gepubliceerd op 07 mei 2014
Wet houdende diverse bepalingen
25 APRIL 2014. - Wet houdende diverse bepalingen (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.§ 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. § 2. Deze wet zorgt voor de omzetting van artikel 4, lid 7 en van de artikelen 56, 58, 68, 72, 143 en 144 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingsbepalingen met betrekking tot de toepassing op de sector financiën van de wet van 1 juli 2011 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren Afdeling I. - Wijzigingen van de wet van 1 juli 2011 betreffende de
beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren
Art. 2.In de wet van 1 juli 2011 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren wordt in artikel 3, 3° de bepaling onder c) vervangen als volgt : "c) voor de sector financiën : de Nationale Bank van België;".
Art. 3.In artikel 13 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een § 5bis ingevoegd, luidende : " § 5bis.Voor de kritieke infrastructuren die onder de bevoegdheid van de sector financiën vallen, worden de beveiligingsmaatregelen, zoals het continuïteitsbeleid, de continuïteitsplannen en de plannen voor fysieke en logische beveiliging, die de ondernemingen dienen in te voeren in het kader van het prudentieel toezichtsstatuut dat op hen van toepassing is en/of in het kader van het toezicht (oversight) dat de Nationale Bank van België op hen uitoefent, gelijkgesteld met het B.P.E."; 2° paragraaf 6, eerste lid, wordt aangevuld met de volgende zin : "Voor de sector financiën worden de oefeningen en de bijwerkingen van de beveiligingsmaatregelen als bedoeld in paragraaf 5bis gelijkgesteld met de oefeningen en de bijwerkingen van het B.P.E. als bedoeld in deze paragraaf.".
Art. 4.In dezelfde wet wordt een artikel 22bis ingevoegd, luidende : "
Art. 22bis.Voor de sector financiën maakt de Nationale Bank van België aan de Minister van Financiën een verslag over met betrekking tot de taken die zij krachtens deze wet vervult, volgens een passende frequentie van ten hoogste drie jaar.
De Nationale Bank van België brengt de Minister echter onmiddellijk op de hoogte van elke concrete en nakende dreiging voor een kritieke infrastructuur van de sector financiën.".
Art. 5.Artikel 24, § 2, van dezelfde wet wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Voor de sector financiën wordt de Nationale Bank van België aangeduid als inspectiedienst belast met het controleren van de toepassing van de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten.
Daartoe mag de Nationale Bank van België gebruik maken van de informatie waarover zij beschikt in het kader van haar wettelijke opdrachten met betrekking tot het prudentieel toezicht en het toezicht (oversight) en houdt zij, in het bijzonder, rekening met de vaststellingen die in dit kader zijn gedaan. Evenzo mag de Nationale Bank van België in het kader van haar wettelijke opdrachten met betrekking tot het prudentieel toezicht en het toezicht (oversight) de informatie gebruiken waarover zij met toepassing van deze wet beschikt.".
Art. 6.Artikel 24, § 3, van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : "Deze paragraaf is niet van toepassing op de inspectiedienst die is aangeduid krachtens paragraaf 2, derde lid.". Afdeling II. - Wijzigingen van de wet van 22 februari 1998 tot
vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België
Art. 7.Artikel 36/14, § 1 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 november 2012, wordt aangevuld met de bepaling onder 20°, luidende : "20° binnen de grenzen van het recht van de Europese Unie, aan het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering van de FOD Binnenlandse Zaken, aan het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, ingesteld door de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging, en aan de politiediensten bedoeld in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, in de mate dat de toepassing van artikel 19 van de wet van 1 juli 2011 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren zulks vereist.". HOOFDSTUK 3. - Diverse wijzigings- en opheffingsbepalingen Afdeling I. - Wijziging van de wet van 2 april 1962 betreffende de
Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen
Art. 8.In artikel 2, § 3 van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen, vervangen bij de wet van 4 augustus 1978 en gewijzigd bij de wet van 26 augustus 2006, wordt het eerste lid aangevuld met de woorden "en tot de afwikkeling van financiële instellingen". Afdeling II. - Wijzigingen van de wet van 9 juli 1975 betreffende de
controle der verzekeringsondernemingen
Art. 9.Artikel 2, § 6 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt aangevuld met de bepaling onder 24°, luidende : "24° "onafhankelijke controlefunctie" : de interneauditfunctie, de compliancefunctie of de risicobeheerfunctie, als respectievelijk bedoeld in het tweede, derde of vierde lid van artikel 14bis, § 3, evenals de actuariële functie in de zin van artikel 40quinquies.".
Art. 10.Artikel 8, § 2, derde streepje, 3° van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt vervangen als volgt : "3° de professionele betrouwbaarheid van de personen die lid zijn van het wettelijk bestuursorgaan van de verzekeringsonderneming, van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, van de personen die belast zijn met de effectieve leiding, evenals van de personen die verantwoordelijk zijn voor de onafhankelijke controlefuncties, indien zij voor het eerst voor een dergelijke functie worden voorgedragen bij een financiële onderneming die met toepassing van artikel 36/2 van de wet van 22 februari 1998 onder het toezicht staat van de Bank;".
Art. 11.In artikel 14bis, § 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "nemen de personen belast met de effectieve leiding van de verzekeringsonderneming, in voorkomend geval het directiecomité," vervangen door de woorden "nemen het directiecomité of, in voorkomend geval, de personen belast met de effectieve leiding van de verzekeringsonderneming,";2° in het derde lid worden de woorden "De personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het directiecomité, lichten" vervangen door de woorden "Het directiecomité of, in voorkomend geval, de personen belast met de effectieve leiding, lichten".
Art. 12.In artikel 15bis, § 4, eerste lid, 3° van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, vervangen bij de wet van 20 juni 2005 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "in de zin van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," vervangen door de woorden "in de zin van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,".
Art. 13.In artikel 22, § 3, tweede lid van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste zin worden de woorden "De effectieve leiding van de verzekeringsonderneming, in voorkomend geval het directiecomité, verklaart" vervangen door de woorden "Het directiecomité of, in voorkomend geval, de personen belast met de effectieve leiding, verklaren";2° in de derde zin worden de woorden "De effectieve leiding bevestigt" vervangen door de woorden "Het directiecomité of, in voorkomend geval, de personen belast met de effectieve leiding, bevestigen".
Art. 14.In artikel 23bis, § 3, tweede lid, b) van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "de reputatie en ervaring" vervangen door de woorden "de betrouwbaarheid en deskundigheid".
Art. 15.In artikel 50 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, derde lid wordt de eerste zin, die aanvangt met de woorden "De artikelen" en eindigt met de woorden "van het bijkantoor.", vervangen als volgt : "De artikelen 9bis, 90, §§ 1 en 3 en 90bis zijn van overeenkomstige toepassing op de algemeen lasthebber en, in voorkomend geval, op de andere personen die met de effectieve leiding van het bijkantoor zijn belast, evenals op de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties."; 2° paragraaf 3, 4° wordt vervangen als volgt : "4° de naam, het adres en de bevoegdheden van de algemeen lasthebber van het bijkantoor, in voorkomend geval van de andere effectieve leiders van het bijkantoor, evenals van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties;".
Art. 16.In artikel 51, eerste lid van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt de tweede zin, die aanvangt met de woorden "Zij kan er zich eveneens" en eindigt met de woorden "van het bijkantoor belast zijn.", vervangen als volgt : "Zij kan er zich eveneens tegen verzetten indien zij redenen heeft om te twijfelen aan de professionele betrouwbaarheid of de deskundigheid van de algemeen lasthebber of, in voorkomend geval, van de andere personen die met de effectieve leiding van het bijkantoor zijn belast of van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties.".
Art. 17.In artikel 63, § 2 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 16 februari 2009, worden de woorden "en artikel 90" vervangen door de woorden "en de artikelen 90, 90/1 tot en met 90/5 en 90bis".
Art. 18.In artikel 88, eerste lid van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "zaakvoerders of lasthebbers van verzekeringsondernemingen" vervangen door de woorden "leden van het wettelijk bestuursorgaan, lasthebbers van verzekeringsondernemingen of verantwoordelijken voor onafhankelijke controlefuncties van verzekeringsondernemingen".
Art. 19.Artikel 90 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt vervangen als volgt : "
Art. 90.§ 1. De leden van het wettelijk bestuursorgaan van de verzekeringsonderneming, de personen belast met de effectieve leiding evenals de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties, zijn uitsluitend natuurlijke personen.
De in het eerste lid bedoelde personen moeten permanent over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken. § 2. De effectieve leiding van de verzekeringsonderneming moet worden toevertrouwd aan ten minste twee natuurlijke personen. § 3. Artikel 20 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen is van toepassing.".
Art. 20.In dezelfde wet wordt een artikel 90/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 90/1.§ 1. Iedere verzekeringsonderneming die is opgericht als naamloze vennootschap richt een directiecomité op in de zin van artikel 524bis van het Wetboek van Vennootschappen, dat uitsluitend is samengesteld uit leden van de raad van bestuur, aan wie alle bestuursbevoegdheden van de raad van bestuur worden overgedragen. Deze bevoegdheidsdelegatie kan evenwel niet slaan op de vaststelling van het algemeen beleid noch op de handelingen die bij andere bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen of bij deze wet zijn voorbehouden aan de raad van bestuur. § 2. De meerderheid van de bestuurders van de raad van bestuur zijn geen lid van het directiecomité. § 3. De functies van voorzitter van de raad van bestuur en voorzitter van het directiecomité worden door verschillende personen uitgeoefend. § 4. Het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 525 van het Wetboek van Vennootschappen mag niet worden opgedragen aan een niet-uitvoerend lid van de raad van bestuur.".
Art. 21.In dezelfde wet wordt een artikel 90/2 ingevoegd, luidende : "
Art. 90/2.§ 1. De statuten van de verzekeringsondernemingen die anders dan als naamloze vennootschap zijn opgericht, voorzien in de oprichting, binnen het wettelijk bestuursorgaan, van een orgaan dat uitsluitend is samengesteld uit leden van het wettelijk bestuursorgaan, "directiecomité" genaamd, waaraan alle bestuursbevoegdheden van het wettelijk bestuursorgaan worden overgedragen, met uitsluiting van de vaststelling van het algemeen beleid en van de handelingen die bij het Wetboek van Vennootschappen of bij deze wet zijn voorbehouden aan het wettelijk bestuursorgaan. § 2. De meerderheid van de leden van het wettelijk bestuursorgaan zijn geen lid van het in paragraaf 1 bedoelde directiecomité. § 3. De functies van voorzitter van het wettelijk bestuursorgaan en voorzitter van het directiecomité worden door verschillende personen uitgeoefend. § 4. Wanneer het Wetboek van Vennootschappen voor de betrokken vennootschapsvorm in een dagelijks bestuur voorziet, mag dat niet worden opgedragen aan een niet-uitvoerend lid van het wettelijk bestuursorgaan.".
Art. 22.In dezelfde wet wordt een artikel 90/3 ingevoegd, luidende : "
Art. 90/3.De Bank kan op grond van de omvang en het risicoprofiel van een verzekeringsonderneming toestaan dat geheel of gedeeltelijk wordt afgeweken van de verplichtingen van de artikelen 90/1 en 90/2.
De afwijking kan met name betrekking hebben op : 1° de verplichting om een directiecomité op te richten, onverminderd de naleving van artikel 90, § 2;2° de samenstelling van het directiecomité, door toe te staan dat personen die geen lid zijn van het wettelijk bestuursorgaan, lid zijn van het directiecomité;in dit geval zijn de artikelen 90, 90/4, 90/5 et 90bis op hen van toepassing; 3° het combineren van de functies van voorzitter van het directiecomité en voorzitter van het wettelijk bestuursorgaan.".
Art. 23.In dezelfde wet wordt een artikel 90/4 ingevoegd, luidende : "
Art. 90/4.§ 1. Onverminderd artikel 14bis mogen de leden van het wettelijk bestuursorgaan en de leden van het directiecomité van de verzekeringsonderneming en alle personen die, onder welke benaming of in welke hoedanigheid ook, deelnemen aan het bestuur of het beleid van de onderneming, al dan niet ter vertegenwoordiging van de verzekeringsonderneming, op de voorwaarden en binnen de grenzen vastgesteld in dit artikel, mandaten als bestuurder of zaakvoerder waarnemen in dan wel deelnemen aan het bestuur of het beleid van een handelsvennootschap of een vennootschap met handelsvorm, een onderneming met een andere Belgische of buitenlandse rechtsvorm of een Belgische of buitenlandse openbare instelling met industriële, commerciële of financiële werkzaamheden. § 2. De externe functies bedoeld in paragraaf 1 worden beheerst door de interne regels die de verzekeringsonderneming moet invoeren en doen naleven teneinde : 1° te vermijden dat personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de verzekeringsonderneming, door de uitoefening van die functies niet langer voldoende beschikbaar zouden zijn om de effectieve leiding waar te nemen;2° te voorkomen dat bij de verzekeringsonderneming belangenconflicten zouden optreden alsook risico's die gepaard gaan met de uitoefening van die functies, onder andere op het vlak van transacties van ingewijden;3° te zorgen voor een passende openbaarmaking van die functies. De Bank bepaalt, bij reglement goedgekeurd met toepassing van artikel 12bis van de wet van 22 februari 1998, hoe die verplichtingen ten uitvoer worden gelegd. § 3. De mandatarissen van een vennootschap die worden benoemd op voordracht van de verzekeringsonderneming, moeten leden van het directiecomité van de verzekeringsonderneming zijn, dan wel personen die door het directiecomité zijn aangewezen. § 4. De leden van het wettelijk bestuursorgaan die geen lid zijn van het directiecomité van de verzekeringsonderneming, mogen geen mandaat uitoefenen in een vennootschap waarin de verzekeringsonderneming een deelneming bezit, tenzij zij niet deelnemen aan het dagelijks bestuur van die vennootschap. § 5. De leden van het directiecomité, of, bij ontstentenis van een directiecomité, de personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de verzekeringsonderneming, mogen geen mandaat uitoefenen dat een deelname aan het dagelijks bestuur inhoudt, tenzij in : 1° een vennootschap als bedoeld in artikel 89, lid 1 van Verordening (EU) nr.575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, waarmee de verzekeringsonderneming nauwe banden heeft; 2° in een instelling voor belegging in schuldvorderingen die geregeld is bij statuten in de zin van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen of een instelling voor collectieve belegging die geregeld is bij statuten in de zin van voormelde wet van 3 augustus 2012 of de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders;3° in een onderneming met een activiteit in het verlengde van het verzekeringsbedrijf zoals een makelaarskantoor of een schaderegelingkantoor, 4° in een patrimoniumvennootschap waarin zij of hun familie, in het kader van het normale beheer van hun vermogen, een significant belang bezitten. De personen die deelnemen aan de effectieve leiding van een maatschappij van onderlinge bijstand als bedoeld in artikel 2, § 1ter, mogen daarenboven deelnemen aan het dagelijks bestuur van een ziekenfonds, van een landsbond van ziekenfondsen of van een andere maatschappij van onderlinge bijstand als bedoeld in voormelde wet van 6 augustus 1990 waarbij de leden van de maatschappij van onderlinge bijstand bedoeld in artikel 2, § 1ter, kunnen aansluiten. § 6. De verzekeringsondernemingen brengen de functies die door de in paragraaf 1 bedoelde personen buiten de verzekeringsonderneming worden uitgeoefend, zonder uitstel ter kennis van de Bank, ten behoeve van het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit artikel.".
Art. 24.In dezelfde wet wordt een artikel 90/5 ingevoegd, luidende : "
Art. 90/5.In geval van faillissement van een verzekeringsonderneming zijn, met betrekking tot de boedel, alle betalingen nietig en zonder gevolg die deze onderneming, hetzij in contanten, hetzij anderszins, heeft gedaan aan de leden van haar wettelijk bestuursorgaan in de vorm van tantièmes of andere winstdeelnemingen, tijdens de twee jaren die het tijdstip voorafgaan dat door de rechtbank is vastgesteld als het ogenblik waarop zij haar betalingen heeft gestaakt.
Het eerste lid is niet van toepassing wanneer de rechtbank erkent dat geen enkele door deze personen begane kennelijk grove fout tot het faillissement heeft bijgedragen.".
Art. 25.Artikel 90bis van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt vervangen als volgt : "
Art. 90bis.§ 1. De verzekeringsondernemingen brengen de Bank voorafgaandelijk op de hoogte van het voorstel tot benoeming van de leden van het wettelijk bestuursorgaan en van de leden van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, van de personen belast met de effectieve leiding, evenals van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties.
In het kader van de krachtens het eerste lid vereiste informatieverstrekking delen de verzekeringsondernemingen aan de Bank alle documenten en informatie mee die haar toelaten te beoordelen of de personen waarvan de benoeming wordt voorgesteld, overeenkomstig artikel 90 over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op het voorstel tot hernieuwing van de benoeming van de in het eerste lid bedoelde personen, evenals op de niet-hernieuwing van hun benoeming, hun afzetting of hun ontslag. § 2. De benoeming van de in paragraaf 1 bedoelde personen wordt voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de Bank.
Wanneer het de benoeming betreft van een persoon die voor het eerst voor een functie als bedoeld in paragraaf 1 wordt voorgedragen bij een onderneming die met toepassing van artikel 36/2 van de wet van 22 februari 1998 onder het toezicht staat van de Bank, raadpleegt de Bank eerst de FSMA. De FSMA deelt haar advies mee aan de Bank binnen een termijn van een week na ontvangst van het verzoek om advies. § 3. De verzekeringsondernemingen informeren de Bank over de eventuele taakverdeling tussen de leden van het wettelijk bestuursorgaan, tussen de leden van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, tussen de personen belast met de effectieve leiding.
Belangrijke wijzigingen in de taakverdeling als bedoeld in het eerste lid, geven aanleiding tot de toepassing van de paragrafen 1 en 2.".
Art. 26.Artikel 91ter/1 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt vervangen als volgt : "Art. 91ter/1. § 1. Niettegenstaande artikel 91ter, § 2 moet de Bank in kennis worden gesteld van de identiteit van de natuurlijke personen of rechtspersonen die het voornemen hebben om rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde deelneming te verwerven in een verzekeringsholding naar Belgisch recht, alsook van hun voornemen de omvang ervan te vergroten of te verkleinen. Het bepaalde bij de artikelen 23bis en 24 van de wet is van overeenkomstige toepassing. § 2. Niettegenstaande artikel 91ter, § 2 zijn de leden van het wettelijk bestuursorgaan van een verzekeringsholding, de personen belast met de effectieve leiding evenals, in voorkomend geval, de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties, uitsluitend natuurlijke personen.
De in het eerste lid bedoelde personen moeten permanent over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken.
De effectieve leiding van een verzekeringsholding moet worden toevertrouwd aan ten minste twee natuurlijke personen.
Artikel 20 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen is van toepassing op de in het eerste lid bedoelde personen.
De volgende artikelen zijn van overeenkomstige toepassing : 1° artikel 9bis, op de leden van het wettelijk bestuursorgaan en de personen die deelnemen aan de effectieve leiding;2° artikel 90/4, op de leden van het wettelijk bestuursorgaan, de leden van het directiecomité van de verzekeringsholding naar Belgisch recht en alle personen die, onder welke benaming of in welke hoedanigheid ook, deelnemen aan het bestuur of het beleid van de verzekeringsholding;3° artikel 90/5, op de leden van het wettelijk bestuursorgaan; 4° artikel 90bis, op de leden van het wettelijk bestuursorgaan en de leden van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, op de personen belast met de effectieve leiding van een verzekeringsholding naar Belgisch recht, evenals, in voorkomend geval, op de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties.".
Art. 27.In dezelfde wet wordt een artikel 91ter/2 ingevoegd, luidende : "Art. 91ter/2. § 1. Iedere verzekeringsholding die is opgericht als naamloze vennootschap richt een directiecomité op in de zin van artikel 524bis van het Wetboek van Vennootschappen, dat uitsluitend is samengesteld uit leden van de raad van bestuur, aan wie alle bestuursbevoegdheden van de raad van bestuur worden overgedragen. Deze bevoegdheidsdelegatie kan evenwel niet slaan op de vaststelling van het algemeen beleid noch op de handelingen die bij andere bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen of bij deze wet zijn voorbehouden aan de raad van bestuur. § 2. De meerderheid van de bestuurders van de raad van bestuur zijn geen lid van het directiecomité. § 3. De functies van voorzitter van de raad van bestuur en voorzitter van het directiecomité worden door verschillende personen uitgeoefend. § 4. Het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 525 van het Wetboek van Vennootschappen mag niet worden opgedragen aan een niet-uitvoerend lid van de raad van bestuur.".
Art. 28.In dezelfde wet wordt een artikel 91ter/3 ingevoegd, luidende : "Art. 91ter/3. § 1. De statuten van de verzekeringsholdings die anders dan als naamloze vennootschap zijn opgericht, voorzien in de oprichting, binnen het wettelijk bestuursorgaan, van een orgaan dat uitsluitend is samengesteld uit leden van het wettelijk bestuursorgaan, "directiecomité" genaamd, waaraan alle bestuursbevoegdheden van het wettelijk bestuursorgaan worden overgedragen, met uitsluiting van de vaststelling van het algemeen beleid en van de handelingen die bij het Wetboek van Vennootschappen of bij deze wet zijn voorbehouden aan het wettelijk bestuursorgaan. § 2. De meerderheid van de leden van het wettelijk bestuursorgaan zijn geen lid van het in paragraaf 1 bedoelde directiecomité. § 3. De functies van voorzitter van het wettelijk bestuursorgaan en voorzitter van het directiecomité worden door verschillende personen uitgeoefend. § 4. Wanneer het Wetboek van Vennootschappen voor de betrokken vennootschapsvorm in een dagelijks bestuur voorziet, mag dat niet worden opgedragen aan een niet-uitvoerend lid van het wettelijk bestuursorgaan.".
Art. 29.In dezelfde wet wordt een artikel 91ter/4 ingevoegd, luidende : "Art. 91ter/4. De Bank kan op grond van de omvang en het risicoprofiel van een verzekeringsholding toestaan dat geheel of gedeeltelijk wordt afgeweken van de verplichtingen van de artikelen 90ter/2 en 90ter/3.
De afwijking kan met name betrekking hebben op : 1° de verplichting om een directiecomité op te richten, onverminderd de naleving van artikel 90, § 2;2° de samenstelling van het directiecomité, door toe te staan dat personen die geen lid zijn van het wettelijk bestuursorgaan, lid zijn van het directiecomité;in dit geval zijn de artikelen 91ter/1, 90/4, 90/5 et 90bis op hen van toepassing; 3° het combineren van de functies van voorzitter van het directiecomité en voorzitter van het wettelijk bestuursorgaan.".
Art. 30.In artikel 91nonies, § 2bis, ingevoegd bij de wet van 20 juni 2005 en gewijzigd bij de wet van 16 februari 2009 en bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "in de zin van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," vervangen door de woorden "in de zin van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,".
Art. 31.In artikel 91octies decies, § 1, ingevoegd bij de wet van 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 3°, gewijzigd bij de wet van 16 februari 2009, worden de woorden "als gedefinieerd in artikel 1, tweede lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," vervangen door de woorden "als gedefinieerd in artikel 1, § 3, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,";2° in de bepaling onder 4°, a) worden de woorden "in de zin van artikel 3, § 1, 5°, van de wet van 22 maart 1993," vervangen door de woorden "in de zin van artikel 3, 42°, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,";3° in de bepaling onder 6°, gewijzigd bij de wet van 16 februari 2009, worden de woorden "artikel 49 van de wet van 22 maart 1993" vervangen door de woorden "artikel 3, 27° en de Afdelingen I, II en IV van Boek II, Titel III, Hoofdstuk IV van de wet van 25 april 2014". Afdeling III. - Wijziging van de wet van 2 januari 1991 betreffende de
markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium
Art. 32.In artikel 13, § 2, 1° van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, gewijzigd bij de wet van 15 december 2004, worden de woorden "door de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;" vervangen door de woorden "door de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;". Afdeling IV. - Wijzigingen van de wet van 4 augustus 1992 op het
hypothecair krediet
Art. 33.In artikel 43bis van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, ingevoegd bij de wet van 11 februari 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid worden de woorden "overeenkomstig de artikelen 65 en 66 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "overeenkomstig de artikelen 312 en 313 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,";2° in § 2 worden de woorden "als bedoeld in artikel 78 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "als bedoeld in artikel 332 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen";3° in § 3, tweede lid worden de woorden "onverminderd artikel 75, § 4, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," vervangen door de woorden "onverminderd artikel 329, § 6, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,". Afdeling V. - Wijzigingen van de wet van 11 januari 1993 tot
voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme
Art. 34.In artikel 2 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, vervangen bij de wet van 18 januari 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt : "4° de kredietinstellingen naar Belgisch recht als bedoeld in Boek II van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een ander land van de Europese Economische Ruimte, als bedoeld in artikel 312 van dezelfde wet, en de bijkantoren van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van landen die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte, als bedoeld in artikel 333 van dezelfde wet;"; 2° in § 2, gewijzigd bij de wet van 18 januari 2010, worden de woorden "als bedoeld in artikel 3, § 2, 2) tot 12) en 14), van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," vervangen door de woorden "als bedoeld in artikel 4, 2) tot 12) en 14), van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,". Afdeling VI. - Wijzigingen van de wet van 27 maart 1995 betreffende de
verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen
Art. 35.In artikel 10, eerste lid, 3° van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, gewijzigd bij de wet van 6 april 2010, worden de woorden "als bedoeld in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen." vervangen door de woorden "als bedoeld in artikel 20 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.".
Art. 36.In artikel 10bis, eerste lid, 1° van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 april 2010, worden de woorden "die zijn opgesomd in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," vervangen door de woorden "die zijn opgesomd in artikel 20 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,". Afdeling VII. - Wijzigingen van de wet van 6 april 1995 inzake het
statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen
Art. 37.In artikel 45, § 1 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "in de titels II tot IV van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;" vervangen door de woorden "in Boek II en in de Titels I en II van Boek III van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;"; 2° in de bepaling onder 10° worden de woorden "in de zin van de wet van 22 maart 1993;" vervangen door de woorden "in de zin van de wet van 25 april 2014;"; 3° in de bepaling onder 12° worden de woorden "in de zin van de wet van 22 maart 1993;" vervangen door de woorden "in de zin van de wet van 25 april 2014;".
Art. 38.In artikel 46 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 november 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 20° worden de woorden "in de titels II tot IV van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;" vervangen door de woorden "in Boek II en in de Titels I en II van Boek III van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen"; 2° in de bepaling onder 29° worden de woorden "bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, eerste lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 3, 42°, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;"; 3° de bepaling onder 48° wordt ingevoegd, luidende : "48° onafhankelijke controlefunctie : de interneauditfunctie, de compliancefunctie of de risicobeheerfunctie, als respectievelijk bedoeld in het tweede, derde of vierde lid van artikel 62, § 3.".
Art. 39.Artikel 49bis, eerste lid, 3° van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt vervangen als volgt : "3° de professionele betrouwbaarheid van de personen die lid zijn van het wettelijk bestuursorgaan van de beursvennootschap, van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, van de personen die belast zijn met de effectieve leiding, evenals van de personen die verantwoordelijk zijn voor de onafhankelijke controlefuncties, indien zij voor het eerst voor een dergelijke functie worden voorgedragen bij een financiële onderneming die met toepassing van artikel 36/2 van de wet van 22 februari 1998 onder het toezicht staat van de Bank.".
Art. 40.In artikel 60 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : "Art.60. § 1/1. De leden van het wettelijk bestuursorgaan van de beleggingsonderneming, de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval de leden van het directiecomité, evenals de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties, zijn uitsluitend natuurlijke personen.
De in het eerste lid bedoelde personen moeten permanent over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken. § 1/2. De effectieve leiding van de beleggingsonderneming moet worden toevertrouwd aan ten minste twee natuurlijke personen. § 1/3. De toezichthoudende overheid verleent geen vergunning indien zij er niet van overtuigd is dat de personen die het bedrijf van de beleggingsonderneming effectief zullen leiden, als voldoende professioneel betrouwbaar bekend staan en over voldoende deskundigheid beschikken, dan wel indien er objectieve en aantoonbare redenen zijn om aan te nemen dat eventuele voorgenomen wijzigingen in het bestuur van de onderneming een bedreiging vormen voor het gezond en voorzichtig beleid ervan."; 2° In § 2 worden de woorden "van § 1" vervangen door de woorden "van § 1/1 tot en met § 1/3".
Art. 41.Artikel 61 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 april 2010, wordt vervangen als volgt : "Artikel 20 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen is van toepassing.".
Art. 42.In artikel 67, § 3, tweede lid, b) van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 31 juli 2009, worden de woorden "de reputatie en ervaring" vervangen door de woorden "de betrouwbaarheid en deskundigheid".
Art. 43.Artikel 69bis van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt vervangen als volgt : "
Art. 69bis.§ 1. De beleggingsonderneming brengt de toezichthoudende overheid voorafgaandelijk op de hoogte van het voorstel tot benoeming van de leden van het wettelijk bestuursorgaan en van de leden van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, van de personen belast met de effectieve leiding, evenals van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties.
In het kader van de krachtens het eerste lid vereiste informatieverstrekking deelt de beleggingsonderneming aan de toezichthoudende overheid alle documenten en informatie mee die haar toelaten te beoordelen of de personen waarvan de benoeming wordt voorgesteld, overeenkomstig artikel 60 over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op het voorstel tot hernieuwing van de benoeming van de in het eerste lid bedoelde personen, evenals op de niet-hernieuwing van hun benoeming, hun afzetting of hun ontslag. § 2. De benoeming van de in paragraaf 1 bedoelde personen wordt voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de toezichthoudende overheid.
Wanneer het de benoeming betreft van een persoon die voor het eerst voor een functie als bedoeld in paragraaf 1 wordt voorgedragen bij een instelling die onder het toezicht staat van de ene toezichthoudende overheid, raadpleegt de ene toezichthoudende overheid eerst de andere toezichthoudende overheid.
De andere toezichthoudende overheid deelt haar advies mee aan de ene toezichthoudende overheid binnen een termijn van een week na ontvangst van het verzoek om advies. § 3. De beleggingsonderneming informeert de toezichthoudende overheid over de eventuele taakverdeling tussen de leden van het wettelijk bestuursorgaan en tussen de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval tussen de leden van het directiecomité.
Belangrijke wijzigingen in de taakverdeling als bedoeld in het eerste lid, geven aanleiding tot de toepassing van de paragrafen 1 en 2.".
Art. 44.In artikel 83 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt : "4° de naam van de effectieve leiders van het bijkantoor en, in voorkomend geval, van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties van het bijkantoor";2° er wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidende : " § 1/1.De effectieve leiders van het bijkantoor en de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties van het bijkantoor moeten permanent over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken. Artikel 69bis is van overeenkomstige toepassing op de benoeming van de effectieve leiders van het bijkantoor en, in voorkomend geval, van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties van het bijkantoor.".
Art. 45.In artikel 95 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 november 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, tweede lid worden de woorden "van artikel 49 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen." vervangen door de woorden "van de Afdelingen I, II en IV van Boek II, Titel III, Hoofdstuk IV van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen."; 2° in paragraaf 5, derde lid, b) worden de woorden "maatregelen en" ingevoegd tussen het woord "welke" en het woord "sancties".
Art. 46.In artikel 95bis, § 1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 3°, gewijzigd bij de wet van 16 februari 2009 en bij het koninklijk besluit van 12 november 2013, worden de woorden "als gedefinieerd in artikel 1, tweede lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," vervangen door de woorden "als gedefinieerd in artikel 1, § 3, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,";2° in de bepaling onder 4°, a), gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007, worden de woorden "in de zin van artikel 3, § 1, 5°, van de wet van 22 maart 1993," vervangen door de woorden "in de zin van artikel 3, 41°, van de wet van 25 april 2014,";3° in de bepaling onder 6°, gewijzigd bij de wet van 16 februari 2009, worden de woorden "artikel 49 van de wet van 22 maart 1993," vervangen door de woorden "artikel 3, § 1, 26° en de Afdelingen I, II en IV van Boek II, Titel III, Hoofdstuk IV van de wet van 25 april 2014,".
Art. 47.In artikel 96 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007 en bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "artikel 52 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen." vervangen door de woorden "artikel 222 van de wet op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.".
Art. 48.In artikel 100, derde lid van dezelfde wet worden de woorden "bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 222, eerste lid, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen".
Art. 49.In dezelfde wet wordt het opschrift van hoofdstuk IV van boek II, titel II vervangen als volgt : "Intrekking van een vergunning, uitzonderingsmaatregelen, dwangsommen en administratieve sancties".
Art. 50.In artikel 137, eerste lid, 3°, c) van dezelfde wet worden de woorden "krachtens de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "krachtens de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen".
Art. 51.In artikel 139, tweede lid, gewijzigd bij de wet van 21 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "ervaring" wordt vervangen door het woord "deskundigheid"; 2° de woorden "artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen." worden vervangen door de woorden "artikel 20 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.".
Art. 52.In artikel 152, eerste lid van dezelfde wet worden de woorden "lasthebbers of erkende commissarissen-revisoren van beleggingsondernemingen" vervangen door de woorden "lasthebbers, verantwoordelijken voor onafhankelijke controlefuncties of erkende commissarissen van beleggingsondernemingen".
Art. 53.Artikel 170 van dezelfde wet wordt opgeheven. Afdeling VIII. - Wijzigingen van de wet van 22 februari 1998 tot
vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België
Art. 54.In artikel 4 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 december 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden ", aan toonder" geschrapt;2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 55.In artikel 12bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt paragraaf 1 aangevuld met de woorden "en overeenkomstig de Europese regels betreffende het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme".
Art. 56.In dezelfde wet wordt een artikel 12ter ingevoegd, luidende : "
Art. 12ter.§ 1. De Bank voert de taken uit van de afwikkelingsautoriteit, die gemachtigd is om de afwikkelingsinstrumenten toe te passen en de afwikkelingsbevoegdheden uit te oefenen overeenkomstig de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen. § 2. De werkingskosten die betrekking hebben op de taken bedoeld in paragraaf 1 worden gedragen door de instellingen die onder de in paragraaf 1 bedoelde wetgeving vallen, volgens de door de Koning vastgestelde regels. § 3. De bepalingen van artikel 12bis, § 3 zijn van toepassing voor wat betreft de in dit artikel bedoelde taken. In het bijzonder dient het al dan niet bestaan van een zware fout te worden beoordeeld op grond van de concrete omstandigheden van het betrokken geval, en inzonderheid van de hoogdringendheid waarmee die personen werden geconfronteerd, van de praktijken op de financiële markten, van de complexiteit van het betrokken geval, van de bedreigingen voor de bescherming van het spaarwezen en van het gevaar voor schade aan de nationale economie.".
Art. 57.In artikel 17 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden : "en de Sanctiecommissie." vervangen door de woorden ", de Sanctiecommissie en het Afwikkelingscollege.".
Art. 58.In artikel 18.1 van dezelfde wet worden de woorden "en de Regentenraad" vervangen door de woorden ", de Regentenraad en het Afwikkelingscollege".
Art. 59.In dezelfde wet wordt een artikel 21ter ingevoegd, luidende : "
Art. 21ter.§ 1. Binnen de Bank wordt een Afwikkelingscollege opgericht, dat bevoegd is voor de taken bedoeld in artikel 12ter. § 2. Het Afwikkelingscollege bestaat uit de volgende personen : 1° de gouverneur;2° de vicegouverneur;3° de directeur die verantwoordelijk is voor het departement belast met het prudentieel toezicht op de banken en de beursvennootschappen;4° de directeur die verantwoordelijk is voor het departement belast met het prudentieel beleid en de financiële stabiliteit;5° de directeur die door de Bank is aangewezen als verantwoordelijke voor de afwikkeling van kredietinstellingen;6° de voorzitter van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten;7° de voorzitter of het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Financiën;8° de leidende ambtenaar van het Afwikkelingsfonds;9° 4 leden die door de Koning worden aangewezen bij een in Ministerraad overlegd besluit;en 10° een magistraat die door de Koning wordt aangewezen. § 3. De personen bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, 9° worden benoemd op grond van hun specifieke competenties op bancair gebied en op het vlak van financiële analyse.
De personen bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, 9° en 10° worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van 4 jaar. Zij kunnen maar van hun functies worden ontheven door de autoriteiten die hen benoemd hebben, indien zij niet langer voldoen aan de voorwaarden voor de uitoefening van hun functies of indien zij een zware fout hebben begaan. § 4. De Koning stelt bij een in Ministerraad overlegd besluit het volgende vast : 1° de organisatie en de werking van het Afwikkelingscollege en van de diensten belast met de voorbereiding van de werkzaamheden ervan;2° de voorwaarden voor de uitwisseling van informatie tussen het Afwikkelingscollege en derden, met inbegrip van de andere organen en diensten van de Bank;en 3° de maatregelen die moeten worden genomen om belangenconflicten tussen het Afwikkelingscollege en de andere organen en diensten van de Bank te vermijden. § 5. In geval van schending van de bepalingen van boek II, titels IV en VIII van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en van de maatregelen genomen in uitvoering daarvan, vervangt het Afwikkelingscollege het Directiecomité voor de toepassing van afdeling 3 van hoofdstuk IV/1 van deze wet.".
Art. 60.In artikel 22 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1 worden de woorden ", voor de toezichtsopdrachten bedoeld in artikel 12bis en voor de opdrachten bedoeld in Hoofdstuk IV/3" ingevoegd tussen de woorden "Behalve voor de taken en verrichtingen die van het ESCB afhangen" en de woorden ", heeft de Minister van Financiën, langs zijn vertegenwoordiger om";2° in punt 2 worden de woorden ", voor de toezichtsopdrachten bedoeld in artikel 12bis en voor de opdrachten bedoeld in Hoofdstuk IV/3" ingevoegd tussen de woorden "Behalve voor de taken en verrichtingen die van het ESCB afhangen" en de woorden ", houdt hij toezicht op de verrichtingen van de Bank,".
Art. 61.In artikel 25 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 maart 2006 en bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "lid van de Sanctiecommissie" vervangen door de woorden "lid van de Sanctiecommissie, lid van het Afwikkelingscollege".
Art. 62.In artikel 26, § 2 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 worden de woorden ", de leden van het Afwikkelingscollege" ingevoegd tussen de woorden "De regenten" en de woorden "en de meerderheid van de censoren".
Art. 63.In artikel 36/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 3° worden de woorden "in de titels II tot IV van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;" vervangen door de woorden "in Boek II en in de Titels I en II van Boek III van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;"; 2° de bepalingen onder 19°, 20° en 21°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 november 2013, worden vernummerd als 20°, 21° en 22°.
Art. 64.In artikel 36/3, § 2, eerste lid van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden ", met uitzondering van de kredietinstellingen," ingevoegd tussen de woorden "bedoeld in artikel 36/2" en de woorden "welke als systeemrelevant moeten worden beschouwd".
Art. 65.In dezelfde wet wordt artikel 36/6, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, aangevuld met een paragraaf 2, luidende : " § 2. De Bank verstrekt op haar website eveneens de volgende informatie : 1° naast de wetgeving op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en de besluiten, reglementen en circulaires genomen in uitvoering of met toepassing van deze wetgeving of van de Europeesrechtelijke verordeningen, een omzettingstabel van de bepalingen van de Europese richtlijnen inzake prudentieel toezicht op kredietinstellingen, met opgaaf van de weerhouden opties;2° de toetsingscriteria en de methodiek die zij gebruikt bij haar beoordeling als bedoeld in artikel 142 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;3° geaggregeerde statistische gegevens over de belangrijkste aspecten inzake toepassing van de in 1° bedoelde wetgeving;4° andere informatie, als voorgeschreven bij de besluiten en reglementen genomen in uitvoering van deze wet. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt bekendgemaakt volgens de richtsnoeren van de Europese Commissie. De Bank zorgt voor een geregelde actualisering van de op haar website verstrekte informatie.
De Bank maakt ook alle andere informatie bekend die vereist is met toepassing van de Unierechtelijke handelingen die van toepassing zijn op het vlak van het toezicht op de kredietinstellingen.".
Art. 66.In artikel 36/8 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "en dwangsommen" opgeheven; 2° in § 2, 3°, van de Franse tekst worden de woorden "n'étant membres ni de la Cour de cassation, ni de la cour d'appel de Bruxelles;" vervangen door de woorden "n'étant conseiller ni à la Cour de cassation, ni à la cour d'appel de Bruxelles;"; 3° in § 4 worden de woorden "noch van het Afwikkelingscollege van de Bank," ingevoegd tussen de woorden "het Directiecomité van de Bank," en de woorden "noch van het personeel van de Bank;"; 4° in § 5 wordt na de zin "Het mandaat van de leden van de Sanctiecommissie heeft een duur van zes jaar en is hernieuwbaar." een zin ingevoegd, luidende : "Bij gebreke van herbenoeming blijven de leden in functie tot de Sanctiecommissie voor het eerst in haar nieuwe samenstelling bijeenkomt." ingevoegd.
Art. 67.In dezelfde wet wordt het opschrift van afdeling 3 van hoofdstuk IV/1, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, vervangen als volgt : "Procedureregels voor het opleggen van administratieve geldboetes".
Art. 68.In artikel 36/9 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "of een dwangsom" geschrapt;2° er wordt een § 1/1 ingevoegd, luidende : " § 1/1.Niettegenstaande § 1, derde lid, beschikt de auditeur over de bevoegdheid om eenieder op te roepen en te verhoren, volgens de hierna bepaalde regels.
De oproeping voor een verhoor geschiedt hetzij door gewone kennisgeving, hetzij door een ter post aangetekende brief, hetzij bij deurwaardersexploot.
Eenieder die met toepassing van het eerste lid wordt opgeroepen is gehouden om te verschijnen.
Bij het verhoren van personen, ongeacht in welke hoedanigheid zij worden verhoord, neemt de auditeur ten minste de volgende regels in acht : 1° het verhoor begint met de mededeling aan de ondervraagde persoon dat : a) hij kan vragen dat alle vragen die hem worden gesteld en alle antwoorden die hij geeft, worden genoteerd in de gebruikte bewoordingen;b) hij kan vragen dat een bepaalde onderzoekshandeling wordt verricht of een bepaald verhoor wordt afgenomen;c) zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt;2° eenieder die ondervraagd wordt, mag gebruik maken van de documenten in zijn bezit, zonder dat daardoor het verhoor wordt uitgesteld.Hij mag, tijdens de ondervraging of later, eisen dat deze documenten bij het proces-verbaal van het verhoor worden gevoegd; 3° aan het einde van het verhoor geeft de ondervrager de ondervraagde persoon het proces-verbaal van zijn verhoor te lezen, tenzij hij vraagt dat het hem wordt voorgelezen.Er wordt hem gevraagd of hij zijn verklaringen wil verbeteren of daaraan iets wil toevoegen; 4° indien de ondervraagde persoon zich in een andere taal dan die van de procedure wenst uit te drukken, worden zijn verklaringen genoteerd in zijn taal, ofwel wordt hem gevraagd zelf zijn verklaring te noteren; 5° er wordt de ondervraagde persoon meegedeeld dat hij kosteloos een kopie van de tekst van zijn verhoor kan verkrijgen, die hem, desgevraagd, onmiddellijk of binnen een maand wordt overhandigd of verstuurd.".
Art. 69.In artikel 36/10, § 4 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt de zin "Indien het Directiecomité van oordeel is dat de grieven aanleiding kunnen geven tot het opleggen van een dwangsom, dan maakt het daarvan uitdrukkelijk melding." geschrapt.
Art. 70.In artikel 36/11 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt de zin "Indien de kennisgeving door het Directiecomité vermeldt dat de grieven aanleiding kunnen geven tot het opleggen van een dwangsom, wordt deze termijn verkort tot acht kalenderdagen." geschrapt; 2° in § 1 worden de woorden "deze termijnen" vervangen door de woorden "deze termijn";3° in § 3 worden de woorden "of dwangsommen" geschrapt;4° in § 3 van de Nederlandse tekst worden de woorden "en na overleg met de auditeur," vervangen door de woorden "en na de auditeur te hebben gehoord,";5° in § 4 worden de woorden "Het bedrag van de geldboete of van de dwangsommen wordt vastgesteld" vervangen door de woorden "Behoudens door bijzondere wetten bepaalde bijkomende of andere criteria wordt het bedrag van de geldboete vastgesteld" en wordt het woord "het" ingevoegd tussen de woorden "en moet" en de woorden "in verhouding staan";6° paragraaf 6, eerste lid wordt vervangen als volgt : "De Sanctiecommissie maakt haar beslissingen nominatief bekend op de website van de Bank voor een duur van minstens vijf jaar, tenzij deze bekendmaking de financiële stabiliteit of een lopend strafrechtelijk onderzoek of een lopende strafrechtelijke procedure in het gedrang dreigt te brengen of onevenredig nadeel dreigt te berokkenen aan de betrokken personen of aan de instellingen waartoe ze behoren.In dat geval wordt de beslissing niet-nominatief bekendgemaakt op de website van de Bank. Indien er een beroep is ingesteld tegen de sanctiebeslissing, wordt zij niet-nominatief bekendgemaakt in afwachting van de uitslag van de beroepsprocedures.".
Art. 71.In artikel 36/12 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "en dwangsommen" geschrapt.
Art. 72.In dezelfde wet wordt een artikel 36/12/1 ingevoegd, luidende : "Art. 36/12/1. § 1. Onverminderd overige maatregelen bepaald door deze wet kan de Bank, indien zij een inbreuk vaststelt op artikel 36/9, § 1/1, derde lid van deze wet, aan de overtreder een administratieve geldboete opleggen die noch minder mag bedragen dan 2.500 euro euro, noch voor hetzelfde feit of geheel van feiten meer mag bedragen dan 2.500.000 euro. § 2. De geldboeten opgelegd met toepassing van paragraaf 1 worden ten voordele van de Schatkist geïnd door de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen.".
Art. 73.In hoofdstuk IV/1 van dezelfde wet wordt een afdeling 3bis ingevoegd, met als opschrift : "Door de Bank opgelegde dwangsommen".
Art. 74.In afdeling 3bis van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 73, wordt een artikel 36/12/2 ingevoegd, luidende : "Art. 36/12/2. § 1. De Bank kan eenieder bevelen om zich binnen de door haar gestelde termijn te voegen naar artikel 36/9, § 1/1, derde lid van deze wet.
Indien de persoon tot wie zij een bevel heeft gericht met toepassing van het eerste lid, in gebreke blijft bij afloop van de hem opgelegde termijn, en op voorwaarde dat die persoon zijn middelen heeft kunnen laten gelden, kan de Bank de betaling van een dwangsom opleggen die per kalenderdag niet minder mag bedragen dan 250 euro, noch meer mag bedragen dan 50.000 euro, noch in het totaal 2.500.000 euro mag overschrijden. § 2. De dwangsommen opgelegd met toepassing van paragraaf 1 worden ten voordele van de Schatkist geïnd door de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen.".
Art. 75.In afdeling 3bis van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 73, wordt een artikel 36/12/3 ingevoegd, luidende : "Art. 36/12/3. Wanneer door de Bank een dwangsom wordt opgelegd op grond van deze wet of van andere wettelijke of reglementaire bepalingen, en zolang de persoon aan wie die dwangsom wordt opgelegd, niet voldoet aan de verplichting die ten grondslag ligt aan de oplegging van die dwangsom, kan de Bank haar beslissing tot oplegging van de dwangsom nominatief bekendmaken op haar website.".
Art. 76.In artikel 36/14, § 1 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en gewijzigd bij de wetten va 28 juli 2011 en 27 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1°, tweede lid worden de woorden "in de zin van artikel 49, §§ 5bis en 5ter, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 3, 66° van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen";2° de bepaling onder 2° wordt aangevuld met de woorden : ", met inbegrip van de Europese Centrale Bank voor wat betreft de taken die haar zijn opgedragen bij Verordening (EU) nr.1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen". 3° de bepaling onder 18° wordt ingevoegd, luidende : "18° aan de autoriteiten die onder het recht van lidstaten van de Europese Unie ressorteren en die bevoegd zijn op het vlak van macroprudentieel toezicht, evenals aan het Europees Comité voor Systeemrisico's, ingesteld bij Europese Verordening (EU) nr.1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010;"; 4° de bepaling onder 19° wordt ingevoegd, luidende : "19° binnen de grenzen van de Europese verordeningen en richtlijnen, aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten, aan de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en aan de Europese Bankautoriteit;".
Art. 77.In artikel 36/21, paragraaf 1 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "een dwangsom of" geschrapt.
Art. 78.In artikel 36/24 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, 1° worden de woorden "de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,";2° in § 2 worden de woorden "artikel 13, vierde lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," vervangen door de woorden "artikel 14, tweede lid, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,".
Art. 79.In artikel 36/26, § 7, eerste lid van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden in de Nederlandse versie de woorden "operationele beheer van in § 1 bedoelde diensten van vereffeningsinstellingen" vervangen door de woorden "operationele beheer van diensten van vereffeningsinstellingen als bedoeld in § 1". Afdeling IX. - Wijzigingen van de wet van 2 augustus 2002 betreffende
het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten
Art. 80.In artikel 2, eerste lid van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 10°, a) worden de woorden "in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;" vervangen door de woorden "in artikel 14 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;"; 2° in de bepaling onder 10°, b) worden de woorden "artikel 65 of 66" vervangen door de woorden "artikel 312 of 313";3° in de bepaling onder 10°, c) worden de woorden "artikel 79" vervangen door de woorden "artikel 333"; 4° in de bepaling onder 34° worden de woorden "bedoeld in de titels II tot IV van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;" vervangen door de woorden "bedoeld in Boek II en in de Titels I en II van Boek III van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;"; 5° de bepaling onder 41° wordt vervangen als volgt : "41° "de wet van 25 april 2014" : de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;".
Art. 81.Artikel 17, § 1, 4° van de dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, wordt vervangen als volgt : "4° de leden van het wettelijk bestuursorgaan en de personen belast met de effectieve leiding van de onderneming en van de groep waarvan zij in voorkomend geval deel uitmaakt, zijn uitsluitend natuurlijke personen; zij beschikken over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid;".
Art. 82.Artikel 17bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt vervangen als volgt : "
Art. 17bis.De marktondernemingen brengen de FSMA voorafgaandelijk op de hoogte van het voorstel tot benoeming van de leden van het wettelijk bestuursorgaan en van de personen belast met de effectieve leiding van de marktonderneming of van de groep waarvan zij in voorkomend geval deel uitmaakt.
In het kader van de krachtens het eerste lid vereiste informatieverstrekking delen de marktondernemingen aan de FSMA alle documenten en informatie mee die haar toelaten te beoordelen of de personen waarvan de benoeming wordt voorgesteld, overeenkomstig artikel 17, 4° over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op het voorstel tot hernieuwing van de benoeming van de in het eerste lid bedoelde personen, evenals op de niet-hernieuwing van hun benoeming, hun afzetting of hun ontslag.
De benoeming van de in het eerste lid bedoelde personen wordt voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de FSMA. De marktondernemingen informeren de FSMA over de eventuele taakverdeling tussen de leden van het wettelijk bestuursorgaan en de personen belast met de effectieve leiding van de marktonderneming of van de groep waarvan zij in voorkomend geval deel uitmaakt, en over de belangrijke wijzigingen in deze taakverdeling.".
Art. 83.In artikel 27, § 6, vierde streepje van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, worden de woorden "artikel 20bis, § 2, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "artikel 42 van de wet van 25 april 2014" .
Art. 84.In artikel 45, § 1, 3°, f) van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "de artikelen 20 en 20bis van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen", vervangen door de woorden "de artikelen 21, 41, 42, 64 en 65, evenals artikel 66 voor wat betreft het verstrekken van beleggingsdiensten en het verrichten van beleggingsactiviteiten, van de wet van 25 april 2014".
Art. 85.Artikel 139 van dezelfde wet wordt opgeheven. Afdeling X. - Wijzigingen van de wet van 22 maart 2006 betreffende de
bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten
Art. 86.In artikel 4 van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1°, a) worden de woorden "in de zin van artikel 3, § 2, 1), van de bankwet;" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 4, 1), van de bankwet;"; 2° in de bepaling onder 5° worden de woorden "in artikel 1, tweede lid, van de bankwet;" vervangen door de woorden "in artikel 1, § 3, van de bankwet;"; 3° de bepaling onder 7° wordt vervangen als volgt : "7° "bankwet" : de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;".
Art. 87.In artikel 8, eerste lid van dezelfde wet wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt : "4° zich niet bevinden in één van de gevallen opgesomd in artikel 20 van de bankwet;".
Art. 88.In artikel 9 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1°, gewijzigd bij de wet van 6 april 2010, worden de woorden "die zijn opgesomd in artikel 19 van de bankwet," vervangen door de woorden "die zijn opgesomd in artikel 20 van de bankwet,";2° in de bepaling onder 2° worden de woorden "in de zin van artikel 3, § 1, 2°, van de bankwet" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 3, 27°, van de bankwet".
Art. 89.In artikel 10, § 1, derde lid van dezelfde wet worden de woorden "in de zin van artikel 3, § 2, 2) en 3), van de bankwet." vervangen door de woorden "in de zin van artikel 4, 2) en 3), van de bankwet.".
Art. 90.In artikel 12 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 2° worden de woorden "bedoeld in artikel 3, § 2, 4), 5) en 7) tot en met 14), van de bankwet," vervangen door de woorden "in de zin van artikel 4, 4), 5) en 7) tot en met 14), van de bankwet,"; 2° in paragraaf 2, 2°, tweede lid worden de woorden "in de zin van artikel 3, § 2, 2), 3) en 6), van de bankwet;" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 4, 2), 3) en 6), van de bankwet;". Afdeling XI. - Wijzigingen van de wet van 16 juni 2006 op de openbare
aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt
Art. 91.In artikel 56, eerste lid van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, gewijzigd bij de wet van 17 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder b) worden de woorden "bedoeld in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 14 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,"; 2° in de bepaling onder c) worden de woorden "overeenkomstig artikel 65 van de wet van 22 maart 1993;" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 312 van de wet van 25 april 2014;"; 3° in de bepaling onder d) worden de woorden "overeenkomstig artikel 66 van de wet van 22 maart 1993;" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 313 van de wet van 25 april 2014;".
Art. 92.In artikel 68bis, eerste lid van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en gewijzigd bij de wet van 17 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "als bedoeld in artikel 13, artikel 65 of artikel 66 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;" vervangen door de woorden "als bedoeld in artikel 14, artikel 312 of artikel 313 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;"; 2° in de bepaling onder 5° worden de woorden "als bedoeld in artikel 2, 2°, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "als bedoeld in artikel 2, 2°, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen".
Art. 93.De artikelen 74 tot 76 van dezelfde wet worden opgeheven.
Art. 94.In artikel 3, § 5, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 juli 2013, worden de woorden "de drempel van 5.000.000 euro" vervangen door de woorden "de drempels van 300.000 euro en 5.000.000 euro.".
Art. 95.In artikel 18 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 juli 2013 en bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt letter a) vervangen door wat volgt : "a) aandelen in coöperatieve vennootschappen die zijn erkend krachtens artikel 5 van de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor de Coöperatie, voor zover : (1) de totale tegenwaarde van de aanbieding minder bedraagt dan 5.000.000 euro; (2) het maximumbedrag waarop kan worden ingeschreven in het kader van het aanbod, voor de coöperatieve vennootschappen met als doel de vennoten bij de bevrediging van hun particuliere behoeften een economisch of sociaal voordeel te verschaffen, beperkt is zodat bij afloop van dit bod geen enkele coöperant die op het bod heeft ingeschreven aandelen in de coöperatieve bezit voor een nominale waarde van meer dan 5.000 euro; (3) alle documenten met betrekking tot de openbare aanbieding de totale tegenwaarde ervan, alsook, voor zover toepasselijk, de drempel per belegger vermelden." 2° in § 1 wordt letter i) vervangen door wat volgt : "i) effecten die aan werknemers worden aangeboden ter uitvoering van participatieplannen als bedoeld in de wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal en in de winst van de vennootschappen, op voorwaarde dat de totale tegenwaarde van de aanbieding minder dan 5.000.000 euro bedraagt en op voorwaarde dat alle documenten met betrekking tot de openbare aanbieding de totale tegenwaarde ervan vermelden;"; 3° paragraaf 1 wordt aangevuld met een j), luidende : "j) beleggingsinstrumenten, met uitzondering van de beleggingsinstrumenten als bedoeld in artikel 4, § 1, 2° tot 9°, voor zover voor maximum 1.000 euro per belegger kan worden ingegaan op de openbare aanbieding, de totale tegenwaarde van de aanbieding minder bedraagt dan 300.000 euro en alle documenten met betrekking tot de openbare aanbieding de totale tegenwaarde ervan, alsook de maximale inleg per belegger vermelden."; 4° paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De aanbieder die zich beroept op § 1, a), i) of j), bezorgt de FSMA voor de aanvang van de openbare aanbieding, alsook om de twaalf maanden in het geval van een continue aanbieding, de nodige documenten waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in § 1, a), i) of j)."; 5° het artikel wordt aangevuld met een § 5, luidende : " § 5.De Koning kan, door middel van een na overleg in de Ministerraad vastgesteld koninklijk besluit, genomen op advies van de FSMA, een of meerdere van de in euro uitgedrukte drempels vermeld in § 1 wijzigen of in verschillende drempels voorzien in functie van de aard of de activiteiten van de emittent of de aard van de beleggingsinstrumenten, en de verwijzingen naar de bedragen van die drempels in artikel 3, § 5, overeenkomstig aanpassen. Voor niet-ontvoogde minderjarigen kan de Koning voor het bedrag per belegger bedoeld in § 1, a), voorzien in een lager bedrag.".
Art. 96.Artikel 55, § 2, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 17 juli 2013, wordt aangevuld met de bepaling onder 3°, luidende : "3° de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten met toepassing van artikel 18, § 1, j).".
Art. 97.Artikel 60, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De FSMA kan de nadere regels en procedures bepalen volgens welke de goedkeuring van de in het eerste lid bedoelde documenten kan gebeuren.
Hierbij houdt de FSMA rekening met de aard en de inhoud van deze documenten, waarbij ze onder meer het gestandaardiseerd, en recurrent, karakter van de documenten en het gebruikte medium als criteria in aanmerking neemt.". Afdeling XII. - Wijzigingen van de wet van 27 oktober 2006 betreffende
het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening
Art. 98.Artikel 24 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening wordt vervangen als volgt : "De leden van de operationele organen van het organisme voor de financiering van pensioenen moeten permanent over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken. Die deskundigheid wordt in het bijzonder beoordeeld voor wat betreft de uitgeoefende functies en in de mate waarin een beroep gedaan wordt op adviseurs die over die deskundigheid beschikken.".
Art. 99.Artikel 25 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 april 2010, wordt vervangen als volgt : "
Art. 25.Artikel 20 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen is van toepassing.". Afdeling XIII. - Wijzigingen van de wet van 1 april 2007 op de
openbare overnamebiedingen
Art. 100.In artikel 10, § 1 van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 2° worden de woorden "bedoeld in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 14 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,"; 2° in de bepaling onder 3° worden de woorden "overeenkomstig artikel 65 van de voornoemde wet van 22 maart 1993;" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 312 van de voornoemde wet van 25 april 2014;"; 3° in de bepaling onder 4° worden de woorden "overeenkomstig artikel 66 van de voornoemde wet van 22 maart 1993;" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 313 van de voornoemde wet van 25 april 2014;". Afdeling XIV. - Wijziging van de wet van 2 mei 2007 op de
openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen
Art. 101.In artikel 10, § 4 van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen worden de woorden "als gedefinieerd in artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," vervangen door de woorden "in de zin van artikel 4, lid 1, punt 86), van Verordening nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012,". Afdeling XV. - Wijziging van de wet van 31 januari 2009 betreffende de
continuïteit van de ondernemingen
Art. 102.In artikel 4, tweede lid van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, gewijzigd bij de wet van 2 juni 2010, worden de woorden "en de herverzekeringsondernemingen" vervangen door de woorden "de herverzekeringsondernemingen, de financiële holdings en de gemengde financiële holdings". Afdeling XVI. - Wijzigingen van de wet van 16 februari 2009 op het
herverzekeringsbedrijf
Art. 103.In artikel 4 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 16° a) wordt vervangen als volgt : "a) een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 1, § 3, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, een financiële instelling in de zin van artikel 3, 42°, van diezelfde wet of een onderneming die nevendiensten van het bankbedrijf verricht in de zin van artikel 89, lid 1, onder b) ii), van Verordening nr.575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012;". 2° de bepaling onder 23° wordt ingevoegd, luidende : "23° "onafhankelijke controlefunctie" : de interneauditfunctie, de compliancefunctie of de risicobeheerfunctie, als respectievelijk bedoeld in het tweede, derde of vierde lid van artikel 18, § 3, evenals de actuariële functie in de zin van artikel 46.".
Art. 104.In artikel 8bis, eerste lid van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "van de natuurlijke personen die deelnemen aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de herverzekeringsonderneming," vervangen door de woorden "van de personen die lid zijn van het wettelijk bestuursorgaan van de herverzekeringsonderneming, van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, van de personen die belast zijn met de effectieve leiding, evenals van de personen die verantwoordelijk zijn voor de onafhankelijke controlefuncties,".
Art. 105.Artikel 17 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 april 2010, wordt vervangen als volgt : "
Art. 17.§ 1. De leden van het wettelijk bestuursorgaan van de herverzekeringsonderneming, de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval de leden van het directiecomité, evenals de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties, zijn uitsluitend natuurlijke personen.
De in het eerste lid bedoelde personen moeten permanent over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken. § 2. De effectieve leiding van de herverzekeringsonderneming moet worden toevertrouwd aan ten minste twee natuurlijke personen. § 3. Artikel 20 van de wet van 25 avril 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen is van toepassing.".
Art. 106.In dezelfde wet wordt in Titel II, Hoofdstuk I, Afdeling I, Onderafdeling 5 een artikel 17/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 17/1.§ 1. Iedere herverzekeringsonderneming die is opgericht als naamloze vennootschap richt een directiecomité op in de zin van artikel 524bis van het Wetboek van Vennootschappen, dat uitsluitend is samengesteld uit leden van de raad van bestuur, aan wie alle bestuursbevoegdheden van de raad van bestuur worden overgedragen. Deze bevoegdheidsdelegatie kan evenwel niet slaan op de vaststelling van het algemeen beleid noch op de handelingen die bij andere bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen of bij deze wet zijn voorbehouden aan de raad van bestuur. § 2. De meerderheid van de bestuurders van de raad van bestuur zijn geen lid van het directiecomité. § 3. De functies van voorzitter van de raad van bestuur en voorzitter van het directiecomité worden door verschillende personen uitgeoefend. § 4. Het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 525 van het Wetboek van Vennootschappen mag niet worden opgedragen aan een niet-uitvoerend lid van de raad van bestuur.".
Art. 107.In dezelfde wet wordt een artikel 17/2 ingevoegd, luidende : "
Art. 17/2.§ 1. De statuten van de herverzekeringsondernemingen die anders dan als naamloze vennootschap zijn opgericht, voorzien in de oprichting, binnen het wettelijk bestuursorgaan, van een orgaan dat uitsluitend is samengesteld uit leden van het wettelijk bestuursorgaan, "directiecomité" genaamd, waaraan alle bestuursbevoegdheden van het wettelijk bestuursorgaan worden overgedragen, met uitsluiting van de vaststelling van het algemeen beleid en van de handelingen die bij het Wetboek van Vennootschappen of bij deze wet zijn voorbehouden aan het wettelijk bestuursorgaan. § 2. De meerderheid van de leden van het wettelijk bestuursorgaan zijn geen lid van het in paragraaf 1 bedoelde directiecomité. § 3. De functies van voorzitter van het wettelijk bestuursorgaan en voorzitter van het directiecomité worden door verschillende personen uitgeoefend. § 4. Wanneer het Wetboek van Vennootschappen voor de betrokken vennootschapsvorm in een dagelijks bestuur voorziet, mag dat niet worden opgedragen aan een niet-uitvoerend lid van het wettelijk bestuursorgaan.".
Art. 108.In dezelfde wet wordt een artikel 17/3 ingevoegd, luidende : "
Art. 17/3.De Bank kan op grond van de omvang en het risicoprofiel van een herverzekeringsonderneming toestaan dat geheel of gedeeltelijk wordt afgeweken van de verplichtingen van de artikelen 17/1 en 17/2.
De afwijking kan met name betrekking hebben op : 1° de verplichting om een directiecomité op te richten, onverminderd de naleving van artikel 17, § 2;2° de samenstelling van het directiecomité, door toe te staan dat personen die geen lid zijn van het wettelijk bestuursorgaan, lid zijn van het directiecomité;in dit geval zijn de artikelen 17, 25 en 26 op hen van toepassing; 3° het combineren van de functies van voorzitter van het directiecomité en voorzitter van het wettelijk bestuursorgaan.".
Art. 109.In artikel 18, § 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "nemen de personen belast met de effectieve leiding van de herverzekeringsonderneming, in voorkomend geval het directiecomité," vervangen door de woorden "nemen het directiecomité of, in voorkomend geval, de personen belast met de effectieve leiding van de herverzekeringsonderneming,";2° in het zesde lid worden de woorden "De personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het directiecomité, lichten" vervangen door de woorden "Het directiecomité of, in voorkomend geval, de personen belast met de effectieve leiding, lichten".
Art. 110.In artikel 24, § 3, tweede lid, b), van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 31 juli 2009, worden de woorden "de reputatie en ervaring" vervangen door de woorden "de betrouwbaarheid en deskundigheid".
Art. 111.Artikel 25 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt vervangen als volgt : "
Art. 25.§ 1. Onverminderd artikel 18 mogen de leden van het wettelijk bestuursorgaan en de leden van het directiecomité van de herverzekeringsonderneming en alle personen die, onder welke benaming of in welke hoedanigheid ook, deelnemen aan het bestuur of het beleid van de onderneming, al dan niet ter vertegenwoordiging van de herverzekeringsonderneming, op de voorwaarden en binnen de grenzen vastgesteld in dit artikel, mandaten als bestuurder of zaakvoerder waarnemen in dan wel deelnemen aan het bestuur of het beleid van een handelsvennootschap of een vennootschap met handelsvorm, een onderneming met een andere Belgische of buitenlandse rechtsvorm of een Belgische of buitenlandse openbare instelling met industriële, commerciële of financiële werkzaamheden.
De externe functies bedoeld in lid 1 worden beheerst door de interne regels die de herverzekeringsonderneming moet invoeren en doen naleven teneinde : 1° te vermijden dat personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de herverzekeringsonderneming, door de uitoefening van die functies niet langer voldoende beschikbaar zouden zijn om de effectieve leiding waar te nemen;2° te voorkomen dat bij de herverzekeringsonderneming belangenconflicten zouden optreden alsook risico's die gepaard gaan met de uitoefening van die functies, onder andere op het vlak van transacties van ingewijden;3° te zorgen voor een passende openbaarmaking van die functies. De Bank bepaalt, bij reglement goedgekeurd met toepassing van artikel 12bis van de wet van 22 februari 1998, hoe die verplichtingen ten uitvoer worden gelegd.
De mandatarissen van een vennootschap die worden benoemd op voordracht van de herverzekeringsonderneming, moeten leden van het directiecomité van de herverzekeringsonderneming zijn, dan wel personen die door het directiecomité zijn aangewezen.
De leden van het wettelijk bestuursorgaan die geen lid zijn van het directiecomité van de herverzekeringsonderneming, mogen geen mandaat uitoefenen in een vennootschap waarin de herverzekeringsonderneming een deelneming bezit, tenzij zij niet deelnemen aan het dagelijks bestuur van die vennootschap.
De leden van het directiecomité, of, bij ontstentenis van een directiecomité, de personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de herverzekeringsonderneming, mogen geen mandaat uitoefenen dat een deelname aan het dagelijks bestuur inhoudt, tenzij in : 1° een vennootschap als bedoeld in artikel 89, lid 1 van Verordening (EU) nr.575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, waarmee de herverzekeringsonderneming nauwe banden heeft; 2° in een instelling voor belegging in schuldvorderingen die geregeld is bij statuten in de zin van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen of een instelling voor collectieve belegging die geregeld is bij statuten in de zin van voormelde wet van 3 augustus 2012 of de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders;3° in een onderneming met een activiteit in het verlengde van het herverzekeringsbedrijf;4° in een patrimoniumvennootschap waarin zij of hun familie, in het kader van het normale beheer van hun vermogen, een significant belang bezitten. De herverzekeringsondernemingen brengen de functies die door de in paragraaf 1 bedoelde personen buiten de herverzekeringsonderneming worden uitgeoefend, zonder uitstel ter kennis van de Bank, ten behoeve van het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit artikel. § 2. In geval van faillissement van een herverzekeringsonderneming zijn, met betrekking tot de boedel, alle betalingen nietig en zonder gevolg die deze onderneming, hetzij in contanten, hetzij anderszins, heeft gedaan aan de leden van haar wettelijk bestuursorgaan in de vorm van tantièmes of andere winstdeelnemingen, tijdens de twee jaren die het tijdstip voorafgaan dat door de rechtbank is vastgesteld als het ogenblik waarop zij haar betalingen heeft gestaakt.
Het eerste lid is niet van toepassing wanneer de rechtbank erkent dat geen enkele door deze personen begane kennelijk grove fout tot het faillissement heeft bijgedragen.".
Art. 112.Artikel 26 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt vervangen als volgt : "
Art. 26.§ 1. De herverzekeringsonderneming brengt de Bank voorafgaandelijk op de hoogte van het voorstel tot benoeming van de leden van het wettelijk bestuursorgaan en van de leden van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, van de personen belast met de effectieve leiding, evenals van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties.
In het kader van de krachtens het eerste lid vereiste informatieverstrekking deelt de herverzekeringsonderneming aan de Bank alle documenten en informatie mee die haar toelaten te beoordelen of de personen waarvan de benoeming wordt voorgesteld, overeenkomstig artikel 17, § 1 over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op het voorstel tot hernieuwing van de benoeming van de in het eerste lid bedoelde personen, evenals op de niet-hernieuwing van hun benoeming, hun afzetting of hun ontslag. § 2. De benoeming van de in § 1 bedoelde personen wordt voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd aan dwe Bank.
Wanneer het de benoeming betreft van een persoon die voor het eerst voor een functie als bedoeld in § 1 wordt voorgedragen bij een financiële onderneming die met toepassing van artikel 36/2 van de wet van 22 februari 1998 onder het toezicht staat van de Bank, raadpleegt de Bank eerst de FSMA. De FSMA deelt haar advies mee aan de Bank binnen een termijn van een week na ontvangst van het verzoek om advies. § 3. De herverzekeringsonderneming informeert de Bank over de eventuele taakverdeling tussen de leden van het wettelijk bestuursorgaan, tussen de leden van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, tussen de personen belast met de effectieve leiding.
Belangrijke wijzigingen in de taakverdeling als bedoeld in het eerste lid, geven aanleiding tot de toepassing van de paragrafen 1 en 2.".
Art. 113.In artikel 29 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 28 juli 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de §§ 1, 2 en 3, worden de woorden "de FSMA" vervangen door de woorden "de Bank";2° in § 3, eerste zin, worden de woorden "De effectieve leiding van de herverzekeringsonderneming, in voorkomend geval het directiecomité, verklaart" vervangen door de woorden "Het directiecomité van de herverzekeringsonderneming of, in voorkomend geval, de personen belast met de effectieve leiding, verklaren";3° in § 3, derde zin, worden de woorden "De effectieve leiding bevestigt" vervangen door de woorden "Het directiecomité van de herverzekeringsonderneming of, in voorkomend geval, de personen belast met de effectieve leiding, bevestigen".
Art. 114.Artikel 31 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : " § 3. De algemeen lasthebber of de andere personen die met de effectieve leiding van het bijkantoor zijn belast, evenals de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties van het bijkantoor moeten permanent over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken. Artikel 26 is van overeenkomstige toepassing op de benoeming van de algemeen lasthebber of van de andere personen die met de effectieve leiding van het bijkantoor zijn belast, evenals op de benoeming van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties.".
Art. 115.In artikel 32, eerste lid van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt de tweede zin, die aanvangt met de woorden "Zij kan er zich eveneens" en eindigt met de woorden "van het bijkantoor belast zijn.", vervangen door de volgende zin : "Zij kan er zich eveneens tegen verzetten indien zij redenen heeft om te twijfelen aan de professionele betrouwbaarheid of de deskundigheid van de algemeen lasthebber of, in voorkomend geval, van de andere personen die met de effectieve leiding van het bijkantoor zijn belast of van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties van het bijkantoor.".
Art. 116.Artikel 60 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt aangevuld met de paragrafen 5 en 6, luidende : " § 5. Artikel 18 is van toepassing. § 6. De artikelen 17 en 26 zijn van toepassing op de algemeen lasthebber en, in voorkomend geval, op de andere personen die met de effectieve leiding van het bijkantoor zijn belast, evenals op de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties van het bijkantoor.".
Art. 117.In dezelfde wet worden het opschrift van titel VI en het opschrift van hoofdstuk I van dezelfde titel VI respectievelijk vervangen door het opschrift "Aanmaningen, dwangsommen, administratieve sancties en strafrechtelijke sancties" en door het opschrift "Aanmaningen, dwangsommen en administratieve sancties".
Art. 118.In artikel 75, § 2 van dezelfde wet worden de woorden "van artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," vervangen door de woorden "van artikel 20 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,".
Art. 119.In artikel 78, eerste lid van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "als bedoeld in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," worden vervangen door de woorden "als bedoeld in artikel 20 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,";2° de woorden "lasthebbers of erkende commissarissen van herverzekeringsondernemingen" worden vervangen door de woorden "lasthebbers, verantwoordelijken voor onafhankelijke controlefuncties of erkende commissarissen van herverzekeringsondernemingen".
Art. 120.In artikel 89, § 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "in de zin van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," vervangen door de woorden "in de zin van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,".
Art. 121.In artikel 98, § 1, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 3° worden de woorden "een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 1, tweede lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," vervangen door de woorden "een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 1, § 3, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen,"; 2° in de bepaling onder 4°, a) worden de woorden "in de zin van artikel 3, § 1, 5°, van de wet van 22 maart 1993, een onderneming die nevendiensten van het bankbedrijf verricht in de zin van artikel 32, § 4, 5°, van diezelfde wet;" vervangen door de woorden "in de zin van artikel 3, 41°, van de wet van 25 april 2014, een onderneming die nevendiensten van het bankbedrijf verricht in de zin van artikel 89, lid 1, onder b) ii) van Verordening nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012;"; 3° in de bepaling onder 6° worden de woorden "artikel 49 van de wet van 22 maart 1993" vervangen door de woorden "artikel 3, 27° en de Afdelingen I, II en IV van Boek II, Titel III, Hoofdstuk IV van de wet van 25 april 2014". Afdeling XVII. - Wijzigingen van de wet van 21 december 2009 op het
statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen
Art. 122.In artikel 4 van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, gewijzigd bij de wet van 27 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 20° worden de woorden "als bedoeld in artikel 49bis, § 1, 1°, van de bankwet" vervangen door de woorden "als bedoeld in artikel 164, § 3, 6°, van de bankwet"; 2° in het 22° worden de woorden "wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;" vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;"; 3° de bepaling onder 39° wordt ingevoegd, luidende : "39° onafhankelijke controlefunctie : de interneauditfunctie, de compliancefunctie of de risicobeheerfunctie, als respectievelijk bedoeld in het tweede, vierde of vijfde lid van artikel 14, § 3 en in het tweede, vierde of vijfde lid van artikel 69, § 3.".
Art. 123.In artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 november 2012, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : "1° kredietinstellingen naar Belgisch recht, kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de EER, die gemachtigd zijn om in hun land van herkomst betalingsdiensten aan te bieden en die in België werkzaam zijn op grond van de artikelen 312 of 313 van de bankwet, en bijkantoren van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een staat die geen lid is van de EER, die in België zijn gevestigd overeenkomstig artikel 333 van de bankwet;".
Art. 124.In artikel 7, eerste lid, 8° worden de woorden "in de zin van artikel 3, § 1, 3°, van de bankwet," vervangen door de woorden "in de zin van artikel 3, 29°, van de bankwet,".
Art. 125.In artikel 7bis, eerste lid van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "van de natuurlijke personen die deelnemen aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de betalingsinstelling," vervangen door de woorden "van de personen die lid zijn van het wettelijk bestuursorgaan van de betalingsinstelling, van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, van de personen die belast zijn met de effectieve leiding, evenals van de personen die verantwoordelijk zijn voor de onafhankelijke controlefuncties,".
Art. 126.Artikel 13 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 13.§ 1. De leden van het wettelijk bestuursorgaan van de betalingsinstelling, de personen belast met de effectieve leiding van het betalingsdienstenbedrijf in de betalingsinstelling, in voorkomend geval de leden van het directiecomité, evenals de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties, zijn uitsluitend natuurlijke personen.
De in het eerste lid bedoelde personen moeten permanent over de vereiste professionele betrouwbaarheid en de passende deskundigheid beschikken om hun taken inzake betalingsdiensten uit te oefenen. § 2. De effectieve leiding van de betalingsinstelling moet worden toevertrouwd aan ten minste twee natuurlijke personen. § 3. Artikel 20 van de bankwet is van toepassing op de in paragraaf 1 bedoelde personen.".
Art. 127.In dezelfde wet wordt een artikel 16bis ingevoegd, luidende : "
Art. 16bis.§ 1. De betalingsinstelling brengt de Bank voorafgaandelijk op de hoogte van het voorstel tot benoeming van de leden van het wettelijk bestuursorgaan en van de leden van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, van de personen belast met de effectieve leiding van het betalingsdienstenbedrijf in de betalingsinstelling, evenals van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties.
In het kader van de krachtens het eerste lid vereiste informatieverstrekking deelt de betalingsinstelling aan de Bank alle documenten en informatie mee die haar toelaten te beoordelen of de personen waarvan de benoeming wordt voorgesteld, overeenkomstig artikel 13 over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op het voorstel tot hernieuwing van de benoeming van de in het eerste lid bedoelde personen, evenals op de niet-hernieuwing van hun benoeming, hun afzetting of hun ontslag. § 2. De benoeming van de in paragraaf 1 bedoelde personen wordt voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de Bank.
Wanneer het de benoeming betreft van een persoon die voor het eerst voor een functie als bedoeld in paragraaf 1 wordt voorgedragen bij een financiële onderneming die met toepassing van artikel 36/2 van de wet van 22 februari 1998 onder het toezicht staat van de Bank, raadpleegt de Bank eerst de FSMA. De FSMA deelt haar advies mee aan de Bank binnen een termijn van een week na ontvangst van het verzoek om advies. § 3. De betalingsinstelling informeert de Bank over de eventuele taakverdeling tussen de leden van het wettelijk bestuursorgaan en tussen de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval tussen de leden van het directiecomité.
Belangrijke wijzigingen in de taakverdeling als bedoeld in het eerste lid, geven aanleiding tot de toepassing van de paragrafen 1 en 2.".
Art. 128.In artikel 19 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "en de naam van de leiders van het bijkantoor" vervangen door de woorden "evenals de naam van de effectieve leiders van het bijkantoor en, in voorkomend geval, van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties van het bijkantoor";2° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "De effectieve leiders van het bijkantoor en de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties van het bijkantoor moeten permanent over de voor de uitoefening van hun taken vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken. Artikel 16bis is van overeenkomstige toepassing op de benoeming van de effectieve leiders van het bijkantoor en, in voorkomend geval, van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties van het bijkantoor."; 3° in het vroegere zesde lid, dat het zevende lid wordt, worden de woorden "van het derde lid" vervangen door de woorden "van het vierde lid".
Art. 129.In artikel 28, eerste lid van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "overeenkomstig artikel 52 van de bankwet." vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 222 van de bankwet.".
Art. 130.In artikel 32, derde lid van dezelfde wet worden de woorden "bedoeld in artikel 52 van de bankwet" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 222 van de bankwet".
Art. 131.In artikel 48, § 1, 2° van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 27 november 2012, worden de woorden "zoals bedoeld in artikel 19, § 1er, 1° en 2°, van de bankwet." vervangen door de woorden "zoals bedoeld in artikel 20, § 1, 1°, 2° en 3°, van de bankwet.".
Art. 132.In dezelfde wet worden het opschrift van titel 4 van boek 2 en het opschrift van hoofdstuk 1 van dezelfde titel 4 respectievelijk vervangen door het opschrift "Dwangsommen en sancties" en door het opschrift "Dwangsommen en administratieve sancties".
Art. 133.In artikel 57, derde lid van dezelfde wet, wordt de eerste zin vervangen als volgt : "Niettegenstaande het bepaalde bij het eerste en tweede lid wordt aan financiële instellingen in de zin van artikel 3, 42°, van de bankwet, die vóór 25 december 2007 overeenkomstig de Belgische wetgeving werkzaamheden als bedoeld in artikel 4, 4), van de bankwet zijn aangevangen en die voldoen aan de voorwaarden van artikel 92, eerste lid, 6°, van de bankwet, vrijstelling van het in artikel 6 bedoelde vergunningsvereiste verleend.".
Art. 134.In artikel 59, 1° van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 november 2012, worden de woorden "op grond van de artikelen 65 of 66 van de bankwet" en "overeenkomstig artikel 79 van de bankwet;" respectievelijk vervangen door de woorden "op grond van de artikelen 312 of 313 van de bankwet" en "overeenkomstig artikel 333 van de bankwet;".
Art. 135.In artikel 62 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, 8°, worden de woorden "in de zin van artikel 3, § 1, 3° van de bankwet," vervangen door de woorden "in de zin van artikel 3, 29° van de bankwet,"; 2° in § 1, eerste lid, wordt de bepaling onder 9° vervangen als volgt : "9° de identiteit van de personen die deelnemen aan het bestuur of het beleid van de instelling voor elektronisch geld, die van de personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en, in voorkomend geval, van het betalingsdienstenbedrijf in de instelling voor elektronisch geld, en de identiteit van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties, alsmede het bewijs van hun professionele betrouwbaarheid en hun deskundigheid in de zin van artikel 68;"; 3° in § 2, eerste lid, worden de woorden "van de natuurlijke personen die deelnemen aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de instelling voor elektronisch geld," vervangen door de woorden "van de personen die lid zijn van het wettelijk bestuursorgaan van de instelling voor elektronisch geld, van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, van de personen die belast zijn met de effectieve leiding, evenals van de personen die verantwoordelijk zijn voor de onafhankelijke controlefuncties,".
Art. 136.Artikel 68 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 november 2012, wordt vervangen als volgt : "
Art. 68.§ 1. De leden van het wettelijk bestuursorgaan van de instelling voor elektronisch geld, de personen belast met de effectieve leiding van de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en, in voorkomend geval, van het betalingsdienstenbedrijf in de instelling voor elektronisch geld, in voorkomend geval de leden van het directiecomité, evenals de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties, zijn uitsluitend natuurlijke personen.
De in het eerste lid bedoelde personen moeten permanent over de vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken om hun taken inzake uitgifte van elektronisch geld en, in voorkomend geval, inzake betalingsdiensten, uit te oefenen. § 2. De effectieve leiding van de instelling voor elektronisch geld moet worden toevertrouwd aan ten minste twee natuurlijke personen. § 3. Artikel 20 van de bankwet is van toepassing op de in paragraaf 1 bedoelde personen.".
Art. 137.In dezelfde wet wordt een artikel 71bis ingevoegd, luidende : "
Art. 71bis.§ 1. De instelling voor elektronisch geld brengt de Bank voorafgaandelijk op de hoogte van het voorstel tot benoeming van de leden van het wettelijk bestuursorgaan en van de leden van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, van de personen belast met de effectieve leiding van de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en, in voorkomend geval, van het betalingsdienstenbedrijf in de instelling voor elektronisch geld, evenals van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties.
In het kader van de krachtens het eerste lid vereiste informatieverstrekking deelt de instelling voor elektronisch geld aan de Bank alle documenten en informatie mee die haar toelaten te beoordelen of de personen waarvan de benoeming wordt voorgesteld, overeenkomstig artikel 68 over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op het voorstel tot hernieuwing van de benoeming van de in het eerste lid bedoelde personen, evenals op de niet-hernieuwing van hun benoeming, hun afzetting of hun ontslag. § 2. De benoeming van de in paragraaf 1 bedoelde personen wordt voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de Bank.
Wanneer het de benoeming betreft van een persoon die voor het eerst voor een functie als bedoeld in paragraaf 1 wordt voorgedragen bij een financiële onderneming die met toepassing van artikel 36/2 van de wet van 22 februari 1998 onder het toezicht staat van de Bank, raadpleegt de Bank eerst de FSMA. De FSMA deelt haar advies mee aan de Bank binnen een termijn van een week na ontvangst van het verzoek om advies. § 3. De instelling voor elektronisch geld informeert de Bank over de eventuele taakverdeling tussen de leden van het wettelijk bestuursorgaan en tussen de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval tussen de leden van het directiecomité.
Belangrijke wijzigingen in de taakverdeling als bedoeld in het eerste lid, geven aanleiding tot de toepassing van de paragrafen 1 en 2.".
Art. 138.In artikel 73 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "als bedoeld in artikel 3, § 1, 3° van de bankwet," en "in artikel 24, § 3, derde lid van de bankwet" respectievelijk vervangen door de woorden "als bedoeld in artikel 3, 29° van de bankwet," en "in artikel 46, tweede lid van de bankwet";2° in § 2, eerste lid, b), worden de woorden "de reputatie en ervaring" vervangen door de woorden "de betrouwbaarheid en deskundigheid".
Art. 139.In artikel 75 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "en de naam van de leiders van het bijkantoor" vervangen door de woorden "evenals de naam van de effectieve leiders van het bijkantoor en, in voorkomend geval, van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties van het bijkantoor";2° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "De effectieve leiders van het bijkantoor en de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties van het bijkantoor moeten permanent over de voor de uitoefening van hun taken vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken. Artikel 71bis is van overeenkomstige toepassing op de benoeming van de effectieve leiders van het bijkantoor en, in voorkomend geval, van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties van het bijkantoor."; 3° in het vroegere zesde lid, dat het zevende lid wordt, worden de woorden "van het vijfde lid" vervangen door de woorden "van het zesde lid".
Art. 140.In artikel 100 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : "1° de artikelen 71bis en 72;"; 2° in de bepaling onder 2° worden de woorden "in de zin van artikel 3, § 1, 3° van de bankwet," vervangen door de woorden "in de zin van artikel 3, 29° van de bankwet,".
Art. 141.In artikel 105, § 1, 2° van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 november 2012, worden de woorden "zoals bedoeld in artikel 19, § 1, 1° en 2° van de bankwet." vervangen door de woorden "zoals bedoeld in artikel 20, § 1, 1°, 2° en 3° van de bankwet.".
Art. 142.In dezelfde wet worden het opschrift van titel 4 van boek 3 en het opschrift van hoofdstuk 1 van dezelfde titel 4, ingevoegd bij de wet van 27 november 2012, respectievelijk vervangen door het opschrift "- Dwangsommen en sancties" en door het opschrift "- Dwangsommen en administratieve sancties". Afdeling XVIII. - Wijzigingen van de wet van 3 augustus 2012
betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles
Art. 143.In artikel 3 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 37° worden de woorden "als bedoeld in titel II tot en met IV van de wet van 22 maart 1993;" vervangen door de woorden "als bedoeld in Boek II en in de Titels I en II van Boek III van de wet van 25 april 2014;"; 2° in de bepaling onder 38° worden de woorden "als bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, van de wet van 22 maart 1993;" vervangen door de woorden "als bedoeld in artikel 3, 41°, van de wet van 25 april 2014;"; 3° de bepaling onder 47° wordt vervangen als volgt : "47° "wet van 25 april 2014" : de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;". 4° de bepaling onder 62° wordt ingevoegd, luidende : "62° "onafhankelijke controlefunctie" : de interneauditfunctie, de compliancefunctie of de risicobeheerfunctie, als respectievelijk bedoeld in §§ 4, 5 en 6 van artikel 41, en in §§ 4, 5 en 6 van artikel 201.".
Art. 144.Artikel 39 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 39.§ 1. De leden van het wettelijk bestuursorgaan van de beleggingsvennootschap, de personen belast met de effectieve leiding, en de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties, zijn uitsluitend natuurlijke personen.
De in het eerste lid bedoelde personen moeten permanent over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken, overeenkomstig artikel 9 en rekening houdend met de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor de beleggingsvennootschap heeft geopteerd. § 2. De effectieve leiding van de beleggingsvennootschap moet aan ten minste twee natuurlijke personen worden toevertrouwd. § 3. De beleggingsvennootschappen brengen de FSMA voorafgaandelijk op de hoogte van het voorstel tot benoeming van de leden van het wettelijk bestuursorgaan, van de personen belast met de effectieve leiding, en van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties.
In het kader van de krachtens het eerste lid vereiste informatieverstrekking delen de beleggingsvennootschappen aan de FSMA alle documenten en informatie mee die haar toelaten te beoordelen of de personen waarvan de benoeming wordt voorgesteld, over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken overeenkomstig paragraaf 1, tweede lid.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op het voorstel tot hernieuwing van de benoeming van de in het eerste lid bedoelde personen, evenals op de niet-hernieuwing van hun benoeming, hun afzetting of hun ontslag.
De benoeming van de in paragraaf 1 bedoelde personen wordt voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de FSMA. Wanneer het de benoeming betreft van een persoon die voor het eerst voor een in § 1 bedoelde functie wordt voorgedragen bij een financiële onderneming die conform artikel 45, § 1, 2°, van de wet van 2 augustus 2002 onder het toezicht staat van de FSMA, raadpleegt de FSMA eerst de Bank.
De Bank deelt haar advies mee aan de FSMA binnen een termijn van een week na ontvangst van het verzoek om advies.
De beleggingsvennootschappen informeren de FSMA over de eventuele taakverdeling tussen de leden van het wettelijk bestuursorgaan en de personen belast met de effectieve leiding, en over de belangrijke wijzigingen in deze taakverdeling.
Belangrijke wijzigingen in de taakverdeling als bedoeld in het vorige lid, geven aanleiding tot de toepassing van de leden 1 tot 4.".
Art. 145.Artikel 40 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 40.De leden van het wettelijk bestuursorgaan van de beleggingsvennootschap, de personen belast met de effectieve leiding, en de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties mogen zich niet in één van de in artikel 20 van de wet van 25 april 2014 bepaalde gevallen bevinden.".
Art. 146.In artikel 50, § 2, eerste lid, 1° van dezelfde wet, worden de woorden "in titel II van de wet van 22 maart 1993" en "in titel III van diezelfde wet" respectievelijk vervangen door de woorden "in Boek II van de wet van 25 april 2014" en "in Titel I van Boek III van diezelfde wet".
Art. 147.In artikel 71 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder b) worden de woorden "bedoeld in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 14 van de wet van 25 april 2014"; 2° in de bepaling onder c) worden de woorden "overeenkomstig artikel 65 van de wet van 22 maart 1993;" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 312 van de wet van 25 april 2014;"; 3° in de bepaling onder d) worden de woorden "overeenkomstig artikel 66 van de wet van 22 maart 1993;" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 313 van de wet van 25 april 2014;".
Art. 148.In artikel 85, § 2, eerste lid van dezelfde wet worden de woorden "in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993," en "conform artikel 65 van de wet van 22 maart 1993," respectievelijk vervangen door de woorden "in artikel 14 van de wet van 25 april 2014," en "conform artikel 312 van de wet van 25 april 2014,".
Art. 149.In artikel 154, § 2, tweede lid van dezelfde wet worden de woorden "in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993" en "conform artikel 65 van de wet van 22 maart 1993" respectievelijk vervangen door de woorden "in artikel 14 van de wet van 25 april 2014" en "conform artikel 312 van de wet van 25 april 2014".
Art. 150.In artikel 187, 2° van dezelfde wet worden de woorden "als bedoeld in titel II tot IV van de wet van 22 maart 1993" vervangen door de woorden "als bedoeld in Boek II en in de Titels I en II van Boek III van de wet van 25 april 2014".
Art. 151.Artikel 199 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 199.§ 1. De leden van het wettelijk bestuursorgaan van de beheervennootschap, de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval de leden van het directiecomité, evenals de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties, zijn uitsluitend natuurlijke personen.
De in het eerste lid bedoelde personen moeten permanent over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken, met name gelet op het in artikel 189 bedoelde programma van werkzaamheden. § 2. De effectieve leiding van de beheervennootschap moet aan ten minste twee natuurlijke personen worden toevertrouwd.".
Art. 152.Artikel 200 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 200.De leden van het wettelijk bestuursorgaan van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval de leden van het directiecomité, en de verantwoordelijken voor een onafhankelijke controlefunctie mogen zich niet in één van de in artikel 20 van de wet van 25 april 2014 bedoelde gevallen bevinden.".
Art. 153.In artikel 207, § 3, tweede lid, b) van dezelfde wet worden de woorden "de reputatie en ervaring" vervangen door de woorden "de professionele betrouwbaarheid en de deskundigheid".
Art. 154.Artikel 211 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 211.De beheervennootschappen brengen de FSMA voorafgaandelijk op de hoogte van het voorstel tot benoeming van de leden van het wettelijk bestuursorgaan en van de leden van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, van de personen belast met de effectieve leiding, evenals van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties.
In het kader van de krachtens het eerste lid vereiste informatieverstrekking delen de beheervennootschappen aan de FSMA alle documenten en informatie mee die haar toelaten te beoordelen of de personen waarvan de benoeming wordt voorgesteld, over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken conform artikel 199.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op het voorstel tot hernieuwing van de benoeming van de in het eerste lid bedoelde personen, evenals op de niet-hernieuwing van hun benoeming, hun afzetting of hun ontslag.
De benoeming van de in het eerste lid bedoelde personen wordt voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de FSMA. Wanneer het de benoeming betreft van een persoon die voor het eerst voor een in het eerste lid bedoelde functie wordt voorgedragen bij een financiële onderneming die met toepassing van artikel 45, § 1, 2°, van de wet van 2 augustus 2002 onder het toezicht staat van de FSMA, raadpleegt de FSMA eerst de Bank. De Bank deelt haar advies mee aan de FSMA binnen een termijn van een week na ontvangst van het verzoek om advies.
De beheervennootschappen informeren de FSMA over de eventuele taakverdeling tussen de leden van het wettelijk bestuursorgaan en de personen belast met de effectieve leiding, en over de belangrijke wijzingen in deze taakverdeling.
Belangrijke wijzigingen in de taakverdeling als bedoeld in het vorige lid, geven aanleiding tot de toepassing van de leden 1 tot 4.".
Art. 155.In artikel 212, § 3, derde lid van dezelfde wet worden de woorden "als bedoeld in artikel 32, § 4, van de wet van 22 maart 1993," vervangen door de woorden "als bedoeld in artikel 89, lid 1 van Verordening nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012,".
Art. 156.Artikel 227, § 1, 4° van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "4° de namen van de effectieve leiders van het bijkantoor en van de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties van het bijkantoor.
De effectieve leiders van het bijkantoor en de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties van het bijkantoor moeten permanent over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken. Artikel 211 is van overeenkomstige toepassing op de benoeming van de effectieve leiders van het bijkantoor en op de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties van het bijkantoor.".
Art. 157.In artikel 241 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, 2° worden de woorden "in de zin van artikel 49bis van de wet van 22 maart 1993," vervangen door de woorden "in de zin van artikel 3, 39°, van de wet van 25 april 2014,";2° in paragraaf 1, tweede lid worden de woorden "artikel 49 van de wet van 22 maart 1993," vervangen door de woorden "de Afdelingen I, II en IV van Boek II, Titel III, Hoofdstuk IV van de wet van 25 april 2014,";3° in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden "artikel 49 van de wet van 22 maart 1993," vervangen door de woorden "de Afdelingen I, II en IV van Boek II, Titel III, Hoofdstuk IV van de wet van 25 april 2014,".
Art. 158.In artikel 279, § 1, tweede lid van dezelfde wet wordt de bepaling onder c) vervangen als volgt : "c) de Belgische en buitenlandse kredietinstellingen bedoeld in artikel 1, § 3, van de wet van 25 april 2014;".
Art. 159.Artikel 291, eerste lid van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "Ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van de overtreding van deze wet of één van de in de artikelen 40 en 200 bedoelde wettelijke bepalingen, tegen instellingen voor collectieve belegging, beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, bestuurders, directeuren, lasthebbers of verantwoordelijken voor onafhankelijke controlefuncties van instellingen voor collectieve belegging of van beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, of erkende commissarissen van een instelling voor collectieve belegging of van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, alsook ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van de overtreding van deze wet tegen iedere andere natuurlijke of rechtspersoon, moet ter kennis worden gebracht van de FSMA door de gerechtelijke autoriteit waar dit aanhangig is gemaakt.". Afdeling XIX. - Wijzigingen van het Wetboek van Vennootschappen
Art. 160.In de artikelen 92, § 3, 2°, 108, 1°, 145, 1°, 224, eerste lid, 311, eerste lid, 399, eerste lid, 422, eerste en tweede lid, 430, § 2, 1°, 449, eerste lid, 468, zesde lid, 1°, 600, eerste lid, 629, § 2, 1°, 630, § 2, 798, eerste lid en 869 van het Wetboek van Vennootschappen worden de woorden "de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen".
Art. 161.In artikel 771 van het Wetboek van Vennootschappen worden de woorden "zoals gedefinieerd in artikel 61 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," vervangen door de woorden "zoals gedefinieerd in artikel 239 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen". Afdeling XX. - Wijziging van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de
transacties met bepaalde effecten
Art. 162.Artikel 15 van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de transacties met bepaalde effecten, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1998, wordt vervangen door wat volgt : "Door de Koning kunnen de vereffeningsstelsels worden erkend die worden beheerd door de Nationale Bank van België, door een vereffeningsinstelling in de zin van artikel 36/26 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, of door één of meer in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigde kredietinstellingen.". Afdeling XXI. - Wijzigingen van de wet van 24 juli 2008
houdende diverse bepalingen (I)
Art. 163.Artikel 28 van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I) wordt aangevuld met twee leden, luidende : "In afwijking van het eerste lid worden de tegoeden van slapende effectenrekeningen die niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een tussenkomst door de houder, voor een uiterste datum, bepaald door de Koning, aan de Kas overgedragen.
De Koning kan eveneens een uiterste datum bepalen voor de overdracht van de gegevens met betrekking tot deze rekeningen.".
Art. 164.Artikel 49 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 juni 2013, wordt aangevuld met twee leden, luidende : "In afwijking van het tweede lid en bij gebreke aan een tussenkomst van de eigenaar, worden de effecten van de effectenrekeningen overgedragen aan de Kas voor een uiterste datum, bepaald door de Koning.
De Koning kan eveneens een uiterste datum bepalen voor de overdracht van de gegevens met betrekking tot deze effectenrekeningen.". Afdeling XXII. - Wijziging van de gecoördineerde wet van 24 december
1996 tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen
Art. 165.Hoofdstuk IV "De N.V. Beroepskrediet en het net van het beroepskrediet" van de gecoördineerde wet van 24 december 1996 tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen, dat artikelen 48 tot 59 bevat, gewijzigd bij de wet van 27 november 2012, wordt vervangen door wat volgt : "Hoofdstuk IV. Het net van het beroepskrediet.
Art. 48.Het net van het beroepskrediet wordt gevormd door de financiële ondernemingen die zijn toegetreden tot het net van het beroepskrediet, namelijk : 1° vennootschappen die de notoriteitskredieten waarborgen die zij zelf of de tot het net van het beroepskrediet toegetreden kredietverenigingen verstrekken;2° de plaatselijke handelsvennootschappen en federaties van plaatselijke vennootschappen voor kredietverleningen voor ambachtelijk gereedschap hierna genoemd als "lid" dan wel de "leden van het net van het beroepskrediet". Het net van het beroepskrediet heeft geen rechtspersoonlijkheid.
Worden als beroepskrediet beschouwd, alle kredietverrichtingen die tot doel hebben de uitoefening van een beroep door een natuurlijke persoon of de exploitatie door een rechtspersoon van een handel, een nijverheid of een professioneel middenstandsbedrijf te vergemakkelijken, waarbij niet wordt vereist dat de kredietvrager de hoedanigheid van handelaar heeft zoals omschreven door boek I, titel I, van het Wetboek van Koophandel.
De leden van het net van het beroepskrediet beantwoorden in die hoedanigheid aan de volgende voorwaarden : a) De leden van het net van het beroepskrediet moeten de rechtsvorm aannemen van coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.Hun statuten dienen te bepalen dat de aan de vennoten uitgekeerde winst niet hoger mag zijn dan de rentevoet vastgesteld door de Koning ter uitvoering van de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor de Coöperatie, of diezelfde rentevoet verhoogd met maximum 5 pct. voor wat betreft de door het personeel van het desbetreffend lid van het net van het beroepskrediet onderschreven aandelen, toegepast op het werkelijk gestorte bedrag van de aandelen, en dat de uittredende of uitgesloten vennoten slechts recht hebben op de terugbetaling van hun inbreng. b) In geval van vereffening, en onverminderd artikel 49, dienen de leden van het net van het beroepskrediet, na aanzuivering van het gehele passief en de terugbetaling aan de vennoten van hun inbreng, overeenkomstig hun statuten, het vereffeningsoverschot te bestemmen voor een ander lid van het beroepskrediet of, bij gebreke daaraan, in artikel 42 bedoelde Zilverfonds.c) De statuten van de leden van het net van het beroepskrediet dienen te bepalen dat zij enkel kunnen fuseren met één of meer leden van het net van het beroepskrediet, zich enkel kunnen splitsen in tot het net van het beroepskrediet behorende vennootschappen, en enkel kunnen overgaan tot een inbreng of overdracht van een algemeenheid of van een bedrijfstak aan een lid van het net van het beroepskrediet.
Art. 49.§ 1. Ieder lid dat niet of niet langer meer de voorwaarden bepaald in artikel 48, vierde lid, naleeft, moet aan het in artikel 42 bedoelde Zilverfonds, binnen een maand na de vaststelling ervan, de som van de volgende boekhoudkundige elementen storten : de reserves, de herwaarderingsmeerwaarden, de voorzorgsfondsen voor toekomstige risico's en het overgedragen positieve of negatieve resultaat. Deze boekhoudkundige elementen zijn die welke omschreven zijn door de reglementering op de jaarrekeningen van de kredietinstellingen, zoals zij geboekt werden bij de afsluiting van het laatste boekjaar dat voorafgaat, met inbegrip van die welke op gelijk welk ogenblik in het kapitaal van het desbetreffende lid van het net van het beroepskrediet zouden zijn geïncorporeerd.
Het eerste lid is ook van toepassing op ieder lid van het net van het beroepskrediet dat zijn statuten derwijze zou wijzigen dat de bepalingen van artikel 48, vierde lid, niet meer worden nageleefd, of in strijd met deze bepalingen zou handelen.
In het in het tweede lid bedoelde geval, is de som van de boekhoudkundige elementen overeenkomstig het eerste lid van het in artikel 42 bedoelde Zilverfonds, dient te worden gestort, die deze van deze elementen, zoals zij bestonden op het ogenblik van de gebeurtenis die aanleiding geeft tot deze verplichting, verhoogd met het werkelijke rendement en verlaagd met de verliezen tot op de dag van de betaling. Het aldus vastgestelde bedrag moet aan het in artikel 42 bedoelde Zilverfonds, gestort worden binnen een maand na de gebeurtenis die aanleiding geeft tot deze verplichting.
De commissaris-revisor van ieder lid van het net van het beroepskrediet is ermee belast het in artikel 42 bedoelde Zilverfonds, te informeren over iedere omstandigheid die de toepassing van het eerste of tweede lid tot gevolg zou kunnen hebben. § 2. Elke vennootschap is, zolang ze behoort tot het net van het beroepskrediet, verplicht een commissaris-revisor te benoemen, niettegenstaande de bepalingen van artikel 141 van het Wetboek van Vennootschappen.
Art. 50.Elke verwijzing naar het "Participatiefonds" in de statuten van de leden van het net van het beroepskrediet dient voor de toepassing van deze Wet te worden gelezen als een verwijzing naar het in artikel 42 bedoelde "Zilverfonds" tot de statuten door de desbetreffende leden van het net van het beroepskrediet zijn aangepast.". Afdeling XXIII. - Wijzigingen in de wet van 25 april 2014 inzake het
statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen en tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector et de financiële diensten
Art. 166.In artikel 4, eerste lid, 3°, a), van de wet van 25 april 2014 inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen en tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector et de financiële diensten, worden de woorden "als gedefinieerd in artikel 1, tweede lid van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "als gedefinieerd in artikel 1, § 3 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen"."
Art. 167.In artikel 12, § 2, van dezelfde wet, worden de woorden "als opgesomd in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "als opgesomd in artikel 20, § 1, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen"." HOOFDSTUK 4. - Bepalingen betreffende de speculatie op voedselgrondstoffen
Art. 168.Artikel 25 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt aangevuld met een § 6, luidende : " § 6. Deze paragraaf is van toepassing op : 1° handelingen met betrekking tot financiële instrumenten als bedoeld in § 3 indien de betrokken handeling een effect heeft, kan hebben of beoogt te hebben op de prijs van een krachtens het vierde lid aangeduide voedselgrondstof;2° handelingen met betrekking tot krachtens het vierde lid aangeduide voedselgrondstoffen indien de betrokken handeling een effect heeft, kan hebben of beoogt te hebben op de prijs van een financieel instrument als bedoeld in § 3. Het is aan eenieder verboden om onjuiste of misleidende informatie of gegevens te verstrekken of om enigerlei andere handeling te stellen waardoor de berekening van de prijs van een financieel instrument of een krachtens het vierde lid aangeduide voedselgrondstof wordt gemanipuleerd.
Voor de toepassing van deze paragraaf dient onder "voedselgrondstof" te worden verstaan een primaire grondstof, die al dan niet na verdere bewerking, bestemd is voor menselijke consumptie.
De Koning wordt gemachtigd om, na advies van de FSMA, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de lijst vast te stellen van de voedselgrondstoffen bedoeld in het eerste en tweede lid.".
Art. 169.In de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten wordt een artikel 29bis ingevoegd, luidende : "
Art. 29bis.§ 1. Onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten bepaald bij reglement, legt de FSMA voor die financiële instrumenten waarvan de onderliggende waarde bestaat uit voedselgrondstoffen en die verhandeld worden op een gereglementeerde markt of een MTF, de regels vast inzake de limieten op posities in financiële instrumenten die een persoon mag bezitten en bepaalt ze afwijkingen op deze regels, in het bijzonder wanneer de betrokken posities werden aangegaan ter dekking.
Hierbij kan de FSMA rekening houden met de staat van de vooruitgang van de harmonisatie van de betrokken regelgeving in de Europese Unie. § 2. Dit reglement bepaalt eveneens de gevallen waarin de in België gevestigde financiële tussenpersonen en andere bij reglement aangeduide personen de FSMA kennis geven van de posities in instrumenten bedoeld in het eerste lid, met inbegrip van de modaliteiten en de periodiciteit van deze kennisgeving. § 3. Voor de toepassing van dit artikel dient "voedselgrondstof" te worden begrepen in de zin van de definitie die ervan wordt gegeven in artikel 25, § 6. § 4. De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op advies van de FSMA de nodige maatregelen treffen ter omzetting van de dwingende bepalingen die voortvloeien uit Europeesrechtelijke regels en die betrekking hebben op de regels inzake van grondstoffen afgeleide financiële instrumenten, inzonderheid op het gebied van definities, positielimieten, rapportering, positiemanagement, productinterventie, toezicht en internationale samenwerking van de FSMA. De krachtens dit artikel genomen besluiten kunnen de geldende wettelijke bepalingen wijzigen, aanvullen, vervangen, opheffen of coördineren, met inbegrip van het bepalen van de toepasselijke maatregelen, administratieve sancties en straffen bij niet-naleving van de regels.
De krachtens dit artikel genomen besluiten worden van rechtswege opgeheven indien zij niet bij wet worden bekrachtigd binnen vierentwintig maanden na hun inwerkingtreding. De bekrachtiging werkt terug tot op de datum van inwerkingtreding van de koninklijke besluiten.". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de inkomsten uit spaardeposito's
Art. 170.In artikel 21 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 juli 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin van de bepaling onder 5° worden de woorden "door de in België gevestigde kredietinstellingen die vallen onder de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen," vervangen door de woorden "door de in artikel 56, § 2, 2°, a, bedoelde kredietinstellingen,"; 2° in de bepaling onder 5° wordt het eerste streepje vervangen als volgt : "- deze deposito's bovendien moeten voldoen aan de vereisten die de Koning stelt op advies van de Nationale Bank van België en de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, ieder wat zijn bevoegdheden betreft, wat de munt betreft waarin deze deposito's luiden en de voorwaarden en wijze van terugneming en opneming, evenals wat de structuur, het niveau en de wijze van berekening van de vergoeding ervan betreft, of, voor de deposito's die zijn ontvangen door kredietinstellingen die in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte zijn gevestigd, deze deposito's aan analoge vereisten moeten voldoen zoals vastgesteld door de gelijkwaardige bevoegde overheidsinstanties van de andere lidstaat;"; 3° de bepaling onder 5° wordt aangevuld als volgt : "- wanneer de spaardeposito is uitgedrukt in een vreemde munt, de omvorming in euro een keer per jaar plaats vindt op 31 december of bij de definitieve vereffening van het deposito;".
Art. 171.In artikel 171 van hetzelfde Wetboek, wordt in de plaats van de bepaling onder 3° quinquies, vernietigd bij arrest nr. 7/2014 van het Grondwettelijk Hof van 23 januari 2014, de als volgt luidende bepaling onder 3° quinquies ingevoegd : "3° quinquies tegen een aanslagvoet van 15 pct., de in artikel 21, 5°, bedoelde inkomsten uit spaardeposito's, in zoverre zij meer bedragen dan de in de bepaling onder 5° van dat artikel bepaalde grenzen;".
Art. 172.In artikel 174/1, § 1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, worden in de plaats van de woorden "en de in artikel 171, 3° quinquies, bedoelde inkomsten uit spaardeposito's", vernietigd bij arrest nr. 7/2014 van de Grondwettelijk Hof van 23 januari 2014, de woorden "en de in artikel 171, 3° quinquies, bedoelde inkomsten uit spaardeposito's" tussen de woorden "10 of 25 pct." en de woorden "worden niet" ingevoegd.".
Art. 173.In artikel 269, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, wordt in de plaats van de bepaling onder 5°, vernietigd bij arrest nr. 7/2014 van het Grondwettelijk Hof van 23 januari 2014, een bepaling onder 5° ingevoegd, die luidt als volgt : "5° op 15 pct. voor de inkomsten uit in artikel 21, 5°, bedoelde spaardeposito's, en in zoverre zij, wat de inkomsten betaald of toegekend aan natuurlijke personen betreft, meer bedragen dan de in de bepaling onder 5° van dat artikel bepaalde grenzen;".
Art. 174.Dit hoofdstuk heeft uitwerking op de inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2012, met uitzondering van de artikelen 172 en 173, die uitwerking hebben op de inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2012 en die ophouden uitwerking te hebben op de inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2013. HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van de artikelen 307 en 322 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de buitenlandse bankrekeningen
Art. 175.In artikel 307, § 1, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 maart 2012, worden de woorden "Ten laatste gelijktijdig met de indiening van de aangifte waarin het bestaan van in dit lid bedoelde buitenlandse rekeningen wordt vermeld, moeten de nummers van die rekeningen worden gemeld bij het in artikel 322, § 3, bedoelde centraal aanspreekpunt volgens de door de Koning te bepalen modaliteiten, tenzij die melding reeds is gebeurd in een vorig aanslagjaar." vervangen door de woorden "Ten laatste gelijktijdig met de indiening van de aangifte waarin het bestaan van in dit lid bedoelde buitenlandse rekeningen wordt vermeld, moeten de nummers van die rekeningen, de benaming van de bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling en het land of de landen waar die rekeningen geopend zijn geweest, worden gemeld bij het in artikel 322, § 3, bedoelde centraal aanspreekpunt, tenzij die melding reeds is gebeurd in een vorig aanslagjaar. De Koning bepaalt de nadere regels voor deze mededeling en de bewaringstermijn van de bedoelde gegevens.".
Art. 176.Artikel 322 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 juni 2013, wordt aangevuld met een § 5, luidende : " § 5. Wanneer de door de minister aangestelde ambtenaar bedoeld in § 2, derde lid, heeft vastgesteld dat het gevoerde onderzoek bedoeld in § 2, één of meer aanwijzingen van belastingontduiking heeft opgeleverd of dat het gevoerde onderzoek een eventuele toepassing van artikel 341 met zich meebrengt, kan hij de beschikbare gegevens over de in artikel 307, § 1, tweede lid, bedoelde buitenlandse bankrekeningen van die belastingplichtige opvragen bij het centraal aanspreekpunt.
De Koning bepaalt de nadere regels voor de raadpleging door de door de minister aangestelde ambtenaar bedoeld in § 2, derde lid, van de gegevens over de in artikel 307, § 1, tweede lid, bedoelde buitenlandse bankrekeningen.".
Art. 177.In afwijking van artikel 307, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek : a) moeten de belastingplichtigen, binnen twee maanden te rekenen vanaf de derde dag volgend op de door de Federale Overheidsdienst Financiën toegezonden uitnodiging tot mededeling van de vereiste gegevens en ten vroegste binnen twee maanden vanaf 1 november 2014, de gegevens betreffende de buitenlandse rekeningen waarvan het bestaan, overeenkomstig artikel 307, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, is aangegeven in de aangifte in de personenbelasting voor de aanslagjaren 2012 tot 2014, mededelen aan het in artikel 322, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde centraal aanspreekpunt; b) bevat het formulier van de aangifte in de personenbelasting voor aanslagjaar 2014 geen rubrieken om te bevestigen dat de in a) vermelde gegevens bij het in het genoemde artikel 322, § 3, bedoelde centraal aanspreekpunt zijn aangemeld." HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van institutionele aard van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten
Art. 178.In artikel 47 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "het directiecomité, de voorzitter van het directiecomité en de secretaris-generaal" vervangen door de woorden "het directiecomité en de voorzitter van het directiecomité".
Art. 179.In artikel 48 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, 2° wordt aangevuld met de woorden "en het plan inzake het toezicht bedoeld in artikel 49, § 2 bespreken;"; 2° in paragraaf 1, eerste lid, 4° worden de woorden "na advies" ingevoegd tussen de woorden "directiecomité en" en de woorden "van het auditcomité" en worden de woorden "het tweede lid" vervangen door de woorden "paragraaf 1bis.". 3° er wordt een paragraaf 1, eerste lid, 5° bis ingevoegd, luidende : "5° bis advies verstrekken over de ontwerpen van reglementen voorgelegd door het directiecomité met toepassing van artikel 49, § 3;"; 4° paragraaf 1, eerste lid, 7° wordt vervangen als volgt : "7° algemeen toezicht uitoefenen op het integer, wetsconform, doelmatig en doeltreffend functioneren van de FSMA."; 5° in paragraaf 1 worden het derde tot en met zesde lid opgeheven;6° de vroegere paragraaf 1, tweede lid, die paragraaf 1bis wordt, wordt vervangen als volgt : " § 1bis.Teneinde de toezichtsopdrachten bedoeld in de eerste paragraaf, in het bijzonder 4° en 7°, uit te oefenen, richt de raad in zijn midden een auditcomité op. Het auditcomité bestaat uit vier leden die gekozen worden uit de leden die geen deelneming in de zin van artikel 13 van het Wetboek van Vennootschappen mogen bezitten in een onderneming die onder het permanente toezicht van de FSMA staat, noch een functie of een mandaat mogen uitoefenen in een onderneming die onder het permanente toezicht van de FSMA staat of in een beroepsvereniging die de ondernemingen vertegenwoordigt die onder het toezicht van de FSMA staan. Het comité telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden. Het auditcomité kiest uit zijn leden een voorzitter.". 7° er wordt een paragraaf 1ter ingevoegd, luidende : " § 1ter.Het auditcomité bedoeld in § 1bis heeft volgende specifieke bevoegdheden : 1° het keurt het functieprofiel, de keuze, de aanname, de functiewijziging en het ontslag van het hoofd van de dienst interne audit goed en het neemt deel aan de selectiegesprekken met de kandidaten;2° het formuleert aanbevelingen aan het directiecomité over de rol en het functioneren van de dienst interne audit, keurt het charter van de interne audit goed alsook de onderzoeksplanning van de dienst interne audit;3° het bespreekt de rapporten van de dienst interne audit over de gevoerde onderzoeken, de opvolging van de aanbevelingen en de activiteitenverslagen van de dienst interne audit;4° het neemt deel aan de jaarlijkse evaluatie van de interne auditors;5° het ziet toe op het bestaan van de directe rapportagelijn van de dienst interne audit naar het directiecomité;6° het onderzoekt het budget en de jaarrekening in ontwerpvorm zoals opgesteld door het directiecomité alvorens ze door de raad worden goedgekeurd.Het brengt daarover advies uit bij de raad.
Het hoofd interne audit en de bedrijfsrevisor hebben rechtstreekse toegang tot de voorzitter van het auditcomité.
Het auditcomité brengt jaarlijks verslag uit bij de raad van toezicht over zijn werkzaamheden, op zodanige wijze dat individuele natuurlijke of rechtspersonen niet kunnen worden geïdentificeerd. De informatie met betrekking tot individuele natuurlijke of rechtspersonen waartoe het auditcomité uit hoofde van de uitoefening van zijn taken toegang toe heeft valt ook ten aanzien van de andere leden van de raad van toezicht onder het beroepsgeheim bedoeld in artikel 74."; 8° er wordt een paragraaf 1quater ingevoegd, luidende : " § 1quater.De raad van toezicht deelt het directiecomité elke nuttige aanbeveling mee, wat de aangelegenheden bedoeld in de eerste paragraaf, 7° betreft, in voorkomend geval op voorstel van het auditcomité. Het directiecomité brengt bij de raad verslag uit over het gevolg dat het aan de aanbevelingen verleent."; 9° in paragraaf 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "vier van zijn leden" worden vervangen door de woorden "ten minste drie van zijn leden"; b) de woorden "Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend" worden vervangen door de woorden "Ingeval van staking van stemmen over een bepaald agendapunt, wordt het betreffende voorstel van beslissing geacht niet te zijn aangenomen."; c) er wordt een tweede lid ingevoegd, luidende : "Tenzij de voorzitter van de raad daar met betrekking tot een concreet agendapunt anders over beslist, wonen de leden van het directiecomité de vergaderingen van de raad bij, zonder evenwel deel te nemen aan de beraadslaging.".
Art. 180.In artikel 49 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt paragraaf 7 vervangen als volgt : " § 7. Het directiecomité komt bijeen telkens wanneer de voorzitter van het directiecomité dit noodzakelijk acht dan wel een lid daartoe een gemotiveerd verzoek formuleert en ten minste twaalfmaal per kwartaal.
Het directiecomité kan slechts geldig beslissen indien ten minste twee leden aanwezig zijn.
Het directiecomité beslist bij eenparigheid. Indien geen eenparigheid wordt bereikt, komen de beslissingen tot stand met meerderheid van de aanwezige leden. Ingeval van staking van stemmen over een bepaald agendapunt, wordt het betreffende voorstel van beslissing geacht niet te zijn aangenomen.
Er worden notulen opgemaakt van de beraadslagingen van het directiecomité. De notulen worden ondertekend door alle aanwezige leden. In geval van meningsverschil hebben de leden van het directiecomité het recht hun stem, in voorkomend geval met de redenen ter staving, of hun mening in de notulen te laten opnemen.".
Art. 181.Artikel 51 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt opgeheven.
Art. 182.In artikel 52 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "alsook van de secretaris-generaal," geschrapt.
Art. 183.In artikel 53 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, worden volgende de wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden ", secretaris-generaal," geschrapt;2° in het tweede lid wordt het woord "en" ingevoegd tussen de woorden "directiecomité" en de woorden "de leden" en worden de woorden "en de secretaris-generaal" geschrapt;3° in het derde lid wordt het woord "en" ingevoegd tussen de woorden "voorzitter" en de woorden "de leden van het directiecomité" en worden de woorden "en de secretaris-generaal" geschrapt.
Art. 184.Artikel 54 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt vervangen als volgt : "
Art. 54.§ 1. De FSMA is georganiseerd in diensten, volgens een organogram dat is vastgesteld door het directiecomité. Het organigram weerspiegelt de verschillende bevoegdheidsdomeinen van de FSMA zoals bepaald in artikel 45 alsook de transversale ondersteunende diensten. § 2. De voorzitter en de leden van het directiecomité nemen, onder het collegiale gezag van het directiecomité, de leiding waar van één of meerdere diensten van de FSMA. Iedere dienst rapporteert aan het lid van het directiecomité dat gelast is met de leiding ervan. De interne auditor rapporteert rechtstreeks en gelijktijdig aan het directiecomité en de voorzitter van het auditcomité.".
Art. 185.In artikel 62, eerste lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt het woord "en" ingevoegd tussen de woorden "directiecomité" en de woorden "de leden van het directiecomité" en worden de woorden "en de secretaris-generaal" geschrapt.
Art. 186.In artikel 70 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.Indien de FSMA in de uitoefening van haar wettelijke opdrachten ernstige aanwijzingen vaststelt van het bestaan van een praktijk die aanleiding kan geven tot een administratieve sanctie of indien zij als gevolg van een klacht van een dergelijke praktijk in kennis wordt gesteld, kan het directiecomité de auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, gelasten met het onderzoek van het dossier."; 2° er wordt een paragraaf 1bis ingevoegd, luidende : " § 1bis.Voor de uitoefening van hun opdracht kunnen de auditeur en de adjunct-auditeur alle onderzoeksbevoegdheden uitoefenen die aan de FSMA zijn toevertrouwd door de wettelijke en reglementaire bepalingen die de betrokken materie regelen. De personeelsleden die hen bijstaan bij het voeren van elk onderzoek ontvangen voor het vervullen van die taak enkel van hen instructies.
De auditeur en de adjunct-auditeur voeren hun opdracht uit met inachtneming van de rechten van verdediging."; 3° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur," worden ingevoegd tussen de woorden "de auditeur" en de woorden "stuurt een kopie";b) wordt tussen de tweede en de derde zin een zin ingevoegd, luidende : "De partijen kunnen de auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, tevens verzoeken bijkomende onderzoeksdaden te stellen.Als de auditeur of de adjunct-auditeur menen geen gevolg te moeten verlenen aan zulk verzoek vermelden zij de reden daartoe in het onderzoeksverslag."; c) worden de woorden "of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur" ingevoegd tussen de woorden "De auditeur" en "brengt".4° er wordt een paragraaf 3 ingevoegd, luidende : " § 3.Het directiecomité duidt de auditeur en de adjunct-auditeur aan onder de personeelsleden van de FSMA. De functie van auditeur is een voltijdse functie.".
Art. 187.In artikel 71 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.Het directiecomité beslist over de gevolgen dat het aan het onderzoeksverslag verleent. Het kan de auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, om toelichting bij het verslag verzoeken. Het kan hen tevens om bijkomende onderzoeksdaden verzoeken."; 2° paragraaf 6 wordt geschrapt.
Art. 188.In artikel 72 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt een paragraaf 2bis ingevoegd, luidende : " § 2bis. Indien zij dat vanuit het oogpunt van het recht op een eerlijk proces noodzakelijk acht, kan de sanctiecommissie het directiecomité verzoeken bijkomende onderzoeksdaden te laten stellen.".
Art. 189.In artikel 74, eerste lid van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden ", de secretaris-generaal" geschrapt.
Art. 190.In artikel 80 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "kan de auditeur," vervangen door de woorden "kan de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur,";2° in het vierde lid worden de woorden "kunnen de auditeur en de door hem aangeduide personeelsleden" vervangen door de woorden "kunnen de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, en de door hen aangeduide personeelsleden".
Art. 191.In artikel 81 van dezelfde wet, hersteld bij de wet van 2 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "kan de auditeur," vervangen door de woorden "kan de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur,";2° in paragraaf 1, tweede lid, en in paragraaf 2, eerste en tweede lid, wordt het woord "auditeur" vervangen door de woorden "auditeur, of in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur".
Art. 192.In artikel 82 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "kan de auditeur," vervangen door de woorden "kan de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur,".
Art. 193.In artikel 83 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste en tweede lid wordt het woord "auditeur" vervangen door de woorden "auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur";2° in paragraaf 1, derde lid worden de woorden "de auditeur en de door hem aangewezen personeelsleden" vervangen door de woorden "de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, en de door hen aangeduide personeelsleden";3° in paragraaf 2, eerste lid wordt het woord "auditeur" vervangen door de woorden "auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur".
Art. 194.In artikel 84, paragraaf 1, eerste en derde lid, en paragraaf 2, eerste en tweede lid van dezelfde wet, hersteld bij de wet van 2 mei 2007, wordt het woord "auditeur" vervangen door de woorden "auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur".
Art. 195.In artikel 85 van dezelfde wet wordt " § 1" geschrapt en worden, in het eerste tot derde en vijfde lid, hersteld bij de wet van 2 mei 2007, het woord "auditeur" vervangen door de woorden "auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur". HOOFDSTUK 8. - Overige opheffingsbepalingen en diverse bepalingen
Art. 196.In afwijking van artikel 36 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België wordt de Regentenraad gemachtigd om in artikel 61, eerste lid van de statuten van de Nationale Bank van België het woord "laatste" te vervangen door het woord "derde". HOOFDSTUK 9. - Overgangsbepalingen en inwerkingtreding
Art. 197.De rechtspersonen die op de datum van inwerkingtreding van de wijzigingen die deze wet aanbrengt in artikel 90, § 1, eerste lid van de wet van 9 juli 1975, in artikel 60, § 1/1, eerste lid van de wet van 6 april 1995, in artikel 17, § 1, eerste lid van de wet van 16 februari 2009, in de artikelen 13, § 1, eerste lid en 68, § 1, eerste lid van de wet van 21 december 2009 en in de artikelen 39, § 1 en 199 van de wet van 3 augustus 2012, een functie uitoefenen van lid van het wettelijk bestuursorgaan, respectievelijk van een verzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een betalingsinstelling, een instelling voor elektronisch geld, een beleggingsvennootschap of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, mogen hun lopend mandaat blijven uitoefenen tot het verstrijkt.
Het eerste lid is ook van toepassing op de eenhoofdige besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid die op de datum van inwerkingtreding van de wijzigingen die door deze wet worden aangebracht in artikel 39 van de wet van 3 augustus 2012, belast waren met de effectieve leiding van een beleggingsvennootschap.
Tot het verstrijken van de in dit artikel bedoelde mandaten zijn artikel 90, § 1, tweede lid van de wet van 9 juli 1975, artikel 60, § 1/1, tweede lid van de wet van 6 april 1995, artikel 17, § 1, tweede lid van de wet van 16 februari 2009, de artikelen 13, § 1, tweede lid en 68, § 1, tweede lid van de wet van 21 december 2009, en de artikelen 39, § 1, en 199 van de wet van 3 augustus 2012 van toepassing op de vaste vertegenwoordiger van de rechtspersoon.
Art. 198.Onverminderd artikel 90/3 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen moeten de verzekeringsondernemingen die op de datum van inwerkingtreding van deze wet een vergunning bezitten, een directiecomité oprichten dat uiterlijk op 1 januari 2016 voldoet aan de artikelen 90/2 of 90/3 van de voornoemde wet van 9 juli 1975.
Art. 199.Onverminderd artikel 17/3 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf moeten de herverzekeringsondernemingen die op de datum van inwerkingtreding van deze wet een vergunning bezitten, een directiecomité oprichten dat uiterlijk op 1 januari 2016 voldoet aan de artikelen 17/2 of 17/3 van de voornoemde wet van 16 februari 2009.
Art. 200.In afwijking van artikel 52 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten blijft de persoon die de functie van secretaris-generaal bedoeld in artikel 51 van dezelfde wet vervult op 1 mei 2013 in functie tot op de datum van inwerkingtreding van artikelen 178 tot 195 en 201.
Art. 201.In afwijking van artikel 49, paragraaf 6, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, kan de Koning naar aanleiding van de inwerkingtreding van de artikelen 178 tot 195 en 201 het mandaat van de leden van het directiecomité hernieuwen voor een hernieuwbare termijn van zes jaar en vindt artikel 49, paragraaf 6, vijfde lid, van dezelfde wet, geen toepassing op de mandaten die een einde nemen naar aanleiding van de inwerkingtreding van de artikelen 178 tot 195 en 201.
Art. 202.§ 1. De bepalingen van deze wet treden in werking op de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.
De Koning bepaalt evenwel, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de datum van inwerkingtreding van de artikelen 56, 57, 58, 59, 61 en 62. § 2. Artikel 170 treedt in werking op 1 januari 2015.
De Koning kan een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de datum vermeld in het eerste lid. § 3. De artikelen 178 tot 195 en 201 treden in werking op 1 mei 2014. § 4. De artikelen 94 tot 97 treden in werking op de tiende dag na die waarop ze zijn bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Voor hun lopende openbare aanbiedingen beschikken de erkende coöperatieve vennootschappen evenwel over een termijn van twee maanden na de inwerkingtreding van artikel 95, 1°, om het gewijzigde artikel 18, § 1, a), van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt na te leven. Voor die lopende openbare aanbiedingen dienen deze vennootschappen uiterlijk bij het verstrijken van die termijn artikel 18, § 3, tweede lid, van dezelfde wet na te leven.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 25 april 2014.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, K. GEENS De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, Consumenten en Noordzee, J. VANDE LANOTTE De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1)Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 53-3413 Integraal verslag : 3 april 2014.
Senaat (www.senate.be) Stuk : 5-2842 Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat : 10 april 2014.