd, een rangorde toe die een gelijkaardige bescherming biedt als deze waarin artikel 533, § 3, voorziet. § 2. Het Belgische bijkantoor van de buitenlandse beursvennootschap kan slechts financiële instrumenten van cliënten in ontvangst nemen indien, bij opening van een insolventieprocedure tegen de buitenlandse beursvennootschap in het derde land, de wetgeving inzake dergelijke procedures, het zakelijk eigendomsrecht als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, gecoördineerd op 27 januari 2004, erkent voor de beleggers die hun financiële instrumenten bij het Belgische bijkantoor hebben gedeponeerd, of indien deze wetgeving aan de belegger een recht toekent ten gevolge van de bewaargeving van de financiële instrumenten, dat een zakelijk recht vormt op grond waarvan hij een vordering tot teruggave kan uitoefenen op deze financiële instrumenten, met uitsluiting van een louter vorderingsrecht. Afdeling III. - Toezicht

Art. 606.De artikelen 337, 338 en 339 zijn van toepassing, met dien verstande dat artikel 134, waarnaar verwezen wordt in artikel 337, gelezen moet worden als een verwijzing naar de artikelen 134, § 2, en 558. Afdeling IV. - Intrekking, uitzonderingsmaatregelen, sancties

Art. 607.Artikel 340 is van toepassing, met dien verstande dat de Bank rekening houdt met de bescherming van de beleggers.

Titel IV. - Dwangsommen en andere dwangmaatregelen

Art. 608.De artikelen 345 en 346 zijn van toepassing, met dien verstande dat de verwijzing naar artikel 315 in artikel 346 gelezen moet worden als een verwijzing naar artikel 592.

Titel V. - Sancties HOOFDSTUK I. - Administratieve boetes

Art. 609.Artikel 347 is van toepassing. HOOFDSTUK II. - Strafrechtelijke sancties

Art. 610.De artikelen 348, 349, 350, 351 en 352 zijn van toepassing, met dien verstande dat, in artikel 348, § 1, 2°, de woorden "wie het bedrijf uitoefent van een kredietinstelling als bedoeld in artikel 7 of Boek III, Titel II" moeten worden opgevat als "wie het bedrijf uitoefent van een beursvennootschap als bedoeld in artikel 491 of in Boek XII, Titel III, Hoofdstuk III".

Titel VI. - Regels van het internationaal privaatrecht inzake saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures

Art. 611.De artikelen 353 tot 377 zijn van toepassing, met dien verstande dat de verwijzingen in de genoemde artikelen naar artikel 90 moeten worden opgevat als verwijzingen naar artikel 548.

Titel VII. - Materieelrechtelijke aspecten van liquidatieprocedures

Art. 612.De artikelen 378 tot 379/1 zijn van toepassing.

Titel VIII. - Beleggersbeschermingsregeling Art. 613 Artikel 384/2 is van toepassing

Art. 614.Artikel 384/3 is van toepassing, met dien verstande dat : 1° het eerste, derde, vierde en vijfde lid ook betrekking hebben op de schadeloosstelling in het kader van het in artikel 615, tweede lid, bedoelde onderdeel gelddeposito's.2° het tweede lid als volgt moet worden gelezen : "Tenzij het faillissement is uitgesproken, neemt de Bank de beslissing waarmee wordt vastgesteld dat een in artikel 613 bedoelde beursvennootschap, om redenen die rechtstreeks verband houden met haar financiële positie, niet in staat lijkt te zijn de gelddeposito's terug te betalen of te voldoen aan haar verplichtingen jegens de beleggers tot terugbetaling van de beleggers financiële instrumenten die voor hun rekening worden gehouden of die de beursvennootschap verschuldigd is, en dat de beursvennootschap daartoe ook op afzienbare termijn niet in staat zal zijn.Deze vaststelling geschiedt zo spoedig mogelijk en in elk geval uiterlijk vijf werkdagen nadat voor het eerst is vastgesteld dat de beursvennootschap heeft nagelaten verschuldigde en betaalbare gelddeposito's of een financieel instrument terug te betalen.".

Art. 615.Artikel 384/4 is van toepassing voor wat betreft het onderdeel financiële instrumenten van de beleggersbeschermingsregeling die door het Garantiefonds is ingesteld.

Het onderdeel gelddeposito's van de door het Garantiefonds ingestelde beleggersbeschermingsregeling voorziet, tot een bedrag van maximum 100 000 euro per belegger en per beursvennootschap die aan deze regeling deelneemt, in de terugbetaling van de gelddeposito's die voor rekening van de beleggers worden gehouden en die bestemd zijn voor de verwerving van financiële instrumenten of die moeten worden terugbetaald, ongeacht de munteenheid waarin ze zijn uitgedrukt, op voorwaarde dat deze gelddeposito's niet reeds gedekt zijn door de in de artikelen 380 tot 384/1 bedoelde depositobeschermingsregeling.

Art. 616.Artikel 384/5 is van toepassing, met dien verstande dat de eerste zin van het tweede lid als volgt moet worden gelezen : "De aanwending voor reclamedoeleinden van de in paragraaf 1 bedoelde informatie is beperkt tot de loutere vermelding van de beleggersbeschermingsregeling die een garantie biedt voor de gelddeposito's of de financiële instrumenten waarop de reclame betrekking heeft.".

Art. 617.Artikel 384/6 is van toepassing.

Titel IX. - Wijzigingsbepaling

Art. 618.De artikelen 495, § 2, en 515, § 2, worden opgeheven op de datum die in artikel 93, lid 1, tweede alinea van Richtlijn 2014/65/EU is vastgelegd voor de inwerkingtreding van de nationale bepalingen die de genoemde richtlijn omzetten.

Titel X. - Overgangsbepalingen

Art. 619.Tot aan de in artikel 93, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU voorziene datum voor de inwerkingtreding van de nationale bepalingen die de genoemde richtlijn omzetten, moeten alle verwijzingen in deze wet naar deze richtlijn worden gelezen als verwijzingen naar Richtlijn 2004/39/EG.

Art. 620.Voor de toepassing van de artikelen 613 tot 617 van deze wet dienen de woorden "het Garantiefonds" begrepen te worden als het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's, levensverzekeringen en kapitaal van erkende coöperatieve vennootschappen en het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten, in functie van hun respectievelijke opdrachten opgenomen in het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de crisismaatregelen voorzien in de wet van 22 februari 1998, voor wat betreft de oprichting van het Garantiefonds voor financiële diensten, en in de wet van 17 december 1998 tot oprichting van een beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten.

Art. 621.Voor de periode gaande van de datum van inwerkingtreding van dit Boek tot 31 december 2018 is artikel 1 van Bijlage IV, dat van toepassing is verklaard bij artikel 552, van toepassing volgens de in dit artikel bepaalde modaliteiten.

Het percentage van de tier 1-kernkapitaalconserveringsbuffer, uitgedrukt als percentage van het totale bedrag van de risicoblootstelling van een beursvennootschap, berekend overeenkomstig artikel 92, § 3, van Verordening nr. 575/2013, is gelijk aan : 1) 0,625 % voor de periode gaande van de inwerkingtreding van dit Boek tot 31 december 2016;2) 1,25 % voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2017;3) 1,875 % voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018.

Art. 622.Voor de periode gaande van de datum van inwerkingtreding van dit boek tot 31 december 2018, zijn de bij artikel 552 van toepassing verklaarde artikelen 13 en 14 van Bijlage IV van toepassing volgens de volgende modaliteiten : 1) op de datum van inwerkingtreding van dit Boek moet worden voldaan aan 25 % van het vereiste dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 13, § 2, van Bijlage IV;2) op 1 januari 2017 moet worden voldaan aan 50 % van het vereiste dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 13, § 2, van Bijlage IV; 3) op 1 januari 2018 moet worden voldaan aan 75 % van het vereiste dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 13, § 2, van Bijlage IV.". HOOFDSTUK 3. - Slot-, wijzigings-, overgangs- en opheffingsbepalingen Afdeling 1.0 - Slotbepaling

Art. 73.De Koning kan aanpassingen aanbrengen in de bepalingen van andere wetgevingen waarin wordt verwezen naar de bepalingen van de wet van 6 april 1995 of de uitvoeringsbesluiten ervan, om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen. Afdeling 2. - Wijzigingsbepalingen

Onderafdeling 1. - Wijziging van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium

Art. 74.In artikel 13, § 2, van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen"; 2° in de bepaling onder 2° worden de woorden "door de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs," vervangen door de woorden "door Boek XII van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;".

Onderafdeling 2. - Wijzigingen van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België

Art. 75.In artikel 12ter, § 1 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen".

Art. 76.In artikel 21ter, § 5 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden ", Boek XI en de artikelen 581 en 588 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen".

Art. 77.In artikel 36/1 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 3° worden de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen";2° in de bepaling onder 5° worden de woorden "als bedoeld in boek II van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "als bedoeld in Boek XII van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen";3° in de bepaling onder 12° worden de woorden "van de Richtlijn 2004/39/EG" vervangen door de woorden "van Richtlijn 2014/65/EU";4° in de bepaling onder 16° worden de woorden "artikel 48 van de Richtlijn 2004/39/EG" vervangen door de woorden "artikel 67 van Richtlijn 2014/65/EU"; 5° de bepaling onder 17° wordt vervangen als volgt : ""Richtlijn 2014/65/EU" : Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU;".

Art. 78.In artikel 36/2, vijfde lid van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder a) worden de woorden "en van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen" vervangen door de woorden ", van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en, in voorkomend geval, van de Europese Autoriteit voor effecten en markten";2° in de bepaling onder b) worden de woorden "en door de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen" vervangen door de woorden ", door de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en, in voorkomend geval, door de Europese Autoriteit voor effecten en markten".

Art. 79.In artikel 36/3, § 2, eerste lid, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 2016, worden de woorden ", de beursvennootschappen" ingevoegd tussen de woorden "met uitzondering van de kredietinstellingen" en de woorden "en de verzekerings- en herverzekerings-ondernemingen".

Art. 80.In artikel 36/6, § 2, 2°, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 2016, worden de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen".

Art. 81.In artikel 36/14, § 1 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1°, tweede lid worden de woorden "in de zin van artikel 3, 66° van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen of in de zin van artikel 95, §§ 5bis en 5ter, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 3, 65° van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen";2° de bepaling onder 5° wordt aangevuld met de woorden "en aan het orgaan dat bevoegd is voor de financieringsregelingen voor de afwikkeling".

Art. 82.In artikel 36/17, § 1 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 november 2013, worden de woorden "in artikel 4, lid 1, 22) van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, en in artikel 4, 4) van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, teneinde de uit de voornoemde Richtlijn 2004/39/EG voortvloeiende verplichtingen na te leven" vervangen door de woorden "in artikel 4, lid 1, punt 26) van Richtlijn 2014/65/EU en in artikel 3, lid 1, punt 36) van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG, teneinde de uit de voornoemde Richtlijn 2014/65/EU voortvloeiende verplichtingen na te leven".

Art. 83.In artikel 36/24 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 1° worden de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, de wet van 25 oktober 2016 inzake de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies";2° in paragraaf 2 worden de woorden "van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen".

Art. 84.In artikel 36/34, § 3, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "houdt de Bank rekening met de aanbevelingen van het Europees Comité voor systeemrisico's (ESRB), evenals met" vervangen door de woorden "houdt de Bank rekening met de aanbevelingen van het Europees Comité voor Systeemrisico's (ESRB), die zij in voorkomend geval van toepassing verklaart bij reglementen vastgesteld met toepassing van artikel 12bis, § 2, volgens de modaliteiten die zij bepaalt. De Bank houdt eveneens rekening met".

Onderafdeling 3. - Wijzigingen van de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen

Art. 85.In artikel 1/1, eerste lid, 1°, derde streepje, van de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen, ingevoegd bij de wet van 26 september 2011, worden de woorden "de Europese Commissie" vervangen door de woorden "de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten".

Onderafdeling 4. - Wijzigingen van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen

Art. 86.In artikel 4 van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 20° wordt het woord "bankwet" vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014"; 2° de bepaling onder 22° wordt vervangen als volgt : "22° wet van 25 april 2014 : wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;".

Art. 87.In artikel 5, 1° van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "artikelen 312 of 313 van de bankwet" worden vervangen door de woorden "artikelen 312 en 313 van de wet van 25 april 2014";2° de woorden "artikel 333 van de bankwet" worden vervangen door de woorden "artikel 333 van de wet van 25 april 2014".

Art. 88.In artikel 7, 8° van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "in de zin van artikel 3, 29°, van de bankwet" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 3, 29°, van de wet van 25 april 2014".

Art. 89.In artikel 13, § 3 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt het woord "bankwet" vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014".

Art. 90.In artikel 21 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 4 wordt het tweede lid vervangen als volgt : "De geldmiddelen die betalingsinstellingen in het kader van betalingsdiensten van betalingsdienstgebruikers ontvangen, zijn geen gelddeposito's of andere terugbetaalbare gelden in de zin van artikel 1, § 3, eerste lid van de wet van 25 april 2014, noch elektronisch geld."; 2° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt : " § 5.Betalingsinstellingen mogen geen gelddeposito's of andere terugbetaalbare gelden in de zin van artikel 1, § 3, eerste lid van de wet van 25 april 2014 ontvangen, of betaalinstrumenten in de vorm van elektronisch geld uitgeven."; 3° paragraaf 7 wordt vervangen als volgt : " § 7.Wanneer een betalingsinstelling deviezenverrichtingen aanbiedt of verricht, als bedoeld bij artikel 102, tweede lid, van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, is artikel 103 van die wet niet op haar van toepassing.

Onverminderd het eerste lid worden de betrokken betalingsinstellingen voor wat betreft de voormelde activiteit die bestaat in het uitvoeren van deviezenverrichtingen, opgenomen in de lijst van in België geregistreerde wisselkantoren met de vermelding "betalingsinstelling die verrichtingen doet als bedoeld in artikel 102, tweede lid, van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies". De Bank informeert daartoe de FSMA wanneer zij aan een dergelijke betalingsinstelling een vergunning heeft verleend of wanneer een betalingsinstelling waaraan zij een vergunning heeft verleend, nadien deviezenverrichtingen aanbiedt of verricht.".

Art. 91.In artikel 22, § 1, b), 3° van dezelfde wet worden de woorden "in de zin van artikel 77, § 2, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 533, § 2, 4° van de wet van 25 april 2014".

Art. 92.In artikel 28, eerste lid van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt het woord "bankwet" vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014".

Art. 93.In artikel 32, derde lid van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt het woord "bankwet" vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014".

Art. 94.In artikel 48, § 1, 2° van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt het woord "bankwet" vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014".

Art. 95.In artikel 57, derde lid van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt het woord "bankwet" vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014".

Art. 96.In artikel 58, tweede lid worden de woorden "met toepassing van artikel 139 van de wet van 6 april 1995 op het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "met toepassing van artikel 103 van de wet van 25 oktober 2016 inzake de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies".

Art. 97.In artikel 59, 1° van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "artikelen 312 of 313 van de bankwet" worden vervangen door de woorden "artikelen 312 en 313 van de wet van 25 april 2014";2° de woorden "artikel 333 van de bankwet" worden vervangen door de woorden "artikel 333 van de wet van 25 april 2014".

Art. 98.In artikel 62, § 1, 8° van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "in de zin van artikel 3, 29°, van de bankwet" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 3, 29°, van de wet van 25 april 2014".

Art. 99.In artikel 68, § 3 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt het woord "bankwet" vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014".

Art. 100.In artikel 73, § 1 van dezelfde wet wordt het woord "bankwet" telkens vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014".

Art. 101.In artikel 77, §§ 4 en 5 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "in de zin van artikel 1 van de bankwet" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 1, § 3, eerste lid van de wet van 25 april 2014".

Art. 102.In artikel 100, 2° van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt het woord "bankwet" vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014".

Art. 103.In artikel 105, § 1, 2° van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt het woord "bankwet" vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014".

Onderafdeling 5. - Wijzigingen van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen

Art. 104.In artikel 15 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 10° wordt vervangen als volgt : "10° "wet van 25 oktober 2016" : de wet van 25 oktober 2016 inzake de toegang tot het beleggings-dienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies"; 2° de bepaling onder 14° wordt vervangen als volgt : "14° "wet van 25 april 2014" : de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;"; 3° de bepaling onder 47° wordt vervangen als volgt : "47° "beleggingsonderneming" : een beleggingsonderneming in de zin van artikel 3, § 1 van de wet van 25 oktober 2016;"; 4° in de bepaling onder 48° worden de woorden "of beursvennootschap" ingevoegd tussen de woorden "die geen kredietinstelling" en het woord "is";5° in de bepaling onder 91° wordt het woord ", beursvennootschappen" ingevoegd tussen het woord "kredietinstellingen" en de woorden "of financiële instellingen".

Art. 105.In artikel 338, eerste lid, 9°, c) van dezelfde wet worden de woorden "in de zin van artikel 46, 2°, van de wet van 6 april 1995, een financiële instelling in de zin van artikel 46, 29°, van diezelfde wet" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 3, 72°, van de wet van 25 april 2014, een financiële instelling in de zin van artikel 3, 41°, van diezelfde wet".

Art. 106.In artikel 340 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 8° worden de woorden "de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "de wet van 25 oktober 2016";2° in de bepaling onder 11° worden de woorden "van de wet van 25 april 2014, artikel 95 van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "of de artikelen 573 tot 576 van de wet van 25 april 2014, artikel 59 van de wet van 25 oktober 2016".

Art. 107.In artikel 489, § 1 van dezelfde wet worden de woorden "artikel 96 van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden "artikel 578 van de wet van 25 april 2014".

Art. 108.In artikel 603, § 4 van dezelfde wet worden de woorden "door de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen" vervangen door de woorden "door de Algemene Administratie van de inning en invordering van de Federale overheidsdienst Financiën".

Art. 109.In artikel 604, § 3 van dezelfde wet worden de woorden "door de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen" vervangen door de woorden "door de Algemene Administratie van de inning en invordering van de Federale overheidsdienst Financiën". Afdeling 3. - Overgangsbepalingen

Art. 110.§ 1. De koninklijke besluiten en reglementen van de Bank en alle andere handelingen van reglementaire aard die in uitvoering van de wet van 6 april 1995 zijn vastgesteld voor wat betreft de beursvennootschappen, blijven van toepassing voor zover de bepalingen van deze wet voorzien in de algemene of specifieke juridische machtigingen die nodig zijn voor deze reglementaire handelingen en hun inhoud niet in strijd is met deze wet. § 2. De machtigingen en afwijkingen die door de Bank zijn verleend en alle handelingen met individuele draagwijdte die eerder zijn vastgesteld op grond van de voornoemde wet van 6 april 1995 of van de reglementaire handelingen die ter uitvoering ervan zijn vastgesteld, blijven geldig, tenzij zij overeenkomstig deze wet worden herroepen of gewijzigd.

Art. 111.Onverminderd artikel 508 van de wet van 25 april 2014, ingevoegd bij artikel 72, moeten de beursvennootschappen die op de datum van inwerkingtreding van deze wet een vergunning bezitten, uiterlijk op 31 december 2017 een directiecomité oprichten overeenkomstig artikel 503 van de wet van 25 april 2014, ingevoegd bij artikel 72.

Art. 112.Onverminderd de artikelen 507 en 508 van de wet van 25 april 2014, ingevoegd bij artikel 72, moeten de beursvennootschappen die op de datum van inwerkingtreding van deze wet een vergunning bezitten, uiterlijk op 31 december 2017 de comités oprichten als bedoeld in artikel 504 van de wet van 25 april 2014, ingevoegd bij artikel 72.

Art. 113.In afwijking van artikel 525 van de wet van 25 april 2014, ingevoegd bij artikel 72, voor zover dit artikel 62, § 5, van de wet van 25 april 2014, van toepassing verklaart op de beursvennootschappen, mag een lid van het wettelijk bestuursorgaan van een beursvennootschap dat niet deelneemt aan de effectieve leiding van die beursvennootschap en dat benoemd is naar aanleiding van de verwerving van een deelneming of de overname van de activiteiten van een vennootschap waarin diezelfde persoon deelneemt aan de effectieve leiding, het mandaat dat hij binnen deze laatste vennootschap uitoefent op de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijven uitoefenen tot het verstrijkt, voor zover dat mandaat niet langer dan 6 jaar na de voornoemde verwerving of overname wordt uitgeoefend.

Art. 114.In afwijking van artikel 525 van de wet van 25 april 2014, ingevoegd bij artikel 72, voor zover dit artikel 62, § 6, van de wet van 25 april 2014, van toepassing verklaart op de beursvennootschappen, mogen de leden van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, de personen die deelnemen de effectieve leiding van een beursvennootschap, een mandaat uitoefenen dat een deelname inhoudt aan het dagelijks bestuur van een vennootschap waarvan zij de enige leiders zijn en waarvan het bedrijf beperkt is tot het verlenen van beheerdiensten aan de in artikel 62, § 6, van de wet van 25 april 2014, bedoelde vennootschappen of tot dat van een patrimoniumvennootschap, gedurende een periode van drie jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Art. 115.Artikel 1 van Bijlage II, zoals van toepassing verklaard op de beursvennootschappen door artikel 531 van de wet van 25 april 2014, ingevoegd bij artikel 72, is enkel van toepassing voor wat betreft de prestaties die vanaf 1 januari 2016 worden geleverd.

Art. 116.De leningen, kredieten of borgstellingen die vóór de inwerkingtreding van deze wet zijn verleend en die niet voldoen aan de voorschriften van artikel 535 van de wet van 25 april 2014, ingevoegd bij artikel 72, voor zover dit artikel 72, § 2, van de wet van 25 april 2014, van toepassing verklaart op de beursvennootschappen, moeten uiterlijk twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze wet worden beëindigd.

Art. 117.De verplichting om een herstelplan op te stellen als bedoeld in artikel 557 van de wet van 25 april 2014, ingevoegd bij artikel 72, voor zover dit artikel 108, van de wet van 25 april 2014 van toepassing verklaart op de beursvennootschappen als bedoeld in artikel 499, § 2, van de wet van 25 april 2014, ingevoegd bij artikel 72, moet vervuld zijn binnen de termijn die vastgesteld is in het reglement dat wordt genomen met toepassing van artikel 112 van de wet van 25 april 2014, zoals van toepassing verklaard op die beurs-vennootschappen door voornoemd artikel 557 van de wet van 25 april 2014.

Art. 118.De verplichting om een herstelplan op te stellen als bedoeld in artikel 581, van de wet van 25 april 2014, ingevoegd bij artikel 72, voor zover dit artikel 226, van de wet van 25 april 2014 van toepassing verklaart op de beursvennootschappen als bedoeld in artikel 499, § 2, van de wet van 25 april 2014, ingevoegd bij artikel 72, moet vervuld zijn binnen de termijn die vastgesteld is in het koninklijk besluit dat wordt genomen met toepassing van artikel 227, § 2, van de wet van 25 april 2014, zoals van toepassing verklaard op die beursvennootschappen door voornoemd artikel 581 van de wet van 25 april 2014.

Art. 119.Tot op de datum van inwerkingtreding van de artikelen 50 en 51 van Richtlijn 2013/36/EU overeenkomstig artikel 151 van die richtlijn : 1° in artikel 161, zoals van toepassing verklaard bij artikel 571 van de wet van 25 april 2014, ingevoegd bij artikel 72, op de beursvennootschappen die de diensten vermeld in artikel 2, 1°, 3 en 6 van de wet van 25 oktober 2016 mogen verrichten : a) worden in paragraaf 1, eerste zin, de woorden "om de samenwerking uit hoofde van de artikelen 158 en 160 te vergemakkelijken" vervangen door de woorden "om het bereiken van een gezamenlijk besluit inzake het aanmerken van een bijkantoor als significant met toepassing van artikel 159 en het uitwisselen van informatie te vergemakkelijken";b) worden in paragraaf 2 de woorden "als bedoeld in de artikelen 134, § 2, et 156, § 2, alsook met de in artikel 160 bedoelde verplichtingen" vervangen door de woorden "als bedoeld in artikel 156, § 2, alsook met de in artikel 160 bedoelde verplichtingen". 2° moet artikel 325 van de wet van 25 april 2014, zoals door artikel 598 van de wet van 25 april 2014, ingevoegd bij artikel 72, van toepassing verklaard op de beursvennootschappen, als volgt worden gelezen : "Na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de buitenlandse beurs-vennootschap daarvan in kennis te hebben gesteld, kan de Bank ter plaatse controles verrichten teneinde na te gaan in hoeverre de werkzaamheden van het bijkantoor in België in overeenstemming zijn met de toepasselijke bepalingen van dit Hoofdstuk.". HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding

Art. 120.Deze wet treedt in werking op de tiende dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Evenwel, 1° treden de artikelen 17, 18, 19, 48, 49, 77, 3° tot 5° en 82 in werking op de datum die in artikel 93, lid 1, tweede alinea van Richtlijn 2014/65/EU is vastgelegd voor de inwerkingtreding van de nationale bepalingen die de genoemde richtlijn omzetten;2° treden de volgende bepalingen van Boek XII van de wet van 25 april 2014, als ingevoegd bij artikel 72, in werking op de datum van inwerkingtreding van de artikelen 50 en 51 van Richtlijn 2013/36/EU overeenkomstig artikel 151 van deze richtlijn : a) artikel 570 van de wet van 25 april 2014, voor zover dit artikel 158, §§ 2 tot 5, van de wet van 25 april 2014, van toepassing verklaart op de beursvennootschappen; b) artikel 571 van de wet van 25 april 2014, voor zover dit artikel 160, §§ 3 en 4, van de wet van 25 april 2014, van toepassing verklaart op de beursvennootschappen die de diensten vermeld in artikel 2, 1°, 3 en 6 van de wet van ... mogen verrichten; c) artikel 572 van de wet van 25 april 2014, voor zover dit artikel 162, §§ 3 en 4, van de wet van 25 april 2014, van toepassing verklaart op de beursvennootschappen;d) artikel 596 van de wet van 25 april 2014, voor zover dit artikel 321, van de wet van 25 april 2014, van toepassing verklaart op de beursvennootschappen;e) artikel 597 van de wet van 25 april 2014, voor zover dit artikel 323, van de wet van 25 april 2014, van toepassing verklaart op de beursvennootschappen die over een vergunning beschikken om de in artikel 2, 1°, 3 en 6 van de wet van 25 oktober 2016 vermelde diensten te verrichten Gegeven te Brussel, 25 oktober 2016. FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 54-2058

^