gepubliceerd op 08 juli 2019
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 307, § 1/1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
23 JUNI 2019. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 307, § 1/1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Artikel 307, § 1/1, tweede lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna het "WIB 92") bepaalt dat de nummers van de rekeningen van elke aard waarvan de belastingplichtige, zijn echtgenoot, alsmede de kinderen waarvan de inkomsten, overeenkomstig artikel 126, § 4, WIB 92, bij die van de ouders zijn gevoegd, op enigerlei ogenblik tijdens het belastbaar tijdperk houder zijn geweest bij een in het buitenland gevestigde bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling, evenals van de rekeningen waarvoor deze personen gemachtigd zijn geweest deze, op enigerlei ogenblik tijdens het belastbaar tijdperk, te beheren en waarvan één of meerdere in artikel 5/2 WIB 92 bedoelde verenigingen titularis zijn geweest bij een in het buitenland gelegen bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling, alsmede de benaming van deze instelling en het land of de landen waar die rekeningen geopend zijn geweest, moeten worden gemeld bij het door de Nationale Bank van België gehouden centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten (hierna het "CAP"), en dit ten laatste gelijktijdig met de indiening van de aangifte waarin het bestaan van deze buitenlandse rekeningen wordt vermeld, tenzij die melding reeds is gebeurd in een vorig aanslagjaar.
Het voorliggend besluit heeft tot doel de modaliteiten van de gegevensinvoer van het CAP vast te leggen inzake de informatie met betrekking tot voormelde buitenlandse rekeningen, met inachtneming van de bepalingen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer t.o.v. de verwerking van persoonsgegevens. De modaliteiten van de raadpleging van alle gegevens van het CAP, met inbegrip van de informatie met betrekking tot buitenlandse rekeningen, worden beheerd door de wet van 8 juli 2018 "houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest" (hierna de "CAP-wet") en de uitvoeringsbesluiten hiervan.
De CAP-wet heeft immers het CAP volledig uit de fiscale sfeer gehaald.
Voormelde CAP-wet heeft bovendien artikel 322, § 3, WIB 92 vervangen als de wettelijke basis voor de gegevensinvoer van het CAP inzake de informatie met betrekking tot in België geopende rekeningen en afgesloten financiële contracten. Het is dan ook noodzakelijk het koninklijk besluit van 17 juli 2013 betreffende de werking van het centraal aanspreekpunt bedoeld in het artikel 322, § 3, WIB 92, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 3 april 2015, op te heffen.
Dit impliceert dat de bepalingen van dit besluit die van toepassing zijn op de buitenlandse rekeningen in een nieuw koninklijk besluit tot specifieke uitvoering van artikel 307, § 1/1, WIB 92 worden overgenomen.
Hoofdstuk 1. - Definities Hoofdstuk 1 van het voorliggend koninklijk besluit behandelt de definities die hierin worden gehanteerd. 1. Het begrip "belastingplichtige" De in artikel 307, § 1/1, WIB 92 bedoelde gegevens moeten aan het CAP worden medegedeeld door de "belastingplichtige", met name iedere persoon bedoeld in voormeld artikel die het bestaan van een buitenlandse rekening moet vermelden in de aangifte in de PB. Deze melding moet hetzij door de belastingplichtige zelf of door een hiertoe gemachtigde lasthebber worden gedaan. Vaak zal het gaan om de boekhouder of de fiduciaire die de aangifte namens de belastingplichtige indient. 2. Het begrip "buitenlandse rekening" Onder "buitenlandse rekening" moet, overeenkomstig artikel 307, § 1/1, eerste lid, a), WIB 92, worden verstaan: a) iedere rekening van elke aard gehouden bij een in het buitenland gevestigde bank-, wissel-, krediet- en spaarinstelling, waarvan de belastingplichtige en de kinderen wiens inkomsten overeenkomstig artikel 126, § 4, WIB 92 bij die van de ouders worden gevoegd, op enigerlei ogenblik tijdens het belastbaar tijdperk houder of medehouder zijn geweest, alsook b) de rekeningen waarvoor de bovenvermelde belastingplichtigen gemachtigd zijn geweest deze, op enigerlei ogenblik tijdens het belastbaar tijdperk, te beheren en waarvan één of meerdere in artikel 5/2 WIB 92 bedoelde verenigingen bij een in het buitenland gelegen bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling houder of medehouder zijn geweest. De in het buitenland gevestigde bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen zijn de instellingen die, in het buitenland en beroepshalve, financiële diensten verlenen van dezelfde aard als de gelijkaardige, in België gevestigde instellingen.
Artikel 307, § 1/1, eerste lid, a), WIB 92 stelt dat rekeningen "van elke aard" moeten worden gemeld, en dus niet alleen die rekeningen welke de mogelijkheid moeten bieden inkomsten te ontvangen, contant geld af te halen of te storten, betalingen ten gunste van derden te verrichten of betalingen in opdracht van derden te ontvangen, zoals dit wel het geval is voor de in artikel 2, 7° van de CAP-wet bedoelde, in België geopende rekeningen. Hieruit vloeit bijvoorbeeld voort dat een in België geopende effectenrekening, die voor de toepassing van de CAP-wet geen "rekening" doch wel een financieel contract is, wel binnen de definitie van een "buitenlandse rekening" valt voor de toepassing van artikel 307, § 1/1, eerste lid, a), WIB 92. Een effectenrekening die in het buitenland is geopend moet bijgevolg bij het CAP worden gemeld.
Krachtens artikel 307, § 1/1, eerste lid, a), WIB 92 moeten enkel de buitenlandse rekeningen bij het CAP worden gemeld, en niet de financiële contracten die een belastingplichtige bij een in het buitenland gevestigde bank-, wissel-, krediet- en spaarinstelling heeft afgesloten, en evenmin de financiële verrichtingen waarbij contanten betrokken zijn die door toedoen van deze instellingen worden verricht. Ook op dit punt is er dus een noemenswaardig verschil met het voorschrift van de CAP-wet.
Uit wat voorafgaat, vloeit bovendien het volgende voort: - een rekening die in België bij het Belgische bijkantoor van een bank-, wissel-, krediet- en spaarinstelling naar buitenlands recht is geopend, wordt aan het CAP meegedeeld krachtens de CAP-wet en is aldus geen buitenlandse rekening voor de toepassing van artikel 307, § 1/1, eerste lid, a), WIB 92. Omgekeerd geldt dat een rekening die in het buitenland bij het bijkantoor van een bank-, wissel-, krediet- en spaarinstelling naar Belgisch recht is geopend, wel een buitenlandse rekening is ten opzichte van artikel 307, § 1/1, eerste lid, a), WIB 92; - een rekening die is geopend bij een in het buitenland gevestigde bank-, wissel-, krediet- en spaarinstelling, uitsluitend met het oog op de onmiddellijke overdracht van fondsen van of naar een door de belastingplichtige in België geopende rekening, moet niet bij het CAP worden gemeld. Het gaat immers louter om een betaalrekening die slechts aanleiding geeft tot een zeer tijdelijke en vluchtige "bewaring" door de buitenlandse instelling van tegoeden voor rekening van de belastingplichtige. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de rekeningen die bij de bank naar Luxemburgs recht Paypal worden geopend, uitsluitend in het kader van en met als enig doel de uitvoering van de betaling - of van de terugbetaling - van via internet gesloten transacties en voor zover deze transacties geen beroepsactiviteit betreffen. Dergelijke rekeningen moeten daarentegen wel bij het CAP worden gemeld wanneer tegoeden daadwerkelijk op deze rekeningen worden bewaard voor rekening van de belastingplichtige voor een langere tijdspanne dan hetgeen strikt noodzakelijk is vanuit een technisch oogpunt voor de uitvoering van het geldtransfer van of naar België; - de buitenlandse rekening waarvan verschillende belastingplichtigen medehouders zijn, moet door ieder van deze belastingplichtigen bij het CAP worden gemeld; hetzelfde geldt voor rekeningen die in het buitenland zijn geopend door een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid waarvan de belastingplichtige deel uitmaakt, vermits een dergelijke vereniging is gebaseerd op het principe van de mede-eigendom van de tegoeden die contractueel door de vennoten zijn samengebracht. Dezelfde regel geldt ook voor de buitenlandse rekening waarvoor verschillende belastingplichtigen tegelijkertijd gemachtigd zijn deze te beheren, en waarvan één of meerdere in artikel 5/2 van hetzelfde Wetboek bedoelde verenigingen houder of medehouder zijn; - zelfs wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd op naam van beide echtgenoten of wettelijk samenwonenden, moet de melding bij het CAP van de gegevens betreffende de buitenlandse rekeningen door iedere echtgenoot of wettelijk samenwonende afzonderlijk worden verricht, en heeft zij derhalve betrekking op de rekeningen waarvan hij of zij op enigerlei ogenblik houder of medehouder is geweest tijdens het belastbaar tijdperk; - de aangifte in de PB onderschreven door de belastingplichtigen op wie een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, heeft ook betrekking op de kinderen wiens inkomsten overeenkomstig artikel 126, § 4, WIB 92 bij die van de ouders worden gevoegd. Ieder van deze ouders moet dus afzonderlijk de gegevens betreffende zijn eigen buitenlandse rekeningen en die van voormelde kinderen bij het CAP melden. De gegevens betreffende de op naam van voormelde kinderen geopende buitenlandse rekeningen bij het CAP moeten worden gemeld door ieder van beide ouders op wie een gemeenschappelijke aanslag is gevestigd. Bij een echtscheiding is eenieder van de gescheiden ouders afzonderlijk er toe gehouden de gegevens betreffende zijn eigen buitenlandse rekeningen en die van voormelde kinderen wiens inkomsten overeenkomstig artikel 126, § 4, WIB 92 bij die van de ouders worden gevoegd, bij het CAP te melden.
Hoofdstuk 2. - Mededeling van de gegevens aan het CAP Hoofdstuk 2 van het voorliggend koninklijk besluit behandelt de aan het CAP mee te delen gegevens en de modaliteiten van de overdracht ervan.
A) Mee te delen gegevens 1) Identificatie van de belastingplichtige Om zich te identificeren zal de belastingplichtige, naast zijn naam en zijn eerste officiële voornaam, ook gebruik moeten maken van zijn identificatienummer bij het Rijksregister van de natuurlijke personen of, indien hij niet over een dergelijk nummer beschikt, van zijn identificatienummer bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, dat dezelfde structuur heeft als het identificatienummer bij het Rijksregister van de natuurlijke personen.Het gebruik van één van deze unieke identificatienummers, waarin bovendien een controlegetal is verwerkt, moet toelaten fouten in de identificatie van de betrokken belastingplichtigen te voorkomen. 2) Identificatie van de buitenlandse rekening a) Het nummer van de buitenlandse rekening: De buitenlandse rekening moet worden geïdentificeerd door middel van het IBAN-nummer, wanneer dit laatste nummer bestaat.Het IBAN-nummer (waarbij IBAN de afkorting is van "International Bank Account Number") is een internationale standaard die op heden is erkend door 69 staten over de hele wereld, waaronder alle Lidstaten van de Europese Unie en de meeste andere landen uit Europa, het Midden-Oosten en de Caraïben.
Dit nummer bestaat uit de ISO-code van het land waarin de rekening geopend is, een controlegetal van twee cijfers en het basis rekeningnummer ("Basic Bank Account Number" of BBAN) dat tot 30 alfanumerieke posities telt. De aanwezigheid van een controlegetal laat toe de juistheid van het rekeningnummer ogenblikkelijk en rekenkundig te controleren waardoor courante invoeringsfouten zoals bijv. de omkering, herhaling of weglating van een cijfer kunnen worden vermeden.
Bij gebrek aan een IBAN-nummer moet de rekening worden geïdentificeerd door middel van het rekeningnummer dat is toegekend door de in het buitenland gevestigde bank-, wissel-, krediet- en spaarinstelling. b) De volledige benaming van de buitenlandse bank-, wissel-, krediet- en spaarinstelling.c) De BIC-code van deze instelling, wanneer deze code bestaat, of bij gebrek hiervan het volledige adres van deze instelling: Iedere bankinstelling in de wereld heeft van de firma SWIFT een BIC-code gekregen (waarbij BIC de afkorting is van "Bank Identification Code") met het oog op de uitvoering van grensoverschrijdende betalingen.Deze code bestaat uit acht alfanumerieke posities die respectievelijk de eigenlijke identificatie van de kredietinstelling en de geografische ligging ervan weergeven.
Deze code kan bovendien aangevuld worden met drie bijkomende posities teneinde de bijkantoren of agentschappen van de betrokken kredietinstelling aan te duiden. Een raadpleging van het online register op de website van SWIFT door middel van de BIC-code laat aldus toe iedere buitenlandse bank eenduidig te identificeren.
De BIC-code bestaat per definitie enkel voor bankinstellingen. De overige buitenlandse wissel-, krediet- en spaarinstellingen beschikken hier niet over en moeten bijgevolg geïdentificeerd worden door middel van het volledige adres, in principe van hun hoofdvestiging in het land onder het recht waarvan ze ressorteren, minstens van de regionale zetel, van het bijkantoor of van het agentschap waarbij de rekening werd geopend. d) Het land waar deze rekening werd geopend Deze vermelding stemt overeen met die welke onder de desbetreffende rubriek van het aangifteformulier in de PB voorkomt. Deze precisering blijkt bijzonder nuttig wanneer een rekening werd geopend bij een bijkantoor in het buitenland van een bank-, wissel-, krediet- en spaarinstelling die onder het recht van een andere buitenlandse staat ressorteert. In voorkomend geval is het in principe het adres van de hoofdzetel van deze instelling dat onder bovenvermeld punt c) moet worden vermeld, terwijl de code van het land waarin de rekening daadwerkelijk is geopend onder het punt d) thuishoort. 3) Oudste belastbare tijdperk en einddatum Artikel 307, § 1/1, 2de lid, WIB 92 bepaalt dat de belastingplichtige ertoe gehouden is de nummers, alsook de benaming van de bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling en het land of de landen van de in § 1/1, eerste lid, a), van hetzelfde artikel, bedoelde buitenlandse rekeningen mee te delen aan het CAP, tenzij die melding reeds vroeger is gebeurd. In het randnummer 3.2. van het advies nr. 64.604/3 van de Raad van State wordt gesteld dat het artikel 307, § 1/1, WIB 92 onvoldoende rechtsgrond biedt om de afsluitingsdatum van een buitenlandse rekening te melden, alsook het laatste belastbare tijdperk waarin de inkomsten van de kinderen gevoegd waren bij deze van de ouders. Dezelfde opmerking werd eveneens door de Gegevensbeschermingsautoriteit geopperd in haar advies nr. 101/2019 van 5 juni 2019 (punten 5 tot en met 7).
Nochtans vloeit uit de zinsnede "tenzij die melding reeds vroeger is gebeurd", opgenomen in artikel 307, § 1/1, 2de lid, WIB 92, voort dat de mededeling door de belastingplichtigen van gegevens betreffende buitenlandse rekeningen noch terugkerend noch periodiek, doch louter punctueel is aangezien ze gebonden is aan bepaalde bijzondere gebeurtenissen zoals bijv. de opening of de sluiting van een dergelijke rekening.
Het is voor de fiscus van belang om te weten welke buitenlandse rekeningen op naam van een welbepaalde belastingplichtige geopend waren tijdens een welbepaald belastbaar tijdperk, in het bijzonder in geval van laattijdige mededeling van deze gegevens door een nalatige belastingplichtige. Deze laatste moet dus in zijn mededeling aan het CAP het oudste belastbare tijdperk aanduiden welke gebonden is aan de aanslagjaren waarin de belastingplichtige of de kinderen wiens inkomsten bij die van de ouders worden gevoegd, op enigerlei ogenblik houder of medehouder zijn geweest van de betreffende buitenlandse rekening of die ze op enigerlei ogenblik van het belastbaar tijdperk gemachtigd zijn geweest te beheren en waarvan één of meerdere in artikel 5/2 van het WIB 92 bedoelde verenigingen houder of medehouder zijn geweest. Deze datum vormt bijgevolg het beginpunt van de verschillende opeenvolgende aanslagperiodes tijdens welke de belastingplichtige houder is gebleven van de betrokken rekening.
Dat dit oudste belastbaar tijdperk later dan dat van 2010 moet zijn, heeft hiermee te maken dat de eerste gegevens inzake buitenlandse rekeningen die aan het CAP moesten worden meegedeeld betrekking hadden op de belastbare tijdperk 2011. Dit vormt immers de ratio legis van artikel 177 van de wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen.
Aangezien een bij het CAP gemelde buitenlandse rekening geacht wordt te bestaan, voor het jaar van de aanmelding maar eveneens voor alle daarop volgende jaren, krijgt de belastingplichtige bovendien de mogelijkheid dit vermoeden te weerleggen door bij het CAP te melden vanaf welke datum hij niet langer houder of medehouder is van deze rekening. Het bieden van deze mogelijkheid is ook in het belang van de belastingplichtige zelf omdat de fiscus zich bij een eventuele controle op de juiste gegevens kan baseren.
De rechtsgrond voor de mededeling van deze twee gegevens bevindt zich dus niet in artikel 307, § 1/1, 2de lid WIB 92, doch wel in artikel 108 van de Grondwet dat de Koning de macht geeft de besluiten te nemen die nodig zijn voor de uitvoering van de wetten.
In het specifieke geval van de kinderen wiens inkomsten ophouden bij die van de ouders te worden gevoegd overeenkomstig artikel 126, § 4, WIB 92, moeten de buitenlandse rekeningen waarvan deze kinderen houder of medehouder zijn en die voordien op naam van iedere ouder bij het CAP werden gemeld, voortaan op naam van de kinderen zelf worden gemeld. Technisch gezien impliceert dit: - enerzijds, dat de kinderen ten laatste gelijktijdig met de indiening van de eerste aangifte in de PB waarin ze het bestaan van deze rekeningen aangeven, de gegevens aangaande deze rekeningen zelf bij het CAP moeten melden, en - anderzijds, dat de ouders bij het CAP moeten melden dat deze rekeningen fiscaal gezien niet langer op hun naam staan, door als einddatum van deze rekeningen de afsluitingsdatum te vermelden van het laatste belastbaar tijdperk waarin de inkomsten van de kinderen wel nog bij die van de ouders zijn gevoegd.
Het voormelde advies van de Raad van State kan dus op dit punt niet gevolgd worden. Bijkomend kan er nog op worden gewezen dat een gelijkaardige maatregel reeds opgenomen was in het voormelde koninklijk besluit van 17 juli 2013 en dat deze vermelding van bij het begin staat op de mededelingsformulieren van buitenlandse rekeningen aan het CAP die ter beschikking van de belastingsplichtigen worden gesteld, zonder dat de toepassing van deze maatregel tot enige moeilijkheid heeft geleid.
B) Media voor informatieoverdracht De aangifte in de PB mag door de belastingplichtigen zowel elektronisch (Tax-on-Web) als op papier worden ingediend. Ook de melding bij het CAP van de buitenlandse rekeningen gebeurt bijgevolg via dezelfde informatiedragers.
Artikel 3, § 2 van het voorliggend koninklijk besluit bepaalt de modaliteiten van de elektronische mededeling van gegevens aan het CAP. § 3 ervan regelt de mededeling op papier. 1) Langs elektronische weg De elektronische mededeling van gegevens gebeurt via de website van de Nationale Bank van België.De identificatie van de belastingplichtige of zijn gevolmachtigde en de authentificatie van de gegevens gebeuren door middel van het gekwalificeerd certificaat dat op de elektronische identiteitskaart voorkomt.
De Nationale Bank van België bepaalt de technische modaliteiten, de drager en het transmissiekanaal, alsook de structuur en het formaat van de aan het CAP mee te delen gegevens. Deze informatie wordt op haar website gepubliceerd. 2) Op papier De belastingplichtige, of zijn gevolmachtigde, die gegevens op papier meedeelt, moet daartoe gebruik maken van het standaardformulier dat door de Federale Overheidsdienst Financiën in overleg met de Nationale Bank van België wordt vastgelegd.Dit formulier is beschikbaar via de website van de Nationale Bank van België of op eenvoudig schriftelijk verzoek bij deze laatste.
Het door de belastingplichtige of zijn gevolmachtigde behoorlijk ingevulde en ondertekende formulier moet worden verstuurd naar het adres van de hoofdzetel van de Nationale Bank van België.
De belastingplichtige moet aan voormeld formulier ook een recto verso fotokopie toevoegen van een geldig identiteitsdocument, met name en naargelang van het geval: zijn Belgische identiteitskaart, of, bij gebrek aan beschikking over een dergelijke kaart, de verblijfsvergunning uitgereikt op het moment van de inschrijving van de belastingplichtige in het wachtregister.
Ingeval het formulier verzonden wordt door een gevolmachtigde moet bovendien nog een recto verso fotokopie van één van de hierboven beschreven identiteitsdocumenten worden toegevoegd met betrekking tot: - de gevolmachtigde zelf, wanneer deze een natuurlijke persoon is, of - de natuurlijke persoon die voor rekening van de gevolmachtigde handelt, wanneer deze een rechtspersoon is.
In haar advies nr. 101/2019 van 5 juni 2019 (punten 8 tot en met 9) merkt de Gegevensbeschermingsautoriteit op dat het bezorgen van een kopie van een identiteitsdocument geen garantie biedt dat de persoon die de registratie vraagt daadwerkelijk diegene is die hij beweert te zijn. Om fraude te voorkomen, wordt dan ook gesuggereerd om met een elektronisch registratieformulier te werken waarbij de betrokkene zich identificeert en authentificeert door middel van de e-ID of de elektronische vreemdelingenkaart. Welnu, dit is het geval voor de mededeling van buitenlandse rekeningen aan het CAP via de website van de Nationale Bank van België, zoals hierboven uitgelegd, doch deze modaliteit is uiteraard niet bruikbaar voor de transmissie van een dergelijke informatie op een papieren drager. Het risico van fraude wordt echter aanzienlijk beperkt doordat de Nationale Bank van België meteen een ontvangstmelding van deze mededeling van een buitenlandse rekening aan het CAP op papieren drager opstuurt naar het adres van de belastingplichtige dat in het Rijksregister van de Natuurlijke personen wordt geregistreerd. Zodoende wordt de betrokkene binnen amper een paar werkdagen op de hoogte gebracht van een mededeling van gegevens op zijn naam waaraan hij/zij desgevallend vreemd zou zijn.
Dit biedt hem/haar de kans deze foute informatie zeer snel te verbeteren of te schrappen, waardoor een eventuele fraude ontkracht wordt.
C) Ontvangst van de gegevens door het CAP De controlemogelijkheden van de Nationale Bank van België op de juistheid en de volledigheid van de gegevens die door de belastingplichtigen bij het CAP worden meegedeeld, zijn zo goed als onbestaand. In de praktijk worden bijgevolg enkel de naleving van de in artikel 3 vastgelegde modaliteiten van de mededeling langs elektronische weg of op papier, alsook de juistheid van het controlecijfer van de gegevens die er een dragen (het IBAN-rekeningnummer en het rijksregisternummer van de belastingplichtige of diens "register bis"-nummer) gecontroleerd.
Hieruit vloeit ook voort dat de Nationale Bank van België in geen geval op eigen initiatief de gegevens verbetert die door een belastingplichtige bij het CAP werden gemeld. Dit initiatief komt de belastingplichtige zelf toe, overeenkomstig artikel 16 van de verordening (EU) nr. 2016/679 van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (de "AVG").
Gegevens die niet worden opgesteld of overgemaakt overeenkomstig de technische instructies uitgevaardigd door de Nationale Bank van België, worden geacht niet bij het CAP te zijn gemeld. De Nationale Bank van België stelt de verzender (de belastingplichtige zelf of zijn gevolmachtigde) hiervan in kennis, via hetzelfde transmissiekanaal als gebruikt door de verzender zelf, met nauwkeurige vermelding van elke instructie die niet werd nageleefd. De verzender moet vervolgens de gegevens overeenkomstig de geldende technische instructies bij het CAP melden binnen de dertig kalenderdagen na het versturen van voormelde kennisgeving door de Nationale Bank van België.
Pas van zodra het CAP in het bezit is van de correct overgemaakte gegevens, wordt de datum van ontvangst ervan geregistreerd. Het CAP meldt ontvangst hiervan aan de belastingplichtige alsook, in voorkomend geval, aan zijn gevolmachtigde.
De belastingplichtige of zijn gevolmachtigde kan tot slot uit eigen beweging verkeerde of onvolledige gegevens verbeteren die eerder op naam van de belastingplichtige bij het CAP zijn gemeld, door overeenkomstig de bovenvermelde modaliteiten enerzijds de te verbeteren gegevens en anderzijds de juiste gegevens mee te delen, overeenkomstig artikel 16 van de AVG. Hoofdstuk 3. - Bewaartermijn en rechten van de betrokkenen Voor de belastingplichtigen zijn de gegevens die zij met betrekking tot hun buitenlandse rekeningen aan het CAP meedelen zeer gevoelige persoonsgegevens. Ingevolge de opmerking van de Raad van State in het randnummer 4 van het voormeld advies werd het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit gevraagd. Dit besluit geeft gevolg aan de opmerkingen die deze Autoriteit in de randnummers 10 tot en met 13 van haar voormeld advies nopens dit hoofdstuk 3 heeft geopperd.
A) Bewaartermijn van de gegevens De bewaartermijn van de krachtens artikel 307, § 1/1, WIB 92 aan het CAP meegedeelde gegevens eindigt: - wat de gegevens betreft die betrekking hebben op een buitenlandse rekening: bij het verstrijken van het tiende jaar dat volgt op het belastbaar tijdperk in de loop waarvan de belastingplichtige de afsluiting van de betrokken buitenlandse rekening bij het CAP heeft gemeld, - wat de gegevens betreft die betrekking hebben op de belastingplichtige: bij het verstrijken van het tiende jaar dat volgt op het belastbaar tijdperk in de loop waarvan de belastingplichtige de afsluiting van de laatste buitenlandse rekening waarvan hij houder of medehouder was, of die hij gemachtigd was te beheren, bij het CAP heeft gemeld.
Deze bewaartermijn is identiek aan de termijn die vastgesteld is in artikel 5, § 1, van de CAP-wet, en vloeit voort uit dezelfde ratio legis, namelijk de maximale termijn van verjaring van de strafvordering, rekening houdend met de mogelijkheid om de vijfjaarlijkse verjaring ervan door een dagvaarding voor de strafrechtbank te stuiten. Het CAP is immers een enkelvoudige en ondeelbare database die, bovenop de in artikel 4, 1ste lid, van de CAP-wet bedoelde gegevens, ook informatie bevat betreffende rekeningen of contracten van financiële aard waarvan de mededeling aan het CAP krachtens andere wettelijke bepalingen moet worden meegedeeld, overeenkomstig artikel 4, 3de lid, van de CAP-wet. Dit is het geval voor de informatie inzake de buitenlandse rekeningen, zoals bedoeld in artikel 307, § 1/1, WIB 92. Het is daarom noodzakelijk dat de termijn waarna de vervallen gegevens onherroepelijk uit het CAP worden gewist, identiek zou zijn voor alle verschillende gegevens die het CAP bevat.
B) Inzagerecht in de eigen gegevens Overeenkomstig artikel 15 van de AVG mag elke persoon inzage krijgen in de gegevens die op zijn naam in het CAP zijn geregistreerd door een schriftelijke, gedagtekende en ondertekende aanvraag aan de hoofdzetel van de Nationale Bank van België te richten.
Rekening houdend met het bijzonder gevoelige karakter van deze informatie en met het risico op onwettige ontfutseling hiervan ingevolge een eventuele identiteitsdiefstal, bepaalt artikel 17, § 1, derde lid van het koninklijk besluit van 17 juli 2013 betreffende de werking van het CAP dat de Nationale Bank van België de lijst van gegevens die in het CAP zijn opgenomen op naam van geregistreerde natuurlijke personen moet verzenden naar hun adres zoals opgenomen in het Rijksregister van de natuurlijke personen of, bij gebrek ervan, in de Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
Het spreekt voor zich dat de Nationale Bank van België, om deze mogelijkheid in de praktijk te kunnen omzetten, de bestanden van het Rijksregister van de natuurlijke personen moet kunnen raadplegen en dus een doorlopende toegang moet krijgen, evenwel strikt tot dit doeleinde beperkt. Artikel 12, § 2, 2°, van de CAP-wet kent een dergelijk toegangsrecht aan de Nationale Bank van België toe.
Niet alle belastingplichtigen die buitenlandse rekeningen aan het CAP hebben aangegeven, zijn echter "cliënten" in de zin van de CAP-wet.
Bepaalde natuurlijke personen die onderworpen zijn aan de Belgische PB hebben in België geen rekeningen of lopende financiële contracten.
Daarom kan de Nationale Bank van België niet op de machtiging bepaald door voormeld artikel 12, § 2, 2°, van de CAP-wet terugvallen, vermits dit artikel specifiek op "cliënten" slaat. Vandaar dat een identiek toegangsrecht door artikel 7 van het voorliggende besluit wordt toegekend met betrekking tot belastingsplichtigen die geen "cliënten" zijn in de zin van de CAP-wet. In de punten 3.4.1 tot 3.4.4 van zijn voormeld advies heeft de Raad van State nochtans geponeerd dat dit artikel 7 weggelaten moest worden, omdat dit op geen enkele geldende wettelijke bepaling steunt. Niets is echter minder waar. De Nationale Bank van België het recht ontzeggen om het adres van een dergelijke belastingsplichtige in het Rijksregister van de natuurlijke personen te gaan raadplegen, zou het recht van deze belastingsplichtige op inzage van zijn eigen persoonsgegevens in het CAP fnuiken, vermits de Nationale Bank van België in de onmogelijkheid zou verkeren te kunnen bepalen naar welk adres ze de lijst met de buitenlandse rekeningen van de betrokkene zou moeten versturen. Dit inzagerecht is nochtans door een hogere rechtsnorm gegarandeerd, m.n. artikel 15 van de AVG, die rechtstreeks toepasselijk is in Belgisch recht. De algemene uitvoeringsbevoegdheid die de Koning ontleent aan artikel 108 van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 15 van de AVG, vormt dus de geldende rechtsbasis op grond waarvan artikel 7 van het voorliggend besluit steunt. Hieraan moet ten overvloedige titel worden toegevoegd dat dit toegangsrecht helemaal niet nieuw is in hoofde van de Nationale Bank van België. Deze geniet immers een dergelijk toegangsrecht sinds 2014, krachtens artikel 17, § 1 in fine van het voormeld koninklijk besluit van 17 juli 2013. Zoals eerder uitgelegd, moet dit laatste koninklijk besluit echter opgeheven worden, waardoor de ongewijzigde, reeds aan de Nationale Bank van België gegeven machtiging enkel in een nieuw koninklijk besluit moet worden overgenomen. De toepassing van artikel 17, § 1 in fine, van het voormeld koninklijk besluit van 17 juli 2013 heeft tot op heden geen enkele aanleiding gegeven tot enige moeilijkheid.
In punten 8.1 en 8.2 van zijn voormeld advies verzoekt de Raad van State tot slot om duidelijkheid te verschaffen inzake de algemene verhouding tussen het voorliggend besluit en de CAP-wet, en in het bijzonder de vraag of artikel 12, § 1, en artikel 13 van de CAP-wet van toepassing zijn op de gegevens die in het CAP moeten worden geregistreerd en bewaard in het kader van de fiscale wetgeving, inzonderheid van artikel 307, § 1/1, tweede lid WIB 92.
De CAP-wet is in hoofdzaak een uitvloeisel van artikel 32bis van de richtlijn (EU) 2015/849 van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering (de "vierde AML-richtlijn"), zoals ingevoegd door artikel 1(19) van de richtlijn (EU) 2018/843 van 30 mei 2018 (de "vijfde AML-richtlijn"). De CAP-wet behelst dan ook in hoofdzaak de informatie die financiële instellingen aan het CAP moeten bezorgen met betrekking tot bank- en betaalrekeningen, financiële verrichtingen waarbij contanten betrokken zijn en contractuele relaties m.b.t. bepaalde financiële contracten die respectievelijk aangehouden, uitgevoerd of aangegaan worden in België.
Zoals eerder vermeld bepaalt artikel 4, derde lid, van de CAP-wet echter dat "andere wettelijke bepalingen de lijst kunnen aanvullen van de informatie die aan het CAP moet worden meegedeeld, doch enkel voor zover deze gegevens betrekking hebben op rekeningen of op contracten van financiële aard". Dit impliceert dat het CAP van de NBB "verrijkt" kan worden met aanvullende gegevens op grond van andere wetgevingen die een dergelijke toevoeging van gegevens aan het CAP opleggen. Dit is onder meer het geval voor artikel 307, § 1/1, tweede lid WIB 92 voor wat de buitenlandse rekeningen betreft van aan de Belgische PB onderworpen belastingplichtigen, en in mindere mate ook voor artikel 322, § 3, WIB 92.
De bepalingen met betrekking tot de betrokken informatieplichtigen, tot de aard van de aan het CAP mee te delen gegevens en desgevallend ook tot de modaliteiten van deze mededeling worden dan bepaald door deze bijzondere wetsbepalingen, die bijgevolg van de artikelen 2 tot 5 van de CAP-wet kunnen afwijken. Dit is onder meer het geval voor artikel 307, § 1/1, WIB92: de informatieplichtigen zijn verschillend (PB-plichtigen), de aan het CAP mee te delen informatie is verschillend (gegevens over hun buitenlandse rekeningen) en de transmissiemodaliteiten zijn verschillend (termijn van de mededeling aan het CAP, te gebruiken transmissiekanalen, enz.). Maar omdat het CAP een enkelvoudige en ondeelbare database is, zijn de bepalingen van de CAP-wet met betrekking tot de informatiegerechtigden, de wijze waarop deze de informatie van het CAP kunnen raadplegen, de regels inzake informatieveiligheid en privacybescherming, de financiering van het CAP en de toegang door de Nationale Bank van België tot het Rijksregister van de natuurlijke personen wat de gegevens van PB-belastingplichtigen betreft die tevens "cliënten" zijn in de zin van de CAP-wet, ook op deze aanvullende gegevens van toepassing, eens deze in het CAP worden opgenomen. Het gaat in het bijzonder om de artikelen 6 t/m 11 en 12, § 2, van de CAP-wet.
De artikelen 12, § 1, en 13 van de CAP-wet vloeien voort uit artikel 4 ervan en zijn dus niet toepasselijk op de mededeling van gegevens inzake buitenlandse rekeningen aan het CAP, die door de inrichtende (in casu fiscale) wetgeving wordt beheerd. Zo worden inbreuken tegen art. 307, § 1/1, 2de lid WIB 92 niet gesanctioneerd met de administratieve geldboetes bepaald in artikel 13 van de CAP-wet, maar door de toepasselijke fiscale boetes.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, A. DE CROO
ADVIES 64.604/3 VAN 5 DECEMBER 2018 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT UITVOERING VAN ARTIKEL 307, § 1/1, VAN HET WETBOEK VAN DE INKOMSTENBELASTINGEN 1992' Op 5 november 2018 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van artikel 307, § 1/1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992'.
Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 27 november 2018. De kamer was samengesteld uit Jeroen Van Nieuwenhove, staatsraad, voorzitter, Peter Sourbron en Koen Muylle, staatsraden, en Annemie Goossens, griffier .
Het verslag is uitgebracht door Frédéric Vanneste, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Peter Sourbron, staatsraad.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 5 december 2018. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe uitvoering te geven aan artikel 307, § 1/1, tweede lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (hierna: WIB 92), zoals ingevoegd bij artikel 94 van de programmawet van 25 december 2017. Krachtens het eerste lid, a), van de eerstgenoemde bepaling moet de jaarlijkse aangifte in de personenbelasting het bestaan vermelden van rekeningen van elke aard waarvan de belastingplichtige, zijn echtgenoot, alsmede de kinderen waarvan de inkomsten bij die van de ouders worden gevoegd, (1) op enigerlei ogenblik tijdens het belastbaar tijdperk titularis zijn geweest bij een in het buitenland gelegen bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling, van rekeningen waarvoor deze personen gemachtigd zijn geweest zijn ze te beheren en van het land of de landen waar die rekeningen geopend zijn geweest.
Ten laatste gelijktijdig met de indiening van de aangifte waarin het bestaan van de bedoelde buitenlandse rekeningen wordt vermeld, moeten de nummers van die rekeningen, de benaming van de instelling en het land of de landen waar die rekeningen geopend zijn geweest, gemeld worden bij het centraal aanspreekpunt (2) bedoeld in artikel 322, § 3, van het WIB 92, tenzij die melding reeds is gebeurd in een vorig aanslagjaar.
Bij diezelfde bepaling wordt de Koning gemachtigd om de nadere regels voor deze mededeling aan het centraal aanspreekpunt en de bewaringstermijn van de bedoelde gegevens te bepalen.
Het te nemen besluit treedt in werking op 1 januari 2019 (artikel 9 van het ontwerp). 3. In de aanhef van het ontworpen besluit wordt als rechtsgrond verwezen naar artikel 108 van de Grondwet, de artikelen 307, § 1/1, tweede lid, en 322, § 5, van het WIB 92 en de artikelen 6 tot 9 van de wet van 8 juli 2018 `houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest'. 3.1. Voor het regelen van de mededeling van de gegevens met betrekking tot de aanslagjaren 2012 tot 2014 (artikel 2, § 1, eerste lid, 3°, van het ontwerp), kan worden gesteund op de algemene uitvoeringsbevoegdheid die de Koning ontleent aan artikel 108 van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 177 van de wet van 25 april 2014 `houdende diverse bepalingen'. 3.2. Artikel 307, § 1/1, van het WIB 92 voorziet slechts in het melden van "het bestaan" van bepaalde rekeningen. Artikel 2, § 1, 5°, van het ontwerp houdt echter ook de verplichting tot mededeling van "de datum van afsluiting" van de eerder gemelde rekeningen in. Luidens het ontworpen artikel 2, § 1, 4°, moet in voorkomend geval ook worden meegedeeld welke het laatste belastbaar tijdperk is waarin de inkomsten van de kinderen gevoegd werden bij deze van de ouders en dit voor elke buitenlandse rekening waarvan die kinderen op enig ogenblik van het belastbaar tijdperk houder of medehouder zijn geweest. Ook voor die bepaling is niet duidelijk hoe daarvoor rechtsgrond zou kunnen worden gevonden in artikel 307, § 1/1, van het WIB 92. Beide verplichtingen zouden overigens sanctioneerbaar worden krachtens artikel 445 van het WIB 92. Voor zover deze bepalingen tot facultatieve mededelingen zouden worden omgevormd, (3) zodat het niet meer om sanctioneerbare verplichtingen gaat, kan daarvoor wel worden gesteund op de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, gelezen in samenhang met artikel 307, § 1/1, tweede lid, van het WIB 92.
Indien ervoor zou worden geopteerd om de formulering als een sanctioneerbare verplichting te behouden, zal echter eerst in een uitdrukkelijke rechtsgrond ervoor moeten worden voorzien. 3.3. Voor de artikelen 6 en 8 van het ontworpen besluit kan rechtsgrond worden gevonden in de artikelen 5 (4) tot 9 van de wet van 8 juli 2018 en in de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, gelezen in het licht van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 `betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)'. 3.4.1. Artikel 7 van het ontwerp machtigt de Nationale Bank van België om toegang te hebben tot de meest recente informatie vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 5° en 10°, van de wet van 8 augustus 1983 `tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen' met het oog op de verzending van de lijst van de in het centraal aanspreekpunt geregistreerde gegevens aangaande de buitenlandse rekeningen van de belastingplichtige.
Gevraagd naar de rechtsgrond voor deze bepaling, antwoordde de gemachtigde: "[D]e rechtsgrond van artikel 7 van het ontwerp kan (...) teruggevonden worden in artikel 12, § 2 van de CAP-wet, dat luidt als volgt: `Met als enig doel de verplichtingen na te komen die door of krachtens deze wet worden opgelegd, heeft de NBB de toelating om: 1° het identificatienummer van de natuurlijke personen in het Rijksregister of het identificatienummer in de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, als bedoeld in artikel 4 van voornoemde wet van 15 januari 1990, te gebruiken om het CAP te beheren;2° het adres van de cliënt zoals opgenomen in het Rijksregister van de natuurlijke personen of in voormelde Kruispuntbank van de sociale zekerheid te raadplegen en te gebruiken, onder meer in het kader van de uitoefening door de cliënt van zijn inzagerecht betreffende de persoonsgegevens die onder zijn of haar naam in het CAP zijn geregistreerd'. De bepaling van art. 12, § 2, 2° verwijst wel naar het begrip `cliënt' zoals opgenomen in artikel 2 van de CAP-wet en is dus strikt gezien niet rechtstreeks overdraagbaar naar de inlandse personenbelastingplichtigen bedoeld in art. 307, § 1/1, maar de opzet is uiteraard dezelfde. Zonder de mogelijkheid om het juiste adres van de belastingsplichtige in het Rijksregister op te zoeken, kan de NBB onmogelijk de lijst van de eigen gegevens aangaande buitenlandse rekeningen aan deze belastingplichtige opsturen. Zodoende zou het recht op inzage door de belastingplichtige van zijn eigen gegevens opgenomen in het CAP gefnuikt worden, in strijd met de bepalingen van art. 15(1) en 15(3) van de Algemene Verordening nr. 2016/679 inzake de bescherming van Persoonsgegevens, die rechtstreeks toepasselijk is in Belgisch recht.
Artikel 7 van het ontwerp van koninklijk besluit is overigens een gewone overname van artikel 17, § 1, 4de lid van het koninklijk besluit van 17 juli 2013 betreffende de werking van het centraal aanspreekpunt bedoeld in artikel 322, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, dat thans de werking van het CAP regelt: `Uitsluitend voor de in het vorige lid bedoelde verzending, is de Nationale Bank van België handelend door tussenkomst van haar personeelsleden die daartoe wegens hun functies en binnen de perken van hun specifieke bevoegdheden door haar directiecomité met name en schriftelijk zijn aangewezen, gemachtigd om toegang te hebben tot de meest recente informatie vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 5° en 10° van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen'.Het voorgaande lid luidt: `De lijst van de in het CAP geregistreerde gegevens aangaande de natuurlijke persoon wordt door de Nationale Bank van België kosteloos op zijn adres verzonden zoals opgegeven in het Rijksregister van de natuurlijke personen of, bij ontstentenis ervan, op het adres vermeld op het door de natuurlijke persoon voorgelegd officieel identiteitsdocument'.
Vermits dit KB van 17 juli 2013 opgeheven wordt ten voordele van een nieuwe KB tot uitvoering van de CAP-wet, dat echter geen betrekking heeft op de mededeling van buitenlandse rekeningen zoals bepaald door artikel 307, § 1/1 (zie vorige vraag), is het dan ook nodig om deze bepaling van het KB van 17 juli 2013 over te nemen in het KB tot uitvoering van dit artikel 307, § 1/1 teneinde het thans reeds bestaande inzagerecht van de NBB te kunnen verderzetten." 3.4.2. In advies 51.907/1/V van 23 augustus 2012 over een ontwerp dat heeft geleid tot het koninklijk besluit van 17 juli 2013 `betreffende de werking van het centraal aanspreekpunt bedoeld in artikel 322, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992', heeft de afdeling Wetgeving van de Raad van State het volgende opgemerkt: "3.4.3. Uit die toelichting blijkt dat de steller van het ontwerp van mening is dat artikel 322, § 3, vierde lid WIB aan de informatieplichtigen toegang verleent tot het Rijksregister. Zoals die wetsbepaling is geredigeerd, geeft ze nochtans enkel toelating om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te `gebruiken', terwijl uit de parlementaire voorbereiding van die bepaling niet kan worden afgeleid dat de wetgever op die wijze ook toegang tot het Rijksregister heeft willen verlenen. De in artikel 2, laatste lid, van het ontwerp opgenomen regeling, waarbij aan de informatieplichtigen tijdelijk toegang tot het Rijksregister wordt verleend, kan bijgevolg niet worden ingepast in voormeld artikel 322, § 3, vierde lid WIB(...), aangezien moet worden aangenomen dat laatstgenoemde bepaling enkel een regeling bevat voor het `gebruiken' van het identificatienummer bij het Rijksregister. Evenmin kan die regeling worden ingepast in één van de uitdrukkelijke delegatiebepalingen opgenomen in het derde lid van die paragraaf.
Artikel 322 WIB biedt bijgevolg geen rechtsgrond voor die regeling. 3.4.4. Voor die regeling zou wel rechtsgrond kunnen worden gevonden in artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983 `tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen'. Luidens het laatste lid van dat artikel `bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van het sectoraal comité, in welke gevallen geen machtiging [van het sectoraal comité] vereist is'.(...) Indien van die rechtsgrond gebruik wordt gemaakt, dient dan wel voorafgaandelijk het advies te worden ingewonnen van het sectoraal comité en dient het ontworpen besluit te worden overlegd in de Ministerraad. In de aanhef van het ontwerp dient in dat geval melding te worden gemaakt van artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983. Zo voor deze mogelijkheid niet wordt geopteerd, zal artikel 2, laatste lid, in elk geval uit het ontwerp moeten worden weggelaten en zal voor het verkrijgen van toegang tot de gegevens van het Rijksregister de procedure bedoeld in voormeld artikel 5, eerste lid, moeten worden gevolgd, hetgeen impliceert dat de toelating wordt verleend door het sectoraal comité van het Rijksregister." Artikel 322, § 3, van het WIB 92 biedt geen rechtsgrond voor de in artikel 7 van het ontwerp opgenomen regeling die meer inhoudt dan het loutere gebruik door de Nationale Bank van België van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen.
Voor die bepaling van het ontwerp kan evenmin rechtsgrond gevonden worden in de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, gelezen in samenhang met artikel 12, § 2, van de wet van 8 juli 2018. Artikel 307, § 1/1, van het WIB 92, waaraan het ontwerp beoogt uitvoering te geven, heeft immers betrekking op verplichtingen die in het kader van de aangifte in de personenbelasting aan de belastingplichtige worden opgelegd, terwijl artikel 12, § 2, van de wet van 8 juli 2018 slaat op de nakoming van verplichtingen die door of krachtens die wet worden opgelegd aan de in artikel 2, 11°, bedoelde cliënten. De wettelijke omschrijving van die cliënten valt niet samen met de belastingplichtige bedoeld in artikel 307, § 1/1, van het WIB 92.
Artikel 7 dient bijgevolg uit het ontwerp te worden weggelaten.
Vormvereisten 4. De artikelen 5 tot 8 van het ontwerp hebben betrekking op de verwerking van persoonsgegevens zoals omschreven in artikel 4, 1) en 2), van de algemene verordening gegevensbescherming. 4.1. Artikel 36, lid 4, van deze verordening, gelezen in samenhang met artikel 57, lid 1, c), en overweging 96 van die verordening, voorziet in een verplichting om de toezichthoudende autoriteit, in dit geval de Gegevensbeschermingsautoriteit bedoeld in de wet van 3 december 2017 `tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit', (5) te raadplegen bij het opstellen van een voorstel voor een door een nationaal parlement vast te stellen wetgevingsmaatregel, of een daarop gebaseerde regelgevingsmaatregel in verband met verwerking.
Verschillende bepalingen van het ontwerp betreffen inderdaad de verwerking van persoonsgegevens. (6) Daaruit volgt dat over het ontwerp het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit dient te worden ingewonnen.
Uit de adviesaanvraag blijkt niet dat over het ontwerp aan de Gegevensbeschermingsautoriteit advies is gevraagd. 4.2. Indien de aan de Raad van State voorgelegde tekst ten gevolge van het vervullen van dit vormvereiste nog wijzigingen zou ondergaan, moeten de gewijzigde of toegevoegde bepalingen, ter inachtneming van het voorschrift van artikel 3, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, aan de afdeling Wetgeving worden voorgelegd.
Onderzoek van de tekst Algemene opmerking 5. In het ontwerp wordt herhaaldelijk verwezen naar "eerste paragraaf", "tweede paragraaf" enz. Overeenkomstig de regels van de wetgevingstechniek moet een paragraaf correct worden aangegeven met het typografische teken " § " dat gevolgd wordt door een nummering met Arabische cijfers: " § 1.", " § 2.", enz. (7) Aanhef 6. De aanhef dient in overeenstemming te worden gebracht met wat hiervoor is opgemerkt over de rechtsgrond voor het ontworpen besluit. Er zullen derhalve verwijzingen moeten worden toegevoegd naar artikel 177 van de wet van 25 april 2014 en artikel 5 van de wet van 8 juli 2018.
Artikel 2 7. In het ontworpen artikel 2, § 1, worden een aantal verplichtingen hernomen die reeds volgen uit artikel 307, § 1/1, tweede lid, van het WIB 92, namelijk de verplichting om aan het centraal aanspreekpunt het nummer van de buitenlandse rekening, de benaming van de betrokken buitenlandse bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling en het land waar de rekening werd geopend, mee te delen. Het overnemen in een lagere regeling van bepalingen van een hogere regeling dient te worden vermeden. Niet alleen is een dergelijke werkwijze op het normatieve vlak overbodig aangezien ze geen nieuwe norm tot stand brengt, maar bovendien kan ze tot verwarring leiden over de precieze aard van het in de lagere regeling opgenomen voorschrift en kan ze inzonderheid aanleiding ertoe zijn dat later uit het oog verloren wordt dat alleen de hogere regelgever het betrokken voorschrift kan wijzigen. Ofwel dienen in de ontworpen bepaling de nadere regels te worden bepaald, zonder herhaling van wat reeds uit de wet voortvloeit, ofwel dient in de ontworpen bepaling duidelijk tot uiting te worden gebracht dat het om verplichtingen gaat die reeds uit de wet volgen ("overeenkomstig ... artikel ... van het WIB 92").
Artikelen 6 tot 8 8.1. Artikel 6 bepaalt dat de Nationale Bank van België in zijn hoedanigheid van voor de verwerking van het centraal aanspreekpunt verantwoordelijke instelling bepaalde informatie moet meedelen aan de belastingplichtige. Artikel 7 regelt de toegang van de Nationale Bank van België tot bepaalde informatie vermeld in artikel 3 van de wet van 8 augustus 1983. Artikel 8 bepaalt dat de belastingplichtige aan de Nationale Bank van België kan vragen om de onjuiste gegevens recht te zetten of te verwijderen.
Gevraagd naar de algemene verhouding tussen het te nemen besluit en de wet van 8 juli 2018 en meer in het bijzonder of de bepalingen van die wet ook van toepassing zijn op de gegevens van buitenlandse rekeningen die in het centraal aanspreekpunt moeten worden meegedeeld en bewaard, verklaarde de gemachtigde: "[D]e CAP-wet is eerst en vooral een uitvloeisel van de 4de en vooral vijfde AML-richtlijnen. Ze beheert dan ook in eerste instantie de informatie die financiële instellingen aan het CAP moeten bezorgen met betrekking tot bank- en betaalrekeningen, financiële verrichtingen waarbij contanten betrokken zijn en contractuele relaties m.b.t. bepaalde financiële contracten die in België worden aangehouden, uitgevoerd of aangegaan.
Artikel 4, derde lid van de CAP-wet bepaalt echter dat `andere wettelijke bepalingen de lijst kunnen aanvullen van de informatie die aan het CAP moet worden meegedeeld, doch enkel voor zover deze gegevens betrekking hebben op rekeningen of op contracten van financiële aard'. Dit impliceert dat het CAP van de NBB `verrijkt' kan worden met aanvullende gegevens op grond van andere wetgevingen die een dergelijke toevoeging van gegevens aan het CAP bepalen. Dit is o.m. het geval voor art. 322, § 3 WIB92 (doch thans in nagenoeg onbestaande, residuele mate), en dan vooral in belangrijke mate voor art. 307, § 1/1 WIB92 wat de buitenlandse rekeningen van inlandse personenbelastingplichtige natuurlijke personen betreft.
De Memorie van toelichting bij de CAP-wet bepaalt hieromtrent het volgende: `Dit toepassingsgebied 'ratione materiae' sluit niet uit dat andere wettelijke bepalingen de lijst van de informatie die hetzij door de informatieplichtigen, hetzij door andere personen aan het CAP moet worden meegedeeld, zouden aanvullen. Zo is de Koning krachtens artikel 322, § 3, WIB 92, reeds gemachtigd om de soorten van rekeningen en contracten te bepalen die door de bank-, wissel-, spaar- en kredietinstellingen aan het CAP moeten worden meegedeeld omdat ze relevant zijn voor de belastingheffing. Artikel 307, § 1[/1], tweede lid, WIB 92, bepaalt bovendien dat belastingplichtigen onderworpen aan de personenbelasting de nummers van hun rekeningen in het buitenland, de benaming van de betrokken buitenlandse bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling en het land of de landen waar die rekeningen geopend zijn aan het CAP moeten meedelen uiterlijk tegelijk met de neerlegging van de jaarlijkse belastingsaangifte waarin het bestaan ervan wordt vermeld'.
De bepalingen met betrekking tot de betrokken informatieplichtigen, tot de aard van de aan het CAP mee te delen gegevens en desgevallend ook tot de modaliteiten van deze mededeling worden dan bepaald door deze bijzondere wetsbepalingen, die bijgevolg van de artikelen 2 tot 4 van de CAP-wet kunnen afwijken. Dit is zonder meer het geval voor artikel 307, § 1/1 WIB92: de informatieplichtigen zijn verschillend (inlandse personenbelastingplichtigen), de aan het CAP mee te delen gegevens zijn verschillend (nummers van buitenlandse rekeningen) en de modaliteiten zijn verschillend (termijn van mededeling aan het CAP, tempo, te gebruiken transmissiekanalen). Maar eens deze gegevens aan het CAP worden toegevoegd, zijn de bepalingen van de CAP-wet met betrekking tot de verdere verspreiding van deze gegevens naar informatiegerechtigden van het CAP toe ook op deze gegevens van toepassing. Het gaat dan om de artikelen 6 t/m 11 en 12, § 2 (informatiegerechtigden, wijze waarop de informatie kan worden geraadpleegd, Informatieveiligheidsbevorderende maatregelen, toepassing van de Algemene Gegevensbeschermingsverordening, financiering van het CAP, toegang door de NBB tot de bestande van het RRNP). De artikelen 12, § 1 en 13 vloeien voort uit artikel 4 en zijn dus niet toepasselijk op de mededeling van gegevens aan het CAP, die door de inrichtende (i.c. fiscale) wetgevingen worden opgedragen. Zo worden inbreuken tegen art. 307, § 1/1 dus niet gesanctioneerd met de administratieve geldboetes van artikel 13, maar door de toepasselijke fiscale boetes." 8.2. Uit de verklaringen van de gemachtigde blijkt dat het niet de bedoeling is dat de artikelen 12, § 1, en 13 van de wet van 8 juli 2018 van toepassing zijn op de gegevens die in het kader van de fiscale wetgeving in het centraal aanspreekpunt moeten worden geregistreerd en bewaard. In de voormelde bepalingen wordt weliswaar verwezen naar de in artikel 4 van de wet van 8 juli 2018 bedoelde gegevens en verplichtingen, maar in het derde lid van hetzelfde artikel 4 wordt gewag gemaakt van andere wettelijke bepalingen die de lijst van de informatie die aan het centraal aanspreekpunt moet worden meegedeeld kunnen aanvullen, voor zover deze gegevens betrekking hebben op rekeningen of op contracten van financiële aard. Daaruit zou kunnen worden afgeleid dat de bepalingen van de wet van 8 juli 2018 toch van toepassing zijn op de ontworpen regeling. Ter wille van de rechtszekerheid zal die onduidelijkheid moeten worden verholpen.
De griffier, A. Goossens De voorzitter, J. Van Nieuwenhove _______ Nota's (1) Dat is het geval zolang de ouders het wettelijk genot van die inkomsten hebben (artikel 126, § 4, van het WIB 92).(2) Centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten gehouden door de Nationale Bank van België (artikel 2, 2°, van de wet van 8 juli 2018).(3) Pas bij het verstrijken van het tiende jaar dat volgt op het jaar waarin de rekening werd afgesloten, vervalt de bewaartermijn en worden de desbetreffende gegevens onherroepelijk verwijderd (artikel 5 van het ontwerp).Om die gegevens te laten verwijderen, zou dus gebruik dienen te worden gemaakt van de (loutere) mogelijkheid om het afsluiten van de rekening te melden aan het centraal aanspreekpunt. (4) Die bepaling heeft betrekking op de verplicht mee te delen informatie door de informatieplichtigen.(5) De Commissie voor de persoonlijke levenssfeer is vanaf 25 mei 2018 opgevolgd door de Gegevensbeschermingsautoriteit (zie de artikelen 3 en 110 van de wet van 3 december 2017).De leden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer oefenen evenwel de taken en de bevoegdheden van de Gegevensbeschermingsautoriteit uit tussen 25 mei 2018 en de dag waarop de leden van het directiecomité van de Gegevensbeschermingsautoriteit de eed afleggen en een verklaring ondertekenen dat er geen belangenconflicten zijn (artikel 114 van de wet van 3 december 2017). (6) Zo wordt bijvoorbeeld in artikel 5 van het ontwerp de bewaartermijn van de gegevens opgetrokken van acht naar tien jaar.(7) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, nr.57.1.2, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be).
23 JUNI 2019. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 307, § 1/1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikel 108;
Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 307, § 1/1, tweede lid, ingevoegd bij de programmawet van 25 december 2017;
Gelet op de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest, de artikelen 5 tot en met 9;
Gelet op de wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen, artikel 177;
Gelet op de regelgevingsimpactanalyse van 12 september 2018, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op het advies van de Inspecteur van financiën bij de FOD Financiën, gegeven op 31 juli 2018 Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 30 oktober 2018;
Gelet op het advies nr. 64.604/3 van de Raad van State, gegeven op 5 december 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het advies 101/2019 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 5 juni 2019;
Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° "CAP": het centraal aanspreekpunt dat door de Nationale Bank van België wordt gehouden in uitvoering van de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest;2° "CAP-wet": de hierboven vermelde wet van 8 juli 2018;3° "belastingplichtige": elke persoon bedoeld in artikel 307, § 1/1, eerste lid, a, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 die in de aangifte in de personenbelasting het bestaan moet vermelden van een buitenlandse rekening;4° "buitenlandse rekening": elke in artikel 307, § 1/1, eerste lid, a, van hetzelfde Wetboek bedoelde rekening van elke aard bij een in het buitenland gevestigde bank-, wissel-, krediet- en spaarinstelling: - waarvan de belastingplichtige, alsmede zijn kinderen wiens inkomsten overeenkomstig artikel 126, § 4, van hetzelfde Wetboek bij die van de ouders worden gevoegd, op enigerlei ogenblik van het belastbaar tijdperk houder of medehouder is geweest, of - waarvan één of meerdere in artikel 5/2 van hetzelfde Wetboek bedoelde verenigingen houder of medehouder zijn geweest, en die de belastingplichtige, alsmede zijn kinderen wiens inkomsten overeenkomstig artikel 126, § 4, van hetzelfde Wetboek bij die van de ouders worden gevoegd, op enigerlei ogenblik van het belastbaar tijdperk gemachtigd is geweest te beheren. HOOFDSTUK 2. - Mededeling van gegevens aan het CAP
Art. 2.§ 1. Overeenkomstig artikel 307, § 1/1, tweede lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 deelt de belastingplichtige in persoon of door tussenkomst van de daartoe gemachtigde persoon, aan het CAP de volgende gegevens mee: 1° zijn identificatienummer in het Rijksregister of, bij gebrek hiervan, zijn identificatienummer toegekend bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid zoals bedoeld in artikel 4 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, alsmede zijn naam en zijn eerste officiële voornaam;2° wat iedere buitenlandse rekening betreft: - het nummer van deze rekening, geïdentificeerd door middel van zijn IBAN-nummer wanneer dit nummer bestaat; - de benaming van de buitenlandse bank-, wissel-, krediet- en spaarinstelling; - de BIC-code van deze instelling wanneer het bestaat, of, bij gebrek van een dergelijke code, haar volledig adres; en - het land waar deze rekening werd geopend; 3° voor iedere buitenlandse rekening: het oudste belastbaar tijdperk na 2010 welke gebonden is aan de aanslagjaren waarin de belastingplichtige of de kinderen wiens inkomsten overeenkomstig artikel 126, § 4, van hetzelfde Wetboek bij die van de ouders worden gevoegd, op enigerlei ogenblik houder of medehouder zijn geweest van de betreffende buitenlandse rekening of die ze op enigerlei ogenblik van het belastbaar tijdperk gemachtigd zijn geweest te beheren en waarvan één of meerdere in artikel 5/2 van het WIB 92 bedoelde verenigingen houder of medehouder zijn geweest;4° in voorkomend geval, het laatste belastbaar tijdperk waarin de inkomsten van de kinderen gevoegd werden bij deze van de ouders, overeenkomstig artikel 126, § 4, van hetzelfde Wetboek, en dit voor elke buitenlandse rekening waarvoor die kinderen houder of medehouder zijn geweest op enigerlei ogenblik van het belastbaar tijdperk of die ze op enigerlei ogenblik van het belastbaar tijdperk gemachtigd zijn geweest te beheren en waarvan één of meerdere in artikel 5/2 van het WIB 92 bedoelde verenigingen houder of medehouder zijn geweest;5° de datum van afsluiting van elke buitenlandse rekening die eerder aan het CAP werd meegedeeld. § 2. Wanneer eenzelfde buitenlandse rekening door verschillende belastingplichtigen gezamenlijk wordt aangehouden, is elke medehouder ertoe gehouden de in § 1 bedoelde informatie mee te delen.
Elke ouder is ertoe gehouden de informatie bedoeld in § 1 betreffende de buitenlandse rekeningen waarvan de kinderen wiens inkomsten overeenkomstig artikel 126, § 4, van hetzelfde Wetboek bij die van die ouder worden gevoegd, houder of medehouder zijn geweest op enigerlei ogenblik van het belastbaar tijdperk mee te delen.
Art. 3.§ 1. De mededeling door de belastingplichtige of zijn gevolmachtigde aan het CAP van de in artikel 2 bedoelde gegevens, gebeurt ofwel langs elektronische weg overeenkomstig § 2, ofwel op papier overeenkomstig § 3. § 2. De Nationale Bank van België bepaalt de technische modaliteiten, de drager en het transmissiekanaal, de structuur en het formaat van de in artikel 2 bedoelde gegevens die door de belastingplichtige in persoon of door tussenkomst van een gevolmachtigde langs elektronische weg aan het CAP worden meegedeeld.
De belastingplichtige, of zijn gevolmachtigde, valideert de transmissie van de in artikel 2 bedoelde gegevens door middel van het certificaat voorkomend op de elektronische identiteitskaart. § 3. De belastingplichtige of zijn gevolmachtigde, die de in artikel 2 bedoelde gegevens op papier meedeelt, maakt gebruik van het standaardformulier vastgelegd door de Federale Overheidsdienst Financiën in samenwerking met de Nationale Bank van België en beschikbaar op de site van de Nationale Bank van België of op eenvoudig schriftelijk verzoek gericht aan de Nationale Bank van België.
Dit formulier, behoorlijk ingevuld en ondertekend door de belastingplichtige of zijn gevolmachtigde, moet worden teruggestuurd naar het volgende adres: Nationale Bank van België, Centraal Aanspreekpunt, de Berlaimontlaan 14, 1000 Brussel.
Dit formulier moet worden vergezeld van een duidelijk leesbare fotokopie recto verso van de identiteitskaart bedoeld in artikel 6 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, of bij gebrek aan beschikking over een dergelijke kaart, van de verblijfsvergunning uitgereikt op het tijdstip van de inschrijving in het wachtregister bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 2°, van voormelde wet van 19 juli 1991, betreffende de betrokken belastingplichtige enerzijds, betreffende de eventuele gevolmachtigde anderzijds, wanneer deze laatste een natuurlijke persoon is, of de natuurlijke persoon die voor rekening van de eventuele gevolmachtigde handelt, wanneer deze laatste een rechtspersoon is.
Art. 4.Het nazicht door de Nationale Bank van België op de aan het CAP overeenkomstig artikel 3 meegedeelde gegevens is beperkt tot: - de naleving door de belastingplichtige van alle in artikel 3 vermelde onderrichtingen; - de juistheid van het controlecijfer geïntegreerd in het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen of, bij gebrek hiervan, in het identificatienummer toegekend bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid zoals bedoeld in artikel 4 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.
De Nationale Bank van België registreert de ontvangstdatum van de in artikel 2 bedoelde gegevens die geldig werden meegedeeld overeenkomstig artikel 3, en meldt de ontvangst ervan: - wanneer de verzending gebeurde via elektronische weg: zonder verwijl en via dezelfde weg aan de afzender; - wanneer de verzending gebeurde op papier door toedoen van een gevolmachtigde: binnen de dertig kalenderdagen, door middel van een verzending per post aan het adres van de gevolmachtigde zoals ze op het in artikel 3, § 3 bedoeld standaardformulier voorkomt; - wanneer de verzending gebeurde op papier door de belastingplichtige zelf: binnen de dertig kalenderdagen, door middel van een verzending per post aan het adres van de belastingplichtige zoals opgenomen in het Rijksregister, of bij gebrek ervan, in de Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
Wanneer de in artikel 2 bedoelde gegevens geldig meegedeeld werden overeenkomstig artikel 3 door de gevolmachtigde van de belastingplichtige, bevestigt de Nationale Bank van België de ontvangst van deze gegevens aan de belastingplichtige binnen de dertig kalenderdagen aan het adres van de belastingplichtige opgenomen in het Rijksregister, of bij gebrek ervan, in de Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
De Nationale Bank van België verbetert op eigen initiatief geen gegevens die door een belastingplichtige, in persoon of door tussenkomst van een gevolmachtigde, aan het CAP werden meegedeeld.
Gegevens die niet overeenkomstig de in artikel 3 bedoelde onderrichtingen worden opgesteld of toegezonden, worden geacht niet aan het CAP meegedeeld te zijn. De Nationale Bank van België brengt de afzender hiervan in kennis, met nauwkeurige vermelding van elke in artikel 3 bedoelde onderrichting die niet werd nageleefd: - wanneer de verzending gebeurde via elektronische weg: zonder verwijl en via dezelfde weg; - wanneer de verzending gebeurde op papier door toedoen van een gevolmachtigde: binnen de dertig kalenderdagen, door middel van een verzending per post aan het adres van de gevolmachtigde zoals ze op het in artikel 3, § 3, bedoeld standaardformulier voorkomt; - wanneer de verzending gebeurde op papier door de belastingplichtige zelf: binnen de dertig kalenderdagen, door middel van een verzending per post aan het adres van de belastingplichtige zoals opgenomen in het Rijksregister, of bij gebrek ervan, in de Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
Teneinde alsnog aan zijn informatieverplichting te voldoen, worden de overeenkomstig de in artikel 3 bedoelde onderrichtingen opgestelde of toegezonden gegevens door de belastingplichtige of zijn gevolmachtigde aan het CAP meegedeeld binnen dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van de mededeling door de Nationale Bank van België dat de eerder meegedeelde gegevens niet overeenkomstig de in artikel 3 bedoelde onderrichtingen werden opgesteld of toegezonden. HOOFDSTUK 3. - Bewaartermijn en rechten van de betrokkenen
Art. 5.De bewaartermijn van in artikel 2 bedoelde gegevens vervalt: - wat de gegevens betreft die betrekking hebben op de buitenlandse rekening: bij het verstrijken van het 10de jaar dat volgt op het jaar waarin de buitenlandse rekening werd afgesloten, volgens de door de belastingplichtige overeenkomstig artikel 2, § 1, 4° en 5° meegedeelde informatie; - wat de gegevens betreft die betrekking hebben op de belastingplichtige die geen cliënt is in de zin van artikel 2, 11° van de CAP-wet: bij het verstrijken van het 10de jaar dat volgt op het jaar waarin de laatste buitenlandse rekening meegedeeld door deze belastingplichtige werd afgesloten, volgens de door de belastingplichtige overeenkomstig artikel 2, § 1, 4° en 5° meegedeelde informatie.
Zodra de voormelde bewaartermijn verstreken is, worden de vervallen gegevens onherroepelijk verwijderd.
Art. 6.De Nationale Bank van België is verantwoordelijk voor de verwerking van het CAP. In deze hoedanigheid deelt hij aan de belastingplichtige, krachtens artikel 14 van de Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 (de "Algemene verordening gegevensbescherming"), de informatie die bedoeld is in artikel 5, § 2, 2° tot 7° van de CAP-wet mee op zijn internetsite alsook op het standaardformulier voor de mededeling van gegevens op papier bedoeld in artikel 3, § 3.
Art. 7.Met het oog op de verzending van de lijst van de in het CAP geregistreerde gegevens aangaande de buitenlandse rekeningen van de belastingplichtige die geen cliënt is in de zin van artikel 2, 11° van de CAP-wet is de Nationale Bank van België gemachtigd om toegang te hebben tot de meest recente informatie vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 5° en 10° van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen met betrekking tot de betrokken belastingplichtige.
Art. 8.Krachtens artikel 16 van de Algemene verordening gegevensbescherming kan elke belastingplichtige kosteloos, in eigen persoon of door toedoen van een gevolmachtigde, aan de Nationale Bank van België de rechtzetting of de verwijdering vragen van onjuiste gegevens aangaande buitenlandse rekeningen die op zijn naam in het CAP zijn geregistreerd, overeenkomstig de in artikel 3 bedoelde onderrichtingen.
De belastingplichtige vermeldt bij zijn aanvraag, naargelang het geval: - de in artikel 2 bedoelde, recht te zetten gegevens en de verbeterde gegevens, of - de in artikel 2 bedoelde, te schrappen gegevens.
Artikel 4 is van toepassing op deze verbetering. HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding, uitvoeringsbepaling
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020.
Art. 10.De minister die bevoegd is voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 juni 2019.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, A. DE CROO