gepubliceerd op 13 december 2019
Koninklijk besluit houdende maatregelen betreffende het toezicht op in de diamantsector
20 NOVEMBER 2019. - Koninklijk besluit houdende maatregelen betreffende het toezicht op in de diamantsector
VERSLAG AAN DE KONING Sire, België bekleedt zowel binnen de Europese Unie, als daarbuiten, een unieke plaats, met Antwerpen als wereldhandelscentrum voor diamant met 36 miljard euro aan zakencijfer en 1.600 diamantfirma's. Diamant vertegenwoordigt 4 % van de totale Belgische export, 15% van de Belgische export buiten de Europese Unie.
Het bestaande Belgische toezichtsysteem op de diamantsector is vervat in het koninklijk besluit van 30 april 2004, houdende maatregelen betreffende het toezicht op de diamantsector (hierna "koninklijk besluit van 30 april 2004"), gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 augustus 2010, ter uitvoering van de programmawet van 2 augustus 2002, en meer bepaald de artikelen 168, 169 en 170. Dit Belgisch toezichtsysteem kan, zowel nationaal als internationaal, rekenen op algemene waardering en wordt beschouwd als een "beste praktijk".
Echter in het kader van een verhoogde aandacht in de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme zijn aanpassingen aan de wetgeving nodig om het systeem performant te houden en om een internationale voortrekkersrol te blijven vervullen. De autoriteiten, maar ook de Belgische diamantsector zelf, zijn er zich van bewust dat de diamantsector gevoelig is voor witwaspraktijken. Een degelijk reglementair kader is dus van essentieel belang. Voor de leesbaarheid en duidelijkheid werd geopteerd voor een nieuw koninklijk besluit ter vervanging van het koninklijk besluit van 30 april 2004.
Het ontwerp van het koninklijk besluit houdt rekening met de aanbevelingen in het rapport "Anti-money laundering and counter-terrorist financing measures - Belgium - mutual evaluation report" van de Financial Action Task Force (FATF) van 23 april 2015, met het Kimberleyproces en de (EG) Verordening nr. 2368/2002 van de Raad van 20 december 2002 tot uitvoering van de Kimberleyprocescertificering voor de internationale handel in ruwe diamant waarmee bijgedragen wordt tot het bannen van conflictdiamant, en tot slot ook met de Belgische risicoanalyse 2017 "Witwaspraktijken in de Belgische diamantsector".
De Belgische risicoanalyse 2017 "Witwaspraktijken in de Belgische diamantsector" werd opgesteld in het kader van bovenvermeld FATF-rapport en van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme van toepassing op de geregistreerde diamanthandelaren (de wet van 11 januari 1993 werd ondertussen vervangen door een nieuwe wet van 18 september 2017 - wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten). Deze risicoanalyse bevat enkele aanbevelingen voor maatregelen ter verbetering van het toezicht in de diamantsector om een aantal risico's beter te kunnen beheersen. Deze aanbevelingen betreffen o.a. het opleggen van strengere voorwaarden voor de registratie van diamanthandelaren, het uitvoeren van meer gerichte en diepgaande controles bij de invoer en uitvoer van diamant in het Diamond Office te Antwerpen, een herziening van het statuut van de erkende diamantdeskundigen, het verzekeren van de onafhankelijkheid en integriteit van deze deskundigen, een herziening van de selectie- en evaluatieprocedure van de deskundigen.
Algemene opmerkingen: Aanhef Op dit ogenblik is het koninklijk besluit van 7 oktober 2013 tot goedkeuring van het reglement genomen in uitvoering van de wet van 11 september 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme voor de handelaren in diamant geregistreerd onder toepassing van artikel 163, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002 nog van toepassing. In overeenstemming met de nieuwe wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot de beperking van het gebruik van contanten voor de handelaren in diamant zal het koninklijk besluit van 7 oktober 2013 aangepast worden.
Artikel 1 Ten opzichte van het koninklijk besluit van 30 april 2004 worden een aantal definities toegevoegd en/of verduidelijkt. De verwijzingen naar andere wetteksten worden geactualiseerd. Bepaalde termen werden in het vorige koninklijk besluit van 30 april 2004 onvoldoende of niet nader omschreven, nieuwe terminologie dient toegevoegd te worden. Om duidelijk te maken dat alle soorten diamant geviseerd worden, wordt meer aandacht besteed aan een duidelijke definitie van diamant, met verwijzing naar de wetenschappelijke kenmerken.
Om in te spelen op de groeiende bekommernissen en ontwikkelingen inzake de handel in synthetische diamant, wordt gespecifieerd wat bedoeld wordt met synthetische diamant. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen natuurlijke en synthetische diamanten. Het toezicht wordt uitgeoefend op beide categorieën. De definities van diamant en synthetische diamant werden overgenomen uit de ISO-norm 18323. Deze zijn volledig of quasi-volledig in overeenstemming met nagenoeg alle andere bestaande (inter)nationale omschrijvingen. De term "handelaar in diamant en/of synthetische diamant" wordt verkozen boven de korte term "handelaar". Dit is helderder en consistenter met andere definities (o.m. diamantsector). Bovendien heeft de term `handelaar' een algemene juridische connotatie, waardoor een afzonderlijk gebruik, zelfs louter voor doeleinden van dit koninklijke besluit, beter vermeden wordt.
Ook makelaars in diamant en/of synthetische diamant worden beschouwd als "handelaar" en zij moeten bijgevolg ook geregistreerd worden en aan dezelfde voorwaarden voldoen. Uit de risicoanalyse bleek immers dat niet-geregistreerde makelaars die actief zijn in de diamantsector een verhoogd risico vormen.
Bij de definitie van "uiteindelijke begunstigde" wordt geopteerd om enkel de algemene definitie van artikel 3, 27° van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten- weliswaar licht aangepast aan de specifieke omstandigheden - over te nemen, en voor de rest te verwijzen naar datzelfde artikel 3, 27, van deze wet.
Het "toezicht" wordt ter verduidelijking aangevuld met "toezicht op de diamantsector". De term "toezicht" kwam ook op andere plaatsen in een andere betekenis aan bod.
Bij "kwalificatie" wordt enkel verwezen naar de goederencodes (HS-codes = geharmoniseerd systeem, dat internationaal van toepassing is). In plaats van te verwijzen naar de goederencodes met de volledige omschrijving worden de termen "indeling én omschrijving toegevoegd".
De volledige omschrijving toevoegen zou de tekst onoverzichtelijk en te uitgebreid maken. Bovendien is alles al reglementair bepaald in de HS-codes.
Bij de term "waarde" wordt verduidelijkt dat het om de transactiewaarde gaat. Er wordt bovendien een verwijzing gemaakt naar de algemeen geldende principes van de Algemene overeenkomst betreffende tarieven en handel (General Agreement on Tarriffs and Trade-GATT) van 1994, naar de overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van het GATT, én naar de artikelen 70 tot en met 74 van Verordening nr. 952/2013.
De verwijzing naar de bevoegde dienst van de FOD Economie voor het toezicht op de diamantsector wordt algemeen gehouden om eventuele toekomstige naamswijzigingen van die dienst op te vangen. Zo wordt vermeden dat het koninklijk besluit eventueel zou moeten aangepast worden.
De termen "douaneaangifte" en "aangifte" worden gedefinieerd om het verschil duidelijk te maken tussen beide aangiftes.
Artikel 2 In dit artikel worden de voorwaarden tot registratie als handelaar in diamant en/of synthetische diamant bij de Dienst van de FOD Economie toegelicht alsook de procedure tot schorsing en intrekking van de registratie.
Deze registratie (alsook intrekking en schorsing van de registratie) van diamanthandelaren is een essentieel instrument in de strijd tegen witwassen van geld en de financiering van terrorisme.
De verplichte registratie van diamanthandelaars vormt een eerste controle om transacties die verband houden met witwassen van geld en de financiering van terrorisme te voorkomen, op te sporen en te verhinderen. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor de FOD Economie, als toezichthoudende overheid van de Belgische diamantsector. Hij dient bij de aanvraag tot registratie over te gaan tot een eerste deskundigheids- en betrouwbaarheidscontrole (fit & proper-screening).
De verplichte registratie vormt tegelijkertijd ook een instrument om cliënten te identificeren in het kader van de Belgische antiwitwaswetgeving. De geregistreerde diamanthandelaars kunnen immers geraadpleegd worden via www.registereddiamondcompanies.be. Indien een cliënt/leverancier een Belgisch geregistreerde diamanthandelaar is, kan een diamanthandelaar de identificatie en verificatie doen door een eenvoudige opzoeking te doen via de voormelde website. Het volstaat dan om een kopie van de resultatenpagina van de opzoeking van de firma waar de identificatiegegevens op staan, bij te houden, zonder dat het nodig is om zelf die gegevens te verzamelen.
In het advies 64.906/1 van 7 januari 2019 stelt de afdeling wetgeving van de Raad van State dat de regeling inzake de registratieplicht voor diamanthandelaars, als bedoeld in de artikelen 2 tot 4, prima facie lijkt te moeten worden beschouwd als een vestigingsvoorwaarde in de zin van artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 6°, BWHI, waarvoor enkel de gewesten bevoegd zijn, nu de ontworpen regeling haar wettelijke grondslag zou vinden in artikel 169, §§ 3 en 4 van de programmawet van 2 augustus 2002. De afdeling wetgeving heeft echter niet willen uitsluiten dat de federale overheid bevoegd is om een registratieplicht voor diamanthandelaars in te voeren. Volgens de afdeling wetgeving van de Raad van State kan echter géén duidelijk aanwijsbare federale materiële bevoegdheid worden gevonden in artikel 169, §§ 3 en 4 van de programmawet van 2 augustus 2002, die zou toelaten dat de ontworpen artikelen 2 tot 4 van het koninklijke besluit (in ongewijzigde vorm) zouden aangenomen worden.
Om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de afdeling wetgeving van de Raad van State werd de ontworpen regeling op een aantal punten aangepast.
Zo wordt verduidelijkt dat de registratieplicht, als bedoeld in de artikelen 2 tot 4, zijn wettelijke grondslag vindt in artikel 169, §§ 1 en 2 van de programmawet van 2 augustus 2002 inzake het toezicht op de transacties van diamanten en niet in artikel 169, §§ 3 en 4. Die wettelijke grondslag sluit aan bij de eigenlijke ratio legis van de registratieplicht. De registratie als diamanthandelaar, als bedoeld in de ontworpen artikelen 2 tot 4, is immers niet opgevat als een vereiste inzake de toegang tot het beroep, maar kadert binnen het toezicht dat door de FOD Economie wordt uitgeoefend om potentiële transacties van diamanten die verband houden met witwassen van geld en de financiering van terrorisme te voorkomen, op te sporen en te verhinderen. In het kader daarvan is het noodzakelijk dat de FOD Economie over een aantal gegevens beschikt van de diamanthandelaar.
Een aantal registratievoorwaarden worden opnieuw overgenomen uit het vorige koninklijk besluit omdat deze noodzakelijk blijven in het kader van het toezicht dat door de FOD Economie wordt uitgeoefend. Teneinde de FOD Economie toe te laten de handelaar die wenst toe te treden tot de diamantsector in België correct te identificeren en de identiteit ervan te verifiëren om het risico op het gebied van witwaspraktijken en terrorismefinanciering te kunnen inschatten, is het noodzakelijk dat hij over een aantal identiteitsgegevens beschikt. Daarom heeft hij het identiteitsbewijs van de zaakvoerder(s) nodig en een vermelding van de rijksregisternummer(s), een beroepskaart, een ondernemingsnummer of een uittreksel van de oprichtingsakte uit het Belgisch Staatsblad. Die vereisten liggen in lijn met de identificatie en verificatieverplichtingen opgenomen in het antiwitwasreglement voor de diamantsector van 7 oktober 2013.
Naar aanleiding van de bevindingen en aanbevelingen van het FATF-rapport (MER België 2015) en de risicoanalyse witwassen in de diamantsector (2017) dienen de voorwaarden tot registratie van handelaren in diamant en/of synthetische diamant verstrengd te worden.
De registratievoorwaarden uit het koninklijk besluit van 30 april 2004 bleken immers onvoldoende in het kader van de strijd tegen witwaspraktijken en terrorismefinanciering. De Belgische diamantsector blijft immers erg gevoelig voor witwaspraktijken en diamantsmokkel.
Een streng en efficiënt toezichtsysteem is in dat opzicht van essentieel belang.
Om aan de hierboven vermelde bekommernissen tegemoet te komen worden de voorwaarden tot registratie in de hoedanigheid van handelaar in diamant en/of synthetische diamant, zowel als zelfstandige natuurlijke persoon ( § 1, 1° ) en als rechtspersoon ( § 1, 2° ), aangevuld met het voorleggen van : * een bewijs van beroepservaring in de diamantsector. Deze voorwaarde doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de gewesten om voorwaarden inzake vakbekwaamheid vast te stellen. Het betreft evenmin een voorwaarde die betrekking heeft op de toegang tot het beroep. Deze voorwaarde heeft louter tot doel het risico op het gebied van witwaspraktijken en terrorismefinanciering te kunnen inschatten. Het risico op witwassen zal hoog zijn indien de handelaar bijvoorbeeld nevenactiviteiten of vorige activiteiten in hoge risico sectoren heeft/had of zaakvoerder was in een onderneming die een voorafgaandelijk (frauduleus) faillissement onderging. Deze voorwaarde vloeit rechtstreeks voort uit de aanbevelingen van FATF (MER België 2015) en de `risicoanalyse witwaspraktijken in de Belgische diamantsector' van maart 2017.De beroepservaring in de diamantsector kan aangetoond worden door onder meer: o een document uitgereikt door een gemmologisch instituut of gelijkwaardige instelling waaruit blijkt dat de handelaar een diamantopleiding volgde; o bewijs van lidmaatschap bij een van de 32 beurzen die aangesloten zijn bij de World Federation of Diamond Bourses; o beroepservaring die (omstandig) blijkt uit eerdere loopbaan.
Het is aan de Dienst van de FOD Economie te verduidelijken wanneer een handelaar volgens hem over de nodige beroepservaring beschikt. * een uittreksel uit het strafregister dat uiterlijk drie maanden oud is op het moment van de aanvraag door de zaakvoerder. Eventuele eerdere strafrechtelijke veroordelingen geven een belangrijke indicatie van de betrouwbaarheid van de aanvrager. Dit moet de FOD Economie toelaten in te schatten of er een verhoogd risico is op het vlak van witwassen of de financiering van terrorisme; * een deelnamecertificaat op naam van de zaakvoerder aan een door de Dienst van de FOD Economie goedgekeurde antiwitwasopleiding waarbij de verplichtingen van handelaren in diamant en/of synthetische diamant worden toegelicht overeenkomstig het koninklijk besluit van 7 oktober 2013, "tot goedkeuring van het reglement genomen in uitvoering van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme voor de handelaren in diamant geregistreerd onder toepassing van artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002" maar ook andere beste handelspraktijken in de diamantsector worden toegelicht en de laatste nieuwe relevante regelgeving voor de diamanthandelaren wordt uitgelegd.
De oprichtingsakte bedoeld in § 1, 2°, d), kan zowel een authentieke als onderhandse akte zijn.
Voor het deelnamecertificaat van een anti-witwasopleiding zoals bepaald in § 1, 1°, f) en in § 1, 2°, h), bepaalt de FOD Economie welke opleidingen hiervoor in aanmerking komen op basis van in de opleiding te behandelen onderwerpen en desgevallend andere criteria.
Het kan gaan om een structurele opleiding of om een ad hoc opleiding.
Het is aan de Dienst van de FOD Economie om deze lijst bekend te maken via een omzendbrief bijvoorbeeld of via zijn website.
Bij de registratie van een rechtspersoon in de hoedanigheid van handelaar in diamant en/of synthetische diamant, zowel naar Belgisch recht als deze naar buitenlands recht dient tevens een weergave van de aandeelhoudersstructuur van de rechtspersoon alsook de namen van de uiteindelijke begunstigden van de rechtspersoon overgemaakt te worden aan de Dienst van de FOD Economie ( § 1, 2° b). De Dienst van de FOD Economie kan deze gegevens opvragen in het UBO-register. Het kennen van de aandeelhoudersstructuur en de namen van de uiteindelijke begunstigde is essentieel voor de FOD Economie om te onderzoeken wie de uiteindelijke begunstigden zijn van de rechtspersoon en of er witwasrisico's verbonden zijn aan deze eigenaren. § 2. Er wordt een bepaling ingelast dat iedere diamanthandelaar om de 3 jaar nieuwe versies van de stukken vermeld in artikel 2 § 1, 1° en 2° moet bezorgen.Dit is noodzakelijk omdat er door de Dienst van de FOD Economie vastgesteld werd dat niet elke wijziging in de administratieve toestand van de onderneming systematisch werd doorgegeven door de diamanthandelaar. Het pakt ook het probleem van o.a. de slapende vennootschappen aan. Indien er binnen die drie jaar een veroordeling zou zijn, kan dit ook gemakkelijker vastgesteld en opgevolgd worden.
Wijzigingen moeten onverwijld en uiterlijk binnen een termijn van 3 maanden meegedeeld worden, dit betekent zo snel mogelijk (onmiddellijk) én uiterlijk binnen 3 maanden. Dit moet de Dienst van de FOD Economie toelaten zijn toezichtfunctie naar behoren uit te voeren. § 5. Er wordt gekozen voor het woord "schriftelijke bevestiging" in plaats van "per brief" gezien de Dienst van de FOD Economie dan de mogelijkheid heeft om de registratie ook per mail of een andere elektronische vorm te bevestigen. § 8 geeft een overzicht van de gevallen waarin de registratie geweigerd kan worden.
In het kader van zijn toezichtbevoegdheid zal de FOD Economie de registratie weigeren indien de verplichte stukken vermeld in § 1 niet worden overgemaakt. Het betreft hier niet enkel de ontbrekende stukken, maar ook de stukken die ontoereikend of onvolledig zijn, en daarom als niet-bestaand worden beschouwd.
De registratie zal ook geweigerd worden indien er sprake is van een strafrechtelijke veroordeling.
Tenslotte wordt ook voorzien dat de registratie kan geweigerd worden indien er redenen zijn die de betrouwbaarheid van een handelaar in diamant en/of synthetische diamant in het gedrang kunnen brengen.
Het kan bijvoorbeeld gaan om: o ernstig vermoeden van witwassen van gelden, financiering van terrorisme, of andere gelijkaardige en zwaarwichtige feiten; o ernstig vermoeden dat de stukken die werden overgemaakt vervalst werden; o ernstige vragen bij drijfveren of bedoelingen/handelswijze van de kandidaat handelaar; o zeer bedenkelijke voorgeschiedenis ten tijde van of voorafgaand aan het registratieproces; o etc.
In geval van weigering van de registratie door de Dienst van de FOD Economie, wordt de handelaar in diamant en/of synthetische diamant bij een ter post aangetekende zending met bericht van ontvangst in kennis gesteld van de beslissing.
Artikelen 3 en 4 De FOD Economie heeft eveneens de mogelijkheid om de registratie van de handelaar te schorsen of in te trekken in het kader van zijn toezichtbevoegdheid.
Het is immers de logica zelve dat een overheid die een bestuurshandeling uitvaardigt ook degene is die deze kan schorsen (of intrekken).
De schorsing of intrekking van de registratie worden ondergebracht in twee aparte artikelen. De artikelen 3 en 4 zijn toegevoegd om op een meer coherente en duidelijke manier de voorwaarden en procedure van schorsing of intrekking te beschrijven.
De Dienst van de FOD Economie is bevoegd voor de schorsings- en intrekkingsprocedure, maar het is de minister bevoegd voor Economie die de eindbeslissing neemt op advies van de Dienst.
In geval van schorsing van de registratie wordt de handelaar in diamant en/of synthetische diamant bij een ter post aangetekende zending met bericht van ontvangst in kennis gesteld van de beslissing van schorsing.
Een efficiënt toezichtsysteem vereist ook een doeltreffende handhaving. Een handelaar in diamant en/of synthetische diamant die de registratieverplichtingen opgelegd in artikel 2 van dit koninklijk besluit niet nakomt, zal zich daarom geconfronteerd zien met de schorsing of intrekking van de registratie. Een dergelijke schorsing of intrekking heeft tot gevolg dat de betrokken handelaar geen transacties van diamant en/of synthetische diamant meer mag stellen.
Een handelaar in diamant en/of synthetische diamant waarvan de registratie werd geschorst of ingetrokken, heeft immers blijk gegeven van een gebrek aan de nodige professionele betrouwbaarheid voor het stellen voor het transacties van diamant en/of synthetische diamant.
In geval van een intrekking van de registratie zal de betrokken handelaar pas ten vroegste zes maanden na de datum van intrekking een nieuwe registratie kunnen indienen.
Art. 3, § 1, 2°. De Dienst van de FOD Economie zal in het kader van doorlopende waakzaamheid, een periodieke screening uitvoeren in de relevante bronnen, met betrekking tot strafrechtelijke veroordelingen die verband houden met de professionele activiteit van de handelaar in diamant en/of synthetische diamant.
Art. 3, § 1, 3°. Indien de FOD Economie uit publieke bronnen informatie verkrijgt waaruit blijkt dat er gegronde redenen zijn om te vermoeden dat de zelfstandige handelaar in diamant strafbare feiten heeft gepleegd of dat gepoogd wordt of werd om strafbare feiten te plegen, in hun hoedanigheid als, of gerelateerd aan hun activiteit van zelfstandige handelaar in diamant en/of synthetische diamant, dan kan de FOD Economie beslissen om over te gaan tot een tijdelijke schorsing.
Artikel 5 Dit artikel wordt toegevoegd om in te spelen op de groeiende bekommernissen en ontwikkelingen inzake de handel in synthetische diamant en houdt ook rekening met de aanbevelingen van de risicoanalyse witwaspraktijken in de Belgische diamantsector.
Artikel 6 Dit artikel beschrijft de aangifteplicht van de handelaar in diamant en/of synthetische diamant bij de Dienst van de FOD Economie bij het in het vrije verkeer brengen van niet-Uniegoederen en bij de uitvoer van Uniegoederen. Deze aangifte betreft de in het vrije verkeer gebrachte of uit te voeren diamant(en) en/of synthetische diamant(en).
Deze aangifte is één van de basisprincipes van het toezicht op de handelingen in de diamantsector. Het artikel bevat een verwijzing naar artikel 7 zodat duidelijk gemaakt wordt welke gegevens aan de Dienst van de FOD Economie aangegeven moeten worden (waar dit tot nu toe dit impliciet afgeleid moest worden uit controle verricht door de Dienst).
Voortvloeiend uit de aanbevelingen van de risicoanalyse in de Belgische diamantsector, moet ook de aard van de transactie aangegeven worden. Dit is een extra belangrijk gegeven om het onderscheid te maken tussen definitieve transacties (aankoop-verkoop) en de consignatiezendingen.
In het vorige koninklijk besluit stond "handel" met landen buiten de EU, maar het is beter om dit te verduidelijken naar "transacties".
Gelet op de definities in artikel 1 kan beter dezelfde terminologie gehanteerd worden.
In geval van ruwe diamant zal de Dienst van de FOD Economie de controle organiseren overeenkomstig de bepalingen voorzien in de Verordening nr. 2368/2002. § 4 voorziet voor de handelaar in diamant en/of synthetische diamant, net zoals in het vorige koninklijk besluit, de mogelijkheid om op vrijwillige basis aangifte te doen van transacties met lidstaten van de Europese Unie.
Artikel 7 Dit artikel verduidelijkt wat er precies bedoeld wordt met het nazicht uitgeoefend door de Dienst van de FOD Economie van de gegevens opgenomen in de aangifte. § 1. De FOD Economie wordt bijgestaan door de beëdigde diamantdeskundigen zoals bedoeld in artikel 13. Deze diamantdeskundigen werken volgens de mondelinge en schriftelijke werkinstructies van de Dienst van de FOD Economie. § 2. Iedere diamantzending wordt geopend door de beëdigde diamantdeskundige en de inhoud ervan wordt vergeleken met de gegevens vermeld op de voorgelegde documenten ter staving van de aangifte. Door het woord "gericht" toe te voegen, wordt de mogelijkheid opengehouden om eventueel steekproefsgewijs te werk te gaan. De Dienst van de FOD Economie hanteert hiervoor een risicogebaseerde benadering.
De toewijzing van de te controleren zendingen aan erkende deskundigen is een taak van de Dienst van de FOD Economie en gebeurt aselect om de objectiviteit te garanderen. § 3. "Waarde" wordt gedefinieerd in artikel 1 met verwijzing naar de GATT-teksten en het douanewetboek. De handelsdocumenten die voorgelegd dienen te worden ter staving van de aangifte kunnen o.a. volgende documenten zijn: een factuur (met bepaalde vermeldingen), een proforma factuur, detaillijsten, het origineel Kimberley Process certificaat in het geval van ruwe diamant.
De erkende deskundigen hanteren een op risico gebaseerde benadering op aangeven van de Dienst vergunningen. Het is aan deze Dienst om de experten op regelmatige basis te informeren over de gevallen waarin de experten verhoogde waakzaamheid aan de dag moeten leggen in functie van de risico's. § 4. Dit artikel bevat een bepaling die specifieert dat de gevalideerde documenten na de fysieke inspectie bestemd zijn voor de Dienst van de FOD Economie. Het voorziet ook de mogelijkheid om bijkomende fysieke inspecties te laten verrichten.
Het is beter om te spreken van de door de erkende deskundigen "gevalideerde" documenten, in plaats van "ondertekende documenten", zoals in het koninklijk besluit 30 april 2004 vermeld. Dit kwam terminologisch informeel en beperkend over. § 7. Deze paragraaf bepaalt wie toegang heeft tot de gegevens uit de aangiften en voorziet een geheimhoudingsplicht voor de erkende deskundigen en bedienden van de Private Stichting AWDC. Uitsluitend de Dienst van de FOD Economie heeft toegang tot de gegevens vermeld in de aangiftes. Enkel macro-economische gegevens kunnen ter beschikking gesteld worden aan de Private Stichting AWDC, de Nationale Bank van België en andere overheidsdiensten die erom zouden verzoeken.
Artikel 8 Dit artikel behandelt de procedure voor de behandeling van de dossiers opgesteld door de beëdigde diamantdeskundigen in geval van vaststellingen van onregelmatigheden tijdens de fysieke inspectie. Dit artikel werd toegevoegd om problemen en onduidelijkheden uit het verleden te vermijden. § 1. Hier wordt verwezen naar artikel 7, § 3 waarmee duidelijk aangegeven wordt dat de vaststelling betrekking moet hebben op waarde, gewicht en kwalificatie, en/of de gedocumenteerde oorsprong of herkomst. § 3. Deze paragraaf gaat over de behandeling van dossiers indien de expert een voorbehoud maakt bij de aangegeven transactiewaarde. Het is zijn plicht om dit te melden aan de Dienst van de FOD Economie, die deze dossiers zal onderzoeken. Meer bepaald krijgt de handelaar in diamant en/of synthetische diamant de mogelijkheid om de aangegeven transactiewaarde te staven. De Dienst van de FOD Economie neemt deze stavingselementen op in zijn onderzoek, en deze kan op basis van de uitkomst van dit onderzoek het gemaakte voorbehoud opheffen. Indien er vermoedens of tekenen zijn dat er sprake kan zijn van witwassen of financiering van terrorisme, zal dit door de Dienst van de FOD Economie conform de geldende regelgeving ter zake (AML-wetgeving) gemeld moeten worden aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI). Dit is een algemeen principe: indien de ambtenaren uit hoofde van hun taken enig vermoeden hebben dat er sprake kan zijn van witwassen, dan hebben zij de verplichting dit te melden aan de bevoegde autoriteiten (in casu de CFI of waar nodig rechtstreeks aan Parket). De Dienst van de FOD Economie hanteert hiervoor een risico gebaseerde benadering.
Artikel 9 De cijfers uit de jaarlijkse aangifte van de voorraden en de bedrijvigheid weerspiegelen de volledige boekhouding in de transacties van diamanthandelaren. Deze aangifte bevat beperkte identificatiegegevens zoals het ondernemingsnummer, het emailadres en telefoonnummer van de onderneming. De Dienst van de FOD Economie gebruikt deze cijfers om de omzet te berekenen van de geregistreerde diamanthandelaren. Deze cijfers bevatten de exacte in- en uitvoercijfers aan de hand van wat er aan- en verkocht is in het buitenland (binnen en buiten EU).
De omzetcijfers zijn belangrijk in het kader van de verkiezingen van de beheersraad van de Private Stichting AWDC. De geglobaliseerde cijfers uit deze jaarlijkse aangiften worden tevens bezorgd aan de Nationale Bank van België.
In het kader van controles worden de individuele cijfers ook ter beschikking gesteld aan ambtenaren van de FOD Financiën en aan de Algemene Directie Economische Inspectie van de FOD Economie. § 3. Deze paragraaf wordt toegevoegd om het onderscheid te maken met de term waarde zoals omschreven in artikel 1.
Artikel 10 Dit artikel bevat een verduidelijking van de aan te geven bewerkingen door de diamantslijper.
Artikel 11 De artikelen 10 en 11 uit het koninklijk besluit van 30 april 2004 werden in dit artikel opgenomen. § 2. Er wordt een verduidelijking opgenomen voor de gevallen waar de boekhouding op een andere datum dan 31 december afgesloten wordt. De jaarlijkse aangifte van de voorraden en de bedrijvigheid wordt dan ingediend uiterlijk de derde maand na het afsluiten. In het koninklijk besluit van 30 april 2004 stond "tweede" maand, maar in de praktijk was dit voor de boekhouders niet haalbaar.
Artikel 12 De Dienst van de FOD Economie gaat na of de geregistreerde handelaren in diamant en/of synthetische diamant nog handelsactiviteiten verrichten waarvoor ze een registratie hebben verkregen. Dit artikel pakt het probleem van de slapende vennootschappen aan. Dit was ook al voorzien in het koninklijk besluit van 30 april 2004.
Het tweede lid is specifiek bedoeld om de Dienst van de FOD Economie de mogelijkheid te geven om de registratie te schrappen indien de handelaar in diamant en/of synthetische diamant er zelf om verzoekt zonder de administratieve procedure voorzien in artikel 3 (schorsing) en artikel 4 (intrekking).
Artikel 13 § 2, 2°, a). Bij te het vaststellen van een binding dient er zeer zorgvuldig tewerk gegaan worden en dient er een overweging gemaakt te worden of de binding een effect heeft die niet strookt met de geest van dit koninklijk besluit. § 3, 1°. Er wordt verduidelijkt (verstrenging) wat er op het uittreksel strafregister moet vermeld worden. In het koninklijk besluit van 30 april 2004 wordt er enkel een bewijs van goed gedrag en zeden gevraagd zonder verdere specificaties. De Dienst van de FOD Economie kan zelf het strafregister raadplegen indien nodig. § 3, 2°. De vereiste beroepservaring wordt van 10 naar 5 jaar gebracht om meer potentiële kandidaten te kunnen aantrekken. De mindere beroepservaring kan opgevangen worden na de aanstelling, door bijkomende en gerichte opleidingen. § 4. De minister bevoegd voor Economie bepaalt per ministerieel besluit de organisatie van het wervingsexamen voor diamantdeskundigen. § 7. Deze paragraaf dient samen gelezen te worden met artikel 7, § 1, en waarborgt de onafhankelijkheid van en vermindert de fraudegevoeligheid van de diamantdeskundigen zoals ook opgenomen als aanbeveling in de risicoanalyse witwaspraktijken in de diamantsector.
De diamantdeskundigen werken onder instructie van de Dienst van de FOD Economie. De Private Stichting AWDC kan op geen enkele wijze tussenkomen in de werkzaamheden van de diamantdeskundigen zoals bedoeld in artikel 7, § 3.
Er wordt eveneens verwezen naar de deontologische code opgesteld door de Dienst van de FOD Economie na overleg met de Private Stichting AWDC. De diamantdeskundigen krijgen een opleiding rond integriteit (eveneens een aanbeveling uit de risicoanalyse). § 8. Er wordt een vormingstraject voorzien voor de beëdigde diamantdeskundigen met het oog op een meer permanente evaluatie. Om de drie jaar wordt een evaluatieproef georganiseerd om de beroepskennis en niveau van de diamantexperten te waarborgen. Dit is ook een aanbeveling uit de risicoanalyse witwaspraktijken in de diamantsector. § 9. In een aantal gevallen kan de erkenning van de diamantdeskundigen geschorst worden. Herhaaldelijk niet slagen voor de evaluatieproef of het niet volgen van het vormingsprogramma kan aanleiding geven tot een schrapping van de erkenning - herhaaldelijk betekent niet noodzakelijk twee opeenvolgende keren. § 11. Gezien de Private Stichting AWDC de werkgever is van de beëdigde deskundigen zijn de gemeenrechtelijke principes betreffende de arbeidsreglementering van toepassing. Indien de arbeidsovereenkomst met de Private Stichting AWDC zou stopgezet worden dan wordt de minister bevoegd voor Economie hiervan op de hoogte gebracht. Deze stopzetting heeft de schrapping van de beëdiging tot gevolg. § 12. Na de schrapping van de beëdiging kan de deskundige opnieuw erkend deskundige worden, maar dan dient deze de volledige erkenningsprocedure opnieuw door te lopen.
Artikel 14 Ter bevordering van de transparantie, wordt er aan de Private Stichting AWDC gevraagd een jaarverslag te bezorgen aan de minister bevoegd voor Economie.
Artikel 15 Dit artikel geeft verduidelijking omtrent de verantwoordelijke met betrekking tot het verwerken van de persoonsgegevens.
Artikel 16 Dit artikel geeft verduidelijking omtrent de bewaringstermijn met betrekking tot de persoonsgegevens.
Artikel 17 Bepaling om het koninklijk besluit van 30 april 2004, gewijzigd door het koninklijk besluit van 26 augustus 2010 op te heffen.
Artikel 18 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen.
Artikel 19 Uitvoering.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Financiën, A. DE CROO De Minister van Economie, N. MUYLLE
Raad van State, afdeling Wetgeving, Advies 64.906/1 van 7 januari 2019 over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende maatregelen betreffende het toezicht op de diamantsector' Op 6 december 2018 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Economie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende maatregelen betreffende het toezicht op de diamantsector'.
Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 27 december 2018. De kamer was samengesteld uit Jo BAERT, kamervoorzitter, Jeroen VAN NIEUWENHOVE en Peter SOURBRON, staatsraden, Jan VELAERS en Bruno PEETERS, assessoren, en Wim GEURTS, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Kristine Bams, eerste auditeur-afdelingshoofd.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jo BAERT, kamervoorzitter.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 7 januari 2019.
VOORAFGAANDE OPMERKINGEN 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan.2. Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken.Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van verordeningen noodzakelijk is.
STREKKING VAN HET ONTWERP 3. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe het toezicht op de diamantsector nader te regelen.De geldende regeling, opgenomen in het koninklijk besluit van 30 april 2004 `houdende maatregelen betreffende het toezicht op de diamantsector', wordt opgeheven bij artikel 17 van het ontwerp.
Met de nieuwe regeling wordt ingespeeld op de vaststellingen gedaan in het rapport van maart 2017 over een risicoanalyse die is uitgevoerd in opdracht van de minister van Economie.1 De bedoeling is om tot een meer efficiënte controle op de diamantsector te komen in het kader van de bestrijding van "misbruiken binnen de diamantsector" (zie artikel 1, 14°, van het ontwerp).
BEVOEGDHEID 4. De artikelen 2 tot 4 van het ontwerp hebben betrekking op de registratieplicht bedoeld in artikel 169, §§ 3 en 4, van de programmawet van 2 augustus 2002.De vraag rijst of deze registratieverplichting voor handelaars in diamant geen vestigingsvoorwaarde in de zin van artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 6°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 `tot hervorming der instellingen' is, waarvoor de gewesten bevoegd zijn.2 Dat artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 6°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 luidt: " § 1. De aangelegenheden bedoeld in artikel 39 van de Grondwet zijn: (...) VI. Wat de economie betreft: (...) 6° De vestigingsvoorwaarden, met uitzondering van de voorwaarden voor toegang tot gezondheidszorgberoepen en tot dienstverlenende intellectuele beroepen; (...)." In die bepaling houdt de term `vestigingsvoorwaarden' volgens de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof, onder meer de bevoegdheid in "om regels te stellen inzake de toegang tot bepaalde beroepen, algemene regels of bekwaamheidseisen te stellen in verband met de uitoefening van sommige beroepen en beroepstitels te beschermen".3 De federale overheid is bevoegd gebleven om de voorwaarden te bepalen voor de toegang tot gezondheidszorgberoepen en tot dienstverlenende intellectuele beroepen. De gewesten zijn bevoegd om de andere vestigingsvoorwaarden te bepalen.
In de parlementaire voorbereiding van de bijzondere wet van 6 januari 2014 `met betrekking tot de Zesde Staatshervorming' wordt ter omschrijving van "de dienstverlenende intellectuele beroepen" verwezen naar artikel 20 van de kaderwet van 3 augustus 2007 `betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen': "[Het gaat om] beroepen `waarvan de beoefenaars diensten verstrekken van hoofdzakelijk intellectuele aard en daarbij zowel handelen in het belang van de opdrachtgever als in het belang van de gemeenschap enerzijds en waarbij de beoefenaars beschikken over de nodige onafhankelijkheid om hun beroep uit te oefenen en om de verantwoordelijkheid op te nemen voor de beroepsdaden die ze stellen anderzijds'.
Thans worden zij gereglementeerd door een koninklijk besluit genomen krachtens de kaderwet van 3 augustus 2007 betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen. Zo wordt het beroep van vastgoedmakelaar gereglementeerd door het koninklijk besluit van 6 september 1993 tot bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van het beroep van vastgoedmakelaar, genomen ter uitvoering van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen.
Overeenkomstig artikel 16 van de kaderwet van 3 augustus 2007 worden bepaalde dienstverlenende intellectuele beroepen ook gereglementeerd door specifieke wetten. Deze wetten betreffen onder meer onder meer de notarissen, de bedrijfsrevisoren, de wisselagenten, de advocaten, de gerechtsdeurwaarders en de architecten."4 Artikel 169 van de programmawet van 2 augustus 2002 heeft betrekking op handelaars in diamanten. Die notie is als volgt verduidelijkt in de memorie van toelichting bij het voorontwerp dat tot die programmawet heeft geleid: " § 3. Het begrip `handelaar in diamanten' omvat de economische actoren (...) die in het kader van een professionele activiteit in de diamantsector actief zijn.
Registratie van handelaars in diamanten geschiedt op basis van het bewijs dat de naleving van de wettelijke formaliteiten inzake het oprichten van vennootschappen, de inschrijving in het handelsregister, de toegang tot het beroep voor niet EU-ingezetenen met name de beroepskaart en andere courante formaliteiten inzake de normale uitoefening van een handelsactiviteit werden vervuld." Het beroep van handelaar in diamanten dat met het om advies voorgelegde ontwerp wordt beoogd, beantwoordt niet aan de notie `dienstverlenend intellectueel beroep' zoals bedoeld in de bijzondere wet van 8 augustus 1980.
In de adviespraktijk van de afdeling Wetgeving is aanvaard dat de bevoegdheid die aan de gewesten is toegewezen om de vestigingsvoorwaarden te regelen met uitzondering van de voorwaarden voor toegang tot gezondheidszorgberoepen en tot dienstverlenende intellectuele beroepen, geen afbreuk doet aan de bevoegdheid van de federale overheid om te voorzien in opleidingsvereisten, erkenningsregelingen of vergunnings- of certificeringsstelsels in het kader van de uitoefening van haar eigen bevoegdheden.5 Dat betekent echter niet dat de federale overheid eender welke dergelijke regeling kan uitwerken zonder dat de gewestbevoegdheid inzake vestigingsvoorwaarden wordt betreden.
Nog afgezien van de vraag naar de verenigbaarheid van de registratieplicht met de vrijheid van vestiging gewaarborgd bij onder meer artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,6 dient het opleggen ervan, teneinde ze niet als een vestigingsvoorwaarde in de zin van artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 6°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 te zien, te gebeuren in het kader van het uitoefenen van een of meer duidelijk aanwijsbare federale materiële bevoegdheden.7 Bovendien moet aannemelijk kunnen worden gemaakt dat het invoeren van die verplichting noodzakelijk is in het kader van de uitoefening van die materiële bevoegdheid of bevoegdheden en dat die invoering geen onevenredige gevolgen heeft voor de bevoegdheid van de gewesten. Enkel indien al deze horden genomen kunnen worden, is de registratieverplichting te handhaven. In het andere geval moet ervan worden afgezien.
RECHTSGROND 5. Voor zover de ontworpen regeling binnen de bevoegdheden van de federale overheid kan worden gesitueerd, kan ervoor in beginsel rechtsgrond worden gevonden in artikel 169, §§ 2 en 4, van de programmawet van 2 augustus 2002.Krachtens artikel 169, § 2, bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de modaliteiten, regels, procedures en bevoegdheden die nodig zijn voor de toepassing van het in artikel 169, § 1, bedoelde toezicht.
Krachtens artikel 169, § 4, bepaalt de Koning de voorwaarden, procedures, regels en bevoegdheden voor de in artikel 169, § 3, bedoelde registratie die vereist is om het beroep van handelaar in diamanten te kunnen uitoefenen. 6. De artikelen 9 en 16, eerste lid, 3°, van het ontwerp hebben betrekking op particulieren (niet-handelaren).Voor deze categorie kan geen rechtsgrond worden ontleend aan artikel 169 van de programmawet van 2 augustus 2002.
Hetzelfde geldt voor de artikelen 10 en 16, eerste lid, 4°, van het ontwerp, in zoverre ze betrekking hebben op particulieren.
Tenzij een andere, deugdelijke rechtsgrondbepaling voorhanden is,8 dienen deze artikelen uit het ontwerp te worden weggelaten. 7. In het vierde lid van de aanhef wordt ook melding gemaakt van artikel 5 van de algemene wet inzake douane en accijnzen, gecoördineerd op 18 juli 1977.Dat artikel bevat een directe delegatie van de wetgever aan de minister van Financiën. Het is niet duidelijk hoe de Koning aan die bepaling rechtsgrond zou kunnen ontlenen voor het ontworpen besluit of voor een onderdeel ervan. 8. Andere opmerkingen in verband met de rechtsgrond worden gemaakt bij het onderzoek van de tekst. VORMVEREISTEN 9. Artikel 36, lid 4, van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 `betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)', gelezen in samenhang met artikel 57, lid 1, c), en overweging 96 van die verordening, voorziet in een verplichting om de toezichthoudende autoriteit, in dit geval de Gegevensbeschermingsautoriteit bedoeld in de wet van 3 december 2017 `tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit',9 te raadplegen bij het opstellen van een voorstel voor een door een nationaal parlement vast te stellen wetgevingsmaatregel, of een daarop gebaseerde regelgevingsmaatregel in verband met verwerking.Het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit moet bijgevolg nog worden ingewonnen vooraleer het ontwerp doorgang kan vinden.
Indien de aan de Raad van State voorgelegde tekst ten gevolge van het vervullen van dat vormvereiste nog wijzigingen zou ondergaan, moeten de gewijzigde of toegevoegde bepalingen, ter inachtneming van het voorschrift van artikel 3, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, aan de afdeling Wetgeving worden voorgelegd.
ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 10. De aanhef dient in overeenstemming te worden gebracht met wat hiervoor is opgemerkt over de rechtsgrond van het ontworpen besluit.11. Een regelgevingsimpactanalyse ontbreekt in het aan de Raad van State voorgelegde dossier, maar is naderhand door de gemachtigde bezorgd.Er zal melding van moeten worden gemaakt in de aanhef.
Artikel 1 12. In artikel 1, 16°, van het ontwerp wordt de term `kwalificatie' omschreven.Daarbij wordt verwezen naar een reeks HS-codes.10 In het verslag aan de Koning wordt gesteld dat dit een geharmoniseerd systeem is dat internationaal van toepassing is.
In het verleden heeft de Raad van State al herhaaldelijk gewezen op het probleem dat technische normen waarnaar wordt verwezen in wet- en regelgeving, niet in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt, dat ze niet in het Nederlands - en soms ook niet in het Frans - zijn gesteld of vertaald en dat ze in de regel enkel beschikbaar zouden zijn tegen een bepaalde vergoeding.
Het knelpunt van de ontbrekende bekendmaking van technische normen waarnaar in Belgische rechtsregels wordt verwezen, zou op een horizontale manier moeten worden onderzocht en opgelost. Mochten er voor het oplossen hiervan bijzondere redenen zijn om bij wet af te wijken van de gebruikelijke bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, dan zal erop moeten worden toegezien dat deze bekendmaking beantwoordt aan de essentiële randvoorwaarden op het gebied van toegankelijkheid en kenbaarheid van een officiële bekendmaking.11 Essentieel hierbij is de beschikbaarheid van Nederlandse en Franse versies van de betrokken normen. Daarnaast mag, indien voor het consulteren van de voornoemde normen een vergoeding wordt gevraagd, het bedrag ervan de toegankelijkheid van die normen niet op onevenredige wijze belemmeren.
Zolang er geen dergelijke wettelijke regeling is tot stand gekomen, wordt in de ontworpen regeling verwezen naar een norm die niet in overeenstemming met artikel 190 van de Grondwet is bekendgemaakt en die bijgevolg in beginsel niet tegenwerpbaar is.
Artikel 7 13. Artikel 7 van het ontwerp handelt over de controle die door de FOD Economie moet worden verricht naar aanleiding van een aangifte.In artikel 7, § 8, wordt bepaald dat, "[t]er uitvoering van dit artikel (...) de ministers bevoegd voor Economie en Financiën gezamenlijk verdere nadere regels en procedures [kunnen] bepalen".
Deze delegatie is te algemeen geformuleerd en komt haast neer op een herneming van de algemene uitvoeringsbevoegdheid, die enkel toekomt aan de Koning. Een delegatie aan een minister kan enkel betrekking hebben op bijkomstige of detailmatige aangelegenheden, wat impliceert dat de te delegeren aangelegenheden meer precies en exhaustief moeten worden opgesomd.
Artikel 14 14. De verwijzing in artikel 14, § 1, van het ontwerp naar artikel 16, § 2, is foutief, en dient te worden gecorrigeerd.15. Artikel 14, § 6, van het ontwerp stelt de formule vast van de eed die de deskundige bij zijn erkenning dient af te leggen. In artikel 192 van de Grondwet wordt bepaald dat van overheidswege geen eed kan worden opgelegd dan krachtens een wet. Daarvoor is derhalve een specifieke wettelijke rechtsgrond vereist; een algemene delegatiebepaling zoals vervat in artikel 169, §§ 2 of 4, van de programmawet van 2 augustus 2002 volstaat niet om erkende deskundigen tot het afleggen van een eed te verplichten.
Uit wat voorafgaat volgt dat artikel 14, § 6, uit het ontwerp dient te worden weggelaten.
Artikel 15 16. In artikel 15 van het ontwerp wordt bepaald dat de private stichting AWDC12 - die op basis van artikel 14, § 7, de werkgever is van de erkende deskundigen en dus een monopoliepositie bekleedt - jaarlijks een verslag dient op te stellen "over de uitvoering van de aan haar toegekende taken ter uitvoering van dit koninklijk besluit en de vergoedingen die het daarvoor vraagt". Wat die vergoedingen betreft, is niet duidelijk wat precies wordt bedoeld. In het verslag aan de Koning ontbreekt elke toelichting in dit verband. In de ontwerpversie van het koninklijk besluit die is meegedeeld aan de Europese Commissie in het kader van de richtlijn technische voorschriften, luidde artikel 15, eerste lid, als volgt: "Ter uitvoering van de aan de Private Stichting AWDC toegekende taken onder dit besluit mag de Private Stichting AWDC een vergoeding vragen aan de handelaren in diamant en/of synthetische diamant en andere personen die onder toepassing van dit besluit vallen."13 Redelijkerwijze kan ervan worden uitgegaan dat het gaat om vergoedingen die gevraagd worden van de handelaars in diamant. De afdeling Wetgeving ziet echter niet wat de rechtsgrond daarvoor is.14 Opdat de ontworpen bepaling kan worden behouden, zal eerst in een deugdelijke rechtsgrond voor de vergoedingsregeling moeten worden voorzien.
Artikel 16 17. Artikel 16 van het ontwerp dient te vervallen.De Koning vermag immers niet de wet, in dit geval artikel 170, § 1, van de programmawet van 2 augustus 2002, aan te vullen, ook niet om onduidelijkheden recht te zetten. Die laatste bepaling stelt strafbaar, de "inbreuken op het in artikel 169 van deze wet omschreven toezicht". Het staat aan de wetgever om deze kwalificatie te specificeren.15 De voorzitter, Jo BAERT De griffier, Wim GEURTS _______ Nota's 1. Risicoanalyse witwaspraktijken in de Belgische diamantsector.Een risicoanalyse in opdracht van de minister van Economie, Brussel, maart 2017. 2. De erkenningsregeling voor deskundigen in artikel 14 betreft een erkenningsregeling voor een taak van algemeen belang.Deze deskundigen behartigen een openbare dienst in de functionele betekenis van het woord. Hun erkenningsregeling vormt bijgevolg geen regeling inzake vestigingsvoorwaarden. 3. GwH 15 maart 2012, nr.45/2012, B.10.2. 4. Parl.St. Senaat 2012-13, nr. 5-2232/1, 90. Zie Ph. QUERTAINMONT, "Accès à la profession" in M. UYTTENDAELE en M. VERDUSSEN, Dictionnaire de la Sixième Réform e de l'Etat, Brussel, Larcier, 2015, 2-3 en 6-8 en H. SWENNEN, "De economische bevoegdheden: vestiging, prijsbeleid, handelshuur, toerisme en het Participatiefonds" in J. VELAERS, J. VANPRAET, Y. PEETERS en W. VANDENBRUWAENE (eds.), De zesde staatshervorming: instellingen, bevoegdheden en middelen, Antwerpen, Intersentia, 2014, 536. 5. Zie onder andere adv.RvS 57.300/1 van 21 april 2015 over een ontwerp dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 29 juni 2015 `tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen', adv.RvS 57.371/VR/3 van 15 juni 2015 over een ontwerp dat geleid heeft tot het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015 `tot wijziging van regelgeving met betrekking tot het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer en het verkeersveiligheidsbeleid, wat betreft bevoegdheden, overgedragen in het kader van de zesde staatshervorming', adv.RvS 59.018/2/AV van 19 april 2016 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen' en advies 61.347/VR/4 van 19 juni 2016 over een ontwerp dat geleid heeft tot de wet van 23 november 2017 `tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex', Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2616/001, 65. 6. De ontworpen regeling moet ook overeenstemmen met boek III ("Vrijheid van vestiging, dienstverlening en algemene verplichtingen van de ondernemingen") van het Wetboek van economisch recht.Zo bepaalt artikel III.13, § 1, 3°, van dat wetboek dat de uitoefening van een dienstenactiviteit niet afhankelijk mag worden gemaakt van de naleving van eisen die niet van aard zijn om het nagestreefde doel te verwezenlijken en die verder gaan dan wat nodig is om dit doel te bereiken. Als een belemmering van de vrijheid van vestiging al toelaatbaar is, dan mag die belemmering niet onevenredig zijn. Artikel 2, § 1, van het ontwerp lijkt echter voor een deel formaliteiten te bevatten waaraan reeds moet zijn voldaan door de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen, zodat de vraag kan worden gesteld naar het nut en de toegevoegde waarde ervan. Artikel 2, § 4, van het ontwerp bevat weliswaar een tempering: de handelaar "kan" vrijgesteld worden van het overmaken van een of meerdere stukken indien de FOD Economie er reeds over beschikt. Een algemene automatische uitzondering ontbreekt echter, ook al is duidelijk dat de overheid reeds over bepaalde informatie beschikt in het kader van een registratie in de Kruispuntbank der Ondernemingen. 7. Een dergelijke aanwijzing is niet voorhanden in de betrokken bepalingen van de programmawet van 2 augustus 2002.In artikel 1, 14°, van het ontwerp wordt dan wel een verband gelegd met witwassen en financiering van terrorisme, maar ook met "fraude en andere misbruiken binnen de diamantsector". Het bestrijden van fraude of misbruiken als zodanig is echter niet te beschouwen als een duidelijk aanwijsbare federale materiële bevoegdheid. 8. De algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning - in het derde lid van de aanhef wordt immers ook melding gemaakt van artikel 108 van de Grondwet -, gelezen in samenhang met artikel 169 van de programmawet van 2 augustus 2002, volstaat daartoe niet.9. De Commissie voor de persoonlijke levenssfeer is vanaf 25 mei 2018 opgevolgd door de Gegevensbeschermingsautoriteit (zie de artikelen 3 en 110 van de wet van 3 december 2017).De leden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer oefenen evenwel de taken en de bevoegdheden van de Gegevensbeschermingsautoriteit uit tussen 25 mei 2018 en de dag waarop de leden van het directiecomité van de gegevensbeschermingsautoriteit de eed afleggen en een verklaring ondertekenen dat er geen belangenconflicten zijn (artikel 114 van de wet van 3 december 2017). 10. Zie http://www.cybex.in/HS-Codes/Diamond-Cut-Worked-But-Mounted-Hs-Codes-71023910.aspx.
Deze codes zijn onder meer beschikbaar in het Engels en in het Frans. 11. Zie in dat verband overigens de gids bestemd voor regelgevende overheden, opgesteld door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, aangaande het verwijzen naar normen in technische regelgeving, beschikbaar op https://economie.fgov.be/nl/publicaties/verwijzen-naar-normen. 12.Antwerp World Diamond Centre, zie https://www.awdc.be. 13.Zie http://ec.europa.eu/growth/tools- databases/tris/en/index.cfm/search/?trisaction= search.detail&year=2018&num=387&dLang=NL. 14. Vergelijk met opmerking 2.2.2 van adv.RvS 35.523/1/V van 4 september 2003 over een ontwerp dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 30 april 2004. 15.Vergelijk met opmerking 17 van adv.RvS 35.523/1/V.
20 NOVEMBER 2019. - Koninklijk besluit houdende maatregelen betreffende het toezicht op de diamantsector FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Verordening (EG) nr. 2368/2002 van de Raad van 20 december 2002 tot uitvoering van de Kimberleyprocescertificering voor de internationale handel in ruwe diamant;
Gelet op Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie;
Gelet op Verordening (EU) nr. 679/2016 van het Europees Parlement en van de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);
Gelet op de Grondwet, artikel 108;
Gelet op de programmawet van 2 augustus 2002, artikel 169, §§ 1 en 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 2004 houdende maatregelen betreffende het toezicht op de diamantsector;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juli 2018;
Gelet op de mededeling aan de Europese Commissie, op 30 juli 2018, met toepassing van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2015/1535/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij;
Gelet op de regelgevingsimpactanalyse uitgevoerd op 21 december 2018 overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op advies 64.906/1 van de Raad van State, gegeven op 7 januari 2019 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit van 5 juni 2019;
Op de voordracht van de Minister van Financiën en de Minister van Economie, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° Verordening nr.2368/2002: de Verordening (EG) nr. 2368/2002 van de Raad van 20 december 2002 tot uitvoering van de Kimberleyprocescertificering voor de internationale handel in ruwe diamant; 2° Verordening nr.952/2013: Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie; 3° programmawet: de programmawet van 2 augustus 2002;4° wet van 18 september 2017: de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten;5° koninklijk besluit van 7 oktober 2013: het koninklijk besluit van 7 oktober 2013 tot goedkeuring van het reglement genomen in uitvoering van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme voor de handelaren in diamant geregistreerd onder toepassing van artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002;6° diamant: een mineraal dat in essentie bestaat uit koolstof dat is gekristalliseerd binnen het isometrische (kubische) kristalsysteem met een hardheid van 10 op de hardheidsschaal van Mohs, met een soortelijk gewicht van circa 3,52 en een lichtbrekings index van circa 2,42 dat is gevormd door de natuur.Dit omvat ongezette en geslepen diamant, ruwe diamant, industriediamant, boart, diamant poeder, voor zover deze niet uitsluitend voor eigen gebruik bestemd zijn; 7° synthetische diamant: een kunstmatig product dat in essentie dezelfde chemische samenstelling, kristalstructuur en fysische (inclusief optische) eigenschappen heeft als een diamant;8° diamantsector: de sector die alle handelaars omvat in diamant en/of synthetische diamant, voor zover deze niet uitsluitend voor eigen gebruik bestemd is;9° handelaar in diamant en/of synthetische diamant: de verscheidene actoren gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België die een commerciële activiteit uitoefenen met betrekking tot diamant en/of synthetische diamant, zowel in hoofd- als in bijberoep, met inbegrip van onder meer makelaars en producenten die gebruik maken van diamant en/of synthetische diamant bij het vervaardigen van toestellen, met uitzondering van de actoren die zich uitsluitend bezighouden met de verzekering en/of financiering van de diamanthandel;10° transacties van diamant en/of synthetische diamant: elke transactie van de handelaar in diamant en/of synthetische diamant in het kader van zijn handelsactiviteit;11° uiteindelijke begunstigde(n): de natuurlijke perso(o)n(en) die de uiteindelijke eigenaar is (zijn) van of zeggenschap heeft (hebben) over de handelaar in diamant en/of synthetische diamant, en/of de natuurlijke perso(o)n(en) voor wiens/wier rekening de handelaar in diamant en/of synthetische diamant optreedt, zoals verder omschreven in artikel 3, 27°, van de wet van 18 september 2017;12° Uniegoederen: goederen zoals gedefinieerd in artikel 5, 23°, van Verordening nr.952/2013; 13° Niet-Uniegoederen: goederen zoals gedefinieerd in artikel 5, 24°, van Verordening nr.952/2013; 14° toezicht op de diamantsector: alle instrumenten, maatregelen en procedures die witwassen, financiering van terrorisme, fraude en andere misbruiken binnen de diamantsector, zelfs preventief, kunnen helpen bestrijden in het kader van artikel 169, § 1, van de programmawet;15° erkende deskundigen: door de Dienst van de FOD Economie aangestelde en beëdigde deskundigen van de Private Stichting AWDC, overeenkomstig artikel 13;16° kwalificatie: indeling en omschrijving van diamant en synthetische diamant in de HS-codes 7102 1000, 7102 2100, 7102 2900, 7102 3100, 7102 3900, 7104 2000, 7104 9000 en 7105 1000;17° gewicht: massa uitgedrukt in karaat, of in het geval van de onderverdelingen 7104 en 7105, in gram;18° waarde: de transactiewaarde of, indien deze niet bepaald kan worden, de waarde van de goederen zoals bepaald in de overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene overeenkomst betreffende tarieven en handel (General Agreement on Tariffs and Trade - GATT) 1994 en in artikel 70 tot en met artikel 74 van Verordening nr.952/2013; 19° Dienst van de FOD Economie : de dienst van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie die belast is met het toezicht op de diamantsector zoals bedoeld in artikel 169, § 1, van de programmawet; 20° Douane: de Algemene administratie van de Douane en Accijnzen van de Federale Overheidsdienst Financiën;21° Private Stichting AWDC: de Private Stichting Antwerp World Diamond Centre, met maatschappelijke zetel in de Hoveniersstraat 22, 2018 Antwerpen; 22° Diamond Office: samenwerkingsverband tussen de Private Stichting AWDC, de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en de FOD Financiën - Algemene Administratie der Douane en Accijnzen, in de lokalen van de Private Stichting AWDC; 23° werkdagen: elke dag met uitzondering van zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen;24° de douaneaangifte : de handeling waarbij een persoon in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze het voornemen kenbaar maakt om goederen onder een bepaalde douaneregeling te plaatsen, in voorkomend geval met opgave van eventuele specifieke procedures die moeten worden toegepast;25° de aangifte: aangifte bij de Dienst van de FOD Economie.
Art. 2.§ 1. Elke handelaar in diamant en/of synthetische diamant gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België die transacties van diamant en/of synthetische diamant stelt en/of die een voorraad diamant en/of synthetische diamant aanlegt in de zin van dit koninklijk besluit dient zich eerst te registreren bij de Dienst van de FOD Economie.
Bij de registratie maakt de handelaar in diamant en/of synthetische diamant daarbij de volgende stukken over aan de Dienst van de FOD Economie: 1° bij de registratie van een zelfstandige-natuurlijke persoon in de hoedanigheid van handelaar in diamant en/of synthetische diamant: a) een vermelding van het Rijksregisternummer;b) een vermelding van het ondernemingsnummer toegekend door de Kruispuntbank van Ondernemingen;c) een uittreksel uit het strafregister van de aanvrager of een gelijkwaardig document uitgereikt door een bevoegde buitenlandse autoriteit, dat uiterlijk drie maanden oud is op het moment van de aanvraag;dit kan ook op verzoek van de Dienst van de FOD Economie later worden opgevraagd; d) een overzicht van de eerder uitgeoefende beroepsactiviteiten en een bewijs dat de aanvrager over beroepservaring in de diamantsector beschikt, zoals omschreven en vastgelegd door de Dienst van de FOD Economie;e) een deelnamecertificaat op naam van aanvrager aan een door de Dienst van de FOD Economie goedgekeurde antiwitwasopleiding waarbij de verplichtingen van handelaren in diamant en/of synthetische diamant worden toegelicht overeenkomstig het koninklijk besluit van 7 oktober 2013;2° bij de registratie van een rechtspersoon in de hoedanigheid van handelaar in diamant en/of synthetische diamant, zowel naar Belgisch recht als deze naar buitenlands recht: a) een vermelding van het Rijksregisternummer van alle zaakvoerders en/of bestuurders;b) een weergave van de aandeelhoudersstructuur van de rechtspersoon alsook de namen van de uiteindelijke begunstigden van de rechtspersoon;c) een vermelding van het ondernemingsnummer toegekend door de Kruispuntbank van Ondernemingen;d) ofwel een uittreksel van de oprichtingsakte uit het Belgisch Staatsblad of een kopie van deze akte, ingeval het een Belgische vestiging betreft, ofwel een uittreksel van de beslissing tot oprichting en de statuten van de buitenlandse rechtspersoon uit het Belgisch Staatsblad of een kopie van deze akten, indien het een Belgisch bijkantoor betreft;e) een uittreksel uit het strafregister of gelijkwaardig document van iedere bestuurder, permanente vertegenwoordiger van de rechtspersoon-bestuurder, zaakvoerder en elke bijzondere gemachtigde van de rechtspersoon alsook een uittreksel uit het strafregister van de rechtspersoon, uiterlijk drie maanden oud op het moment van de aanvraag door de aanvrager;dit kan ook op verzoek van de Dienst van de FOD later worden opgevraagd; f) een overzicht van de eerder uitgeoefende beroepsactiviteiten van ten minste één natuurlijke persoon die de werkzaamheden van de onderneming permanent en daadwerkelijk leidt en een bewijs dat deze persoon over beroepservaring in de diamantsector beschikt, zoals omschreven en vastgelegd door de Dienst van de FOD Economie;g) een deelnamecertificaat aan een door de Dienst van de FOD Economie goedgekeurde antiwitwasopleiding waarbij de verplichtingen van een handelaar in diamant en/of synthetische diamant worden toegelicht overeenkomstig het koninklijk besluit van 7 oktober 2013, op naam van ten minste één natuurlijke persoon die de werkzaamheden van de onderneming permanent en daadwerkelijk leidt;h) in geval een rechtspersoon het mandaat van bestuurder, zaakvoerder of lid van het directiecomité uitoefent in een andere rechtspersoon, legt de vaste vertegenwoordiger zijn identiteitsbewijs voor of vermelding van het Rijksregisternummer en het bewijs van zijn benoeming tot vaste vertegenwoordiger;i) indien geen enkele zaakvoerder van een Belgische rechtspersoon een permanente verblijfplaats heeft in het Koninkrijk België, geeft hij een volmacht aan een daartoe gemachtigd persoon die in het Koninkrijk België woont en die de zaakvoerders vertegenwoordigt.In dit geval legt deze laatste zijn identiteitsbewijs voor of vermelding van het Rijksregisternummer en het bewijs van volmacht, ondertekend door beide partijen. § 2. Elke wijziging aan de stukken vermeld in paragraaf 1 wordt onverwijld en uiterlijk binnen een periode van drie maanden na de wijziging meegedeeld aan de Dienst van de FOD Economie.
Om de drie jaar dient de handelaar in diamant en/of synthetische diamant nieuwe versies in van de stukken bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 1° en 2° in bij de Dienst van de FOD Economie. § 3. Elke handelaar in diamant en/of synthetische diamant die gevestigd is op het grondgebied van de Europese Unie en die via het Koninkrijk België diamanten en/of synthetische diamanten in het vrije verkeer wil brengen of uitvoeren uit de Europese Unie, levert eveneens het bewijs dat hij alle formaliteiten heeft vervuld, vastgesteld door de EU-lidstaat waaronder hij ressorteert, om het beroep van handelaar in diamant en/of synthetische diamant uit te oefenen, zodat de Dienst van de FOD Economie de controles in het kader van Verordening nr. 2368/2002 kan uitvoeren. § 4. De handelaar in diamant en/of synthetische diamant kan vrijgesteld worden van het overmaken van een of meerdere stukken zoals omschreven in de paragrafen 1 en 2 indien de Dienst van de FOD Economie reeds over het desbetreffende stuk of de desbetreffende stukken beschikt. § 5. Indien de Dienst van de FOD Economie overgaat tot registratie, ontvangt de geregistreerde handelaar in diamant en/of synthetische diamant van de Dienst van de FOD Economie een schriftelijke bevestiging van zijn registratie en zijn registratienummer. § 6. De geregistreerde handelaar in diamant en/of synthetische diamant maakt bij de Dienst van de FOD Economie melding van de organisatie waar hij desgevallend lid van is en die instaat voor een systeem van garanties en zelfregulering van de bedrijfstak en als dusdanig erkend wordt overeenkomstig artikel 17 van Verordening nr. 2368/2002.
Wijzigingen aan het lidmaatschap van een organisatie worden eveneens gemeld bij de Dienst van de FOD Economie. § 7. De Dienst van de FOD Economie legt na registratie doorlopende waakzaamheid aan de dag, in het bijzonder met het oog op toepassing van de artikelen 3 en 4. § 8. De registratie kan worden geweigerd in een van de volgende gevallen: 1° (een) stuk(ken) vermeld in paragraaf 1 wordt (worden) niet overgemaakt;2° er is sprake van een strafrechtelijke veroordeling van de zelfstandige handelaar in diamant en/of synthetische diamant bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, de rechtspersoon-handelaar in diamant en/of synthetische diamant bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 2° of de zaakvoerder(s), bestuurder(s), uiteindelijke begunstigde(n) van deze rechtspersoon, zowel in binnen- of buitenland, die verband houdt met de professionele activiteit van handelaar in diamant en/of synthetische diamant;3° een andere reden bestaat die de betrouwbaarheid van de handelaar in diamant en/of synthetische diamant ernstig in het gedrang brengt. Met het oog op het al dan niet weigeren van de registratie, kan de Dienst van de FOD Economie steeds om bijkomende verduidelijking vragen met betrekking tot de voorgelegde stukken.
Ingeval de Dienst van de FOD Economie besluit de registratie te weigeren, dan neemt deze hiertoe een met redenen omklede beslissing met identificatie van de vastgestelde feiten en de grond(en) tot weigering.
De betrokken handelaar in diamant en/of synthetische diamant wordt bij aangetekende zending met bericht van ontvangst in kennis gesteld van de beslissing tot weigering.
Indien een registratie wordt geweigerd, kan de betrokken handelaar in diamant en/of synthetische diamant pas na verloop van zes maanden te rekenen vanaf de datum van de weigeringsbeslissing een nieuwe aanvraag tot registratie indienen.
Art. 3.§ 1. De registratie kan door de minister bevoegd voor Economie worden geschorst in een van de volgende gevallen: 1° er wordt niet (meer) voldaan aan een van de in artikel 2, § 1 gestelde voorwaarden;2° er een strafrechtelijke veroordeling is van de zelfstandige handelaar in diamant en/of synthetische diamant bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid;3° er gegronde redenen zijn om te vermoeden dat in hoofde van de zelfstandige handelaar in diamant en/of synthetische diamant bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid, strafbare feiten worden of werden gepleegd, dan wel dat gepoogd wordt of werd om strafbare feiten te plegen, in hun hoedanigheid als, of gerelateerd aan hun activiteit van zelfstandige handelaar in diamant en/of synthetische diamant bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid. § 2. Met het oog op het al dan niet schorsen van de registratie, kan de Dienst van de FOD Economie steeds om bijkomende informatie verzoeken met betrekking tot de in paragraaf 1 bedoelde bepalingen. § 3. In geval de Dienst van de FOD Economie van oordeel is dat de registratie van de handelaar in diamanten/of synthetische diamant geschorst dient te worden, stelt deze bij aangetekende zending met bericht van ontvangst, de betrokken handelaar in diamant en/of synthetische diamant in kennis van het feit dat de schorsing van de registratie overwogen wordt. Deze aangetekende zending vermeldt volgende elementen: 1° de vastgestelde feiten;2° de mogelijkheid om inzage te vragen in zijn dossier;3° het recht om zich te laten bijstaan door een raadsman naar keuze;4° het recht om binnen een termijn van dertig werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de in dit lid bedoelde aangetekende zending, bij een aangetekende zending gericht aan de Dienst van de FOD Economie zijn verweermiddelen mee te delen;5° binnen dezelfde termijn en op dezelfde wijze, het recht om te vragen om gehoord te worden door de Dienst van de FOD Economie, eventueel bijgestaan door een raadsman naar keuze. § 4. De Dienst van de FOD Economie stelt, desgevallend na kennisname van de verweermiddelen en het horen van de betrokkene en/of zijn raadsman, voor de minister bevoegd voor Economie een gemotiveerd advies op. § 5. De beslissing tot schorsing omvat inzonderheid de volgende elementen: 1° de rechtsgrond van de beslissing;2° de opgave van de feiten;3° de overwegingen die feitelijk en rechtens aan de basis liggen van de beslissing, enerzijds als antwoord op de ingediende verweermiddelen en anderzijds als motivering voor het schorsen van de registratie;4° de begindatum en de duur van de schorsing en de omstandigheden die in acht werden genomen bij het bepalen van de omvang van deze termijn. Deze beslissing wordt genomen binnen zestig werkdagen, na de datum van ontvangst door de betrokken handelaar in diamant en/of synthetische diamant van de aangetekende zending uitgaande van de Dienst van de FOD Economie waarbij de mogelijkheid tot schorsing werd meegedeeld. § 6. De betrokken handelaar in diamant en/of synthetische diamant wordt bij een aangetekende zending met bericht van ontvangst in kennis gesteld van de beslissing tot schorsing.
Tijdens de duur van de schorsing van de registratie mag de betrokken handelaar in diamant en/of synthetische diamant geen enkele transactie van diamant en/of synthetische diamant meer stellen in de zin van dit koninklijk besluit. § 7. Een schorsing heeft een maximale duur van zes maanden, waarbij deze termijn eenmalig verlengbaar is voor maximaal zes maanden.
Ingeval van verlenging neemt de minister bevoegd voor Economie een nieuwe beslissing overeenkomstig paragraaf 5, op gemotiveerd advies van de Dienst van de FOD Economie waarbij deze de betrokkene eerst in kennis stelt en de mogelijkheid biedt zijn verweermiddelen mee te delen en gehoord te worden overeenkomstig paragraaf 3.
Deze beslissing wordt genomen voor het verstrijken van de eerste schorsingsperiode.
De betrokken handelaar in diamant en/of synthetische diamant wordt bij een aangetekende zending met bericht van ontvangst in kennis gesteld van de beslissing tot verlenging van de schorsing. § 8. Een beslissing tot schorsing kan desgevallend gevolgd worden door een beslissing tot intrekking van de registratie overeenkomstig artikel 4.
Art. 4.§ 1. De registratie kan door de minister bevoegd voor Economie worden ingetrokken in een van de volgende gevallen: 1° er wordt niet (meer) voldaan aan een van de in artikel 2, § 1 gestelde voorwaarden;2° er is sprake van een strafrechtelijke veroordeling van de zelfstandige handelaar in diamant en/of synthetische diamant bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid, 1°, de rechtspersoon-handelaar in diamant en/of synthetische diamant bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid, 2° of de zaakvoerder(s), bestuurder(s), uiteindelijke begunstigde(n) van deze rechtspersoon, zowel in binnen- of buitenland die verband houdt met de professionele activiteit van handelaar in diamant en/of synthetische diamant;3° een andere reden bestaat die de betrouwbaarheid van de handelaar in diamant en/of synthetische diamant ernstig in het gedrang brengt. § 2. Met het oog op het al dan niet intrekken van de registratie, kan de Dienst van de FOD Economie steeds om bijkomende informatie verzoeken met betrekking tot de in paragraaf 1 vermelde bepalingen. § 3. Ingeval de Dienst van de FOD Economie van oordeel is dat de registratie van de handelaar in diamant/of synthetische diamant dient ingetrokken te worden, stelt deze bij aangetekende zending met bericht van ontvangst, de betrokken handelaar in diamant en/of synthetische diamant in kennis van het feit dat de intrekking van de registratie overwogen wordt. Deze aangetekende zending vermeldt volgende elementen: 1° de vastgestelde feiten;2° de mogelijkheid om inzage te vragen in zijn dossier;3° het recht om zich te laten bijstaan door een raadsman naar keuze;4° het recht om binnen een termijn van dertig werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de in dit lid omschreven aangetekende zending, bij aangetekende zending gericht aan de Dienst van de FOD Economie zijn verweermiddelen mee te delen;5° binnen dezelfde termijn en op dezelfde wijze, het recht om te vragen om gehoord te worden door de Dienst van de FOD Economie, eventueel bijgestaan door een raadsman naar keuze. § 4. De Dienst van de FOD Economie stelt, desgevallend na kennisname van de verweermiddelen en het horen van de betrokkene en/of zijn raadsman, voor de minister bevoegd voor Economie een gemotiveerd advies op. § 5. De beslissing tot intrekking omvat inzonderheid de volgende elementen: 1° de rechtsgrond van de beslissing;2° de opgave van de feiten;3° de overwegingen die feitelijk en rechtens aan de basis liggen van de beslissing, enerzijds als antwoord op de ingediende verweermiddelen en anderzijds als motivering voor het intrekken van de registratie;4° de datum waarop de intrekking uitwerking heeft. Deze beslissing wordt genomen binnen zestig werkdagen, na de datum van ontvangst door de betrokken handelaar in diamant en/of synthetische diamant van de aangetekende zending uitgaande van de Dienst van de FOD Economie waarbij de mogelijkheid tot intrekking werd meegedeeld. § 6. De betrokken handelaar in diamant en/of synthetische diamant wordt bij aangetekende zending met bericht van ontvangst in kennis gesteld van de beslissing tot intrekking.
Vanaf de datum van intrekking van de registratie mag de betrokken handelaar in diamant en/of synthetische diamant geen enkele transactie van diamant en/of synthetische diamant meer stellen in de zin van dit koninklijk besluit. § 7. Indien een registratie wordt ingetrokken, kan de betrokken handelaar in diamant en/of synthetische diamant pas na verloop van zes maanden te rekenen vanaf de datum van intrekking een nieuwe aanvraag tot registratie indienen overeenkomstig artikel 2.
Art. 5.§ 1. Iedere handelaar in diamant en/of synthetische diamant omschrijft het betrokken goed op duidelijke en ondubbelzinnige wijze.
Enige misleidende of bedrieglijke verklaring, weergave of illustratie met betrekking tot oorsprong, samenstelling, productie of staat van de diamant dan wel synthetische diamant is verboden. § 2. Ingeval van een synthetische diamant omschrijft de handelaar in diamant en/of synthetische diamant deze door de uitdrukking "synthetisch", "in laboratorium gecreëerde" of "in laboratorium vervaardigde" diamant te gebruiken. Andere omschrijvingen of afkortingen zijn verboden.
De aanduiding "diamant" zonder verdere specificatie betekent altijd diamant van natuurlijke oorsprong.
Art. 6.§ 1. Met het oog op het waarborgen en versterken van het toezicht op de diamantsector doet iedere handelaar in diamant en/of synthetische diamant bij het in het vrije verkeer brengen van niet-Uniegoederen en bij de uitvoer van Uniegoederen bij de Dienst van de FOD Economie aangifte van gewicht, waarde, kwalificatie en gedocumenteerde oorsprong of herkomst van de in het vrije verkeer gebrachte of uit te voeren diamant(en) en/of synthetische diamant(en).
Deze aangifte bevat de gegevens die toelaten om het nazicht bedoeld in artikel 7 uit te voeren. Tevens wordt door de handelaar in diamant en/of synthetische diamant de aard van de transactie aangegeven. § 2. Deze aangifte geschiedt in de lokalen van Diamond Office. § 3. Ingeval van transacties van diamant en/of synthetische diamant met landen buiten de Europese Unie geschiedt de douaneaangifte voor zover deze laatste in het Koninkrijk België gebeurt, in het douanekantoor in Diamond Office.
Bij het in het vrije verkeer brengen van niet-Uniegoederen in het geval van ruwe diamant, staat de Dienst van de FOD Economie in voor de controle bedoeld in artikel 4 van de Verordening nr. 2368/2002 met het oog op de douaneaangifte.
Bij het in het vrije verkeer brengen van niet-Uniegoederen gebeurt de douaneaangifte voorafgaand aan de aangifte bij de Dienst van de FOD Economie. Bij de uitvoer van Uniegoederen gebeurt de douaneaangifte na de aangifte bij de Dienst van de FOD Economie. § 4. In geval van transacties van diamant en/of synthetische diamant met lidstaten van de Europese Unie kan iedere handelaar in diamant en/of synthetische diamant een aangifte doen bij de Dienst van de FOD Economie overeenkomstig de paragrafen 1 en 2.
Art. 7.§ 1. Bij de aangifte gaat de Dienst van de FOD Economie over tot een nazicht van de aangegeven diamanten en/of synthetische diamanten en de documenten ter staving van de aangifte.
De Dienst van de FOD Economie wordt hierbij bijgestaan door erkende deskundigen zoals bedoeld in artikel 13, die hun taak verrichten onder instructie en de controle van de Dienst van de FOD Economie. In het bijzonder nemen de erkende deskundigen de mondelinge en schriftelijke werkinstructies uitgevaardigd door de Dienst van de FOD Economie in acht.
De erkende deskundigen kunnen door de Dienst van de FOD Economie ook ter beschikking gesteld worden aan de ambtenaren van de Douane voor de uitvoering van werkzaamheden die onder hun bevoegdheid vallen. § 2. Iedere zending wordt gecontroleerd op aanwezigheid van diamant(en) en/of synthetische diamant(en).
De aangegeven diamanten en/of synthetische diamanten worden per zending gericht gecontroleerd. Indien de aangegeven diamanten en/of synthetische diamanten verpakt zijn in verscheidene pakken, wordt per pak gericht gecontroleerd. Indien een zending of een pak bestaat uit verscheidene loten, wordt nagegaan of alle loten aanwezig zijn in de zending of het pak. De Dienst van de FOD Economie hanteert hierbij een risico gebaseerde benadering.
De Dienst van de FOD Economie staat in voor de toewijzing van de zendingen aan de erkende deskundigen. De toewijzing gebeurt aselect. § 3. De erkende deskundigen verrichten een fysieke inspectie van de diamanten en/of synthetische diamanten en controleren daarbij waarde, gewicht en kwalificatie, aan de hand van handelsdocumenten die worden voorgelegd ter staving van de aangifte, en desgevallend de gedocumenteerde oorsprong of herkomst van de in- of uitgevoerde diamanten overeenkomstig artikel 3 van Verordening nr. 2368/2002. Zij hanteren hierbij een risico gebaseerde benadering op aangeven van Dienst van de FOD Economie.
Tevens inspecteren de erkende deskundigen de verzegeling bij het in het vrije verkeer brengen van niet-Uniegoederen. Bij uitvoer staan de deskundigen in voor de verzegeling na de fysieke inspectie. § 4. Na de fysieke inspectie worden de door de erkende deskundigen gevalideerde aangiftes voorgelegd aan de Dienst van de FOD Economie.
De Dienst van de FOD Economie kan steeds de opdracht geven een of meerdere nieuwe fysieke inspectie(s) te verrichten of rechtzettingen uitvoeren of laten uitvoeren. § 5. De fysieke inspectie vindt plaats in de lokalen van Diamond Office. De door de Private Stichting AWDC ter beschikking gestelde lokalen en materialen laten aan de Dienst van de FOD Economie en de erkende deskundigen toe hun taken te vervullen in optimale omstandigheden inzake efficiëntie, deskundigheid, discretie, veiligheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. § 6. Enkel de personen die betrokken zijn bij de fysieke inspectie worden toegelaten tot de lokalen van Diamond Office waar deze inspectie verricht wordt. Indien de erkende deskundigen bijstand verlenen in het kader van een fysieke verificatie van een douaneaangifte, zijn de ambtenaren van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen betrokken personen.
Eenieder aanwezig in de lokalen van Diamond Office leeft het daar uitgevaardigde en geldende reglement van inwendige orde na. § 7. Bij het uitvoeren van hun taken zijn de erkende deskundigen en de douanevertegenwoordiger van de importeur of exporteur tot geheimhouding verplicht van de individuele gegevens uit de aangiften zoals bedoeld in artikel 6, §§ 1 en 4, die zij uit hoofde van hun beroepsactiviteit vernemen. Uitsluitend de Dienst van de FOD Economie heeft toegang tot de gegevens die de erkende deskundigen en de douanevertegenwoordiger van de importeur of exporteur uit hoofde van hun beroepsactiviteit vernemen. Marco-economische gegevens kunnen uitsluitend ter beschikking gesteld worden aan de Private Stichting AWDC, aan andere overheidsdiensten en aan de Nationale Bank van België.
Art. 8.§ 1. Indien de erkende deskundigen bij het verrichten van hun taak zoals bepaald in artikel 7, § 3 onregelmatigheden en/of afwijkingen vaststellen, dan stellen zij hiervan een schriftelijk verslag op en melden ze dit onmiddellijk aan de Dienst van de FOD Economie.
In het schriftelijk verslag wordt de vastgestelde onregelmatigheid/afwijking gedetailleerd omschreven en aangegeven op welk(e) aspect(en) deze betrekking heeft: waarde, gewicht, kwalificatie, en desgevallend de gedocumenteerde oorsprong of herkomst overeenkomstig artikel 3 van Verordening nr. 2368/2002.
Een vastgestelde onregelmatigheid en/of afwijking kan, leiden tot een weigering van de aangifte of een rechtzetting van de aangifte bij de Dienst van de FOD Economie. § 2. Indien de vastgestelde onregelmatigheden en/of afwijkingen gevolgen hebben voor de douaneaangifte, wordt dit meegedeeld aan de ambtenaren van de Douane, die daar het gepaste gevolg aan geven overeenkomstig de geldende regelgeving inzake douane en accijnzen. § 3. Indien de erkende deskundigen, buiten de gevallen bedoeld in paragraaf 1, een voorbehoud maken op de aangeven waarde van de diamanten en/of synthetische diamanten, melden deze dit aan de Dienst van de FOD Economie. De erkende deskundigen geven daarbij schriftelijk aan wat de specifieke reden is voor hun voorbehoud.
De Dienst van de FOD Economie gaat daarbij over tot een onderzoek, waarbij de handelaar in diamant en/of synthetische diamant de mogelijkheid krijgt zijn aangifte te staven. Op basis van deze stavingselementen en de uitkomst van het onderzoek kan de Dienst van de FOD Economie het gestelde voorbehoud opheffen.
De Dienst van de FOD Economie informeert de ambtenaren van Douane alsook de douane-vertegenwoordiger van de importeur en de exporteur over het gemaakte voorbehoud, het onderzoek dat gevoerd werd en de uiteindelijke beslissing. De Dienst van de FOD Economie hanteert een risico gebaseerde benadering om deze dossiers te melden aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI). § 4. De Dienst van de FOD Economie kan in de gevallen bedoeld in de paragrafen 1 en 3 steeds de opdracht geven aan dezelfde of (een) andere erkende deskundige(n) om een of meerdere nieuwe en/of bijkomende inspectie(s) te verrichten. § 5. Indien buiten de gevallen bedoeld in de paragrafen 1, 2 en 3, andere onregelmatigheden worden vastgesteld of vernomen door de Dienst van de FOD Economie, de ambtenaren van de Douane of de douanevertegenwoordiger van de importeur of exporteur, worden deze steeds door de vaststellende of vernemende persoon en/of dienst gemeld aan de Dienst van de FOD Economie en/of de ambtenaren van de Douane wanneer de vastgestelde onregelmatigheid betrekking heeft op (een) aspect(en) die onder de bevoegdheid vallen van hun respectievelijke diensten.
Art. 9.§ 1. Iedere handelaar in diamant en/of synthetische diamant en al wie gewoonlijk, in welke hoedanigheid ook, over een voorraad diamant en/of synthetische diamant beschikt, doet jaarlijks bij de Dienst van de FOD Economie aangifte van de waarde, het gewicht en de kwalificatie van de hoeveelheden diamant en/of synthetische diamant die hij op 31 december in zijn bezit en/of toevertrouwd heeft aan makelaars of werknemers op maakloon.
Tevens wordt aangifte gedaan van de beginvoorraad, de aankopen in het Koninkrijk België, de binnengebrachte diamanten en/of synthetische diamanten in het Koninkrijk België, de bewerking zowel in het Koninkrijk België als in het buitenland, de verkopen in het Koninkrijk België en de buiten gebrachte diamanten en/of synthetische diamanten uit het Koninkrijk België. Ingeval diamanten en/of synthetische diamanten binnen of buiten het Koninkrijk België worden gebracht, wordt ook de aard van de transactie aangegeven. § 2. De aangifte is verplicht, zelfs wanneer deze voorraad nul is, indien de betrokkene zich in de loop van het voorbije jaar met diamant en/of synthetische diamant heeft bezig gehouden of indien hij, in welke hoedanigheid ook, gewoonlijk een voorraad diamant en/of synthetische diamant heeft gehouden. § 3. Voor toepassing van paragraaf 1 wordt met "waarde" bedoeld de waarde zoals weergegeven in de boekhouding van de aangever.
Art. 10.Al wie: 1° het beroep van diamantslijper voor eigen rekening uitoefent;2° diamant en/of synthetische diamant krachtens een maakloonovereenkomst aan anderen te slijpen geeft;3° krachtens zodanige overeenkomsten voor rekening van anderen slijpt, of 4° deze bezigheden verenigt, geeft het totaal van deze bewerkingen in België en in het buitenland aan in de aangifte van de voorraad bedoeld in artikel 9.
Art. 11.§ 1. De minister bevoegd voor Economie bepaalt het model van het formulier dat gebruikt wordt bij de aangifte van de voorraad voorgeschreven in de artikelen 9 en 10. § 2. De in de artikelen 9 en 10 voorgeschreven aangifte wordt uiterlijk eind maart bij de Dienst van de FOD Economie ingediend.
Indien de boekhouding afgesloten wordt op een andere datum dan 31 december, wordt de aangifte van de voorraad ingediend uiterlijk op het einde van de derde maand volgend op de datum van het afsluiten van het boekjaar. § 3. De Dienst van de FOD Economie kan op grond van een risico gebaseerde benadering de gegevens vermeld in de aangifte van de voorraad controleren. Indien onregelmatigheden worden vastgesteld in de verstrekte gegevens, kan de registratie geschorst en/of ingetrokken worden overeenkomstig de artikelen 3 en 4.
Art. 12.Indien de handelaar in diamant en/of synthetische diamant nalaat de jaarlijkse aangifte van de voorraad voorgeschreven in de artikelen 9 en 10 in te dienen, stuurt de Dienst van de FOD Economie een aangetekende zending in oktober van het daaropvolgende jaar met de vraag of de activiteiten zijn stopgezet.
Bij beslissing die met aangetekende zending met ontvangstbewijs ter kennis wordt gebracht, schrapt de Dienst van de FOD Economie de registratie van de handelaar in diamant en/of synthetische diamant die: 1° meedeelt zijn activiteiten te hebben stopgezet;2° geen antwoord geeft uiterlijk binnen een maand te rekenen vanaf de dag dat de in het eerste lid vermelde aangetekende zending is aangeboden. De minister bevoegd voor Economie kan verdere modaliteiten bepalen voor de ambtshalve schrapping.
Art. 13.§ 1. Enkel de deskundigen die erkend en werkzaam zijn overeenkomstig deze bepaling mogen de taken verrichten zoals bedoeld in artikel 7. § 2. Om als deskundige erkend te kunnen worden, dient de kandidaat: 1° geslaagd te zijn voor een bekwaamheidsproef;2° een verklaring voor te leggen waaruit zijn onafhankelijkheid blijkt.In het bijzonder geeft de verklaring aan: a) dat de kandidaat geen binding heeft met natuurlijke personen en rechtspersonen die beroepshalve onderworpen zijn aan de aangifteplicht voorgeschreven in artikel 6 § 1, en/of vallen onder de bepalingen van artikel 6, § 4, en evenmin aan zodanige personen zijn diensten regelmatig aanbiedt;b) de beroepsbezigheden van zijn ouders, echtgeno(o)t(e), wettelijk samenwonende(n) en kinderen mee te delen indien ze diamant gerelateerd zijn. § 3. Om toegelaten te worden tot de bekwaamheidsproef bedoeld in paragraaf 2, 1° legt de kandidaat de volgende stukken voor: 1° een uittreksel uit het strafregister van maximaal drie maanden oud, waaruit blijkt dat de kandidaat in de tien jaar voorafgaand aan de datum van het uittreksel niet veroordeeld is tot een criminele of correctionele hoofdstraf;2° bewijs van een veelzijdige en relevante beroepservaring in de diamantsector van ten minste vijf jaar;3° een attest, afgeleverd door een oogarts, van maximaal drie maanden oud waaruit blijkt dat de kandidaat beschikt over het gezichtsvermogen om de taken van erkend deskundige degelijk uit te oefenen. § 4. De minister bevoegd voor Economie bepaalt de organisatie, de aankondiging, het programma, de onderdelen en het verloop van de bekwaamheidsproef bedoeld in paragraaf 2, 1°, evenals de samenstelling en werkwijze van de examencommissie. § 5. De minister bevoegd voor Economie erkent de deskundige, op advies van de Interministeriële Economische Commissie, onder de geslaagden van de bekwaamheidsproef bedoeld in paragraaf 2, 1°. § 6. Bij zijn erkenning ondertekent de deskundige de deontologisch code zoals bedoeld in paragraaf 7, derde lid. § 7. De erkende deskundigen verrichten hun taken op onafhankelijke en onpartijdige wijze.
De private stichting AWDC is de werkgever van de erkende deskundigen.
De Dienst van de FOD Economie stelt, na overleg met de Private Stichting AWDC, een deontologische code op, die de erkende deskundigen dienen na te leven. § 8. De erkende deskundigen dienen op jaarlijkse basis een vormingsprogramma te volgen, met het oog op bijscholing en specialisatie.
Om de drie jaar vindt een evaluatieproef plaats om de bekwaamheid van de erkende deskundigen te evalueren.
De minister bevoegd voor Economie staat in voor de uitvoering van deze paragraaf en bepaalt in het bijzonder de nadere regels van het vormingsprogramma en de organisatie, het programma, de onderdelen en het verloop van de evaluatieproef en evenals de samenstelling en werkwijze van de examencommissie. § 9. De erkenning van deskundigen kan worden geschorst in een van de volgende gevallen: 1° het niet slagen voor een evaluatieproef zoals bedoeld in paragraaf 8, tweede lid;2° het niet volgen van het vormingsprogramma zoals bedoeld in paragraaf 8, eerste lid;3° het niet naleven van de principes waarnaar verwezen wordt in paragraaf 7;4° het niet eerbiedigen van de instructies en de controle van de Dienst van de FOD Economie overeenkomstig artikel 7, § 1, tweede lid. Ingeval een schorsing overwogen wordt, stelt de Dienst van de FOD Economie bij aangetekende zending met bericht van ontvangst, de erkende deskundige hiervan in kennis. Deze aangetekende zending vermeldt de volgende elementen: 1° de vastgestelde feiten;2° de mogelijkheid om inzage te vragen in zijn dossier;3° het recht om zich te laten bijstaan door een raadsman naar keuze;4° het recht om binnen een termijn van twintig werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de in dit lid omschreven aangetekende zending, bij aangetekende zending gericht aan de Dienst van de FOD Economie zijn verweermiddelen mee te delen;5° binnen dezelfde termijn en op dezelfde wijze, het recht om te vragen om gehoord te worden door de Dienst van de FOD Economie, eventueel bijgestaan door een raadsman naar keuze. De Dienst van de FOD Economie stelt, desgevallend na kennisname van de verweermiddelen en het horen van de erkende deskundige en/of zijn raadsman, voor de minister bevoegd voor Economie een gemotiveerd advies op. Daarbij kan de Dienst van de FOD Economie ook voorstellen om, al dan niet samen met een schorsing, een bijsturingstraject op te leggen aan de erkende deskundige.
Ingeval de minister bevoegd voor Economie besluit tot schorsing en/of het opleggen van een bijsturingstraject, dan neemt deze hiertoe een met redenen omklede beslissing. Deze beslissing omvat inzonderheid de volgende elementen: 1° de rechtsgrond van de beslissing;2° de opgave van de feiten;3° de overwegingen die feitelijk en rechtens aan de basis liggen van de beslissing, enerzijds als antwoord op de ingediende verweermiddelen en anderzijds als motivering voor het desgevallend schorsen van de erkenning en/of het opleggen van het bijsturingstraject;4° de duur van de schorsing en/of de inhoud en vereisten van het bijsturingstraject. Deze beslissing wordt genomen binnen veertig werkdagen, na de datum van kennisname door de erkende deskundige van de aangetekende zending uitgaande van de Dienst van de FOD Economie waarbij de mogelijkheid tot schorsing werd meegedeeld.
De deskundige wordt bij aangetekende zending met bericht van ontvangst in kennis gesteld van de beslissing. Deze beslissing heeft gevolgen vanaf de datum van kennisname van deze aangetekende zending. § 10. De erkenning van deskundigen kan worden ingetrokken in een van de volgende gevallen: 1° het herhaaldelijk niet slagen voor de evaluatieproef zoals bedoeld in paragraaf 8, tweede lid;2° het herhaaldelijk niet volgen van het vormingsprogramma zoals bedoeld in paragraaf 8, eerste lid;3° het herhaaldelijk en/of op grove wijze niet naleven van de principes waarnaar verwezen wordt in paragraaf 7;4° het herhaaldelijk en/of op grove wijze niet eerbiedigen van de instructies en de controle van de Dienst van de FOD Economie overeenkomstig artikel 7, § 1, tweede lid;5° het niet volgen of naleven van het bijsturingstraject vooropgesteld in paragraaf 9, derde lid;6° een combinatie van 1° tot en met 5°. In geval een intrekking overwogen wordt, stelt de Dienst van de FOD Economie bij aangetekende zending met bericht van ontvangst, de erkende deskundige hiervan in kennis. Deze aangetekende zending vermeldt volgende elementen: 1° de vastgestelde feiten;2° de mogelijkheid om inzage te vragen in zijn dossier;3° het recht om zich te laten bijstaan door een raadsman naar keuze;4° het recht om binnen een termijn van twintig werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de in dit lid omschreven aangetekende zending, bij aangetekende zending gericht aan de Dienst van de FOD Economie zijn verweermiddelen mee te delen;5° binnen dezelfde termijn en op dezelfde wijze, het recht om te vragen om gehoord te worden door de Dienst van de FOD Economie, eventueel bijgestaan door een raadsman naar keuze. De Dienst van de FOD Economie stelt, desgevallend na kennisname van de verweermiddelen en het horen van de erkende deskundige en/of zijn raadsman, voor de minister bevoegd voor Economie een gemotiveerd advies op.
Ingeval de minister bevoegd voor Economie besluit tot intrekking, dan neemt deze hiertoe een met redenen omklede beslissing. Deze beslissing omvat inzonderheid de volgende elementen: 1° de rechtsgrond van de beslissing;2° de opgave van de feiten;3° de overwegingen die feitelijk en rechtens aan de basis liggen van de beslissing, enerzijds als antwoord op de ingediende verweermiddelen en anderzijds als motivering voor het desgevallend intrekken van de erkenning. Deze beslissing wordt genomen binnen veertig werkdagen, na de datum van kennisneming door de erkende deskundige van de aangetekende zending uitgaande van de Dienst van de FOD Economie waarbij de mogelijkheid tot intrekking werd meegedeeld.
De deskundige wordt bij aangetekende zending met bericht van ontvangst in kennis gesteld van de beslissing tot intrekking. Deze beslissing heeft gevolgen vanaf de datum van kennisneming ervan. § 11. Het voorgaande laat de gemeenrechtelijke principes betreffende de arbeidsreglementering, waaronder de regelen betreffende de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, onverlet.
De minister bevoegd voor Economie wordt op de hoogte gebracht van beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen de erkende deskundige en de Private Stichting AWDC, op welke wijze ook deze heeft plaatsgevonden. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst brengt automatisch de schrapping van de erkenning met zich mee. § 12. Een deskundige waarvan de erkenning is ingetrokken overeenkomstig paragraaf 10 komt slechts opnieuw in aanmerking voor erkenning indien hij de voorwaarden van paragraaf 2 vervult, waarbij hij dient te slagen voor een nieuwe bekwaamheidsproef.
Art. 14.De Private Stichting AWDC stelt jaarlijks een verslag op over de uitvoering van de aan haar toegekende taken ter uitvoering van dit besluit en de vergoedingen die zij voor deze taken vraagt.
Het jaarlijks verslag wordt uiterlijk op 31 maart van het kalenderjaar volgend op het jaar waarop het verslag betrekking heeft overgemaakt aan de minister bevoegd voor Economie.
Art. 15.De FOD Economie is verantwoordelijk voor de verwerking van de gegevens waarop dit besluit betrekking heeft. De FOD Economie bepaalt de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt alsook de gebruikte middelen en de verwerkingseigenschappen.
Art. 16.De Dienst van de FOD Economie zal de persoonsgegevens niet langer bewaren dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor de gegevens worden verzameld.
Alle gegevens die de Dienst van de FOD Economie verzameld met betrekking tot de aangifte van de in het vrije verkeer gebrachte of uit te voeren diamant(en) en/of synthetische diamant(en), worden gedurende vijf jaar bewaard. Buiten deze perioden worden de persoonlijke gegevens verwijderd of geanonimiseerd.
Art. 17.Het koninklijk besluit van 30 april 2004, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 augustus 2010, houdende maatregelen betreffende het toezicht op de diamantsector, wordt opgeheven.
Art. 18.Dit besluit treedt in werking tien dagen na zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Alle handelaren in diamant en/of synthetische diamant die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit reeds geregistreerd waren bij de Dienst van de FOD Economie, dienen binnen een periode van één jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, de stukken vermeld in artikel 2, § 1, tweede lid, in te dienen bij de Dienst van de FOD Economie. Artikel 2, § 4, artikel 3 en artikel 4 zijn hierop van toepassing.
Art. 19.De minister bevoegd voor Financiën en de minister bevoegd voor Economie zijn, ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 november 2019.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, A. DE CROO De Minister van Economie, N. MUYLLE