Etaamb.openjustice.be
Wet van 25 december 2016
gepubliceerd op 30 december 2016

Wet tot omzetting van richtlijn 2014/91/EU en houdende diverse bepalingen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2016003482
pub.
30/12/2016
prom.
25/12/2016
ELI
eli/wet/2016/12/25/2016003482/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

25 DECEMBER 2016. - Wet tot omzetting van richtlijn 2014/91/EU en houdende diverse bepalingen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : DEEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.Deze wet heeft voornamelijk de gedeeltelijke omzetting tot doel van Richtlijn 2014/91/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot wijziging van Richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) wat bewaartaken, beloningsbeleid en sancties betreft.

DEEL II. - Bepalingen tot wijziging van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen HOOFDSTUK 1. - Definities

Art. 3.In artikel 3 van de wet van 3 augustus 2012, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een bepaling onder 15° /1 ingevoegd, luidende : "15° /1 "financieel instrument" : een financieel instrument, zoals gedefinieerd in artikel 2, 1°, van de wet van 2 augustus 2002";2° er wordt een bepaling onder 20° /1 ingevoegd, luidende : "20° /1 "leidinggevend orgaan" : (a) het wettelijk bestuursorgaan, of (b), in voorkomend geval, het directiecomité, als er één is aangesteld, of (c), in het geval van een Europese vennootschap die volgens het dualistische stelsel wordt bestuurd, de directieraad.De in deze wet opgenomen voorschriften met betrekking tot het leidinggevend orgaan of het leidinggevend orgaan in zijn toezichtfunctie zijn eveneens of in plaats daarvan van toepassing op de leden van andere organen van de beheervennootschap, de beleggingsvennootschap of de depositaris die op grond van de wet respectievelijk bevoegd zijn;"; 3° er wordt een bepaling onder 49° /1 ingevoegd, luidende : "49° /1 "Richtlijn 98/26/EG" : Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen."; 4° er wordt een bepaling onder 57° /1 ingevoegd, luidende : "57° /1 "Richtlijn 2006/73/EG" : de Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn;"; 5° er wordt een bepaling onder 61° /1 ingevoegd, luidende : "61° /1 "Richtlijn 2013/34/EU" : de Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad;". HOOFDSTUK 2. - Bewaarder

Art. 4.In artikel 50 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.Een instelling voor collectieve belegging moet over één enkele bewaarder beschikken.

De benoeming van de bewaarder wordt schriftelijk vastgelegd in een overeenkomst.

In die overeenkomst wordt onder meer de uitwisseling van informatie geregeld die noodzakelijk wordt geacht om de bewaarder in staat te stellen zijn taken met betrekking tot de instelling voor collectieve belegging waarvoor hij als bewaarder is benoemd, uit te voeren, zoals bepaald in deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen."; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De in het eerste lid bedoelde beursvennootschappen en buitenlandse beleggingsondernemingen dienen aan de volgende minimumvereisten te voldoen : 1° zij beschikken over de infrastructuur die nodig is om financiële instrumenten in bewaring te nemen die kunnen worden geregistreerd op een financiële-instrumentenrekening in de boeken van de bewaarder;2° zij stellen een passend beleid en passende procedures vast om te garanderen dat zij, inclusief hun bestuurders en werknemers, de verplichtingen nakomen die, krachtens deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, voor hen gelden;3° zij hanteren en handhaven doeltreffende organisatorische en administratieve regelingen, met als doel alle redelijke maatregelen te kunnen nemen om belangenconflicten te voorkomen;4° zij zorgen ervoor dat, over alle door hun verrichte diensten en transacties, gegevens worden bijgehouden die voldoende zijn om de bevoegde autoriteit in staat te stellen haar toezichtstaken en de in deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen voorziene handhavingsacties uit te voeren;5° zij ondernemen redelijke stappen om te zorgen voor continuïteit en regelmaat bij de uitvoering van hun bewaartaken door gebruik te maken van passende en evenredige systemen, middelen en procedures, mede om hun bewaartaken uit te voeren;en 6° hun leidinggevende organen beschikken in hun geheel genomen over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring om inzicht te hebben in de bedrijfsactiviteiten van de bewaarder, met inbegrip van de voornaamste risico's waaraan deze is blootgesteld." 3° een paragraaf 3 wordt ingevoegd, luidende : " § 3.De personen die de bewaarder vertegenwoordigen of in feite het beleid van de bewaarder bepalen, dienen over voldoende ervaring te beschikken, in het bijzonder met betrekking tot het type van instelling voor collectieve belegging.".

Art. 5.In artikel 51 van dezelfde wet wordt tussen het derde en het vierde lid een lid ingevoegd, luidende : "De opdracht van de bewaarder kan slechts worden beëindigd wanneer de FSMA haar goedkeuring heeft verleend aan de vervanging van de bewaarder of wanneer de instelling voor collectieve belegging niet langer op de lijst bedoeld in artikel 33 is ingeschreven.".

Art. 6.In dezelfde wet wordt een artikel 51/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 51/1.§ 1. De bewaarder moet : 1° zich ervan vergewissen dat de activa in bewaring overeenstemmen met de activa vermeld in de boekhouding van de instelling voor collectieve belegging;2° zich ervan vergewissen dat het aantal rechten van deelneming in omloop vermeld in zijn boekhouding overeenstemt met het aantal rechten van deelneming in omloop zoals vermeld in de boekhouding van de instelling voor collectieve belegging;3° zich ervan vergewissen dat de verkoop, de uitgifte, de inkoop, de terugbetaling en de intrekking van rechten van deelneming in de instelling voor collectieve belegging geschieden in overeenstemming met de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen, met het beheerreglement of de statuten en met het prospectus;4° zich ervan vergewissen dat de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming van de instelling voor collectieve belegging wordt berekend overeenkomstig de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen, het beheerreglement of de statuten, en het prospectus;5° zich ervan vergewissen dat de beleggingsbeperkingen bepaald in de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen, het beheerreglement of de statuten, en het prospectus worden nageleefd;6° de instructies van de beleggingsvennootschap of de beheervennootschap uitvoeren, tenzij deze in strijd zijn met de toepasselijke wettelijke of reglementaire bepalingen, met het beheerreglement of de statuten of met het prospectus;7° zich ervan vergewissen dat bij transacties met betrekking tot de activa van de instelling voor collectieve belegging, haar de tegenwaarde binnen de gebruikelijke termijnen wordt overgemaakt;8° zich ervan vergewissen dat de regels inzake provisies en kosten bepaald in de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen, het beheerreglement of de statuten, en het prospectus worden nageleefd;9° zich ervan vergewissen dat de opbrengsten van de instelling voor collectieve belegging een bestemming krijgen overeenkomstig de toepasselijke wettelijke of reglementaire bepalingen, het beheerreglement of de statuten, en het prospectus. § 2. De bewaarder zorgt ervoor dat de kasstromen van de instelling voor collectieve belegging naar behoren worden gecontroleerd, en zorgt er in het bijzonder voor dat alle betalingen door of namens deelnemers bij de inschrijving op rechten van deelneming van de instelling voor collectieve belegging ontvangen zijn, en dat alle kasgeld van de instelling voor collectieve belegging is geboekt op kasgeldrekeningen die : 1° zijn geopend op naam van de instelling voor collectieve belegging, op naam van de beheervennootschap die namens de instelling voor collectieve belegging optreedt, of op naam van de bewaarder die namens de instelling voor collectieve belegging optreedt;2° zijn geopend bij een entiteit als bedoeld in artikel 18, lid 1, punten a), b) en c), van Richtlijn 2006/73/EG;en 3° worden aangehouden overeenkomstig de in artikel 16 van Richtlijn 2006/73/EG opgenomen beginselen. Indien de kasgeldrekeningen zijn geopend op naam van de bewaarder die voor rekening van de instelling voor collectieve belegging optreedt, mogen geen contanten van de in de bepaling onder 2° van het eerste lid bedoelde entiteit en geen eigen contanten van de bewaarder op die rekeningen geboekt worden. § 3. De activa van de instelling voor collectieve belegging worden als volgt bij de bewaarder in bewaring gegeven : 1° voor financiële instrumenten die in bewaring kunnen worden gehouden : a) houdt de bewaarder alle financiële instrumenten in bewaring die kunnen worden geregistreerd op een financiële-instrumentenrekening in de boeken van de bewaarder, alsmede alle financiële instrumenten die fysiek aan de bewaarder kunnen worden geleverd;b) zorgt de bewaarder ervoor dat alle financiële instrumenten die op een financiële-instrumentenrekening in de boeken van de bewaarder kunnen worden geregistreerd, op aparte rekeningen worden geregistreerd in de boeken van de bewaarder, in overeenstemming met de in artikel 77ter, § 1, van de wet van 6 april 1995 en in artikelen 66, 70, 71 en 74, tweede lid, van het koninklijk besluit van 3 juni 2007 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten vervatte beginselen;deze aparte rekeningen zijn geopend op naam van de instelling voor collectieve belegging of op naam van de beheervennootschap die voor rekening van de instelling voor collectieve belegging optreedt, zodat te allen tijde duidelijk kan worden vastgesteld dat zij in overeenstemming met het toepasselijke recht aan de instelling voor collectieve belegging toebehoren; 2° voor andere activa : a) gaat de bewaarder na of de instelling voor collectieve belegging of de beheervennootschap die voor rekening van de instelling voor collectieve belegging optreedt, de eigenaar is van die activa door op basis van informatie of documenten die door de instelling voor collectieve belegging of de beheervennootschap zijn verstrekt en, in voorkomend geval, van voorhanden extern bewijsmateriaal, te controleren of de instelling voor collectieve belegging of de beheervennootschap die voor haar rekening optreedt, de eigendom heeft;b) houdt de bewaarder een register bij van de activa waarvoor duidelijk is dat de instelling voor collectieve belegging of de beheervennootschap die voor haar rekening optreedt, deze in eigendom heeft, en houdt hij dat register up-to-date. § 4. De bewaarder verstrekt de beheervennootschap of de instelling voor collectieve belegging regelmatig een uitgebreid overzicht van alle activa van de instelling voor collectieve belegging.".

Art. 7.In dezelfde wet wordt een artikel 51/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 51/2.§ 1. De activa die door de bewaarder in bewaring worden gehouden worden niet voor eigen rekening hergebruikt door de bewaarder of door een derde aan wie de bewaringstaak is gedelegeerd. Hergebruik omvat elke transactie van in bewaring gehouden activa, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, overdragen, als zekerheid verstrekken, verkopen en uitlenen.

De door de bewaarder in bewaring gehouden activa mogen enkel worden hergebruikt wanneer : 1° het hergebruik voor rekening van de instelling voor collectieve belegging gebeurt;2° de bewaarder de instructies van de beheervennootschap voor rekening van de instelling voor collectieve belegging uitvoert;3° het hergebruik ten goede komt aan de instelling voor collectieve belegging en in het belang is van de deelnemers;en 4° de transactie wordt gedekt door een liquide zekerheid van hoge kwaliteit die door de instelling voor collectieve belegging wordt ontvangen op grond van een regeling voor eigendomsoverdracht. De marktwaarde van de zekerheid bedraagt te allen tijde ten minste de marktwaarde van de hergebruikte activa vermeerderd met een toeslag. § 2. De schuldeisers van de bewaarder of van elke in België gevestigde derde aan wie de bewaring van de activa van de instelling voor collectieve belegging is gedelegeerd, mogen de betaling van hun vorderingen op de bewaarder of op de betrokken derde niet invorderen op de activa van de instelling voor collectieve belegging.

Het vorige lid is ook van toepassing op de schuldeisers van elke in België gevestigde persoon aan wie de bewaring van de tegoeden van een instelling voor collectieve belegging naar buitenlands recht werd gedelegeerd.".

Art. 8.Artikel 52 van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 52.§ 1. Niemand mag tegelijkertijd optreden als : 1° beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en bewaarder;2° beleggingsvennootschap en bewaarder. § 2. Bij de vervulling van hun respectieve taken handelen de beheervennootschap en de bewaarder eerlijk, billijk, professioneel, onafhankelijk en louter in het belang van de instelling voor collectieve belegging en haar deelnemers.

Bij de vervulling van hun respectieve taken handelen de beleggingsvennootschap en de bewaarder eerlijk, billijk, professioneel, onafhankelijk en louter in het belang van de deelnemers.

Een bewaarder verricht met betrekking tot de instelling voor collectieve belegging of de beheervennootschap die voor haar rekening optreedt, geen activiteiten die aanleiding kunnen geven tot belangenconflicten tussen de instelling voor collectieve belegging, haar deelnemers, de beheervennootschap en hemzelf, tenzij hij de uitvoering van zijn bewaartaken functioneel en hiërarchisch gescheiden heeft van zijn andere, mogelijkerwijs conflicterende taken, en tenzij de potentiële belangenconflicten naar behoren zijn geïdentificeerd, beheerd, gecontroleerd en meegedeeld aan de deelnemers.".

Art. 9.In dezelfde wet wordt een artikel 52/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 52/1.§ 1. De bewaarder delegeert geen van zijn in artikel 51/1, §§ 1 en 2, genoemde taken aan derden. § 2. De bewaarder mag de in artikel 51/1, § 3, genoemde taken uitsluitend aan een derde delegeren indien : 1° de taken niet worden gedelegeerd met de bedoeling de in deze wet en de ter uitvoering genomen besluiten en reglementen vervatte vereisten te omzeilen;2° de bewaarder kan aantonen dat er een objectieve reden bestaat voor de delegatie;3° de bewaarder met de nodige bekwaamheid, zorg en zorgvuldigheid te werk is gegaan bij de selectie en de aanstelling van een derde aan wie hij voornemens is een deel van zijn taken te delegeren, en hij met de nodige bekwaamheid, zorg en zorgvuldigheid te werk blijft gaan bij de periodieke evaluatie en de doorlopende controle van een derde aan wie hij een deel van zijn taken heeft gedelegeerd en van de regelingen die de derde treft in verband met de aan hem gedelegeerde taken. § 3. De in artikel 51/1, § 3, genoemde taken mogen door de bewaarder enkel aan een derde worden gedelegeerd indien deze tijdens de uitvoering van de aan hem gedelegeerde taken te allen tijde : 1° beschikt over de structuren en deskundigheid die adequaat zijn voor en evenredig zijn met de aard en de complexiteit van de aan hem toevertrouwde activa van de instelling voor collectieve belegging of van de beheervennootschap die voor rekening van de instelling voor collectieve belegging optreedt;2° met betrekking tot de in artikel 51/1, § 3, 1°, genoemde bewaartaken onderworpen is aan : a) een effectieve prudentiële regelgeving, inclusief minimumkapitaalvereisten, en een effectief prudentieel toezicht in het betrokken rechtsgebied;b) een periodieke externe audit om er zeker van te zijn dat de financiële instrumenten in zijn bezit zijn;3° de activa van de cliënten van de bewaarder op zodanige wijze van zijn eigen activa en van de activa van de bewaarder scheidt dat te allen tijde duidelijk kan worden vastgesteld dat deze activa toebehoren aan cliënten van een bepaalde bewaarder;4° alle noodzakelijke stappen onderneemt om ervoor te zorgen dat, bij insolventie van de derde, de door deze derde in bewaring gehouden activa van een instelling voor collectieve belegging niet beschikbaar zijn voor uitkering onder of realisatie ten voordele van zijn schuldeisers;en 5° voldoet aan de in artikel 50, § 1, tweede en derde lid, 51/1, § 3, 51/2 en 52 vastgelegde algemene verplichtingen en verbodsbepalingen. Niettegenstaande het eerste lid, 2°, a), mag de bewaarder, indien het recht van een derde land vereist dat bepaalde financiële instrumenten in bewaring worden genomen door een lokale entiteit en geen lokale entiteiten aan de in dat punt vermelde eisen inzake bewaringsdelegatie voldoen, zijn taken aan een dergelijke lokale entiteit slechts delegeren in de mate waarin dit vereist is uit hoofde van het recht van dat derde land en alleen zolang er geen lokale entiteiten aan de eisen inzake delegatie voldoen, en alleen onder de volgende voorwaarden : 1° de deelnemers in de instelling voor collectieve belegging in kwestie zijn voorafgaand aan hun belegging naar behoren ingelicht over het feit dat een dergelijke delegatie verplicht is uit hoofde van het recht van het derde land, over de omstandigheden die de delegatie rechtvaardigen en over de aan die delegatie verbonden risico's;2° de instelling voor collectieve belegging, of de beheervennootschap die voor haar rekening optreedt, heeft de bewaarder opgedragen de bewaring van die financiële instrumenten aan die lokale entiteit te delegeren. De derde mag deze taken op zijn beurt, onder dezelfde voorwaarden, subdelegeren. In dat geval is artikel 55, § 2, eerste lid, van overeenkomstige toepassing op de relevante partijen. § 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt de verrichting van in Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad bedoelde diensten door effectenafwikkelingssystemen als gedefinieerd voor de toepassing van die richtlijn of de verrichting van gelijkaardige diensten door effectenafwikkelingssystemen uit derde landen, niet als delegatie van bewaartaken beschouwd.".

Art. 10.Artikel 54 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 11.Artikel 55 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 55.§ 1. De bewaarder is aansprakelijk jegens de instelling voor collectieve belegging en haar deelnemers voor het verlies door de bewaarder of een derde aan wie de bewaarneming van overeenkomstig artikel 51/1, § 3, 1°, in bewaring genomen financiële instrumenten is gedelegeerd.

In het geval van verlies van een in bewaring genomen financieel instrument geeft de bewaarder onverwijld een financieel instrument van hetzelfde type of het overeenkomstige bedrag terug aan de instelling voor collectieve belegging of de beheervennootschap die voor haar rekening optreedt. De bewaarder is niet aansprakelijk indien hij kan aantonen dat het verlies het gevolg is van een externe gebeurtenis waarover hij redelijkerwijs geen controle heeft en waarvan de gevolgen onvermijdelijk waren, ondanks alle inspanningen om ze te verhinderen.

De bewaarder is ook aansprakelijk jegens de instelling voor collectieve belegging en haar deelnemers voor alle andere verliezen die zij ondervinden doordat de bewaarder zijn verplichtingen uit hoofde van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen met opzet of door nalatigheid niet naar behoren nakomt. § 2. De in artikel 52/1 bedoelde delegatie laat de in paragraaf 1 bedoelde aansprakelijkheid van de bewaarder onverlet.

De in paragraaf 1 bedoelde aansprakelijkheid van de bewaarder mag niet bij overeenkomst worden uitgesloten of beperkt. Elke strijdige overeenkomst is nietig. § 3. Deelnemers van de instelling voor collectieve belegging kunnen de aansprakelijkheid van de bewaarder (a) rechtstreeks dan wel (b) onrechtstreeks via de beheervennootschap of de beleggingsvennootschap inroepen, op voorwaarde dat een en ander niet leidt tot duplicatie van rechtsmiddelen of tot ongelijke behandeling van de deelnemers.".

Art. 12.Artikel 96/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt aangevuld met een lid, luidende : "Onverminderd het eerste lid, stelt een instelling naar Belgisch recht, wanneer zij wordt aangesteld (a) via een bijkantoor tot bewaarder van een instelling voor collectieve belegging die voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat, of (b) tot bewaarder van een door een beheervennootschap naar buitenlands recht beheerde instelling voor collectieve belegging naar Belgisch recht, op vraag van de FSMA, alle informatie ter beschikking die zij bij de uitvoering van haar taken heeft verkregen en die de bevoegde autoriteiten van de instelling voor collectieve belegging of van de beheervennootschap nodig kunnen hebben.

In dat geval bezorgt de FSMA de ontvangen informatie onmiddellijk aan de bevoegde autoriteiten van de instelling voor collectieve belegging en van de beheervennootschap.". HOOFDSTUK 3. - Beloningsbeleid

Art. 13.In dezelfde wet wordt een artikel 83/1 ingevoegd, luidende : "De artikelen 213/1 tot 213/4 zijn van overeenkomstige toepassing op de beleggingsvennootschappen die geen gebruik maken van de in artikel 44 bedoelde mogelijkheid.".

Art. 14.In titel II van deel III, boek II van dezelfde wet wordt een hoofdstuk 3/1 ingevoegd, luidende "Beloningsbeleid".

Art. 15.In hoofdstuk 3/1, ingevoegd bij artikel 14, wordt een artikel 213/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 213/1.De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging moeten een beloningsbeleid en beloningspraktijken vaststellen en toepassen die in overeenstemming zijn met en bijdragen aan een gezond en doeltreffend risicobeheer en die niet aanmoedigen tot het nemen van risico's die niet te verenigen zijn met het risicoprofiel, het beheerreglement of de statuten van de instellingen voor collectieve belegging die zij beheren, noch de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging beletten haar plicht na te leven om in het belang van de instellingen voor collectieve belegging te handelen.

Het beloningsbeleid en de beloningspraktijken hebben ook betrekking op de vaste en variabele componenten van salarissen en uitkeringen uit hoofde van discretionaire pensioenen.

Het beloningsbeleid en de beloningspraktijken zijn van toepassing op die categorieën van medewerkers, met inbegrip van de hogere leidinggevende, risiconemende en controlefuncties en elke werknemer wiens totale beloning binnen dezelfde beloningsschaal valt als die van hogere leidinggevende medewerkers en risiconemende medewerkers van wie de beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging of van de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging materieel beïnvloeden.".

Art. 16.In hetzelfde hoofdstuk 3/1 wordt een artikel 213/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 213/2.Bij de vaststelling en toepassing van het beloningsbeleid als bedoeld in artikel 213/1 nemen de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging de volgende beginselen in acht op een wijze en in de mate die aansluit bij hun omvang en interne organisatie en de aard, de reikwijdte en de complexiteit van hun activiteiten : 1° het beloningsbeleid is in overeenstemming met en draagt bij aan een gezond en effectief risicobeheer en het moedigt niet aan tot het nemen van risico's die niet te verenigen zijn met het risicoprofiel, het reglement of de statuten van de instellingen voor collectieve belegging in het beheer van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;2° het beloningsbeleid strookt met de bedrijfsstrategie, de doelstellingen, de waarden en de belangen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en de instellingen voor collectieve belegging die zij beheert en van de deelnemers in deze instellingen voor collectieve belegging, en behelst ook maatregelen die belangenconflicten moeten vermijden;3° de raad van bestuur van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging stelt, als onderdeel van zijn toezichtstaak, het beloningsbeleid vast, evalueert ten minste jaarlijks de algemene beginselen ervan, en is verantwoordelijk voor en ziet toe op de toepassing ervan.De in dit punt bedoelde taken worden uitsluitend uitgevoerd door leden van de raad van bestuur die in de betrokken beheervennootschap geen uitvoerende taken verrichten en die deskundig zijn op het gebied van risicobeheer en beloning; 4° de toepassing van het beloningsbeleid wordt ten minste eenmaal per jaar onderworpen aan een centrale en onafhankelijke interne beoordeling om deze te toetsen aan de naleving van het beleid en de procedures voor de beloning die de raad van bestuur in zijn toezichtfunctie heeft gehanteerd;5° medewerkers die betrokken zijn bij controlefuncties worden vergoed overeenkomstig de verwezenlijking van de met hun functies samenhangende doelstellingen, ongeacht de prestaties op het gebied van de door hen gecontroleerde bedrijfsactiviteiten;6° indien er een remuneratiecomité bestaat, houdt dit rechtstreeks toezicht op de beloning van hogere leidinggevende personeelsleden die risico- en compliancefuncties uitoefenen;7° indien de beloning prestatiegerelateerd is, is het totale bedrag ervan gebaseerd op een combinatie van de beoordeling van de prestaties van de betrokken persoon, het betrokken bedrijfsonderdeel of de betrokken instelling voor collectieve belegging en hun risico's, en van de resultaten van de beheervennootschap als geheel bij de beoordeling van de persoonlijke prestaties, waarbij zowel financiële als niet-financiële criteria in acht worden genomen;8° prestaties worden beoordeeld in een meerjarenkader dat aangepast is aan de duur van de deelneming die wordt aanbevolen aan de deelnemers in de instellingen voor collectieve belegging die door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging worden beheerd, teneinde te garanderen dat het beoordelingsproces is gebaseerd op de langeretermijnprestaties van de instelling voor collectieve belegging en haar beleggingsrisico's, en dat de effectieve betaling van prestatiegerelateerde beloningscomponenten over dezelfde periode is gespreid;9° gegarandeerde variabele beloning draagt een uitzonderlijk karakter, vindt enkel bij indienstneming van nieuwe personeelsleden plaats en blijft tot het eerste jaar van de indiensttreding beperkt;10° vaste en variabele componenten van de totale beloning zijn evenwichtig verdeeld;het aandeel van de vaste component in het totale beloningspakket is groot genoeg voor het voeren van een volledig flexibel beleid inzake variabele beloningscomponenten, dat ook de mogelijkheid biedt geen variabele beloningscomponent uit te betalen; 11° ontslagvergoedingen hangen samen met in de loop der tijd gerealiseerde prestaties en zijn zodanig vormgegeven dat falen niet wordt beloond;12° de beoordeling van prestaties, als basis voor variabele beloningscomponenten of pools van variabele beloningscomponenten, omvat een breed correctiemechanisme om rekening te kunnen houden met alle relevante soorten actuele en toekomstige risico's;13° afhankelijk van de rechtsvorm van de instelling voor collectieve belegging en van haar reglement of statuten, bestaat een substantieel deel, zijnde ten minste 50 % van elke variabele beloning, uit rechten van deelneming in de betrokken instelling voor collectieve belegging, equivalente eigendomsbelangen of op aandelen gebaseerde instrumenten of vergelijkbare non-cash instrumenten met even doeltreffende prikkels als elk in dit punt genoemd instrument, tenzij het beheer van de instelling voor collectieve belegging minder dan 50 % uitmaakt van de totale portefeuille die door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging wordt beheerd, in welk geval het minimum van 50 % niet geldt. Voor de in dit punt bedoelde instrumenten geldt een passend aanhoudbeleid om de prikkels te laten aansluiten op de belangen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en de instellingen voor collectieve belegging die zij beheert en de deelnemers in die instellingen voor collectieve belegging. Dit punt is van toepassing op het gedeelte van de variabele beloningscomponent waarvan uitkering wordt uitgesteld overeenkomstig punt 14° en op het gedeelte van de variabele beloningscomponent waarvan uitkering niet wordt uitgesteld; 14° een aanzienlijk deel, zijnde ten minste 40 % van het variabele beloningsbestanddeel, wordt pas uitgekeerd na een periode die aangepast is aan de duur van de deelneming die aan de deelnemers in de betrokken instelling voor collectieve belegging wordt aanbevolen, en is correct op de aard van de risico's van de betrokken instelling voor collectieve belegging afgestemd. De in dit punt bedoelde periode bedraagt minstens drie jaar; beloning volgens een spreidingsregeling wordt niet sneller verworven dan een betaling naar rato; indien de variabele beloningscomponent een bijzonder hoog bedrag is, wordt daarvan minstens 60 % met uitstel uitgekeerd; 15° de variabele beloning, inclusief het uitgestelde gedeelte, wordt alleen uitgekeerd of definitief verworven wanneer dit met de financiële toestand van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging in haar geheel te verenigen is en door de prestaties van de bedrijfseenheid, de instelling voor collectieve belegging en het betrokken individu te rechtvaardigen is. De totale variabele beloning wordt over het geheel genomen aanzienlijk verlaagd als er sprake is van mindere of negatieve financiële prestaties van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of de betrokken instelling voor collectieve belegging, zowel rekening houdend met de huidige beloning als met de vermindering van de uitbetalingen van eerder verdiende bedragen, onder meer door middel van malus- of terugvorderingsregelingen; 16° het pensioenbeleid strookt met de bedrijfsstrategie, de doelstellingen, de waarden en de langetermijnbelangen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en de instellingen voor collectieve belegging die zij beheert. Indien de werknemer de dienst van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging vóór pensionering verlaat, moeten de uitkeringen uit hoofde van een discretionair pensioen gedurende een termijn van vijf jaar door de beheervennootschap worden aangehouden in de vorm van instrumenten als bedoeld in punt 13°.

Wanneer een werknemer zijn pensionering bereikt, worden discretionaire pensioenuitkeringen aan de werknemer betaald in de vorm van de in punt 13° bedoelde instrumenten, onder voorbehoud van een uitstelperiode van vijf jaar;17° het personeel moet zich ertoe verbinden geen gebruik te maken van persoonlijke hedgingstrategieën of aan beloning en aansprakelijkheid gekoppelde verzekeringen om de risicobeheereffecten die in hun beloningsregelingen zijn ingebed, te ondermijnen; 18° variabele beloningen worden niet uitgekeerd door middel van vehikels of methoden die het ontwijken van de in deze wet opgenomen voorschriften faciliteren."

Art. 17.In hetzelfde hoofdstuk 3/1 wordt een artikel 213/3 ingevoegd, luidende : "

Art. 213/3.De in artikel 213/2 vervatte beginselen zijn van toepassing op alle soorten door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging uitgekeerde voordelen, op alle rechtstreeks door de instelling voor collectieve belegging uitgekeerde bedragen, met inbegrip van prestatievergoedingen, en op alle overdrachten van rechten van deelneming in de instelling voor collectieve belegging, ten gunste van de categorieën van medewerkers, inclusief hogere leidinggevende en risiconemende medewerkers en medewerkers met controlefuncties en elke werknemer wiens totale beloning binnen dezelfde beloningsschaal als die van hogere leidinggevenden en risiconemers valt, wier beroepswerkzaamheden hun risicoprofiel en dat van de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging materieel beïnvloeden.".

Art. 18.In hetzelfde hoofdstuk 3/1 wordt een artikel 213/4 ingevoegd, luidende : "

Art. 213/4.Beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die significant zijn qua omvang of qua omvang van de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging, hun interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van hun werkzaamheden, stellen een remuneratiecomité in. Het remuneratiecomité is zodanig samengesteld dat het een deskundig en onafhankelijk oordeel kan geven over beloningsbeleid en -cultuur en over de prikkels die worden gecreëerd voor het beheren van risico's.

De Koning kan, bij besluit genomen op advies van de FSMA, verduidelijken wat onder "beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die significant zijn qua omvang of qua omvang van de door hen beheerde instellingen voor collectieve belegging, hun interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van hun werkzaamheden" moet worden verstaan.

Het remuneratiecomité dat in voorkomend geval overeenkomstig de in artikel 14bis, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG, bedoelde richtsnoeren van ESMA is opgezet, is verantwoordelijk voor het voorbereiden van beslissingen over beloning, ook van beslissingen die gevolgen hebben voor het risico en het risicobeheer van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of de betrokken instelling voor collectieve belegging en die het leidinggevend orgaan bij de uitoefening van zijn toezichtstaak moet nemen. Het remuneratiecomité wordt voorgezeten door een lid van het wettelijk bestuursorgaan dat in de betrokken beheervennootschap geen uitvoerende taken verricht. De leden van het remuneratiecomité zijn leden van het wettelijk bestuursorgaan, die in de betrokken beheervennootschap geen uitvoerende functie bekleden.

Bij de voorbereiding van dergelijke beslissingen houdt het remuneratiecomité rekening met de langetermijnbelangen van de deelnemers en andere belanghebbenden van de instelling, alsook met het algemeen belang.". HOOFDSTUK 4. - Administratieve maatregelen en sancties

Art. 19.In artikel 96, § 3, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden ", alsook bestaande opnames van telefoongesprekken, elektronische mededelingen of overzichten van dataverkeer waarover voornoemde personen beschikken, opvragen" worden ingevoegd tussen de woorden "en ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk gegeven in hun bezit" en het leesteken" :";2° in de Nederlandse versie worden de woorden "en ter plaatse kennis nemen" vervangen door de woorden "ter plaatse kennis nemen".

Art. 20.In artikel 115 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 19 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : "Indien de betrokken persoon of entiteit na afloop van de termijn in gebreke blijft, kan de FSMA hem, en op voorwaarde dat hij zijn middelen heeft kunnen laten gelden : 1° haar standpunt over de krachtens het eerste lid gedane vaststellingen openbaar maken, waarbij zij de identiteit van diegene die verantwoordelijk is voor de overtreding, en de aard van de overtreding verduidelijkt.Deze openbaarmaking gebeurt op kosten van de betrokken persoon; 2° de betaling van een dwangsom opleggen die per kalenderdag dat het bevel niet wordt nageleefd niet meer mag bedragen dan 50 000 euro, noch in het totaal 2 500 000 euro mag overschrijden."; 2° in paragraaf 2 worden de woorden "die niet minder mag bedragen dan 5 000 euro en, voor hetzelfde feit of geheel van feiten, niet meer mag bedragen dan 2 500 000 euro" opgeheven; 3° paragaaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De FSMA kan ook een administratieve geldboete opleggen aan een of meer leden van het leidinggevende, bestuurs- of toezichtsorgaan en aan iedere andere persoon die met de effectieve leiding van de in het eerste lid bedoelde entiteiten is belast, wanneer deze verantwoordelijk worden gesteld voor de overtreding."; 4° een paragraaf 2/1 wordt ingevoegd, luidende : " § 2/1.Het bedrag van de in paragraaf 2 bedoelde administratieve geldboetes wordt als volgt bepaald : 1° wanneer het een rechtspersoon betreft, mag de administratieve geldboete, voor hetzelfde feit of geheel van feiten, niet meer bedragen dan 5 000 000 euro, of, indien dit hoger is, 10 % van de totale jaaromzet van die rechtspersoon volgens de recentste jaarrekening die door het leidinggevend orgaan is opgesteld.Indien de betrokken rechtspersoon geen omzet realiseert wordt onder totale jaaromzet begrepen de met omzet corresponderende soort inkomsten, hetzij overeenkomstig de toepasselijke Europese jaarrekeningenrichtlijnen hetzij, indien die niet van toepassing zijn op de betrokken rechtspersoon, overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat waar de rechtspersoon gevestigd is. Indien de rechtspersoon een moederonderneming is of een dochteronderneming van de moederonderneming die een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, is de betrokken totale jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet, volgens de laatst beschikbare geconsolideerde jaarrekening als goedgekeurd door het leidinggevend orgaan van de uiteindelijke moederonderneming; 2° wanneer het een natuurlijk persoon betreft, mag de administratieve geldboete, voor hetzelfde feit of geheel van feiten, niet meer bedragen dan 5 000 000 euro. Wanneer de overtreding de overtreder winst heeft opgeleverd of ervoor heeft gezorgd dat een verlies kon worden vermeden, mag dit maximum, ongeacht wat voorafgaat, tot het dubbele van die winst of dat verlies worden verhoogd.".

Art. 21.In artikel 236, § 3, van dezelfde wet worden de woorden ", alsook bestaande opnames van telefoongesprekken, elektronische mededelingen of overzichten van dataverkeer waarover voornoemde personen beschikken, opvragen" ingevoegd tussen de woorden "en ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk gegeven in hun bezit" en het leesteken" :".

Art. 22.Artikel 254 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 23.In artikel 255 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "als bedoeld in artikel 254" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 4, (20), van Richtlijn 2006/48/EG";2° paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : "Indien de betrokken onderneming na afloop van de termijn in gebreke blijft, kan de FSMA, op voorwaarde dat die onderneming haar middelen heeft kunnen laten gelden : 1° haar standpunt over de krachtens het eerste lid gedane vaststellingen openbaar maken, waarbij zij de identiteit van diegene die verantwoordelijk is voor de overtreding, en de aard van de overtreding verduidelijkt.Deze openbaarmaking gebeurt op kosten van de betrokken onderneming; 2° de betaling van een dwangsom opleggen die per kalenderdag dat het bevel niet wordt nageleefd niet meer mag bedragen dan 50 000 euro, noch in het totaal 2 500 000 euro mag overschrijden."; 3° in paragraaf 2 worden de woorden "die niet minder mag bedragen dan 5 000 euro en, voor hetzelfde feit of geheel van feiten, niet meer mag bedragen dan 2 500 000 euro" opgeheven; 4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De FSMA kan ook een administratieve geldboete opleggen aan een of meer leden van het leidinggevende, bestuurs- of toezichtsorgaan en aan iedere andere persoon die met de effectieve leiding van de in het eerste lid bedoelde entiteiten is belast, wanneer deze verantwoordelijk worden gesteld voor de overtreding."; 5° een paragraaf 2/1 wordt ingevoegd, luidende : " § 2/1.Het bedrag van de in paragraaf 2 bedoelde administratieve geldboetes wordt als volgt bepaald : 1° wanneer het een rechtspersoon betreft, mag de administratieve geldboete, voor hetzelfde feit of geheel van feiten, niet meer bedragen dan 5 000 000 euro, of, indien dit hoger is, 10 % van de totale jaaromzet van die rechtspersoon volgens de recentste jaarrekening die door het leidinggevend orgaan is opgesteld.Indien de betrokken rechtspersoon geen omzet realiseert wordt onder totale jaaromzet begrepen de met omzet corresponderende soort inkomsten, hetzij overeenkomstig de toepasselijke Europese jaarrekeningenrichtlijnen hetzij, indien die niet van toepassing zijn op de betrokken rechtspersoon, overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat waar de rechtspersoon gevestigd is. Indien de rechtspersoon een moederonderneming is of een dochteronderneming van de moederonderneming die een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, is de betrokken totale jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet, volgens de laatst beschikbare geconsolideerde jaarrekening als goedgekeurd door het leidinggevend orgaan van de uiteindelijke moederonderneming; 2° wanneer het een natuurlijk persoon betreft, mag de administratieve geldboete, voor hetzelfde feit of geheel van feiten, niet meer bedragen dan 5 000 000 euro. Wanneer de overtreding de overtreder winst heeft opgeleverd of ervoor heeft gezorgd dat een verlies kon worden vermeden, mag dit maximum, ongeacht wat voorafgaat, tot het dubbele van die winst of dat verlies worden verhoogd.". HOOFDSTUK 5. - Diverse bepalingen

Art. 24.Artikel 3, 52°, van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 25.In deel I van dezelfde wet wordt een artikel 3/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 3/1.§ 1. De verwijzingen naar deze wet, naar Richtlijn 2009/65/EG of naar één van de bepalingen van deze wet of die Richtlijn houden eveneens een verwijzing in naar de overeenstemmende bepalingen van de verordeningen en de technische reguleringsnormen die door de Commissie zijn aangenomen krachtens de bepalingen van Richtlijn 2009/65/EG. § 2. Deze wet mag ook worden geciteerd onder het verkorte opschrift "ICBE-wet"."

Art. 26.In boek I van deel II van dezelfde wet wordt een artikel 5/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 5/1.Het is eenieder verboden om aan het publiek in België rechten van deelneming te commercialiseren in instellingen voor collectieve belegging die niet, zoals vereist door de wet, zijn ingeschreven om dergelijke rechten van deelneming aan het publiek in België te mogen aanbieden.

Voor de toepassing van dit artikel verwijst "commercialisering aan het publiek" naar de commercialisering als gedefinieerd in artikel 30bis, tweede lid, van de wet van 2 augustus 2002, in zoverre zij niet onder de toepassing van artikel 5 valt.

Dit artikel is niet van toepassing op de commercialisering van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt of een MTF, in de zin van respectievelijk artikel 2, eerste lid, 3°, 4° en 6°, van de wet van 2 augustus 2002.".

Art. 27.Artikel 8, § 2, tweede lid, van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 28.In de Nederlandse versie van artikel 60, § 3, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt het woord "adviezen" vervangen door het woord "berichten".

Art. 29.In artikel 71 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de bepaling onder l) vervangen als volgt : "l) de beheervennootschappen naar buitenlands recht als bedoeld in Richtlijn 2011/61/EU die in België werkzaam zijn overeenkomstig boek III van deel IV van de wet van 19 april 2014;"; 2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : "Het eerste lid doet geen afbreuk a) aan de mogelijkheid voor de instelling voor collectieve belegging om zelf haar rechten van deelneming te plaatsen of om tussenpersonen in bank- of beleggingsdiensten die zijn ingeschreven op de lijst als bedoeld in artikel 7, § 3, van de wet van 22 maart 2006, hiermee te gelasten, b) aan de mogelijkheid voor de bieder om de plaatsing van de rechten van deelneming toe te vertrouwen aan tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten die zijn ingeschreven op de lijst als bedoeld in artikel 7, § 3, van de wet van 22 maart 2006, ingeval de bieder een gereglementeerde onderneming in de zin van de wet is, of c) aan de mogelijkheid om een met de bieder of de instelling voor collectieve belegging verbonden onderneming hiermee te gelasten, ingeval de aanbieding tot de personeelsleden van die verbonden onderneming gericht is.".

Art. 30.Artikel 86, 2°, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "2° de gevallen waarin het vrij toetredings- en uittredingsrecht kan of moet worden geschorst;".

Art. 31.Artikel 116 van dezelfde wet, opgeheven door de wet van 19 april 2014, wordt hersteld als volgt : "

Art. 116.Bij niet-naleving van de verplichtingen en verbodsbepalingen die voortvloeien uit Verordening 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 en de op grond of ter uitvoering ervan genomen bepalingen, kan de FSMA de maatregelen nemen als bedoeld in de artikelen 111 en 115.".

Art. 32.In artikel 155, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid wordt het woord "AICB" vervangen door de woorden "instelling voor collectieve belegging"; 2° het vierde lid wordt vervangen als volgt : "De artikelen 60, § 3, derde lid, 63, § 4, en 67 tot 70 zijn van toepassing.".

Art. 33.Artikel 202, § 1, 5°, b), gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, wordt vervangen als volgt : "b) De uitoefening van die beheertaak mag enkel worden toevertrouwd aan een in België gevestigde onderneming of, onder de door deze wet vastgestelde voorwaarden, aan een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte."

Art. 34.In de Franse versie van artikel 236/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, worden de woorden "les paragraphes 1er à 4" vervangen door de woorden "les paragraphes 2 à 4".

Art. 35.Het opschrift van afdeling 2, hoofdstuk 1, titel 3, boek 2, deel 3 wordt vervangen als volgt : "Afdeling 2. - Groepstoezicht"

Art. 36.Een artikel 241/1 wordt ingevoegd in afdeling 2, hoofdstuk 1, titel 3, boek 2, deel 3 van dezelfde wet, luidende : "

Art. 241/1.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder : 1° "groep" : een geheel van ondernemingen dat gevormd wordt door een moederonderneming, haar dochterondernemingen, de ondernemingen waarin de moederonderneming of haar dochterondernemingen rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhouden, alsook de ondernemingen waarmee een consortium wordt gevormd en de ondernemingen die door deze laatste ondernemingen worden gecontroleerd of waarin deze laatste ondernemingen een deelneming aanhouden;2° "financiële dienstengroep" : een groep of subgroep waarvan ten minste één van de dochterondernemingen een gereglementeerde onderneming is en die aan de volgende voorwaarden voldoet : a) wanneer een gereglementeerde onderneming aan het hoofd van de groep of subgroep staat : i) is deze onderneming een moederonderneming van een onderneming in de financiële sector, een onderneming die houder is van een deelneming in een onderneming in de financiële sector, dan wel een onderneming die met een onderneming in de financiële sector verbonden is onder de vorm van een consortium; ii) is ten minste één van de entiteiten in de groep of subgroep een onderneming uit de verzekeringssector en is ten minste één van de entiteiten in de groep een onderneming uit de banksector of de beleggingsdienstensector, en iii) zijn de geconsolideerde en/of geaggregeerde activiteiten van de tot de groep of subgroep behorende entiteiten uit de verzekeringssector en van de entiteiten uit de banksector en de beleggingsdienstensector significant; of b) wanneer geen gereglementeerde onderneming aan het hoofd van de groep of subgroep staat : i) vinden de activiteiten van de groep of subgroep in hoofdzaak plaats in de financiële sector; ii) is ten minste één van de entiteiten in de groep of subgroep een onderneming uit de verzekeringssector en ten minste één van de entiteiten in de groep of subgroep is een onderneming uit de banksector of de beleggingsdienstensector, en iii) zijn de geconsolideerde en/of geaggregeerde activiteiten van de tot de groep of subgroep behorende entiteiten uit de verzekeringssector en van de entiteiten uit de banksector en de beleggingsdienstensector significant;

De Koning bepaalt wat onder de begrippen "in hoofdzaak" en "significant" moet worden verstaan; 3° "gereglementeerde onderneming" : een rechtspersoon die hetzij een beleggings-onderneming is als gedefinieerd in artikel 3 van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, hetzij een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 1, § 3, van de wet van 25 april 2014, hetzij een verzekerings-onderneming of een herverzekerings-onderneming als gedefinieerd in artikel 5, 1° en 2° van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, hetzij een beheerder van AICB's, hetzij een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, en elke andere onderneming opgericht naar buitenlands recht die, indien ze haar maatschappelijke zetel in België zou hebben, een toelating dient te verkrijgen voor de uitoefening van het bedrijf van beleggingsonderneming, van beheerder van AICB's of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;4° "financiële sector" : een sector die bestaat uit een of meer van de volgende ondernemingen : a) een gereglementeerde onderneming die een kredietinstelling is, een financiële instelling in de zin van artikel 3, 41°, van de wet van 25 april 2014, een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 4, lid 1, punt 18), van Verordening (EU) Nr.575/2013; deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de banksector" wordt genoemd; b) een gereglementeerde onderneming die een verzekerings- of herverzekerings-onderneming is, een verzekeringsholding in de zin van artikel 338, 5°, van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de verzekeringssector" wordt genoemd; c) een gereglementeerde onderneming die een beleggingsonderneming is, een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 2, 2°, van de wet van 25 december betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, een financiële instelling in de zin van artikel 2, 7°, van dezelfde wet;deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de beleggingsdienstensector" wordt genoemd; 5° "gemengde financiële holding" : een moederonderneming, andere dan een gereglementeerde onderneming, aan het hoofd van een financiële dienstengroep;6° "moederonderneming", "dochteronder-neming", "controle", "consortium", "deelneming" : de begrippen in de zin van de omschrijving die ervan wordt gegeven in artikelen 2, 28°, en 59 van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, artikel 3, § 1, 26°, en de Afdelingen I, II en IV van Boek II, Titel III, Hoofdstuk IV van de wet van 25 april 2014, of artikel 338, 1°, 2° en 3°, van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen. § 2. De beheervennootschappen naar Belgisch recht : 1° die aan het hoofd staan van een financiële dienstengroep;of 2° waarvan de moederonderneming een gemengde financiële holding met hoofdkantoor in een lidstaat is, zijn onderworpen aan een aanvullend groepstoezicht overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf. Indien verschillende gereglementeerde ondernemingen dochterondernemingen van de in het eerste lid, 2°, bedoelde gemengde financiële holding zijn, betreft het aanvullend toezicht op de financiële dienstengroep uitsluitend de beheervennootschap naar Belgisch recht, voor zover de FSMA bevoegd is voor het aanvullend toezicht op de financiële dienstengroep.

Wanneer een gereglementeerde onderneming naar Belgisch recht aan het hoofd staat van een financiële dienstengroep wordt het aanvullende groepstoezicht uitgeoefend door de toezichthoudende overheid verantwoordelijk voor het toezicht op de betrokken gereglementeerde onderneming.

Het aanvullende toezicht slaat op de financiële positie van de financiële dienstengroep in het algemeen en de solvabiliteit van de groep in het bijzonder, de risicoconcentratie, de intragroep-verrichtingen, en de interne controleprocedures en de risicobeheer-procedures voor het geheel van de groep.

De Koning bepaalt de normen die in uitvoering van het tweede en derde lid van toepassing zijn.

Alle ondernemingen van de financiële dienstengroep die tot de financiële sector behoren worden in het aanvullende groepstoezicht opgenomen, volgens de nadere regels die de Koning bepaalt.

De Koning kan het aanvullende groepstoezicht uitbreiden tot andere domeinen en tot groepsondernemingen buiten de financiële sector, conform de Europese regelgeving.

De FSMA kan voorschrijven dat de in het aanvullende groepstoezicht opgenomen gereglementeerde en niet gereglementeerde ondernemingen haar alle inlichtingen dienen te verstrekken die nuttig zijn voor haar aanvullend groepstoezicht. Voor dit toezicht kan de FSMA ter plaatse in alle in het aanvullende groepstoezicht opgenomen ondernemingen de inlichtingen toetsen die zij heeft ontvangen, of, op kosten van de betrokken gereglementeerde onderneming, erkende revisoren, of in voorkomend geval door haar daartoe erkende buitenlandse deskundigen hiermee belasten. De FSMA verricht deze toetsing of laat die verrichten bij een onderneming die in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte is gevestigd, nadat zij de bevoegde toezichthoudende overheid van die andere Staat hiervan in kennis heeft gesteld en voorzover deze laatste die toetsing niet zelf verricht of toestaat dat een revisor of deskundige deze verricht. Indien de toezichthoudende overheid de toetsing niet zelf verricht, kan zij niettemin aan de verificatie deelnemen zo zij dit wenselijk acht.

Het aanvullende groepstoezicht heeft niet tot gevolg dat de FSMA op elke in dit toezicht opgenomen onderneming individueel toezicht uitoefent. Het aanvullende groepstoezicht doet evenmin afbreuk aan het toezicht op vennootschappelijke en op geconsolideerde basis overeenkomstig de andere bepalingen van deze wet.

De Koning kan bepalen onder welke voorwaarden Belgische ondernemingen, die deel uitmaken van een financiële dienstengroep en zijn opgenomen in het aanvullende groepstoezicht dat door een buitenlandse toezichthoudende overheid wordt uitgeoefend, verplicht kunnen worden bepaalde inlichtingen te verstrekken aan die toezichthoudende overheid voor de uitoefening van diens aanvullend groepstoezicht, en waarbij deze overheid zelf of via door haar gemachtigde revisoren of deskundigen de verstrekte inlichtingen ter plaatse kan toetsen . § 3. De Koning bepaalt de regels voor het aanvullende groepstoezicht overeenkomstig de bepalingen van de Richtlijn 2002/87/EG van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekerings-ondernemingen en beleggings-ondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad. § 4. In bijzondere gevallen kan de FSMA, met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel, met redenen omklede afwijkingen toestaan van de krachtens dit artikel genomen besluiten en reglementen, voor zover dergelijke afwijkingen gelden voor alle gereglementeerde ondernemingen die zich in gelijkwaardige omstandigheden bevinden. Het gebruik van deze bevoegdheid mag niet indruisen tegen de bepalingen van Europees recht.".

Art. 37.In dezelfde wet wordt een artikel 255/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 255/1.Bij niet-naleving van de verplichtingen en verbodsbepalingen die voortvloeien uit Verordening 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 en de op grond of ter uitvoering ervan genomen bepalingen, kan de FSMA de maatregelen nemen als bedoeld in de artikelen 250 en 255.".

Art. 38.In artikel 260, § 1, eerste lid, van dezelfde wet wordt de bepaling onder 1° opgeheven.

Art. 39.In artikel 288 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, wordt een bepaling onder 2° /1 ingevoegd, luidende : "2° /1 zij die, met overtreding van artikel 5/1, rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging aan het publiek verhandelen;".

DEEL III. - Bepalingen tot wijziging van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders

Art. 40.In artikel 3 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 4° wordt vervangen als volgt : "4° "openbare alternatieve instelling voor collectieve belegging" : een alternative instelling voor collectieve belegging die haar financiële middelen geheel of gedeeltelijk aantrekt via een openbaar aanbod van effecten in België;"; 2° in de bepalingen onder 5°, 6° en 7° worden de woorden "rechten van deelneming" telkens vervangen met het woord "effecten"; 3° de bepaling onder 25° wordt aangevuld met een bepaling onder g), luidende : "g) een lidstaat, die niet de lidstaat van herkomst is, waar een beheerder uit de Europese Unie de in artikel 11, § 2, derde lid, bedoelde diensten verleent;"; 4° in de bepaling onder 31°, eerste lid, worden de woorden "krachtens het derde lid, 1°, met uitsluiting van de in het derde lid, 2°, bedoelde beleggers" vervangen door de woorden "krachtens het derde lid, a), met uitsluiting van de in het derde lid, b) bedoelde beleggers";5° in de bepaling onder 34°, a), worden de woorden "of die een soortgelijk economisch effect hebben," ingevoegd tussen de woorden "kapitaal van de beleggingsvennootschap vertegenwoordigen," en het woord "en";6° de bepaling onder 79° wordt opgeheven;7° een bepaling onder 104° wordt ingevoegd, luidende : "104° "Verordening 2015/2365" : de Verordening 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr.648/2012.".

Art. 41.In dezelfde wet wordt artikel 4, waarvan de huidige tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende : " § 2. Deze wet mag ook worden geciteerd onder het verkorte opschrift "AICB-wet"."

Art. 42.In artikel 11, § 2, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden ", van de wet van 3 augustus 2012" opgeheven.

Art. 43.In artikel 51, § 3, eerste lid, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Franse versie van de bepaling onder 2° wordt het woord "ou" opgeheven;2° een bepaling onder 2° /1 wordt ingevoegd, luidende : "2° /1 een andere categorie instellingen die aan prudentiële regelgeving is onderworpen en onder permanent toezicht staat, en die sinds 21 juli 2011 tot de soorten instellingen behoort waarvoor de lidstaat van herkomst van de AICB heeft bepaald dat ze als bewaarder mogen worden gekozen, overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Richtlijn 2009/65/EG;of"; 3° de bepaling onder 3°, a), wordt aangevuld als volgt : "In het kader daarvan kan de Koning inzonderheid de toepassing uitbreiden van de volledige of een deel van de specifieke vergunnings-, bedrijfsuitoefenings-, toezichts- en sanctieregeling voor de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;".

Art. 44.In artikel 58, § 4, van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt opgeheven;2° in het tweede lid, worden de woorden "Ingeval het een AICB naar buitenlands recht betreft, kan de bewaarder" vervangen door de woorden "De bewaarder kan".

Art. 45.In dezelfde wet wordt een artikel 58/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 58/1.De schuldeisers van de bewaarder of van elke in België gevestigde derde aan wie de bewaring van de activa van een AICB naar Belgisch recht is gedelegeerd, mogen de betaling van hun vorderingen op de bewaarder of op de betrokken derde niet invorderen op de activa van de AICB. Het vorige lid is ook van toepassing op de schuldeisers van elke in België gevestigde persoon aan wie de bewaring van de tegoeden van een AICB naar buitenlands recht werd gedelegeerd.".

Art. 46.In dezelfde wet wordt een artikel 67/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 67/1.De beheervennootschappen van AICB's leggen de FSMA periodiek een gedetailleerde financiële staat voor. Die staat wordt opgemaakt overeenkomstig de regels vastgesteld bij een conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002 genomen reglement van de FSMA die ook de rapporteringsfrequentie bepaalt. Bovendien kan de FSMA voorschrijven dat haar geregeld andere cijfergegevens of uitleg wordt verstrekt om te kunnen nagaan of de voorschriften van dit deel of de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen zijn nageleefd.

De effectieve leiding van de beheervennootschap van AICB's, in voorkomend geval het directiecomité, verklaart aan de FSMA dat voornoemde periodieke staten die zij aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar overmaakt in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen.

De periodieke staten (a) moeten volledig zijn en alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en (b) juist zijn en correct de gegevens weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan zij worden opgesteld. De effectieve leiding bevestigt het nodige te hebben gedaan opdat de voornoemde staten volgens de geldende richtlijnen van de FSMA opgemaakt zijn, en opgesteld zijn met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening, of, voor de periodieke rapporteringsstaten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar.

De Koning bepaalt, bij besluit genomen op advies van de FSMA, volgens welke regels alle beheervennootschappen van AICB's : 1° hun boekhouding voeren, inventarisramingen verrichten en hun jaarrekening opmaken en openbaar maken;2° hun geconsolideerde jaarrekening opmaken, controleren en openbaar maken en het jaar- en controleverslag over deze geconsolideerde jaarrekening opmaken en openbaar maken. Daartoe kan Hij de ter uitvoering van boek III van het Wetboek van economisch recht genomen regels, alsook, onder de voorwaarden van de artikelen 122, eerste lid, en 123 van het Wetboek van Vennootschappen, de ter uitvoering van de artikelen 92 en 117 van het Wetboek van Vennootschappen genomen regels, aanpassen, wijzigen en vervolledigen.

In bijzondere gevallen kan de FSMA, met inachtneming van de belangen van de deelnemers, afwijkingen toestaan van de in het eerste en het vierde lid bedoelde besluiten en reglementen.

De in dit artikel bedoelde reglementen worden genomen na raadpleging van de betrokken beroepsverenigingen.

Art. 47.Artikel 84, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "Onverminderd de artikelen 30bis en 45, § 2, van de wet van 2 augustus 2002, mag een beheerder in België de rechten van deelneming in elke AICB uit de Europese Unie die hij beheert, verhandelen mits met name de artikelen 68 tot 72 worden nageleefd en wordt voldaan aan de voorwaarden van dit punt.".

Art. 48.Artikel 93 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 93.Onverminderd de artikelen 30bis en 45, § 2, van de wet van 2 augustus 2002, mag een beheerder de rechten van deelneming in door hem beheerde instellingen voor collectieve belegging uit derde landen en in feeders uit de Europese Unie die niet aan de in artikel 84, tweede lid, bedoelde voorschriften voldoen, in de Europese Economische Ruimte verhandelen zodra aan de in dit punt C vermelde voorwaarden is voldaan.".

Art. 49.In artikel 102, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "en/of de in artikel 11, § 2, derde lid, bedoelde diensten wil verlenen" ingevoegd tussen de woorden "AICB's uit de Europese Unie te beheren" en de woorden ", moet de FSMA hiervan vooraf in kennis stellen".

Art. 50.In artikel 104, § 1, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden "en/of de in artikel 11, § 2, derde lid, bedoelde diensten wil verlenen" ingevoegd tussen de woorden "AICB's te beheren in een andere lidstaat" en de woorden ", moet de FSMA hiervan vooraf in kennis stellen"; 2° het tweede lid, 1°, wordt vervangen als volgt : "1° de lidstaat waarin de beheerder rechtstreeks AICB's wil beheren en/of de in artikel 11, § 2, derde lid, bedoelde diensten wil verlenen;".

Art. 51.In artikel 108 van dezelfde wet wordt paragraaf 1 aangevuld met een lid, luidende : "Deze paragraaf geldt onverminderd de toepassing van de artikelen 30bis en 45, § 2, van de wet van 2 augustus 2002.".

Art. 52.In artikel 114 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het tweede lid opgeheven;2° paragraaf 3 wordt opgeheven.

Art. 53.Artikel 117 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : "De in het eerste lid bedoelde beheerders mogen in België de in artikel 11, § 2, derde lid, bedoelde diensten echter op geen enkele andere manier verrichten dan conform de bepalingen van de wet van 6 april 1995.".

Art. 54.In artikel 128, tweede lid, van dezelfde wet wordt een bepaling onder 1° /1 ingevoegd, luidende : "1° /1 het bewijs dat de beheerder in zijn lidstaat van herkomst is geregistreerd conform artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2011/61/EU;".

Art. 55.De artikelen 130 en 131 van dezelfde wet worden opgeheven.

Art. 56.In de artikelen 126, § 2, 133, § 1, 149, eerste lid, en 162, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "delen III en IV" telkens vervangen door de woorden "deel III en, in voorkomend geval, deel IV".

In artikel 155, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "delen III en IV" vervangen door de woorden "deel III".

Art. 57.In artikel 163 van dezelfde wet wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 58.In artikel 164 van dezelfde wet wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 59.In titel II, boek II, deel II, van dezelfde wet worden de hoofdstukken III en IV, die de artikelen 166 tot 179 bevatten, opgeheven.

Art. 60.In dezelfde wet wordt een artikel 180/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 180/1.Het is eenieder verboden om aan het publiek in België rechten van deelneming te commercialiseren in AICB's die niet, zoals vereist door de wet, zijn ingeschreven of vergund om dergelijke rechten van deelneming aan het publiek in België te mogen aanbieden.

Voor de toepassing van dit artikel verwijst "commercialisering aan het publiek" naar de commercialisering als gedefinieerd in artikel 30bis, tweede lid, van de wet van 2 augustus 2002, in zoverre zij niet onder de toepassing van artikel 5 valt.

Dit artikel is niet van toepassing op : 1° de commercialisering van rechten van deelneming in AICB's die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt of een MTF, in de zin van respectievelijk artikel 2, eerste lid, 3° en 4°, van de wet van 2 augustus 2002; 2° de commercialisering van rechten van deelneming in AICB's als bedoeld in artikel 180, § 2.".

Art. 61.Artikel 184, § 2, tweede lid, wordt opgeheven.

Art. 62.In artikel 186 van dezelfde wet wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidende : " § 1/1. Een gemeenschappelijk beleggingsfonds wordt als Belgisch beschouwd als het op de in artikel 200 bedoelde lijst is ingeschreven.".

Art. 63.Artikel 194, § 1, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : " § 1. Artikel 186, §§ 1 en 3, en de artikelen 188 en 189 zijn van toepassing op de gemeenschappelijke beleggingsfondsen met een vast aantal rechten van deelneming.".

Art. 64.Artikel 210 van dezelfde wet wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : " § 3. Indien de beleggingsvennootschap een beheervennootschap, met toepassing van artikel 10, § 2, heeft aangesteld, zijn de artikelen 208 en 209 niet van toepassing.".

Art. 65.In de Nederlandse versie van artikel 225, § 2, tweede lid, van dezelfde wet wordt het woord "adviezen" vervangen door het woord "berichten".

Art. 66.In artikel 235 van dezelfde wet wordt het tweede lid als volgt vervangen : "Het eerste lid doet geen afbreuk a) aan de mogelijkheid voor de AICB om zelf haar effecten te plaatsen of om tussenpersonen in bank- of beleggingsdiensten die zijn ingeschreven op de lijst als bedoeld in artikel 7, § 3, van de wet van 22 maart 2006, hiermee te gelasten, b) aan de mogelijkheid voor de bieder om de plaatsing van de effecten toe te vertrouwen aan tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten die zijn ingeschreven op de lijst als bedoeld in artikel 7, § 3, van de wet van 22 maart 2006, ingeval de bieder een gereglementeerde onderneming in de zin van de wet is, of c) aan de mogelijkheid om een met de bieder of de AICB verbonden onderneming hiermee te gelasten, ingeval de aanbieding tot de personeelsleden van die verbonden onderneming gericht is.".

Art. 67.In artikel 245 van dezelfde wet worden de woorden "met name" ingevoegd tussen de woorden "en de categorie van toegelaten beleggingen," en de woorden "zodat op de AICB's soortgelijke vereisten van toepassing zijn".

Art. 68.Artikel 249, 2°, wordt vervangen als volgt : "2° de gevallen waarin het vrij toetredings- en uittredingsrecht kan of moet worden geschorst;".

Art. 69.In artikel 253 van dezelfde wet worden de woorden "van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen" vervangen door de woorden "van boek III van het Wetboek van economisch recht".

Art. 70.In artikel 257, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "die hun rechten van deelneming openbaar aanbieden in België" vervangen door de woorden "die hun effecten openbaar aanbieden in België".

Art. 71.Artikel 262 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 262.In afwijking van artikel 58, § 4, kunnen de deelnemers de aansprakelijkheid van de bewaarder (a) rechtstreeks dan wel (b) onrechtstreeks via de beheervennootschap of de AICB inroepen, op voorwaarde dat een en ander niet leidt tot duplicatie van rechtsmiddelen of tot ongelijke behandeling van de deelnemers.".

Art. 72.In artikel 269 van dezelfde wet wordt tussen de woorden "die openstaan voor" en het woord "AICB's" het woord "openbare" ingevoegd en tussen de woorden "die openstaat voor" en het woord "AICB's" het woord "openbare" ingevoegd.

Art. 73.In artikel 278 van dezelfde wet wordt tussen de woorden "die openstaan voor" en het woord "AICB's" het woord "openbare" ingevoegd en tussen de woorden "die openstaat voor" en het woord "AICB's" het woord "openbare" ingevoegd.

Art. 74.In artikel 284 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "186, § 1, tweede lid en §§ 3 en 4" vervangen door de woorden "186, § 1, tweede lid, en § 3";2° in paragraaf 4 worden tussen de woorden "veranderlijk aantal rechten van deelneming" en de woorden "zijn de bepalingen" de woorden "of een van zijn compartimenten" ingevoegd.

Art. 75.In artikel 285, § 1, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "191, § 1 en § 3 tot en met § 5" vervangen door de woorden "191, §§ 1, 3 en 5";2° in het derde lid worden de woorden "618, zesde en zevende lid," ingevoegd tussen de woorden "612 tot 617," en de woorden "619 tot 628".

Art. 76.In artikel 293, § 4, van dezelfde wet worden tussen de woorden "veranderlijk aantal rechten van deelneming" en de woorden "zijn de bepalingen" de woorden "of een van zijn compartimenten" ingevoegd.

Art. 77.In artikel 319 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "onder andere" ingevoegd tussen de woorden "Dit artikel bevat" en de woorden "een opsomming van de vereisten";2° artikel 319 wordt aangevuld met een paragraaf 7, luidende : " § 7.Onverminderd de bevoegdheden van het wettelijke bestuursorgaan inzake de vaststelling van het algemeen beleid als bepaald bij het Wetboek van Vennootschappen, nemen de personen belast met de effectieve leiding van de beheervennootschap, in voorkomend geval het directiecomité, onder toezicht van het wettelijke bestuursorgaan de nodige maatregelen voor de naleving van het bepaalde bij de artikelen 26, 27, §§ 1 en 2, eerste en tweede lid, 28, 29, § 1, eerste lid, 6°, 40 tot 43, 44, tweede en derde lid, 47, § 1, bij paragrafen 2 tot 5 van dit artikel en bij de artikelen 18, §§ 3 en 4, 22, 25, 31, 33, 35, 39 tot 48 en 57 tot 66 van Verordening 231/2013.

Onverminderd de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen, dient het wettelijke bestuursorgaan van de beheervennootschap, in voorkomend geval via het auditcomité, minstens jaarlijks te controleren of de vennootschap beantwoordt aan het bepaalde bij de artikelen 26, 27, §§ 1 en 2, eerste en tweede lid, 28, 29, § 1, eerste lid, 6°, 40 tot 43, 44, tweede en derde lid, 47, § 1, bij paragrafen 2 tot 5 van dit artikel en bij de artikelen 18, §§ 3 en 4, 22, 25, 31, 33, 35, 39 tot 48 en 57 tot 66 van Verordening 231/2013 en het eerste lid van deze paragraaf, en neemt het kennis van de genomen passende maatregelen.

De personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het directiecomité, lichten minstens jaarlijks het wettelijke bestuursorgaan, de FSMA en de erkende commissaris in over de naleving van het bepaalde bij het eerste lid van deze paragraaf en over de genomen passende maatregelen.

De informatieverstrekking aan de FSMA en de erkende commissaris gebeurt volgens de modaliteiten die de FSMA bepaalt.

Art. 78.Artikel 320 van dezelfde wet wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : " § 3. Wanneer een beheervennootschap operationele taken die van kritiek belang zijn voor een continue en bevredigende dienstverlening inzake beleggingsdiensten aan haar klanten, aan derden uitbesteedt, neemt zij passende maatregelen om het hiermee gepaard gaande operationeel risico te beperken.

De in het eerste lid bedoelde uitbesteding mag geen wezenlijke afbreuk doen aan het passende karakter van de interne controleprocedures van de vennootschap en aan het vermogen van de FSMA om te controleren of de vennootschap haar wettelijke verplichtingen nakomt.

De FSMA kan nadere bepalingen van dit artikel vaststellen met een reglement genomen ter uitvoering van de artikelen 49, § 3, en 64 van de wet van 2 augustus 2002.".

Art. 79.Artikel 333 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 80.In artikel 335 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, 3°, wordt opgeheven;2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : " § 3.Artikel 67/1 is van toepassing.".

Art. 81.In artikel 344 van dezelfde wet wordt het woord "dit hoofdstuk" vervangen door de woorden "deze titel".

Art. 82.In de artikelen 345, § 1, 1°, en 372 van dezelfde wet wordt het woord "333" telkens vervangen door het woord "67/1".

Art. 83.In artikel 345, § 5, derde lid, van dezelfde wet wordt het woord "361" vervangen door de woorden "365, § 1, tweede lid, 1° ".

Art. 84.Het opschrift van titel II, boek I, deel V, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "TITEL II. - Groepstoezicht"

Art. 85.Een artikel 345/1 wordt ingevoegd in titel II, boek I, deel V, van dezelfde wet, luidende : "

Art. 345/1.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder : 1° "groep" : een geheel van ondernemingen dat gevormd wordt door een moederonderneming, haar dochterondernemingen, de ondernemingen waarin de moederonderneming of haar dochterondernemingen rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhouden, alsook de ondernemingen waarmee een consortium wordt gevormd en de ondernemingen die door deze laatste ondernemingen worden gecontroleerd of waarin deze laatste ondernemingen een deelneming aanhouden;2° "financiële dienstengroep" : een groep of subgroep waarvan ten minste één van de dochterondernemingen een gereglementeerde onderneming is en die aan de volgende voorwaarden voldoet : a) wanneer geen gereglementeerde onderneming aan het hoofd van de groep of subgroep staat : i) is deze onderneming een moederonderneming van een onderneming in de financiële sector, een onderneming die houder is van een deelneming in een onderneming in de financiële sector, dan wel een onderneming die met een onderneming in de financiële sector verbonden is onder de vorm van een consortium; ii) is ten minste één van de entiteiten in de groep of subgroep een onderneming uit de verzekeringssector en is ten minste één van de entiteiten in de groep of subgroep een onderneming uit de banksector of de beleggingsdienstensector, en iii) zijn de geconsolideerde en/of geaggregeerde activiteiten van de tot de groep of subgroep behorende entiteiten uit de verzekeringssector en van de entiteiten uit de banksector en de beleggingsdienstensector significant; of b) wanneer aan het hoofd van de groep of subgroep geen gereglementeerde onderneming staat : i) vinden de activiteiten van de groep of subgroep in hoofdzaak plaats in de financiële sector; ii) is ten minste één van de entiteiten in de groep of subgroep een onderneming uit de verzekeringssector en ten minste één van de entiteiten in de groep of subgroep is een onderneming uit de banksector of de beleggingsdienstensector, en iii) zijn de geconsolideerde en/of geaggregeerde activiteiten van de tot de groep of subgroep behorende entiteiten uit de verzekeringssector en van de entiteiten uit de banksector en de beleggingsdienstensector significant;

De Koning bepaalt wat onder de begrippen "in hoofdzaak" en "significant" moet worden verstaan; 3° "gereglementeerde onderneming" : een rechtspersoon die hetzij een beleggingsonderneming is als gedefinieerd in artikel 3 van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, hetzij een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 1, § 3, van de wet van 25 april 2014, hetzij een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 5, 1° en 2°, van de wet van 13 mars 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, hetzij een beheerder van AICB's, hetzij een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, en elke andere onderneming opgericht naar buitenlands recht die, indien ze haar maatschappelijke zetel in België zou hebben, een toelating dient te verkrijgen voor de uitoefening van het bedrijf van beleggingsonderneming, van beheerder van AICB's of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;4° "financiële sector" : een sector die bestaat uit een of meer van de volgende ondernemingen : a) een gereglementeerde onderneming die een kredietinstelling is, een financiële instelling in de zin van artikel 3, 41°, van de wet van 25 april 2014, een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 4, lid 1, punt 18), van Verordening (EU) Nr.575/2013; deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de banksector" wordt genoemd; b) een gereglementeerde onderneming die een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is, een verzekeringsholding in de zin van artikel 338, 5°, van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de verzekeringssector" wordt genoemd; c) een gereglementeerde onderneming die een beleggingsonderneming is, een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 2, 2°, van de wet van 25 december 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, een financiële instelling in de zin van artikel 2, 7°, van dezelfde wet;deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de beleggingsdienstensector" wordt genoemd; 5° "gemengde financiële holding" : een moederonderneming, andere dan een gereglementeerde onderneming, aan het hoofd van een financiële dienstengroep;6° "moederonderneming", "dochteronderneming", "controle", "consortium", "deelneming" : de begrippen in de zin van de omschrijving die ervan wordt gegeven in artikelen 2, 28°, en 59 van de wet van 25 december 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, artikel 3, § 1, 26°, en de Afdelingen I, II en IV van Boek II, Titel III, Hoofdstuk IV van de wet van 25 april 2014, of artikel 338, 1°, 2° en 3° van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen. § 2. De beheerders van AICB's naar Belgisch recht : 1° die aan het hoofd staan van een financiële dienstengroep;of 2° waarvan de moederonderneming een gemengde financiële holding met hoofdkantoor in een lidstaat is, zijn onderworpen aan een aanvullend groepstoezicht overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf. Indien verschillende gereglementeerde ondernemingen dochterondernemingen van de in het eerste lid, 2°, bedoelde gemengde financiële holding zijn, betreft het aanvullend toezicht op de financiële dienstengroep uitsluitend de beheervennootschap naar Belgisch recht, voor zover de FSMA bevoegd is voor het aanvullend toezicht op de financiële dienstengroep.

Wanneer een gereglementeerde onderneming naar Belgisch recht aan het hoofd staat van een financiële dienstengroep wordt het aanvullende groepstoezicht uitgeoefend door de toezichthoudende overheid verantwoordelijk voor het toezicht op de betrokken gereglementeerde onderneming.

Het aanvullende toezicht slaat op de financiële positie van de financiële dienstengroep in het algemeen en de solvabiliteit van de groep in het bijzonder, de risicoconcentratie, de intragroep-verrichtingen, en de interne controleprocedures en de risicobeheer-procedures voor het geheel van de groep.

De Koning bepaalt de normen die in uitvoering van het tweede en derde lid van toepassing zijn.

Alle ondernemingen van de financiële dienstengroep die tot de financiële sector behoren worden in het aanvullende groepstoezicht opgenomen, volgens de nadere regels die de Koning bepaalt.

De Koning kan het aanvullende groepstoezicht uitbreiden tot andere domeinen en tot groepsondernemingen buiten de financiële sector, conform de Europese regelgeving.

De FSMA kan voorschrijven dat de in het aanvullende groepstoezicht opgenomen gereglementeerde en niet-gereglementeerde ondernemingen haar alle inlichtingen dienen te verstrekken die nuttig zijn voor haar aanvullend groepstoezicht. Voor dit toezicht kan de FSMA ter plaatse in alle in het aanvullende groepstoezicht opgenomen ondernemingen de inlichtingen toetsen die zij heeft ontvangen, of, op kosten van de betrokken gereglementeerde onderneming, erkende revisoren, of in voorkomend geval door haar daartoe erkende buitenlandse deskundigen hiermee belasten. De FSMA verricht deze toetsing of laat die verrichten bij een onderneming die in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte is gevestigd, nadat zij de bevoegde toezichthoudende overheid van die andere Staat hiervan in kennis heeft gesteld en voorzover deze laatste die toetsing niet zelf verricht of toestaat dat een revisor of deskundige deze verricht. Indien de toezichthoudende overheid de toetsing niet zelf verricht, kan zij niettemin aan de verificatie deelnemen zo zij dit wenselijk acht.

Het aanvullende groepstoezicht heeft niet tot gevolg dat de FSMA op elke in dit toezicht opgenomen onderneming individueel toezicht uitoefent. Het aanvullende groepstoezicht doet evenmin afbreuk aan het toezicht op vennootschappelijke en op geconsolideerde basis overeenkomstig de andere bepalingen van deze wet.

De Koning kan bepalen onder welke voorwaarden Belgische ondernemingen, die deel uitmaken van een financiële dienstengroep en zijn opgenomen in het aanvullende groepstoezicht dat door een buitenlandse toezichthoudende overheid wordt uitgeoefend, verplicht kunnen worden bepaalde inlichtingen te verstrekken aan die toezichthoudende overheid voor de uitoefening van diens aanvullend groepstoezicht, en waarbij deze overheid zelf of via door haar gemachtigde revisoren of deskundigen de verstrekte inlichtingen ter plaatse kan toetsen. § 3. De Koning bepaalt de regels voor het aanvullende groepstoezicht overeenkomstig de bepalingen van de Richtlijn 2002/87/EG van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekerings-ondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad. § 4. In bijzondere gevallen kan de FSMA, met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel, met redenen omklede afwijkingen toestaan van de krachtens dit artikel genomen besluiten en reglementen, voorzover dergelijke afwijkingen gelden voor alle gereglementeerde ondernemingen die zich in gelijkwaardige omstandigheden bevinden. Het gebruik van deze bevoegdheid mag niet indruisen tegen de bepalingen van Europees recht.".

Art. 86.Artikel 361 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 87.In artikel 365 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord "als bedoeld in artikel 361" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 4, (20), van Richtlijn 2006/48/EG";2° paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : "Indien de betrokken persoon of entiteit na afloop van de termijn in gebreke blijft, kan de FSMA hem, op voorwaarde dat hij zijn middelen heeft kunnen laten gelden : 1° haar standpunt over de krachtens het eerste lid gedane vaststellingen openbaar maken, waarbij zij de identiteit van diegene die verantwoordelijk is voor de overtreding, en de aard van de overtreding verduidelijkt.Deze openbaarmaking gebeurt op kosten van de betrokken persoon; 2° de betaling van een dwangsom opleggen die per kalenderdag dat het bevel niet wordt nageleefd niet meer mag bedragen dan 50 000 euro, noch in het totaal 2 500 000 euro mag overschrijden."; 3° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "die niet minder mag bedragen dan 5 000 euro en, voor hetzelfde feit of geheel van feiten, niet meer mag bedragen dan 2 500 000 euro" opgeheven; 4° in paragaaf 2 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : "De FSMA kan ook een administratieve geldboete opleggen aan een of meer leden van het leidinggevende, bestuurs- of toezichtsorgaan en aan iedere andere persoon die met de effectieve leiding van de in het eerste lid bedoelde entiteiten is belast, wanneer deze verantwoordelijk worden gesteld voor de overtreding."; 5° in paragraaf 2, derde lid worden de woorden "Vorig lid is van toepassing" vervangen door de woorden "De vorige leden zijn van toepassing";6° een paragraaf 2/1 wordt ingevoegd, luidende : " § 2/1.Het bedrag van de in paragraaf 2 bedoelde administratieve geldboetes wordt als volgt bepaald : 1° wanneer het een rechtspersoon betreft, mag de administratieve geldboete, voor hetzelfde feit of geheel van feiten, niet meer bedragen dan 5 000 000 euro, of, indien dit hoger is, 10 % van de totale jaaromzet van die rechtspersoon volgens de recentste jaarrekening die door het leidinggevend orgaan is opgesteld.Indien de betrokken rechtspersoon geen omzet realiseert wordt onder totale jaaromzet begrepen de met omzet corresponderende soort inkomsten, hetzij overeenkomstig de toepasselijke Europese jaarrekeningenrichtlijnen hetzij, indien die niet van toepassing zijn op de betrokken rechtspersoon, overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat waar de rechtspersoon gevestigd is. Indien de rechtspersoon een moederonderneming is of een dochteronderneming van de moederonderneming die een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, is de betrokken totale jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet, volgens de laatst beschikbare geconsolideerde jaarrekening als goedgekeurd door het leidinggevend orgaan van de uiteindelijke moederonderneming; 2° wanneer het een natuurlijk persoon betreft, mag de administratieve boete, voor hetzelfde feit of geheel van feiten, niet meer bedragen dan 5 000 000 euro. Wanneer de overtreding de overtreder winst heeft opgeleverd of ervoor heeft gezorgd dat een verlies kon worden vermeden, mag dit maximum, ongeacht wat voorafgaat, tot het dubbele van die winst of dat verlies worden verhoogd.".

Art. 88.In artikel 367, eerste lid, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "361" wordt opgeheven;2° de woorden "of Verordening 346/2013" worden vervangen door de woorden ", Verordening 346/2013 of Verordening 2015/2365".

Art. 89.In artikel 372 van dezelfde wet wordt een bepaling onder 2° /1 ingevoegd, luidende : "2° /1 zij die, met overtreding van artikel 180/1, rechten van deelneming in AICB's aan het publiek verhandelen;".

Art. 90.In het opschrift van titel I van boek II van deel IX van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden ", 130, 131" worden opgeheven;2° de woorden "tot 179" worden vervangen door de woorden "tot 165".

Art. 91.In artikel 493 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden ", 130, 131" worden opgeheven;2° de woorden "tot 179" worden vervangen door de woorden "tot 165".

Art. 92.In artikel 501 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "127 tot 133" vervangen door de woorden "127 tot 129, 132 en 133";2° in het tweede lid worden de woorden "kleinschalige buitenlandse beheerders" vervangen door de woorden "kleinschalige beheerders naar het recht van een andere lidstaat". DEEL IV. - Bepalingen tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten

Art. 93.In artikel 36bis, § 1, eerste lid, van de wet van 2 augustus 2002 worden de woorden "artikel 26, eerste lid, 1°, 3° en 5° " vervangen door de woorden "artikel 26, eerste lid, 1°, 3°, 5° en 6° ".

Art. 94.In artikel 86bis van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, 4° /1, van dezelfde wet worden de woorden "aan professionele beleggers" opgeheven; 2° in paragraaf 1, eerste lid, wordt een bepaling onder 4° /2 ingevoegd, luidende : "4° /2 met overtreding van artikel 180/1 van de wet van 19 april 2014, rechten van deelneming in AICB's verhandelt aan het publiek;".

DEEL V. - Overgangsbepaling

Art. 95.§ 1. Gedurende een periode van 1 jaar vanaf de inwerkingtreding van deze wet kan de raad van bestuur van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging van een openbaar gemeenschappelijk beleggingsfonds met veranderlijk aantal rechten van deelneming beslissen dat het gehele vermogen van het gemeenschappelijk beleggingsfonds, zowel de rechten als de verplichtingen, als gevolg van ontbinding zonder vereffening, overgaat op een nieuw opgericht compartiment binnen een ander gemeenschappelijk beleggingsfonds dat door deze beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging wordt beheerd, tegen uitreiking van rechten van deelneming van het verkrijgende compartiment aan de deelnemers van het op te slorpen gemeenschappelijk beleggingsfonds, met uitsluiting van elke vorm van opleg.

De in het eerste lid bedoelde beslissing van de raad van bestuur moet bij authentieke akte worden vastgesteld.

De in het eerste lid bedoelde verrichting wordt uitgevoerd met naleving van de volgende voorwaarden : 1° bij de verrichting zijn uitsluitend instellingen voor collectieve beleggingen naar Belgisch recht betrokken die niet voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG of die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG maar waarvan de rechten van deelneming niet in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte mogen worden verhandeld;2° het nieuw opgericht compartiment binnen het verkrijgende gemeenschappelijk beleggingsfonds mag op geen enkel moment over andere activa en passiva beschikken dan het vermogen van het op te slorpen gemeenschappelijk beleggingsfonds;3° elke deelnemer van het op te slorpen gemeenschappelijk beleggingsfonds heeft, voor elk recht van deelneming ingevolge de verrichting recht op één recht van deelneming van hetzelfde type en van een gelijkaardige klasse van rechten van deelneming in het verkrijgende compartiment;4° het verkrijgende gemeenschappelijk beleggingsfonds heeft dezelfde bewaarder en dezelfde commissaris als het op te slorpen gemeenschappelijk beleggingsfonds;5° de verrichting mag geen wijziging tot gevolg hebben van de rechten en verplichtingen van de deelnemers, van het beleggingsbeleid van het op te slorpen of verkrijgende gemeenschappelijk beleggingsfonds en van de provisies en kosten ten laste van de deelnemers of van het gemeenschappelijk beleggingsfonds;6° de verrichting mag niet tot gevolg hebben dat een deelnemer van een instelling voor collectieve belegging die voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, deelnemer zou worden van een instelling voor collectieve belegging die niet voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG;7° de juridische, administratieve of advieskosten in verband met de voorbereiding en de afronding van de herstructurering worden niet in rekening gebracht bij de bij de herstructurering betrokken gemeenschappelijke beleggingsfondsen of hun deelnemers. § 2. De hierna opgesomde bepalingen zijn niet van toepassing op de in dit artikel bedoelde verrichtingen : 1° de bepalingen van boek XI van het Wetboek van Vennootschappen, met uitzondering van de artikelen 682 tot 684 en 687, eerste lid;en 2° de bepalingen genomen door de Koning met toepassing van artikel 247 van de wet van 19 april 2014 en van artikel 84 van de wet van 3 augustus 2012. § 3. De ingang van de verrichting leidt tot de schrapping van de inschrijving van het op te slorpen gemeenschappelijk beleggingsfonds. § 4. Wanneer de raad van bestuur van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging zich voorneemt om een verrichting door te voeren zoals bedoeld in § 1, dient zij hiervan kennis te geven aan de FSMA met het oog op de voorafgaande goedkeuring.

Bij deze kennisgeving wordt een dossier gevoegd dat de volgende elementen bevat : 1° een omschrijving van de voorziene herstructurering, waarbij wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de voorwaarden van dit artikel;2° het ontwerp van persbericht bedoeld in § 5;3° de ontwerpbeslissing van de raad van bestuur van de betrokken beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;en 4° een bijgewerkte versie van het beheerreglement, het prospectus en de essentiële beleggersinformatie. § 5. Zodra de raad van bestuur van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging de in § 1 bedoelde beslissing heeft genomen, publiceert de beheervennootschap een persbericht, dat minstens de volgende gegevens bevat : 1° een vermelding van de beslissing van de beheervennootschap tot herstructurering en van de datum van het ingaan van de herstructurering;2° de achtergrond en redenen van de herstructurering;3° de gevolgen van de herstructurering voor de deelnemers;4° de ondernemingen die desgevallend instaan voor het ruilen van de rechten van deelneming. Dit persbericht wordt gepubliceerd hetzij in twee dagbladen die landelijk of in grote oplage worden verspreid, hetzij via enig ander gelijkwaardig publicatiemiddel dat is aanvaard door de FSMA. DEEL VI. - De samenwerking van de bedrijfsrevisoren aan het toezicht van de naleving van de verordening EMIR door de niet-financiële tegenpartijen

Art. 96.In artikel 22bis van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, ingevoegd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "Onverminderd paragrafen 2 en 3 kan de FSMA de bedrijfsrevisoren die in het openbaar register van het Instituut van de bedrijfsrevisoren zijn ingeschreven, om bijstand vragen bij de uitvoering van haar opdracht als bedoeld in het eerste lid, inclusief bij de identificatie van de niet-financiële tegenpartijen die aan de bepalingen van Verordening 648/2012 zijn onderworpen."; 2° het artikel, waarvan het eerste en het tweede lid paragraaf 1 zullen vormen, wordt aangevuld met paragrafen 2 en 3, luidende : " § 2.Onverminderd artikel 34, § 1, 1°, c), bezorgen de commissarissen belast met de controle van de jaarrekening van de niet-financiële tegenpartijen die voldoen aan bepaalde, door de FSMA vastgestelde criteria, haar, op kosten van die ondernemingen, bijzondere verslagen over de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit Verordening 648/2012. De criteria waaraan de betrokken niet-financiële tegenpartijen moeten voldoen, en de rapporteringsfrequentie van die bijzondere verslagen worden bij reglement vastgesteld door de FSMA. De commissarissen bezorgen de leiders van de niet-financiële tegenpartijen de verslagen die zij conform deze paragraaf aan de FSMA overleggen.

De in dit artikel geviseerde reglementen worden genomen conform artikel 64. § 3. De bedrijfsrevisoren die, bij de uitoefening van hun werkzaamheden als commissaris bij niet-financiële tegenpartijen die onder het toezicht van de FSMA staan conform artikel 130 en volgende van het Wetboek van Vennootschappen, kennis krijgen van beslissingen of feiten die op een overtreding van de bepalingen van Verordening 648/2012 kunnen wijzen, informeren de leiders van de betrokken niet-financiële tegenpartij daarvan op omstandige wijze. Indien de niet-financiële tegenpartij binnen drie maanden na voornoemde informatieverstrekking niet de nodige maatregelen heeft genomen om zich aan de betrokken regels te conformeren, brengen de bedrijfsrevisoren op eigen initiatief de FSMA schriftelijk op de hoogte.

Tegen bedrijfsrevisoren die de FSMA de in het vorige lid bedoelde informatie te goeder trouw hebben verstrekt, kunnen geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vorderingen worden ingesteld, noch professionele sancties worden uitgesproken.".

Art. 97.Artikel 96 treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 25 december 2016.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Nota Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : K54-2207

^