Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 december 2022
gepubliceerd op 16 januari 2023

Koninklijk besluit houdende de basisbankdienst voor ondernemingen

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2022043113
pub.
16/01/2023
prom.
16/12/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 DECEMBER 2022. - Koninklijk besluit houdende de basisbankdienst voor ondernemingen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, INLEIDING Het voorgestelde besluit beoogt de wet van 8 november 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/11/2020 pub. 24/11/2020 numac 2020043673 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoering van bepalingen inzake de basisbankdienst voor ondernemingen in boek VII van het Wetboek van economisch recht sluiten houdende invoering van bepalingen inzake de basisbankdienst voor ondernemingen in boek VII van het Wetboek van economisch recht en de artikelen 12 tot en met 19 van de wet van 25 september 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/09/2022 pub. 16/01/2023 numac 2022033978 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake economie sluiten houdende diverse bepalingen inzake Economie ten uitvoer te brengen.

Het ontwerpbesluit geeft uitvoering aan artikel 108 van de Grondwet.

Het ontwerpbesluit geeft uitvoering aan de artikelen VII.59/4, §§ 3, eerste, derde, vierde, vijfde en zevende lid, en 5, VII.59/5, VII.59/6, § 3, tweede lid en VII.59/7, § 2 en de artikelen VII.59/9, VII.59/10 en VII.59/11, derde lid, van het Wetboek van economisch recht.

Het kunnen beschikken over een bankrekening om hiermee de noodzakelijke betalingsverrichtingen te kunnen doen is een noodzaak voor een onderneming om deel te kunnen nemen aan het economisch rechtsverkeer.

Voor een onderneming een zelfstandige activiteit begint, moet zij een zichtrekening openen bij een bank of een andere financiële instelling.

Dit geldt zowel voor een activiteit als natuurlijke persoon of als vennootschap.

Sommige ondernemingen ondervinden in de praktijk echter moeilijkheden om een bankrekening te verkrijgen.

Dit koninklijk besluit strekt ertoe, dergelijke ondernemingen de mogelijkheid te bieden om een rekening met betalingsdiensten te openen, waarmee ze hun beroepsactiviteit kunnen uitoefenen.

ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING HOOFDSTUK 1. - Definities Artikel 1.

Dit artikel betreft de definities en behoeft geen verdere commentaar. HOOFDSTUK 2. - De basisbankdienst-kamer Afdeling 1. De bevoegdheden

Art. 2.

Om de leesbaarheid van de bepaling te vergroten werden de verschillende leden gegroepeerd onder paragrafen.

Het toepassingsgebied van de basisbankdienst voor ondernemingen werd bij wet houdende diverse bepalingen inzake Economie van 25 september 2022 uitgebreid tot diplomatieke zendingen aangezien zij met dezelfde problematiek tot het verkrijgen of behouden van een betaalrekening worden geconfronteerd.

Overeenkomstig artikel VII.59/4, § 1, van het Wetboek van economisch recht kan elke in België gevestigde onderneming of diplomatieke zending een aanvraag indienen bij de basisbankdienst-kamer wanneer hij driemaal één van de diensten van artikel I.9, 1°, a), b) of c), van het Wetboek van economisch recht werd geweigerd door ten minste drie kredietinstellingen die deze diensten aanbieden. Het is dus niet zo dat de onderneming of diplomatieke zending alle drie de diensten in artikel I.9, 1°, a) tot c), van het Wetboek van economisch recht moet aangevraagd hebben en moet geweigerd zijn.

Ondernemingen die op grond van andere, specifiek voor hun sector bepaalde wetgeving, reeds over rechten beschikken voor het verkrijgen van de voor de uitoefening van hun activiteiten vereiste basisbankdienst, dienen met toepassing van het lex specialis beginsel hun recht in de eerste plaats op grond van deze specifieke wetgeving te laten gelden.

In antwoord op advies 70.008/1/V van 6 september 2021 van de Raad van State werd de verwijzing naar artikel VII.55/12 van het Wetboek van economisch recht geschrapt aangezien dit niet het recht voor de betalingsinstelling inhoudt om zelf een betaalrekening te bekomen bij een kredietinstelling met het oog op het verrichten of ontvangen van betalingen voor eigen rekening.

Een aanvraag is ontvankelijk wanneer zij volgende elementen bevat: - een verklaring op eer dat de onderneming niet reeds beschikt over een basisbankdienst of een betaalrekening waarmee zij gebruik kan maken van de in artikel VII.59/4, § 2, bedoelde diensten, noch bij een kredietinstelling naar Belgisch recht, noch bij een kredietinstelling gevestigd in een andere lidstaat; - een bevestiging, gestaafd met de nodige bewijsstukken, van het feit dat de onderneming ten minste driemaal een aanvraag tot betalingsdiensten zoals bepaald in artikel VII.59/4, § 1, van het Wetboek van economisch recht, is geweigerd en, in voorkomend geval, dat zij ervan in kennis werd gesteld dat haar rekeningen zullen worden opgezegd; - een volledig aanvraagformulier dat werd bezorgd aan de basisbankdienst-kamer.

De basisbankdienst-kamer gaat na of de kredietinstelling de basisbetaaldiensten gemotiveerd geweigerd heeft overeenkomstig de gronden in artikel VII.59/6, § 1, eerste lid, van het Wetboek van economisch recht.

Na een beslissing inzake de ontvankelijkheid, gaat de basisbankdienst-kamer over tot de beoordeling van de volledigheid van de aanvraag.

Een dossier wordt als volledig beschouwd wanneer het advies van de Cel voor financiële informatieverwerking is verkregen of wanneer dit advies uitblijft na zestig kalenderdagen. Het voormalige laatste lid van paragraaf 2 werd om legistieke redenen verplaatst naar een aparte paragraaf.

Pas wanneer de basisbankdienst-kamer de aanvraag als volledig heeft verklaard, begint de termijn te lopen ex artikel VII.59/4, § 3, zesde lid, van het Wetboek van economisch recht waarbinnen de basisbankdienst-kamer een beslissing neemt over de aanwijzing van een basisbankdienst-aanbieder.

Na de volledigheidsverklaring neemt de basisbankdienst-kamer een beslissing inzake de aanwijzing van een basisbankdienst-aanbieder.

De beslissing wordt de aanvragende onderneming per aangetekende zending ter kennis gebracht. Indien de basisbankdienst-kamer beslist om een basisbankdienst-aanbieder aan te wijzen, wordt de beslissing aan de basisbankdienst-aanbieder per aangetekende zending ter kennis gebracht. Wanneer de onderneming informatie en documenten moet verstrekken in het kader van de artikelen 10, 11, 12 en 14, zal de basisbankdienst-kamer de basisbankdienst-aanbieder inlichten over de beslissing van de basisbankdienst-kamer tot aanwijzing van een basisbankdienst-aanbieder wanneer de basisbankdienst-kamer de bijkomende documenten en informatie in het kader van de artikelen 10, 11, 12 en 14 van de onderneming heeft ontvangen. De basisbankdienst-aanbieder beschikt vanaf de kennisgeving over een termijn van tien werkdagen om de basisbankdienst aan te bieden aan de onderneming. De termijn is onder voorbehoud van de verplichtingen die de basisbankdienst-aanbieder heeft onder de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten en de verplichtingen overeenkomstig de artikelen 10, 11, 12 en 14 van dit ontwerpbesluit. Zo kan een basisbankdienst-aanbieder niet verweten worden dat hij de basisbankdienst niet binnen tien werkdagen aanbiedt wanneer hij niet de nodige informatie heeft ontvangen van de onderneming of wanneer deze onderneming dit weigert.

Bij ondernemingen zoals bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten vraagt de basisbankdienst-kamer de informatie als bedoeld in artikel 10, § 2, § 3 en § 7, 1° en 3° op aan de onderneming.

Bij diamanthandelaren, bedoeld in artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 02/08/2002 pub. 29/08/2002 numac 2002003381 bron ministerie van financien Programmawet sluiten, vraagt de basisbankdienst-kamer de informatie als bedoeld in artikel 11, § 2, § 3 en § 4 op aan de diamanthandelaar.

De basisbankdienst-kamer vraagt aan de ondernemingen die gebruik maken van de betalingsdiensten bedoeld in artikel I.9, 1°, a), b) en c), van het Wetboek van economisch recht de informatie op als bedoeld in artikel 12 en, in voorkomend geval, artikel 14.

De onderneming verstrekt aan de basisbankdienst-kamer de informatie in paragraaf 7 binnen de termijn zoals vastgelegd in het verzoek van de basisbankdienst-kamer.

De basisbankdienst-kamer voert geen inhoudelijke controle uit op de verkregen informatie en documenten. De basisbankdienst-kamer beschikt niet over de nodige expertise noch de nodige middelen om een inhoudelijke controle uit te voeren.

De basisbankdienst-kamer geeft de informatie door aan de basisbankdienst-aanbieder.

Indien de basisbankdienst-aanbieder de basisbankdienst weigert aan te bieden aan de onderneming, zal zij de schriftelijke en gemotiveerde beslissing ter kennis brengen aan de onderneming en de basisbankdienst-kamer. De weigeringsgronden zijn beperkt tot de gronden opgesomd in artikel VII.59/6, § 3, van het Wetboek van economisch recht en artikel 10, § 2, 11, § 2, 13 en 15 van dit ontwerpbesluit.

De beslissing van de basisbankdienst-kamer is een individuele administratieve beslissing en is onderworpen aan de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. Ten gevolge van de actieve openbaarheid bevat de beslissing de beroepsmogelijkheden, de instanties bij wie het beroep moet worden ingesteld en de geldende vormen en termijnen.

De Raad van State is het bevoegde beroepsorgaan, overeenkomstig artikel 14, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973.

Een basisbankdienst-aanbieder die een beroep instelt bij de Raad van State tegen de beslissing van de basisbankdienst-kamer, zal - bij gebrek aan schorsende werking van dit beroep - de basisbankdienst dus al moeten verlenen, tenzij deze basisbankdienst-aanbieder in het verzoekschrift bij de Raad van State uitdrukkelijk een "vordering tot schorsing" vraagt van de beslissing van de basisbankdienst-kamer en de Raad van State ertoe kan brengen om deze vordering in te willigen.

Artikel 2, § 8, bepaalt de wijze van controle op de identificatie en de identiteitsverificatieverplichting.

De basisbankdienst-aanbieder zal alle nuttige documenten opvragen bij de onderneming om te voldoen aan de verplichtingen inzake identificatie- en identiteitsverificatie.

De basisbankdienst verkregen via de basisbankdienst-kamer bestaat minimaal uit de betalingsdiensten bedoeld in artikel I.9, 1°, c), van het Wetboek van economisch recht en de betalingsdiensten bedoeld in artikel I.9, 1°, a) en b), van het Wetboek economisch recht voor zover deze diensten plaatsvinden in een of meerdere lidstaten.

Zoals artikel VII.59/4, § 2, derde lid, van het Wetboek van economisch recht aanhaalt, kan het afhalen en plaatsen van contanten op een betaalrekening slechts gebeuren aan de loketten, selfbanking en geldautomaten van de kredietinstelling.

Voor zover een basisbankdienst-aanbieder geen diensten verleent in Amerikaanse dollar, kan deze niet verplicht worden deze aan te bieden in het kader van een basisbankdienst.

In antwoord op het advies 72.244/1 van 25 oktober 2022 van de Raad van State werden in het tweede lid de woorden `niet tijdig' geschrapt.

Ter verduidelijking werd een lid ingevoegd tussen het eerste en tweede lid dat bepaalt dat indien de termijn van tien werkdagen niet gerespecteerd kan worden omwille van de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, de basisbankdienst-aanbieder de onderneming of de diplomatieke zending en de basisbankdienst-kamer op de hoogte brengt.

De bedoeling van het voormalige tweede lid blijft ongewijzigd, namelijk dat de basisbankdienst-aanbieder de onderneming of diplomatieke zending en de basisbankdienst-kamer op de hoogte dient te brengen van het niet verlenen van de basisbankdienst. Afdeling 2. - De wijze van spreiding

Art. 3.

Dit artikel bepaalt de wijze van spreiding van de aanwijzing over de in aanmerking komende basisbankdienst-aanbieders.

In antwoord op het advies 72.244/1 van 25 oktober 2022 van de Raad van State werd de verwijzing naar artikel I.9, 1°, a), b) en c) geschrapt en vervangen door de verwijzing naar artikel VII.59/4, § 3, vijfde lid van het Wetboek van economisch recht.

In antwoord op het advies 70.008/1/V van 6 september 2021 van de Raad van State werd het woord "en" in het tweede lid van artikel 3 geschrapt.

Een proportionele verdeling tussen de systeemrelevante kredietinstellingen gebeurt overeenkomstig het marktaandeel van betaalrekeningen, zoals bedoeld in art. I.9, 8°, van het Wetboek van economisch recht, van het totale aantal ondernemingen in portefeuille binnen de kredietinstelling.

Er wordt tevens rekening gehouden met de aangevraagde betalingsdiensten zoals aangegeven in het aanvraagformulier en de betalingsdiensten die de kredietinstelling aanbiedt. De ondernemingen die gebruik wensen te maken van de Amerikaanse dollar zullen verdeeld worden onder die basisbankdienst-aanbieders die dit aanbieden.

Bijkomend wordt er voor de entiteiten handelend in het kader van hun beroepsactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, die een beroep wensen te doen op de basisbankdienst, een proportionele verdeling per beroepsactiviteit per systeemrelevante instelling toegepast. Op die manier wordt vermeden dat een enkele basisbankdienst-aanbieder alle ondernemingen uit een bepaalde sector zal toegewezen krijgen.

De systeemrelevante kredietinstellingen zoals bedoeld in het eerste lid verlenen de basisbankdienst-kamer de nodige medewerking voor het vervullen van haar opdracht, met inbegrip van het aanleveren van juiste en volledige informatie. Deze informatie kan tevens via de Belgische Federatie van de Financiële Sector aangeleverd worden. Afdeling 3. - De leden

Art. 4.

In antwoord op advies 72.244/1 van 25 oktober 2022 van de Raad van State werd verduidelijkt in de bepaling onder 2° van het eerste lid dat de leden met specifieke kennis geen ambtenaren kunnen zijn.

Artikel 4, tweede lid met betrekking tot het horen of beroep doen op deskundigen werd geschrapt en ingeschreven in de wet van 25 september 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/09/2022 pub. 16/01/2023 numac 2022033978 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake economie sluiten houdende diverse bepalingen inzake Economie.

Art. 5.

Overeenkomstig de geldende rechtspraak dient meer dan de helft van de leden aanwezig te zijn om geldig te beraadslagen (zie de arresten van de Raad van State nr. 53.347 van 18 mei 1995, nr. 178.020 van 18 december 2007, nr. 185.145 van 3 juli 2008, nr. 187.755 van 6 november 2008 en nr. 246.547 van 3 januari 2020).

Art. 6.

In antwoord op het advies 70.008/1/V van 6 september 2021 van de Raad van State werden de woorden "het beroepsgeheim" geschrapt en vervangen door "een discretieplicht" aangezien er geen wettelijke grondslag is om dit onder het toepassingsgebied van artikel 458 van het Strafwetboek te brengen. De voorzitter en de leden van de basisbankdienst-kamer zijn gehouden tot een discretieplicht. Deze heeft een beperktere draagwijdte dan het beroepsgeheim, en meer bepaald dat diegene die erdoor gebonden is niet het recht heeft om zich van een getuigenis in rechte te onthouden of om in het algemeen zijn medewerking aan de bewijsvoering in rechte te weigeren.

Art. 7.

Dit artikel behoeft geen verdere uitleg. Afdeling 4. - De werking

Art. 8.

Er wordt geopteerd om de praktische zaken te regelen in een huishoudelijk reglement, opgesteld door de basisbankdienst-kamer. Dit zal ter goedkeuring worden voorgelegd aan de minister bevoegd voor Economie.

Art. 9.

Aangezien het secretariaat wordt verzorgd door ambtenaren aangewezen door de minister bevoegd voor Economie, zal de administratie van de FOD Economie de kosten van het secretariaat dragen. HOOFDSTUK 3. - Specifieke bijkomende risicobeperkende maatregelen Art. 10.

Er zijn specifieke bijkomende risicobeperkende maatregelen van toepassing op alle categorieën van ondernemingen als bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, die een basisbankdienst-aanbieder werden toegewezen door de basisbankdienst-kamer.

In antwoord op het advies 70.008/1/V van 6 september 2021 van de Raad van State werd het woord "gereglementeerd" toegevoegd aangezien artikel 5, § 1, eerste lid, van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten het begrip "gereglementeerde beroepsactiviteiten" hanteert.

In antwoord op het advies 70.008/1/V van 6 september 2021 van de Raad van State werd de uitzondering voor betalingsinstellingen geschrapt aangezien artikel VII.59/4, § 5, van het Wetboek van economisch recht het recht op een basisbankdienst voor de in die bepaling bedoelde ondernemingen, waaronder ook betalingsinstellingen, afhankelijk maakt van de door de Koning vastgelegde specifieke risicobeperkende maatregelen.

In antwoord op het advies 70.008/1/V van 6 september 2021 van de Raad van State werd in het tweede lid verduidelijkt dat de informatie betrekking heeft op de paragrafen 2 tot 8.

De basisbankdienst-aanbieder kan slechts, naast de informatie in het kader van de bijkomende risicobeperkende maatregelen vastgelegd in dit ontwerpbesluit, bijkomende informatie vragen voor zover deze kadert binnen de verplichtingen van de basisbankdienst-aanbieder van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.

De informatie in het kader van de bijkomende risicobeperkende maatregelen die van toepassing zijn tijdens de zakenrelatie tussen de basisbankdienst-aanbieder en de onderneming zullen niet via de basisbankdienst-kamer opgevraagd worden. De basisbankdienst-kamer vraagt enkel informatie op in het kader van de bijkomende risicobeperkende maatregelen die van toepassing bij de toegang tot de basisbankdienst.

In het kader van de betrouwbaarheidsvereisten kan de basisbankdienst-aanbieder het UBO-register raadplegen op basis van de artikelen 6, 2°, en 7, 2°, van het koninklijk besluit van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/07/2018 pub. 14/08/2018 numac 2018031658 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register sluiten betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register.

De punten 1° en 3° kunnen bewezen worden aan de hand van een uittreksel uit het strafregister.

Artikel 10, § 3 bepaalt dat de onderneming een melding maakt indien zij of haar bestuurders het voorwerp uitmaken van een strafrechtelijke procedure. De term strafrechtelijke procedure heeft betrekking op een gerechtelijke procedure die bij de strafrechter aanhangig is, met uitzondering van strafrechtelijke onderzoeken of de behandeling van klachten. De ratio hiervoor kan gevonden worden in de zorgvuldigheidsplicht van een onderneming. Indien een onderneming of haar bestuurders veroordeeld zijn, kan de basisbankdienst-aanbieder de basisbankdienst immers weigeren of opzeggen conform artikel VII.59/6, §§ 2 en 3, van het Wetboek van economisch recht. De melding wordt gemaakt bij de basisbankdienst-kamer indien de onderneming het voorwerp uitmaakt van een gerechtelijke procedure bij de aanvraag en tot de basisbankdienst-kamer een beslissing heeft genomen. Eens een basisbankdienst-aanbieder is aangeduid, blijft de verplichting gelden en maakt de onderneming een melding bij de aangewezen basisbankdienst-aanbieder.

Artikel 10, § 4, bepaalt dat de onderneming zich richt tot de maatschappelijke zetel van de basisbankdienst-aanbieder. Dit is om een centralisatie te behouden van de eerste lijn. De onderneming die de basisbankdienst is toegewezen kan zich niet wenden tot de bijkantoren van de basisbankdienst-aanbieder. Het is van belang dat de onderneming de mogelijkheid van een elektronische procedure wordt geboden. Deze maatregel heeft niet als doel dat ondernemingen zich fysiek moeten wenden tot de maatschappelijk zetel.

Artikel 10, § 5, bepaalt dat de onderneming een lijst opstelt van gebruikelijke tegenpartijen. Deze verplichting geldt slechts voor zover de onderneming een bestaand klantenbestand heeft. Een startende onderneming kan niet gevraagd worden een dergelijke lijst over te maken.

Artikel 10, § 6, legt een documentatieverplichting op. In die zin zijn facturen voldoende.

Artikel 10, § 8, bepaalt dat de onderneming bewijs verstrekt dat zij voldoet aan de openbaarmakingsverplichtingen indien de basisbankdienst-aanbieder hierom verzoekt.

De openbaarmakingsverplichtingen zijn die verplichtingen zoals bedoeld in boek 3, titel 1, hoofdstuk 1, afdeling 4 en hoofdstuk 2, afdeling 6, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.

Art. 11.

Onverminderd de bijkomende risicobeperkende maatregelen zoals bedoeld in artikel 10, worden er daarenboven specifieke bijkomende risicobeperkende maatregelen van toepassing verklaard op diamanthandelaren.

In antwoord op het advies 70.008/1/V van 6 september 2021 van de Raad van State werd in het tweede lid verduidelijkt dat de informatie betrekking heeft op de paragrafen 2 tot 6.

De basisbankdienst-aanbieder kan slechts, naast de informatie in het kader van de bijkomende risicobeperkende maatregelen vastgelegd in dit ontwerpbesluit, bijkomende informatie vragen voor zover deze kadert binnen de verplichtingen van de basisbankdienst-aanbieder van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten.

De diamanthandelaar die de basisbankdienst geniet betaalt zijn werknemers per overschrijving uit. Dit vormt een uitzondering op beslissing 0406 van het Paritair Comité 324 .

Artikel 11, § 2, 2°, voorziet dat de diamanthandelaar een officieel geregistreerde diamanthandelaar moet zijn. Hij kan dit aantonen door een kopie te bezorgen van zijn registratie op de website www.registereddiamondcompanies.be. Het bewijs van een geldige vergunning mag niet ouder zijn dan drie maanden.

Overeenkomstig artikel 11, § 2, 3°, dient de diamanthandelaar aan te tonen dat hij gedurende de laatste vijf jaar de vergunningsvereisten heeft nageleefd. Hij toont dit aan door het registratienummer dat hij verkregen heeft over te maken alsook een kopie van zijn registratie op de website www.registereddiamondcompanies.be.

Overeenkomstig artikel 11, § 2, 5°, dient de diamanthandelaar aan te tonen dat zijn cliënten gescreend zijn op specifieke risico's. Hij kan dit aantonen door een kopie van de audit trail in Bureau Van Dijk voor te leggen waaruit blijkt dat zijn cliënten gescreend zijn op specifieke risico's wanneer de basisbankdienst-aanbieder hierom verzoekt. De verwijzing naar "specifieke risico's" verduidelijkt dat het gaat om de sectorspecifieke eisen die bestaan in de praktijk, zoals onder meer voorgeschreven door de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, door het koninklijk besluit van 1 juli 2020 tot goedkeuring van het reglement genomen in uitvoering van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten voor de handelaren in diamant en/of synthetische diamant geregistreerd onder toepassing van artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 02/08/2002 pub. 29/08/2002 numac 2002003381 bron ministerie van financien Programmawet sluiten, en het koninklijk besluit van 20 november 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/11/2019 pub. 13/12/2019 numac 2019015617 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit houdende maatregelen betreffende het toezicht op in de diamantsector sluiten houdende maatregelen betreffende het toezicht op in de diamantsector.

In artikel 11, § 2, 6°, werd de voorwaarde van het deelnamecertificaat verduidelijkt door dit te aligneren met de bewoording van het koninklijk besluit van 20 november 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/11/2019 pub. 13/12/2019 numac 2019015617 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit houdende maatregelen betreffende het toezicht op in de diamantsector sluiten houdende maatregelen betreffende het toezicht op in de diamantsector.

Artikel 11, § 3, 2°, legt aan de diamanthandelaar de verplichting op om een duidelijk overzicht met informatie over het soort handel te bezorgen aan de basisbankdienst-aanbieder. De diamanthandelaar preciseert of het gaat over handel in ruwe diamant en/of geslepen diamant, de namen en beschrijving van de tegenpartijen van de diamanthandelaar en de geografische zones waar deze tegenpartijen zijn gevestigd alsook de te verwachten volumes op de rekening.

In antwoord op het advies 70.008/1/V van 6 september 2021 van de Raad van State werden de woorden "wettelijk verplichte" in 3° geschrapt aangezien de warranty slechts betrekking heeft op een aanbeveling.

Daarnaast werd de tekst van de clausule in het Nederlands en het Frans opgenomen in de bepaling.

Artikel 11, § 4, 1°, legt aan de diamanthandelaar een negatieve bewijslast op. Het bewijs dat een wisselbrief niet geprotesteerd werd, kan onder meer worden aangetoond aan de hand van een verklaring van een boekhouder of accountant.

Artikel 11, § 4, 2°, legt een verplichting op aan de diamanthandelaar om lid te zijn bij een erkende diamantbeurs. Indien de diamanthandelaar geen natuurlijke persoon is, betekent dit dat minstens één bestuurder van de rechtspersoon lid moet zijn van een erkende diamantbeurs.

Artikel 11, § 5, 1°, stelt dat de diamanthandelaar zich ertoe verbindt de betaalrekening exclusief te gebruiken voor zijn professionele activiteiten als diamanthandelaar. Dit is onverminderd de verrichtingen tussen de vennootschap en de bestuurders die toegelaten zijn overeenkomstig het vennootschapsrecht.

In artikel 11, § 5, 2° worden de woorden "die worden uitgevoerd van of naar een betaalrekening in Amerikaanse dollar" geschrapt aangezien het verbod ook van toepassing is op betaalrekeningen in euro waar betalingsdiensten in Amerikaanse dollar worden verricht.

In artikel 11, § 6, tweede lid werden de woorden "onder meer" geschrapt in antwoord op het advies 70.008/1/V van 6 september 2021 van de Raad van State en in het licht van de vereiste van rechtszekerheid.

Artikel 11, § 6, tweede lid, 2° : een kopie van de verkoop- of aankoopfactuur van diamanten en/of andere documenten kan onder meer geleverd worden via een e-mail, een consignatiedocument, een contract, een transportdocument, een ontvangstbewijs en een douaneaangifte.

In artikel 11, § 6, 3° werd verwezen naar de definitie uit Verordening (EG) nr. 2368/2002 van de Raad van 20 december 2020 tot invoering van de Kimberleyprocescertificering voor de internationale handel in ruwe diamant in antwoord op het advies 70.008/1/V van 6 september 2021 van de Raad van State. HOOFDSTUK 4. - Beperkingen nodig om risico's verbonden aan het gebruik van contanten te beperken Art. 12.

Dit artikel behoeft geen verdere uitleg.

Art. 13.

Dit artikel behoeft geen verdere uitleg. HOOFDSTUK 5. - Bijkomende voorwaarden voor verrichtingen in Amerikaanse dollar Art. 14.

Dit artikel behoeft geen verdere uitleg.

Art. 15.

Dit artikel behoeft geen verdere uitleg. HOOFDSTUK 6. - De vermeldingen op het aanvraagformulier en de erbij te voegen stukken Art. 16.

Een aanvraagformulier bevat een verklaring op eer dat een aanvragende onderneming niet reeds beschikt over een basisbankdienst of een betaalrekening waarmee zij gebruik kan maken van de in artikel VII.59/4, § 2, van het Wetboek van economisch recht, bedoelde diensten, noch bij een kredietinstelling naar Belgisch recht, noch bij een kredietinstelling gevestigd in een andere lidstaat.

In antwoord op advies 70.008/1/V van 6 september 2021 van de Raad van State werd het woord "vermeldingen" vervangen door de "documenten bedoeld".

Daarnaast werd het toepassingsgebied van de gevraagde gegevens op het aanvraagformulier uitgebreid tot diplomatieke zendingen.

Tot slot werden de bepalingen onder 8° tot 15° van het eerste lid met de vereiste informatie betreffende de verwerking van persoonsgegevens in antwoord op advies 72.244/1 van 25 oktober 2022 van de Raad van State geschrapt. HOOFDSTUK 7. - Werkingskosten van de basisbankdienst-kamer Art. 17.

Er is een jaarlijkse bijdrage van de kredietinstellingen verschuldigd in de werkingskosten van de basisbankdienst-kamer die is gebaseerd op een jaarlijkse raming van de werkingskosten.

De jaarlijkse bijdrage dient geconcipieerd te worden als een retributie aangezien gaat om een dienst die aan alle kredietinstellingen wordt verleend en die een compenserend karakter heeft wegens de toegevoegde waarde van de door de basisbankdienst-kamer verrichte analyse.

De bijdrageplichtingen zijn de op 1 januari in België gevestigde kredietinstellingen als bedoeld in artikel 14 van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 27/05/2014 numac 2014003225 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen en tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 18/01/2016 numac 2016000006 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten. - Duitse vertaling van uittreksels type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003195 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 14/05/2014 numac 2014009199 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen die de minimale betalingsdiensten zoals bedoeld in artikel I.9, 1°, a), b) en c) van het Wetboek van economisch recht aanbieden aan ondernemingen. De bijdrage is verantwoord door het feit dat deze kredietinstellingen op vrijwillige basis de minimale betalingsdiensten kunnen weigeren of opzeggen aan ondernemingen die hierom verzoeken en zich bijgevolg tot de basisbankdienst-kamer moeten wenden.

Er werd een minimumdrempel ingevoerd om de kredietinstellingen waarvan het aantal ondernemingen die ze in portefeuille hebben verwaarloosbaar is uit te sluiten.

Onder marktaandeel wordt verstaan het marktaandeel gebaseerd op het totaal aantal gestorte gelden door niet-financiële Belgische ondernemingen op betaalrekeningen bij kredietinstellingen als bedoeld in artikel 17 van het jaar waarin deze worden opgevraagd op basis van bij de Nationale Bank beschikbare gegevens.

De werkingskosten bestaan uit de personeelskosten, de kosten voor het ontwikkelen en beheren van de informaticasystemen en de kosten voor de experten en permanente leden als bedoeld in artikel 4, 2°.

Art. 18.

Dit artikel bepaalt de berekeningswijze van de bijdrage. HOOFDSTUK 8. - Overgangs- en slotbepalingen Art. 19.

In het jaar van inwerkingtreding van dit ontwerpbesluit dragen de kredietinstellingen als bedoeld in artikel 18 bij pro rata temporis.

Art. 20.

Dit artikel werd aangepast in de zin dat enkel de minister bevoegd voor Economie belast is met de uitvoering van dit ontwerpbesluit.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Economie, P.-Y. DERMAGNE

RAAD VAN STATE Afdeling Wetgeving

Advies 72.244/1 van 25 oktober 2022 over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende de basisbankdienst voor ondernemingen' Op 26 september 2022 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Economie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende de basisbankdienst voor ondernemingen'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 13 oktober 2022. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Chantal BAMPS en Inge VOS, staatsraden, Michel TISON en Johan PUT, assessoren, en Wim GEURTS, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Arne CARTON, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 25 oktober 2022. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. ANTECEDENT 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit bevat een regeling met betrekking tot de basisbankdienst voor ondernemingen. De Raad van State heeft op 6 september 2021 het advies 70.008/1/V gegeven over een eerdere versie van de ontworpen regeling. In dat advies werd het ontwerp onderzocht in het licht van de regeling die is opgenomen inzake de basisbankdienst voor ondernemingen in de artikelen VII.59/4 tot VII.59/8 van het Wetboek van economisch recht.

De Raad van State verleent, behoudens in geval van wijziging van de juridische context, in de regel geen nieuw advies over bepalingen die reeds eerder zijn onderzocht of die zijn gewijzigd ten gevolge van in eerdere adviezen gemaakte opmerkingen.

Sinds het voormelde advies werd de regeling in de artikelen 59/4 en volgende van het Wetboek van economisch recht evenwel grondig gewijzigd door de artikelen 12 tot 19 van de wet `houdende diverse bepalingen inzake Economie', waarbij ook is voorzien in de invoeging van de nieuwe artikelen VII.59/9 tot VII.59/11 in het Wetboek van economisch recht. Deze wet werd op 22 september 2022 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers. De wijzigingsbepalingen waren op het ogenblik waarop de Raad van State voorliggend advies uitbrengt nog niet bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Aangezien de juridische context waarbinnen de ontworpen regeling moet worden beoordeeld beduidend is gewijzigd sinds het voormelde advies, onderzoekt de Raad van State het heden om advies voorgelegde ontwerp om na te gaan of het in overeenstemming is met het Wetboek van economisch recht zoals dat zal luiden na de inwerkingtreding van de voornoemde wijzigingsbepalingen. Het ontwerp bevat, in vergelijking met de eerder onderzochte versie, bovendien een aantal nieuwe bepalingen die niet louter als wijzigingen ten gevolge van in het eerdere advies gemaakte opmerkingen kunnen worden beschouwd. Deze laatste soort bepalingen wordt derhalve ook onderzocht.

RECHTSGROND 3. Het onderzoek van de rechtsgrond is gebeurd met inachtneming van de wijzigingen van de artikelen 59/4 en volgende van het Wetboek van economisch recht, waarbij - uiteraard voor zover nog relevant in het licht van de deels gewijzigde rechtsgrondbiedende bepalingen - tevens rekening is gehouden met de rechtsgrondanalyse in het reeds genoemde advies 70.008/1/V. De Raad van State, afdeling Wetgeving, gaat er daarbij vanuit dat het koninklijk besluit dat thans in ontwerpvorm voorligt, niet in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt voordat de voormelde artikelen 12 tot 19 van de wet `houdende diverse bepalingen inzake Economie' in werking zullen zijn getreden. 4. In het eerste lid van de aanhef van het ontwerp wordt als rechtsgrond verwezen naar de artikelen VII.59/4, § 3, vijfde en zevende lid, VII.59/5, vierde lid, VII.59/9, § 3, en VII.59/11, derde lid, van het Wetboek van economisch recht, zoals die bepalingen worden gewijzigd bij de reeds genoemde wet van 22 september 2022. 5. De opsomming van rechtsgrondbiedende bepalingen in het eerste lid van de aanhef van het ontwerp is niet volledig. Vooreerst dient er voor sommige bepalingen van het ontwerp een beroep te worden gedaan op artikel 108 van de Grondwet waaruit de Koning de algemene bevoegdheid put om de wetten uit te voeren, gelezen in samenhang met bepalingen van het Wetboek van economisch recht die al dan niet al worden vermeld in de aanhef.

Dit is het geval voor artikel 2 van het ontwerp inzake de bevoegdheden van de basisbankdienst-kamer dat rechtsgrond vindt in de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, gelezen in samenhang met de artikelen VII.59/4, §§ 3 en 5, VII.59/5 en VII.59/6, § 3, tweede lid, van het Wetboek van economisch recht. Artikel 3 van het ontwerp heeft betrekking op de wijze van spreiding van de betrokken systeemrelevante kredietinstellingen voor de aanwijzing als basisbankdienst-aanbieder en vindt in beginsel rechtsgrond in de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, gelezen in samenhang met artikel VII.59/4, § 3, vijfde en zevende lid, van het Wetboek van economisch recht. De artikelen 4 tot 9 van het ontwerp beogen de samenstelling en de werking van de basisbankdienst-kamer te regelen en vinden rechtsgrond in de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, gelezen in samenhang met artikel VII.59/4, § 3, zevende lid, van het Wetboek van economisch recht. De artikelen 10 en 11 van het ontwerp bevatten een aantal specifieke bijkomende risicobeperkende maatregelen en vinden, tot slot, ook deels rechtsgrond in de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, gelezen in samenhang met artikel VII.59/9, § 1, van het Wetboek van economisch recht. 6. Voor sommige bepalingen van het ontwerp kan geen beroep worden gedaan op de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, maar kan rechtsgrond worden gevonden in andere bepalingen van het Wetboek van economisch recht dan die waarnaar in de aanhef van het ontwerp wordt verwezen. Dit is het geval met de reeds genoemde artikelen 10 en 11 van het ontwerp die deels ook rechtsgrond vinden in de artikelen VII.59/4, § 5, eerste lid, en VII.59/9, § 3, van het Wetboek van economisch recht.

De artikelen 12 en 13 van het ontwerp vermelden een aantal beperkingen die nodig zijn om risico's verbonden aan het gebruik van contanten te beperken en vinden rechtsgrond in artikel VII.59/4, § 5, vierde lid, van het Wetboek van economisch recht. De artikelen 14 en 15 van het ontwerp leggen sommige bijkomende voorwaarden op voor verrichtingen in Amerikaanse dollar waarvoor rechtsgrond wordt geboden door artikel VII.59/4, § 5, vijfde lid, van het Wetboek van economisch recht. 7.1. Voor een beperkt aantal bepalingen van het ontwerp is de rechtsgrond problematisch en kunnen vragen worden gesteld bij de overeenstemming ervan met de ter zake relevante artikelen van het Wetboek van economisch recht. 7.2. Uit artikel VII.59/4, § 1, eerste lid, juncto artikel VII.59/4, § 3, vijfde lid, van het Wetboek van economisch recht, volgt dat basisbankdienst-aanbieders in België gevestigde kredietinstellingen zijn die worden aangeduid "(...) uit de lijst van systeemrelevante instellingen als gedefinieerd in artikel 3, eerste lid, 29°, van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 27/05/2014 numac 2014003225 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen en tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 18/01/2016 numac 2016000006 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten. - Duitse vertaling van uittreksels type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003195 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 14/05/2014 numac 2014009199 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, met uitzondering van de in de artikelen 36/1, 13°, 14° en 25° en 36/26/1, §§ 4 en 6 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België bedoelde instellingen". Artikel 3, eerste lid, van het ontwerp, dat bepaalt dat systeemrelevante kredietinstellingen die betalingsdiensten aanbieden zoals bedoeld in artikel I.9, 1°, a), b) en c), van het Wetboek van economisch recht, in aanmerking komen als basisbankdienst-aanbieder, dient in overeenstemming te worden gebracht met de voornoemde bepalingen van het Wetboek van economisch recht. 7.3. In artikel 17 van het ontwerp wordt bepaald dat de betrokken bijdragen "worden vergoed door de op 1 januari in België gevestigde kredietinstellingen als bedoeld in artikel 14 van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 27/05/2014 numac 2014003225 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen en tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 18/01/2016 numac 2016000006 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten. - Duitse vertaling van uittreksels type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003195 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 14/05/2014 numac 2014009199 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen die de minimale betalingsdiensten als bedoeld in artikel I.9, 1°, a), b) en c), van het Wetboek van economisch recht aanbieden aan ondernemingen en die minstens 0,1 procent marktaandeel bezitten".

In artikel VII.59/11, van het Wetboek van economisch recht, wordt onder meer bepaald dat de "kredietinstellingen" jaarlijks bijdragen in de werkingskosten van de basisbankdienst-kamer, en wordt de Koning opgedragen om de berekeningswijze van die bijdragen te bepalen, alsook de voorwaarden waaronder de kredietinstellingen deze bijdragen moeten betalen (zie respectievelijk het eerste en het derde lid van artikel VII.59/11, van het voornoemde wetboek). Onder "kredietinstelling" moet voor de toepassing van de aangehaalde bepaling worden verstaan "de kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, § 3, van de [reeds genoemde] wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 27/05/2014 numac 2014003225 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen en tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 18/01/2016 numac 2016000006 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten. - Duitse vertaling van uittreksels type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003195 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 14/05/2014 numac 2014009199 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie sluiten" (artikel I.9, 71°, van het Wetboek van economisch recht).

Door in artikel 17 van het ontwerp te verwijzen naar het begrip "kredietinstellingen" als bedoeld in artikel 14 van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 27/05/2014 numac 2014003225 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen en tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 18/01/2016 numac 2016000006 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten. - Duitse vertaling van uittreksels type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003195 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 14/05/2014 numac 2014009199 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie sluiten, wijkt de Koning af van het begrip zoals de wetgever voor ogen heeft gestaan in artikel VII.59/11 van het Wetboek van economisch recht. Het staat niet aan de Koning om, zonder daartoe te zijn gemachtigd door de wetgever, de betrokken bijdrageplicht voor te behouden voor bepaalde categorieën kredietinstellingen, terwijl de wetgever door middel van een verwijzing naar een ruimer begrip van "kredietinstellingen" in artikel VII.59/11 van het Wetboek van Economisch recht, niet in dergelijk voorbehoud heeft voorzien. Op die wijze beperkt immers de Koning de draagwijdte van de wet, waartoe hij zonder behoorlijke machtiging niet bevoegd is en waardoor dergelijke beperking uiteraard evenmin valt in te passen in de algemene bevoegdheid die de Koning put uit artikel 108 van de Grondwet om de wet uit te voeren. De Koning is evenmin bevoegd om af te wijken van de door de wetgever beoogde bijdrageplicht door erin zelf in een vrijstelling te voorzien ten gunste van kredietinstellingen met een klein marktaandeel ("... en die minstens 0,1 procent marktaandeel bezitten").

Uit wat voorafgaat volgt dat het bepaalde in artikel 17 van het ontwerp niet in overeenstemming is met artikel VII.59/11 van het Wetboek van economisch recht, en om die reden niet ongewijzigd in het ontwerp kan worden behouden. Bijkomend dient er over te worden gewaakt dat uit de tekst van het ontwerp voldoende duidelijk blijkt welke kosten in aanmerking worden genomen als "werkingskosten" in de zin van artikel 17 van het ontwerp.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 8. Rekening houdend met hetgeen onder de randnummers 5 en 6 is opgemerkt met betrekking tot de rechtsgrond voor de ontworpen regeling dient de aanhef van het ontwerp aan te vangen met een nieuw toe te voegen lid waarin wordt verwezen naar artikel 108 van de Grondwet. Daarenboven moet het huidige eerste lid van de aanhef - dat het tweede lid wordt - worden aangevuld met de bepalingen van het Wetboek van economisch recht die het ontwerp tot rechtsgrond strekken, maar niet worden vermeld in de aanhef van het ontwerp zoals dit om advies is voorgelegd. 9. Men late het lid van de aanhef waarin wordt gerefereerd aan de adviezen van de Raad van State aanvangen als volgt: "Gelet op de adviezen 70.008/1/V en 72.244/1 van de Raad van State, gegeven op ...".

Artikel 2 10. In artikel 2, § 7, tweede lid, van het ontwerp, wordt de basisbankdienst-kamer opgedragen om bij ondernemingen die gebruik maken van betalingsdiensten in de zin van artikel I.9, 1°, a) en b), van het Wetboek van economisch recht, de informatie bedoeld in artikel 12 van het ontwerp "en, in voorkomend geval, artikel 14" op te vragen.

Artikel 14 van het ontwerp bevat echter geen verwijzing naar artikel I.9, 1°, a) en b), van het Wetboek van economisch recht, maar wel naar betalingsdiensten in de zin van artikel I.9, 1°, c), van het Wetboek van economisch recht. In artikel 2, § 7, tweede lid, van het ontwerp, dient in het licht hiervan derhalve ook een verwijzing naar de laatst vermelde wetsbepaling te worden opgenomen. 11. Het tweede lid van artikel 2, § 8, van het ontwerp, kan aanleiding geven tot onduidelijkheid.Indien een basisbankdienst-aanbieder eenzijdig kan beslissen om een basisbankdienst "niet tijdig" te verlenen, wordt de termijn die wordt vermeld in artikel 2, § 8, eerste lid, van iedere betekenis ontdaan. Indien de bedoeling van de stellers van het ontwerp erin zou bestaan om in de mogelijkheid tot verlenging van de termijn en een bijhorende informatieplicht te voorzien indien de termijn bedoeld in het artikel 2, § 8, eerste lid, van het ontwerp, in bepaalde specifieke omstandigheden niet kan worden nageleefd, zou de redactie van artikel 2, § 8, tweede lid, van het ontwerp, dienovereenkomstig moeten worden aangepast.

Artikelen 4 en 7 12. De gemachtigde werd om een verantwoording verzocht van het onderscheid tussen, enerzijds, ambtenaren aangewezen door de minister (artikel 4, eerste lid, 1°, van het ontwerp), die overeenkomstig artikel 7 van het ontwerp geen recht hebben op presentiegeld en vergoeding van de reiskosten en, anderzijds, de leden die beschikken over een specifieke kennis van bepaalde betalingsdiensten (artikel 4, eerste lid, 2°, van het ontwerp), die daar wel recht op hebben.De gemachtigde deelde naar aanleiding van deze vraag mee dat de laatst vermelde categorie van personen geen ambtenaren kunnen zijn. Dit zou moeten worden verduidelijkt in artikel 4, eerste lid, 2°, van het ontwerp.

Artikel 16 13. De gemachtigde verduidelijkte dat door middel van artikel 16, eerste lid, 8° tot 15°, van het ontwerp, wordt beoogd gevolg te geven aan opmerking 47 van het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit nr.185/2021 van 8 oktober 2021. In die opmerking bracht de Gegevensbeschermingsautoriteit echter louter in herinnering dat op grond van artikel 13 van de algemene verordening gegevensbescherming bepaalde informatie verstrekt moet worden wanneer persoonsgegevens bij de betrokkene worden verzameld, zonder dat de Gegevensbeschermingsautoriteit wat dat betreft evenwel aanstuurde op een wijziging van het ontwerp. Het bepaalde in artikel 16, eerste lid, 8° tot 15°, van het ontwerp, houdt trouwens niet meer in dan een herhaling of een parafrasering van wat reeds uit de voornoemde verordening voortvloeit. Overeenkomstig artikel 288, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is een verordening verbindend in al haar onderdelen en is ze rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Behoudens in gevallen waarin de verordening enige marge laat voor verdere discretionaire uitvoering, betekent die rechtstreekse toepasselijkheid dat geen optreden van de lidstaten vereist is om de bepalingen ervan te integreren in hun interne rechtsorde. Bepalingen van een verordening moeten inzonderheid niet worden omgezet in het interne recht van de lidstaten. Niet alleen is een dergelijke werkwijze overbodig op het normatieve vlak, aangezien ze geen nieuwe norm tot stand brengt, maar bovendien houdt ze het gevaar in dat verwarring ontstaat inzake het rechtskarakter van het in de internrechtelijke regeling opgenomen voorschrift en onder meer ook over de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie om kennis te nemen van alle betwistingen in verband met de voorschriften van de verordening. De betrokken werkwijze doet bovendien verwarring ontstaan over de datum van inwerkingtreding van de toepasselijke voorschriften.

De ontworpen bepalingen kunnen bovendien onduidelijkheid in de hand werken omdat in artikel 16, eerste lid, 1° tot 7°, van het ontwerp, elementen worden vermeld die de aanvragers zelf moeten aanduiden op het aanvraagformulier, welke elementen te onderscheiden vallen van de algemene informatie met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.

Uit wat voorafgaat volgt dat de stellers van het ontwerp er goed aan doen om artikel 16, eerste lid, 8° tot 15°, aan een bijkomend onderzoek te onderwerpen en deze bepalingen zo nodig weg te laten in zoverre deze neerkomen op een loutere herneming of parafrasering van bepalingen van de algemene verordening gegevensbescherming. Indien de stellers van het ontwerp desondanks de betrokken bepalingen zouden wensen te behouden, wordt er beter voor geopteerd om die bepalingen in een nieuw tweede lid van artikel 16 op te nemen, waarin dan duidelijkheidshalve wel melding dient te worden gemaakt van de zinsnede "Overeenkomstig artikel ... van verordening ...".

DE GRIFFIER DE VOORZITTER W. GEURTS M. VAN DAMME _______ Nota Adv.RvS 70.008/1/V van 6 september 2021 over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende de basisbankdienst voor ondernemingen'. 2 Parl.St. Kamer 2021-22, nr. 2742/9. De aangenomen tekst is dezelfde als die welke is aangenomen in de bevoegde commissie (Parl.St. Kamer 2021-22, nr. 2742/7). 3 Te denken valt o.m. aan de artikelen 17 en 18 die betrekking hebben op de werkingskosten van de basisbankdienst-kamer. 4 In de aanhef van het ontwerp verkeerdelijk vermeld als "artikel VII.59/4, §§ 3, zevende lid, en 5". 5 Zie immers de opmerking onder randnummer 7.2 in dit advies. 6 In de Franse tekst wordt het woord "versées" gebruikt, wat een inhoudelijk andere connotatie heeft dan het woord "vergoed" in de Nederlandse tekst. 7 In artikel 14 van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 27/05/2014 numac 2014003225 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen en tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 18/01/2016 numac 2016000006 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten. - Duitse vertaling van uittreksels type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003195 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 25/04/2014 pub. 14/05/2014 numac 2014009199 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie sluiten wordt weliswaar verwezen naar artikel 1, § 3, van die wet, zonder dat evenwel het personeel toepassingsgebied van de beide bepalingen geheel overeenstemt: uit artikel 7 juncto artikel 14 van de wet lijkt immers te volgen dat enkel vergunde kredietinstellingen naar Belgisch recht onder het toepassingsgebied van artikel 14 van de wet vallen. 8 Deze conclusie geldt ongeacht of de betrokken bijdrage als een belasting, dan wel als een retributie moet worden beschouwd: in beide gevallen speelt immers het legaliteitsbeginsel. In casu lijkt de wetgever de betrokken bijdrage evenwel veeleer als een retributie te hebben willen concipiëren (zie Parl.St. Kamer, 2021-22, nr. 2742/1, 25), maar het zou niettemin aanbeveling verdienen om wat dat betreft ook het verslag aan de Koning bij het voorliggende ontwerp aan te vullen met de nodige verduidelijking. 9 Dit zou uit de tekst van het ontwerp moeten blijken en niet louter moeten worden afgeleid uit de commentaar die in het verslag aan de Koning bij de artikelen 9 en 17 van het ontwerp wordt gegeven.

16 DECEMBER 2022. - Koninklijk besluit houdende de basisbankdienst voor ondernemingen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op het Wetboek van economisch recht, artikel VII.59/4, §§ 3, eerste, derde, vierde, vijfde en zevende lid, en 5, ingevoegd bij de wet van 8 november 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/11/2020 pub. 24/11/2020 numac 2020043673 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoering van bepalingen inzake de basisbankdienst voor ondernemingen in boek VII van het Wetboek van economisch recht sluiten en gewijzigd bij de wet van 25 september 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/09/2022 pub. 16/01/2023 numac 2022033978 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake economie sluiten, en artikel VII.59/5, ingevoegd bij de wet van 8 november 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/11/2020 pub. 24/11/2020 numac 2020043673 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoering van bepalingen inzake de basisbankdienst voor ondernemingen in boek VII van het Wetboek van economisch recht sluiten, en artikel VII.59/6, § 3, tweede lid, ingevoegd bij de wet van 8 november 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/11/2020 pub. 24/11/2020 numac 2020043673 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoering van bepalingen inzake de basisbankdienst voor ondernemingen in boek VII van het Wetboek van economisch recht sluiten en gewijzigd bij de wet van 25 september 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/09/2022 pub. 16/01/2023 numac 2022033978 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake economie sluiten, en artikel VII.59/7, § 2, ingevoegd bij de wet van 8 november 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/11/2020 pub. 24/11/2020 numac 2020043673 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoering van bepalingen inzake de basisbankdienst voor ondernemingen in boek VII van het Wetboek van economisch recht sluiten, en de artikelen VII.59/9, VII.59/10, en VII.59/11, derde lid, ingevoegd bij de wet van 25 september 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/09/2022 pub. 16/01/2023 numac 2022033978 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake economie sluiten;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 21 juni 2022;

Gelet op het advies 185/2021 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 8 oktober 2021;

Gelet op de adviezen 70/008/1/V en 72.244/1 van de Raad van State, gegeven op 6 september 2021 en 25 oktober 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten: de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten;2° lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie of in zoverre het akkoord over de Europese Economische Ruimte het voorziet, een Staat die dit akkoord heeft ondertekend;3° derde land: een Staat die geen partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;4° verordening (EG) nr.2368/2002: Verordening (EG) nr. 2368/2002 van de Raad van 20 december 2002 tot uitvoering van het Kimberleyprocescertificering voor de internationale handel in ruwe diamant; 5° uiteindelijk begunstigden: de personen vermeld in artikel 4, eerste lid, 27°, a) en c), van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten;koninklijk besluit van 7 oktober 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/10/2013 pub. 24/10/2013 numac 2013011538 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement genomen in uitvoering van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme voor de handelaren in diamant geregistreerd onder toepassing van artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002 sluiten: het koninklijk besluit van 7 oktober 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/10/2013 pub. 24/10/2013 numac 2013011538 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement genomen in uitvoering van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme voor de handelaren in diamant geregistreerd onder toepassing van artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002 sluiten tot goedkeuring van het reglement genomen in uitvoering van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme voor de handelaren in diamant geregistreerd onder toepassing van artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 02/08/2002 pub. 29/08/2002 numac 2002003381 bron ministerie van financien Programmawet sluiten;7° diamanthandelaar: de handelaren in diamant bedoeld in artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 02/08/2002 pub. 29/08/2002 numac 2002003381 bron ministerie van financien Programmawet sluiten. HOOFDSTUK 2. - De basisbankdienst-kamer Afdeling 1. - De bevoegdheden

Art. 2.§ 1. Overeenkomstig artikel VII.59/4, § 3, zevende lid, van het Wetboek van economisch recht wordt een basisbankdienst-kamer opgericht die belast is met het aanwijzen van een basisbankdienst-aanbieder voor ondernemingen. § 2. De basisbankdienst-kamer oordeelt over de ontvankelijkheid en de volledigheid van een aanvraag tot het verkrijgen van de basisbankdienst.

Een aanvraag is ontvankelijk wanneer zij volgende elementen bevat: 1° een verklaring op eer dat de onderneming of diplomatieke zending niet reeds beschikt over een basisbankdienst of een betaalrekening waarmee zij gebruik kan maken van de in artikel VII.59/4, § 2, bedoelde diensten, noch bij een kredietinstelling naar Belgisch recht, noch bij een kredietinstelling gevestigd in een andere lidstaat; 2° een bevestiging, gestaafd met de nodige bewijsstukken, van het feit dat de onderneming of diplomatieke zending ten minste driemaal een aanvraag tot betalingsdiensten zoals bepaald in artikel VII.59/4, § 1, van het Wetboek van economisch recht, is geweigerd en, in voorkomend geval, dat zij ervan in kennis werd gesteld dat haar rekeningen zullen worden opgezegd; 3° een volledig aanvraagformulier, bedoeld in artikel 16, dat werd bezorgd aan de basisbankdienst-kamer. § 3. De basisbankdienst-kamer controleert of alle vereiste documenten, zoals vermeld in het aanvraagformulier bedoeld in artikel 16, aanwezig zijn. § 4. Overeenkomstig artikel VII.59/4, § 3, vierde lid, van het Wetboek van economisch recht, wint de basisbankdienst-kamer een vertrouwelijk advies in bij de Cel voor financiële informatieverwerking, ingesteld bij de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten, over de onderneming of diplomatieke zending. § 5. Een dossier wordt als volledig beschouwd wanneer het advies van de Cel voor financiële informatieverwerking is verkregen of wanneer dit advies uitblijft na zestig kalenderdagen. § 6. Eens de aanvraag tot het verkrijgen van de basisbankdienst als ontvankelijk en volledig wordt beoordeeld beslist de basisbankdienst-kamer over de aanwijzing van een basisbankdienst-aanbieder.

De beslissing van de basisbankdienst-kamer wordt per aangetekende zending ter kennis gebracht aan de aanvragende onderneming of diplomatieke zending en, in voorkomend geval, aan de basisbankdienst-aanbieder. § 7. De basisbankdienst-kamer vraagt aan de ondernemingen bedoeld in artikel 10, § 1, de bijkomende informatie op als bedoeld in artikel 10, §§ 2, 3, en 7, 1° en 3°, en, in voorkomend geval, artikel 11, §§ 2, 3, en 4.

De basisbankdienst-kamer vraagt aan de ondernemingen die gebruik maken van de betalingsdiensten bedoeld in artikel I.9, 1°, a), b) en c), van het Wetboek van economisch recht de informatie op als bedoeld in artikel 12 en, in voorkomend geval, artikel 14.

De aanvragende onderneming verstrekt deze informatie binnen de termijn als vastgelegd in het verzoek.

De basisbankdienst-kamer voert geen inhoudelijke controle uit op de in het eerste, tweede en derde lid bedoelde informatie.

De basisbankdienst-kamer geeft de in het eerste, tweede en derde lid, bedoelde informatie door aan de basisbankdienst-aanbieder die controleert of de aanvragende onderneming voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.

Indien de onderneming niet voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, motiveert de basisbankdienst-aanbieder op schriftelijke wijze de weigering.

De basisbankdienst-kamer kan bijkomende informatie opvragen in het kader van de naleving van de maatregelen als bedoeld in de artikelen 10, 11, 12 en 14. § 8. Onverminderd de verplichtingen van de basisbankdienst-aanbieder in het kader van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten, in het bijzonder met betrekking tot identificatie en identiteitsverificatie, en in voorkomend geval de controle in het kader van de voorwaarden bedoeld in paragraaf 7, eerste, tweede en derde lid, biedt de basisbankdienst-aanbieder binnen tien werkdagen na kennisgeving van de beslissing van de basisbankdienst-kamer de basisbankdienst aan de aanvragende onderneming of diplomatieke zending aan.

Indien de basisbankdienst-aanbieder de basisbankdienst niet kan verlenen binnen de termijn van tien werkdagen omwille van de verplichtingen in het kader van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten, in het bijzonder met betrekking tot identificatie en identiteitsverificatie, en in voorkomend geval de controle in het kader van de voorwaarden bedoeld in paragraaf 7, eerste, tweede en derde lid, brengt de basisbankdienst-aanbieder de onderneming of de diplomatieke zending en de basisbankdienst-kamer schriftelijk op de hoogte.

Indien de basisbankdienst-aanbieder de basisbankdienst niet verleent, brengt de basisbankdienst-aanbieder de onderneming of de diplomatieke zending en de basisbankdienst-kamer schriftelijk op de hoogte van deze beslissing. Afdeling 2. - De wijze van spreiding

Art. 3.De systeemrelevante kredietinstellingen als bedoeld in artikel VII.59/4, § 3, vijfde lid, van het Wetboek van economisch recht komen in aanmerking als basisbankdienst-aanbieder.

De wijze van spreiding voor de aanwijzing gebeurt volgens een proportionele verdeling op basis van volgende criteria: 1° het marktaandeel van betaalrekeningen, als bedoeld in artikel I.9, 8°, van het Wetboek van economisch recht, van het totale aantal ondernemingen binnen de kredietinstelling; 2° de aangevraagde betalingsdiensten;3° de betalingsdiensten aangeboden door de kredietinstelling;4° een proportionele verdeling van ondernemingen handelend in het kader van hun beroepsactiviteiten als bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten per kredietinstelling. De systeemrelevante kredietinstellingen als bedoeld in het eerste lid verlenen de basisbankdienst-kamer de nodige medewerking voor het vervullen van haar opdracht, met inbegrip van het aanleveren van juiste en volledige informatie. Afdeling 3. - De leden

Art. 4.De basisbankdienst-kamer is samengesteld uit: 1° twee ambtenaren aangewezen door de minister bevoegd voor Economie voor een termijn van zes jaar;2° maximum vier leden die geen ambtenaren zijn en die beschikken over specifieke kennis van betalingsdiensten van ondernemingen en/of voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en/of diplomatieke aangelegenheden, aangewezen door de minister bevoegd voor Economie voor een termijn van zes jaar. Het mandaat van de leden is hernieuwbaar.

In het geval van vervanging van een lid beëindigt het nieuw aangewezen lid het mandaat van diegene die hij vervangt. De voorzitter wordt gekozen onder de leden. In het geval van vervanging van de voorzitter beëindigt de nieuwbenoemde voorzitter het mandaat van de diegene die hij vervangt.

Het secretariaat van de basisbankdienst-kamer wordt waargenomen door ambtenaren daartoe aangewezen door de minister bevoegd voor Economie.

Art. 5.§ 1. De basisbankdienst-kamer beraadslaagt geldig indien ten minste de meerderheid van de leden, waaronder de voorzitter, aanwezig of vertegenwoordigd zijn. § 2. Elk lid beschikt over één stem.

De beslissingen worden genomen volgens gewone meerderheid. Bij een gelijk aantal stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Art. 6.De voorzitter en de leden van de basisbankdienst-kamer zijn gehouden tot een discretieplicht.

Art. 7.Er wordt aan de leden van de basisbankdienst-kamer als bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2°, een presentiegeld toegekend, waarvan het bedrag is vastgesteld op 350 euro per vergadering waar het lid aanwezig is geweest.

De leden als bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2°, hebben recht op de terugbetaling van het bedrag van hun werkelijke reiskosten mits voorlegging van bewijskrachtige bescheiden.

De presentiegelden zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand die voorafgaat aan de inwerkingtreding van deze bepaling. Afdeling 4. - De werking

Art. 8.De basisbankdienst-kamer bepaalt haar huishoudelijk reglement en legt het ter goedkeuring voor aan de minister bevoegd voor Economie.

Art. 9.De kosten van het secretariaat van de basisbankdienst-kamer worden gedragen door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O, Middenstand en Energie. HOOFDSTUK 3. - Specifieke bijkomende risicobeperkende maatregelen

Art. 10.§ 1. Volgende specifieke bijkomende risicobeperkende maatregelen zijn van toepassing op de ondernemingen handelend in het kader van hun gereglementeerde beroepsactiviteiten als bedoeld in artikel 5, § 1, eerste lid, van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten die een basisbankdienst-aanbieder werden toegewezen door de basisbankdienst-kamer.

De basisbankdienst-aanbieder kan de basisbankdienst weigeren of opzeggen indien de onderneming niet voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in de paragrafen 2 tot 8 of de informatie bedoeld in de paragrafen 2 tot 8 niet verstrekt. § 2. Natuurlijke personen die ten minste vijfentwintig procent van de inbreng van de aanvragende onderneming bezitten voldoen aan de volgende betrouwbaarheidsvoorwaarden: 1° niet uit hun burgerlijke of politieke rechten ontzet zijn;2° niet failliet zijn verklaard zonder eerherstel te hebben verkregen;3° in België of een andere lidstaat geen van de volgende straffen hebben opgelopen: a) een criminele straf;b) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ten minste zes maanden voor een van de strafbare feiten genoemd in artikel 1 van koninklijk besluit nr.22 van 24 oktober 1934 betreffende het gerechtelijk verbod voor bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen; c) een strafrechtelijke geldboete van ten minste 2.500 euro, vóór toepassing van de opdeciemen, wegens overtreding van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten en van de uitvoeringsbesluiten ervan. § 3. De ondernemingen bedoeld in paragraaf 1 bezorgen een uittreksel uit het strafregister dat betrekking heeft op de veroordelingen overeenkomstig artikel VII.59/6, § 3, 1°, van het Wetboek van economisch recht. De ondernemingen maken een melding indien zij of haar bestuurders het voorwerp uitmaken van een strafrechtelijke procedure. § 4. De ondernemingen bedoeld in paragraaf 1 wenden zich uitsluitend tot de maatschappelijke zetel van de basisbankdienst-aanbieder via een door hen aangeboden elektronische procedure. § 5. De ondernemingen bedoeld in paragraaf 1 stellen, in voorkomend geval en op vraag van de basisbankdienst-aanbieder, een lijst op van gebruikelijke tegenpartijen die het mogelijk maakt de herkomst en de bestemming van de middelen nauwkeurig te bepalen. § 6. De ondernemingen bedoeld in paragraaf 1 documenteren op vraag van de basisbankdienst-aanbieder: 1° elke transactie van meer dan 5.000 euro; 2° transacties verspreid over één jaar die meer dan 20.000 euro bedragen en eenzelfde tegenpartij betreffen; 3° transacties verspreid over één maand die meer dan 5.000 euro bedragen en eenzelfde tegenpartij betreffen.

De basisbankdienst-aanbieder kan de drempels bedoeld in het eerste lid verhogen overeenkomstig het risicoprofiel en de grootte van de aanvragende onderneming. § 7. De ondernemingen, bedoeld in paragraaf 1, met rechtspersoonlijkheid stellen de basisbankdienst-aanbieder vooraf of ten minste onverwijld in kennis van: 1° de statuten alsook hun wijziging;2° elke belangrijke wijziging in het bedrijfsmodel;3° de structuur van het aandeelhouderschap alsook elke wijziging en de uiteindelijke begunstigden van de vennootschap, alsmede het bewijs van de overeenkomstige actualisering van de informatie in het register van uiteindelijke begunstigden;4° elke benoeming en/of ontslag van de leden van het bestuursorgaan en van de vertegenwoordigers van het dagelijks bestuur, alsmede het overleggen van alle bewijsstukken die het mogelijk maken de identiteit van deze personen te verifiëren. § 8. De ondernemingen bedoeld in paragraaf 1 verstrekken, op vraag van de aanbieder, bewijs dat zij voldoen aan de openbaarmakingsverplichtingen als bedoeld in boek 3, titel 1, hoofdstuk 1, afdeling 4 en hoofdstuk 2, afdeling 6, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.

Art. 11.§ 1. Onverminderd de naleving van artikel 10, zijn op de diamanthandelaren, bedoeld in artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 02/08/2002 pub. 29/08/2002 numac 2002003381 bron ministerie van financien Programmawet sluiten, specifieke bijkomende risicobeperkende maatregelen van toepassing.

De basisbankdienst-aanbieder kan de basisbankdienst weigeren of opzeggen indien de diamanthandelaar niet voldoet aan de voorwaarden zoals bedoeld in de paragrafen 2 tot 6 of de informatie bedoeld in de paragrafen 2 tot 6 niet verstrekt. § 2. De diamanthandelaar is onderworpen aan maatregelen gekoppeld aan de identificatie en verificatie van de identiteit van cliënten, hun vertegenwoordigers en uiteindelijke begunstigden, wat met name het volgende inhoudt: 1° de diamanthandelaar betaalt zijn werknemers per overschrijving uit. Dit vormt een uitzondering op de beslissing 0406 van het Paritair Comité 324; 2° de diamanthandelaar is een officieel geregistreerde Belgische diamanthandelaar overeenkomstig het koninklijk besluit van 20 november 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/11/2019 pub. 13/12/2019 numac 2019015617 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit houdende maatregelen betreffende het toezicht op in de diamantsector sluiten houdende maatregelen betreffende het toezicht op de diamantsector;3° de diamanthandelaar heeft de registratievoorwaarden als bepaald in het koninklijk besluit van 20 november 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/11/2019 pub. 13/12/2019 numac 2019015617 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit houdende maatregelen betreffende het toezicht op in de diamantsector sluiten houdende maatregelen betreffende het toezicht op de diamantsector nageleefd gedurende de laatste vijf jaar, of gedurende de periode van zijn bestaan indien de onderneming nog geen vijf jaar bestaat;4° de diamanthandelaar als rechtspersoon noch, zijn aandeelhouders, leden van het wettelijk bestuursorgaan of personen belast met de effectieve leiding hebben een criminele straf opgelopen.De diamanthandelaar bezorgt een uittreksel uit het strafregister van zowel de rechtspersoon, indien van toepassing, als van zijn leden van het wettelijk bestuursorgaan en personen belast met de effectieve leiding dat niet ouder is dan drie maanden; 5° de diamanthandelaar bezorgt een bewijs dat zijn cliënten gescreend zijn op specifieke risico's; 6° ter waarborging van het naleven van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten alsook sancties en embargo's, legt de diamanthandelaar een kopie van een deelnamecertificaat voor van een door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O, Middenstand en Energie goedgekeurde anti-witwasopleiding waarbij de verplichtingen van een diamanthandelaar worden toegelicht overeenkomstig het koninklijk besluit van 7 oktober 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/10/2013 pub. 24/10/2013 numac 2013011538 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement genomen in uitvoering van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme voor de handelaren in diamant geregistreerd onder toepassing van artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002 sluiten, van niet ouder dan één jaar, op naam van een anti-witwasverantwoordelijke van de diamanthandelaar die op het moment van de verstrekking van deze informatie nog steeds werkzaam is bij de diamanthandelaar alsook een schriftelijk anti-witwas beleid, dat ook een cliëntacceptatiebeleid bevat, van de diamanthandelaar en een kopie van het laatste anti-witwasverslag ingediend bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O, Middenstand en Energie; 7° ter waarborging van het naleven van beste praktijken in de diamantsector door de diamanthandelaar, legt hij een deelnamecertificaat voor van een opleiding "beste praktijken in de diamantsector" niet ouder dan één jaar op naam van alle werknemers van de diamanthandelaar die op het moment van de verstrekking van deze informatie nog steeds werkzaam zijn bij de diamanthandelaar. § 3. De diamanthandelaar is onderworpen aan maatregelen gekoppeld aan de identificatie van de karakteristieken van de cliënt en het voorwerp en de aard van de zakenrelatie, wat met name het volgende inhoudt: 1° de diamanthandelaar legt een certificaat voor waaruit blijkt dat de diamanthandelaar voldoende verzekerd is in het kader van zijn handelsactiviteiten bij een verzekeringsonderneming van eerste rang en/of gespecialiseerd in de diamantsector;2° de diamanthandelaar bezorgt een duidelijk overzicht met informatie over het soort handel dat hij drijft;3° de diamanthandelaar beschrijft duidelijk op zijn facturen de classificatie van zijn goederen, alsook het aantal karaat, de waarde en indien mogelijk de kwaliteit van de diamanten.Ook bevestigt hij op zijn factuur dat de verhandelde diamanten geen conflictdiamanten zijn aan de hand van de volgende clausule: « The diamonds herein invoiced have been (sourced) purchased from legitimate sources not involved in funding conflict, in compliance with United Nations Resolutions and corresponding national laws (where the invoice is generated). The seller hereby guarantees that these diamonds are conflict free and confirms adherence to the WDC SoW Guidelines. »; "De hierbij gefactureerde diamanten zijn (afkomstig) verkregen uit legitieme bronnen, derhalve niet betrokken bij de financiering van conflicten en zijn in overeenstemming met de resoluties van de Verenigde Naties en overeenkomstige nationale wetten (waar de factuur wordt gegenereerd). De verkoper garandeert hierbij dat deze diamanten conflictvrij zijn en bevestigt de naleving van de WDC SoW-richtlijnen."; « Les diamants facturés par la présente sont (originaires) obtenus de sources légitimes, ne sont donc pas impliqués dans le financement de conflits et sont conformes aux résolutions des Nations Unies et aux lois nationales correspondantes (où la facture est générée). Le vendeur garantit par la présente que ces diamants sont sans conflit et confirme la conformité avec les directives du WDC SoW. » ; 4° de diamanthandelaar bezorgt een ondertekende kopie van de "Diamond Terminology Guideline" en verklaart hierbij schriftelijk dat hij de juiste terminologie gebruikt op zijn facturen en andere documenten om diamanten van synthetische diamanten te onderscheiden. § 4. De diamanthandelaar is onderworpen aan maatregelen om de risico's gekoppeld aan de karakteristieken van de cliënt te verminderen, wat met name het volgende inhoudt: 1° de diamanthandelaar heeft geen wisselbrieven uitgegeven die geprotesteerd werden en is niet betrokken geweest bij enig faillissement;2° de diamanthandelaar is lid van een erkende diamantbeurs opgenomen in bijlage V van verordening (EG) nr.2368/2002 en bezorgt een kopie van een lidmaatschapskaart van de beurs. § 5. De diamanthandelaar is onderworpen aan maatregelen om de risicofactoren te verminderen gekoppeld aan de karakteristieken van het soort betalingsdiensten geleverd, wat met name het volgende inhoudt: 1° de diamanthandelaar verbindt zich ertoe de betaalrekening exclusief te gebruiken voor zijn professionele activiteiten als diamanthandelaar en niet voor enige andere professionele activiteiten en/of niet te gebruiken voor verrichtingen met privéfondsen en/of aan te wenden voor privéverrichtingen van aandeelhouders, medewerkers of bestuurders;2° de diamanthandelaar verricht geen transacties in andere vreemde munten, met uitzondering van betalingen in Amerikaanse dollar onder de voorwaarden en de nadere regels vermeld in dit besluit. § 6. De diamanthandelaar is onderworpen aan maatregelen die toelaten of faciliteren om een bestendige waakzaamheid uit te voeren gerelateerd aan de zakenrelaties en transacties, wat met name het volgende inhoudt: de diamanthandelaar garandeert per transactie de volledige traceerbaarheid van de onderliggende goederenstroom en verstrekt daartoe alle informatie die de basisbankdienst-aanbieder opvraagt.

De basisbankdienst-aanbieder kan de volgende documenten opvragen van de diamanthandelaar, dewelke de diamanthandelaar onmiddellijk ter beschikking stelt: 1° identificatiedocumenten van de cliënten en/of leveranciers van de diamanthandelaar, tenzij deze cliënten of leveranciers Belgisch geregistreerde diamanthandelaren zijn welke terug te vinden zijn via de website www.registereddiamondcompanies.be; 2° kopie van de verkoop- of aankoopfactuur van diamanten en/of andere documenten die de transactie staven;3° voor transacties met derde landen in ruwe diamant een gevalideerde kopie van het Kimberley Process Certificaat, zoals bedoeld in artikel 2, d) van de verordening (EG) nr.2368/2002, afgestempeld door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O, Middenstand en Energie. HOOFDSTUK 4. - Beperkingen nodig om risico's verbonden aan het gebruik van contanten te beperken

Art. 12.De betalingsdiensten bedoeld in artikel I.9, 1°, a) en b), van het Wetboek van economisch recht worden door de basisbankdienst-aanbieder slechts aangeboden aan de onderneming voor zover: 1° de onderneming transparantie biedt over: a) de grootorde van het gebruik van contanten;b) verantwoording van het gebruik van contanten en conformiteit aan het profiel en de activiteit van de onderneming;2° het opnemen van contanten van een betaalrekening beperkt is tot een bedrag dat, rekening houdend met het profiel van de onderneming, strikt noodzakelijk is om courante betalingen voor dagelijkse behoeften contant te kunnen betalen wanneer een elektronische betaling niet mogelijk blijkt;3° de onderneming haar cliënteel steeds de mogelijkheid biedt een elektronische betaling te verrichten;4° de diamanthandelaar geen contanten gebruikt voor de aan- of verkoop van diamanten.

Art. 13.De basisbankdienst-aanbieder kan de basisbankdienst weigeren of opzeggen indien de onderneming niet voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 12 of de informatie bedoeld in artikel 12 niet verstrekt. HOOFDSTUK 5. - Bijkomende voorwaarden voor verrichtingen in Amerikaanse dollar

Art. 14.Wanneer de basisbankdienst betalingsdiensten bedoeld in artikel I.9, 1°, c), van het Wetboek van economisch recht in Amerikaanse dollar omvat, voldoet de aanvragende onderneming aan volgende bijkomende voorwaarden: 1° de onderneming toont aan dat de Amerikaanse dollar de functionele valuta is van de onderneming;2° een transactie in Amerikaanse dollar kan worden onderworpen aan het voorafgaandelijke toezicht van de persoon als bedoeld in artikel 9, § 2, van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten van de basisbankdienst-aanbieder;3° de onderneming documenteert precies en nauwkeurig de legitimiteit van elke transactie in Amerikaanse dollar; 4° de transacties blijven beperkt tot de betalingsdiensten als bedoeld in artikel I.9, 1°, c), van het Wetboek van economisch recht.

Wanneer het verlenen van verrichtingen in Amerikaanse dollar onverenigbaar is met de vereisten opgelegd door een correspondentinstelling in de zin van artikel 4, 34°, a) en b), van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten van de basisbankdienst-aanbieder zal deze betalingsdienst in Amerikaanse dollar niet of niet langer aangeboden worden door de basisbankdienst-aanbieder die zijn beslissing op onderbouwde wijze rechtvaardigt.

Art. 15.De basisbankdienst-aanbieder kan de basisbankdienst weigeren of opzeggen indien de onderneming niet voldoet aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 14 of de informatie bedoeld in artikel 14 niet verstrekt. HOOFDSTUK 6. - De vermeldingen op het aanvraagformulier en de erbij te voegen stukken

Art. 16.Naast de documenten bedoeld in artikel VII.59/5, tweede en derde lid, van het Wetboek van economisch recht, wordt het volgende vermeld op het aanvraagformulier: 1° de naam van de aanvragende onderneming of diplomatieke zending;2° in voorkomend geval de rechtsvorm van de aanvragende onderneming of diplomatieke zending;3° het adres van de hoofdzetel van de aanvragende onderneming of diplomatieke zending;4° het ondernemingsnummer van de aanvragende onderneming of een bewijs van een aanvraag van inschrijving bij de Kruispuntbank van ondernemingen;5° in voorkomend geval de naam en hoedanigheid van de vertegenwoordiger(s) van de aanvragende onderneming of diplomatieke zending;6° het e-mailadres en het telefoonnummer waarop de aanvragende onderneming of diplomatieke zending bereikt kan worden;7° de modaliteiten waarvan de aanvragende onderneming of diplomatieke zending gebruik wil maken. Het aanvraagformulier bevat eveneens de mededeling dat de verwerking van persoonsgegevens door derden wordt geregeld in een protocol gesloten tussen de verwerkingsverantwoordelijke en de derden. HOOFDSTUK 7. - Werkingskosten van de basisbankdienst-kamer

Art. 17.De bijdragen worden betaald door de kredietinstellingen als bedoeld in artikel VII.59/11, eerste lid, van het Wetboek economisch recht, die minstens 0,1 procent marktaandeel bezitten.

De werkingskosten bestaan uit de personeelskosten, de kosten voor het ontwikkelen en beheren van de informaticasystemen en de kosten voor de experten en permanente leden als bedoeld in artikel 4, 2°.

Art. 18.Het bedrag van de bijdrage wordt omgeslagen over alle kredietinstellingen als bedoeld in artikel 17 naar verhouding van hun marktaandeel. HOOFDSTUK 8. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 19.In het jaar van de inwerkingtreding van dit besluit wordt het bedrag van de bijdrage bedoeld in artikel 18 vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer twaalf is en de teller het aantal maanden van het kalenderjaar vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, waarbij elke begonnen maand voor een volle maand wordt geteld.

Art. 20.De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 december 2022.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, P.-Y. DERMAGNE

^