gepubliceerd op 11 augustus 2017
Wet tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, met het oog op de tenuitvoerlegging van Verordening nr. 596/2014 betreffende marktmisbruik en de omzetting van Richtlijn 2014/57/EU betreffende strafrechtelijke sancties voor marktmisbruik en Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2015/2392 met betrekking tot de melding van inbreuken, en houdende diverse bepalingen (1)
31 JULI 2017. - Wet tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, met het oog op de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 596/2014 betreffende marktmisbruik en de omzetting van Richtlijn 2014/57/EU betreffende strafrechtelijke sancties voor marktmisbruik en Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2015/2392 met betrekking tot de melding van inbreuken, en houdende diverse bepalingen (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.Deze wet voorziet met name in: 1° de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie; 2° de gedeeltelijke omzetting van Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2015/2392 van de Commissie van 17 december 2015 bij Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de melding van daadwerkelijke of potentiële inbreuken op deze verordening aan de bevoegde autoriteiten; 3° de omzetting van Richtlijn 2014/57/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende strafrechtelijke sancties voor marktmisbruik (richtlijn marktmisbruik);4° de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU;5° de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2014/91/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot wijziging van Richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) wat bewaartaken, beloningsbeleid en sancties betreft;6° de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (herschikking). TITEL II. - Wijzigingen van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten
Art. 3.In artikel 2, eerste lid, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 april 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepaling onder 1°, d), worden de woorden "contrats à terme" in de Franse tekst vervangen door de woorden "contrats à terme ferme (futures)" en wordt het woord "emissierechten," ingevoegd tussen de woorden "of rendementen," en de woorden "of andere afgeleide instrumenten";b) in de bepaling onder 1°, e), worden de woorden "contrats à terme" in de franse tekst vervangen door de woorden "contrats à terme ferme (futures)" en wordt het woord "rentetermijn-contracten" vervangen door het woord "termijncontracten";c) in de bepaling onder 1°, f), worden de woorden "contrats à terme" in de franse tekst vervangen door de woorden "contrats à terme ferme (futures)" en worden de woorden "een gereglementeerde markt en/of een MTF" vervangen door de woorden "een gereglementeerde markt, een MTF of een OTF, met uitzondering van voor de groothandel bestemde energieproducten die zijn verhandeld op een OTF die door middel van materiële levering moeten worden afgewikkeld";d) in de bepaling onder 1°, g), worden de woorden "contrats à terme," in de franse tekst vervangen door de woorden "contrats à terme ferme (futures)," en worden de woorden ", waarbij inzonderheid in aanmerking wordt genomen of de clearing en afwikkeling via erkende centrale tegenpartijen geschiedt en of er regelmatig sprake is van "margin calls" (verzoek om storting van extra zekerheden)" opgeheven;e) in de bepaling onder 1°, j), worden de woorden "contrats à terme" in de franse tekst vervangen door de woorden "contrats à terme ferme (futures)", wordt het woord ", emissievergunningen" opgeheven en worden de woorden "waarbij inzonderheid in aanmerking wordt genomen of zij op een gereglementeerde markt of MTF worden verhandeld, of de clearing en afwikkeling via erkende centrale tegenpartijen geschiedt, en tevens of er regelmatig sprake is van "margin calls" (verzoek om storting van extra zekerheden)" vervangen door de woorden "waarbij inzonderheid in aanmerking wordt genomen of zij op een gereglementeerde markt, een MTF of een OTF worden verhandeld"; f) de bepaling onder 1°, k), wordt vervangen als volgt: "k) emissierechten;"; g) punt 1° wordt aangevuld met de bepaling onder l), luidende: "l) andere waarden of rechten aangeduid door de Koning op advies van de FSMA en de Bank, in voorkomend geval voor de toepassing van de bepalingen die Hij aanwijst;"; h) de bepaling onder 14° wordt vervangen als volgt: "14° "voorwetenschap": informatie in de zin van artikel 7, leden 1 tot 4, van Verordening 596/2014;"; i) de bepaling onder 22°, opgeheven bij de wet van 27 juni 2016, wordt hersteld in de volgende lezing: "22° "emittent": een uitgevende instelling in de zin van artikel 3, lid 1, punt 21, van Verordening 596/2014;"; j) de bepaling onder 23°, opgeheven bij de wet van 27 juni 2016, wordt hersteld in de volgende lezing: "23° "spotcontract voor grondstoffen": een spotcontract voor grondstoffen als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt 15, van Verordening 596/2014;"; k) de bepaling onder 24°, opgeheven bij de wet van 27 juni 2016, wordt hersteld in de volgende lezing: "24° "voor de groothandel bestemd energieproduct": een voor de groothandel bestemd energieproduct in de zin van artikel 2, punt 4, van Verordening (EU) nr.1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie;"; l) de bepaling onder 25°, opgeheven bij de wet van 27 juni 2016, wordt hersteld in de volgende lezing: "25° "emissierecht": een emissierecht bestaande uit eenheden waarvan is vastgesteld dat deze in overeenstemming zijn met de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (emissiehandelssysteem);"; m) de bepaling onder 33° wordt opgeheven;n) de bepalingen onder 36° en 37° worden vervangen als volgt: "36° "Richtlijn 2014/65/EU": Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende marken voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU;37° "Verordening 600/2014": Verordening (EU) nr.600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012;"; o) de bepalingen onder 53°, 54°, 55°, 56° en 57° worden ingevoegd, luidende: "53° "Richtlijn 2014/57/EU": Richtlijn 2014/57/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende strafrechtelijke sancties voor marktmisbruik (richtlijn marktmisbruik);54° "Richtlijn (EU) 2015/2392": Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2015/2392 van de Commissie van 17 december 2015 bij Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de melding van daadwerkelijke of potentiële inbreuken op deze verordening aan de bevoegde autoriteiten; 55° "Verordening 1031/2010": Verordening (EU) Nr.1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap; 56° "terugkoopprogramma": een terugkoopprogramma in de zin van artikel 3, lid 1, punt 17, van Verordening 596/2014; 57° "stabilisatie": stabilisatie in de zin van artikel 3, lid 2, punt d), van Verordening 596/2014.".
Art. 4.In artikel 3, § 5, van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 27 juni 2016, worden de woorden "of tot omzetting van Richtlijn 2014/57/EU" ingevoegd tussen de woorden "van Verordening 596/2014" en het woord "wordt".
Art. 5.In artikel 10, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 17 juli 2013 en 27 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het derde lid worden de woorden "emittenten als bedoeld in § 1 en in § 3" vervangen door de woorden "emittenten als bedoeld in § 3" en de woorden "de informatie bedoeld in het eerste lid en in § 1" vervangen door de woorden "de informatie bedoeld in het eerste lid en voorwetenschap";b) in het vierde lid worden de woorden "de informatie bedoeld in het eerste lid en in § 1" vervangen door de woorden "de informatie bedoeld in het eerste lid en voorwetenschap".
Art. 6.In artikel 25, § 1, tweede lid, 3°, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 27 juni 2016, worden de woorden "artikelen 79 tot 85" vervangen door de woorden "artikelen 79 tot 85bis".
Art. 7.Artikel 36, § 2, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 27 juni 2016 en gewijzigd bij de wet van 18 april 2017, wordt aangevuld met een lid, luidende: "In geval van een inbreuk op de bepalingen bedoeld in het tweede lid, 2°, in hoofde van een rechtspersoon, kan de FSMA op cumulatieve wijze een administratieve geldboete opleggen aan de rechtspersoon en aan de natuurlijke persoon die de inbreuk heeft gepleegd voor rekening van de rechtspersoon en aan elke andere natuurlijke persoon als bedoeld in artikel 8, lid 5, of in artikel 12, lid 4, van Verordening 596/2014.".
Art. 8.In artikel 36bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en gewijzigd bij de wetten van 4 april 2014, 25 april 2014 en 25 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "of de ordelijke werking van de financiële markten" ingevoegd tussen de woorden "waardoor de belangen van de betrokkenen" en de woorden "worden geschaad";b) in paragraaf 2, 3°, worden de woorden "of om de Europese Centrale Bank overeenkomstig artikel 236, § 6, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, te verzoeken de vergunning te herroepen," ingevoegd tussen de woorden "om de vergunning te herroepen" en het woord "of";c) in paragraaf 5, eerste zin, worden de woorden "de vergunning te herroepen" vervangen door de woorden "de vergunning te herroepen of de Europese Centrale Bank te verzoeken de vergunning te herroepen".
Art. 9.Artikel 39 van dezelfde wet, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 augustus 2005 en 3 maart 2011 en de wet van 30 juli 2013, wordt vervangen als volgt: "
Art. 39.§ 1. Worden gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot vier jaar en met een geldboete van 300 euro tot 10.000 euro, zij die opzettelijk: 1° een transactie zijn aangegaan, een handelsorder hebben geplaatst, of elke andere gedraging hebben gesteld, die: a) daadwerkelijk of waarschijnlijk onjuiste of misleidende signalen geeft met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van een financieel instrument of een eraan gerelateerd spotcontract voor grondstoffen;of b) de koers van een of meer financiële instrumenten of een eraan gerelateerd spotcontract voor grondstoffen daadwerkelijk of waarschijnlijk op een abnormaal of kunstmatig niveau houdt, tenzij de persoon die de transactie is aangegaan, het handelsorder heeft geplaatst of de andere gedraging heeft gesteld, aantoont dat de transactie, het handelsorder of de gedraging om rechtmatige redenen werd verricht en in overeenstemming is met een geaccepteerde marktpraktijk op het desbetreffende handelsplatform;2° een transactie zijn aangegaan, een order hebben geplaatst, een activiteit hebben uitgeoefend of elke andere gedraging hebben gesteld, met gevolgen of waarschijnlijke gevolgen voor de koers van een of meer financiële instrumenten of een eraan gerelateerd spotcontract voor grondstoffen, waarbij gebruik wordt gemaakt van een kunstgreep of enigerlei andere vorm van bedrog of misleiding;3° informatie, met inbegrip van geruchten, hebben verspreid, via de media, met inbegrip van het internet, of via andere kanalen, die: a) daadwerkelijk of waarschijnlijk onjuiste of misleidende signalen geeft met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van een financieel instrument of een eraan gerelateerd spotcontract voor grondstoffen;of b) de koers van één of meer financiële instrumenten of een eraan gerelateerd spotcontract voor grondstoffen daadwerkelijk of waarschijnlijk op een abnormaal of kunstmatig niveau houdt. De overtreder kan bovendien worden veroordeeld tot betaling van een som die overeenstemt met maximum het drievoud van het bedrag van het vermogensvoordeel dat hij rechtstreeks of onrechtstreeks uit de overtreding heeft behaald. Deze som wordt geïnd als een geldboete. § 2. Paragraaf 1 is van toepassing op de in dezelfde paragraaf bedoelde handelingen die betrekking hebben op: 1° financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of waarvoor toelating tot de handel op een gereglementeerde markt is aangevraagd;2° financiële instrumenten die worden verhandeld op een MTF, die zijn toegelaten tot de handel op een MTF of waarvoor toelating tot de handel op een MTF is aangevraagd;3° financiële instrumenten die worden verhandeld op een OTF;4° niet onder de bepalingen onder 1°, 2° of 3°, vallende financiële instrumenten waarvan de koers of de waarde afhankelijk is van, of van invloed is op, de koers of de waarde van een financieel instrument bedoeld in de bepalingen onder 1°, 2° of 3°, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, kredietverzuimswaps en financiële contracten ter verrekening van verschillen;5° spotcontracten voor grondstoffen die geen voor de groothandel bestemde energieproducten zijn, waarbij de transactie, order of gedraging een effect heeft op de koers of de waarde van een financieel instrument zoals bedoeld in de bepalingen onder 1° tot 4° ;6° soorten financiële instrumenten, waaronder afgeleide contracten of afgeleide instrumenten voor de overdracht van kredietrisico, waarbij de transactie, order of gedraging een effect heeft op de koers of de waarde van spotcontracten voor grondstoffen waarvan de koers of de waarde afhankelijk is van de koers of de waarde van die financiële instrumenten, ongeacht of de betrokken transacties, orders of gedragingen plaatsvinden op een handelsplatform of daarbuiten. Dit artikel is ook van toepassing op gedragingen of transacties, met inbegrip van biedingen, met betrekking tot het veilen van emissierechten of andere op emissierechten gebaseerde veilingproducten op een veilingplatform dat is toegelaten als een gereglementeerde markt, ook indien de geveilde producten geen financiële instrumenten zijn uit hoofde van Verordening 1031/2010. De regels uit dit artikel die betrekking hebben op orders zijn van toepassing op biedingen gedaan in het kader van dergelijke veilingen. § 3. Worden gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot vier jaar en met een geldboete van 300 euro tot 10 000 euro, zij die opzettelijk onjuiste of misleidende informatie doorgeven, opzettelijk onjuiste of misleidende inputgegevens verstrekken of opzettelijk enige andere gedraging stellen waarmee de berekening van een benchmark wordt gemanipuleerd.
De overtreder kan bovendien worden veroordeeld tot betaling van een som die overeenstemt met maximum het drievoud van het bedrag van het vermogensvoordeel dat hij rechtstreeks of onrechtstreeks uit de overtreding heeft behaald. Deze som wordt geïnd als een geldboete.
Voor de toepassing van deze paragraaf dient onder "benchmark" te worden verstaan: een benchmark in de zin van artikel 3, lid 1, punt 29, van Verordening 596/2014. § 4. De in de paragrafen 1 en 3 vastgestelde verbodsbepalingen gelden niet voor: 1° handel in eigen aandelen in het kader van terugkoopprogramma's, indien die handel plaatsvindt overeenkomstig artikel 5, leden 1 tot 3, van Verordening 596/2014;2° handel in effecten of daarmee verbonden instrumenten als bedoeld in artikel 3, lid 2, punten a) en b), van Verordening 596/2014, voor de stabilisatie van effecten, indien die handel plaatsvindt overeenkomstig artikel 5, leden 4 en 5, van die verordening; 3° transacties, orders en gedragingen die beleidsmatig worden uitgevoerd in het kader van het monetair beleid, het wisselkoersbeleid of het beheer van de overheidsschuld, overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening 596/2014, transacties, orders en gedragingen overeenkomstig artikel 6, lid 2, van die verordening, activiteiten in het kader van het klimaatbeleid van de Europese Unie overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die verordening, of activiteiten in het kader van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid van de Europese Unie overeenkomstig artikel 6, lid 4, van die verordening.".
Art. 10.Artikel 40 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, wordt vervangen als volgt: "
Art. 40.§ 1. Aan de personen die over voorwetenschap beschikken: 1° wegens hun hoedanigheid van lid van een bestuurs-, leidinggevend of toezichtsorgaan van de emittent van het betrokken financieel instrument of van de deelnemer aan de emissierechtenmarkt;2° wegens hun deelneming in het kapitaal van de emittent of de deelnemer aan de emissierechtenmarkt;3° wegens hun toegang tot de informatie door hun werk, beroep of functies;4° wegens hun betrokkenheid bij criminele activiteiten;of 5° onder andere omstandigheden dan die bedoeld in de bepalingen onder 1°, 2°, 3° en 4°, terwijl zij weten of zouden moeten weten dat het voorwetenschap betreft, is het verboden opzettelijk gebruik te maken van deze voorwetenschap door, voor eigen of voor andermans rekening, rechtstreeks of onrechtstreeks: a) het financieel instrument waarop deze voorwetenschap betrekking heeft te verwerven of te vervreemden;b) een order met betrekking tot het financieel instrument waarop deze voorwetenschap betrekking heeft, dat werd geplaatst voordat de betrokken persoon over de voorwetenschap beschikte, te annuleren of aan te passen. Het enkele feit dat een persoon beschikt over voorwetenschap is niet voldoende om te veronderstellen dat die persoon die informatie heeft gebruikt en zich derhalve heeft ingelaten met een door dit artikel verboden gedraging, indien zijn gedragingen zijn aan te merken als legitiem overeenkomstig artikel 9 van Verordening 596/2014. § 2. Het is de personen die zijn onderworpen aan de in paragraaf 1 vastgestelde verbodsbepaling verboden: 1° om opzettelijk de voorwetenschap aan iemand anders mede te delen, tenzij de mededeling gebeurt binnen het kader van de normale uitoefening van zijn werk, beroep of functie, met inbegrip van de mededeling die is aan te merken als een marktpeiling die wordt verricht met inachtneming van artikel 11, leden 1 tot 8, van Verordening 596/2014;2° om opzettelijk op grond van de voorwetenschap iemand anders aan te bevelen of ertoe aan te zetten om de financiële instrumenten waarop deze voorwetenschap betrekking heeft te verwerven of te vervreemden, of om een order met betrekking tot het financiële instrument waarop deze voorwetenschap betrekking heeft te annuleren of aan te passen. § 3. Het is elke persoon verboden opzettelijk gebruik te maken van aanbevelingen of aansporingen om financiële instrumenten te verwerven of te vervreemden of om een order met betrekking tot financiële instrumenten te annuleren of aan te passen, indien hij of zij weet of zou moeten weten dat die aanbeveling of aansporing op voorwetenschap is gebaseerd.
Het is elke persoon verboden opzettelijk aanbevelingen of aansporingen om financiële instrumenten te verwerven of te vervreemden of om een order met betrekking tot financiële instrumenten te annuleren of aan te passen, aan enige andere persoon door te geven, indien hij of zij weet of zou moeten weten dat die aanbeveling of aansporing op voorwetenschap is gebaseerd. § 4. De in de paragrafen 1, 2 en 3 vastgestelde verbodsbepalingen zijn van toepassing op de in dezelfde paragrafen bedoelde handelingen die betrekking hebben op: 1° financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of waarvoor toelating tot de handel op een gereglementeerde markt is aangevraagd;2° financiële instrumenten die worden verhandeld op een MTF, die zijn toegelaten tot de handel op een MTF of waarvoor toelating tot de handel op een MTF is aangevraagd;3° financiële instrumenten die worden verhandeld op een OTF;4° niet onder de bepalingen onder 1°, 2° of 3°, vallende financiële instrumenten waarvan de koers of de waarde afhankelijk is van, of van invloed is op, de koers of de waarde van een financieel instrument bedoeld in de bepalingen onder 1°, 2° of 3°, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, kredietverzuimswaps en financiële contracten ter verrekening van verschillen, ongeacht of de betrokken transacties, orders of gedragingen plaatsvinden op een handelsplatform of daarbuiten. Dit artikel is ook van toepassing op gedragingen of transacties, met inbegrip van biedingen, met betrekking tot het veilen van emissierechten of andere op emissierechten gebaseerde veilingproducten op een veilingplatform dat is toegelaten als een gereglementeerde markt, ook indien de geveilde producten geen financiële instrumenten zijn uit hoofde van Verordening 1031/2010. De regels uit dit artikel die betrekking hebben op orders zijn van toepassing op biedingen gedaan in het kader van dergelijke veilingen. § 5. De in paragrafen 1, 2 en 3 vastgestelde verbodsbepalingen gelden niet voor: 1° handel in eigen aandelen in het kader van terugkoopprogramma's, indien die handel plaatsvindt overeenkomstig artikel 5, leden 1 tot 3, van Verordening 596/2014;2° handel in effecten of daarmee verbonden instrumenten als bedoeld in artikel 3, lid 2, punten a) en b), van Verordening 596/2014, voor de stabilisatie van effecten, indien die handel plaatsvindt overeenkomstig artikel 5, leden 4 en 5, van die verordening;3° transacties, orders en gedragingen die beleidsmatig worden uitgevoerd in het kader van het monetair beleid, het wisselkoersbeleid of het beheer van de overheidsschuld, overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening 596/2014, transacties, orders en gedragingen overeenkomstig artikel 6, lid 2, van die verordening, activiteiten in het kader van het klimaatbeleid van de Europese Unie overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die verordening, of activiteiten in het kader van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid van de Europese Unie overeenkomstig artikel 6, lid 4, van die verordening. § 6. Worden gestraft met een gevangenisstraf van drie maanden tot vier jaar en met een geldboete van 50 euro tot 10.000 euro, de personen die de paragrafen 1, 2, 2°, of 3, eerste lid, overtreden. Worden gestraft met een gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met een geldboete van 50 euro tot 10.000 euro, de personen die de paragrafen 2, 1°, of 3, tweede lid, overtreden.
De overtreder kan bovendien worden veroordeeld tot betaling van een som die overeenstemt met maximum het drievoud van het bedrag van het vermogensvoordeel dat hij rechtstreeks of onrechtstreeks uit de overtreding heeft behaald. Deze som wordt geïnd als een geldboete.".
Art. 11.In dezelfde wet wordt een artikel 40bis ingevoegd, luidende: "
Art. 40bis.§ 1. De gerechtelijke overheden kunnen van de FSMA alle nuttige informatie of documenten vereisen voor de opsporing of vervolging van een inbreuk op de artikelen 39 of 40.
Zij kunnen in elke stand van de procedure het advies van de FSMA vragen. Dit advies wordt verstrekt binnen 45 dagen, behalve in geval van verlenging van deze termijn door de gerechtelijke overheid die erom heeft verzocht. Het ontbreken van het advies binnen deze eventueel verlengde termijn tast de geldigheid van de procedure niet aan. Een kopie van het verzoek om advies en een kopie van het verstrekte advies worden bij het dossier van de procedure gevoegd. § 2. Onverminderd artikel 25 van Verordening 596/2014, werkt de FSMA desgevallend samen met de overige bevoegde autoriteiten van de Europese Economische Ruimte, aangeduid krachtens artikel 22 van die verordening, voor de doeleinden van een strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke procedure inzake marktmanipulatie of misbruik van voorwetenschap. Te dien einde deelt de FSMA aan deze autoriteiten alle vereiste informatie mee, met inbegrip van informatie betreffende handelingen die verboden zijn door het recht van de Staat van de autoriteit die de aanvraag indient, zelfs indien die handelingen niet naar Belgisch recht zijn verboden.
Onverminderd artikel 26 van Verordening 596/2014, kan de FSMA met de bevoegde autoriteiten van derde Staten vertrouwelijke informatie uitwisselen en samenwerkingsakkoorden afsluiten voor doeleinden van een strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke procedure inzake marktmanipulatie of misbruik van voorwetenschap, zelfs indien die handelingen niet naar Belgisch recht zijn verboden, op voorwaarde dat die autoriteiten gebonden zijn aan een gelijkwaardig beroepsgeheim als bedoeld in artikel 74.
Wanneer de FSMA een verzoek tot informatie ontvangt van een buitenlandse autoriteit bedoeld in het eerste en tweede lid, 1° verzamelen de ondervraagde gerechtelijke overheden op verzoek van de FSMA alle informatie en documenten die nuttig worden geacht voor de opstelling van haar antwoord, en delen zij deze mee aan de FSMA, met dien verstande dat de informatie en documenten met betrekking tot gerechtelijke procedures niet kunnen worden meegedeeld zonder de uitdrukkelijke toestemming van de procureur-generaal;2° bezorgt de Cel voor financiële informatieverwerking aan de FSMA, op haar bijzonder gemotiveerd verzoek, alle informatie en documenten die nuttig worden geacht voor de opstelling van haar antwoord, met betrekking tot de informatie die aan de Cel wordt bezorgd door de instellingen en personen bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, krachtens de artikelen 23 tot 27 en 33, eerste tot zesde lid, van dezelfde wet. De gerechtelijke overheden, de Cel voor financiële informatieverwerking en de FSMA kunnen weigeren om gevolg te geven aan een verzoek om informatie wanneer de mededeling ervan de veiligheid van België, en in het bijzonder de bestrijding van terrorisme en andere vormen van ernstige criminaliteit, of de eigen onderzoek- of handhavingsactiviteiten of een strafrechtelijk onderzoek, negatief kunnen beïnvloeden. De bevoegde procureur-generaal en de FSMA kunnen eveneens weigeren om gevolg te geven aan een verzoek om informatie wanneer in België voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen reeds een gerechtelijke procedure is ingeleid of een definitieve uitspraak is gedaan.
Onverminderd de verplichtingen die op de FSMA rusten in gerechtelijke procedures van strafrechtelijke aard, mag zij de informatie die zij ontvangt van de autoriteiten bedoeld in het eerste en tweede lid, enkel gebruiken voor haar toezicht op de naleving van de bepalingen inzake marktmanipulatie en misbruik van voorwetenschap en in het kader van de administratieve of gerechtelijke procedures die daarop betrekking hebben. Wanneer de autoriteit die informatie heeft verstrekt, er evenwel in toestemt, mag de FSMA deze informatie voor andere doeleinden gebruiken of overleggen aan de bevoegde autoriteiten van andere Staten.".
Art. 12.Artikel 43 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende: "Poging tot het plegen van een inbreuk bedoeld in de artikelen 39 en 40 wordt gestraft zoals het misdrijf zelf.".
Art. 13.In dezelfde wet wordt een artikel 69bis ingevoegd, luidende: "
Art. 69bis.§ 1. De FSMA zet doeltreffende mechanismen op om de melding aan de FSMA mogelijk te maken van daadwerkelijke of potentiële inbreuken op de regels bedoeld in artikel 45.
Onverminderd paragraaf 3, vijfde lid, waarborgt de FSMA de geheimhouding van de persoon die een melding doet als bedoeld in het eerste lid. Tenzij deze persoon hiermee instemt, wijst de FSMA de vraag om inzage, uitleg of mededeling in afschrift van een bestuursdocument af wanneer de openbaarmaking van het bestuursdocument afbreuk doet aan de geheimhouding van de identiteit van de persoon die een melding doet als bedoeld in het eerste lid.
Bij reglement zoals bedoeld in artikel 64 bepaalt de FSMA nadere procedureregels voor het ontvangen en in behandeling nemen van de meldingen als bedoeld in het eerste lid, waarbij de FSMA inzonderheid rekening houdt met Richtlijn (EU) 2015/2392. § 2. Tegen een persoon die te goeder trouw een melding doet als bedoeld in paragraaf 1, kunnen geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vorderingen worden ingesteld, noch professionele sancties worden uitgesproken omwille van deze melding. Deze persoon wordt niet geacht een inbreuk te plegen op enige bij overeenkomst of bij wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling opgelegde beperking van de openbaarmaking of mededeling van informatie, en kan op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor de melding van deze informatie.
Het eerste lid is niet van toepassing op advocaten die een melding doen die betrekking heeft op informatie die zij van één van hun cliënten ontvangen of over één van hun cliënten verkrijgen wanneer zij de rechtspositie van hun cliënt bepalen, dan wel die cliënt in of in verband met een rechtsgeding verdedigen of vertegenwoordigen, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of dergelijke informatie vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen. § 3. Vergelding, discriminatie en andere vormen van onbillijke behandeling of nadelige maatregel ten gevolge van of in verband met de melding van een inbreuk bedoeld in paragraaf 1, ten aanzien van een werknemer die te goeder trouw een inbreuk meldt of die in de melding wordt beschuldigd van een inbreuk, is verboden. Dit belet niet dat gepaste maatregelen of sancties worden genomen tegen een werknemer die effectief een inbreuk als bedoeld in paragraaf 1 heeft gepleegd.
In geval van vergelding, discriminatie of enige andere vorm van onbillijke behandeling of nadelige maatregel ten aanzien van een werknemer die te goeder trouw een inbreuk meldt of wordt beschuldigd van een inbreuk, rust de bewijslast dat deze behandeling of maatregel geen gevolg is van en geen verband houdt met de melding van een inbreuk, gedurende twaalf maanden vanaf de melding, of, indien het geschil met betrekking tot de behandeling of de maatregel die binnen de twaalf maanden na de melding wordt genomen bij de rechtbanken en hoven aanhangig wordt gemaakt, minstens totdat er een definitieve rechterlijke uitspraak is, op de werkgever, indien redelijkerwijze kan worden vermoed dat de werkgever op de hoogte was of ervan uitging dat een inbreuk aan de FSMA werd gemeld door of met betrekking tot de betrokken werknemer.
Wanneer de werkgever in strijd met het eerste lid de arbeidsverhouding beëindigt of de arbeidsvoorwaarden eenzijdig wijzigt van een werknemer die een inbreuk meldt, kan de werknemer, of de werknemersorganisatie waarbij hij is aangesloten, verzoeken hem opnieuw in de onderneming of instelling op te nemen onder de voorwaarden die bestonden voor de beëindiging of de wijziging. Het verzoek moet met een aangetekende brief gebeuren binnen de dertig dagen volgend op de datum van de kennisgeving van de opzegging, van de beëindiging zonder opzegging of van de eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden. De werkgever moet zich binnen dertig dagen volgend op de kennisgeving van de brief over het verzoek uitspreken. De werkgever die de werknemer opnieuw in de onderneming of de instelling opneemt of hem zijn functie onder de voorwaarden die bestonden voor de beëindiging of wijziging opnieuw laat uitoefenen, moet het wegens ontslag of wijziging van de arbeidsvoorwaarden gederfde loon betalen alsmede de werkgevers- en werknemersbijdragen op dat loon storten.
Wanneer er ten aanzien van een werknemer die een inbreuk meldt sprake is van een maatregel of behandeling in strijd met het eerste lid, heeft die werknemer recht op een vergoeding indien hij na het in het derde lid bedoelde verzoek niet opnieuw wordt opgenomen in de onderneming of instelling of zijn functie niet opnieuw kan uitoefenen onder de voorwaarden die bestonden voor de beëindiging of de wijziging, evenals indien hij het in het derde lid bedoelde verzoek niet heeft ingediend. Deze vergoeding is, naar keuze van de werknemer, gelijk aan hetzij een forfaitair bedrag dat overeenstemt met het brutoloon van zes maanden, hetzij aan de werkelijk door hem geleden schade. In het laatstgenoemde geval moet de werknemer de omvang van de geleden schade bewijzen.
De FSMA kan de persoon die een inbreuk meldt bijstaan ten aanzien van elke instantie die betrokken is bij de bescherming van deze persoon tegen een verboden maatregel of behandeling als bedoeld in het eerste lid, en kan in het bijzonder de status van klokkenluider van de meldende persoon in arbeidsgeschillen bevestigen.
Wanneer er ten aanzien van een werknemer die beschuldigd wordt van een inbreuk sprake is van een maatregel of behandeling in strijd met het eerste lid, heeft die werknemer recht op vergoeding van de werkelijk door hem geleden schade.
Wanneer de maatregel of behandeling in strijd met de bepalingen van het eerste lid wordt getroffen nadat de arbeidsbetrekking beëindigd werd, heeft de werknemer die een inbreuk meldt recht op de vergoeding bedoeld in het vierde lid en heeft de werknemer die beschuldigd wordt van een inbreuk recht op de vergoeding bedoeld in het zesde lid.
Deze paragraaf is eveneens van toepassing op statutaire personeelsleden en op personen die door andere personen dan werkgevers in de arbeidsbetrekkingen worden tewerkgesteld of opdrachten worden bezorgd. § 4. De bepalingen die strijdig zijn met dit artikel of de bepalingen genomen ter uitvoering ervan, alsook de bedingen die bepalen dat een of meer contracterende partijen bij voorbaat afzien van de rechten die erdoor gewaarborgd worden, zijn nietig.".
Art. 14.In dezelfde wet wordt een artikel 69ter ingevoegd, luidende: "
Art. 69ter.De instellingen en personen bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 2° en 3°, stellen passende interne procedures in voor het melden van daadwerkelijke of potentiële inbreuken op de regels bedoeld in artikel 45.
De artikelen 36, 36bis en 37 zijn van toepassing indien het eerste lid niet wordt nageleefd.".
Art. 15.In artikel 72, § 3, tiende lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2013, worden in de eerste zin de woorden "De FSMA stelt" vervangen door de woorden "Onverminderd artikel 33 van Verordening 596/2014, stelt de FSMA" en wordt in de Nederlandse tekst het woord "zij" ingevoegd na het woord "verstrekt".
Art. 16.Artikel 73 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 2 juli 2010, wordt vervangen als volgt: "
Art. 73.De FSMA en het College van Procureurs-generaal kunnen een protocol afsluiten over de werkafspraken tussen de FSMA en het openbaar ministerie in dossiers die betrekking hebben op feiten waarvoor de wetgeving zowel in de mogelijkheid van een administratieve boete als in de mogelijkheid van een strafsanctie voorziet. Dit protocol wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.".
Art. 17.In artikel 77 van dezelfde wet, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 2007 en 3 maart 2011 en de wet van 30 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, eerste zin, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "of Europese verordeningen" worden ingevoegd tussen de woorden "Onverminderd de artikelen 74 tot 76 en de bepalingen in bijzondere wetten" en de woorden "werkt de FSMA";b) de woorden "buitenlandse bevoegde autoriteiten" worden vervangen door de woorden "bevoegde autoriteiten van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte en van derde Staten";c) de woorden "en de EIOPA binnen de grenzen" worden vervangen door de woorden ", de EIOPA en het Europees Comité voor systeemrisico's binnen de grenzen"; 2° in paragraaf 1 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende: "Voor doeleinden van de samenwerking met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte en van derde Staten en met de ESMA, de EBA, de EIOPA en het Europees Comité voor systeemrisico's, beschikt de FSMA over de bevoegdheden die haar bij wet of krachtens een wet zijn toegekend, zelfs indien de betreffende handelingen of praktijken geen schending van de Belgische regelgeving inhouden."; 3° in paragraaf 2 worden tussen het eerste en het tweede lid vier leden ingevoegd, luidende: "De FSMA verstrekt informatie en verleent bijstand aan de autoriteit die daartoe een verzoek doet op grond van een in het eerste lid bedoelde overeenkomst en verstrekt de bevoegde autoriteit waarmee ze een in het eerste lid bedoelde overeenkomst heeft gesloten uit eigen beweging alle informatie waarvan zij oordeelt dat deze nuttig kan zijn voor deze autoriteit bij een onderzoek naar mogelijke schendingen en het toezicht op en de handhaving van de naleving van de relevante regelgeving van toepassing in de Staat van deze autoriteit. Onverminderd de verplichtingen en weigeringsgronden die voortvloeien uit de Europese regelgeving en onverminderd de ruimere weigeringsgronden die desgevallend zijn voorzien in de betrokken overeenkomst, kan de FSMA weigeren om gevolg te geven aan een verzoek tot informatie of bijstand op grond van een in het eerste lid bedoelde overeenkomst indien: - voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen in België reeds een gerechtelijke procedure is ingeleid of een definitieve uitspraak is gedaan; - gevolg geven aan het verzoek de veiligheid van België, en in het bijzonder de bestrijding van terrorisme en andere vormen van ernstige criminaliteit, negatief zou kunnen beïnvloeden.
In dit geval overlegt zij met de verzoekende autoriteit en stelt zij deze schriftelijk in kennis van de weigering, met opgave van de redenen hiervoor.
De informatie die in het kader van de samenwerking wordt uitgewisseld valt onder het bij artikel 74 opgelegde beroepsgeheim. Indien de FSMA informatie verstrekt in het kader van de samenwerking, kan zij aangeven dat die informatie alleen mag worden doorgegeven met haar uitdrukkelijke toestemming of voor de doeleinden waarmee zij heeft ingestemd. Zo ook moet de FSMA, wanneer zij informatie ontvangt in het kader van de samenwerking, in afwijking van artikel 75, de beperkingen naleven die zouden zijn opgelegd door de buitenlandse autoriteit, wat de mogelijkheid betreft om de aldus ontvangen informatie door te geven."; 4° in paragraaf 2, tweede lid, dat het zesde lid wordt, wordt het woord ", b)" opgeheven;5° in paragraaf 4 wordt het woord "b)," opgeheven;6° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende: " § 5.Voor de doeleinden van Verordening 596/2014, gebeurt de samenwerking overeenkomstig de artikelen 24 tot 29 van die verordening en de uitvoeringsnormen ervan.".
Art. 18.In artikel 77bis, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en de wet van 30 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden "Onverminderd de relevante bepalingen van afdeling 7 van hoofdstuk III van deze wet, zijn de volgende bepalingen van toepassing a) in het kader van de bestrijding van marktmisbruik, wat de wederzijdse samenwerking betreft tussen de FSMA en de overige bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 11, eerste lid van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik);b) in het kader van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 45, wat de wederzijdse samenwerking betreft tussen de FSMA en de overige bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 4, lid 1, 22) van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, en in artikel 4, (4) van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, teneinde de uit de voornoemde Richtlijn 2004/39/EG voortvloeiende verplichtingen na te leven:" vervangen door de woorden: "Onverminderd de relevante bepalingen van afdeling 7 van hoofdstuk III van deze wet, zijn de volgende bepalingen van toepassing in het kader van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 45, wat de wederzijdse samenwerking betreft tussen de FSMA en de overige bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 4, lid 1, 22) van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, en in artikel 4, lid 1, 40) van Verordening (EU) Nr.575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, teneinde de uit de voornoemde Richtlijn 2004/39/EG voortvloeiende verplichtingen na te leven:"; 2° paragraaf 1, 2°, tweede lid, wordt opgeheven;3° in paragraaf 1, 2°, derde lid, dat het tweede lid wordt, worden de woorden ", meer in het bijzonder wat de in § 1, b) bedoelde bevoegdheden betreft," opgeheven;4° in dezelfde paragraaf wordt in de Franse tekst het woord "lorsque" vervangen door het woord "Lorsque";5° in paragraaf 1, 4°, wordt de laatste zin opgeheven;6° in paragraaf 3 worden de woorden "Wat de in § 1, a) bedoelde bevoegdheden betreft," vervangen door de woorden "Voor doeleinden van de samenwerking tussen autoriteiten bedoeld in artikel 100 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen en in de artikelen 346 tot 349 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders,";7° in paragraaf 3 wordt de bepaling onder 2° opgeheven;8° in paragraaf 4 wordt het woord ", b)" opgeheven;9° paragraaf 5 wordt opgeheven.
Art. 19.In artikel 77ter van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt het woord ", b)" opgeheven.
Art. 20.In artikel 79, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 2 mei 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "artikel 35, § 1, 1° en 2° " vervangen door de woorden "artikel 35, § 1, eerste lid".
Art. 21.In artikel 80 van dezelfde wet, hersteld bij de wet van 2 mei 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: "Voor de in artikel 35, § 1, eerste lid, bedoelde doeleinden kan de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur in geval van hoogdringendheid en buiten een woning, bij gemotiveerde beslissing de voorlopige inbeslagneming bevelen van: 1° ) documenten en gegevens die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen; 2° ) gelden, waarden, titels of rechten die hetzij het voorwerp van de onderzochte inbreuk uitmaken of tot het plegen van de inbreuk bestemd waren of gediend hebben, op voorwaarde dat ze eigendom zijn van de persoon die het voorwerp uitmaakt van een onderzoek, hetzij een vermogensvoordeel vormen dat rechtstreeks uit de inbreuk is verkregen of er het equivalent van uitmaken."; 2° tussen het vierde en het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende: "Wanneer de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, in een informaticasysteem opgeslagen gegevens aantreft die nuttig zijn voor dezelfde doeleinden als de inbeslagneming, maar de inbeslagneming van de drager daarvan niet wenselijk is, kunnen deze gegevens, evenals de gegevens noodzakelijk om deze te kunnen verstaan, worden gekopieerd op dragers, die toebehoren aan de FSMA.In geval van dringendheid of om technische redenen, kan gebruik gemaakt worden van dragers die ter beschikking staan van personen die gerechtigd zijn om het informaticasysteem te gebruiken.".
Art. 22.In artikel 81 van dezelfde wet, hersteld bij de wet van 2 mei 2007 en gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "artikel 35, § 1, 1° en 2° " vervangen door de woorden "artikel 35, § 1, eerste lid", de woorden "van de operator van een telecommunicatienetwerk of van de verstrekker van een telecommunicatiedienst" vervangen door de woorden "van de actoren bedoeld in het tweede lid", de woorden "de abonnee of de gewoonlijke gebruiker van een telecommunicatiedienst" vervangen door de woorden "de abonnee of de gewoonlijke gebruiker van een in het tweede lid bedoelde dienst of netwerk" en het woord "telecommunicatiediensten" vervangen door de woorden "de in het tweede lid bedoelde diensten of netwerken";b) in paragraaf 1, eerste lid, wordt de bepaling onder 1° aangevuld met de woorden ", met name door zijn naam en adres mee te delen";c) in paragraaf 1, eerste lid, wordt de bepaling onder 2° aangevuld met de woorden ", met inbegrip van het soort dienst en de duur ervan";d) in paragraaf 1 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende: "Hiertoe kan hij de medewerking vorderen van: 1° de operator van een elektronisch communicatie-netwerk;2° iedereen die binnen het Belgisch grondgebied, op welke wijze ook, een dienst beschikbaar stelt of aanbiedt, die bestaat in het overbrengen van signalen via elektronische communicatienetwerken, of er in bestaat gebruikers toe te laten via een elektronisch communicatienetwerk informatie te verkrijgen of te ontvangen of te verspreiden.Hieronder wordt ook de verstrekker van een elektronische communicatiedienst begrepen."; e) in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "De operator van een telecommunicatienetwerk of de verstrekker van een telecommunicatiedienst delen" vervangen door de woorden "De actoren bedoeld in § 1, tweede lid, delen"; f) in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "operator en verstrekker" vervangen door het woord "actoren".".
Art. 23.In artikel 82 van dezelfde wet, hersteld bij de wet van 2 mei 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "artikel 35, § 1, 1° en 2° " worden vervangen door de woorden "artikel 35, § 1, eerste lid";b) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt: "1° buiten een woning, volgens de regels bepaald bij artikel 83, de inbeslagneming bevelen van: a) documenten en gegevens die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen; b) gelden, waarden, titels of rechten die hetzij het voorwerp van de onderzochte inbreuk uitmaken of tot het plegen van de inbreuk bestemd waren of gediend hebben, op voorwaarde dat ze eigendom zijn van de persoon die het voorwerp uitmaakt van een onderzoek, hetzij een vermogensvoordeel vormen dat rechtstreeks uit de inbreuk is verkregen of er het equivalent van uitmaken;"; c) in de bepaling onder 2° worden de woorden "oproepgegevens van telecommunicatiemiddelen" vervangen door de woorden "verkeersgegevens van elektronische communicatiemiddelen" en het woord "telecommunicatie" vervangen door de woorden "elektronische communicatie".
Art. 24.In artikel 83, § 1, van dezelfde wet, hersteld bij de wet van 2 mei 2007 en gewijzigd bij de wetten van 30 juli 2013 en 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het woord "privéwoning" vervangen door het woord "woning";2° in het vierde lid wordt het woord "zevende" vervangen door het woord "achtste".
Art. 25.In artikel 84 van dezelfde wet, hersteld bij de wet van 2 mei 2007 en gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord "telecommunicatie" telkens vervangen door de woorden "elektronische communicatie", het woord "oproepgegevens" vervangen door het woord "verkeersgegevens", het woord "telecommunicatiemiddelen" vervangen door de woorden "elektronische communicatiemiddelen", het woord "oproepen" vervangen door de woorden "elektronische communicaties", en worden de woorden ", zo nodig door daartoe de medewerking van de operator van een telecommunicatienetwerk of van de verstrekker van een telecommunicatiedienst te vorderen" opgeheven;b) in paragraaf 1, eerste lid, wordt de bepaling onder 2° aangevuld met de woorden ", met inbegrip van de telefoonnummers en netwerkadressen"; c) paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld met de bepaling onder 3°, luidende: "3° de betalingsdetails van de elektronische communicatiediensten opvragen."; d) in paragraaf 1 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende: "Hiertoe kan hij de medewerking vorderen van: 1° de operator van een elektronisch communicatienetwerk;2° iedereen die binnen het Belgisch grondgebied, op welke wijze ook, een dienst beschikbaar stelt of aanbiedt, die bestaat in het overbrengen van signalen via elektronische communicatienetwerken, of er in bestaat gebruikers toe te laten via een elektronisch communicatienetwerk informatie te verkrijgen of te ontvangen of te verspreiden.Hieronder wordt ook de verstrekker van een elektronische communicatiedienst begrepen."; e) in paragraaf 1, tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt het woord "telecommunicatiemiddel" vervangen door de woorden "elektronisch communicatiemiddel", het woord "oproepgegevens" vervangen door het woord "verkeersgegevens", het woord "telecommunicatie" vervangen door het woord "elektronische communicatie" en het woord "oproep" vervangen door de woorden "elektronische communicatie"; f) paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende: "Hij vermeldt ook de periode in het verleden waarover de vordering zich uitstrekt overeenkomstig paragraaf 1bis."; g) paragraaf 1bis en paragraaf 1ter worden ingevoegd, luidende: " § 1bis.De gegevens bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, kunnen worden opgevraagd voor een periode van twaalf maanden voorafgaand aan de beslissing van de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, voor inbreuken op de artikelen 14 of 15 van de Verordening 596/2014, of de bepalingen genomen op basis of in uitvoering ervan, en voor een periode van zes maanden voor de overige inbreuken waarvoor de auditeur deze gegevens kan opvragen. § 1ter. De maatregel kan alleen betrekking hebben op de elektronische communicatiemiddelen van een advocaat of een arts, indien deze er zelf van verdacht wordt een inbreuk te hebben gepleegd waarvoor de auditeur de gegevens bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, kan opvragen, of indien precieze feiten doen vermoeden dat derden die ervan verdacht worden dergelijke inbreuk te hebben gepleegd, gebruik maken van diens elektronische communicatiemiddelen.
De maatregel mag niet ten uitvoer worden gelegd, zonder dat, naar gelang het geval, de stafhouder of de vertegenwoordiger van de provinciale orde van geneesheren ervan op de hoogte is. Diezelfden zullen door de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, in kennis worden gesteld van hetgeen volgens hem onder het beroepsgeheim valt. Deze gegevens worden niet gebruikt."; h) in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "De operator van een telecommunicatienetwerk of de verstrekker van een telecommunicatiedienst deelt" vervangen door de woorden "De actoren bedoeld in § 1, tweede lid, delen"; i) in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "operator en verstrekker" vervangen door de woorden "actoren".".
Art. 26.In artikel 85, eerste lid, van dezelfde wet, hersteld bij de wet van 2 mei 2007 en gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "in de zin van de artikelen 25, 26, 27, 39 en 40" vervangen door de woorden "op de bepalingen van Verordening 596/2014 of Verordening 600/2014 of op de bepalingen ter omzetting van Richtlijn 2014/65/EU of op de artikelen 39 of 40".
Art. 27.In dezelfde wet wordt een artikel 85bis ingevoegd, luidende: "
Art. 85bis.Voor de in artikel 35, § 1, eerste lid, bedoelde doeleinden, kan de auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, de onderzoeksrechter verzoeken om, tussen vijf uur `s morgens en negen uur `s avonds, een huiszoeking uit te voeren in een woning, en de documenten, gegevens, gelden, waarden, titels en rechten bedoeld in artikel 82, 1°, in beslag te nemen, met toepassing van de regels bepaald in het Wetboek van Strafvordering.
De onderzoeksrechter kan de huiszoeking uitvoeren in aanwezigheid van de auditeur of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, en van de personeelsleden van de FSMA die de auditeur bijstaan bij het voeren van het onderzoek.
Indien de onderzoeksrechter overgaat tot inbeslagneming van de zaken bedoeld in artikel 82, 1°, is artikel 83, § 2, overeenkomstig van toepassing. Eenieder die geschaad wordt door deze onderzoekshandeling kan volgens de regels bepaald in artikel 61quater van het Wetboek van Strafvordering aan de onderzoeksrechter de opheffing ervan vragen en hoger beroep instellen tegen de beschikking van de onderzoeksrechter.
De auditeur van de FSMA wordt door de griffie op de hoogte gesteld van het feit dat er een verzoek tot opheffing van de onderzoekshandeling werd ingediend, van de beschikking van de onderzoeksrechter, van het feit dat hoger beroep werd ingesteld tegen de beschikking van de onderzoeksrechter en van de uitspraak van de kamer van inbeschuldigingstelling.".
TITEL III. - Wijzigingen van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie
Art. 28.Artikel 126, § 2, eerste lid, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, vervangen bij de wet van 29 mei 2016, wordt aangevuld met de bepaling onder 7°, luidende: "7° De auditeur, of, in zijn afwezigheid, de adjunct-auditeur, van de FSMA, voor de doeleinden en volgens de regels bepaald in de artikelen 81, 82, 2° en 84, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.".
Art. 29.In artikel 126/1, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 mei 2016, worden de woorden "en de artikelen 18/7, 18/8, 18/16 en 18/17 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten" vervangen door de woorden ", de artikelen 18/7, 18/8, 18/16 en 18/17 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de artikelen 81, 82, 2° en 84, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten".
TITEL IV. - Wijzigingen van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen
Art. 30.In artikel 96, § 4, van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, worden de woorden "artikelen 79 tot 85" vervangen door de woorden "artikelen 79 tot 85bis".
Art. 31.In artikel 100, § 2, tweede lid, van dezelfde wet, worden de woorden " § 1, 2°, derde lid" vervangen door de woorden " § 1, 2°, tweede lid".
TITEL V. - Wijzigingen van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders
Art. 32.In artikel 338, § 5, van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, worden de woorden "artikelen 79 tot 85" vervangen door de woorden "artikelen 79 tot 85bis".
Art. 33.In artikel 348, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, worden de woorden " § 1, 2°, derde lid" vervangen door de woorden " § 1, 2°, tweede lid".
TITEL VI. - Wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen
Art. 34.In artikel 20, § 1, eerste lid, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, gewijzigd door de wetten van 13 maart 2016 en 25 oktober 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de bepaling onder 3° wordt opgeheven;b) in de bepaling onder 4° worden de woorden ", in voorkomend geval administratieve," de woorden "of autoriteit" en de woorden "of inbreuken" opgeheven en worden de woorden "1°, 2° en 3° " vervangen door de woorden "1° en 2° ". TITEL VII. - Wijzigingen van het gerechtelijk wetboek
Art. 35.Artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, wordt aangevuld met de bepaling onder 25°, luidende: "25° van de geschillen betreffende vergelding, discriminatie of andere soorten van onbillijke behandeling of nadelige maatregel ten gevolge van of in verband met de melding van een inbreuk in de zin van artikel 69bis van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, met uitzondering van de geschillen bedoeld in artikel 581, 14°, en onder voorbehoud van de bevoegdheden van de Raad van State, zoals bepaald door de gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State, voor wat betreft de statutaire personeelsleden.".
Art. 36.Artikel 581 van hetzelfde wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 juni 2012, wordt aangevuld met de bepaling onder 14°, luidende: "14° van de geschillen betreffende vergelding, discriminatie of andere soorten van onbillijke behandeling of nadelige maatregel ten gevolge van of in verband met de melding van een inbreuk in de zin van artikel 69bis van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en die betrekking hebben op zelfstandige beroepen.".
TITEL VIII. - Wijzigingen van het wetboek van vennootschappen
Art. 37.In artikel 513, § 1, vierde lid, van het Wetboek van vennootschappen, ingevoegd door de wet van 1 april 2007, wordt de bepaling onder c) opgeheven.
Art. 38.In artikel 606, 1°, derde lid, van hetzelfde wetboek, vervangen bij de wet van 2 mei 2007, wordt de bepaling onder c) opgeheven.
Titel IX. - Inwerkingtreding en toepassing
Art. 39.Deze wet treedt in werking tien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
In afwijking van het eerste lid, treden artikelen 3, a) tot g), l) en n), en 14 in werking op de datum die als eerste wordt vermeld in artikel 93, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU.
Art. 40.Verwijzingen in deze wet naar Richtlijn 2014/65/EU en Verordening 600/2014 worden vóór respectievelijk de datum die als eerste wordt vermeld in artikel 93, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU en de datum waarop Verordening 600/2014 van toepassing wordt, gelezen als verwijzingen naar Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad, alsook naar de uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2004/39/EG, in overeenstemming met de concordantietabel in bijlage IV bij Richtlijn 2014/65/EU, voor zover de concordantietabel bepalingen bevat die verwijzen naar Richtlijn 2004/39/EG. Indien in de bepalingen van deze wet wordt verwezen naar OTF's, mkb-groeimarkten, emissierechten of geveilde producten die daarop zijn gebaseerd, zijn die bepalingen niet van toepassing op OTF's, mkb-groeimarkten, emissierechten of geveilde producten die daarop zijn gebaseerd tot de datum die als eerste wordt vermeld in artikel 93, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU. Verwijzingen in de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten naar Richtlijn 2004/39/EG worden, vanaf de datum die als eerste wordt vermeld in artikel 93, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU en de datum waarop Verordening 600/2014 van toepassing wordt, gelezen als verwijzingen naar voornoemde Richtlijn 2014/65/EU en Verordening 600/2014, in overeenstemming met de concordantietabel in bijlage IV bij Richtlijn 2014/65/EU, voor zover de concordantietabel bepalingen bevat die verwijzen naar Richtlijn 2014/65/EU en Verordening 600/2014.
Gegeven te Brussel, 31 juli 2017.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : K54-2504 Integraal verslag : 19 en 20 juli 2017.