gepubliceerd op 06 juli 2016
Wet tot omzetting van diverse bepalingen van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggings-ondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad
27 JUNI 2016. - Wet tot omzetting van diverse bepalingen van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggings-ondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad. HOOFDSTUK 2. - Bekrachtiging van besluiten
Art. 3.Worden bekrachtigd met ingang van hun respectieve dag van inwerkingtreding : 1° het koninklijk besluit van 18 december 2015 tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen;2° het koninklijk besluit van 26 december 2015 tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen wat het herstel en de afwikkeling van groepen betreft. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen in de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen
Art. 4.In artikel 3 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 december 2015 tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen wat het herstel en de afwikkeling van groepen betreft, wordt een bepaling onder 55/1° ingevoegd, luidende : "55/1° Afwikkelingsfonds : het fonds voor de afwikkeling als bedoeld in artikel 2 van de wet van 28 december 2011 op het Afwikkelingsfonds;".
Art. 5.Het tweede lid van artikel 111 van dezelfde wet wordt als volgt aangevuld : "De toezichthouder eist in elk geval een actualisering van het herstelplan indien de hypotheses die in het herstelplan zijn beschreven anders zijn dan de omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot het nemen van maatregelen bedoeld in artikel 234, § 2. ".
Art. 6.Artikel 112 van dezelfde wet wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : "De toezichthouder kan de kredietinstellingen verplichten om gedetailleerde gegevens bij te houden aangaande financiële contracten waarbij zij partij zijn.".
Art. 7.In artikel 226 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 december 2015 tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen wat het herstel en de afwikkeling van groepen betreft, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt aangevuld met de volgende woorden : "De afwikkelingsautoriteit kan de kredietinstelling in het bijzonder verplichten om gedetailleerde gegevens bij te houden aangaande financiële contracten waarbij zij partij is.Indien alle of een deel van deze informatie reeds beschikbaar is bij de toezichthouder, maakt deze die informatie over aan de afwikkelingsautoriteit."; 2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4 en een paragraaf 5, luidende : " § 4.De afwikkelingsautoriteit schort de opmaak van het afwikkelingsplan op zolang de maatregelen tot vermindering of opheffing van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid niet zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 231 en 232. § 5. De afwikkelingsautoriteit maakt het afwikkelingsplan en eventuele wijzigingen daarvan over aan de toezichthouder.".
Art. 8.In artikel 227, § 1, derde lid van dezelfde wet worden de woorden "onverminderd de interventies van het Afwikkelingsfonds," ingevoegd tussen de woorden "enige uitzonderlijke overheidssteun," en de woorden "en evenmin met".
Art. 9.In het laatste lid van artikel 230 van dezelfde wet worden de woorden "onverminderd de interventies van het Afwikkelingsfonds," ingevoegd tussen de woorden "enige uitzonderlijke overheidssteun," en de woorden "noch van enige".
Art. 10.In artikel 231, eerste lid van dezelfde wet worden de woorden ", de afwikkelingsautoriteiten in de jurisdicties waar significante bijkantoren gevestigd zijn" ingevoegd tussen de woorden "de betrokken kredietinstelling" en "en de toezichthouder".
Art. 11.In artikel 232 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt als volgt aangevuld : "Bij het vaststellen van die andere maatregelen toont de afwikkelingsautoriteit aan waarom de door de kredietinstelling voorgestelde maatregelen de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid niet zouden kunnen wegnemen en waarom de andere maatregelen voor het wegnemen van de belemmeringen evenredig zijn.De afwikkelingsautoriteit houdt rekening met de bedreiging welke van die belemmeringen voor de afwikkelbaarheid uitgaat voor de financiële stabiliteit, en met de gevolgen van de maatregelen voor de bedrijfsactiviteiten van de kredietinstelling, haar stabiliteit en haar vermogen om een bijdrage te leveren aan de economie. Na raadpleging van de toezichthouder en van de Bank in haar hoedanigheid van macroprudentiële autoriteit, houdt de afwikkelingsautoriteit daarenboven rekening met het potentiële effect van die maatregelen op de betreffende kredietinstelling, op de interne markt voor financiële diensten en op de financiële stabiliteit in andere lidstaten en in de Unie als geheel."; 2° het derde lid wordt als volgt vervangen : "De beslissing van de afwikkelingsautoriteit wordt afdoende gemotiveerd, in het bijzonder wat betreft de toepassing van de in het eerste lid bedoelde vereiste van evenredigheid, en schriftelijk ter kennis gebracht van de kredietinstelling.Deze dient binnen een maand een plan in voor de uitvoering van die beslissing.".
Art. 12.Artikel 234 van dezelfde wet wordt als volgt gewijzigd : 1° in de eerste paragraaf worden de woorden ", Richtlijn 2013/36/EU, titel II van Richtlijn 2014/65/EU of een van de voorschriften van de artikelen 3 tot en met 7, 14 tot en met 17 en 24, 25 en 26 van Verordening nr.600/2014," ingevoegd tussen de woorden "Verordening nr. 575/2013" en "of over gegevens beschikt"; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met de bepalingen onder 11° en 12° luidende : "11° de maatregelen gelasten als bedoeld in artikel 116, § 2, tweede lid, 3° en 5° ; 12° eisen dat de instelling een plan opstelt voor het voeren van onderhandelingen met schuldeisers over de herstructurering van de schulden, in voorkomend geval overeenkomstig het herstelplan."; 3° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende : " § 5.De toezichthouder stelt de afwikkelingsautoriteit onverwijld in kennis zodra zij vaststelt dat voor een kredietinstelling aan de in paragraaf 1 bedoelde voorwaarden is voldaan.".
Art. 13.In artikel 243, § 1 van dezelfde wet wordt een tweede lid ingevoegd, luidende : "Bij het nastreven van deze doelstellingen tracht de afwikkelingsautoriteit de afwikkelingskosten zoveel mogelijk te beperken en waardevernietiging te vermijden, tenzij die noodzakelijk is om de afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken.".
Art. 14.In artikel 244 van dezelfde wet wordt een paragraaf 5 toegevoegd, luidende : " § 5. Het nemen van herstelmaatregelen als bedoeld in artikel 234 of 236 is geen voorwaarde voor het nemen van een afwikkelingsmaatregel.".
Art. 15.Artikel 247, § 1 van dezelfde wet wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : "Daarnaast wordt bij de waardering in aanmerking genomen dat, indien een afwikkelingsinstrument wordt toegepast : 1° de afwikkelingsautoriteit en het Afwikkelingsfonds alle redelijke en op rechtmatige wijze gemaakte kosten kunnen terugvorderen van de kredietinstelling in afwikkeling, overeenkomstig artikel 272; 2° de financieringsregeling voor de afwikkeling kan voorzien in rente of vergoedingen voor elke aan de kredietinstelling in afwikkeling toegekende lening of waarborg, overeenkomstig artikel 6/1 van de wet van 28 december 2011 op het Afwikkelingsfonds.".
Art. 16.Artikel 248 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 december 2015 tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4. De waardering vormt een integraal onderdeel van het besluit om een afwikkelingsmaatregel te nemen of om de bevoegdheid om relevante kapitaalinstrumenten af te schrijven of om te zetten uit te oefenen.
De waardering zelf is niet vatbaar voor een afzonderlijk beroep maar kan vatbaar zijn voor een beroep samen met dat besluit, in toepassing van het bepaalde in Hoofdstuk IX van deze Titel.".
Art. 17.In artikel 255 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 december 2015 houdende diverse financiële bepalingen, houdende de oprichting van een administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie "Sociale activiteiten" en houdende een bepaling inzake de gelijkheid van vrouwen en mannen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt : " § 5.Bij een in Ministerraad overlegd besluit, genomen op advies van de afwikkelingsautoriteit, of uit eigen beweging na advies van de afwikkelingsautoriteit, kan de Koning buitengewone openbare financiële steun verlenen door middel van instrumenten voor financiële stabilisatie om in de afwikkeling van een kredietinstelling te participeren, waaronder door rechtstreeks in te grijpen om de vereffening van deze instelling te voorkomen, teneinde de in artikel 243, § 1 bedoelde afwikkelings-doelstellingen te verwezenlijken.
De overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie zijn de volgende : 1° het instrument voor publieke kapitaalsteun, waarmee een kredietinstelling als bedoeld in het eerste lid geherkapitaliseerd wordt in ruil voor tier 1-kernkapitaalinstrumenten of aanvullende tier 1- of tier 2-instrumenten; 2° het instrument voor tijdelijke overheidseigendom, waarmee de aandelen van een kredietinstelling als bedoeld in het eerste lid worden overgedragen naar een onderneming die volledig in eigendom van de Staat is of naar een gevolmachtigde van de Koning."; 2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 6 en een paragraaf 7, luidende : " § 6.De overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie worden als laatste redmiddel gebruikt, teneinde de financiële stabiliteit te vrijwaren, en enkel nadat de afwikkelingsinstrumenten als bedoeld in paragraaf 1 en paragraaf 2 zijn beoordeeld en zoveel mogelijk zijn benut. Deze beoordeling wordt door de Koning verricht na raadpleging van de afwikkelingsautoriteit. De overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie kunnen slechts gebruikt worden indien voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° de afwikkelingsautoriteit heeft vastgesteld dat de in artikel 244, § 1 bedoelde voorwaarden voor het initiëren van een afwikkelingsprocedure vervuld zijn in hoofde van de betrokken kredietinstelling;2° na raadpleging van de Bank, in haar hoedanigheid van centrale bank, en van de toezichthouder, stellen de Koning en de afwikkelingsautoriteit vast - dat de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten niet volstaat om aanzienlijke negatieve gevolgen voor de financiële stabiliteit te voorkomen;of - dat de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten niet volstaat om het algemeen belang te beschermen; of - enkel voor wat betreft het instrument voor tijdelijke overheidseigendom, dat de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten niet volstaat om het algemeen belang te beschermen, indien de instelling eerder al kapitaalsteun heeft gekregen via het instrument voor kapitaalsteun; 3° de waarde van de instrumenten die met toepassing van het instrument van interne versterking of het instrument van afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten worden omgezet of afgeschreven, bedraagt meer dan 8 % van de totale passiva, met inbegrip van het eigen vermogen, van de instelling in afwikkeling, gemeten aan de hand van de waardering die met toepassing van de artikelen 246 tot 249 werd verricht;en 4° de regels van de Europese Unie inzake staatssteun worden nageleefd. § 7. De Bank, in haar hoedanigheid van afwikkelingsautoriteit, oefent op verzoek van de Koning alle haar verleende afwikkelingsbevoegdheden uit indien de uitoefening van die bevoegdheden noodzakelijk is voor de tenuitvoerlegging van de overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie.
De Koning ziet erop toe dat de ondernemingen die de Staat rechtstreeks of onrechtstreeks bezit met toepassing van een overheidsinstrument voor financiële stabilisatie, op commerciële en professionele wijze worden beheerd.
Zodra de commerciële en financiële omstandigheden dat toelaten, worden de deelnemingen die met toepassing van een overheidsinstrument voor financiële stabilisatie rechtstreeks of onrechtstreeks worden aangehouden door de Staat, overgedragen aan de privésector.".
Art. 18.In artikel 257 van dezelfde wet wordt een paragraaf 3 toegevoegd, luidende : " § 3. Elke openbaarmaking van de verkoop van de kredietinstelling die op grond van artikel 17, lid 1 van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik zou zijn voorgeschreven, mag overeenkomstig artikel 17, lid 4 of 5 van die verordening worden uitgesteld.".
Art. 19.In artikel 260 van dezelfde wet wordt een paragraaf 4 toegevoegd, luidende : " § 4. Het wettelijk bestuursorgaan en de effectieve leiding van de overbruggingsinstelling houden de toegang tot kritieke functies in stand met het oog op de toepassing van het bepaalde in artikel 261, 263 of 264.".
Art. 20.In artikel 265 van dezelfde wet worden een paragraaf 3 en een paragraaf 4 toegevoegd, luidende : " § 3. Onverminderd artikel 272, § 1, valt elke door het vehikel voor activabeheer met betrekking tot de rechtstreeks van de kredietinstelling in afwikkeling verworven activa, rechten of verbintenissen betaalde vergoeding, toe aan de kredietinstelling in afwikkeling. Vergoedingen kunnen betaald worden in de vorm van door het vehikel voor activabeheer uitgegeven schuldpapier. § 4. Indien het instrument van een overbruggingsinstelling is toegepast, kan een vehikel voor activabeheer, ten vervolge van de toepassing van het instrument van een overbruggingsinstelling, activa, rechten of verbintenissen van de overbruggingsinstelling verwerven.".
Art. 21.In artikel 267/2, § 3 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 december 2015 tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, worden de woorden "de in artikel 386 bedoelde financieringsregelingen" vervangen door de woorden "het Afwikkelingsfonds".
Art. 22.In artikel 267/6, § 2 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 december 2015 tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, worden de woorden "de in artikel 386 bedoelde financieringsregelingen" vervangen door de woorden "het Afwikkelingsfonds".
Art. 23.In artikel 269 van dezelfde wet wordt een paragraaf 3 toegevoegd, luidende : " § 3. Bij toepassing van de afwikkelingsinstrumenten bedoeld in paragraaf 1, en onverminderd het bepaalde in Hoofdstuk VII van deze Titel, hebben aandeelhouders of schuldeisers van de kredietinstelling in afwikkeling en andere derden wier activa, rechten of verbintenissen niet zijn overgedragen, geen rechten op of met betrekking tot de overdragen activa, rechten of verbintenissen.".
Art. 24.In artikel 272 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het zinsdeel voorafgaand aan de opsomming vervangen als volgt : "De afwikkelingsautoriteit en het Afwikkelingsfonds kunnen redelijke uitgaven die zij rechtmatig hebben gedaan bij het gebruik van de afwikkelingsinstrumenten, bij de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden, bij de interventies van het Afwikkelingsfonds of bij het gebruik van overheidsinstrumenten voor financiële stabilisatie, verhalen op een of meer van de volgende wijzen :"; 2° het eerste lid van paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : "De vorderingen van de afwikkelingsautoriteit en het Afwikkelingsfonds ten aanzien van de kredietinstelling voor kosten die zij hebben opgelopen in het kader van de procedure voor de afwikkeling van een kredietinstelling, zijn bevoorrecht op alle roerende goederen van deze kredietinstelling.".
Art. 25.In artikel 280 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 december 2015 houdende diverse financiële bepalingen, houdende de oprichting van een administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie `Sociale activiteiten' en houdende een bepaling inzake de gelijkheid van vrouwen en mannen, worden een paragraaf 5 en een paragraaf 6 toegevoegd, luidende : " § 5. In geval van opschorting uit hoofde van paragraaf 1, 3° kan een beëindigingsrecht worden uitgeoefend voor het einde van de termijn bepaald in paragraaf 1, 1° indien de afwikkelingsautoriteit een bericht heeft bekendgemaakt dat de onder de overeenkomst vallende rechten en verplichtingen niet aan een andere entiteit worden overgedragen, of dat deze, bij toepassing van het instrument van interne versterking op grond van artikel 267/1, § 1, 1°, niet aan afschrijving of omzetting onderworpen zijn. § 6. Indien de afwikkelingsautoriteit de bevoegdheid bedoeld in paragraaf 1, 3° uitoefent en geen bericht heeft bekendgemaakt als bedoeld in paragraaf 5, mogen de beëindigingsrechten na afloop van de termijn bedoeld in paragraaf 1, 1° als volgt worden uitgeoefend : 1° indien de onder de overeenkomst vallende rechten en verplichtingen aan een andere entiteit zijn overgedragen, mag een tegenpartij die beëindigingsrechten alleen uitoefenen indien zich aan de zijde van de ontvanger een afdwingingsgrond blijft voordoen of zich later voordoet; 2° indien de onder de overeenkomst vallende rechten en verplichtingen bij de kredietinstelling in afwikkeling blijven en de afwikkelingsautoriteit ten aanzien van deze instelling niet overeenkomstig artikel 267/1, § 1, 1° het instrument van interne versterking op dat contract heeft toegepast, kan een tegenpartij bij het verstrijken van de opschorting beëindigingsrechten uitoefenen volgens de voorwaarden van die overeenkomst.".
Art. 26.In artikel 284 van dezelfde wet worden de woorden "de financieringsregelingen bedoeld in artikel 386" vervangen door de woorden "het Afwikkelingsfonds".
Art. 27.Artikel 292 van dezelfde wet wordt aangevuld met de bepalingen onder 8° en 9°, luidende : "8° de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank, de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten, de Europese Autoriteit voor Verzekeringen en Bedrijfspensioenen en de Europese Bankautoriteit; 9° indien de instelling in afwikkeling een instelling is in de zin van artikel 2, onder b) van Richtlijn 98/26/EG, de exploitanten van de systemen waaraan zijn deelnemen.".
Art. 28.Artikel 293 van dezelfde wet wordt aangevuld met de woorden "evenals de maatregel die de afwikkelingsautoriteit voornemens is te treffen, met inbegrip van, in voorkomend geval, de benoeming van een bijzondere bestuurder".
Art. 29.Artikel 294 van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende zin : "Deze kennisgeving bevat een kopie van elke maatregel of van elk instrument door middel waarvan de betrokken bevoegdheden worden uitgeoefend en geeft de datum aan vanaf wanneer elke afwikkelingsmaatregel van kracht is.".
Art. 30.Artikel 295 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 december 2015 houdende diverse financiële bepalingen, houdende de oprichting van een administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie "Sociale activiteiten" en houdende een bepaling inzake de gelijkheid van vrouwen en mannen, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : "Indien de aandelen of andere eigendoms- of schuldinstrumenten van de kredietinstelling niet voor verhandeling op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, zorgt de afwikkelingsautoriteit ervoor dat de documenten die als bewijsstuk van de afwikkelingsmaatregel dienen, worden toegezonden aan de aandeelhouders en schuldeisers van de kredietinstelling in afwikkeling die bekend zijn ingevolge de registers of de gegevensbanken van de kredietinstelling in afwikkeling die ter beschikking staan van de afwikkelingsautoriteit.".
Art. 31.In Boek XI van dezelfde wet, ingevoegd door het koninklijk besluit van 26 december 2015 tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen wat het herstel en de afwikkeling van groepen betreft, wordt een Titel III/1 ingevoegd, luidende : "Titel III/1. Financiële steun binnen een groep
Art. 438/1.§ 1. Belgische moederkrediet-instellingen, Belgische EER-moederkrediet-instellingen en entiteiten naar Belgisch recht bedoeld in artikel 424, 3° en 4°, evenals Belgische dochterondernemingen die kredietinstellingen of financiële instellingen zijn welke vallen onder het toezicht op geconsolideerde basis dat op de moederonderneming wordt uitgeoefend, kunnen partij zijn bij een overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep aan een andere partij bij de overeenkomst die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 234, § 1 van deze wet of in artikel 27 van Richtlijn 2014/59/EU. § 2. Een overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep : 1° mag alleen worden gesloten op een ogenblik waarop geen van de partijen bij de overeenkomst voldoet aan de in artikel 234, § 1 of in artikel 27 van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde voorwaarden;2° mag niet verhinderen dat een groepsentiteit actief is in een lidstaat;3° mag niet verhinderen dat van geval tot geval en conform het beleid van de groep financiële steun wordt verleend aan een groepsentiteit die in financiële problemen verkeert, als dit geen risico inhoudt voor de groep als geheel. § 3. De overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep kan : 1° op een of meer dochterondernemingen van de groep betrekking hebben en voorzien in financiële steun van de moederonderneming aan dochterondernemingen, van dochterondernemingen aan de moederonderneming, tussen dochterondernemingen van de groep die partij zijn bij de overeenkomst, of elke combinatie van deze groepsentiteiten;2° voorzien in financiële steun in de vorm van een lening, de verlening van garanties, de verstrekking van activa die als zekerheid kunnen worden gebruikt, of elke combinatie van deze vormen van financiële steun bij een of meer transacties, onder meer tussen de begunstigde van de steun en een derde. § 4. Indien een groepsentiteit overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst akkoord gaat met de verlening van financiële steun aan een andere groepsentiteit, kan de overeenkomst een wederkerige overeenkomst bevatten van de groepsentiteit die de steun ontvangt, om financiële steun te verlenen aan de groepsentiteit die de steun verleent. § 5. De uit de overeenkomst voortvloeiende rechten, vorderingen en maatregelen kunnen alleen door de partijen bij de overeenkomst worden uitgeoefend, met uitsluiting van derden.
Art. 438/2.Een overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep beantwoordt minstens aan de volgende beginselen : 1° de overeenkomst bevat de basis voor de berekening van de vergoeding voor elke transactie die krachtens de overeenkomst plaatsvindt;2° de vergoeding wordt vastgesteld op het tijdstip van verlening van de financiële steun;3° bij toetreding tot de overeenkomst en bij het vaststellen van de vergoeding voor de verlening van financiële steun moet elke partij haar eigen belangen behartigen, hetgeen kan inhouden dat rekening wordt gehouden met eventuele directe of indirecte voordelen die voor een partij uit de verlening van de financiële steun kunnen voortvloeien;4° elke partij die financiële steun verleent, moet volledig toegang hebben tot relevante informatie van elke partij die financiële steun ontvangt, voordat de vergoeding voor de verlening van financiële steun wordt vastgesteld en voordat een besluit tot verlening van financiële steun wordt genomen;5° bij de vergoeding voor de verlening van financiële steun kan rekening worden gehouden met informatie die niet op de markt beschikbaar is en die in het bezit is van de partij die financiële steun verleent op grond van het feit dat zij deel uitmaakt van dezelfde groep als de partij die financiële steun ontvangt;en 6° in de beginselen voor het berekenen van de vergoeding voor de verlening van financiële steun hoeft geen rekening te worden gehouden met eventuele verwachte tijdelijke gevolgen voor de marktprijzen van gebeurtenissen buiten de groep om.
Art. 438/3.Een groepsentiteit naar Belgisch recht mag slechts financiële steun verlenen overeenkomstig artikel 438/1 als aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan : 1° het verlenen van financiële steun heeft tot doel de financiële stabiliteit van de groep als geheel of van een van de groepsentiteiten te vrijwaren of te herstellen;2° er is een redelijk vooruitzicht dat de verleende steun de financiële moeilijkheden van de groepsentiteit die de steun ontvangt, in wezenlijke mate oplost;3° het verlenen van financiële steun is in het belang van de groepsentiteit die de steun verleent;4° de financiële steun wordt verleend onder voorwaarden, waaronder een vergoeding als bedoeld in artikel 438/2;5° op basis van de informatie waarover het wettelijk bestuursorgaan van de groepsentiteit die financiële steun verleent, beschikt op het moment dat het besluit tot verlenen van financiële steun wordt genomen, is er een redelijk vooruitzicht dat de groepsentiteit die de steun ontvangt de vergoeding voor de steun zal betalen en dat deze, indien de steun in de vorm van een lening wordt verstrekt, de lening zal terugbetalen.Indien de steun wordt verstrekt in de vorm van een garantie of andere zekerheid, geldt voor de daaruit voortvloeiende verplichting voor de ontvangende entiteit dezelfde voorwaarde als de garantie of zekerheid wordt afgedwongen; 6° de verlening van de financiële steun brengt de liquiditeit of de solvabiliteit van de groepsentiteit die de steun verleent, niet in gevaar;7° de verlening van de financiële steun houdt geen bedreiging in voor de financiële stabiliteit in België;8° op het ogenblik waarop de steun wordt verleend, voldoet de groepsentiteit die de steun verleent aan de vereisten van deze wet met betrekking tot kapitaal of liquiditeit en aan alle op grond van de artikelen 149 en 150 opgelegde vereisten, en het verlenen van financiële steun leidt er niet toe dat deze groepsentiteit die vereisten overtreedt, tenzij dit wordt toegestaan door de toezichthouder;9° op het ogenblik waarop de steun wordt verleend, voldoet de groepsentiteit die de steun verleent aan de vereisten inzake grote risicoblootstellingen zoals vastgelegd in Verordening nr.575/2013, in de toepasselijke wet- en regelgeving en in de reglementen die met toepassing van artikel 98 zijn vastgesteld, en het verlenen van financiële steun leidt er niet toe dat de groepsentiteit die vereisten overtreedt, tenzij zulks wordt toegestaan door de toezichthouder; 10° de verlening van de financiële steun brengt de afwikkelbaarheid van de groepsentiteit die de steun verleent, niet in gevaar.
Art. 438/4.§ 1. De Belgische EER-moederkredietinstelling vraagt toestemming aan de toezichthouder, in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder, om een overeenkomstig artikel 438/1 voorgenomen overeenkomst te mogen sluiten of om wijzigingen aan te brengen in een overeenkomst waarvoor de toezichthouder toestemming heeft verleend. Het verzoek om toestemming vermeldt de groepsentiteiten die als partijen worden voorgesteld. De toezichthouder, in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder, stuurt het verzoek onverwijld door naar de bevoegde autoriteiten van elke dochteronderneming die voornemens is partij te zijn bij de overeenkomst. § 2. De toezichthouder, in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder, verleent volgens de procedure bedoeld in artikel 438/5 toestemming indien de voorwaarden van de voorgenomen overeenkomst stroken met de in artikel 438/3 vastgestelde voorwaarden voor het verlenen van financiële steun. Hij kan de sluiting van de voorgenomen overeenkomst verbieden indien deze geacht wordt niet te stroken met de voorwaarden bedoeld in artikel 438/3.
Art. 438/5.§ 1. De toezichthouder, in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder, stelt alles in het werk om samen met de andere bevoegde autoriteiten een gezamenlijk besluit te nemen binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 438/4, § 1, over de vraag of de voorwaarden van de voorgenomen overeenkomst of de voorgenomen wijzigingen stroken met de in artikel 438/3 vastgestelde voorwaarden voor het verlenen van financiële steun. Zij houden daarbij rekening met het mogelijke effect van de uitvoering van de overeenkomst in alle lidstaten waar de groep actief is, met inbegrip van gevolgen voor de begroting van de betrokken lidstaten.
Het gezamenlijke besluit wordt in een volledig gemotiveerd document opgenomen en door de toezichthouder, in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder, aan de aanvrager verstrekt.
De toezichthouder, in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder, kan de EBA krachtens artikel 31, onder c) van Verordening nr. 1093/2010 verzoeken om bijstand bij het bereiken van een gezamenlijk besluit. § 2. Als de toezichthouder, in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder, en de andere bevoegde autoriteiten niet binnen de termijn bedoeld in paragraaf 1 tot een gezamenlijk besluit komen, is het volgende van toepassing : 1° de toezichthouder, in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder, neemt een volledig gemotiveerd schriftelijk besluit over de aanvraag.Dat besluit houdt rekening met de standpunten en voorbehouden die gedurende de periode van vier maanden door de andere bevoegde autoriteiten kenbaar zijn gemaakt. De toezichthouder stelt de aanvrager en de andere bevoegde autoriteiten van zijn besluit in kennis; 2° indien een andere bevoegde autoriteit binnen de in paragraaf 1 bedoelde termijn de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening nr. 1093/2010 aan de EBA heeft voorgelegd, stelt de toezichthouder zijn besluit uit in afwachting van een eventueel door de EBA genomen besluit. Hij neemt zijn besluit in overeenstemming met het besluit van de EBA.
Art. 438/6.De toezichthouder, in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder, zendt de overeenkomsten voor financiële steun binnen de groep waarvoor hij toestemming heeft verleend, en alle wijzigingen daarvan, onverwijld toe aan de betrokken afwikkelingsautoriteiten.
Art. 438/7.§ 1. Indien de toezichthouder, in zijn hoedanigheid van bevoegde autoriteit voor het toezicht op een Belgische kredietinstelling die een dochteronderneming is van een EER-moederonderneming in een andere lidstaat, een kennisgeving ontvangt als bedoeld in artikel 20, lid 2 van Richtlijn 2014/59/EU, stelt hij alles in het werk om samen met de consoliderende toezichthouder en de andere bevoegde autoriteiten tot een gezamenlijk besluit te komen als bedoeld in artikel 20, lid 5 van Richtlijn 2014/59/EU. De toezichthouder kan de EBA krachtens artikel 31, onder c) van Verordening nr. 1093/2010 verzoeken om bijstand bij het bereiken van een gezamenlijk besluit. § 2. Bij ontstentenis van een gezamenlijk besluit als bedoeld in paragraaf 1, is het volgende van toepassing : 1° de toezichthouder maakt aan de consoliderende toezichthouder zijn standpunten en voorbehouden over betreffende het besluit dat de consoliderende toezichthouder zal nemen krachtens artikel 20, lid 6 van Richtlijn 2014/59/EU;2° de toezichthouder kan tot aan het einde van de termijn bedoeld in artikel 20, lid 7 van Richtlijn 2014/59/EU en zolang geen gezamenlijk besluit is genomen, de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening nr.1093/2010 aan de EBA voorleggen.
Art. 438/8.§ 1. Elke voorgenomen overeenkomst of wijziging waarvoor de bevoegde autoriteiten toestemming hebben verleend, wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de aandeelhouders van elke groepsentiteit die de overeenkomst wil aangaan. De overeenkomst is alleen geldig en uitvoerbaar voor de partijen waarvan de aandeelhouders de overeenkomst hebben goedgekeurd, en dit zolang die goedkeuring niet is ingetrokken.
Een overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep geldt alleen voor een groepsentiteit indien haar aandeelhouders het wettelijk bestuursorgaan hebben toegestaan het besluit te nemen dat de groepsentiteit onder de voorwaarden van de overeenkomst en in overeenstemming met de voorwaarden bedoeld in deze titel steun verleent of ontvangt, en indien de aandeelhouders die toestemming niet hebben ingetrokken. § 2. Het wettelijk bestuursorgaan van elke entiteit die partij is bij de overeenkomst, brengt jaarlijks aan de aandeelhouders verslag uit over de uitvoering van de overeenkomst en van alle op grond van de overeenkomst genomen besluiten.
Art. 438/9.Het wettelijk bestuursorgaan van de groepsentiteit naar Belgisch recht die financiële steun verleent, neemt het besluit om op grond van de overeenkomst financiële steun binnen de groep te verlenen. Dat besluit wordt gemotiveerd, vermeldt het doel van de voorgenomen financiële steun en hoe met de verlening van de financiële steun aan de in artikel 438/3 vastgestelde voorwaarden wordt voldaan.
Het wettelijk bestuursorgaan van de groepsentiteit naar Belgisch recht die financiële steun ontvangt, neemt het besluit om op grond van de overeenkomst financiële steun binnen de groep te aanvaarden.
Art. 438/10.§ 1. Voordat er op grond van een overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep effectief steun wordt verstrekt, brengt het wettelijk bestuursorgaan van een groepsentiteit naar Belgisch recht die voornemens is financiële steun te verlenen, dit ter kennis van : 1° de toezichthouder;2° in voorkomend geval, de consoliderende toezichthouder;3° de bevoegde autoriteit van de groepsentiteit die de steun ontvangt; en 4° de EBA. De kennisgeving omvat het gemotiveerde besluit van het wettelijk bestuursorgaan, bedoeld in artikel 438/9 en nadere gegevens over de voorgenomen financiële steun, samen met een kopie van de overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep. § 2. Binnen vijf werkdagen na de datum van ontvangst van een volledige kennisgeving als bedoeld in paragraaf 1 kan de toezichthouder de verlening van financiële steun goedkeuren, dan wel bij gemotiveerd besluit verbieden of beperken indien hij oordeelt dat niet aan de bij artikel 438/3 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
Het besluit wordt onverwijld ter kennis gebracht van : 1° de consoliderende toezichthouder, indien deze verschilt van de toezichthouder;2° de bevoegde autoriteit van de groepsentiteit die de steun ontvangt; en 3° de EBA. Indien de toezichthouder optreedt in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder, stelt hij onverwijld de andere leden van het college van bevoegde autoriteiten en de leden van het afwikkelingscollege in kennis. § 3. Indien de toezichthouder de financiële steun niet binnen de in paragraaf 2 bedoelde termijn verbiedt of beperkt, of die steun voor het einde van die termijn heeft goedgekeurd, kan er financiële steun worden verleend in overeenstemming met de voorwaarden die aan de toezichthouder zijn voorgelegd. § 4. Het besluit van het wettelijk bestuursorgaan van de groepsentiteit naar Belgisch recht, om financiële steun te verlenen, wordt toegezonden aan : 1° de toezichthouder;2° in voorkomend geval, de consoliderende toezichthouder;3° de bevoegde autoriteit van de groepsentiteit die de steun ontvangt; en 4° de EBA. Indien de toezichthouder optreedt in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder stelt hij onverwijld de andere leden van het college van bevoegde autoriteiten en de leden van het afwikkelingscollege in kennis. § 5. De toezichthouder, in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder, kan het initiatief nemen tot een herbeoordeling van het groepsherstelplan overeenkomstig artikel 434 of, indien er een herstelplan op individuele basis is opgesteld, de groepsentiteit krachtens artikel 114 verzoeken een herzien herstelplan in te dienen, indien : 1° de toezichthouder de financiële steun van de groep overeenkomstig paragraaf 2 van dit artikel beperkt of verbiedt;en 2° het groepsherstelplan overeenkomstig artikel 425, § 2 financiële steun binnen de groep vermeldt;en 3° de toezichthouder van de groepsentiteit ten aanzien waarvan de steun wordt beperkt of verboden, de toezichthouder, in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder, hierom verzoekt.
Art. 438/11.§ 1. Indien de toezichthouder in zijn hoedanigheid van autoriteit die bevoegd is voor een groepsentiteit naar Belgisch recht die de steun ontvangt, een kennisgeving ontvangt als bedoeld in artikel 25, lid 3 van Richtlijn 2014/59/EU en bezwaren heeft met betrekking tot het besluit van de bevoegde autoriteit om financiële steun te verbieden of beperken, kan hij de zaak binnen twee dagen aan de EBA voorleggen en verzoeken om bijstand krachtens artikel 31, onder c) van Verordening nr.1093/2010. § 2. Indien de bevoegde autoriteit financiële steun van de groep voor een groepsentiteit naar Belgisch recht beperkt of verbiedt overeenkomstig artikel 25, lid 2 van Richtlijn 2014/59/EU, en indien het groepsherstelplan financiële steun binnen de groep vermeldt, kan de toezichthouder, in zijn hoedanigheid van autoriteit die bevoegd is voor de groepsentiteit naar Belgisch recht die de steun ontvangt : 1° de consoliderende toezichthouder verzoeken het initiatief te nemen tot een herbeoordeling van het groepsherstelplan als bedoeld in artikel 8 van Richtlijn 2014/59/EU;of 2° indien er een herstelplan op individuele basis is opgesteld, de betrokken groepsentiteit verzoeken een herzien herstelplan in te dienen krachtens artikel 114.
Art. 438/12.Groepsentiteiten maken openbaar of zij al dan niet overeenkomstig artikel 438/1 een overeenkomst voor het verlenen van financiële steun binnen de groep zijn aangegaan. Dit bevat een beschrijving van de algemene voorwaarden van een eventuele dergelijke overeenkomst en de namen van de groepsentiteiten die partij zijn bij de overeenkomst. Deze informatie wordt ten minste eenmaal per jaar bijgewerkt. De artikelen 431 tot en met 434 van Verordening nr. 575/2013 zijn van toepassing.".
Art. 32.In Boek XI van dezelfde wet, ingevoegd door het Koninklijk besluit van 26 december 2015 tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen wat het herstel en de afwikkeling van groepen betreft, wordt een Titel III/2 ingevoegd, luidende : "TITEL III/2. - Coördinatie van herstelmaatregelen met betrekking tot groepen
Art. 438/13.Indien aan de voorwaarden voor het opleggen van maatregelen op grond van artikel 234, 235 of 236 is voldaan met betrekking tot een Belgische EER-moederonderneming, stelt de toezichthouder, in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder, de EBA in kennis en raadpleegt hij de andere bevoegde autoriteiten in het college van bevoegde autoriteiten.
Bij de beslissing tot toepassing van de maatregelen van artikel 234, 235 of 236 voor de betrokken EER-moederonderneming, houdt de toezichthouder rekening met het effect van deze maatregelen op de groepsentiteiten in andere lidstaten. De toezichthouder stelt de andere bevoegde autoriteiten binnen het college van bevoegde autoriteiten alsook de EBA van het besluit in kennis.
Art. 438/14.§ 1. Indien aan de voorwaarden voor het opleggen van maatregelen op grond van artikel 234, 235 of 236 is voldaan met betrekking tot een Belgische dochteronderneming van een EER-moederonderneming in een andere lidstaat, stelt de toezichthouder, wanneer hij voornemens is in overeenstemming met artikel 234 of 236 een maatregel te nemen, de EBA in kennis en raadpleegt hij de consoliderende toezichthouder.
Na de kennisgeving en raadpleging houdt de toezichthouder rekening met de eventuele beoordeling van de consoliderende toezichthouder wanneer hij eventueel besluit tot het toepassen van maatregelen op grond van artikel 234, 235 of 236. De toezichthouder stelt de consoliderende toezichthouder en de andere bevoegde autoriteiten binnen het college van bevoegde autoriteiten, alsook de EBA, van het besluit in kennis. § 2. Wanneer de toezichthouder, in zijn hoedanigheid van consoliderende toezichthouder, een kennisgeving ontvangt zoals bedoeld in artikel 30, lid 3 van Richtlijn 2014/59/EU in verband met een buitenlandse dochteronderneming van een Belgische EER-moederonderneming, kan hij beoordelen welke gevolgen het opleggen van herstelmaatregelen naar verwachting zal hebben op de betrokken kredietinstelling, de Belgische groep of de groepsentiteiten in andere lidstaten. De toezichthouder stelt de bevoegde autoriteit in kennis van deze beoordeling binnen drie dagen na ontvangst van de kennisgeving.
Art. 438/15.Indien de toezichthouder voornemens is één of meer maatregelen op grond van artikel 234, 235 of 236 te nemen voor een Belgische kredietinstelling in een groep, en de buitenlandse bevoegde autoriteiten eveneens voornemens zijn één of meer maatregelen zoals bedoeld in artikel 27 of 29 van Richtlijn 2014/59/EU te nemen voor één of meer andere buitenlandse kredietinstellingen in dezelfde groep, is het volgende van toepassing : 1° de toezichthouder gaat samen met de buitenlandse bevoegde autoriteiten na of het de voorkeur verdient voor alle betrokken groepsentiteiten een speciaal commissaris aan te stellen, dan wel de toepassing van de herstelmaatregelen op meerdere kredietinstellingen te coördineren teneinde oplossingen te faciliteren waarmee de financiële positie van de betrokken kredietinstellingen wordt hersteld.De beoordeling neemt de vorm aan van een gezamenlijk besluit van de consoliderende toezichthouder en de andere bevoegde autoriteiten, dat genomen wordt binnen vijf dagen na de datum van de kennisgeving vanwege de consoliderende toezichthouder dat voldaan is aan de voorwaarden voor het opleggen van herstelmaatregelen met betrekking tot de EER-moederonderneming. Het gezamenlijk besluit wordt gemotiveerd en door de consoliderende toezichthouder ter kennis gebracht van de EER-moederonderneming; 2° de toezichthouder kan de EBA verzoeken om overeenkomstig artikel 31 van Verordening nr.1093/2010 assistentie te verlenen bij het bereiken van overeenstemming; 3° indien binnen vijf dagen geen gezamenlijk besluit is genomen, kan de toezichthouder met betrekking tot de Belgische kredietinstellingen van de groep individuele besluiten nemen over de toepassing van artikel 234, 235 of 236.
Art. 438/16.Indien de toezichthouder het niet eens is met een besluit tot het nemen van herstelmaatregelen dat hem door een buitenlandse bevoegde autoriteit ter kennis gebracht is als bedoeld in artikel 30, lid 1 of lid 3 van Richtlijn 2014/59/EU, of indien geen gezamenlijk besluit is genomen als bedoeld in artikel 438/15, kan de toezichthouder de zaak voorleggen aan de EBA zoals bedoeld in artikel 30, lid 6 van Richtlijn 2014/59/EU.
Art. 438/17.§ 1. Elk besluit van de toezichthouder genomen op grond van dit hoofdstuk wordt gemotiveerd, rekening houdend met de standpunten en voorbehouden die de andere bevoegde autoriteiten kenbaar hebben gemaakt alsook met het potentiële effect van het besluit op de financiële stabiliteit in de betrokken lidstaten. De toezichthouder brengt deze besluiten, al naar het geval, ter kennis van de Belgische EER-moederonderneming dan wel van de betrokken Belgische dochterondernemingen. § 2. Indien een buitenlandse betrokken bevoegde autoriteit een zaak overeenkomstig artikel 30, lid 7, tweede alinea van Richtlijn 2014/59/EU heeft voorgelegd aan de EBA, stelt de toezichthouder zijn besluit uit en wacht hij het besluit af dat de EBA overeenkomstig artikel 19, lid 3 van Verordening nr. 1093/2010 kan nemen. De toezichthouder neemt een besluit, in voorkomend geval samen met de andere bevoegde autoriteiten, in overeenstemming met het besluit van de EBA. De zaak wordt niet meer aan de EBA voorgelegd na het einde van de periode van vijf dagen zoals bedoeld in artikel 438/15 of nadat een gezamenlijk besluit is genomen. Indien de EBA niet binnen drie dagen een besluit heeft genomen, zijn de overeenkomstig artikel 438/13, artikel 438/14 of artikel 438/15, 3° genomen individuele besluiten van toepassing.".
Art. 33.In artikel 440, § 3, eerste lid van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2015 tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen wat het herstel en de afwikkeling van groepen betreft, worden de woorden "onverminderd de interventies van een financieringsregeling zoals bedoeld in artikel 100 van Richtlijn 2014/59/EU," ingevoegd tussen de woorden "enige uitzonderlijke overheidssteun," en de woorden "en evenmin met".
Art. 34.In artikel 448, § 6 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2015 tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen wat het herstel en de afwikkeling van groepen betreft, worden de woorden "onverminderd de interventies van een financieringsregeling zoals bedoeld in artikel 100 van Richtlijn 2014/59/EU," ingevoegd tussen de woorden "enige uitzonderlijke overheidssteun," en de woorden "noch van enige". HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de wet van 28 december 2011 tot invoering van een bijdrage voor de financiële stabiliteit en tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit, voor wat betreft de bescherming van de deposito's, de levensverzekeringen en het kapitaal van erkende coöperatieve vennootschappen, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten
Art. 35.Het opschrift van de wet van 28 december 2011 tot invoering van een bijdrage voor de financiële stabiliteit en tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2008 tot uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit, voor wat betreft de bescherming van de deposito's, de levensverzekeringen en het kapitaal van erkende coöperatieve vennootschappen, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, wordt vervangen als volgt : "Wet op het Afwikkelingsfonds".
Art. 36.In dezelfde wet wordt een hoofdstuk 1/1 ingevoegd, luidende : "HOOFDSTUK 1/ 1. - Definities
Art. 1/1.§ 1. Voor de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen wordt verstaan onder : 1° ondernemingen die bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds : de kredietinstellingen naar Belgisch recht en de beursvennootschappen naar Belgisch recht die vallen onder het toezicht op geconsolideerde basis op de moederonderneming dat door de Europese Centrale Bank wordt uitgeoefend overeenkomstig de GTM-verordening;2° ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds : in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen van een derde land evenals de beursvennootschappen naar Belgisch recht die niet vallen onder het toezicht op geconsolideerde basis op de moederonderneming dat door de Europese Centrale Bank wordt uitgeoefend overeenkomstig de GTM-verordening; 3° beursvennootschap : een beursvennootschap waarvan het aanvangskapitaal 730.000 euro moet bedragen in toepassing van de wet van 25 april 2014; 4° beleggingsonderneming van een derde land : een onderneming die onder een derde land ressorteert die, in overeenstemming met het recht waaronder zij ressorteert, gemachtigd is om in haar staat van herkomst diensten aan te bieden en activiteiten uit te oefenen van een beursvennootschap;5° afwikkelingsautoriteit : de Nationale Bank van België of de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad, volgens de bevoegdheidsverdeling vastgelegd door of krachtens Verordening nr.806/2014; 6° gewaarborgde deposito's : de gewaarborgde deposito's als gedefinieerd in artikel 3, 68° van de wet van 25 april 2014;7° het Afwikkelingsfonds : het Fonds voor de Afwikkeling als omschreven in artikel 2;8° het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds : het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds als omschreven in deel III, titel V, hoofdstuk 2 van Verordening nr.806/2014; 9° het Afwikkelingscollege : het Afwikkelingscollege van de Nationale Bank van België ingesteld bij artikel 21ter van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België; 10 de wet van 25 april 2014 : de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen; 11° Verordening nr.806/2014 : Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010; 12° GTM-verordening : Verordening (EU) nr.1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid op het gebied van het prudentieel toezicht op kredietinstellingen. § 2. De definities bedoeld in artikel 3 van de wet van 25 april 2014 zijn van toepassing wanneer paragraaf 1 geen definitie bepaalt.".
Art. 37.In dezelfde wet wordt het opschrift van hoofdstuk 2 vervangen als volgt : "Afwikkelingsfonds".
Art. 38.Artikel 2 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 2.Bij de Deposito- en Consignatiekas wordt een fonds genaamd "Afwikkelingsfonds" opgericht.
Het Afwikkelingsfonds heeft tot doel de in artikel 6/1, § 1 omschreven taken van nationaal afwikkelingsfonds uit te voeren voor ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, en de bijdragen die verschuldigd zijn door de ondernemingen die bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds te innen en over te dragen aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds. Het Afwikkelingsfonds mag de inning van de bijdragen aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds delegeren aan deze laatste, indien die daarom verzoekt.
Dienen zich aan te sluiten bij het Afwikkelingsfonds : 1° de ondernemingen die bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds;2° de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds. De Koning regelt de organisatie en de werking van het in het eerste lid bedoelde fonds.".
Art. 39.Artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling, wordt als volgt vervangen : "
Art. 3.Het Afwikkelingsfonds wordt gefinancierd met jaarlijkse bijdragen van zijn aangesloten leden.
De bijdrage aan het Afwikkelingsfonds is verschuldigd door de ondernemingen bedoeld in artikel 2, derde lid, 1° en 2°.
De bijdrage die aan het Afwikkelingsfonds verschuldigd is door de in artikel 2, derde lid, 1° bedoelde ondernemingen financiert het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds. Deze bijdrage wordt bepaald door de afwikkelingsautoriteit, die er de betalingswijze van vaststelt. Het Afwikkelingsfonds stort deze bijdragen in het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds.
De bijdrage aan het Afwikkelingsfonds die verschuldigd is door de in artikel 2, derde lid, 2° bedoelde ondernemingen, financiert het Afwikkelingsfonds. Deze bijdrage wordt bepaald door het Afwikkelingscollege, dat er de betalingswijze van vaststelt, rekening houdend met het in artikel 6/2, § 2 bedoelde streefniveau. De Koning kan bij besluit genomen op advies van het Afwikkelingscollege, de methodologie voor de berekening van de bijdrage aan het Afwikkelingsfonds specificeren. Het Afwikkelingsfonds draagt de bijdragen aan het afwikkelingsfonds die betaald zijn door de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, over aan de Schatkist.".
Art. 40.In artikel 4 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "Tenzij wanneer zij worden opgeroepen om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie te getuigen, mogen de ambtenaren van de Deposito- en Consignatiekas belast met het beheer van het Afwikkelingsfonds en met de opdrachten met betrekking tot het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, en eenieder die betrokken is bij het beheer van of het toezicht op het beheer van het Afwikkelingsfonds, aan geen enkele persoon noch autoriteit de vertrouwelijke gegevens meedelen waarover zij op grond van die functies beschikken.". 2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : "Op het verbod van het eerste lid wordt een uitzondering gemaakt voor het bezorgen van gegevens aan de toezichthouder en aan de afwikkelingsautoriteit, in het kader van de noodzakelijke samenwerking met deze autoriteiten.".
Art. 41.Artikel 6 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "De bedragen die door het Afwikkelingsfonds aan de Schatkist worden overgemaakt, vormen de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling.
De interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling financiert de in artikel 6/1 van deze wet bedoelde taken. Deze reserve bestaat uit alle bijdragen aan het afwikkelingsfonds die betaald zijn door de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, waarvan de betalingen worden afgetrokken die het Afwikkelingsfonds voor deze taken heeft verricht.
In haar jaarverslag geeft de Deposito- en Consignatiekas een algemeen overzicht van het Afwikkelingsfonds en van de evolutie van de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling.".
Art. 42.In dezelfde wet wordt een artikel 6/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 6/1.§ 1. Het Afwikkelingsfonds maakt enkel gebruik van zijn interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling in het kader van een afwikkelingsprocedure met betrekking tot een onderneming die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, op verzoek van het Afwikkelingscollege, voor één of meer van de volgende doeleinden : 1° om de activa of de passiva van een onderneming in afwikkeling die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, haar dochterondernemingen, een overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer te garanderen;2° voor het verstrekken van leningen aan een onderneming in afwikkeling die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, haar dochterondernemingen, een overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer;3° voor de aankoop van activa van een onderneming in afwikkeling die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds;4° om bij te dragen aan een overbruggingsinstelling en een vehikel voor activabeheer;5° voor het compenseren van aandeelhouders of schuldeisers van een onderneming die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds overeenkomstig artikel 284 van de wet van 25 april 2014;en 6° om een bijdrage te leveren aan een onderneming in afwikkeling die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, in plaats van het afschrijven of omzetten van vorderingen van bepaalde schuldeisers wanneer het instrument van interne versterking wordt toegepast en het Afwikkelingscollege besluit bepaalde schuldeisers uit te sluiten van het toepassingsgebied van het instrument van interne versterking. De interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling mag gebruikt worden om in de context van het instrument van verkoop van de onderneming, als bedoeld in de artikelen 256 tot 259 van de wet van 25 april 2014, de in het eerste lid bedoelde maatregelen te nemen met betrekking tot de verkrijger.
De interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling van het Afwikkelingsfonds mag niet gebruikt worden om rechtstreeks de verliezen op te vangen van een onderneming in afwikkeling die niet bijdrageplichtig is aan het Afwikkelingsfonds, haar dochterondernemingen of haar moederonderneming, noch om een dergelijke onderneming te herkapitaliseren.
Wanneer het gebruik van de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling van het Afwikkelingsfonds er indirect toe leidt dat verliezen van een onderneming in afwikkeling die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, haar dochterondernemingen, of haar moederonderneming, overgedragen worden, zijn de voorwaarden van paragraaf 2 van toepassing. § 2. Het Afwikkelingsfonds levert enkel een bijdrage uit hoofde van paragraaf 1, 6° indien de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° de waarde van de instrumenten die met toepassing van het instrument van interne versterking of het instrument van afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten of anderszins worden omgezet of afgeschreven, bedraagt meer dan 8 % van de totale passiva, met inbegrip van het eigen vermogen, van de instelling in afwikkeling, gemeten aan de hand van de waardering die met toepassing van de artikelen 246 tot 249 van de wet van 25 april 2014 werd verricht;en 2° de bijdrage van het Afwikkelingsfonds bedraagt niet meer dan 5 % van de totale passiva, met inbegrip van het eigen vermogen, van de instelling in afwikkeling, gemeten aan de hand van de waardering die met toepassing van de artikelen 246 tot 249 van de wet van 25 april 2014 werd verricht. In buitengewone omstandigheden, wanneer de in het eerste lid, 2°, bedoelde limiet van 5 % is bereikt en op voorwaarde dat alle ongedekte niet-bevoorrechte passiva, met uitzondering van in aanmerking komende deposito's, volledig zijn afgeschreven of omgezet, kan het Afwikkelingscollege alternatieve financieringsmiddelen trachten te verkrijgen of vragen dat het Afwikkelingsfonds gebruikmaakt van zijn interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling om de in paragraaf 1, 6° bedoelde taak te financieren. § 3. In afwijking van paragraaf 2 kan het Afwikkelingsfonds ook een bijdrage leveren uit hoofde van paragraaf 1, 6° indien de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° de waarde van de instrumenten die met toepassing van het instrument van interne versterking of het instrument van afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten of anderszins worden omgezet of afgeschreven, bedraagt ten minste 20 % van het totaal van de risicoposten van de instelling in afwikkeling, als gedefinieerd in artikel 92, § 3 van Verordening nr.575/2013; 2° de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling is minstens gelijk aan een bedrag van 3 % van de gewaarborgde deposito's van de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds;en 3° de instelling in afwikkeling heeft minder dan 900 miljard euro aan activa op geconsolideerde basis. § 4. De bijdrage die door het Afwikkelingsfonds wordt geleverd uit hoofde van paragraaf 1, 6° is ofwel bedoeld om eventuele verliezen te dekken die niet door in aanmerking komende verplichtingen zijn opgevangen, en om de nettowaarde van de activa van de instelling in afwikkeling tot nul terug te brengen, ofwel om aandelen of andere eigendomsinstrumenten of kapitaalinstrumenten van de instelling in afwikkeling te verwerven, met als doel de instelling te herkapitaliseren.".
Art. 43.In dezelfde wet wordt een artikel 6/2 ingevoegd, luidende : "
Art. 6/2.§ 1. De bijdragen die door het Afwikkelingsfonds worden geleverd uit hoofde van artikel 6/1, § 1 worden gefinancierd : 1° in de eerste plaats uit de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling;2° wanneer de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling is uitgeput, uit buitengewone achteraf te betalen bijdragen, als omschreven in paragraaf 5, die over een periode van drie jaar worden geïnd;en 3° wanneer de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling is uitgeput, en de in paragraaf 5 omschreven buitengewone achteraf te betalen bijdragen die over een periode van drie jaar worden geïnd niet volstaan, uit alternatieve financieringsmiddelen als bedoeld in artikel 6/3, § 1. § 2. De interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling bereikt uiterlijk op 31 december 2024 het streefniveau van 1 % van de gewaarborgde deposito's van de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds. Op verzoek van het Afwikkelingscollege verlengt het Afwikkelingsfonds deze periode met vier jaar indien het Afwikkelingsfonds in het kader van de in artikel 6/1, § 1 bedoelde taken gecumuleerde uitbetalingen heeft verricht van meer dan 0,5 % van de gewaarborgde deposito's van de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds.
De inning van de bijdragen aan het afwikkelingsfonds die verschuldigd zijn door de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, wordt opgeschort wanneer het streefniveau is bereikt. Indien de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling na een interventie van het Afwikkelingsfonds daalt tot onder het streefniveau, worden de bijdragen aan het afwikkelingsfonds die verschuldigd zijn door de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, opnieuw geïnd. De bijdragen worden vastgesteld op een niveau dat het mogelijk maakt het streefniveau binnen een maximumtermijn van zes jaar te bereiken.
Bij een in Ministerraad overlegd besluit, genomen op advies van het Afwikkelingscollege, kan de Koning het in het eerste lid bedoelde streefniveau van de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling verhogen. Dit besluit wordt van rechtswege opgeheven indien het niet bij wet wordt bekrachtigd binnen twaalf maanden volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. § 3. Het Afwikkelingsfonds kan beslissen dat een deel van de bijdrage aan het afwikkelingsfonds die verschuldigd is door de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, vervangen wordt door een onherroepelijke betalingstoezegging die volledig is gedekt door activa met een laag risico die niet met rechten van derden zijn bezwaard, en die ter beschikking wordt gesteld van het Afwikkelingsfonds. Het aandeel van de onherroepelijke betalingstoezeggingen is niet hoger dan 30% van het totaalbedrag van de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling. Bij besluit genomen op advies van het Afwikkelingscollege, kan de Koning de voorwaarden vastleggen waaronder een onherroepelijke betalingstoezegging kan aanvaard worden. § 4. Onverminderd de artikelen 245 en 255 tot 267 van de wet van 25 april 2014 worden de bedragen die door het Afwikkelingsfonds worden geïnd bij de instelling in afwikkeling of bij de overbruggingsinstelling, evenals de rente, beleggingsopbrengsten en andere winst die door het Afwikkelingsfonds wordt gerealiseerd in het kader van de uitvoering van de in artikel 6/1, § 1 bedoelde taken, toegewezen aan de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling. § 5. Wanneer de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling ontoereikend is om de verliezen, kosten of andere uitgaven in het kader van de in artikel 6/1, § 1 bedoelde taken te dekken, int het Afwikkelingsfonds op vraag van het Afwikkelingscollege buitengewone achteraf te betalen bijdragen bij de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds.
Het bedrag van de buitengewone achteraf te betalen bijdrage die verschuldigd is door elke onderneming die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, wordt vastgesteld door het Afwikkelingscollege.
Het totaal aan buitengewone achteraf te betalen bijdragen dat in de loop van een jaar wordt geïnd, bedraagt niet meer dan drie keer het jaarlijkse bedrag aan bijdragen dat krachtens artikel 3, vierde lid werd geïnd in de loop van het voorgaande jaar of in de loop van het laatste jaar waarin ze werden geïnd.
Op verzoek van een onderneming die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds kan het Afwikkelingscollege de betaling door deze onderneming van haar buitengewone achteraf te betalen bijdrage geheel of gedeeltelijk opschorten wanneer deze betaling de liquiditeit of de solvabiliteit van deze onderneming zou bedreigen. Deze opschorting wordt niet verleend voor een periode langer dan zes maanden, maar kan op verzoek van de instelling worden verlengd. De overeenkomstig deze paragraaf opgeschorte betaling wordt later verricht, wanneer zij de liquiditeit of de solvabiliteit van de instelling niet langer bedreigt.".
Art. 44.In dezelfde wet wordt een artikel 6/3 ingevoegd, luidende : "
Art. 6/3.§ 1. Op verzoek van het Afwikkelingscollege kan het Afwikkelingsfonds in de vorm van leningen of andere vormen van steun alternatieve financieringsmiddelen van kredietinstellingen of andere derden verkrijgen wanneer : 1° de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling ontoereikend is om verliezen, kosten of andere uitgaven in het kader van de uitvoering van een in artikel 6/1, § 1 bedoelde taak te dekken;en 2° de buitengewone achteraf te betalen bijdragen niet onmiddellijk beschikbaar zijn of niet volstaan om die taak uit te voeren. § 2. Op verzoek van het Afwikkelingscollege mag het Afwikkelingsfonds een verzoek indienen om te lenen van een andere financieringsregeling in de Europese Unie en in andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte die een of meer bevoegdheden uitoefenen die vergelijkbaar zijn met die bedoeld in artikel 6/1, § 1 wanneer : 1° de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling ontoereikend is om verliezen, kosten of andere uitgaven in het kader van de uitvoering door het Afwikkelingsfonds van een in artikel 6/1, § 1 bedoelde taak te dekken;2° de buitengewone achteraf te betalen bijdragen niet onmiddellijk beschikbaar zijn of niet volstaan om die taak uit te voeren;en 3° de in artikel 6/2, § 3 bedoelde alternatieve financieringsmiddelen niet onmiddellijk beschikbaar zijn onder redelijke voorwaarden. § 3. Het Afwikkelingsfonds kan op verzoek een lening verstrekken aan een andere financieringsregeling in de Europese Unie en in andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte die een of meer bevoegdheden uitoefenen die vergelijkbaar zijn met die bedoeld in artikel 6/1, § 1. Leningen aan andere financieringsregelingen worden gefinancierd uit de interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling.
De beslissing om een lening te verstrekken wordt ter kennis gebracht van : 1° de minister van Financiën, die zich ertegen kan verzetten binnen een termijn van 48 uur indien hij van oordeel is dat de voorgenomen lening een significante budgettaire weerslag heeft;en 2° het Afwikkelingscollege, dat zich ertegen kan verzetten binnen een termijn van 48 uur indien het van oordeel is dat het verstrekken van deze lening zijn vermogen tot uitvoering van zijn taken als omschreven in artikel 12ter van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België aanzienlijk beperkt. Het door het Afwikkelingsfonds geleende bedrag staat in verhouding tot het bedrag aan gewaarborgde deposito's van de ondernemingen die niet bijdrageplichtig zijn aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds, met betrekking tot het totaal aan gewaarborgde deposito's in de lidstaten van de afwikkelingsfinancieringsregelingen van de deelnemers aan de lening. De hoogte van deze bijdrage kan variëren indien alle deelnemende financieringsregelingen daarmee instemmen.
Een lening aan een afwikkelingsfinancieringsregeling van een andere lidstaat wordt afgetrokken van het te bereiken streefniveau als omschreven in artikel 6/2, § 2.".
Art. 45.Artikel 7 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling, wordt vervangen als volgt : "
Art. 7.Het Afwikkelingscollege deelt aan het Afwikkelingsfonds jaarlijks het bedrag mee van de bijdrage aan het Afwikkelingsfonds die verschuldigd is door elke onderneming die bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds en door elke onderneming die niet bijdrageplichtig is aan het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds.
Vóór 1 september van elk jaar en na elke significante wijziging deelt het Afwikkelingsfonds aan het Afwikkelingscollege het niveau mee van zijn interventiereserve voor de voorfinanciering van de afwikkelingsregeling.".
Gegeven te Brussel, 27 juni 2016.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT Met's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justicie, K. GEENS ______ (1) Nota Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken : 54-1831 Integraal verslag : 16 juni 2016.