Etaamb.openjustice.be
Wet van 21 december 2021
gepubliceerd op 31 december 2021

Wet houdende omzetting van het Europees Wetboek voor elektronische communicatie en wijziging van diverse bepalingen inzake elektronische communicatie

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2021043554
pub.
31/12/2021
prom.
21/12/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2021. - Wet houdende omzetting van het Europees Wetboek voor elektronische communicatie en wijziging van diverse bepalingen inzake elektronische communicatie (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1 Algemene bepaling Artikel 1 Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Zij voorziet in de gedeeltelijke omzetting van: 1° Richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid;2° Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie. HOOFDSTUK 2 Wijzigingen van de wet van 21 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten4 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven Art. 2 Artikel 43bis, § 3, 8°, c), van de wet van 21 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten4 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, ingevoegd bij de wet van 19 december 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1997 pub. 30/12/1997 numac 1997014278 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven teneinde het reglementaire kader aan te passen aan de verplichtingen die inzake vrije mededinging en harmonisatie op de markt voor telecommunicatie, voortvloeien uit de van kracht zijnde beslissingen van de Europese Unie sluiten en gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 05/07/2007 numac 2007011261 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de bescherming van de consumenten inzake omroeptransmissie- en omroepdistributiediensten type wet prom. 15/05/2007 pub. 17/03/2009 numac 2009000049 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de consumenten inzake omroeptransmissie- en omroepdistributiediensten. - Duitse vertaling sluiten, wordt aangevuld met de woorden "en het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, zonder dat deze in de behandeling van de dossiers en individuele klachten tussenbeide mogen komen".

Art. 3 In artikel 44bis, § 4, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 6 augustus 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2006, worden de woorden ", opgericht bij artikel 71 van deze wet" opgeheven.

Art. 4 In artikel 58 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 19 december 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1997 pub. 30/12/1997 numac 1997014278 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven teneinde het reglementaire kader aan te passen aan de verplichtingen die inzake vrije mededinging en harmonisatie op de markt voor telecommunicatie, voortvloeien uit de van kracht zijnde beslissingen van de Europese Unie sluiten en gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt opgeheven;2° in het tweede lid, dat het eerste lid wordt, worden de woorden "van openbare dienst bepaald in artikel 82, 3° " vervangen door de woorden "van algemeen belang bedoeld in artikel 106 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie". Art. 5 In artikel 59 van dezelfde wet worden de woorden "bedoeld in artikel 71" opgeheven.

Art. 6 In artikel 68, 19°, van dezelfde wet, worden de woorden "radio- en televisie-omroepdiensten" vervangen door de woorden "audiovisuele of auditieve mediadiensten".

Art. 7 In de artikelen 68, 97, 98, 99, 101, 102, 103, 104 en 114, §§ 1 en 3, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 december 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1997 pub. 30/12/1997 numac 1997014278 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven teneinde het reglementaire kader aan te passen aan de verplichtingen die inzake vrije mededinging en harmonisatie op de markt voor telecommunicatie, voortvloeien uit de van kracht zijnde beslissingen van de Europese Unie sluiten, worden de woorden "openbaar telecommunicatienet" telkens vervangen door de woorden "openbaar elektronische-communicatienetwerk".

Art. 8 Artikel 97, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 december 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1997 pub. 30/12/1997 numac 1997014278 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven teneinde het reglementaire kader aan te passen aan de verplichtingen die inzake vrije mededinging en harmonisatie op de markt voor telecommunicatie, voortvloeien uit de van kracht zijnde beslissingen van de Europese Unie sluiten, wordt aangevuld met de woorden ", ook indien deze in de gemeenschappelijke delen van een gebouw conform artikel 3.82, § 2, van het Burgerlijk Wetboek worden aangelegd".

Art. 9 In dezelfde wet worden de bijlagen 1 en 2 opgeheven. HOOFDSTUK 3 Wijzigingen van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector Art. 10 Artikel 1/1 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5 en gewijzigd bij de wet van 7 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten5, wordt vervangen als volgt: "

Art. 1/1.Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van volgende richtlijnen: 1° Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie; 2° Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie.".

Art. 11 In artikel 13 van de dezelfde wet wordt het eerste lid vervangen als volgt: "Het Instituut is een instelling van openbaar nut met rechtspersoonlijkheid.".

Art. 12 In artikel 14 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de bepaling onder 3° wordt aangevuld met de bepaling onder j), luidende: "j) elke bindende rechtshandeling in het Europese Unierecht, die opdrachten toewijst aan de nationale regelgevende instantie in de sector van de post of elektronische communicatie."; b) in de bepalingen onder 4° en 4/1° worden de woorden "van telecommunicatienetwerken" telkens vervangen door de woorden "van elektronische-communicatienetwerken";2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepaling onder 3° wordt, in de bepaling onder a), het woord "BEREC" vervangen door het woord "Berec"; b) in de bepaling onder 3°, wordt de bepaling onder h) vervangen als volgt: "h) de Gegevensbeschermingsautoriteit;"; c) in de bepaling onder 6°, worden de woorden "in de artikelen 6 tot 8 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie" vervangen door de woorden "in artikel 6 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie of in artikel 35 van de wet van 5 mei 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten2 betreffende de audiovisuele mediadiensten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad". d) de paragraaf wordt aangevuld met de bepaling onder 7°, luidende: "7° kan, in de hoedanigheid van inspectiedienst, de mededeling van het beveiligingsplan van de exploitant eisen op elk moment, in afwijking van artikel 25, § 2, van de wet van 1 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten2 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren.".

Art. 13 In artikel 16, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten7, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "alsook, voor de materie bedoeld in de artikelen 11, § 1, 2°, en 39, § 1, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie, aan een of meer personeelsleden van niveau A" worden opgeheven;2° het lid wordt aangevuld met de volgende zin: "Op dezelfde manier kan hij sommige van zijn bevoegdheden overdragen aan een personeelslid in de volgende gevallen: 1° voor de materie bedoeld in artikel 11, § 1, 2°, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie;2° voor de materie bedoeld in artikel 18 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie, met uitsluiting van de frequentiebanden waarvoor de Koning een procedure heeft vastgesteld die erop gericht is het aantal te verlenen gebruiksrechten te beperken, overeenkomstig artikel 20, § 1, van dezelfde wet;3° voor de materie bedoeld in artikel 39, § 2, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie; 4° voor beslissingen inzake courant beheer van inkomsten en uitgaven.".

Art. 14 In artikel 17, § 2, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 15 In artikel 20, § 1, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de eerste zin worden de woorden "prima facie een overtreding vaststelt van de wetgeving of reglementering waarvan de naleving door het Instituut wordt gecontroleerd of hun uitvoeringsmaatregelen, die een onmiddellijke en ernstige dreiging inhoudt voor de openbare orde" vervangen door de woorden "een inbreuk vaststelt op de wetgeving of reglementering waarvan de naleving door het Instituut wordt gecontroleerd of hun uitvoeringsmaatregelen, die een onmiddellijke en ernstige dreiging inhoudt voor de openbare veiligheid"; b) de zin "Hij waakt er in elk geval over dat de voorlopige maatregelen geen onomkeerbare gevolgen teweegbrengen." wordt opgeheven; c) het lid wordt aangevuld met de volgende zinnen: "Teneinde te garanderen dat de voorlopige maatregelen in acht worden genomen, kan de Raad de in artikel 21, § 5, eerste lid, 2/1°, bedoelde dwangsom opleggen, desgevallend tijdens het onderzoek van het dossier. Hij waakt er in elk geval over dat de aangenomen maatregel geen onomkeerbare gevolgen teweegbrengt."; 2° in het tweede lid wordt het woord "oplossingen" vervangen door de woorden "corrigerende maatregelen". Art. 16 In artikel 21 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten2, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "een overtreding" worden telkens vervangen door de woorden "een inbreuk";2° de woorden "de overtreding" worden telkens vervangen door de woorden "de inbreuk";3° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "de overtreding" worden vervangen door de woorden "de inbreuk"; b) de paragraaf wordt aangevuld met de volgende zin: "De aldus vastgestelde sancties zijn passend, doeltreffend, evenredig en ontmoedigend."; 4° in paragraaf 5 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht: i) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt: "1° het bevel om een einde te maken aan de inbreuk, ofwel onmiddellijk, ofwel binnen een redelijke termijn die hij bepaalt, voor zover nog geen einde werd gemaakt aan deze inbreuk;het Instituut neemt daartoe gepaste en evenredige maatregelen om te garanderen dat deze voorwaarden in acht worden genomen;"; ii) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt: "2° de betaling binnen de termijn bepaald door de Raad van een administratieve boete die aan de Schatkist toekomt ten bedrage van maximaal 5 000 euro voor natuurlijke personen en van maximaal 5 % van de geconsolideerde omzet van de overtreder, vóór belastingen en exclusief btw, gedurende het jongste volledige boekjaar in de sector voor elektronische communicatie of voor postdiensten in België of, indien de overtreder geen activiteiten ontwikkelt waarmee een omzet wordt behaald, ten bedrage van maximaal 1 000 000 euro voor rechtspersonen. Voor de inbreuken op hoofdstuk 2 van de wet van 5 mei 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten2 betreffende de audiovisuele mediadiensten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bedraagt de administratieve boete maximaal 5 % van de geconsolideerde omzet die de overtreder, vóór belastingen en exclusief btw, gedurende het jongste volledige boekjaar in de sector in kwestie heeft behaald, beperkt tot 125 000 euro;"; iii) de bepaling onder 2° /1 wordt ingevoegd, luidende: "2° /1 teneinde een of meer van zijn besluiten te doen naleven, de betaling binnen de termijn bepaald door de Raad van een dwangsom die aan de Schatkist toekomt ten bedrage van maximaal 500 euro per dag vertraging voor natuurlijke personen en van 5 % van de dagomzet per dag vertraging euro voor rechtspersonen. De dwangsom is verschuldigd vanaf de datum vastgesteld door de Raad in zijn besluit;"; iv) de bepaling onder 3° wordt aangevuld met de woorden "of in de wet van 5 mei 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten2 betreffende de audiovisuele mediadiensten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad"; b) er wordt tussen het eerst en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende: "De dagomzet bedoeld in het eerste lid, 2° /1, is de totale geconsolideerde jaaromzet vóór belastingen en exclusief btw, behaald in België, in de sector voor elektronische communicatie of voor postdiensten gedurende het jongste volledige boekjaar gedeeld door 365."; c) in het vroegere tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden "in het tweede lid, 2° " vervangen door de woorden "in het eerste lid, 2° en 2° /1";5° een paragraaf 5/1 wordt ingevoegd, luidende: " § 5/1.De in paragraaf 5, eerste lid, 2° en 2/1°, bedoelde boetes en dwangsommen zijn niet fiscaal aftrekbaar."; 6° in paragraaf 6 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "of een dwangsom" worden ingevoegd tussen de woorden "administratieve boete" en de woorden "opleggen waarvan het bedrag";b) de woorden "tweede lid, 2° " worden vervangen door de woorden "eerste lid, 2° en 2° /1".7° in paragraaf 7 worden de woorden "een ernstige of herhaalde overtreding" vervangen door de woorden "een ernstige of herhaalde inbreuk";8° een paragraaf 7/1 wordt ingevoegd, luidende: " § 7/1.Het Instituut voorziet enkel in sancties in het kader van de in artikel 49/2 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie beoogde procedure wanneer een onderneming of een overheid, welbewust of door een ernstige nalatigheid, misleidende, foutieve of onvolledige informatie verstrekt.

Bij de bepaling van het bedrag van de boetes of dwangsommen opgelegd aan een onderneming of aan een overheid met toepassing van het eerste lid houdt het Instituut onder andere rekening met de negatieve impact van het gedrag van de onderneming of overheid op de concurrentie en in het bijzonder of, in tegenstelling tot de oorspronkelijk meegedeelde informatie of bij elke update van deze informatie, de onderneming of overheid ofwel een netwerk heeft uitgerold of een netwerk heeft uitgebreid of geüpgraded, ofwel geen netwerk heeft uitgerold en geen objectieve rechtvaardiging heeft verstrekt voor deze planwijziging."; 9° in paragraaf 8 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de woorden "per aangetekende brief" opgeheven; b) het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zin: "De kennisgeving aan de betrokkene gebeurt via aangetekende brief.".

Art. 17 Artikel 21/1 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt hersteld als volgt: "

Art. 21/1.§ 1. De verbalisant stuurt het proces-verbaal dat de feiten, als strafrechtelijke inbreuken ingesteld door een van de bepalingen bedoeld in artikel 14, § 1, 3°, aan de procureur des Konings alsook een afschrift ervan aan de Raad.

Deze laatste kan op grond van dit afschrift de maatregelen nemen bedoeld in de artikelen 20 en 21 alsook elke andere maatregel waarin de reglementering voorziet. § 2. Indien er maatregelen worden beoogd, meldt de Raad dat op voorhand aan de procureur des Konings binnen 15 dagen na zijn besluit. § 3. De procureur des Konings deelt de Raad schriftelijk binnen een termijn van één maand na de ontvangst van de kennisgeving bedoeld in paragraaf 2, of bij gebrek daaraan uit eigen initiatief mee: 1° dat een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek werd gestart of;2° dat er een vervolging werd ingesteld, of;3° dat de artikelen 216bis of 216ter van het Wetboek van Strafvordering werden toegepast, of;4° dat het dossier zonder gevolg werd geklasseerd om redenen in verband met de elementen die de inbreuk uitmaken, of;5° dat het dossier zonder gevolg werd geklasseerd om redenen die geen verband houden met de elementen die de inbreuk uitmaken. § 4. Wanneer de procureur des Konings aan de Raad de in paragraaf 3, 1°, 2°, 3° of 4° bedoelde informatie verstrekt, legt het Instituut de administratieve sanctie bedoeld in artikel 21 niet op.".

Art. 18 In artikel 22 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 31 mei 2011 en 27 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: "De Raad stelt zijn eigen huishoudelijk reglement vast."; 2° het tweede lid wordt aangevuld met de bepaling onder 10°, luidende: "10° de nadere regels voor de procedure van elektronische stemming, op voorwaarde dat deze unaniem wordt aanvaard door alle leden.".

Art. 19 Artikel 24 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten5, wordt vervangen als volgt: "

Art. 24.Op voorstel van het Instituut kan de Koning de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie toekennen aan de statutaire personeelsleden van het Instituut die Hij belast met de vaststelling: 1° van de feiten die als strafrechtelijke inbreuken zijn ingevoerd door een van de bepalingen bedoeld in artikel 14, § 1, 3° ; 2° van de inbreuken op het Strafwetboek en op de bijzondere wetten wanneer de inbreuken worden gepleegd door middel van apparatuur, netwerken of diensten van elektronische communicatie of radiocommunicatie in de zin van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie.".

Art. 20 In artikel 25 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden ", de controle op de naleving van emissienormen," worden opgeheven; b) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt: "1° op elk ogenblik, wanneer zulks voor de uitoefening van hun opdracht noodzakelijk is, ieder vervoermiddel, gebouw en aanhorigheid betreden, behalve als het gaat om een woning in de zin van artikel 15 van de Grondwet;"; c) de bepaling onder 1° /1 wordt ingevoegd, luidende: "1° /1 met machtiging van de onderzoeksrechter een woning betreden in de zin van artikel 15 van de Grondwet, met inachtneming van de wet van 7 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/06/1969 pub. 29/07/2009 numac 2009000488 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van de tijd gedurende welke geen opsporing ten huize of huiszoeking mag worden verricht. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vaststelling van de tijd gedurende welke geen opsporing ten huize of huiszoeking mag worden verricht;"; 2° de woorden "aan de overtreding" worden telkens vervangen door de woorden "aan de inbreuk". Art. 21 In artikel 26 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 31 mei 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten3, wordt het tweede lid vervangen als volgt: "De Raad stelt het organigram van het Instituut vast.".

Art. 22 In artikel 30 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 20 juli 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2006 pub. 28/07/2006 numac 2006202314 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, de bepaling onder 4°, worden de woorden "de wet van 30 maart 1995 betreffende de elektronische communicatienetwerken en -diensten en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad" vervangen door de woorden "de wet van 5 mei 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten2 betreffende de audiovisuele mediadiensten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad";2° de paragrafen 2 tot 5 worden opgeheven. Art. 23 Artikel 33 van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende zin: "Bij gebrek aan betaling binnen de vastgestelde termijn, kan het Instituut de administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, de registratie en domeinen gelasten met de invordering bij dwangbevel van de administratieve bijdragen in kwestie, overeenkomstig artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949. Alle ingevorderde bedragen worden gestort aan het Instituut".

Art. 24 In artikel 35, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende: "In afwijking van artikel 126, § 2, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, voert de Raad zelf de overdrachten van kredieten bedoeld in artikel 91, eerste lid, van dezelfde wet uit.". HOOFDSTUK 4 Wijzigingen van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector Art. 25 Artikel 1/1 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt vervangen als volgt: "

Art. 1/1.Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie.".

Art. 26 In artikel 2 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten8, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, wordt het eerste lid aangevuld met de volgende zin: "Wanneer het beroep gericht is tegen een besluit van reglementaire aard, beschikt het Marktenhof slechts over een vernietigingsrecht";2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de woorden "op straffe van nietigheid die ambtshalve wordt uitgesproken, ingesteld door middel van een ondertekend verzoekschrift dat wordt ingediend ter griffie van het hof van beroep van Brussel binnen een termijn van zestig dagen" vervangen door de woorden "op straffe van onontvankelijkheid die ambtshalve wordt uitgesproken, ingesteld door middel van een verzoekschrift, waarbij het aangevochten besluit is bijgevoegd en dat wordt ingediend ter griffie van het hof van beroep van Brussel binnen een termijn van zestig dagen"; b) in het tweede lid wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt: "3° het precieze adres van het Instituut;"; c) het vierde lid wordt vervangen als volgt: "De griffie van het hof van beroep brengt het Instituut onverwijld op de hoogte van het verzoekschrift, in voorkomend geval, in de vertrouwelijke versie ervan, alsook de minister, tenzij deze laatste de verzoeker is.De melding aan het Instituut geschiedt via gerechtsbrief of via e-mail op zijn gerechtelijke elektronische adres.

De niet-vertrouwelijke versie van het verzoekschrift wordt gepubliceerd op de website van het Instituut."; d) tussen het vijfde en het zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende: "De inleidende zitting heeft ten vroegste plaats acht dagen na de kennisgeving van het verzoekschrift bedoeld in het vierde lid."; 3° in paragraaf 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het tweede lid worden de woorden "op verzoek van de belanghebbende" vervangen door de woorden "indien dit wordt gevraagd door de verzoeker in zijn inleidend verzoekschrift";b) in het derde lid worden de woorden "de betrokkene" vervangen door de woorden "de verzoeker en voor zover de afweging van de belangen in het voordeel pleit van de gevraagde schorsing";4° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende: " § 6.Op verzoek van een partij kan het Marktenhof, als het dat noodzakelijk acht, die gevolgen van de vernietigde individuele besluiten of, via algemene bepaling, die gevolgen van de vernietigde besluiten van reglementaire aard aangeven die als definitief moeten worden beschouwd of die voorlopig gehandhaafd moeten worden voor de termijn die het hof bepaalt.".

Art. 27 In artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "van telecommunicatienetwerken, -diensten of -apparatuur, of in geval van een geschil tussen postoperatoren volgens de wet van 21 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten4 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, of in geval van een geschil tussen in de wet van 5 mei 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten2 betreffende de audiovisuele mediadiensten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bedoelde aanbieders van elektronische-communicatiediensten of -netwerken of omroeporganisaties" vervangen door de woorden "van elektronische-communicatienetwerken, van elektronische-communicatiediensten, van elektronische communicatieapparatuur, of van bijbehorende faciliteiten, of in geval van een geschil tussen aanbieders van postdiensten overeenkomstig de wet van 21 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten4 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, of in geval van een geschil tussen aanbieders van elektronische-communicatiediensten of -netwerken of tussen de in de wet van 5 mei 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten2 betreffende de audiovisuele mediadiensten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad bedoelde aanbieders van audiovisuele mediadiensten";2° in het derde lid worden de woorden "in artikel 28/1, § 3," vervangen door de woorden "in de artikelen 28/1, § 3 en 28/4, § 4,"; Art. 28 Artikel 4/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5 en gewijzigd bij de wetten van 3 april 2013 en 31 juli 2017, wordt vervangen als volgt: "

Art. 4/1.§ 1. Elke partij kan het Instituut een geschil voorleggen dat ontstaan is tussen een onderneming in België en een onderneming in een andere lidstaat van de Europese Unie. Indien het geschil gevolgen heeft voor de handel tussen lidstaten, wordt het door het Instituut ter kennis van Berec gebracht om er een consistente beslechting van het geschil voor te vinden, overeenkomstig de doelstellingen van artikel 6 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende elektronische communicatie. § 2. Indien een dergelijke kennisgeving is gedaan, brengt Berec een advies uit waarin het Instituut en de andere betrokken nationale regelgevende instanties worden verzocht specifieke maatregelen te nemen om het geschil te beslechten of om geen maatregelen te nemen, zulks op zo kort mogelijke termijn en in elk geval binnen vier maanden behalve in uitzonderlijke omstandigheden. § 3. De betrokken nationale regelgevende instanties wachten het advies van Berec af alvorens maatregelen te nemen om het geschil te beslechten. In uitzonderlijke omstandigheden kan het Instituut, indien er een dringende noodzaak is om te handelen teneinde de mededinging of de belangen van eindgebruikers te beschermen, hetzij op verzoek van de partijen, hetzij op eigen initiatief, voorlopige maatregelen vaststellen. § 4. De door het Instituut aan een onderneming opgelegde verplichtingen als onderdeel van de oplossing van een geschil nemen deze wet in acht, houden zoveel mogelijk rekening met het door Berec uitgebrachte advies en worden binnen een maand na dat advies vastgesteld. § 5. De procedure van paragraaf 1 laat het recht van elk van beide partijen onverlet om een zaak bij de rechtbank aanhangig te maken.". HOOFDSTUK 5 Wijzigingen van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie Art. 29 In artikel 1 van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 december 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten9, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt: "Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van volgende richtlijnen: 1° Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische-communicatie ("Privacy- en elektronische communicatierichtlijn") (PbEG 31 juli 2002, L 201/37);2° Richtlijn 2002/77/EG van de Commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten ("Mededingingsrichtlijn") (PbEG 17 september 2002, L 249/21);3° Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG;4° Richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid;5° Richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn "audiovisuele mediadiensten") in het licht van een veranderende marktsituatie; 6° Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie."; 2° het derde, het vierde en het vijfde lid worden opgeheven. Art. 30 In de artikelen 2, 12° tot 14°, 23°, 48°, 56° en 68°, 9, § 1, 10, 38, 74, §§ 2 en 3, 74/1, § 3 en § 4, derde en vierde lid, 117, eerste lid, 121, § 1, 121/4, § 1, 1°, en 127, § 3, eerste lid, wordt het woord "openbare" telkens vervangen door de woorden "voor het publiek beschikbare".

Art. 31 In de Franse tekst van de artikelen 2, 49° en 56°, 9, § 7, 11, § 7, 51, §§ 2, 3 en 4, 107, § 1, 3° en 107/1, § 3, van het opschrift van hoofdstuk III van titel IV, van het opschrift van onderafdelingen 1 en 5 van afdeling 1 van hetzelfde hoofdstuk, van de artikelen 116, 116/1, § 2, tweede lid, 8°, 121, § 1, 121/4, 122, §§ 1 en 3, 123, § 2, 4°, 127, §§ 1er, 3 en 5, en 129, derde lid, en in het opschrift van afdeling 3 van hetzelfde hoofdstuk van dezelfde wet, worden de woorden "utilisateurs finals" telkens vervangen door de woorden "utilisateurs finaux".

Art. 32 In de artikelen 141, §§ 2 en 4, 142, eerste lid en 143/1 §§ 2 tot 4, van dezelfde wet, wordt het woord "BEREC" telkens vervangen door het woord "Berec".

Art. 33 In artikel 2 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt: "3° "elektronische-communicatienetwerk": de transmissiesystemen, al dan niet gebaseerd op een permanente infrastructuur of gecentraliseerde beheercapaciteit, en in voorkomend geval de schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen, waaronder netwerk-elementen die niet actief zijn, die het mogelijk maken signalen over te brengen via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen waaronder satellietnetwerken, vaste (circuit- en pakketgeschakelde, met inbegrip van internet) en mobiele netwerken, elektriciteitsnetten voor zover deze voor overdracht van andere signalen dan die voor audiovisuele en auditieve mediadiensten worden gebruikt;"; 2° de bepaling onder 3/1° wordt ingevoegd, luidende: "3/1° "netwerk met zeer hoge capaciteit": hetzij een netwerk voor elektronische communicatie dat ten minste tot aan het distributiepunt volledig uit optische-vezelelementen bestaat, hetzij een elektronischecommunicatienetwerk dat, in gebruikelijke piekomstandigheden, in staat is om soortgelijke netwerkprestaties te bieden wat betreft downlink- en uplinkbandbreedte, veerkrachtigheid van het netwerk, parameters met betrekking tot fouten, latentietijden en de veranderingen daarin;de netwerkprestaties kunnen ook als vergelijkbaar worden beschouwd als de eindgebruiker een andere gebruikservaring heeft vanwege de inherent verschillende kenmerken van het medium dat op het netwerk wordt aangesloten;"; 3° de bepaling onder 5° wordt vervangen als volgt: "5° "elektronische-communicatiedienst": een gewoonlijk tegen vergoeding via elektronische-communicatienetwerken aangeboden dienst, die, met uitzondering van diensten waarbij met behulp van elektronische-communicatienetwerken en -diensten overgebrachte inhoud wordt geleverd of redactioneel wordt gecontroleerd en met uitzondering van audiovisuele en auditieve mediadiensten, de volgende soorten diensten omvat: a) internettoegangsdienst;b) interpersoonlijke communicatiedienst;en c) diensten die geheel of hoofdzakelijk bestaan in het overbrengen van signalen zoals transmissiediensten die voor het verlenen van intermachinale diensten worden gebruikt;"; 4° de bepalingen onder 5/1° tot 5/4° worden ingevoegd, luidende: "5/1° "internettoegangsdienst": een voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiedienst die toegang tot het internet biedt en derhalve connectiviteit met vrijwel alle eindpunten van het internet, ongeacht de gebruikte netwerktechnologie en eindapparatuur; 5/2° "interpersoonlijke communicatiedienst": een gewoonlijk tegen vergoeding aangeboden dienst die directe persoonlijke en interactieve uitwisseling van informatie via elektronische-communicatienetwerken tussen een eindig aantal personen mogelijk maakt, waarbij de personen die de communicatie starten of eraan deelnemen, bepalen welke de ontvangers zijn, en die geen diensten omvat die persoonlijke en interactieve communicatie mogelijk maken als een louter bijkomstig kenmerk dat onlosmakelijk verbonden is met een andere dienst; 5/3° "nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiedienst": een interpersoonlijke communicatiedienst die verbinding maakt met openbaar toegewezen nummervoorraden, namelijk een nummer of een aantal nummers in nationale of internationale nummerplannen, of die communicatie mogelijk maakt met een nummer of een aantal nummers in nationale of internationale nummerplannen; 5/4° "nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst": een interpersoonlijke communicatiedienst die geen verbinding maakt met openbaar toegewezen nummervoorraden, namelijk een nummer of een aantal nummers in nationale of internationale nummerplannen, of die geen communicatie mogelijk maakt met een nummer of een aantal nummers in nationale of internationale nummerplannen;"; 5° de bepaling onder 7° wordt vervangen als volgt: "7° "informatie over de locatie van de oproeper": in een openbaar mobiel netwerk, de verwerkte gegevens, afkomstig van netwerkinfrastructuur of van handsets, waaruit de geografische positie van de mobiele eindapparatuur van een eindgebruiker blijkt en, in een openbaar vast netwerk, de gegevens over het fysieke adres van het netwerkaansluitpunt;"; 6° de bepaling onder 11° wordt vervangen als volgt: "11° "operator": persoon of onderneming die een openbaar elektronische-communicatienetwerk of een voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiedienst aanbiedt;"; 7° de bepaling onder 11/1° wordt ingevoegd, luidende: "11/1° "beheerder van passieve infrastructuren": een economische speler die, enerzijds, een dienst levert van productie, transport of distributie van gas, van elektriciteit (straatverlichting inbegrepen) of van water (de verwijdering of verwerking en zuivering van afval- en rioolwater, en drainagesystemen inbegrepen);van verwarming; of die transportdiensten verstrekt (met inbegrip van spoorwegen, wegen, havens en luchthavens), en die anderzijds elementen van zijn netwerk ter beschikking stelt zonder dat deze zelf actieve elementen van een elektronische-communicatienetwerk worden;"; 8° de bepaling onder 11/2° wordt ingevoegd, luidende: "11/2° "algemene machtiging": regelgeving waarbij rechten worden verleend voor het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten en specifieke sectorgebonden verplichtingen worden vastgesteld die kunnen gelden voor alle of voor specifieke soorten elektronische-communicatienetwerken en -diensten;"; 9° in de bepaling onder 14° worden de woorden "andere dan bedrijfs- of beroepsdoeleinden" vervangen door de woorden "andere doeleinden dan deze in het kader van zijn bedrijfs- of beroepsdoeleinden;"; 10° de bepalingen onder 14/1° tot 14/5° worden ingevoegd, luidende: "14/1° "micro-onderneming": onderneming die het jaargemiddelde van 9 tewerkgestelde werknemers, berekend overeenkomstig artikel 1:24 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, niet overschrijdt; 14/2° "kleine onderneming": onderneming die het jaargemiddelde van 49 tewerkgestelde werknemers, berekend overeenkomstig artikel 1:24 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, niet overschrijdt; 14/3° "middelgrote onderneming": onderneming die het jaargemiddelde van 249 tewerkgestelde werknemers, berekend overeenkomstig artikel 1:24 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, niet overschrijdt; 14/4° "micro-organisatie zonder winstoogmerk": vereniging zonder winstoogmerk, internationale vereniging zonder winstoogmerk of stichting die het jaargemiddelde van 9 tewerkgestelde werknemers, berekend overeenkomstig artikel 1:28 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, niet overschrijdt; 14/5° "kleine organisatie zonder winstoogmerk": vereniging zonder winstoogmerk, internationale vereniging zonder winstoogmerk of stichting die het jaargemiddelde van 49 tewerkgestelde werknemers, berekend overeenkomstig artikel 1:28 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, niet overschrijdt;"; 11° in de bepaling onder 15° worden de woorden "die gebruik maakt van een elektronische-communicatiedienst ingevolge een met een operator gesloten contract" vervangen door de woorden "die geen operator is en die partij is bij een overeenkomst met een operator, die voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiediensten aanbiedt voor de levering van die diensten"; 12° de bepaling onder 15/1° wordt ingevoegd, luidende: "15/1° "abonnee met maximum 9 werknemers": abonnee die het jaargemiddelde van 9 tewerkgestelde werknemers, berekend overeenkomstig, naar gelang het geval, artikel 1:24 of 1:28 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, niet overschrijdt;"; 13° de bepaling onder 16° wordt vervangen als volgt: 16° "netwerkaansluitpunt": het fysieke punt waarop een eindgebruiker de toegang tot een openbaar elektronische-communicatienetwerk wordt geboden;in het geval van netwerken met schakelings- of routeringsfuncties wordt het netwerkaansluitpunt bepaald door middel van een specifiek netwerkadres dat met een nummer of naam van een eindgebruiker kan zijn verbonden;"; 14° de bepalingen onder 17° en 17/1° worden vervangen als volgt: "17° "bijbehorende faciliteiten": de bij een elektronische-communicatienetwerk of een elektronische-communicatiedienst behorende diensten, fysieke infrastructuren en andere faciliteiten of elementen die het aanbieden van diensten via dat netwerk of dienst mogelijk maken of ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten en onder meer gebouwen of toegangen tot gebouwen, bekabeling van gebouwen, antennes, torens en andere ondersteunende constructies, kabelgoten, kabelbuizen, masten, mangaten en straatkasten omvatten; 17/1° "bijbehorende dienst": een bij een elektronische-communicatienetwerk of een elektronische-communicatiedienst behorende dienst die het aanbieden, het zelf verstrekken of het geautomatiseerd aanbieden van diensten via dat netwerk of dienst mogelijk maakt of ondersteunt of het potentieel hiertoe bezit en onder meer nummervertaalsystemen of systemen met soortgelijke functies en voorwaardelijke-toegangssystemen en elektronische programmagidsen, kort "EPG's", alsmede andere diensten zoals identiteit, locatie en presentie-informatiediensten omvat (met uitzondering van diensten en systemen die uitsluitend worden gebruikt voor audiovisuele of auditieve mediadiensten);"; 15° in de bepaling onder 18° worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "ook als ze gebruikt worden voor het aanbieden van diensten voor de informatiemaatschappij" worden vervangen door de woorden "of het aanbieden van diensten van de informatiemaatschappij";b) de woorden "bestrijkt onder meer" worden vervangen door de woorden "omvat met name";c) in de Franse tekst worden de woorden "et éventuellement" vervangen door de woorden "ce qui peut comprendre"; 16° de bepaling onder 19° wordt vervangen als volgt: "19° "interconnectie": een specifiek type toegang dat tussen operatoren van openbare netwerken wordt gerealiseerd door het fysiek en logisch verbinden van openbare elektronische-communicatienetwerken die door dezelfde of een andere onderneming worden gebruikt om het de gebruikers van een onderneming mogelijk te maken te communiceren met die van dezelfde of van een andere onderneming of toegang te hebben tot diensten die door een andere onderneming worden aangeboden, wanneer die diensten worden aangeboden door de betrokken partijen of andere partijen die toegang hebben tot het netwerk;"; 17° de bepaling onder 22° wordt vervangen als volgt: "22° "spraakcommunicatiedienst": een voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiedienst voor direct of indirect uitgaande en binnenkomende nationale of nationale en internationale gesprekken, met behulp van een nummer of een aantal nummers in een nationaal of internationaal nummerplan;"; 18° in de bepaling onder 22/1° worden de woorden "openbaar beschikbare elektronische-communicatiedienst" vervangen door de woorden "een voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiedienst"; 19° de bepaling onder 22/2° wordt ingevoegd, luidende: "22/2° "dienst voor totale conversatie": een multimediale dienst voor in werkelijke tijd conversatie die bidirectionele symmetrische in werkelijke tijd overdracht van videofilm, realtime tekst en stem tussen gebruikers in twee of meer locaties biedt;"; 20° in de bepaling onder 23° worden de woorden "fysiek circuit dat" vervangen door de woorden "een fysiek pad dat door elektronische-communicatiesignalen wordt gebruikt en";21° in de bepalingen onder 25° en 27° worden de woorden "van een operator met een sterke machtspositie" vervangen door de woorden "van een onderneming met aanmerkelijke marktmacht";22° in de bepaling onder 31° worden de woorden "of "hertzgolven"" opgeheven;23° de bepaling onder 32° wordt opgeheven;24° in de bepaling onder 33° worden de woorden "de radiofrequenties" vervangen door de woorden "de radiogolven"; 25° de bepaling onder 33/1° wordt vervangen als volgt: "33/1° "radiospectrumtoewijzing": de aanwijzing van een specifieke radiospectrumband voor gebruik door een of meer soorten radiocommunicatiediensten, in voorkomend geval onder duidelijk omschreven voorwaarden;"; 26° de bepalingen onder 33/2° tot 33/5° worden ingevoegd, luidende: "33/2° "nationaal frequentietoewijzingsplan": document dat voor elke band van het radiospectrum de informatie bevat in verband met de toewijzingen van het radiospectrum en de toegestane toepassingen; 33/3° "geharmoniseerd radiospectrum": radiospectrum waarvoor geharmoniseerde voorwaarden in verband met de beschikbaarheid en het doelmatig gebruik ervan zijn vastgesteld door middel van technische uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig artikel 4 van Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radio-spectrumbeleid in de Europese Gemeenschap, hierna te noemen "Radiospectrumbeschikking"; 33/4° "gedeeld gebruik van radiospectrum": toegang door twee of meer gebruikers om gebruik te maken van dezelfde radiospectrumbanden in het kader van een bepaalde regeling inzake gedeeld gebruik, toegestaan op basis van een algemene machtiging, gebruiksrechten voor radiospectrum of een combinatie daarvan, met inbegrip van regelgevingsbenaderingen, zoals vergunningsplichtige gedeelde toegang, die als doel hebben het gedeeld gebruik van een radiospectrumband te vergemakkelijken, en onderworpen aan een bindende overeenkomst tussen alle betrokken partijen, overeenkomstig de regels inzake gedeeld gebruik die zijn opgenomen in hun gebruiksrechten voor radiospectrum, zodat aan alle gebruikers voorspelbare en betrouwbare regelingen inzake delen kunnen worden gewaarborgd, en zonder afbreuk te doen aan de toepassing van het mededingingsrecht; 33/5° "gebruiksrechten voor radiospectrum": individuele gebruiksrechten voor radiospectrum die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor het aanbieden van openbare elektronische-communicatienetwerken of voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiediensten;"; 27° de bepaling onder 34° wordt vervangen als volgt: "34° "radiocommunicatie": communicatie door middel van radiogolven, met uitsluiting van de exclusieve transmissie van signalen van audiovisuele en auditieve mediadiensten;"; 28° de bepalingen onder 35° tot 37° worden opgeheven; 29° de bepaling onder 38° wordt vervangen als volgt: "38° "radiostation": radioapparatuur, eventueel aangevuld met antennes alsook alle onderdelen die nodig zijn om het geheel te laten functioneren, dat doelbewust radiogolven uitzendt of ontvangt ten behoeve van radiocommunicatie of radiodeterminatie;"; 30° de bepaling onder 38/1° wordt vervangen als volgt: "38/1° "radionet": het geheel samengesteld uit verscheidene radiostations die met elkaar in verbinding mogen treden binnen de grenzen van een vergunning voor private radiocommunicatie of een gebruiksrecht voor radiospectrum;"; 31° de bepalingen onder 38/2° tot 38/4° worden ingevoegd, luidende: "38/2° "vergunning voor private radiocommunicatie": vergunning om een radiostation of een radionetwerk te mogen gebruiken voor andere doeleinden dan het aanbieden van openbare elektronische-communicatienetwerken of voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiediensten; 38/3° "omroepstation": radioapparatuur, eventueel aangevuld met de bijbehorende antennes alsook alle onderdelen die nodig zijn om het geheel te laten functioneren, dat doelbewust radiogolven uitzendt of ontvangt ten behoeve van het aanbieden van audiovisuele en auditieve mediadiensten; 38/4° "storing": effect op de ontvangst in een radiocommunicatiesysteem van een niet-gewenste energie, te wijten aan een uitzending, aan een straling of aan een inductie (of aan een combinatie van die uitzendingen, stralingen of inducties), dat zich manifesteert door een verslechtering van de transmissiekwaliteit, een vervorming of een verlies van informatie die men had kunnen verkrijgen indien die niet-gewenste energie er niet was geweest;"; 32° in de bepaling onder 39° worden de woorden "en auditieve" ingevoegd tussen de woorden "van audiovisuele" en de woorden "mediadiensten";33° de bepaling onder 41° wordt vervangen als volgt: "41° "eindapparatuur": a) de apparaten die voor overbrenging, verwerking of ontvangst van informatie direct of indirect op de interface van een openbaar elektronische-communicatienetwerk zijn aangesloten;in beide gevallen, direct of indirect, kan de aansluiting geschieden per draad, per optische vezel of via elektromagnetische golven; een aansluiting is indirect wanneer een apparaat geplaatst is tussen de eindapparaatuur en de interface van het net; b) satellietgrondstationapparatuur;"; 34° in de bepaling onder 42° worden de woorden "van audiovisuele mediadiensten of radiodeterminatie, of elektrisch of elektronisch product dat moet worden aangevuld met een accessoire, zoals een antenne, om doelbewust radiogolven te kunnen uitzenden of ontvangen ten behoeve van radiocommunicatie, verstrekking van audiovisuele mediadiensten of," vervangen door de woorden ", van audiovisuele en auditieve mediadiensten of radiodeterminatie, of elektrisch of elektronisch product dat moet worden aangevuld met een accessoire, zoals een antenne, om doelbewust radiogolven uit te zenden of ontvangen ten behoeve van radiocommunicatie, verstrekking van audiovisuele en auditieve mediadiensten en/of";35° in de bepalingen 46° et 47° worden de woorden "nationale telefoonnummerplan" telkens vervangen door de woorden "nationale nummerplan";36° de bepaling onder 50° wordt opgeheven;37° in de bepaling onder 57° worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "de abonnee" worden vervangen door de woorden "de eindgebruiker";b) de woorden "het eindtoestel" worden vervangen door de woorden "de eindapparatuur";38° de bepalingen onder 60° tot 62° worden vervangen als volgt: "60° "noodcommunicatie": communicatie door middel van interpersoonlijke communicatiediensten tussen een eindgebruiker en een PSAP met het doel noodhulp te ontvangen van hulpdiensten;61° "PSAP" ("Public Safety Answering Point") of "centrale voor het beheer van noodoproepen": de fysieke locatie waar noodcommunicatie initieel wordt ontvangen onder de verantwoordelijkheid van een openbare instantie of een erkende private organisatie; 62° "werkingsgebied van een PSAP": geografisch gebied waarvoor een PSAP alle noodcommunicatie naar de nooddienst beheert, hierna "werkingsgebied" genoemd;"; 39° de bepalingen onder 62/1° tot 62/3° worden ingevoegd, luidende: "62/1° "meest geschikte PSAP": een PSAP die door de bevoegde instanties is opgericht om noodcommunicatie uit een bepaald gebied of van een bepaald type te behandelen; 62/2° "beveiliging van netwerken en diensten": het vermogen van elektronische-communicatienetwerken en -diensten om met een bepaalde mate van betrouwbaarheid bestand te zijn tegen acties die de beschikbaarheid, authenticiteit, integriteit of vertrouwelijkheid van die netwerken en diensten, van de opgeslagen, verzonden of verwerkte gegevens of van de daaraan gerelateerde diensten die via die elektronische-communicatienetwerken en -diensten worden aangeboden, in gevaar brengen; 62/3° "beveiligingsincident": een gebeurtenis met een daadwerkelijk schadelijk effect op de beveiliging van elektronische communicatienetwerken of -diensten;"; 40° de bepaling onder 70° wordt vervangen als volgt: "70° "Berec": Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie, in het Engels "Body of European Regulators for Electronic Communications (Berec)", opgericht door Verordening (EU) 2018/1971 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot instelling van het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie (Berec) en het Bureau voor ondersteuning van Berec (Berec-Bureau), tot wijziging van Verordening (EU) 2015/2120 en tot intrekking van Verordening (EG) nr.1211/2009, hierna "Verordening (EU) 2018/1971" genoemd;"; 41° de bepaling onder 71° wordt vervangen als volgt: "71° "Bureau": Bureau voor ondersteuning van Berec, ingesteld door de Verordening (EU) 2018/1971;"; 42° de bepaling onder 71/1° wordt ingevoegd, luidende: "71/1° "RSPG": Beleidsgroep radiospectrum, in het Engels "Radio Spectrum Policy Group", opgericht bij besluit van de Europese Commissie van 11 juni 2019 tot oprichting van de Beleidsgroep radiospectrum en tot intrekking van Besluit 2002/622/EG;"; 43° de bepaling onder 73° wordt opgeheven;44° het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 87° en 88°, luidende: "87° "passieve infrastructuur": elk element van een elektronische-communicatienetwerk dat bedoeld is om er andere elementen van een ander elektronische-communicatienetwerk in onder te brengen zonder dat het zelf een actief element van dat laatste netwerk wordt, zoals buizen, masten, kabelgoten, inspectieputten, mangaten, straatkasten, gebouwen of ingangen in gebouwen, antenne-installaties, torens of palen; 88° "centraal informatiepunt": het informatiesysteem ingevoerd binnen het platform van de vzw "KLIM-CICC (Federaal Kabels en Leidingen Informatie Meldpunt - Point de Contact fédéral Information Câbles et Conduites).".

Art. 34 Artikel 3 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 3.§ 1. Het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten is vrij, onder voorbehoud van de voorwaarden die door of krachtens de wet worden vastgesteld. § 2. Onverminderd de specifieke verplichtingen van artikel 13/1, wordt het aanbieden van andere elektronische-communicatienetwerken of -diensten dan nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten enkel onderworpen aan de voorwaarden die kunnen verbonden worden aan de algemene machtiging en die worden opgelijst in bijlage 2.

Ondernemingen die aan een algemene machtiging zijn onderworpen, hebben het recht: 1° elektronische-communicatienetwerken en -diensten aan te bieden;2° op behandeling van hun aanvragen voor de nodige rechten voor het installeren van faciliteiten op, over of onder openbare eigendommen;3° radiospectrum te gebruiken;4° op behandeling van hun aanvragen voor de rechten voor het gebruik van nummervoorraden. § 3. De Koning stelt, na advies van het BIPT, de vergoedingen vast die de operatoren moeten betalen.".

Art. 35 Artikel 4 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 36 Artikel 4/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt opgeheven.

Art. 37 Artikel 5 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 5.Binnen het kader van het uitoefenen van zijn bevoegdheden treft het Instituut alle redelijke, noodzakelijke en evenredige maatregelen om de in artikel 6 genoemde doelstellingen te verwezenlijken.

Het handelt volledig onpartijdig, objectief, transparant en op niet-discriminerende en evenredige wijze.".

Art. 38 Artikel 6 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt vervangen als volgt: "

Art. 6.Bij de uitvoering van de taken die aan het Instituut krachtens deze wet zijn opgelegd: 1° bevordert het Instituut de connectiviteit met en de toegang tot, alsmede de benutting van netwerken met een zeer hoge capaciteit, met inbegrip van vaste, mobiele en draadloze netwerken;2° bevordert het Instituut de mededinging bij het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten, met inbegrip van efficiënte concurrentie op basis van infrastructuur, en bij het aanbieden van elektronische-communicatiediensten en bijbehorende diensten;3° draagt het Instituut bij tot de ontwikkeling van de interne markt, door het opheffen van resterende belemmeringen voor, en het bevorderen van convergerende voorwaarden voor, investeringen in en het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken, elektronische-communicatiediensten, bijbehorende faciliteiten en bijbehorende diensten;door het ontwikkelen van gemeenschappelijke regels en voorspelbare regelgeving; en door het bevorderen van doeltreffend, efficiënt en gecoördineerd gebruik van het radiospectrum, open innovatie, het opzetten en ontwikkelen van trans-Europese netwerken, de verstrekking, de beschikbaarheid en de interoperabiliteit van pan-Europese diensten, en eind-tot-eind connectiviteit; 4° bevordert het Instituut de belangen van de burgers, door te zorgen voor connectiviteit met, en ruime beschikbaarheid en benutting van, netwerken met een zeer hoge capaciteit, waaronder vaste, mobiele en draadloze netwerken, en van elektronische-communicatiediensten;door erop toe te zien dat op basis van daadwerkelijke mededinging optimaal kan worden geprofiteerd wat betreft keuze, prijs en kwaliteit; door de beveiliging van netwerken en diensten te handhaven; door een hoog gemeenschappelijk beschermingsniveau voor eindgebruikers te waarborgen via de nodige sectorspecifieke regels; en door aandacht te schenken aan de behoeften, zoals betaalbare prijzen, van specifieke maatschappelijke groeperingen, met name eindgebruikers met een handicap, oudere eindgebruikers en eindgebruikers met speciale sociale behoeften, evenals keuzevrijheid en gelijkwaardige toegang voor eindgebruikers met een handicap.".

Art. 39 Artikel 7 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt vervangen als volgt: "

Art. 7.Bij het nastreven van de in artikel 6 bedoelde en in dit artikel gespecificeerde doelstellingen doet het Instituut onder meer het volgende: 1° het bevordert de voorspelbaarheid van de regelgeving door middel van een consistente aanpak van de regelgeving tijdens geschikte herzieningsperioden en door samen te werken met de andere nationale regelgevende instanties, met Berec, met de RSPG en met de Europese Commissie;2° het waarborgt dat er bij gelijke omstandigheden geen discriminatie plaatsvindt bij de behandeling van aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en -diensten;3° het past het Europese Unierecht toe op technologisch neutrale wijze, voor zover dat in overeenstemming is met de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 6;4° het bevordert efficiënte investeringen en innovatie in nieuwe en betere infrastructuur, onder meer door ervoor te zorgen dat er in de toegangsverplichtingen voldoende rekening wordt gehouden met de risico's die de investerende ondernemingen lopen, en door samenwerkingsafspraken toe te staan tussen investeerders en partijen die toegang willen hebben teneinde het investeringsrisico te spreiden, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de mededinging op de markt en het non-discriminatiebeginsel niet in het gedrang komen;5° het houdt naar behoren rekening met de uiteenlopende omstandigheden betreffende infrastructuur, mededinging, de omstandigheden van eindgebruikers en met name van consumenten die in de verschillende geografische gebieden binnen een lidstaat bestaan, inclusief lokale infrastructuur die door natuurlijke personen zonder winstoogmerk wordt beheerd; 6° het legt voorafgaande regelgevende verplichtingen uitsluitend op voor zover dit noodzakelijk is om, in het belang van de eindgebruiker, effectieve en duurzame mededinging te waarborgen, en het verlicht die verplichtingen of heft ze op zodra er aan die voorwaarde is voldaan.".

Art. 40 Artikel 8 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt opgeheven.

Art. 41 Artikel 8/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt opgeheven.

Art. 42 In artikel 9 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragrafen 1 en 2 worden vervangen als volgt: " § 1.Met uitzondering van de nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten kan het aanbieden van openbare elektronische-communicatienetwerken of van voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiediensten, onverminderd artikel 13/1, pas aangevat worden na een kennisgeving aan het Instituut die de volgende elementen bevat: 1° de naam van de aanbieder;2° de rechtsstatus, de vorm en het registratienummer van de aanbieder, de plaats waar de aanbieder ingeschreven staat in een handelsregister of een soortgelijk openbaar register in de Europese Unie ;3° in voorkomend geval, het geografische adres van de hoofdvestiging van de aanbieder in de Europese Unie en, in voorkomend geval, van elk bijkantoor in België;4° in voorkomend geval, het websiteadres van de aanbieder dat wordt gebruikt voor het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten;5° een contactpersoon en contactgegevens;6° een korte beschrijving van de aan te bieden netwerken of diensten;7° de betrokken lidstaten;en 8° de datum waarop de activiteiten vermoedelijk van start gaan. § 2. Het Instituut geeft binnen een week na de in paragraaf 1 bedoelde kennisgeving, een standaardverklaring af aan de onderneming waarin, in voorkomend geval, wordt bevestigd dat de onderneming deze kennisgeving heeft verricht.

In die verklaring wordt gestipuleerd onder welke voorwaarden deze onderneming het recht heeft om faciliteiten te installeren, te onderhandelen over interconnectie en toegang of interconnectie te verkrijgen teneinde de uitoefening van die rechten, bijvoorbeeld op andere bestuursniveaus of tegenover andere ondernemingen, te vergemakkelijken.

In voorkomend geval kan die verklaring ook automatisch worden afgegeven naar aanleiding van de kennisgeving.

Deze standaardverklaring doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van het Instituut om te beschouwen dat de betreffende onderneming een kennisgeving heeft verricht, zonder daartoe verplicht te zijn."; 2° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "Iedere operator" vervangen door de woorden "Iedere onderneming die onderworpen is aan de in paragraaf 1 bedoelde verplichting,";3° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt: " § 4.Het Instituut stelt de nadere regels vast voor de kennisgevingen bedoeld in de paragrafen 1 en 3.

Het Instituut zendt Berec deze kennisgevingen onverwijld langs elektronische weg toe.

Daartoe kan de Koning de ondernemingen die de in paragraaf 1 bedoelde kennisgeving hebben gedaan, verplichten om een nieuwe kennisgeving te verrichten in overeenstemming met het formaat dat Hij vaststelt.

Het Instituut publiceert op zijn website een lijst van de ondernemingen die een kennisgeving hebben gedaan overeenkomstig paragraaf 1. Het Instituut verwijdert van die lijst de ondernemingen die hun activiteit hebben stopgezet."; 4° de paragrafen 8 worden opgeheven. Art. 43 In artikel 10 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de Franse tekst worden de woorden "permettant de fournir des" vervangen door de woorden "relatives à la fourniture de"; b) in de bepaling onder 1° worden de woorden "met gemachtigde aanbieders van openbare elektronische-communicatiediensten of -netwerken" vervangen door de woorden "met aanbieders van openbare elektronische-communicatienetwerken of voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiediensten die houder zijn van een algemene machtiging en desgevallend toegang tot of interconnectie met het netwerk van deze aanbieders verkrijgen;"; 2° de leden 2 en 3 worden opgeheven. Art. 44 In titel II van dezelfde wet wordt het opschrift van hoofdstuk II vervangen als volgt: "Hoofdstuk II. Het gebruik van de nummers en van het radiospectrum".

Art. 45 In artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de woorden "Onverminderd de bevoegdheden van de Ethische Commissie voor de telecommunicatie," opgeheven;b) in het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht: i) de bepalingen onder 3° en 4° worden vervangen als volgt: "3° eisen inzake nummeroverdraagbaarheid; 4° de verplichting om aan de in de openbare telefoongidsen opgenomen eindgebruikers informatie te verstrekken;"; ii) het tweede lid wordt aangevuld met de bepalingen onder 5° tot 9°, luidende: "5° de maximumduur, onder voorbehoud van wijzigingen van het nationale nummerplan; 6° de betaling van de gebruiksheffingen overeenkomstig artikel 30;7° de naleving van alle relevante internationale overeenkomsten aangaande het gebruik van nummers;8° de overdracht van gebruiksrechten op initiatief van de houder ervan, en de daarvoor geldende voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat het gebruiksrecht voor een nummer bindend is voor alle ondernemingen waaraan de rechten worden overgedragen; 9° verplichtingen inzake het extraterritoriaal gebruik van nummers binnen de Europese Unie teneinde de naleving te waarborgen van voorschriften inzake consumentenbescherming en andere nummergerelateerde voorschriften in de andere lidstaten dan de lidstaat van de landcode."; c) de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende: "Het Instituut kan ook voor het aanbieden van specifieke diensten aan andere ondernemingen dan operatoren van elektronische-communicatienetwerken of -diensten gebruiksrechten verlenen voor nummervoorraden uit de nationale nummerplannen mits passende nummervoorraden ter beschikking worden gesteld om tegemoet te komen aan de bestaande en te voorziene toekomstige vraag.Die ondernemingen tonen aan dat zij in staat zijn de nummervoorraden te beheren en te voldoen aan alle toepasselijke voorschriften. Wanneer er een aantoonbaar risico op uitputting van de nummervoorraden bestaat, kan het Instituut de toekenning van gebruiksrechten voor nummervoorraden aan ondernemingen opschorten."; 2° een paragraaf 2/1 wordt ingevoegd, luidende: " § 2/1.Het Instituut stelt een reeks niet-geografische nummers beschikbaar die kunnen worden gebruikt voor het aanbieden van andere elektronische-communicatiediensten dan interpersoonlijke communicatiediensten op het hele grondgebied van de Europese Unie.

Indien de gebruiksrechten voor nummervoorraden extraterritoriaal gebruik binnen de Europese Unie omvatten, verbindt het Instituut aan die gebruiksrechten specifieke voorwaarden, om te waarborgen dat alle relevante nationale regels inzake consumentenbescherming en de nationale regelgeving in verband met het gebruik van nummervoorraden die van toepassing is in de lidstaten waar de nummervoorraden worden gebruikt, worden nageleefd.

Op verzoek van een nationale regelgevende instantie of andere bevoegde instantie van een lidstaat waar de nummervoorraden worden gebruikt, die aantoont dat inbreuk is gepleegd op de toepasselijke regelgeving inzake consumentenbescherming of nationale wetgeving inzake het gebruik van nummervoorraden van die lidstaat, handhaaft het Instituut de krachtens het tweede lid aan het gebruiksrecht verbonden voorwaarden.

Wanneer overeenkomstig het eerste lid gebruiksrechten voor nummervoorraden zijn verleend aan andere ondernemingen dan operatoren van elektronische-communicatienetwerken of -diensten, geldt deze paragraaf voor de specifieke diensten voor het aanbieden waarvan de gebruiksrechten zijn verleend.

In ernstige gevallen kan het Instituut het recht op extraterritoriaal gebruik van de aan de betrokken onderneming toegekende nummervoorraden intrekken."; 3° paragraaf 3, derde lid, wordt aangevuld met de woorden ", gelet op het nagestreefde doel, rekening houdend met de noodzaak van een passende periode voor de afschrijving van investeringen.Het Instituut kan de gebruiksrechten niet vóór het verstrijken van de periode waarvoor zij verleend zijn, beperken of intrekken, behalve in met redenen omklede gevallen"; 4° in paragraaf 7 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de woorden "aan wie telefoonnummers" vervangen door de woorden "van diensten aan wie nummers";b) in het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht: i) in de bepaling onder 1° worden de woorden "waarbij de ontvangende operator het proces leidt en" ingevoegd tussen de woorden "bij de overdracht betrokken partijen" en de woorden "waarbij de uitvoeringstermijn"; ii) in de bepaling onder 1° worden de woorden "de abonnee" telkens vervangen door de woorden "de eindgebruiker"; iii) in de bepaling onder 3° worden de woorden "de abonnees" vervangen door de woorden "de eindgebruikers"; iv) de bepaling onder 3° wordt aangevuld met de woorden "en de eindgebruiker betaalt geen directe kosten"; v) in de bepaling onder 4° worden de woorden "aan de abonnees" vervangen door de woorden "aan de eindgebruikers"; vi) de paragraaf wordt aangevuld met vier leden, luidende: "Indien het overdrachtsproces mislukt, reactiveert de overdragende operator het nummer en de daarmee verbonden diensten van de eindgebruiker tot de overdracht is gelukt. De overdragende operator blijft zijn diensten onder dezelfde voorwaarden aanbieden tot de diensten van de ontvangende operator geactiveerd zijn. Operatoren van wie de toegangsnetwerken of -faciliteiten door de overdragende of de ontvangende operator, of beiden, worden gebruikt, zorgen ervoor dat er geen dienstonderbreking plaatsvindt waardoor het overstap- en overdrachtsproces vertraging oplopen.

De ontvangende en de overdragende operator werken te goeder trouw samen. Zij veroorzaken geen vertraging of misbruik van de overstap- en overdrachtsprocessen en evenmin dragen zij nummers over of zetten zij eindgebruikers over zonder uitdrukkelijke toestemming van die eindgebruikers. De contracten tussen de eindgebruikers en de overdragende operator worden automatisch opgezegd wanneer het overstapproces is afgerond.

Waar technisch haalbaar zal de provisionering van simkaarten plaatsvinden via herdistributie en gesynchroniseerd worden met de nummeroverdracht. De Koning, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, kan hiervoor de processen vastleggen.

Bij vooruitbetaalde diensten betaalt de overdragende operator op verzoek eventueel resterende tegoeden terug aan de consument. Voor restitutie kan slechts een vergoeding worden gevraagd indien dit in het contract is vermeld. Een dergelijke vergoeding is evenredig en staat in verhouding tot de werkelijke kosten die de overdragende operator heeft gemaakt om de restitutie aan te bieden. De Koning, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, kan de nadere regels voor de uitvoering van de verplichtingen van dit lid bepalen.".

Art. 46 In titel II, hoofdstuk II, van dezelfde wet, wordt het opschrift van afdeling 2 vervangen als volgt: "Afdeling 2. Radiospectrum".

Art. 47 In titel II, hoofdstuk II, afdeling 2 van dezelfde wet wordt het opschrift van onderafdeling 1 vervangen als volgt: "Onderafdeling 1. Principes van toepassing op het hele radiospectrum".

Art. 48 Artikel 12 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt vervangen als volgt: "

Art. 12.De artikelen 13/1 en 18 tot 24/2 zijn niet van toepassing op het gebruik van radiospectrum voor de exclusieve transmissie van signalen van audiovisuele en auditieve mediadiensten.".

Art. 49 In artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepaling onder 1° worden de woorden "van het radiofrequentiespectrum" vervangen door de woorden "van het radiospectrum"; b) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt: "2° het onderzoek van de aanvragen voor het gebruik van het radiospectrum, behoudens de aanvragen bestemd voor de exclusieve transmissie van signalen van audiovisuele en auditieve mediadiensten;"; c) in de bepalingen onder 3° en 4° worden de woorden "de radiofrequenties" telkens vervangen door de woorden "het radiospectrum";2° de leden 2 tot 4 worden vervangen als volgt: "Het Instituut werkt samen met de gemeenschappen, met de bevoegde instanties bij de overige lidstaten van de Europese Unie en met de Europese Commissie bij de strategische planning, coördinatie en harmonisatie van het gebruik van het radiospectrum.Daartoe wordt rekening gehouden met de economische, veiligheids- en gezondheidsaspecten van het Uniebeleid, met maatschappelijke belangen, met de vrije meningsuiting, met culturele, wetenschappelijke, sociale en technische aspecten van het beleid van de Europese Unie, alsmede met de uiteenlopende belangen van de kringen van radiospectrumgebruikers met het oog op de optimalisatie van het gebruik van het radiospectrum en het vermijden van schadelijke storing. Het Instituut beoogt hierbij het bevorderen van de coördinatie van het radiospectrumbeleid in de Europese Unie en, in voorkomend geval, de harmonisatie van de voorwaarden inzake beschikbaarheid en efficiënt gebruik van het radiospectrum die vereist zijn voor het tot stand brengen en het functioneren van de interne markt van de Europese Unie op het gebied van elektronische communicatie.

Het Instituut zorgt ervoor dat radiospectrum voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten efficiënt wordt beheerd. Het zorgt ervoor dat de toewijzing van, de afgifte van algemene machtigingen met betrekking tot, en de verlening van gebruiksrechten voor radiospectrum voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten gebaseerd zijn op objectieve, transparante, concurrentie-bevorderende, niet-discriminerende en proportionele criteria.

Bij het beheer van het radiospectrum houdt het Instituut rekening met de desbetreffende internationale overeenkomsten, met inbegrip van de radioregelgeving van de ITU en andere overeenkomsten die in het kader van de ITU zijn gesloten en die van toepassing zijn op radiospectrum.

Het mag tevens overwegingen van openbaar belang in aanmerking nemen."; 3° het artikel wordt aangevuld met twee leden, luidende: "Het Instituut bevordert de harmonisatie van het gebruik van radiospectrum voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten in de Europese Unie in overeenstemming met de noodzaak een daadwerkelijk en efficiënt gebruik daarvan te waarborgen en met als doel voordelen voor de consumenten, zoals concurrentie, schaalvoordelen en interoperabiliteit van diensten en netwerken. Het Instituut handelt door onder meer: 1° te streven naar dekking met hoogwaardige en snelle draadloze breedband van het nationale grondgebied en de bevolking, en dekking van belangrijke transportroutes;2° de snelle ontwikkeling in de Europese Unie van nieuwe technologieën en toepassingen op het gebied van draadloze communicatie te bevorderen, waarbij indien passend een sectoroverschrijdende aanpak wordt gehanteerd;3° te zorgen voor voorspelbaarheid en consistentie bij de verlening, verlenging, wijziging, beperking en intrekking van gebruiksrechten voor radiospectrum teneinde langetermijninvesteringen te bevorderen;4° te zorgen voor de preventie van grensoverschrijdende of nationale schadelijke storing en daartoe passende preventieve en corrigerende maatregelen te treffen;5° het gedeeld gebruik van radiospectrum voor soortgelijke of verschillende toepassing van radiospectrum te bevorderen in overeenstemming met het mededingingsrecht;6° het meest passende en minst bezwarende machtigingssysteem toe te passen met het oog op een optimale mate van flexibiliteit, gedeeld gebruik en efficiëntie bij het gebruik van radiospectrum; 7° de voorschriften voor het verlenen, overdragen, verlengen, aanpassen en intrekken van gebruiksrechten inzake radiospectrum, die duidelijk en transparant zijn geformuleerd, toe te passen teneinde rechtszekerheid, consistentie en voorspelbaarheid te waarborgen.".

Art. 50 Artikel 13/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, wordt vervangen als volgt: "

Art. 13/1.§ 1. Niemand mag radioapparatuur houden of gebruiken zonder een vergunning voor private radiocommunicatie te hebben verkregen krachtens artikel 39 of een gebruiksrecht voor radiospectrum krachtens artikel 18.

In afwijking van het eerste lid, maakt de naleving van de gebruiksvoorwaarden van een algemene machtiging bedoeld in artikel 13/2, § 3, het mogelijk radioapparatuur te houden en te gebruiken zonder een vergunning voor private radiocommunicatie te hebben verkregen krachtens artikel 39 of een gebruiksrecht voor radiospectrum krachtens artikel 18. § 2. De Koning kan, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, bepalen in welke gevallen de in paragraaf 1 bepaalde vergunningen voor private radiocommunicatie of gebruiksrechten voor radiospectrum niet vereist zijn.".

Art. 51 In titel II, hoofdstuk II, afdeling 2, onderafdeling 1, van dezelfde wet, wordt een artikel 13/2 ingevoegd, luidende: "

Art. 13/2.§ 1. Het Instituut vergemakkelijkt het gebruik van radiospectrum, met inbegrip van gedeeld gebruik, in het kader van algemene machtigingen en beperkt het verlenen van gebruiksrechten voor radiospectrum tot situaties waarin dergelijke rechten noodzakelijk zijn om het efficiënt gebruik in het licht van de vraag te optimaliseren, rekening houdend met de in het tweede lid vastgestelde criteria. In alle andere gevallen stelt het Instituut de voorwaarden voor het gebruik van radiospectrum vast in een algemene machtiging.

Daartoe neemt het Instituut een besluit inzake de meest geschikte regeling voor het machtigen van het gebruik van radiospectrum, rekening houdend met: 1° de specifieke kenmerken van het betrokken radiospectrum;2° de noodzaak van bescherming tegen schadelijke storing;3° in voorkomend geval, de ontwikkeling van duidelijke voorwaarden voor gedeeld gebruik van radiospectrum;4° de noodzaak om de technische kwaliteit van de communicatie of de dienst te verzekeren;5° doelstellingen van algemeen belang;6° de noodzaak om een efficiënt radiospectrumgebruik te waarborgen. Indien het Instituut overweegt om een algemene machtiging of gebruiksrechten voor het geharmoniseerde radiospectrum te verlenen, rekening houdend met de overeenkomstig artikel 4 van de Radiospectrumbeschikking vastgestelde technische uitvoeringsmaatregelen, spant het zich in om problemen in verband met schadelijke storing zoveel mogelijk te beperken, ook in gevallen van gedeeld gebruik van radiospectrum op basis van een combinatie van een algemene machtiging en gebruiksrechten voor radiospectrum.

Indien gepast overweegt het Instituut de mogelijkheid om machtigingen voor het gebruik van radiospectrum te verstrekken op basis van een combinatie van een algemene machtiging en gebruiksrechten voor radiospectrum, daarbij rekening houdend met de mogelijke effecten van verschillende combinaties algemene machtigingen en gebruiksrechten voor radiospectrum, en van geleidelijke overgangen van de ene categorie naar de andere, op concurrentie, innovatie en markttoegang.

Het Instituut streeft ernaar zo min mogelijk beperkingen te stellen aan het gebruik van radiospectrum door terdege rekening te houden met technische oplossingen om schadelijke storingen tegen te gaan, teneinde een machtigingsregeling met minimale administratieve lasten in te stellen. § 2. Wanneer een besluit wordt genomen op grond van paragraaf 1 teneinde het gedeeld gebruik van radiospectrum te vergemakkelijken, worden de voorwaarden met betrekking tot het gedeeld gebruik van radiospectrum duidelijk geformuleerd. Die voorwaarden bevorderen een efficiënt gebruik van radiospectrum, mededinging en innovatie. § 3. Het Instituut stelt de gebruiksvoorwaarden van de algemene machtigingen voor radiospectrumgebruik vast.".

Art. 52 In artikel 14 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, worden de woorden "het toekennen van radiofrequenties die uitsluitend voor omroepsignalen zijn bestemd, die gemeenschappelijk moeten blijven voor het geheel van de radioberichtgeving" vervangen door de woorden "de toewijzing van radiospectrum dat uitsluitend voor omroepsignalen is bestemd, die gemeenschappelijk moeten blijven voor het geheel van de omroep".

Art. 53 In artikel 17 van dezelfde wet worden de woorden "van radiofrequenties voor radio-omroep" vervangen door de woorden "van het radiospectrum voor omroep".

Art. 54 In titel II, hoofdstuk II, afdeling 2, van dezelfde wet wordt het opschrift van onderafdeling 2 vervangen als volgt: "Onderafdeling 2. Regels inzake gebruiksrechten voor radiospectrum".

Art. 55 In artikel 18 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt: " § 1.De gebruiksrechten voor radiospectrum worden verleend door middel van procedures die open, objectief, transparant, niet-discriminerend en evenredig zijn.

De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, en na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden vast om gebruiksrechten voor radiospectrum te verkrijgen.

De Koning stelt, bij een besluit vastgesteld op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, en na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden vast om de gebruiksrechten voor radiospectrum uit te oefenen, welke enkel betrekking mogen hebben op: 1° de dienst of de betreffende technologie, waarvoor de gebruiksrechten voor radiospectrum zijn verleend, met inbegrip van, in voorkomend geval, de vereisten inzake dekking en kwaliteit van dienstverlening;2° het effectief en efficiënt gebruik van radiospectrum overeenkomstig de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen;3° de maximumduur onder voorbehoud van wijzigingen van het nationale frequentietoewijzingsplan;4° de overdracht of verhuur van rechten op initiatief van de houder van de rechten en de voorwaarden die op de overdracht van toepassing zijn;5° de vergoedingen voor de gebruiksrechten voor radiospectrum overeenkomstig artikel 30;6° de gebruiksrechten voor radiospectrum in het kader van een proces inzake machtiging of verlenging van een machtiging voorafgaand aan het verlenen van de machtiging of, indien van toepassing, voorafgaand aan de uitnodiging tot het aanvragen van gebruiksrechten voor radiospectrum;7° de verplichting om radiospectrum te bundelen of te delen of om toegang tot radiospectrum toe te staan aan andere gebruikers in specifieke regio's of op nationaal niveau. Het Instituut stelt de voorwaarden voor de uitoefening van de gebruiksrechten voor radiospectrum vast, welke enkel betrekking mogen hebben op: 1° noodzakelijke technische en operationele voorwaarden ter voorkoming van schadelijke storingen;2° verplichtingen uit hoofde van relevante internationale overeenkomsten over het gebruik van radiospectrum;3° specifieke verplichtingen voor experimenteel gebruik van radiospectrum. De voorwaarden bedoeld in het tweede tot het vierde lid zijn niet-discriminerend, evenredig en transparant. Deze voorwaarden garanderen het effectieve en efficiënte gebruik van het radiospectrum.

In voorkomend geval worden de vorige gebruikers van de betrokken frequentieband schadeloos gesteld volgens de voorwaarden door de Koning vastgesteld."; 2° in paragraaf 1/1 worden volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de woorden "voor elektronische-communicatiediensten gebruikte technologie kunnen worden gebruikt op de radiofrequentiebanden die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden" vervangen door de woorden "technologie die worden gebruikt voor het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten, kunnen worden gebruikt op het radiospectrum dat beschikbaar is verklaard voor elektronische-communicatiediensten in het nationale frequentietoewijzingsplan";b) in het tweede lid worden volgende wijzigingen aangebracht: i) de woorden "kan op advies van het Instituut evenwel proportionele en niet-discriminerende beperkingen opleggen met betrekking tot de soorten voor elektronische-communicatiediensten gebruikte draadloze technologie" worden vervangen door de woorden "kan echter op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, proportionele en niet-discriminerende beperkingen opleggen aan de soorten van radionetwerken of van draadloze toegangstechnologieën die gebruikt worden voor de elektronische-communicatiediensten"; ii) in de bepaling onder 3° worden de woorden "van de radiofrequenties" vervangen door de woorden "van radiospectrum"; iii) in de bepaling onder 4° worden de woorden "een efficiënt spectrumgebruik" vervangen door de woorden "een efficiënt radio-spectrumgebruik"; iv) de bepaling onder 5° wordt aangevuld met de woorden "overeenkomstig paragraaf 1/2, derde lid"; 3° in paragraaf 1/2 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de woorden "de radiofrequentiebanden die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden" vervangen door de woorden "het radiospectrum dat beschikbaar is verklaard voor elektronische-communicatiediensten in het nationale frequentietoewijzingsplan";b) in het tweede lid worden de woorden "kan op advies van het Instituut evenwel" vervangen door de woorden "kan echter, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut,";c) in het derde lid worden de volgende wijzigingen aangebracht: i) de woorden "specifieke radiofrequentieband wordt aangeboden, worden gerechtvaardigd door de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang, zoals, maar niet beperkt tot:" worden vervangen door de woorden "voor elektronische-communicatiediensten beschikbare band wordt aangeboden, worden gerechtvaardigd door de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang, zoals, maar niet beperkt tot:"; ii) de bepaling onder 2° wordt aangevuld met het woord "of"; iii) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt: "3° het vermijden van een inefficiënt gebruik van radiospectrum."; d) in het vierde lid worden de woorden "specifieke frequentieband verbiedt, mag alleen worden opgelegd wanneer hij gerechtvaardigd is op grond van de noodzaak de veiligheid van het menselijk leven te beschermen of, uitzonderlijk, voor de verwezenlijking van andere doelstellingen van algemeen belang zoals het bevorderen van de sociale, regionale of territoriale samenhang en het vermijden van een ondoelmatig gebruik van radiofrequenties" vervangen door de woorden "specifieke band verbiedt, mag alleen worden opgelegd wanneer hij gerechtvaardigd is op grond van de noodzaak diensten te beschermen die tot doel hebben de veiligheid van het menselijk leven te beschermen of, uitzonderlijk, voor de verwezenlijking van andere doelstellingen van algemeen belang";4° paragraaf 1/3 wordt vervangen als volgt: " § 1/3.Het Instituut beoordeelt geregeld de noodzaak van de beperkingen vermeld in de paragrafen 1/1 en 1/2, en maakt de resultaten van die beoordelingen bekend.

Wanneer ze een belangrijke impact kunnen hebben op een relevante markt, mogen de beperkingen bedoeld in de paragrafen 1/1 en 1/2, pas worden opgelegd na een openbare raadpleging volgens de in artikel 140 beoogde nadere regels.

De beperkingen die voor 25 mei 2011 zijn vastgelegd, voldoen uiterlijk op 20 december 2018 aan de bepalingen van de paragrafen 1/1 en 1/2."; 5° paragrafen 1/4 en 1/5 worden opgeheven;6° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt: " § 2.Wanneer gebruiksrechten voor radiospectrum worden verleend voor een bepaalde termijn, is die periode passend voor de betreffende dienst, gelet op de overeenkomstig artikel 20, § 1, nagestreefde doelen, waarbij er naar behoren rekening mee wordt gehouden dat mededinging en met name doeltreffend en efficiënt gebruik van radiospectrum moeten worden gewaarborgd en innovatie en efficiënte investeringen moeten worden bevorderd, onder meer door in een passende periode voor de afschrijving van investeringen te voorzien."; 7° de paragrafen 2/1 tot 2/3 worden ingevoegd, luidende: " § 2/1.Indien gebruiksrechten voor geharmoniseerd radiospectrum worden verleend om het gebruik ervan voor draadloze-breedbanddiensten voor elektronische communicatie voor een beperkte periode mogelijk te maken, wordt de voorspelbaarheid van de regelgeving voor de houders van de rechten gegarandeerd gedurende een periode van ten minste twintig jaar wat betreft de voorwaarden voor investeringen in infrastructuur die afhankelijk zijn van het gebruik van dat radiospectrum.

De gebruiksrechten bedoeld in het eerste lid zijn geldig voor een duur van ten minste vijftien jaar en waar nodig, om de voorspelbaarheid bedoeld in het tweede lid te garanderen, is een passende verlenging daarvan mogelijk volgens de voorwaarden die door de Koning, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, worden vastgesteld.

De algemene criteria voor een verlenging van de duur van gebruiksrechten voor radiospectrum worden op transparante wijze voor alle belanghebbenden beschikbaar gemaakt voordat de in het eerste lid bedoelde gebruiksrechten worden verleend. Die algemene criteria hebben betrekking op: 1° de noodzaak te zorgen voor een effectief en efficiënt gebruik van het betrokken radiospectrum, de nagestreefde doelstellingen in artikel 13, vijfde lid, 1° en 2°, of de noodzaak te voldoen aan doelstellingen van algemeen belang met betrekking tot waarborging van de veiligheid van het menselijk leven, de openbare orde, de openbare veiligheid of de defensie;en 2° de noodzaak te zorgen voor ongestoorde mededinging. Uiterlijk twee jaar vóór het verstrijken van de oorspronkelijke looptijd van een gebruiksrecht bedoeld in het eerste lid, verricht het Instituut een objectieve en toekomstgerichte beoordeling van de algemene criteria voor de verlenging van de looptijd van dat gebruiksrecht in het licht van artikel 13, vijfde lid, 3°. Mits het Instituut geen handhavingsmaatregelen heeft geïnitieerd wegens niet-naleving van de voorwaarden van de gebruiksrechten voor radiospectrum op grond van artikel 21 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, verleent het verlenging van de looptijd van het gebruiksrecht voor radiospectrum, tenzij het tot de conclusie komt dat een dergelijke verlenging niet zou voldoen aan de algemene criteria van het derde lid, 1° en 2°.

Op basis van die beoordeling deelt het Instituut de houder van het recht mee of verlenging van de looptijd van het gebruiksrecht voor radiospectrum mag worden verleend.

Indien een dergelijke verlenging niet mag worden verleend, wordt artikel 21 toegepast voor de toewijzing van gebruiksrechten voor die specifieke radiospectrumband.

In afwijking van artikel 140, dienen belanghebbende partijen gedurende een periode van ten minste drie maanden de gelegenheid te hebben opmerkingen te maken over elke ontwerpmaatregel op grond van het derde en vierde lid.

Deze paragraaf doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 24/1 en van artikel 21 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector. § 2/2. Indien naar behoren gerechtvaardigd, mag in de volgende gevallen van paragraaf 2/1 worden afgeweken: 1° in beperkte geografische gebieden, waar de toegang tot zeer snelle netwerken zeer gebrekkig is of ontbreekt, en deze afwijking noodzakelijk is voor het bereiken van de doelstellingen van artikel 13, vijfde lid;2° voor specifieke projecten op de korte termijn;3° voor experimenteel gebruik;4° voor gebruik van radiospectrum dat, overeenkomstig paragrafen 1/1 en 1/2, kan samengaan met draadloze-breedbanddiensten;of 5° voor een alternatief gebruik van radiospectrum overeenkomstig artikel 18/1. § 2/3. De in de paragrafen 2, 2/1 en 2/2 neergelegde geldigheidsduur van gebruiksrechten voor radiospectrum mag worden aangepast teneinde te waarborgen dat de looptijden van rechten in één of meerdere banden tegelijkertijd verstrijken."; 8° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt: " § 3.Wanneer gebruiksrechten voor radiospectrum niet worden uitgeoefend binnen de termijn die is vastgesteld overeenkomstig artikel 19/1, mag het Instituut de gebruiksrechten voor radiospectrum intrekken."; 9° paragraaf 4 wordt opgeheven. Art. 56 In titel II, hoofdstuk II, afdeling 2, onderafdeling 2, van dezelfde wet, wordt een artikel 18/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 18/1.De voorwaarden voor de uitoefening van de gebruiksrechten voor radiospectrum die worden vastgesteld krachtens artikel 18, § 1, en de gebruiksvoorwaarden van de algemene machtigingen die worden vastgesteld krachtens artikel 13/2, § 3, voor geharmoniseerd radiospectrum zijn coherent met de geharmoniseerde voorwaarden in verband met de beschikbaarheid en het doelmatig gebruik ervan die zijn vastgesteld.

Indien er geen vraag is naar het gebruik van een band in het geharmoniseerde radiospectrum, kan in afwijking van het eerste lid, een alternatief gebruik van die gehele band of een gedeelte daarvan, met inbegrip van het bestaande gebruik, worden toegestaan, mits: 1° de conclusie dat er op de markt geen vraag is naar het gebruik van een dergelijke band, gebaseerd is op een openbare raadpleging, met inbegrip van een toekomstgerichte beoordeling van de marktvraag;2° een dergelijk alternatief gebruik de beschikbaarheid of het gebruik van een dergelijke band in andere lidstaten van de Europese Unie niet onmogelijk maakt of schaadt;en 3° terdege rekening wordt gehouden met de beschikbaarheid en het gebruik op lange termijn van een dergelijke band in de Europese Unie en met de schaalvoordelen betreffende apparatuur als gevolg van het gebruik van geharmoniseerd radiospectrum in de Europese Unie. Elk besluit dat op uitzonderlijke gronden een alternatief gebruik toestaat, wordt regelmatig opnieuw beoordeeld en wordt in elk geval onmiddellijk opnieuw beoordeeld naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek door een potentiële gebruiker met betrekking tot gebruik van de band in overeenstemming met de technische uitvoeringsmaatregel.".

Art. 57 In titel II, hoofdstuk II, afdeling 2, onderafdeling 2, van dezelfde wet, wordt een artikel 18/2 ingevoegd, luidende: "

Art. 18/2.§ 1. Het Instituut neemt een besluit over de verlenging van gebruiksrechten voor geharmoniseerd radiospectrum ruimschoots vóór het verstrijken van de looptijd van die rechten, tenzij op het tijdstip van overdracht, de mogelijkheid tot verlenging uitdrukkelijk is uitgesloten. Daartoe beoordeelt het Instituut de noodzaak van een dergelijke verlenging op eigen initiatief dan wel op verzoek van de houder van de rechten, in het laatste geval niet eerder dan vijf jaar vóór het verstrijken van de looptijd van de desbetreffende rechten.

Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan bepalingen inzake verlenging die van toepassing zijn op bestaande rechten. § 2. Bij het nemen van een besluit op grond van paragraaf 1 overweegt het Instituut onder meer het volgende: 1° de naleving van de doelstellingen van artikel 6 en van doelstellingen van het overheidsbeleid op grond van Europees Unierecht of nationaal recht;2° de uitvoering van een overeenkomstig artikel 4 van de Radiospectrumbeschikking vastgestelde technische uitvoeringsmaatregel;3° de beoordeling van de correcte tenuitvoerlegging van de aan het desbetreffende recht verbonden voorwaarden;4° de noodzaak om overeenkomstig artikel 24/3 de mededinging te bevorderen of enige verstoring ervan te voorkomen;5° de noodzaak om het gebruik van radiospectrum efficiënter te maken in het licht van ontwikkelingen op het vlak van de technologie of de markt;6° de noodzaak om ernstige verstoring van de dienstverlening te voorkomen. § 3. Bij het overwegen van mogelijke verlenging van gebruiksrechten voor geharmoniseerd radiospectrum waarvoor het aantal gebruiksrechten op grond van paragraaf 2 beperkt is, hanteert het Instituut een open, transparante en niet-discriminerende procedure, waarbij het onder meer: 1° alle belanghebbende partijen de mogelijkheid biedt hun standpunten te verwoorden in een openbare raadpleging in overeenstemming met artikel 140;en 2° de redenen voor een dergelijke mogelijke verlenging duidelijk vermeldt. Bij het nemen van een besluit over het al dan niet verlengen van gebruiksrechten of over het houden van een nieuwe selectieprocedure voor het verlenen van de gebruiksrechten op grond van artikel 20, houdt het Instituut rekening met eventuele uit de raadpleging op grond van het eerste lid naar voren komende aanwijzingen dat er op de markt vraag is van andere ondernemingen dan die waaraan in de betrokken band radiospectrumrechten zijn toegewezen. § 4. Het besluit tot verlenging van de gebruiksrechten voor geharmoniseerd radiospectrum kan gepaard gaan met een herziening van de vergoedingen alsmede van de andere daaraan verbonden voorwaarden.

Waar passend kunnen de vergoedingen voor de gebruiksrechten worden aangepast.".

Art. 58 Artikel 19 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt vervangen als volgt: "

Art. 19.§ 1. Wanneer een operator zijn gebruiksrechten voor radiospectrum wenst over te dragen of te verhuren, brengt hij het Instituut daarvan op de hoogte en vraagt hij het akkoord van het Instituut daarvoor.

Het Instituut kan de overdracht of verhuur weigeren wanneer het betrokken gebruiksrecht oorspronkelijk zonder kosten is verkregen door de operator.

De overdracht of verhuur van het geharmoniseerd radiospectrum voldoet aan dat geharmoniseerde gebruik.

De Koning bepaalt, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels waaronder de overdracht of de verhuur van gebruiksrechten voor radiospectrum kan plaatsvinden.

De overdracht of verhuur wordt onderworpen aan de procedure die zo min mogelijk belastend is.

Het Instituut waakt erover zowel de informatie die het ontvangen heeft overeenkomstig het eerste lid als de beslissingen genomen overeenkomstig deze paragraaf openbaar te maken. § 2. Het Instituut staat de overdracht of verhuur van gebruiksrechten voor radiospectrum toe wanneer de oorspronkelijke aan de gebruiksrechten verbonden voorwaarden worden gehandhaafd. Zonder afbreuk te doen aan de noodzaak ervoor te zorgen dat de mededinging niet wordt verstoord, met name in overeenstemming met artikel 24/3, gaat het Instituut als volgt te werk: 1° het weigert de verhuur van gebruiksrechten voor radiospectrum niet wanneer de verhuurder verklaart aansprakelijk te blijven voor de naleving van de oorspronkelijke aan de gebruiksrechten verbonden voorwaarden;2° het weigert de overdracht van gebruiksrechten voor radiospectrum niet, tenzij er een duidelijk risico bestaat dat de nieuwe houder niet in staat is om aan de oorspronkelijke voorwaarden voor het gebruiksrecht te voldoen. De verplichtingen voorzien in het eerste lid, 1° en 2°, doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van het Instituut om de naleving van de aan de gebruiksrechten verbonden voorwaarden te allen tijde af te dwingen, zowel ten aanzien van de verhuurder als van de huurder.

De bevoegde instanties vergemakkelijken de overdracht of verhuur van gebruiksrechten voor radiospectrum doordat zij alle verzoeken betreffende de aanpassing van de aan de rechten verbonden voorwaarden tijdig in beraad nemen en doordat zij waarborgen dat die rechten of het relevante radiospectrum, zo veel mogelijk kunnen worden opgesplitst of ontbundeld.

Ten aanzien van elke overdracht of verhuur van gebruiksrechten voor radiospectrum stelt het Instituut de relevante details in verband met verhandelbare individuele rechten voor het publiek beschikbaar in een gestandaardiseerd elektronisch format zodra de rechten tot stand worden gebracht, en het bewaart die details gedurende de volledige looptijd van de rechten.".

Art. 59 Artikel 19/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt vervangen als volgt: "

Art. 19/1.§ 1. Aan de gebruiksrechten voor radiospectrum worden voorwaarden verbonden overeenkomstig artikel 18, § 1, waarbij zij zorgen voor het optimale en het meest doeltreffende en efficiënte gebruik van radiospectrum. Voordat overgegaan wordt tot toekenning of verlenging van die rechten, wordt een duidelijke omschrijving gegeven van al deze voorwaarden, met inbegrip van het vereiste gebruiksniveau en de mogelijkheid om die verplichting na te leven door te verhandelen of te verhuren, teneinde de uitvoering van die voorwaarden overeenkomstig artikel 21 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector te waarborgen. Voorwaarden verbonden aan de verlenging van gebruiksrechten voor radiospectrum mogen voor bestaande houders van dergelijke rechten geen onrechtmatige voordelen opleveren.

In dergelijke voorwaarden worden de toepasselijke parameters gespecificeerd, waaronder de eventuele deadline voor de uitoefening van de gebruiksrechten; indien deze niet worden nagekomen, heeft het Instituut het recht het gebruiksrecht in te trekken overeenkomstig artikel 18, § 3, of andere maatregelen op te leggen.

De belanghebbende partijen worden tijdig en op transparante wijze geraadpleegd en geïnformeerd over de voorwaarden verbonden aan gebruiksrechten voor radiospectrum voordat deze worden opgelegd. De criteria voor de beoordeling van de naleving van die voorwaarden worden van tevoren vastgelegd en de belanghebbende partijen worden daarvan op transparante wijze in kennis gesteld. § 2. Wanneer voorwaarden worden verbonden aan gebruiksrechten voor radiospectrum, kunnen, met name om een doeltreffend en efficiënt gebruik van radiospectrum te waarborgen of dekking te bevorderen, de volgende mogelijkheden worden geboden tot: 1° gedeeld gebruik van passieve of actieve infrastructuur die van radiospectrum afhankelijk is, of van radiospectrum zelf;2° commerciële overeenkomsten inzake roamingtoegang;3° de gezamenlijke uitrol van infrastructuur voor het aanbieden van netwerken of diensten die afhankelijk zijn van het gebruik van radiospectrum. Met de voorwaarden die verbonden zijn aan de gebruiksrechten voor radiospectrum, wordt het gedeeld gebruik van radiospectrum niet verhinderd. Bij de uitvoering van op grond van deze paragraaf verbonden voorwaarden leven ondernemingen het mededingingsrecht na.".

Art. 60 Artikel 20 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt vervangen als volgt: "

Art. 20.§ 1. Indien het Instituut, overeenkomstig artikel 13/2, tot de conclusie komt dat de meest geschikte regeling voor het gebruik van radiospectrum bestaat in het verlenen van gebruiksrechten voor radiospectrum en indien het overweegt het aantal gebruiksrechten voor radiospectrum te beperken, dient het onder meer: 1° de redenen voor het beperken van de gebruiksrechten duidelijk te vermelden, waarbij het er met name voor zorgt voldoende rekening te houden met de noodzaak de voordelen voor de gebruikers te maximaliseren en de ontwikkeling van de mededinging te bevorderen, en, in voorkomend geval, met regelmatige tussenpozen dan wel op redelijk verzoek van betrokken ondernemingen een beoordeling van de beperking uit te voeren;2° alle belanghebbende partijen, met inbegrip van gebruikers en consumenten, de mogelijkheid te bieden om zich door middel van een openbare raadpleging uit te spreken over elke eventuele beperking. § 2. De Koning stelt, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, de procedure vast om het aantal te verlenen gebruiksrechten voor radiospectrum te beperken.

Het voorstel van het Instituut geeft een duidelijke omschrijving en motivering van de doelstellingen die door middel van een competitieve of vergelijkende selectieprocedure krachtens dit artikel worden nagestreefd en kwantificeert deze voor zover mogelijk, waarbij voldoende rekening wordt gehouden met de noodzaak om aan doelstellingen betreffende de nationale en de interne markt te voldoen. De doelstellingen die het Instituut vastlegt met het oog op het ontwerpen van de specifieke selectieprocedure, omvatten, naast het stimuleren van de mededinging, één of meer van de volgende doelstellingen: a) bevorderen van de dekking;b) garanderen van de vereiste kwaliteit van de dienstverlening;c) bevorderen van het efficiënt gebruik van het radiospectrum, en daarbij onder meer rekening houden met de aan de gebruiksrechten verbonden voorwaarden en de hoogte van de vergoedingen;d) bevorderen van innovatie en bedrijfsontwikkeling. Het Instituut licht zijn voorstel duidelijk toe en rechtvaardigt die keuze, met inbegrip van elke eventuele voorbereidingsfase voorafgaand aan de toegang tot de selectieprocedure. Het maakt ook duidelijk melding van de resultaten van elke aanverwante beoordeling van de concurrentie-, technische en economische situatie van de markt, en geeft redenen voor het mogelijk gebruik en de keuze van maatregelen. § 3. Het Instituut informeert de RSPG op het moment van de publicatie over de ontwerpmaatregelen die onder het toepassingsgebied van de vergelijkende of op mededinging gebaseerde selectieprocedure op grond van paragraaf 2, vallen en betrekking hebben op het gebruik van het geharmoniseerde radiospectrum om gebruik ervan voor draadloze-breedbandnetwerken en -diensten mogelijk te maken. Het Instituut geeft aan of en wanneer het de RSPG zal verzoeken een peerreviewforum bijeen te roepen. § 4. Elk besluit inzake de gekozen selectieprocedure en de daarbij geldende regels worden bekendgemaakt, met duidelijke opgaaf van redenen. Daarnaast wordt bekendgemaakt welke voorwaarden aan de gebruiksrechten moeten worden verbonden. § 5. Na de vaststelling van de selectieprocedure door de Koning kan het Instituut een uitnodiging doen tot het indienen van aanvragen voor gebruiksrechten voor radiospectrum. § 6. Indien de verlening van het aantal gebruiksrechten voor radiospectrum moet worden beperkt, worden die rechten verleend op basis van objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige selectiecriteria en selectieprocedures. Dergelijke selectiecriteria hechten naar behoren belang aan de verwezenlijking van de doelstellingen en eisen van de artikelen 6 en 13. § 7. Wanneer het Instituut besluit dat er aanvullende gebruiksrechten voor radiospectrum kunnen worden verleend, maakt het die conclusie bekend en initieert het het proces voor het verlenen van die rechten overeenkomstig de nadere regels die zijn vastgesteld door de Koning bij een besluit vastgesteld op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, en na overleg in de Ministerraad.".

Art. 61 Artikel 21 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 21.§ 1. Wanneer gebruiksrechten moeten worden verleend voor radiospectrum, verleent het Instituut die rechten op verzoek aan alle operatoren, met inachtneming van artikel 18, § 1, en van artikel 20, en van alle andere regels die een efficiënt gebruik van die middelen waarborgen.

Om de procedures inzake aanvragen voor gebruiksrechten voor radiospectrum uit te voeren en deze aanvragen te beoordelen, kan het Instituut van de ondernemingen vragen om informatie te verstrekken die evenredig en objectief gerechtvaardigd is.

Het Instituut beoordeelt in het kader van selectieprocedures aanvragen voor gebruiksrechten voor radiospectrum op grond van objectieve, transparante, evenredige en niet-discriminerende criteria die van tevoren zijn vastgesteld en waarin de voorwaarden in verband met dergelijke rechten zijn opgenomen. Het Instituut kan de aanvragers verzoeken om alle informatie die het nodig heeft om op basis van die criteria te beoordelen of de aanvragers over de capaciteit beschikken om aan die voorwaarden te voldoen. Als het Instituut tot de conclusie komt dat een aanvrager niet over de nodige capaciteit beschikt, verstrekt het een met redenen omkleed besluit. § 2. Bij het verlenen van gebruiksrechten voor radiospectrum specificeert het Instituut of en onder welke voorwaarden deze kunnen worden overgedragen of verhuurd door de houder van de rechten overeenkomstig artikel 19. § 3. Onverminderd paragraaf 4, worden de besluiten over het verlenen van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum zo spoedig mogelijk na de ontvangst van de volledige aanvraag, en voor radiospectrum dat in het nationale frequentietoewijzingsplan is aangemerkt als beschikbaar voor elektronische-communicatiediensten, binnen zes weken door het Instituut genomen, meegedeeld en gepubliceerd. § 4. Wanneer competitieve of vergelijkende selectieprocedures moeten worden toegepast, kan het Instituut de in paragraaf 3 genoemde termijn verlengen zolang als nodig is om ervoor te zorgen dat die procedures billijk, redelijk, open en transparant zijn voor alle belanghebbende partijen, welke verlenging echter niet meer dan acht maanden mag bedragen. De procedure vermeld in artikel 20, § 2, is van toepassing op de vergelijkende of competitieve selectieprocedures. § 5. De termijnen waarvan sprake in paragrafen 3 en 4 kunnen door het Instituut worden verlengd overeenkomstig de toepasselijke internationale overeenkomsten betreffende het gebruik van radiospectrum of van posities in de ruimte. Het Instituut brengt de aanvrager hiervan onverwijld op de hoogte.".

Art. 62 Artikel 22 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 22.Indien een operator vraagt om een gebruiksrecht voor radiospectrum te verkrijgen voor een deel van het radiospectrum dat in het nationale frequentietoewijzingsplan beschikbaar is verklaard voor elektronische-communicatiediensten waarvan de voorwaarden nog niet door de Koning zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 18, § 1, kan het Instituut voorlopige voorwaarden vaststellen.

Indien het Instituut gebruiksrechten voor radiospectrum heeft verleend op basis van voorlopige voorwaarden, worden deze voorwaarden eventueel gewijzigd om ze in overeenstemming te brengen met de voorwaarden die door de Koning zijn vastgesteld op grond van artikel 18, § 1.".

Art. 63 Artikel 23 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 64 In artikel 24 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "van radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, is geharmoniseerd, de voorwaarden en procedures voor toegang zijn overeengekomen en de operatoren waaraan de radiofrequenties zullen worden toegewezen, geselecteerd zijn overeenkomstig de internationale overeenkomsten en de communautaire voorschriften, verleent het Instituut dienovereenkomstig het recht om radiofrequenties die geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, te gebruiken" vervangen door de woorden "van radiospectrum is geharmoniseerd, de voorwaarden en procedures voor toegang zijn overeengekomen en de operatoren waaraan het radiospectrum zal worden toegewezen, geselecteerd zijn overeenkomstig de internationale overeenkomsten en de Europese Unieregels, verleent het Instituut dienovereenkomstig de gebruiksrechten voor dat radiospectrum";2° in het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "van de betrokken radiofrequenties" worden vervangen door de woorden "voor het betreffende radiospectrum";b) de woorden "van voornoemde radiofrequenties" worden vervangen door de woorden "van het voornoemde radiospectrum". Art. 65 Artikel 24/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt vervangen als volgt: "

Art. 24/1.§ 1. Onverminderd artikel 21 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, mag het Instituut de gebruiksrechten voor radiospectrum niet vóór het verstrijken van de periode waarvoor zij verleend zijn, beperken of intrekken, behalve in met redenen omklede gevallen op grond van paragraaf 2. § 2. Overeenkomstig de noodzaak te zorgen voor een doeltreffend en efficiënt gebruik van radiospectrum of de uitvoering van de krachtens artikel 4 van de Radiospectrumbeschikking vastgestelde technische uitvoeringsmaatregelen, kan de Koning, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, erin voorzien dat gebruiksrechten voor radiospectrum, worden beperkt of ingetrokken door het Instituut, op basis van vooraf vastgestelde en duidelijk omschreven procedures en in overeenstemming met de beginselen van evenredigheid en non-discriminatie. In dergelijke gevallen kunnen de houders van die rechten, waar nodig en in overeenstemming met het Europese Unierecht en de relevante nationale bepalingen, naar behoren worden gecompenseerd. § 3. Een wijziging in het gebruik van radiospectrum als gevolg van de toepassing van artikel 18, §§ 1/1 en 1/2, rechtvaardigt op zichzelf niet de intrekking van een recht om radiospectrum te gebruiken.".

Art. 66 In titel II, hoofdstuk II, afdeling 2, onderafdeling 2, van dezelfde wet wordt het artikel 24/2 ingevoegd, luidende: "

Art. 24/2.§ 1. Daadwerkelijke mededinging wordt bevorderd en verstoringen van de mededinging op de interne markt worden voorkomen wanneer besloten wordt tot de verlening, aanpassing of verlenging van gebruiksrechten voor radiospectrum. § 2. Wanneer gebruiksrechten voor radiospectrum worden verleend, aangepast of verlengd, kan de Koning, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, passende maatregelen nemen, zoals: 1° het beperken van de hoeveelheid radiospectrumbanden waarvoor gebruiksrechten aan ondernemingen worden verleend, of, in gerechtvaardigde omstandigheden, het verbinden van voorwaarden aan dergelijke gebruiksrechten, zoals het aanbieden van wholesaletoegang, nationale of regionale roaming, in bepaalde banden of in bepaalde groepen van banden met soortgelijke kenmerken;2° het reserveren van een bepaald deel van een radiospectrumband of een groep van banden voor toewijzing aan nieuwe marktdeelnemers, als dit passend en gerechtvaardigd is gezien een specifieke situatie op de nationale markt;3° het weigeren van de verlening van nieuwe gebruiksrechten voor radiospectrum of van toestemming voor nieuw radiospectrumgebruik in bepaalde banden, dan wel het verbinden van voorwaarden aan de verlening van nieuwe gebruiksrechten voor radiospectrum of de machtiging voor nieuw radiospectrumgebruik, teneinde concurrentieverstoring ten gevolge van de verlening, overdracht of concentratie van gebruiksrechten te voorkomen;4° het opnemen van voorwaarden voor het verbieden van, of het opleggen van voorwaarden aan, de overdracht van gebruiksrechten voor radiospectrum die niet onder het toezicht inzake fusies van de Europese Unie of de lidstaten vallen, indien het waarschijnlijk is dat door een dergelijke overdracht de mededinging aanzienlijk in het gedrang komt;5° het wijzigen van de bestaande rechten, daar waar dat noodzakelijk is om ex post een einde te maken aan de concurrentieverstoring ten gevolge van de overdracht of concentratie van gebruiksrechten voor radiospectrum. Rekening houdend met de marktomstandigheden en beschikbare benchmarks baseert het Instituut zijn voorstel op een objectieve en toekomstgerichte beoordeling van de mededingingsomstandigheden op de markt, van de vraag of dergelijke maatregelen noodzakelijk zijn om daadwerkelijke mededinging in stand te houden of tot stand te brengen en van de waarschijnlijke effecten van dergelijke maatregelen op bestaande en toekomstige investeringen door marktdeelnemers, met name op het gebied van de uitrol van netwerken. Het Instituut houdt daarbij rekening met de marktanalyseaanpak waarvan sprake in artikel 55.".

Art. 67 In artikel 25, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten7, wordt het derde lid opgeheven.

Art. 68 Artikel 26 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 18 mei 2009 en 27 maart 2014, wordt vervangen als volgt: "

Art. 26.§ 1. Elke operator meldt aan het Instituut dat aan de andere operatoren doorstuurt: 1° dat hij bij de bevoegde overheden een aanvraag om stedenbouwkundige vergunning zal indienen voor een gegeven antennesite of voor een beduidend deel van een antennesite;of 2° dat hij een antennesite zal vervangen waarvan de support een mast is die hij in eigendom heeft of in de gevallen beoogd in artikel 25, § 6, alsook wanneer de mast wordt geplaatst op de grond of op een support die met een gebouw wordt gedeeld. Het eerste lid, 2°, is niet van toepassing in de gevallen waarin de vervanging ten aanzien van het Instituut gerechtvaardigd wordt door een gebeurtenis die onder overmacht valt, door de handeling van een derde voor wie de operator niet verantwoordelijk is of door een beschikking van hoger hand. In die gevallen moet de nieuwe mast ten minste dezelfde afmeting hebben als de vervangen mast. Het bewijs van de gebeurtenis wordt schriftelijk bezorgd aan het Instituut.

Deze kennisgeving gebeurt ten minste dertig dagen voor de indiening van de vergunningsaanvraag of, indien het niet verplicht is om een vergunningsaanvraag in te dienen, dertig dagen voordat de werkzaamheden voor vervanging van een antennesite aanvangen. § 2. Indien er operatoren binnen dertig dagen na de kennisgeving aangeven dat ze interesse hebben in gedeeld gebruik, dan moet de operator beoogd in paragraaf 1: 1° met hen onderhandelen over de technische en financiële voorwaarden voor het gemeenschappelijke gebruik van de antennesite in kwestie en een contract sluiten, conform de principes uiteengezet in artikel 25, § 5;2° desgevallend de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning aanpassen, conform het gesloten contract. § 3. Op gemotiveerd en uitzonderlijk verzoek van een operator kan het Instituut een afwijking toestaan van de termijnen vermeld in de paragrafen 1 en 2. § 4. Wanneer een operator geen kennisgeving heeft gegeven zoals bedoeld in paragraaf 1, zal de operator in gebreke, na toepassing van de procedure bedoeld in artikel 25, § 4, 80 percent van de lasten om de betrokken site aan te passen voor zijn rekening nemen, op voorwaarde dat de operator die geen kennisgeving heeft ontvangen zich binnen twee jaar na het ontstaan van de kennisgevingsplicht bij het Instituut heeft aangemeld.

Art. 69 In titel II, hoofdstuk III, afdeling 1, van dezelfde wet, wordt een artikel 26/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 26/1.In het kader van een gedeeld gebruik van antennesites kan het Instituut de nadere technische bepalingen van de verplichtingen bedoeld in de artikelen 25 en 26 preciseren en indien nodig voor een periode van ten hoogste 18 maanden verplichtingen van organisatorische en technische aard vastleggen die bijkomend van toepassing zijn teneinde het algemeen belang te vrijwaren of een snel systeem voor informatie-uitwisseling mogelijk te maken.".

Art. 70 Artikel 28 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten7, wordt vervangen als volgt: "

Art. 28.§ 1. Onverminderd artikel 25 kan het Instituut, op redelijk verzoek, verplichtingen opleggen om toegang te verlenen tot bedrading en kabels en bijbehorende faciliteiten binnen gebouwen of tot aan het eerste punt van samenkomst of distributie als bepaald door het Instituut, ingeval dat punt zich buiten het gebouw bevindt. Indien de replicatie van die netwerkelementen in economisch opzicht inefficiënt zou zijn of fysiek onuitvoerbaar zou zijn, kunnen dergelijke verplichtingen worden opgelegd aan aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of aan de eigenaars van die bedrading en kabels en bijbehorende faciliteiten indien die eigenaars geen aanbieders van elektronische-communicatienetwerken zijn.

De voorwaarden inzake toegang die worden opgelegd, kunnen specifieke voorschriften omvatten betreffende toegang tot die net-werkelementen en tot bijbehorende faciliteiten en aanverwante diensten, betreffende transparantie en niet-discriminatie, en betreffende een omslagregeling voor de toegangskosten die, indien passend, worden aangepast naargelang van risicofactoren. § 2. Indien het Instituut, in voorkomend geval met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit een relevante marktanalyse, concludeert dat de overeenkomstig paragraaf 1 opgelegde verplichtingen onvoldoende de hoge en niet tijdelijke economische of fysieke drempels voor replicatie aanpakken die ten grondslag liggen aan een bestaande of opkomende marktsituatie die de concurrentie-uitkomsten voor eindgebruikers in aanzienlijke mate beperkt, kan het Instituut, onder billijke en redelijke voorwaarden de toegangsverplichtingen uitbreiden, inclusief actieve- of virtuele-toegangsverplichtingen opleggen indien gerechtvaardigd in technisch of economisch opzicht, voorbij het eerste punt van samenkomst of distributie, zodat een punt wordt bereikt dat volgens het Instituut het dichtst bij de eindgebruikers ligt, dat in staat is een toereikend aantal eindgebruikersverbindingen te bereiken om commercieel haalbaar te zijn voor efficiënte toegangsverzoekers. Bij het bepalen hoe ver voorbij het eerste punt van samenkomst of distributie die uitbreiding moet gaan, houdt het Instituut zoveel mogelijk rekening met de betrokken Berec-richtsnoeren.

Het Instituut legt geen verplichtingen overeenkomstig het eerste lid op aan aanbieders van elektronische-communicatienetwerken indien het constateert dat: 1° de aanbieder de in artikel 65/4, § 1, genoemde kenmerken bezit en in een haalbare en vergelijkbare alternatieve manier voorziet om eindgebruikers te bereiken door aan ondernemingen onder billijke, niet-discriminerende en redelijke voorwaarden toegang tot een netwerk met zeer hoge capaciteit aan te bieden.Het Instituut kan die vrijstelling uitbreiden tot andere aanbieders die onder billijke, niet-discriminerende en redelijke voorwaarden toegang tot een netwerk met zeer hoge capaciteit aanbieden; of 2° het opleggen van verplichtingen de economische of financiële levensvatbaarheid van de uitrol van een nieuw netwerk, met name door kleine lokale projecten, in het gedrang zou brengen. In afwijking van het tweede lid, 1°, kan het Instituut verplichtingen opleggen indien het betrokken netwerk uit openbare middelen wordt gefinancierd. § 3. Onverminderd de paragrafen 1 en 2 kan het Instituut in overeenstemming met het Europese Unierecht aan ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken aanbieden of gemachtigd zijn die aan te bieden, verplichtingen opleggen in verband met het gedeeld gebruik van passieve infrastructuur, of verplichtingen om gelokaliseerde overeenkomsten inzake roamingtoegang te sluiten, in beide gevallen indien deze rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de lokale verlening van diensten die afhankelijk zijn van het gebruik van radiospectrum en voor zover geen haalbaar en soortgelijk alternatief middel voor toegang tot eindgebruikers onder billijke en redelijke voorwaarden ter beschikking van elke onderneming wordt gesteld.

Het Instituut kan dergelijke verplichtingen opleggen mits in die mogelijkheid wordt voorzien bij het verlenen van de gebruiksrechten voor radiospectrum, en uitsluitend op grond van het feit dat in het gebied waar die verplichtingen gelden, de marktgestuurde aanleg van infrastructuur voor het aanbieden van netwerken of diensten die afhankelijk zijn van het gebruik van radiospectrum, stuit op onoverkomelijke economische of fysieke obstakels, waardoor er daar nauwelijks of geen toegang tot netwerken of diensten bestaat voor eindgebruikers. § 4. Onder die omstandigheden waar toegang tot en gedeeld gebruik van passieve infrastructuur alleen niet voldoende zijn om de situatie te verhelpen, kan het Instituut verplichtingen opleggen ten aanzien van het gedeeld gebruik van actieve infrastructuur.

Het Instituut houdt rekening met: 1° de noodzaak om de connectiviteit in de hele Europese Unie, langs belangrijke transportroutes en in bepaalde gebieden, te optimaliseren, en met de mogelijkheid om aanzienlijk meer keuze en hogere kwaliteit van de dienstverlening voor eindgebruikers tot stand te brengen;2° een efficiënt gebruik van radiospectrum;3° de technische haalbaarheid van voorwaarden inzake gedeeld gebruik en aanverwante voorwaarden;4° het opleggen van verplichtingen die zou de economische of financiële levensvatbaarheid van de uitrol van een nieuw netwerk, met name door kleine lokale projecten, in het gedrang brengen;5° de toestand van op infrastructuur gebaseerde en op diensten gebaseerde concurrentie;6° technologische innovatie;7° de dwingende noodzaak prikkels te ondersteunen op basis waarvan de aanbiedende partij de infrastructuur in eerste instantie uitrolt. In het geval van geschillenbeslechting kan het Instituut aan de begunstigde van de verplichting inzake gedeeld gebruik of toegang onder meer de verplichting opleggen om radiospectrum te delen met de aanbieder van de infrastructuur in het betreffende gebied.".

Art. 71 In titel II, hoofdstuk III, afdeling 2, van dezelfde wet, wordt een artikel 28/2 ingevoegd, luidende: "

Art. 28/2.De overeenkomstig de artikelen 28, 51 en 51/1 opgelegde verplichtingen en voorwaarden zijn objectief, transparant, evenredig en niet-discriminerend, en worden toegepast overeenkomstig artikel 141. Het Instituut beoordeelt uiterlijk vijf jaar na de vaststelling van de vorige maatregel die jegens dezelfde ondernemingen is vastgesteld de resultaten en beoordeelt of het passend is die verplichtingen en voorwaarden in te trekken of te wijzigen naar aanleiding van de veranderende voorwaarden.Het Instituut deelt het resultaat van zijn beoordeling overeenkomstig artikel 141 mee.".

Art. 72 In titel II, hoofdstuk III, afdeling 2, van dezelfde wet, wordt een artikel 28/3 ingevoegd, luidende: "

Art. 28/3.§ 1. Op schriftelijk verzoek van een onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan een vergunning voor het aanbieden ervan is verleend, willigt de beheerder van passieve infrastructuur de redelijke verzoeken om toegang tot zijn passieve infrastructuur in onder billijke en redelijke eisen en voorwaarden met inbegrip van de prijs, met het oog op de aanleg van elementen van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid. Dat schriftelijke verzoek bevat een nadere omschrijving van de elementen van het project waarvoor om toegang wordt verzocht, met inbegrip van een precies tijdschema. § 2. Elke weigering om toegang te verlenen, is gebaseerd op objectieve, transparante en evenredige criteria, zoals: 1° de technische geschiktheid van de passieve infrastructuur waarvoor om toegang wordt verzocht voor het onderbrengen van de in paragraaf 1 bedoelde elementen van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid;2° de beschikbaarheid van ruimte om de in paragraaf 1 bedoelde elementen van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid te huisvesten, de toekomstige behoefte aan ruimte van de beheerder van passieve infrastructuur inbegrepen, die afdoende moeten worden aangetoond;3° overwegingen met betrekking tot veiligheid en volksgezondheid;4° de integriteit en veiligheid van de passieve infrastructuur, met name van kritieke nationale infrastructuur bedoeld in de wet van 1 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten2 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren;5° het risico van ernstige verstoring tussen de geplande elektronische-communicatiediensten en de diensten die via de passieve infrastructuur worden verstrekt;6° de vraag of de beheerder van de passieve infrastructuur beschikt over levensvatbare alternatieve middelen voor het verlenen van fysieke wholesaletoegang tot de passieve infrastructuur die geschikt zijn voor het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid, op voorwaarde dat de toegang onder billijke en redelijke voorwaarden wordt verleend. Uiterlijk twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het volledige verzoek om toegang geeft de beheerder van de passieve infrastructuur de redenen voor de weigering op. § 3. Indien uiterlijk twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het verzoek, toegang wordt geweigerd of geen overeenstemming wordt bereikt over specifieke eisen en voorwaarden, met inbegrip van de prijs, heeft elke partij het recht deze kwestie door te verwijzen naar het Instituut, overeenkomstig artikel 4 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector. § 4. Dit artikel laat het eigendomsrecht van de eigenaar van de passieve infrastructuur, indien de beheerder van de passieve infrastructuur niet de eigenaar is, alsmede het eigendomsrecht van derden, zoals landeigenaren en eigenaren van privaat eigendom, onverlet. Dit artikel laat eveneens de verplichting voor de onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan een vergunning voor het aanbieden ervan is verleend, om de toelatingen en vergunningen te bekomen die vereist zijn voor de aanleg van de bestanddelen van zijn elektronische-communicatienetwerk met hoge snelheid, onverlet.".

Art. 73 In titel II, hoofdstuk III, afdeling 2, van dezelfde wet, wordt een artikel 28/4 ingevoegd, luidende: "

Art. 28/4.§ 1. Iedere onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of die daartoe gemachtigd is, heeft op verzoek recht op toegang tot de volgende minimuminformatie met betrekking tot de bestaande passieve infrastructuur van de beheerder van een passieve infrastructuur, teneinde overeenkomstig artikel 28/3, § 1, een verzoek om toegang tot passieve infrastructuur in te dienen: 1° locatie en route;2° aard en huidig gebruik van de infrastructuur;en 3° een contactpunt. De onderneming die om toegang verzoekt, specificeert het gebied waarin wordt overwogen om elementen van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid aan te leggen.

Een beperking van de toegang tot de in het eerste lid bedoelde minimuminformatie wordt gemotiveerd en uitsluitend toegestaan indien dit noodzakelijk is met het oog op de veiligheid en integriteit van de passieve infrastructuur, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de openbare veiligheid, de vertrouwelijkheid en de bescherming van handels- en bedrijfsgeheimen. § 2. Indien de in paragraaf 1 bedoelde minimuminformatie niet via het centrale informatiepunt beschikbaar is, biedt de beheerder van de passieve infrastructuur op specifiek schriftelijk verzoek van een onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of die daartoe gemachtigd is, toegang aan tot dergelijke informatie.

In dat verzoek wordt gespecificeerd in welk gebied de aanleg van elementen van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid wordt overwogen.

Toegang tot informatie moet binnen twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het schriftelijk verzoek worden verleend, waarbij evenredige, niet-discriminerende en transparante voorwaarden worden gehanteerd, onverminderd de beperkingen overeenkomstig paragraaf 1. § 3. Op specifiek, schriftelijk verzoek van een onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of die daartoe gemachtigd is, gaat de beheerder van een passieve infrastructuur in op redelijke verzoeken tot inspecties ter plaatse van specifieke elementen van zijn passieve infrastructuur. In dat verzoek worden de betrokken elementen van het netwerk gespecificeerd met het oog op de aanleg van elementen van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid.

Inspecties ter plaatse van de gespecificeerde elementen van de passieve infrastructuur moeten uiterlijk één maand vanaf de datum van ontvangst van het schriftelijk verzoek worden toegestaan, waarbij evenredige, niet-discriminerende en transparante voorwaarden worden gehanteerd, onverminderd de beperkingen overeenkomstig paragraaf 1. De personen die de toestemming gekregen hebben moeten de procedures en veiligheidsmaatregelen die hun worden meegedeeld, nauwgezet naleven. § 4. Wanneer een geschil ontstaat in verband met de in dit artikel vermelde rechten en verplichtingen, heeft elke partij bij het geschil het recht het geschil door te verwijzen naar het Instituut, overeenkomstig artikel 4 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector. § 5. Wanneer zij overeenkomstig dit artikel toegang krijgen tot informatie, nemen de ondernemingen die openbare communicatienetwerken aanbieden of die daartoe gemachtigd zijn, de nodige maatregelen ter bescherming van vertrouwelijkheid en handels- en bedrijfsgeheimen.".

Art. 74 In artikel 30 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten6, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1/1, worden de woorden "voor radiofrequenties" vervangen door de woorden "voor radiospectrum";2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 1/5, luidende: " § 1/5.De inkomsten uit roerende goederen en kapitalen, bedoeld in artikel 17 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, omvatten niet de heffingen vermeld in paragraaf 1 en de enige heffing vermeld in paragraaf 1/1, eerste lid, en in paragraaf 1/2, eerste lid.".

Art. 75 In artikel 32, § 1, tweede lid, 2°, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 18 december 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten9, wordt het woord "interferentie" vervangen door het woord "storingen".

Art. 76 In artikel 33 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "van zendtoestellen" worden telkens vervangen door de woorden "van producten";3° het woord "zendtoestel" wordt telkens vervangen door het woord "product";3° in de Franse tekst worden de woorden "l'appareil émetteur" telkens vervangen door de woorden "le produit";4° in de Franse tekst worden de woorden "de l'appareil émetteur" telkens vervangen door de woorden "du produit";5° de woorden "deze apparatuur" worden telkens vervangen door de woorden "dit product";6° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de woorden "de volgende apparatuur" vervangen door de woorden "de volgende elektrische of elektronische producten";b) in de bepaling onder 1° wordt het woord "apparatuur" vervangen door het woord "producten"; c) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt: "2° producten waarvan het gebruik onverenigbaar is met artikel 15, eerste lid."; 7° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepalingen onder 1° en 2°, worden de woorden "zendtoestel voor radiocommunicatie" telkens vervangen door het woord "product";b) de woorden "vast opgesteld zendtoestel voor radiocommunicatie" worden vervangen door de woorden "vast opgesteld product";c) in de bepaling onder 1° worden de woorden "dergelijk zendtoestel" vervangen door de woorden "een dergelijk product";d) in de bepaling onder 5° worden de woorden "het betreffende zendtoestel buiten de plaatsen bedoeld in de bepaling onder 1° schadelijke storingen veroorzaakt" vervangen door de woorden "het betreffende product buiten de plaatsen bedoeld in de bepaling onder 1° schadelijke storingen kan veroorzaken";e) in de Franse tekst van het vijfde lid, worden de woorden "L'appareil émetteur" vervangen door de woorden "Le produit";8° in paragraaf 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "het in eigendom hebben, het gebruik door of het commercialiseren ten behoeve van Defensie van voornoemde radioapparatuur" worden telkens vervangen door de woorden "het houden, het gebruik door of de verkoop ten behoeve van Defensie van voornoemde producten";b) in het eerste lid, eerste zin, worden de woorden "van radioapparatuur die" vervangen door de woorden "van een product dat";c) in het tweede lid worden de woorden "de apparatuur" vervangen door de woorden "het product";d) in het derde lid worden de woorden "gebruiken de apparatuur enkel op voorwaarde dat de baten van haar gebruik groter zijn dan de nadelige gevolgen voor derden die" vervangen door de woorden "gebruiken het product enkel op voorwaarde dat de baten van het gebruik ervan groter zijn dan de nadelige gevolgen die voor derden";e) in het vierde lid worden de woorden "van de apparatuur, haar impact" vervangen door de woorden "van het product, de impact ervan";f) in het zevende lid worden de volgende wijzigingen aangebracht: i) in de eerste zin worden de woorden "deze apparatuur" vervangen door de woorden "dit product"; ii) in de tweede zin, worden de woorden "deze apparatuur en haar" vervangen door de woorden "dit product en zijn"; 9° het artikel wordt aangevuld met de paragrafen 4 en 5, luidende: " § 4.De krijgsmacht en de diensten bedoeld in paragraaf 3 mogen elektrische of elektronische producten die schadelijke storingen veroorzaken gebruiken en laten gebruiken voor demonstraties, testen en opleidingen ten behoeve van hun personeelsleden mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen: 1° de precieze datums, locaties, de geplande duur per dag van het gebruik en de technische eigenschappen van het gebruikte product, ten minste bestaande uit de gestoorde frequenties, de vermogens en de antennekarakteristieken, worden vooraf en te gelegener tijd aan het Instituut meegedeeld;en 2° de gebruiksduur wordt beperkt tot het strikte minimum. Vóór elk gebruik van het product dat schadelijke storingen veroorzaakt, evalueren de diensten bedoeld in het eerste lid de risico's op schadelijke storingen en nemen zij alle nuttige maatregelen opdat het gebruik van het product geen schadelijke storingen veroorzaakt buiten de locaties die meegedeeld zijn op basis van de bepaling onder het eerste lid, 1°.

Voor de eerste indienststelling onderzoekt het Instituut of het betreffende zendtoestel buiten de in de bepaling onder het eerste lid, 1° bedoelde plaatsen schadelijke storingen kan veroorzaken.In dat geval wordt de indienststelling onmiddellijk stopgezet. Het Instituut kan bijzondere technische en operationele voorwaarden vastleggen.

Het gebruik van het product dat schadelijke storingen veroorzaakt wordt onmiddellijk stopgezet indien het Instituut vaststelt dat één of meer van de voorwaarden bepaald in het eerste lid en dat het tweede lid niet worden nageleefd.

De rechten van operatoren inzake het gebruik van frequenties worden beperkt in geval van het gebruik van zendtoestellen die voldoen aan de voorwaarden bepaald in deze paragraaf. § 5. Paragraaf 1 is niet van toepassing wanneer het gaat om een product dat door de diensten van het Instituut bestuurd en gebruikt wordt met het oog op deskundig onderzoek en analyse ervan. Het Instituut neemt alle noodzakelijke maatregelen om het risico op schadelijke storing tijdens het gebruik van dat product tot een minimum te beperken.".

Art. 77 In artikel 34 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 27 maart 2014 en 18 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 2°, c) wordt het woord "apparatuur" vervangen door het woord "radioapparatuur";2° de bepaling onder 4° wordt vervangen als volgt: "4° de volgende luchtvaartuitrusting, voor zover die uitrusting binnen het toepassingsgebied valt van Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad, en uitsluitend bestemd is voor gebruik in de lucht: a) andere luchtvaartuigen dan onbemande luchtvaartuigen, alsmede bijbehorende motoren, propellers, onderdelen en niet-geïnstalleerde uitrusting; b) onbemande luchtvaartuigen, evenals de bijbehorende motoren, propellers, onderdelen en niet-geïnstalleerde uitrusting waarvan het ontwerp overeenkomstig artikel 56, paragraaf 1, van die verordening is gecertificeerd, die alleen frequenties zouden mogen gebruiken die door het radioreglement van de Internationale Telecommunicatie Unie voor beschermd luchtvaartgebruik zijn voorzien;"; 3° in de bepaling onder 6° wordt het woord "interferenties" vervangen door het woord "storingen". Art. 78 In artikel 36, § 1, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten7, worden de woorden "gebruikt maakt van radiofrequenties waarvoor" vervangen door de woorden "door deze apparatuur gebruik wordt gemaakt van het radiospectrum waarvoor".

Art. 79 In artikel 39 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 27 maart 2014 en 31 juli 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 worden de woorden "na advies van het Instituut, de algemene regels inzake toekenning, schorsing en intrekking van de vergunningen om een zend- of ontvangtoestel voor radiocommunicatie te mogen houden, of een station of een netwerk voor radiocommunicatie dat niet wordt gebruikt voor elektronische-communicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden te mogen aanleggen en doen werken" vervangen door de woorden "op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, de algemene regels inzake toekenning, schorsing en intrekking van de vergunningen om radioapparatuur te mogen houden, van de machtigingen voor private radiocommunicatie, en van de vergunningen om de producten bedoeld in artikel 33, § 2, te mogen houden en/of gebruiken";2° in paragraaf 3 worden de woorden "in de tweede paragraaf bedoelde" ingevoegd tussen de woorden "van een" en de woorden "vergunning en de voorwaarden";3° in paragraaf 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "voor de stations voor radiocommunicatie die in de militaire banden werken," worden vervangen door de woorden "voor de radiostations die in de exclusieve militaire banden werken of in de militaire banden die worden gedeeld met de burgers en";b) de woorden "De verdeling van de banden tussen civiel en militair wordt vastgesteld" worden vervangen door de woorden "De bedingen van de verdeling van de banden tussen civiele en militaire alsook het type van militaire toepassingen dat is toegestaan in deze banden worden vastgesteld";c) het tweede lid wordt opgeheven;4° in paragraaf 5 worden de woorden "van zenders" vervangen door de woorden "van radiostations". Art. 80 Artikel 40 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 40.Onverminderd de voorwaarden vastgesteld in het kader van een machtiging, kan het Instituut het gebruik van radioapparatuur onderwerpen aan eisen die toegevoegd worden aan de essentiële eisen bedoeld in artikel 32, voor hetgeen betrekking heeft op het efficiënte en geoptimaliseerde gebruik van het radiospectrum, de preventie van schadelijke storingen of de preventie van elektromagnetische interferentie. Het Instituut publiceert deze bijkomende eisen op zijn website. Een verwijzing naar die eisen wordt ook bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.".

Art. 81 In artikel 42 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de eerste zin worden de woorden "een zend- en/of ontvangtoestel voor private radiocommunicatie te verkopen, te verhuren, in leen te geven of te schenken aan iemand die de in artikel 39, § 2, voorgeschreven vergunning voor het houden van een dergelijk toestel niet heeft verkregen" vervangen door de woorden "radioapparatuur te verkopen, te verhuren, in leen te geven of te schenken aan iemand die niet gemachtigd is om overeenkomstig deze wet dergelijke radioapparatuur te houden";b) in de tweede zin worden de woorden "toestellen die uitsluitend voor de uitvoer bestemd zijn" vervangen door de woorden "radioapparatuur die uitsluitend voor de uitvoer bestemd is";2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "van zendtoestellen of zend-ontvangtoestellen voor private radiocommunicatie" worden vervangen door de woorden "van radioapparatuur";b) de woorden "een toestel" worden vervangen door het woord "radioapparatuur";c) de woorden "een zodanig toestel" worden vervangen door de woorden "dergelijke radioapparatuur". Art. 82 In artikel 43 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 08/05/2007 numac 2007201376 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "bedoeld in artikel 39, § 2," ingevoegd tussen de woorden "een vergunning" en de woorden "om de uitgaven te dekken";2° in het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "onder welke voorwaarden de vergunninghouder" worden vervangen door de woorden "onder welke voorwaarden de houder van een in artikel 39, § 2, bedoelde vergunning";b) de woorden "zijn zend- of ontvangtoestel voor radiocommunicatie" worden vervangen door de woorden "zijn radiostations". Art. 83 In artikel 44, § 1er, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "van zend- en ontvangtoestellen voor radiocommunicatie" vervangen door de woorden "van radiostations".

Art. 84 In artikel 45 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt: " § 2.De operatoren van nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten die nummers uit een nummerplan toekennen aan abonnees stellen de noodzakelijke abonneegegevens ter beschikking van de personen die een aangifte hebben gedaan in de zin van paragraaf 1 in een overeengekomen format op billijke, objectieve, kostengeoriënteerde en niet-discriminerende voorwaarden."; 2° in de paragrafen 3 en 5, worden de woorden "openbare telefoondiensten" telkens vervangen door het woord "spraakcommunicatiediensten". Art. 85 In artikel 46 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt: " § 2.De operatoren van nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten die nummers uit een nummerplan toekennen aan abonnees stellen de noodzakelijke abonneegegevens ter beschikking van de personen die een aangifte hebben gedaan in de zin van paragraaf 1 in een overeengekomen format op billijke, objectieve, kostengeoriënteerde en niet-discriminerende voorwaarden."; 2° in paragraaf 3 worden de woorden "de personen die aan abonnees openbare telefoondiensten aanbieden" vervangen door de woorden "de operatoren van nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten die nummers uit een nummerplan toekennen". Art. 86 In titel II van dezelfde wet wordt hoofdstuk VIII, dat artikel 48 bevat, opgeheven.

Art. 87 Artikel 48 van dezelfde wet, opgeheven bij artikel 86 van deze wet, wordt hersteld als volgt: "

Art. 48.De artikelen 39, 40 en 42 zijn niet van toepassing op radioapparatuur die uitsluitend bestemd is voor de transmissie van signalen voor de audiovisuele en auditieve mediadiensten.".

Art. 88 In titel II van dezelfde wet wordt een hoofdstuk X ingevoegd, luidende "Hoofdstuk X. Cartografie van de dekking van elektronische-communicatienetwerken".

Art. 89 In hoofdstuk X, ingevoegd bij artikel 88, wordt een artikel 49/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 49/1.§ 1. Het Instituut voert minstens elke drie jaar onderzoek uit naar de geografische dekking van de mobiele en vaste elektronische-communicatienetwerken die breedbanddiensten kunnen leveren.

De aanbieders van elektronische-communicatienetwerken, met inbegrip van overheden, stellen hiervoor, op verzoek van het Instituut, de volgende data ter beschikking: 1° de informatie aangaande de huidige dekking;2° een prognose aangaande de uitbreiding of modernisering van het netwerk voor de komende drie jaar volgend op het jaar van het informatieverzoek gebaseerd op investeringsvoornemens per onderscheiden jaar. Die prognose bevat alle relevante informatie, mede over de geplande uitrol door ondernemingen of door de overheid van netwerken met zeer hoge capaciteit en belangrijke moderniseringen of uitbreidingen van netwerken tot een downloadsnelheid van ten minste 100 Mbps.

Daartoe verzoekt het Instituut ondernemingen en overheden om dergelijke informatie te verstrekken voor zover die informatie beschikbaar is en middels redelijke inspanningen kan worden verstrekt. § 2. Het Instituut bepaalt bij besluit de informatie die aangeleverd moet worden, het formaat, het voldoende lokaal gedetailleerd niveau van detail, de voldoende informatie over de kwaliteit van de diensten en de parameters daarvan, alsook de periodiciteit van de in het kader van paragraaf 1 bedoelde geografische onderzoeken.

Het Instituut houdt hierbij rekening met de evolutie van de gebruikte technologieën en overige ontwikkelingen. § 3. Aan de hand van de data bedoeld in paragraaf 1, 1°, publiceert het Instituut op zijn website mobiele en vaste dekkingskaarten die op individuele basis voor elke netwerkoperator diens huidige dekking op het gehele Belgische grondgebied op fijnmazige wijze weergeeft voor diverse technologieën en bitsnelheden. Het Instituut kan het niveau van specificatie van de publicaties aanpassen naargelang een operator zich richt tot consumenten of tot een zakelijke clientèle.

Desgevallend kan het Instituut de dekkingskaarten aanvullen met informatie aangaande de kwaliteit van de dienst.". § 4. Het Instituut bepaalt, met betrekking tot de krachtens deze wet specifiek aan zijn toegekende taken, in hoeverre het passend is te vertrouwen op alle of een deel van de in het kader van een dergelijke prognose verzamelde informatie.

Art. 90 In hoofdstuk X, ingevoegd bij artikel 88, wordt een artikel 49/2 ingevoegd, luidende: "

Art. 49/2.§ 1. Het Instituut kan een territoriaal duidelijk afgebakend gebied aanwijzen waarvoor op basis van de op grond van artikel 49/1, § 1, verzamelde informatie en eventueel opgestelde prognose is vastgesteld dat voor de duur van de betrokken prognoseperiode geen onderneming of overheid een netwerk met zeer hoge capaciteit heeft uitgerold en dat ook niet van plan is, of van plan is haar netwerk aanzienlijk te moderniseren of uit te breiden tot een downloadsnelheid van ten minste 100 Mbps. Het Instituut maakt de aangewezen gebieden bekend. § 2. In een aangewezen gebied kan het Instituut ondernemingen en overheden verzoeken te verklaren dat zij voornemens zijn netwerken met zeer hoge capaciteit uit te rollen voor de duur van de betrokken prognoseperiode.

Indien dit verzoek uitmondt in een verklaring door een onderneming of overheid dat zij inderdaad dit voornemen heeft, kan het Instituut andere ondernemingen en overheden vragen om te verklaren of zij eventueel voornemens zijn om in dit gebied netwerken met zeer hoge capaciteit uit te rollen, of er hun netwerk aanzienlijk te moderniseren of uit te breiden tot een downloadsnelheid van ten minste 100 Mbps.

Het Instituut specificeert de informatie die in dergelijke verklaringen moet worden opgenomen, om ten minste een soortgelijke mate van detail te garanderen als die waarmee rekening is gehouden in een eventuele prognose op grond van artikel 49/1, § 1. Het deelt ook elke onderneming of overheid die blijk geeft van belangstelling, mee of het aangewezen gebied wordt gedekt of waarschijnlijk zal worden gedekt door een netwerk van de volgende generatie dat downloadsnelheden biedt van minder dan 100 Mbps, op basis van de informatie die op grond van artikel 49/1, § 1, is verzameld. § 3. Maatregelen op grond van paragraaf 2 worden genomen volgens een efficiënte, objectieve, transparante en niet-discriminerende procedure, waarbij geen enkele onderneming a priori wordt uitgesloten.".

Art. 91 In artikel 50 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "over een toegangsovereenkomst door de ene operator aan de andere worden meegedeeld" vervangen door de woorden "over een toegangs- of interconnectieovereenkomst door een onderneming meegedeeld worden aan een andere"; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende: "Deze ondernemingen geven de verkregen informatie niet door aan enige andere partij, in het bijzonder andere afdelingen, dochterondernemingen of partners, die door die informatie concurrentievoordeel zouden kunnen behalen.".

Art. 92 In artikel 51 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de woorden "de artikel en 6 tot 8" vervangen door de woorden "in artikel 6". b) de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende: "Het Instituut biedt richtsnoeren aan en stelt de procedures inzake het verkrijgen van toegang en interconnectie voor het publiek beschikbaar teneinde te waarborgen dat kleine en middelgrote ondernemingen en operatoren met een beperkt geografisch bereik kunnen profiteren van de opgelegde verplichtingen."; 2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid, eerste zin, worden de woorden " § 3" vervangen door de woorden " § 4";b) in het tweede lid worden de woorden "artikel 115" vervangen door de woorden "artikel 105/1";3° in paragraaf 4, in de bepalingen onder 1° en 3°, worden de woorden "de Europese Gemeenschap" vervangen door de woorden "de Europese Unie". Art. 93 In titel III, hoofdstuk I, van dezelfde wet, wordt een artikel 51/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 51/1.Wanneer eind-tot-eindverbindingen tussen eindgebruikers in gevaar komen door een gebrek aan interoperabiliteit tussen interpersoonlijke communicatiediensten, en voor zover noodzakelijk om eind-tot-eindverbindingen tussen eindgebruikers te waarborgen, kan het Instituut verplichtingen opleggen aan relevante operatoren van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten met een aanzienlijke mate van dekking en benutting door gebruikers, om hun diensten interoperabel te maken.

Deze verplichtingen worden alleen opgelegd: 1° voor zover noodzakelijk om de interoperabiliteit van interpersoonlijke communicatiediensten te waarborgen, en kunnen ten aanzien van de aanbieders van die diensten proportionele verplichtingen omvatten tot publicatie en toelating van het gebruik, de wijziging en de doorgifte van relevante informatie door de instanties en andere aanbieders, of tot gebruik of implementatie van de door de Europese Commissie opgestelde normen of specificaties, of van andere relevante Europese of internationale normen; 2° wanneer de Europese Commissie heeft geconstateerd dat er een noemenswaardig gevaar bestaat voor eind-tot-eindverbindingen tussen eindgebruikers in de gehele Europese Unie of in ten minste drie lidstaten, en zij uitvoeringsmaatregelen heeft vastgesteld waarin de aard en het toepassingsgebied van eventueel op te leggen verplichtingen worden gespecificeerd.".

Art. 94 In artikel 52 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt het eerste lid vervangen als volgt: "Elke openbare elektronische-communicatieoperator is verplicht met elke onderneming die daarom verzoekt, te goeder trouw te onderhandelen over een interconnectieovereenkomst met het doel elektronische-communicatiediensten aan te bieden die voor het publiek beschikbaar zijn. De voorwaarden van het aanbod van overeenkomst moeten verenigbaar zijn met de verplichtingen die door het Instituut worden opgelegd krachtens de artikelen 58 tot 65/5.".

Art. 95 In het opschrift van hoofdstuk II van titel III van dezelfde wet worden de woorden "met een sterke machtspositie" vervangen door de woorden "met aanmerkelijke marktmacht".

Art. 96 Artikel 54 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 54.§ 1. Zoveel mogelijk rekening houdende met de aanbeveling van de Europese Commissie inzake relevante markten voor producten en diensten, hierna "de Aanbeveling" genoemd, en met de richtsnoeren van de Europese Commissie voor marktanalyse en de beoordeling van aanmerkelijke marktmacht, hierna de "AMM-richtsnoeren" genoemd, definieert het Instituut de relevante markten in België, in het bijzonder de geografische markten, door onder meer rekening te houden met de mate aan mededinging met betrekking tot infrastructuur in die gebieden, overeenkomstig de beginselen van het mededingingsrecht. § 2. Wanneer er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat het voldoet aan de drie criteria vermeld in artikel 55, § 1, eerste lid, kan het Instituut overwegen een relevante markt te definiëren die verschilt van de markten die in de Aanbeveling zijn gedefinieerd. Het moet dan zijn ontwerp voorleggen voor openbare raadpleging, volgens de nadere regels van artikel 140 en daarvan kennisgeven aan de Europese Commissie overeenkomstig artikel 141.

Het Instituut houdt in voorkomend geval rekening met de resultaten van het overeenkomstig artikel 49/1 uitgevoerde geografische onderzoek.".

Art. 97 Artikel 55 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 april 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten6, wordt vervangen als volgt: "

Art. 55.§ 1. Het Instituut onderzoekt of de relevante markt, gedefinieerd overeenkomstig artikel 54, beantwoordt aan alle volgende voorwaarden: 1° er zijn hoge en niet-tijdelijke toegangsbelemmeringen van structurele, wettelijke of regelgevende aard aanwezig;2° er is een marktstructuur die niet neigt naar daadwerkelijke mededinging binnen de relevante periode, rekening houdend met de toestand van de op infrastructuur gebaseerde mededinging en andere factoren die een invloed kunnen hebben op de concurrentie, onafhankelijk van de toegangsbelemmeringen;3° het mededingingsrecht alleen is niet voldoende om het vastgestelde marktfalen op adequate wijze aan te pakken. De relevante markten die in de Aanbeveling zijn vermeld, worden geacht te voldoen aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden, tenzij het Instituut vaststelt dat niet is voldaan aan een van die voorwaarden voor de betreffende geografische markt. § 2. Bij het in paragraaf 1 bedoelde onderzoek beoordeelt het Instituut ontwikkelingen vanuit een toekomstgericht perspectief indien er geen vooraf bestaande regelgeving is, rekening houdend met elk van de volgende elementen: 1° marktontwikkelingen die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de relevante markt naar daadwerkelijke mededinging neigt;2° elke vorm van concurrentiedruk, op wholesale- en op retailniveau, ongeacht de vraag of de bronnen van die druk worden beschouwd als elektronische-communicatienetwerken, elektronische-communicatiediensten of andere types diensten of toepassingen die vanuit het oogpunt van de eindgebruiker vergelijkbaar zijn, en ongeacht de vraag of die druk deel uitmaakt van de relevante markt;3° andere soorten opgelegde regelgeving of maatregelen waardoor de relevante markt dan wel verwante retailmarkt of -markten gedurende de desbetreffende periode wordt of worden beïnvloed;4° regelgeving die op andere relevante markten krachtens artikel 54 is opgelegd. § 3. Wanneer het Instituut na afloop van het in paragraaf 1 bedoelde onderzoek van oordeel is dat de daarin bedoelde voorwaarden zijn vervuld, identificeert het de onderneming of ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op de relevante markt.

Een onderneming wordt geacht aanmerkelijke marktmacht te hebben wanneer zij, alleen of samen met andere, een aan machtspositie gelijkwaardige positie, namelijk een economische kracht bezit die haar in staat stelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrenten, klanten en consumenten te gedragen.

Wanneer het Instituut beoordeelt of twee of meer ondernemingen gezamenlijk een machtspositie op de markt innemen, dient het meer in het bijzonder het Europees Unierecht in acht te nemen en zich zeer zorgvuldig te houden aan de AMM-richtsnoeren.

Ingeval een onderneming aanmerkelijke marktmacht op een specifieke markt bezit, kan zij ook worden aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht op een nauw verwante markt als de koppelingen tussen beide markten van dien aard zijn dat de markt-macht op de specifieke markt op de nauw verwante markt zo kan worden gebruikt dat de marktmacht van de onderneming wordt vergroot. Bijgevolg kunnen op grond van de artikelen 58 tot 60 en 62 correctiemaatregelen worden toegepast om een dergelijk gebruik op de nauw verwante markt te voorkomen. § 4. Het Instituut legt ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op een relevante markt één of meer van de in de artikelen 58 tot 65/5 genoemde verplichtingen op.

De overeenkomstig het eerste lid opgelegde verplichtingen: 1° worden gebaseerd op de aard van het geconstateerde probleem, in voorkomend geval rekening houdend met de vaststelling van transnationale vraag op grond van artikel 56;2° zijn proportioneel, indien mogelijk rekening houdend met de kosten en baten;3° zijn gerechtvaardigd in het licht van de doelstellingen vervat in artikel 6;en 4° worden voorgelegd voor de openbare raadpleging waarvan sprake in artikel 140 en meegedeeld overeenkomstig artikel 141. Het Instituut legt de in het eerste lid vermelde verplichtingen alleen op aan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht, onverminderd: 1° de noodzaak aan internationale afspraken te voldoen;2° de maatregelen genomen door het Instituut om een passende toegang en interconnectie, alsook de interoperabiliteit van de diensten te waarborgen, overeenkomstig de artikelen 51 en 51/1;3° de bepalingen inzake persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie waarbij verplichtingen worden opgelegd aan andere ondernemingen dan diegene die aangewezen zijn als ondernemingen met een aanmerkelijke marktmacht;4° de verplichtingen inzake collocatie en gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten;5° de verplichtingen inzake gescheiden boekhouding voor operatoren die beschikken over uitsluitende of bijzondere rechten in andere sectoren dan die van de elektronische communicatie, overeenkomstig de artikelen 66 en 67;6° de verplichtingen inzake toegang tot nummers of die voortvloeien uit artikel 51, § 5;7° de verplichtingen met betrekking tot de overstap naar een andere aanbieder van internettoegangsdiensten of overdraagbaarheid van de nummers van het nationale nummerplan, overeenkomstig de artikelen 11, §§ 6 en 7, en 111/2;8° elke verbintenis aangegaan door de onderneming die de gebruiksrechten heeft verkregen in het kader van een proces inzake machtiging of verlenging van een machtiging voorafgaand aan het verlenen van de machtiging of, indien van toepassing, voorafgaand aan de uitnodiging tot het aanvragen van gebruiksrechten. Met betrekking tot de noodzaak aan internationale afspraken te voldoen zoals bedoeld in het derde lid, 1°, geeft het Instituut de Europese Commissie kennis van besluiten om voor ondernemingen geldende verplichtingen op te leggen, te wijzigen of op te heffen, volgens de procedure van artikel 141. § 5. In uitzonderlijke omstandigheden kan het Instituut, met de toestemming van de Europese Commissie aan ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht andere verplichtingen met betrekking tot toegang of interconnectie opleggen dan die vermeld in de artikelen 58 tot 62 en de artikelen 63 en 65/4. § 6. Het Instituut mag de in artikel 64, § 2, tweede en derde lid, bedoelde verplichtingen maar aan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op een retailmarkt opleggen overeenkomstig paragraaf 3, eerste lid, wanneer het: 1° vaststelt overeenkomstig paragraaf 1 dat er op deze markt niet genoeg mededinging is;en 2° concludeert dat de krachtens de artikelen 58 tot 62 opgelegde verplichtingen niet zouden leiden tot de verwezenlijking van de in artikel 6 beschreven doelstellingen. § 7. Wanneer het Instituut na afloop van het in paragraaf 1 beoogde onderzoek van oordeel is dat de daarin bedoelde voorwaarden niet zijn vervuld, legt het geen enkele van de in de artikelen 58 tot 62, 63 tot 63/1 en 65/1 tot 65/5 genoemde verplichtingen op en handhaaft het die evenmin.

Het Instituut staat een passende opzeggingstermijn toe aan de partijen waarop een dergelijke intrekking van verplichtingen van invloed is.

Het stelt de duur en de nadere regels daarvan vast. Deze duur wordt bepaald door een evenwicht tot stand te brengen tussen de noodzaak om te zorgen voor een duurzame overgang voor de begunstigden van die verplichtingen en de eindgebruikers, de keuze voor de eindgebruikers en de noodzaak te waarborgen dat de regelgeving niet langer van kracht blijft dan noodzakelijk is. Bij het bepalen van een dergelijke opzeggingstermijn kan het Instituut in verband met de bestaande overeenkomsten inzake toegang specifieke voorwaarden en opzeggingstermijnen vaststellen. § 8. Het Instituut neemt de in de paragrafen 4 tot 7 bedoelde besluiten: 1° binnen vijf jaar na de aanneming van een vorig besluit;2° binnen drie jaar na goedkeuring van een aanbeveling, voor de markten waarvoor nog niet eerder kennisgeving is gedaan bij de Europese Commissie, overeenkomstig artikel 141, § 1. Uiterlijk vier maanden voordat de in het eerste lid, 1°, bedoelde periode verstrijkt, kan het Instituut bij de Europese Commissie een gemotiveerd voorstel indienen om die periode met maximaal één jaar te verlengen.

De termijnen bedoeld in het eerste lid worden met zes maanden verlengd, indien het Instituut de bijstand van Berec vraagt bij de voltooiing van de analyse van de markt en de verplichtingen die moeten worden opgelegd.

De marktanalyse en de overeenkomstig de paragrafen 4 tot 7 opgelegde verplichtingen blijven van kracht tot de inwerkingtreding van de volgende marktanalyse. § 9. Het Instituut is enkel verplicht de Belgische Mededingingsautoriteit voor advies te raadplegen over de in dit hoofdstuk bedoelde ontwerpbesluiten wanneer deze betrekking hebben op: 1° de bepaling van de relevante markt, overeenkomstig artikel 54, zowel vanuit geografisch oogpunt als dat van het product;2° de beoordeling van de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid;3° de identificatie van de ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op de relevante markt, overeenkomstig paragraaf 3, eerste lid. Het Instituut kan de Belgische Mededingingsautoriteit voor advies raadplegen voor andere onderwerpen met betrekking tot het mededingingsrecht.

De Belgische Mededingingsautoriteit moet het in het eerste en tweede lid bedoelde advies verstrekken binnen een termijn van 30 dagen. § 10. Het Instituut houdt rekening met het effect van nieuwe marktontwikkelingen, bijvoorbeeld in verband met commerciële overeenkomsten, met inbegrip van overeenkomsten inzake mede-investeringen, waardoor de concurrentiedynamiek wordt beïnvloed.

Indien die ontwikkelingen niet belangrijk genoeg zijn om een nieuwe marktanalyse overeenkomstig het eerste lid noodzakelijk te maken, beoordeelt het Instituut onverwijld of het nodig is de verplichtingen die zijn opgelegd aan ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht, te evalueren en eerdere besluiten te wijzigen, onder meer door verplichtingen in te trekken of nieuwe op te leggen, teneinde te waarborgen dat dergelijke verplichtingen aan de voorwaarden in paragraaf 4, tweede lid, blijven voldoen. Dergelijke verplichtingen worden alleen opgelegd na de raadplegingen gedaan overeenkomstig de artikelen 140 en 141.".

Art. 98 Artikel 56 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 18 mei 2009 en 10 juli 2012, wordt vervangen als volgt: "

Art. 56.In het geval van door de Europese Commissie omschreven transnationale markten dragen het Instituut en de betrokken nationale regelgevende instanties samen zorg voor de uitvoering van de marktanalyse, waarbij de AMM-richtsnoeren maximaal in acht worden genomen, delen zij gezamenlijk hun ontwerpmaatregelen aan de Europese Commissie mee en spreken zij zich op gecoördineerde wijze uit over het opleggen, handhaven, wijzigen of opheffen van wettelijke verplichtingen als bedoeld in artikel 55, § 4, eerste lid.

Het Instituut en één of meer nationale regelgevende instanties kunnen eveneens gezamenlijk kennisgeven van hun ontwerpmaatregelen betreffende de marktanalyse en van eventuele wettelijke verplichtingen bij gebreke van transnationale markten, indien zij van mening zijn dat de marktvoorwaarden in hun respectieve rechtsgebieden voldoende homogeen zijn.

Het Instituut houdt zoveel mogelijk rekening met de door Berec aangenomen richtsnoeren.".

Art. 99 In titel III van dezelfde wet wordt het opschrift van hoofdstuk III vervangen als volgt: "Hoofdstuk III. Bepalingen van toepassing op ondernemingen aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op een relevante markt".

Art. 100 In artikel 57 van dezelfde wet worden de woorden " § 3" vervangen door de woorden " § 4".

Art. 101 In artikel 58 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 18 mei 2009 en 10 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "artikel 55, §§ 3 en 4/1" vervangen door de woorden "artikel 55, § 4, eerste lid";2° het tweede lid wordt vervangen als volgt: "Verplichtingen inzake non-discriminatie moeten er in het bijzonder voor zorgen dat de onderneming ten aanzien van andere aanbieders van gelijkwaardige diensten onder gelijkwaardige omstandigheden gelijkwaardige voorwaarden toepast, en aan anderen diensten en informatie aanbiedt onder dezelfde voorwaarden en van dezelfde kwaliteit als die welke zij voor haar eigen diensten of diensten van haar dochterondernemingen of partners biedt.Het Instituut kan aan die onderneming verplichtingen opleggen inzake de levering van toegangsproducten en -diensten aan alle ondernemingen, inclusief aan zichzelf, binnen dezelfde tijdspanne, en tegen dezelfde voorwaarden, met inbegrip van de prijs en diensten en door middel van dezelfde systemen en processen, teneinde gelijkwaardigheid op het gebied van toegang te waarborgen.".

Art. 102 Artikel 59 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten7, wordt vervangen als volgt: "

Art. 59.§ 1. Het Instituut kan overeenkomstig artikel 55, § 4, eerste lid, verplichtingen inzake transparantie met betrekking tot interconnectie of toegang opleggen op grond waarvan ondernemingen nader genoemde informatie openbaar moeten maken, zoals boekhoudkundige informatie, tarieven, technische specificaties, netwerkkenmerken en verwachte ontwikkelingen daarvan, alsook eisen en voorwaarden voor levering en gebruik, met inbegrip van voorwaarden tot wijziging van de toegang tot of het gebruik van diensten en toepassingen, met name wat betreft migratie van legacy-infrastructuur, indien dergelijke voorwaarden door de lidstaten zijn toegestaan in overeenstemming met het Europese Unierecht. § 2. In het bijzonder wanneer voor een onderneming verplichtingen inzake non-discriminatie gelden, kan het Instituut van die onderneming eisen dat zij een referentieaanbod publiceert dat voldoende gespecificeerd is om te garanderen dat de ondernemingen niet behoeven te betalen voor faciliteiten die voor de gewenste dienst niet nodig zijn. Dat referentieaanbod bevat een beschrijving van de betrokken offertes, uitgesplitst in diverse elementen naargelang van de marktbehoeften, en van de daaraan verbonden eisen en voorwaarden, met inbegrip van de tarieven.

Elk nieuw referentieaanbod wordt, voordat het gepubliceerd wordt, door het Instituut goedgekeurd.

Het Instituut kan onder meer eisen dat een referentieaanbod wordt gewijzigd om uitvoering te geven aan de uit hoofde van deze wet opgelegde verplichtingen. § 3. Het Instituut kan preciseren welke informatie beschikbaar moet worden gesteld, hoe gedetailleerd zij moet zijn en op welke wijze zij moet worden gepubliceerd. § 4. Niettegenstaande paragraaf 3, ingeval een onderneming uit hoofde van de artikelen 60/1 en 61 verplichtingen heeft aangaande wholesaletoegang tot netwerkinfrastructuur, zorgt het Instituut ervoor dat een referentieaanbod wordt gepubliceerd, zoveel mogelijk rekening houdend met de richtsnoeren van Berec wat betreft de minimumcriteria voor een referentieaanbod, zorgt het ervoor dat, in voorkomend geval, kernprestatie-indicatoren worden vastgesteld, alsmede de bijbehorende dienstverleningsniveaus en ziet het toe op de naleving ervan.

Daarnaast legt het Instituut zo nodig bij voorbaat de daarmee verbonden boetebedragen vast. § 5. Wanneer de auteur van een referentieaanbod dit wenst te wijzigen, notificeert hij het Instituut de gewenste wijziging ten minste 90 dagen voor de voorziene datum van de inwerkingtreding.

Binnen die termijn kan het Instituut aan de auteur van de voorgestelde wijziging van het referentieaanbod notificeren dat het een beslissing aangaande de voorgestelde wijziging zal nemen. Deze notificatie schort de inwerkingtreding van de voorgestelde wijziging op.

Het Instituut kan aanpassingen die het nodig acht opleggen aan de gewenste wijziging, of ze weigeren.

Het Instituut bepaalt de modaliteiten voor de inwerkingtreding van de wijziging in zijn beslissing. § 6. Het referentieaanbod is gratis in elektronische vorm beschikbaar op een vrij toegankelijke website. Het Instituut bepaalt de nadere regels van deze publicatie en van de aan de begunstigden van het referentieaanbod te leveren inlichtingen.

De publicatie van een referentieaanbod vormt geen belemmering voor redelijke verzoeken om toegang waarin dat aanbod niet voorziet.".

Art. 103 In artikel 60 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 18 mei 2009 en 31 mei 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de woorden ", overeenkomstig artikel 55, §§ 3 en 4/1, het voeren van gescheiden boekhoudingen voorschrijven met betrekking tot alle activiteiten die met toegang verband houden en waarvoor de operator over een sterke machtspositie beschikt" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 55, § 4, eerste lid, het voeren van gescheiden boekhoudingen voorschrijven met betrekking tot bepaalde met interconnectie of toegang verband houdende activiteiten";b) in het tweede lid worden de woorden "bedoelde operator" vervangen door de woorden "bedoelde onderneming";c) in de Franse tekst van het derde lid worden de woorden "un opérateur intégré" vervangen door de woorden "une entreprise intégrée";d) in het vierde lid worden de woorden "de operator" telkens vervangen door de woorden "de onderneming";2° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "de operator aan wie" vervangen door de woorden "de onderneming waaraan". Art. 104 In titel III, hoofdstuk III, van dezelfde wet, wordt een artikel 60/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 60/1.§ 1. Het Instituut kan overeenkomstig artikel 55, § 4, eerste lid, aan ondernemingen verplichtingen opleggen om in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van civieltechnische voorzieningen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, gebouwen of toegangen tot gebouwen, kabels in gebouwen inclusief bedrading, antennes, torens en andere ondersteuningsgebouwen, palen, masten, kabelgaten, leidingen, inspectieputten, mangaten en straatkasten, wanneer het Instituut op basis van de marktanalyse concludeert dat het weigeren van toegang of verlening van toegang onder onredelijke voorwaarden met eenzelfde effect de ontwikkeling van een door duurzame concurrentie gekenmerkte markt zou belemmeren en niet in het belang van de eindgebruiker zou zijn. § 2. Het Instituut mag aan een onderneming verplichtingen opleggen om toegang te verlenen overeenkomstig dit artikel, ongeacht of de activa die door de verplichtingen worden beïnvloed deel uitmaken van de betrokken markt in overeenstemming met de marktanalyse, mits de verplichting noodzakelijk en evenredig is met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 6.".

Art. 105 Artikel 61 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 18 mei 2009 en 10 juli 2012, wordt vervangen als volgt: "

Art. 61.§ 1. Het Instituut kan ondernemingen overeenkomstig artikel 55, § 4, eerste lid, de verplichting opleggen in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van specifieke netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten.

Het Instituut kan van ondernemingen onder meer verlangen dat zij: 1° derden toegang verlenen tot, en hun het gebruik toestaan van specifieke fysieke netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten, in voorkomend geval met inbegrip van ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk en subnetwerk;2° derden toegang verlenen tot specifieke actieve of virtuele netwerkelementen en -diensten;3° te goeder trouw onderhandelen met ondernemingen die verzoeken om toegang;4° reeds verleende toegang tot faciliteiten niet intrekken;5° op wholesalebasis specifieke diensten aanbieden voor doorverkoop door derden;6° open toegang verlenen tot technische interfaces, protocollen of andere kerntechnologieën die onmisbaar zijn voor de interoperabiliteit van diensten of virtuele netwerkdiensten;7° colocatie of andere vormen van gedeeld gebruik van bijbehorende faciliteiten aanbieden;8° specifieke diensten aanbieden die nodig zijn voor de interoperabiliteit van de aan gebruikers geleverde eind-tot-eind-diensten, of roaming binnen mobiele netwerken;9° toegang verlenen tot operationele ondersteuningssystemen of vergelijkbare softwaresystemen die nodig zijn om billijke concurrentie bij het aanbieden van diensten te waarborgen;10° zorgen voor interconnectie van netwerken of netwerkfaciliteiten;11° toegang verschaffen aan verwante diensten zoals identiteit-, locatie- en presentie-informatiediensten. Het Instituut kan die verplichtingen aan voorwaarden aangaande billijkheid, redelijkheid en opportuniteit onderwerpen. § 2. Indien het Instituut overweegt of het passend is één of meer van de in paragraaf 1 genoemde, eventueel specifieke, verplichtingen op te leggen, en in het bijzonder indien het onderzoekt, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, of en hoe dergelijke verplichtingen moeten worden opgelegd, analyseert het of andere vormen van toegang tot wholesale-inputs op dezelfde of een verwante wholesalemarkt afdoende zouden zijn om het geconstateerde probleem in het belang van de eindgebruikers aan te pakken. Die beoordeling omvat commerciële aanbiedingen inzake toegang, gereguleerde toegang op grond van artikel 28 of 51 of bestaande dan wel geplande gereguleerde toegang tot andere wholesale-inputs op grond van dit artikel. Het Instituut betrekt met name de volgende factoren in zijn overwegingen: 1° de technische en economische levensvatbaarheid van het gebruik of de installatie van concurrerende faciliteiten, in het licht van het tempo van de marktontwikkeling, rekening houdend met de aard van en het soort interconnectie of toegang, inclusief de levensvatbaarheid van andere toeleveringsproducten zoals toegang tot kabelgoten;2° de verwachte technologische ontwikkeling die van invloed is op het ontwerp en beheer van netwerken;3° de noodzaak om technologieneutraliteit te waarborgen teneinde de partijen in staat te stellen hun eigen netwerken te ontwerpen en te beheren;4° de haalbaarheid van de aangeboden toegangverlening, rekening houdend met de beschikbare capaciteit;5° de door de eigenaar van de faciliteit verrichte initiële investering, rekening houdend met de eventuele verrichte overheidsinvesteringen en de aan de investering verbonden risico's, in het bijzonder rekening houdend met investeringen in en risiconiveaus betreffende netwerken met zeer hoge capaciteit;6° de noodzaak om op de lange termijn de concurrentie in stand te houden, met speciale aandacht voor economisch doeltreffende concurrentie op basis van de infrastructuur en innovatieve bedrijfsmodellen die bevorderlijk zijn voor duurzame concurrentie, zoals de modellen op basis van mede-investeringen in netwerken;7° in voorkomend geval, ter zake geldende intellectuele-eigendomsrechten;8° het verlenen van pan-Europese diensten. Indien het Instituut overeenkomstig artikel 55 de oplegging van verplichtingen op grond van artikel 60/1 of van dit artikel in overweging neemt, onderzoekt het of de loutere oplegging van verplichtingen overeenkomstig artikel 60/1 een evenredig middel is om de concurrentie en de belangen van de eindgebruiker te bevorderen. § 3. Als het Instituut aan een onderneming in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel de verplichting oplegt toegang te verlenen, kan het technische of operationele voorwaarden opleggen aan de aanbieder of de gebruikers van die toegang, wanneer dat nodig is om de normale werking van het netwerk te garanderen. Verplichtingen om specifieke technische normen of specificaties te volgen, zijn in overeenstemming met de normen en specificaties die vastgesteld zijn door de Europese Commissie.".

Art. 106 Artikel 62 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 18 mei 2009 en 10 juli 2012, wordt vervangen als volgt: "

Art. 62.§ 1. Het Instituut kan overeenkomstig artikel 55, § 4, eerste lid, verplichtingen inzake het terugverdienen van kosten en prijscontrole opleggen, inclusief verplichtingen inzake kostenoriëntering van prijzen en kostentoerekeningssystemen, voor het verlenen van specifieke interconnectie- of toegangtypes, wanneer uit een marktanalyse blijkt dat de betrokken onderneming de prijzen door het ontbreken van werkelijke concurrentie op een buitensporig hoog peil kan handhaven of de marges kan uithollen, ten nadele van de eindgebruikers.

Wanneer het bepaalt of verplichtingen inzake prijscontrole passend zouden zijn, houdt het Instituut rekening met de noodzaak om de mededinging te bevorderen en met de belangen van de eindgebruikers op de lange termijn op het gebied van de implementatie en toepassing van nieuwe-generatienetwerken, en met name van netwerken met zeer hoge capaciteit. In het bijzonder om investeringen door de onderneming, ook in nieuwe-generatienetwerken, aan te moedigen, houdt het Instituut rekening met de door de onderneming gedane investeringen. Indien het Instituut van mening is dat verplichtingen inzake prijscontrole passend zijn, laat het toe dat de onderneming een redelijke opbrengst krijgt uit haar kapitaalinbreng, waarbij het de specifieke risico's van een bepaald nieuw netwerkproject waarin wordt geïnvesteerd in aanmerking neemt.

Het Instituut neemt in overweging om geen verplichtingen op grond van dit artikel op te leggen of in stand te houden wanneer het vaststelt dat er sprake is van een aantoonbare retailprijsbeperking en dat een overeenkomstig de artikelen 58 tot 61 opgelegde verplichting, inclusief met name een overeenkomstig artikel 58 opgelegde economische-repliceerbaarheidstoets, voor effectieve en niet-discriminerende toegang zorgt.

Indien het Instituut het passend acht verplichtingen inzake prijscontrole op te leggen betreffende toegang tot bestaande netwerkelementen, houdt het ook rekening met de voordelen van voorspelbare en stabiele wholesaleprijzen ten aanzien van het waarborgen van efficiënte markttoegang en afdoende stimulansen die erop gericht zijn dat alle ondernemingen nieuwe en verbeterde netwerken uitrollen. § 2. Het Instituut ziet erop toe dat regelingen voor het terugverdienen van kosten en tariferingsmethoden die worden opgelegd, erop gericht zijn de uitrol van nieuwe en verbeterde netwerken alsmede de efficiëntie en duurzame concurrentie te bevorderen en de eindgebruiker maximaal en op duurzame wijze voordeel te bieden. In dat verband kan het Instituut ook rekening houden met beschikbare prijzen van vergelijkbare concurrerende markten. § 3. Indien voor een onderneming een verplichting inzake kostenoriëntering van haar tarieven geldt, is het aan haar om aan te tonen dat de tarieven worden bepaald op basis van de kosten, verhoogd met een redelijk investeringsrendement. Voor de berekening van de kosten verbonden aan efficiënte dienstverlening, kan het Instituut boekhoudkundige kostenberekeningsmethoden gebruiken die los staan van de door de onderneming gebruikte methoden. Het Instituut kan van een onderneming verlangen dat zij volledige verantwoording aflegt over haar tarieven en indien nodig dat deze worden aangepast. § 4. Het Instituut zorgt ervoor dat, wanneer de invoering van een kostentoerekeningssysteem verplicht wordt gesteld met het oog op prijscontrole, een beschrijving van dit systeem voor het publiek beschikbaar wordt gesteld waarin ten minste de hoofdcategorieën waarin ten minste de kosten worden ingedeeld en de voor de toerekening van de kosten toegepaste regels worden vermeld. De inachtneming van het kostentoerekeningssysteem wordt op kosten van de onderneming geverifieerd door een erkend revisor, die elk jaar een verklaring van overeenstemming opstelt, welke door het Instituut wordt gepubliceerd.".

Art. 107 In titel III, hoofdstuk III, van dezelfde wet, wordt een artikel 62/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 62/1.§ 1. Het Instituut houdt nauwlettend toezicht op en zorgt voor de naleving van de toepassing van de Europese Unie brede tarieven voor gespreksafgifte door aanbieders van gespreksafgiftediensten. Het kan te allen tijde verlangen dat een aanbieder van diensten voor gespreksafgifte het tarief wijzigt dat hij aan andere ondernemingen aanrekent indien hij het tarief dat vastgesteld is door de Europese Commissie niet naleeft. § 2. Indien de Europese Commissie besluit geen maximumtarief op te leggen voor mobiele of vaste gespreksafgifte, of voor geen van beide, kan het Instituut overeenkomstig artikel 55 analyses van markten voor gespreksafgifte uitvoeren om te beoordelen of het opleggen van regelgevende verplichtingen noodzakelijk is. Indien het Instituut op grond van een dergelijke analyse kostengeoriënteerde afgiftetarieven op een relevante markt oplegt, volgt het de beginselen, criteria en parameters van paragraaf 3, en legt het zijn ontwerpmaatregel ten uitvoer met inachtneming van de in de artikelen 140, 141, 143 et 143/1 bedoelde procedures. § 3. Om het wholesaletarief voor gespreksafgifte te bepalen overeenkomstig paragraaf 2, past het Instituut de volgende principes, criteria en parameters toe: 1° de tarieven moeten gebaseerd zijn op het terugverdienen van de kosten die door een efficiënte operator gemaakt zijn;de bepaling van wat efficiënte kosten zijn, wordt gebaseerd op de huidige kosten; de methode voor de berekening van efficiënte kosten wordt gebaseerd op een bottom-up model waarbij gebruik wordt gemaakt van aan het verkeer gerelateerde incrementele lange-termijnkosten voor de verstrekking van de gespreksafgiftedienst op wholesaleniveau aan derden; 2° de relevante incrementele kosten van de gespreksafgiftediensten op wholesaleniveau worden vastgesteld op basis van het verschil tussen de totale lange-termijnkosten van een operator die het volledige gamma van diensten verleent, en de totale lange-termijnkosten van een operator die geen gespreksafgiftediensten op wholesaleniveau aan derden verschaft;3° van de kosten die met het verkeer samenhangen, worden alleen kosten die vermeden zouden worden wanneer geen gespreksafgiftediensten op wholesaleniveau zouden worden geleverd, toegerekend aan het relevante afgifte-increment;4° kosten die samenhangen met aanvullende netwerkcapaciteit, worden alleen aangerekend voor zover deze ontstaan door de noodzaak om de capaciteit te verhogen met het oog op extra verkeer betreffende gespreksafgifte op wholesaleniveau;5° vergoedingen voor radiospectrum worden uitgesloten van het mobiele gespreksafgifte-increment;6° alleen de commerciële wholesalekosten die rechtstreeks verband houden met het aanbieden van de gespreksafgiftedienst op wholesaleniveau aan derden, worden aangerekend;7° alle operatoren van vaste netwerken worden geacht gespreksafgiftediensten aan te bieden tegen dezelfde kosten per eenheid als de efficiënte operator, ongeacht hun omvang;8° voor operatoren van mobiele netwerken wordt de minimale efficiënte schaal vastgesteld op een marktaandeel van ten minste 20 %;9° de relevante benadering voor waardevermindering van activa is economische waardevermindering;en 10° de keuze van de technologie voor de gemodelleerde netwerken is toekomstgericht, gebaseerd op een IP-kernnetwerk, rekening houdend met de verschillende technologieën die waarschijnlijk zullen worden gebruikt gedurende de geldigheidsperiode van het maximale tarief;in het geval van vaste netwerken wordt ervan uitgegaan dat gesprekken uitsluitend pakketgeschakeld zijn.".

Art. 108 Artikel 63 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt hersteld als volgt: "

Art. 63.§ 1. Ondernemingen die overeenkomstig artikel 55, § 3, zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht in een of meerdere relevante markten, kunnen overeenkomstig de in artikel 65/3 beschreven procedure en onder de in het tweede lid genoemde voorwaarden, afspraken aanbieden om de uitrol van een nieuw netwerk met zeer hoge capaciteit dat tot aan de gebouwen van de eindgebruiker of het basisstation uit optische-vezelcomponenten bestaat, open te stellen voor mede-investeringen - bijvoorbeeld door het aanbieden van mede-eigendom of langetermijnrisicodeling aan de hand van medefinanciering of van koopovereenkomsten die specifieke rechten van structurele aard meebrengen - door andere aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of -diensten.

Wanneer het Instituut die afspraken evalueert, gaat het met name na of het aanbod van mede-investeringen voldoet aan elk van de volgende voorwaarden: 1° het aanbod geldt op elk moment van de levensduur van het netwerk voor alle aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of -diensten;2° het aanbod biedt andere mede-investeerders die aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of -diensten zijn, de mogelijkheid om daadwerkelijk en duurzaam te concurreren in downstreammarkten waarop de als onderneming met aanmerkelijke marktmacht aangewezen onderneming actief is, onder voorwaarden die onder meer het volgende omvatten: a) billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden die toegang bieden tot de volledige capaciteit van het netwerk voor zover de mede-investering ervoor geldt;b) flexibiliteit wat betreft de waarde en looptijd van de deelname van elke mede-investeerder;c) de mogelijkheid om die deelname in de toekomst uit te breiden;en d) wederzijdse rechten die door de mede-investeerders worden verleend na de uitrol van infrastructuur die is medegefinancierd;3° de onderneming maakt het aanbod tijdig bekend en, indien de onderneming niet beschikt over de in artikel 65/4, § 1, vermelde kenmerken, ten minste zes maanden voor de uitrol van het nieuwe netwerk;die periode kan op grond van nationale omstandigheden worden verlengd; 4° toegangvragende partijen die niet deelnemen aan de mede-investering, kunnen van de aanvang af profiteren van dezelfde kwaliteit, snelheid en voorwaarden en hetzelfde eindgebruikersbereik als beschikbaar vóór de uitrol, samen met een mechanisme van aanpassing in de tijd dat door het Instituut wordt bevestigd in het licht van de ontwikkelingen op de relevante retailmarkten, en dat de prikkels voor het deelnemen aan de mede-investeringen in stand houdt; dat mechanisme zorgt ervoor dat toegangvragende partijen toegang krijgen tot de elementen met zeer hoge capaciteit van het netwerk, zulks op een tijdstip en op basis van transparante en niet-discriminerende voorwaarden die passen bij de risiconiveaus waaraan de diverse mede-investeerders in verschillende stadia van de uitrol zijn blootgesteld en met inachtneming van de mededingingscontext op de retailmarkten; 5° het aanbod voldoet ten minste aan de in paragraaf 5 vervatte criteria en is te goeder trouw gedaan. § 2. Indien het Instituut, rekening houdend met de resultaten van de overeenkomstig artikel 65/3, § 2, uitgevoerde markttoets, constateert dat de aangeboden mede-investeringsafspraak voldoet aan de voorwaarden van paragraaf 1, maakt het die afspraak bindend op grond van artikel 65/3, § 3, en legt het met betrekking tot de onder de afspraken vallende elementen van het nieuwe netwerk met zeer hoge capaciteit geen extra verplichtingen op grond van artikel 55, § 4, op, op voorwaarde dat ten minste één potentiële mede-investeerder een mede-investeringsovereenkomst met de als onderneming met aanmerkelijke marktmacht aangewezen onderneming heeft gesloten.

Het eerste lid doet geen afbreuk aan de regelgeving betreffende omstandigheden die niet voldoen aan de voorwaarden van paragraaf 1, rekening houdend met de resultaten van eventueel overeenkomstig artikel 65/3, § 2, uitgevoerde markttoetsen, maar die de mededinging beïnvloeden en in aanmerking worden genomen voor de toepassing van de artikelen 54 en 55.

In afwijking van het eerste lid kan het Instituut in naar behoren gerechtvaardigde omstandigheden, overeenkomstig de artikelen 55 en 58 tot 62 oplossingen opleggen, in stand houden of aanpassen met betrekking tot nieuwe netwerken met zeer hoge capaciteit, teneinde significante problemen met de mededinging op specifieke markten aan te pakken indien het Instituut constateert dat die problemen met de mededinging, gelet op de bijzondere eigenschappen van die markten, anders niet zouden worden aangepakt. § 3. Het Instituut monitort voortdurend de naleving van de voorwaarden van paragraaf 1 en kan de onderneming die is aangewezen als een onderneming met aanmerkelijke marktmacht, ertoe verplichten jaarlijkse nalevingsverklaringen in te dienen.

Dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van het Instituut om besluiten te nemen op grond van artikel 4 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector ingeval zich een geschil voordoet tussen ondernemingen in verband met een overeenkomst inzake mede-investeringen uit hoofde waarvan zij worden geacht aan de in paragraaf 1 beschreven voorwaarden te voldoen. § 4. Bij de toepassing van dit artikel houdt het Instituut rekening met de richtsnoeren van Berec ter bevordering van de consistente toepassing door de nationale regelgevende instanties van de voorwaarden van paragraaf 1 en de criteria van paragraaf 5. § 5. Wanneer het Instituut een aanbieding betreffende mede-investeringen op grond van paragraaf 1, beoordeelt, controleert het of ten minste aan de volgende criteria is voldaan. Het Instituut kan overwegen aanvullende criteria te bepalen voor zover deze noodzakelijk zijn om te zorgen voor toegankelijkheid van potentiële investeerders tot de mede-investering, in het licht van specifieke plaatselijke omstandigheden en van de marktstructuur: 1° de aanbieding betreffende mede-investeringen staat op niet-discriminerende basis gedurende de levensduur van het door middel van een aanbieding betreffende mede-investeringen aangelegde netwerk open voor alle ondernemingen.De onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht kan in de aanbieding redelijke voorwaarden betreffende de financiële capaciteit van ondernemingen opnemen, zoals de voorwaarde dat potentiële mede-investeerders moeten aantonen dat zij in staat zijn gefaseerde betalingen te doen op basis waarvan de implementatie wordt gepland, de aanvaarding van een strategisch plan op basis waarvan implementatieplannen voor de middellange termijn worden uitgestippeld, enzovoort. 2° de aanbieding betreffende mede-investeringen is transparant: a) de aanbieding is beschikbaar en gemakkelijk te vinden op de website van de onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht;b) de volledige voorwaarden, inclusief alle bijzonderheden, worden zonder onnodige vertraging ter beschikking gesteld van alle potentiële bieders die belangstelling voor de aanbieding hebben, met inbegrip van de rechtsvorm van de overeenkomst betreffende mede-investering en, indien relevant, de belangrijkste governancevoorschriften van het mede-investeringsvehikel;en c) het proces, waaronder het stappenplan voor de oprichting en ontwikkeling van het mede-investeringsproject, wordt van tevoren vastgesteld, wordt op duidelijke wijze schriftelijk aan alle potentiële mede-investeerders uiteengezet, en alle significante mijlpalen worden op niet-discriminerende wijze aan alle ondernemingen meegedeeld.3° de aanbieding betreffende mede-investeringen omvat voorwaarden voor potentiële investeerders op basis waarvan duurzame mededinging op de lange termijn wordt bevorderd, met name: a) aan alle ondernemingen worden billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden aangeboden voor de deelname aan een overeenkomst betreffende de mede-investering naargelang van het tijdstip waarop zij partij worden, onder meer wat betreft een verplichte financiële bijdrage voor de verwerving van specifieke rechten, wat betreft de bescherming van de mede-investeerders op grond van die rechten, zowel tijdens de aanlegfase als tijdens de exploitatiefase, bijvoorbeeld door het verlenen van onvervreemdbare gebruiksrechten voor de verwachte levensduur van het netwerk waarin mede-investering plaatsvindt, en wat betreft de voorwaarden voor de deelname aan en eventuele opzegging van de overeenkomst betreffende mede-investering.Niet-discriminerende voorwaarden houden in dit verband niet in dat aan alle potentiële mede-investeerders precies dezelfde voorwaarden, met inbegrip van financiële voorwaarden, worden aangeboden, maar dat alle varianten van de aangeboden voorwaarden gerechtvaardigd zijn op basis van dezelfde objectieve, transparante, niet-discriminerende en voorspelbare criteria, zoals het aantal vastgelegde eindgebruikerslijnen; b) de aanbieding voorziet in flexibiliteit wat betreft de waarde en looptijd van de verbintenissen die door elke mede-investeerder worden aangegaan, bijvoorbeeld door middel van een overeengekomen en potentieel toenemend percentage van de totale eindgebruikerslijnen in een bepaald gebied, waartoe de mede-investeerders zich geleidelijk kunnen verbinden en dat wordt vastgesteld op een niveau dat redelijkerwijs een minimumniveau mag worden genoemd en daarna hun deelname geleidelijk te verhogen, terwijl een adequaat niveau van de oorspronkelijke verbintenissen wordt gewaarborgd.Bij de vaststelling van de door elke mede-investeerder te leveren financiële bijdrage wordt rekening gehouden met het feit dat vroege investeerders grotere risico's lopen en eerder kapitaal inbrengen; c) een geleidelijk toenemende premie wordt als gerechtvaardigd beschouwd voor verbintenissen die in een later stadium worden aangegaan en voor nieuwe mede-investeerders die instappen in de mede-investering nadat het project van start is gegaan, zodat rekening wordt gehouden met afnemende risico's en wordt voorkomen dat er prikkels van uitgaan om kapitaal niet in een vroeg stadium in te brengen;d) de overeenkomst betreffende de mede-investering staat toe dat mede-investeerders verkregen rechten overdragen aan andere mede-investeerders of aan derden die bereid zijn partij te worden bij de overeenkomst betreffende de mede-investering, mits de overnemende partij verplicht wordt om alle in het kader van de overeenkomst betreffende de mede-investering aan de overdragende partij opgelegde oorspronkelijke verplichtingen na te leven;e) de mede-investeerders verlenen elkaar onder billijke en redelijke voorwaarden wederzijdse rechten betreffende toegang tot infrastructuur waarop de mede-investering betrekking heeft, met als doel het downstream aanbieden van diensten, onder meer aan eindgebruikers, overeenkomstig transparante voorwaarden die duidelijk zijn vastgelegd in de aanbieding betreffende mede-investeringen en de daaropvolgende overeenkomst, met name indien de mede-investeerders individueel en afzonderlijk verantwoordelijk zijn voor de implementatie van specifieke onderdelen van het netwerk.Indien een mede-investeringsvehikel wordt gecreëerd, voorziet dit, direct of indirect, in toegang tot het netwerk voor alle mede-investeerders, op basis van de gelijkwaardigheid van inputs en onder billijke en redelijke voorwaarden, met inbegrip van financiële voorwaarden waarin rekening is gehouden met de verschillende risiconiveaus die de afzonderlijke mede-investeerders aanvaarden. 4° met de aanbieding betreffende mede-investeringen wordt een duurzame investering gewaarborgd waarmee waarschijnlijk tegemoet wordt gekomen aan toekomstige behoeften, doordat nieuwe netwerkelementen worden geïmplementeerd die aanzienlijk bijdragen tot de implementatie van netwerken met een zeer hoge capaciteit.".

Art. 109 Artikel 64 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 18 mei 2009 en 10 juli 2012, wordt vervangen als volgt: "

Art. 64.§ 1. In het geval bedoeld in artikel 55, § 6, legt het Instituut regelgevende verplichtingen bedoeld in paragraaf 2, tweede en derde lid, op aan ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op de retailmarkt in kwestie, overeenkomstig artikel 55, § 3. § 2. Verplichtingen die worden opgelegd uit hoofde van paragraaf 1, moeten gebaseerd zijn op de aard van het geconstateerde probleem en evenredig en verantwoord zijn in het licht van de doelstellingen van artikel 6.

De opgelegde verplichtingen kunnen inhouden dat de aangewezen ondernemingen geen buitensporige prijzen mogen vragen, de toegang tot de markt niet mogen belemmeren, de mededinging niet mogen beperken door middel van afbraakprijzen, geen ongegronde voorkeur voor bepaalde eindgebruikers aan de dag mogen leggen en diensten niet op een onredelijke wijze mogen bundelen.

Het Instituut kan dergelijke ondernemingen passende retailprijsplafonds opleggen, alsook verplichtingen om individuele tarieven te controleren of verplichtingen om de tarieven af te stemmen op de kosten of prijzen op vergelijkbare markten, teneinde de belangen van de eindgebruiker te beschermen en tegelijkertijd daadwerkelijke mededinging te stimuleren. § 3. Het Instituut zorgt ervoor dat, indien een onderneming aan regelgeving inzake retailtarieven of andere desbetreffende retailcontroles is onderworpen, de noodzakelijke en geëigende kostentoerekeningssystemen worden toegepast.

Het Instituut kan nader bepalen welk model en welke boekhoudkundige methodes moeten worden gehanteerd. De inachtneming van het kostentoerekeningssysteem wordt op kosten van de onderneming geverifieerd door een erkend revisor, die elk jaar een verklaring van overeenstemming opstelt, welke door het Instituut wordt gepubliceerd.".

Art. 110 In artikel 65/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de woorden "de bepalingen van artikel 56, § 2, een verplichting opleggen aan een verticaal geïntegreerde operator om zijn activiteiten" vervangen door de woorden "artikel 55, § 5, een verplichting opleggen aan een verticaal geïntegreerde onderneming om haar activiteiten";b) in het tweede lid worden de woorden "alle operatoren" vervangen door de woorden "alle ondernemingen";2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de eerste zin worden de woorden "een voorstel" vervangen door de woorden "een verzoek"; b) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt: "1° bewijsmateriaal dat het in paragraaf 1 bedoelde besluit van het Instituut rechtvaardigt;"; c) in de bepaling onder 2° worden de woorden "met redenen omklede evaluatie die stelt dat er binnen een redelijke termijn weinig of geen kans is op" vervangen door de woorden "gemotiveerde evaluatie die besluit dat er binnen een redelijke termijn weinig of geen kans is op";d) in de bepaling onder 3° worden de volgende wijzigingen aangebracht: i) de woorden "op de operator" worden vervangen door de woorden "op de onderneming"; ii) de woorden "als een geheel te investeren, met name in verband met de noodzaak te zorgen voor sociale en territoriale cohesie en op andere belanghebbenden, met name de verwachte impact op de mededinging en eventuele" worden vervangen door de woorden "te investeren, met name in verband met de noodzaak te zorgen voor sociale en territoriale cohesie, en op andere belanghebbenden, met name de verwachte impact op de mededinging op het gebied van infrastructuur en eventuele daaruit voortvloeiende"; e) in de bepaling onder 4° worden de woorden "deze verplichting het efficiëntste middel zou zijn om de geïdentificeerde mededingingsproblemen of markttekortkomingen op te lossen" vervangen door de woorden "die verplichting het efficiëntste middel zou zijn om corrigerende maatregelen te doen toepassen die erop gericht zijn de geïdentificeerde mededingingsproblemen of markttekortkomingen op te lossen";3° in paragraaf 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepaling onder 5° worden de woorden "ten behoeve van de overige belanghebbenden" vervangen door de woorden "naar de belanghebbenden toe";b) in de Franse tekst van de bepaling onder 6° worden de woorden "la conformité et comportant" vervangen door de woorden "le respect des obligations, y compris";c) paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende: "Naar aanleiding van het in overeenstemming met artikel 55, § 5, genomen besluit van de Europese Commissie inzake die ontwerp-maatregel, voert het Instituut een "gecoördineerde" analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn met het toegangsnetwerk overeenkomstig de in artikel 55 beschreven procedure. Op basis van die analyse moet het Instituut, overeenkomstig de procedures van de artikelen 140, 141, 143 en 143/1, verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken."; 4° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt: " § 4.Een onderneming die functionele scheiding kreeg opgelegd, kan worden onderworpen aan alle in de artikelen 58 tot 62 bedoelde verplichtingen op elke specifieke markt wanneer is vastgesteld dat het een onderneming betreft die overeenkomstig artikel 55 is aangewezen als een onderneming met aanmerkelijke marktmacht, of andere verplichtingen die op grond van artikel 55, § 5, door de Europese Commissie zijn goedgekeurd."; 5° paragraaf 5 wordt opgeheven. Art. 111 Artikel 65/2 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt vervangen als volgt: "

Art. 65/2.§ 1. Ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht in een of verschillende markten overeenkomstig artikel 55, stellen het Instituut ten minste drie maanden vooraf in kennis van hun voornemen hun plaatselijke toe-gangsnetwerkactiva of een belangrijk deel ervan over te dragen aan een afzonderlijke rechtseenheid met een verschillende eigenaar, of een afzonderlijke bedrijfseenheid op te richten om aan alle retailers, met inbegrip van de eigen retailafdelingen, volledige equivalente toegangsproducten te verstrekken.

Die ondernemingen stellen het Instituut tevens in kennis van eventuele veranderingen van dat voornemen, alsmede van het eindresultaat van het scheidingsproces.

Dergelijke ondernemingen kunnen ook afspraken inzake toegangsvoorwaarden aanbieden die van toepassing zullen zijn op hun netwerk tijdens een implementatieperiode nadat de voorgestelde vorm van de scheiding is geïmplementeerd, teneinde effectieve en niet-discriminerende toegang door derden te waarborgen. Het aanbod van afspraken is voldoende gedetailleerd, onder meer wat betreft het tijdschema voor de implementatie en de looptijd opdat het Instituut zijn taken overeenkomstig paragraaf 2 kan uitvoeren. Dergelijke afspraken kunnen een langere periode bestrijken dan de maximale periode voor marktbeoordelingen die in artikel 55, § 8, is vastgesteld. § 2. Het Instituut onderzoekt welk effect de voorgenomen transactie indien van toepassing in combinatie met de aangeboden afspraken, zal hebben op de bestaande regelgevende verplichtingen op grond van deze wet.

Hiertoe voert het Instituut een analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn aan het toegangsnetwerk in overeenstemming met de in de artikelen 54 en 55 beschreven procedure.

Het Instituut neemt alle door de onderneming aangeboden afspraken in acht en houdt in het bijzonder rekening met de in artikel 6 vervatte doelstellingen. In het kader daarvan raadpleegt het Instituut derden in overeenstemming met artikel 140 en richt zich daarbij in het bijzonder op derden waarop de beoogde transactie rechtstreeks invloed heeft.

Op basis van die analyse moet het Instituut verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken, overeenkomstig de in de artikelen 140, 141, 143 en 143/1 omschreven procedures, waarbij in voorkomend geval artikel 65/4 wordt toegepast. Het Instituut kan in zijn besluit bepalen dat de afspraken in hun geheel of gedeeltelijk bindend zijn.

In afwijking van artikel 55, § 8, kan het Instituut bepalen dat de afspraken in hun geheel of gedeeltelijk bindend zijn voor de gehele periode waarvoor zij worden aangeboden. § 3. Onverminderd artikel 65/4, kan de juridisch of operationeel gescheiden bedrijfseenheid waarvan overeenkomstig artikel 55, § 3, is vastgesteld dat zij op een specifieke markt aanmerkelijke marktmacht heeft, in voorkomend geval worden onderworpen aan alle in de artikelen 58 tot 62 bedoelde verplichtingen, of andere verplichtingen die de Europese Commissie op grond van artikel 55, § 5, heeft toegestaan, indien de aangeboden afspraken niet afdoende zijn om de doelstellingen in artikel 6 te verwezenlijken. § 4. Het Instituut houdt toezicht op de implementatie van de door de ondernemingen aangeboden afspraken die het overeenkomstig paragraaf 2 bindend heeft gemaakt, en neemt de verlenging ervan in overweging wanneer de looptijd waarvoor deze oorspronkelijk werden aangeboden, is verstreken.".

Art. 112 In titel III, hoofdstuk III, van dezelfde wet, wordt een artikel 65/3 ingevoegd, luidende: "

Art. 65/3.§ 1. Ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht, kunnen aan het Instituut afspraken aanbieden in verband met de voor hun netwerken geldende voorwaarden voor toegang of mede-investeringen, of beide, met betrekking tot onder meer: 1° samenwerkingsregelingen inzake de beoordeling van passende en evenredige verplichtingen op grond van artikel 55;2° mede-investeringen in netwerken met zeer hoge capaciteit op grond van artikel 63;of 3° doeltreffende en niet-discriminerende toegang voor derde partijen op grond van artikel 65/2, zowel tijdens een implementatieperiode van vrijwillige scheiding door een verticaal geïntegreerde onderneming als nadat de voorgestelde vorm van scheiding is geïmplementeerd. Het aanbod voor afspraken is voldoende gedetailleerd, onder meer wat betreft het tijdstip en de reikwijdte van de implementatie ervan en de duur ervan, teneinde het Instituut in staat te stellen zijn beoordeling op grond van paragraaf 2 uit te voeren. Die afspraken kunnen een langere periode bestrijken dan de in artikel 55, § 8, bepaalde maximumperiode voor marktanalyse. § 2. Teneinde de op grond van paragraaf 1 door een onderneming aangeboden afspraken te beoordelen, verricht het Instituut, tenzij die afspraken duidelijk niet aan een of meerdere desbetreffende voorwaarden of criteria voldoen, een markttoets, met name betreffende de aangeboden voorwaarden, door het organiseren van een raadpleging van belanghebbende partijen, met name derde partijen die rechtstreekse gevolgen ondervinden. Mogelijke mede-investeerders of toegangvragende partijen kunnen zich uitspreken over de conformiteit van de aangeboden afspraken met de voorwaarden van artikel 55, 63 of 65/2, naargelang van toepassing, en kunnen veranderingen voorstellen.

Wat betreft de krachtens dit artikel aangeboden afspraken houdt het Instituut bij het beoordelen van verplichtingen op grond van artikel 55, § 4, tweede lid, in het bijzonder rekening met: 1° bewijsmateriaal inzake de billijke en redelijke aard van de aangeboden afspraken;2° het openstaan van de afspraken voor alle marktdeelnemers;3° de tijdige beschikbaarheid van toegang onder billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden, onder meer tot netwerken met zeer hoge capaciteit, voordat aanverwante retaildiensten worden aangeboden; en 4° de algemene mate waarin de aangeboden afspraken duurzame mededinging op downstreammarkten mogelijk maken en de uitrol en ingebruikneming van netwerken met zeer hoge capaciteit in samenwerkingsverband faciliteren ten behoeve van eindgebruikers. Het Instituut deelt, rekening houdend met alle tijdens de raadpleging geuite standpunten en met de mate waarin die standpunten representatief zijn voor de verschillende belanghebbenden, aan de onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht zijn voorlopige conclusies mee over de vraag of de aangeboden afspraken voldoen aan de doelstellingen, criteria en procedures in dit artikel en artikel 55, 63 of 65/2, naargelang toepasselijk, alsmede onder welke voorwaarden het in overweging zou kunnen nemen de afspraken bindend te maken. De onderneming kan haar initiële aanbod herzien om rekening te houden met de conclusies van het Instituut en met het oog op het voldoen aan de criteria in dit artikel en, naargelang toepasselijk, in artikel 55, 63 of 65/2. § 3. Onverminderd artikel 63, § 2, eerste lid, kan het Instituut een besluit nemen om de afspraken geheel of gedeeltelijk bindend te maken.

In afwijking van artikel 55, § 8, kan het Instituut bepaalde of alle afspraken bindend maken voor een specifieke periode, die de hele periode waarvoor het aanbod geldt kan zijn, en in het geval van mede-investeringsafspraken die op grond van artikel 63, § 1, eerste lid, bindend zijn gemaakt, maakt het deze bindend voor een periode van minimaal zeven jaar.

Met inachtneming van artikel 63, laat dit artikel de toepassing van de marktanalyseprocedure op grond van artikel 55, §§ 1 tot 3, en het opleggen van verplichtingen op grond van artikel 55, § 4, onverlet.

Indien het Instituut afspraken op grond van dit artikel bindend maakt, onderzoekt het krachtens artikel 55 de gevolgen van dat besluit voor de marktontwikkeling, alsmede het al dan niet passend zijn van verplichtingen die het heeft opgelegd of die het, bij gebrek aan afspraken, overwoog op te leggen op grond van dat artikel of de artikelen 58 tot 62. Wanneer het Instituut overeenkomstig artikel 55, § 4, kennis geeft van een ontwerpmaatregel krachtens artikel 141, doet het de ontwerpmaatregel waarvan het kennis geeft vergezeld gaan van het besluit tot vaststelling van de afspraak. § 4. Het Instituut monitort, controleert en waarborgt de naleving van de afspraken die het overeenkomstig paragraaf 3 bindend heeft gemaakt op dezelfde manier als waarop het de naleving van krachtens artikel 55, § 4, opgelegde verplichtingen monitort, controleert en waarborgt, en neemt de verlenging van de periode waarvoor zij bindend zijn gemaakt in overweging wanneer de initiële periode verstrijkt. Wanneer het Instituut concludeert dat een onderneming niet heeft voldaan aan de overeenkomstig paragraaf 3 bindend gemaakte afspraken, kan het die onderneming overeenkomstig artikel 21 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sancties opleggen.

Onverminderd de procedure die erop gericht is de naleving te waarborgen van de specifieke verplichtingen van artikel 21 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, kan het Instituut de overeenkomstig artikel 55, § 9, opgelegde verplichtingen opnieuw evalueren.".

Art. 113 In titel III, hoofdstuk III, van dezelfde wet, wordt een artikel 65/4 ingevoegd, luidende: "

Art. 65/4.§ 1. Als het Instituut een onderneming die niet actief is op een retailmarkt voor elektronische-communicatiediensten overeenkomstig artikel 55, § 4, aanwijst als een onderneming met aanmerkelijke marktmacht op één of meerdere wholesalemarkten, gaat het na of die onderneming over de volgende kenmerken beschikt: 1° alle bedrijven en bedrijfsonderdelen binnen de onderneming, alle bedrijven waarover dezelfde uiteindelijke eigenaar zeggenschap heeft, maar die niet per se volledig in zijn of hun bezit zijn, en eventuele aandeelhouders die zeggenschap kunnen uitoefenen over de onderneming, ontplooien slechts activiteiten op wholesalemarkten voor elektronische-communicatiediensten en beogen dat ook in de toekomst te doen, en ontplooien dus geen activiteiten op een retailmarkt voor elektronische-communicatiediensten die in de Europese Unie aan eindgebruikers worden verstrekt;2° de onderneming is niet gebonden aan een enkele en afzonderlijke downstream actieve onderneming die activiteiten ontplooit op een retailmarkt voor elektronische-communicatiediensten die aan eindgebruikers worden verstrekt, op grond van een exclusieve overeenkomst of een overeenkomst die feitelijk neerkomt op een exclusieve overeenkomst. § 2. Indien het Instituut concludeert dat aan de in paragraaf 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, kan het aan die onderneming alleen verplichtingen op grond van artikel 58 en 61, of verplichtingen met betrekking tot eerlijke en redelijke prijzen, opleggen indien dit gerechtvaardigd is op basis van een marktanalyse, inclusief een prospectieve beoordeling van het waarschijnlijke gedrag van de onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht. § 3. Het Instituut kan de overeenkomstig dit artikel aan de onderneming opgelegde verplichtingen te allen tijde heroverwegen indien het concludeert dat niet meer aan de in paragraaf 1 bedoelde voorwaarden wordt voldaan, en het past voor zover passend de artikelen 54 tot 55 en 58 tot 62 toe. De ondernemingen stellen het Instituut zonder onnodige vertraging in kennis van elke wijziging in de omstandigheden die relevant zijn voor paragraaf 1, 1° en 2°. § 4. Het Instituut heroverweegt de overeenkomstig dit artikel aan de onderneming opgelegde verplichtingen ook als het Instituut op basis van bewijsstukken betreffende de door de onderneming aan haar downstreamklanten aangeboden voorwaarden concludeert dat er concurrentieproblemen zijn ontstaan of dreigen te ontstaan waardoor de eindgebruikers worden benadeeld en het noodzakelijk is één of meer van de in artikel 59, 60, 60/1 of 62 bedoelde verplichtingen op te leggen of de overeenkomstig paragraaf 2 opgelegde verplichtingen aan te passen. § 5. Het opleggen van verplichtingen en de heroverweging daarvan overeenkomstig dit artikel wordt uitgevoerd in overeenstemming met de in de artikelen 140, 141, 143 en 143/1 bedoelde procedures.".

Art. 114 In titel III, hoofdstuk III, van dezelfde wet, wordt een artikel 65/5 ingevoegd, luidende: "

Art. 65/5.§ 1. Ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht in één of verschillende markten overeenkomstig artikel 55 stellen het Instituut van tevoren en tijdig in kennis wanneer zij beogen over te gaan tot buitenbedrijfstelling of vervanging door nieuwe infrastructuur van onder verplichtingen op grond van de artikelen 55, 58 tot 63/1 en 65/1 tot 65/5 vallende delen van het netwerk, met inbegrip van legacy-infrastructuur die nodig is om een kopernetwerk te gebruiken. § 2. Het Instituut waarborgt dat het proces van buitenbedrijfstelling of vervanging transparante tijdschema's en voorwaarden omvat, inclusief een passende opzeggingstermijn voor de overgang, en het stelt vast dat indien nodig alternatieve producten van ten minste vergelijkbare kwaliteit beschikbaar zijn die toegang verstrekken tot de opgewaardeerde netwerkinfrastructuur die in de plaats komt van de vervangen elementen, teneinde de concurrentie en de rechten van de eindgebruikers zeker te stellen.

Het Instituut kan de verplichtingen betreffende activa waarvan buitenbedrijfstelling of vervanging is beoogd, intrekken wanneer het zich ervan heeft vergewist dat de aanbieder van toegang: 1° passende voorwaarden voor de migratie tot stand heeft gebracht, onder meer door een alternatief toegangsproduct van ten minste vergelijkbare kwaliteit beschikbaar te stellen waarmee toegangvragende partijen dezelfde eindgebruikers kunnen bereiken als met de legacy-infrastructuur;en 2° voldoet aan de voorwaarden en het proces waarvan het Instituut overeenkomstig dit artikel in kennis is gesteld. Een dergelijke intrekking wordt uitgevoerd overeenkomstig de in de artikelen 140, 141, 143 en 143/1 bedoelde procedures." Art. 115 In artikel 66 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragrafen 1 en 2 worden de woorden "openbare elektronische-communicatienetwerken of -diensten" telkens vervangen door de woorden "openbare elektronische-communicatienetwerken of voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiediensten";2° in paragraaf 3 worden de woorden "De Koning bepaalt, na advies van het Instituut" vervangen door de woorden "De Koning op voorstel van het Instituut, of op eigen initiatief na advies van het Instituut bepaalt". Art. 116 In artikel 68 van dezelfde wet, worden de bepalingen onder 3° tot 5° opgeheven.

Art. 117 In artikel 70 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt: " § 1.Het vaste geografische element van de universele dienst bestaat uit de levering tegen een betaalbare prijs op het gehele grondgebied aan elke consument die daartoe een verzoek indient, ongeacht diens geografische locatie, van toegang, op een vaste locatie, tot een beschikbare adequate breedbandinternettoegangsdienst en tot spraakcommunicatiediensten, van een in de bijlage gespecifieerde kwaliteit, met inbegrip van de aansluiting op het net."; 2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "de eindgebruiker" worden vervangen door de woorden "de consument";b) de woorden "functionele internettoegang" worden vervangen door de woorden "beschikbare adequate breedbandinternettoegangsdienst";3° in paragraaf 3 worden de woorden "van de eindgebruiker" vervangen door de woorden "van de consument";4° in paragraaf 4 worden de woorden "van de eindgebruikers" vervangen door de woorden "van de consumenten"; Art. 118 In artikel 71 van dezelfde wet, worden de paragrafen 2 en 3 vervangen als volgt: " § 2. Indien het Instituut onder meer op basis van het in artikel 49/1 bepaalde geografisch onderzoek van oordeel is dat in één of meerdere welbepaalde geografische zones het vaste geografische element van de universele dienst niet wordt verstrekt aan éénieder die hiertoe een redelijk verzoek indient, publiceert het op zijn website een mededeling waarin het deze vaststelling motiveert en waarin de aanbieder van adequate breedbandinternettoegangsdiensten en/of spraakcommunicatiediensten uitgenodigd wordt om op vrijwillige basis de dienst te verstrekken in de betrokken geografische zones, zonder compensatie zoals bepaald in de artikelen 100 tot 102.

Indien binnen één maand na de publicatie van de mededeling zich geen aanbieder heeft aangeboden om op vrijwillige basis en zonder vergoeding de dienst te verstrekken in de in de voormelde mededeling aangeduide zone, kan het Instituut overgaan tot een aanwijzing conform paragraaf 3. § 3. Na afloop van de in paragraaf 2 vermelde termijn kan het Instituut één of meerdere aanbieders van adequate breedbandinternet-toegangsdiensten en/of spraakcommunicatiediensten aanwijzen om in de betrokken zones het geografische element van de universele dienst aan te bieden overeenkomstig de nadere regels die door de Koning worden vastgesteld, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut.

Indien een aldus aangewezen aanbieder aantoont dat het aanbieden van het geografische element aanleiding kan geven tot een onredelijke last die vergoed wordt overeenkomstig artikel 101, tweede lid, 1°, kan het Instituut overgaan tot de aanwijzing via een open mechanisme waarvan de nadere regels door de Koning worden vastgesteld, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut.

Indien na afloop van de aanwijzingsprocedure via een open mechanisme geen enkele offerte in aanmerking is genomen, gaat het Instituut over tot een aanwijzing van ambtswege.".

Art. 119 In artikel 72 van dezelfde wet, worden de woorden "Wanneer de aanbieder in gebreke blijft en dit door het Instituut wordt vastgesteld, wijst de Koning, op voorstel van het Instituut," vervangen door de woorden "Als het vaststelt dat de aangewezen aanbieder in gebreke blijft, wijst het Instituut".

Art. 120 In artikel 73 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de Franse tekst worden de woorden "Les prestations effectuées sont rétribuées" vervangen door de woorden "La prestation de service est rétribuée";2° de woorden "artikel 71" worden vervangen door de woorden "artikel 71, § 3, tweede of derde lid". Art. 121 In artikel 74 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "aan sommige categorieën van begunstigden van bijzondere tariefvoorwaarden door de operatoren vermeld in de paragrafen 2 en 3 die een openbare elektronische-communicatiedienst aanbieden aan consumenten" worden vervangen door de woorden "aan sommige categorieën van begunstigden van bijzondere tariefvoorwaarden door de operatoren vermeld in de paragrafen 2 en 3 die op een vaste locatie een breedbandinternettoegangsdienst en spraakcommunicatiediensten met inbegrip van een aansluiting op het net aanbieden aan consumenten"; b) een lid wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende: "Het sociale element van de universele dienst wordt uitgebreid tot het aanbieden van diensten die niet op een vaste locatie worden verleend."; 2° in paragraaf 2, worden de woorden "die aan de consumenten een openbare elektronische-communicatiedienst aanbiedt en" vervangen door de woorden "die aan de consumenten een dienst van toegang, op een vaste locatie, tot een breedbandinternettoegangsdienst en tot spraakcommunicatiediensten aanbiedt en";3° in paragraaf 3, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "die aan de consumenten een openbare elektronische-communicatiedienst aanbiedt en" worden vervangen door de woorden "die aan de consumenten een dienst van toegang, op een vaste locatie, tot een breedbandinternettoegangsdienst en tot spraakcommunicatiediensten aanbiedt en";b) de woorden "een vast of mobiel terrestrisch netwerk of op beide" worden vervangen door de woorden "een vast netwerk". Art. 122 In artikel 74/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "die om compensatie verzoekt" worden ingevoegd tussen de woorden "een aanbieder" en de woorden ", vraagt het";b) de woorden "die om compensatie verzoekt" worden ingevoegd tussen de woorden "sociale tarieven" en de woorden "om de in paragraaf 2 bedoelde informatie te verstrekken";2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de woorden "die om compensatie verzoekt" ingevoegd tussen de woorden "sociale tarieven" en de woorden "deelt aan";b) in het derde lid worden de woorden "die om compensatie verzoeken" ingevoegd tussen de woorden "die aanbieders" en de woorden "publiceert het Instituut";3° in paragraaf 3 worden de woorden "die om compensatie verzoekt" ingevoegd tussen de woorden "betrokken aanbieder" en de woorden "het bestaan";4° in paragraaf 4, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden ", het jaar volgend op het jaar waarvoor de betrokken dienst gepresteerd werd," worden ingevoegd tussen de woorden "en die" en de woorden "daartoe bij het Instituut een verzoek heeft ingediend"; b) een zin wordt ingevoegd tussen de eerste zin en de tweede, luidende: "Het verzoek om compensatie dat evenwel betrekking heeft op de dienst verstrekt in de periode 2005 tot 2020 wordt bij het Instituut ingediend tegen uiterlijk 30 juni 2022.".

Art. 123 In titel IV, hoofdstuk I, van dezelfde wet, worden de afdelingen 4 tot 6, die de artikelen 75 tot 91 bevatten, opgeheven.

Art. 124 In titel IV, hoofdstuk I, van dezelfde wet wordt het opschrift van afdeling 7 vervangen als volgt: "Afdeling 7. Fonds voor het geografische element van de universele dienst".

Art. 125 In artikel 92 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 08/05/2007 numac 2007201376 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "de universele dienst" vervangen door de woorden "het geografische element van de universele dienst";2° in paragraaf 2 worden de woorden "die bij wijze van universele dienst worden verstrekt, te vergoeden" vervangen door de woorden "die bij wijze van geografisch element van de universele dienst inzake elektronische communicatie worden verstrekt, te vergoeden";3° in paragraaf 4, eerste lid, wordt het woord "68" vervangen door het woord "70". Art. 126 In artikel 93 van dezelfde wet worden de woorden "ten minste één element" vervangen door de woorden "het geografische element".

Art. 127 In artikel 95, § 1, van dezelfde wet, worden de woorden "van de openbare telefoondienst" vervangen door de woorden "van de spraakcommunicatiedienst op een vaste locatie en van de breedbandinternettoegangsdienst op een vaste locatie".

Art. 128 In titel IV, hoofdstuk I, van dezelfde wet wordt het opschrift van afdeling 8 vervangen als volgt: "Afdeling 8. Financiering van de geografische component van de universele dienst".

Art. 129 In titel IV, hoofdstuk II, van dezelfde wet, wordt een afdeling 1 ingevoegd, luidende: "Afdeling 1. Bijzondere eisen in verband met de levering van elektronische-communicatienetwerken of -diensten".

Art. 130 In afdeling 1, ingevoegd bij artikel 129, wordt een artikel 105/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 105/1.§ 1. De operatoren verlenen, in deze volgorde, voorrang aan: 1° de noodcommunicatie;2° de communicatie van de prioritaire gebruikers die zijn opgelijst door de Koning na advies van het Instituut. De Koning bepaalt de voorrang tussen de prioritaire gebruikers, in voorkomend geval per groep van gebruikers.

De Koning bepaalt de termijn waarbinnen de operatoren de overeenkomstig dit artikel genomen maatregelen ten uitvoer moeten brengen. § 2. De Koning bepaalt de elektronische-communicatiediensten die de operatoren bij voorrang leveren in geval van verzadiging of overbelasting van hun netwerken. Te dien einde kan de Koning de door de operatoren te volgen regels of de uit te voeren maatregelen, of beide, opleggen.".

Art. 131 In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 105/2 ingevoegd, luidende: "

Art. 105/2.De operatoren verlenen inzake opheffing van een storing, voorrang aan de volgende personen: 1° de nooddiensten;2° prioritaire gebruikers waarvan de lijst na advies van het Instituut door de Koning wordt bepaald;3° de ziekenhuizen, artsen, apothekers en dierenartsen die een wachtdienst onderhouden;4° de invaliden, zieken die speciale verzorging nodig hebben alsook gehandicapten, volgens nadere regels die na advies van het Instituut door de Koning worden vastgesteld;5° ASTRID, de vennootschap opgericht bij de wet van 8 juni 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten. Onder herstelling wordt verstaan het herstellen van de lijn of het opzetten van een vervangende dienst.

De operatoren garanderen dat de tijd om een storing op te heffen niet meer bedraagt dan 24 uur voor de personen vermeld in het eerste lid, de bepalingen onder 1° tot 3°, ook op zaterdag, zondag en feestdagen.

Die specifieke eisen worden nageleefd zonder prijstoeslag voor de begunstigden.

Art. 132 In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 105/3 ingevoegd, luidende: "

Art. 105/3.§ 1. Wanneer de openbare veiligheid, de volksgezondheid, de openbare orde of de verdediging van het Rijk dit eisen, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, gedurende de termijn die Hij vaststelt geheel of gedeeltelijk verbieden: 1° elektronische-communicatienetwerken of -diensten aan te bieden;2° apparatuur te houden of te gebruiken. De Koning mag ter zake alle maatregelen voorschrijven die Hij nuttig acht, inzonderheid de uitrustingen onder sekwester doen plaatsen of op een bepaalde plaats doen deponeren.

De in dit artikel bedoelde maatregelen geven geen aanleiding tot de toekenning van enige vergoeding. § 2. In geval van een uitzonderlijke situatie die ofwel de buitendienststelling, ofwel een overbelasting van de burgerlijke of militaire elektronische-communicatiemiddelen tot gevolg heeft die de normale werking ervan verhindert, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bij wijze van noodmaatregel iedere maatregel nemen die Hij nodig acht, met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke opeising van de transmissiecapaciteit van de operatoren om die in te zetten voor het gebruik van nationale prioritaire diensten of oproepnummers. Indien die opeising een door Hemzelf vastgestelde duur overschrijdt, kan de Koning de nadere regels bepalen voor de eventuele schadeloosstelling van die opeising.".

Art. 133 In titel IV, hoofdstuk II, van dezelfde wet wordt een afdeling 2 ingevoegd, luidende: "Afdeling 2. Communicatie ten opzichte van de bevolking in geval van een incident en toegang tot de nooddiensten".

Art. 134 Artikel 106, § 4, van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende: "Op deze basis kan de Koning, onder de voorwaarden die hij bij een in Ministerraad overlegd besluit bepaalt, aan de operatoren bijzondere verplichtingen opleggen om het algemeen belang te dienen. Hij kan het Instituut ook de bevoegdheid verlenen om de prijzen vast te stellen die van toepassing zijn op de diensten die deze operatoren in dit verband verlenen.".

Art. 135 In artikel 106/1, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 7 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten0, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "die openbare mobiele elektronische-communicatiediensten aanbieden" worden vervangen door de woorden "van mobiele nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten"; 2° er wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende: "Ze nemen alle nodige maatregelen om een ononderbroken transmissie van de verspreiding van deze berichten te garanderen.".

Art. 136 In artikel 107 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten7, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, tweede lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "stelt na advies van het Instituut de lijst vast van" worden vervangen door de woorden "kan na advies van het Instituut de lijst vaststellen van";b) in de bepaling onder 2°, worden de woorden ", met inbegrip van de gebruikers van openbare betaaltelefoons," ingevoegd tussen de woorden "de gebruikers" en de woorden "gratis en";c) in de bepaling onder 3° worden de woorden "de noodoproepen" vervangen door de woorden "de noodcommunicatie";2° paragraaf 1/1 wordt opgeheven;3° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt: " § 2.De elektronische-communicatienetwerken die niet voor het publiek beschikbaar zijn maar waarmee het mogelijk is naar openbare netwerken te telefoneren, maken de toegang tot de nooddiensten via hun noodnummers mogelijk."; 4° paragraaf 2/1 wordt opgeheven;3° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt: " § 3.De operatoren van nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten verschaffen toegang tot de nooddiensten, ingeval die diensten eindgebruikers in staat stellen uitgaande gesprekken tot stand te brengen naar een nummer in een nationaal of internationaal nummerplan.";

Zij verschaffen die toegang door middel van noodcommunicatie via de meest geschikte PSAP en nemen alle nodige maatregelen om een ononderbroken toegang te waarborgen. 6° paragrafen 4 en 5, opgeheven bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden hersteld als volgt: " § 4.De operatoren betrokken bij een noodcommunicatie naar een nooddienst die ter plaatse hulp biedt, leveren, indien nodig met onderlinge coördinatie, zodra ze de oproep ontvangen en gratis aan de meest geschikte PSAP de identificatiegegevens van de oproeper.

Deze verplichting geldt ook wanneer de beheerscentrales van de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden, worden geëxploiteerd door een organisatie die door de overheid met die taak belast is.

De investerings- en exploitatiekosten met betrekking tot de databanken met de identificatiegegevens van de oproeper en met betrekking tot de toegangslijnen die door de nooddiensten gebruikt worden om deze databanken te raadplegen, komen ten laste van de operatoren.

De identificatie van de oproeper kan, door de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden of de organisatie die vanwege de overheid is belast met de exploitatie van de beheerscentrales van deze nooddiensten en aan de hand van administratieve en technische maatregelen die worden goedgekeurd door de minister, op advies van het Instituut en van de Gegevensbeschermingsautoriteit, worden aangewend om kwaadwillige oproepen of het misbruik van de noodnummers te bestrijden. Deze maatregelen mogen echter niet tot gevolg hebben dat de toegang tot het noodnummer van de desbetreffende nooddienst vanaf een welbepaalde aansluiting onmogelijk is tijdens een ononderbroken periode die langer is dan vierentwintig uur.

De informatie over de locatie van de oproeper omvat zowel netwerkgebaseerde locatiegegevens als, waar beschikbaar, handset-gebaseerde informatie over de locatie van de oproeper.

Indien een operator zijn eigen commerciële diensten aanbiedt voor het aanleveren van locatiegegevens aan eindgebruikers, moeten de nauwkeurigheid van de locatiegegevens die deel uitmaken van de identificatie van de oproeper bij een noodoproep en welke overeenkomstig deze paragraaf geleverd dienen te worden aan de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden, alsook de snelheid waarmee deze overgezonden worden aan de betrokken nooddienst, ten minste gelijk zijn aan de beste kwaliteit die door die operator commercieel wordt aangeboden.

De Koning, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, stelt in overleg met de betrokken nood-diensten, en indien nodig na overleg met Berec, de criteria vast voor de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de verstrekte informatie over de locatie van de oproeper. § 5. De beheerscentrales van de nooddiensten die op afstand hulp bieden krijgen, teneinde noodoproepen te kunnen behandelen en kwaadwillige oproepen te kunnen bestrijden, van de betrokken operatoren gratis de identificatie van de oproepende lijn, zelfs indien de gebruiker stappen ondernomen heeft om de verzending van de identificatie te verhinderen. Het format van de identificatie van de oproepende lijn, dient in overeenstemming te zijn met de toepasselijke ETSI-standaarden en wordt gedefinieerd door het Instituut in overleg met de nooddiensten en de operatoren.

De identificatie van de oproepende lijn kan door de nooddiensten die op afstand hulp bieden en aan de hand van administratieve en technische maatregelen die worden goedgekeurd door de minister, op advies van het Instituut en van de Gegevensbeschermings-autoriteit, worden aangewend om kwaadwillige oproepen te bestrijden. Deze maatregelen mogen echter niet tot gevolg hebben dat de toegang tot het noodnummer van de desbetreffende nooddienst vanaf een welbepaalde aansluiting onmogelijk is tijdens een ononderbroken periode die langer is dan vierentwintig uur."; 7° het artikel wordt aangevuld met de paragrafen 6 en 7, luidende: " § 6.De operatoren die mobiele nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten aanbieden, nemen de technische maatregelen vastgelegd door de minister zodat de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden per tekstbericht kunnen bereikt worden op hun noodnummers door doven of slechthorenden, alsook door mensen met een andere handicap waardoor zij onmogelijk met een spraaktoestel een noodnummer kunnen oproepen.

Deze tekstberichten zijn noodcommunicaties. § 7. De Koning kan na advies van het Instituut de nadere regels vaststellen inzake de medewerking van één of meer operatoren, in gebeurlijk geval per type aangeboden dienst, met de nooddiensten.

Om toegang te garanderen tot de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden en ervoor te zorgen dat de identificatiegegevens van de oproeper worden verstrekt, conform de paragrafen 2, 3 en 4, kan de Koning verplichtingen opleggen aan de operatoren, de ondernemingen die een netwerk aanbieden zoals bedoeld in paragraaf 2, en aan de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden, na hen te hebben geraadpleegd en volgens advies van het Instituut.".

Art. 137 In artikel 107/1, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden " § 2" worden telkens vervangen door de woorden " § 4";2° de woorden " § 2/1" worden telkens vervangen door de woorden " § 6". Art. 138 In titel IV van dezelfde wet wordt een hoofdstuk II/1 ingevoegd, luidende: "Hoofdstuk II/1. Veiligheid van de elektronische communicatie".

Art. 139 In hoofdstuk II/1, ingevoegd bij artikel 138, wordt een artikel 107/2 ingevoegd, luidende: "

Art. 107/2.§ 1. De operatoren analyseren de risico's voor de veiligheid van hun netwerken en diensten. Het Instituut kan de nadere regels van deze risicoanalyse vaststellen.

De operatoren nemen de passende en evenredige technische en organisatorische maatregelen, waaronder in voorkomend geval versleuteling, om deze risico's goed te beheersen, alsook om de impact van beveiligingsincidenten op gebruikers en op andere netwerken en diensten zo laag mogelijk te houden.

Deze maatregelen zorgen, gezien de stand van de techniek, voor een veiligheidsniveau dat is afgestemd op de risico's die zich voordoen.

De Koning, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, kan de in het tweede lid bedoelde maatregelen preciseren, wanneer het in dat lid bedoelde risico voortvloeit uit de organisatie van de operatoren.

Onder voorbehoud van het vierde lid en na advies van het Instituut kan de Koning de maatregelen verduidelijken waarvan sprake in het tweede lid. § 2. Onverminderd de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, hierna te noemen "AVG" en de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten4 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, hierna te noemen " wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten4", zorgen de in de eerste paragraaf bedoelde maatregelen die genomen worden door de operatoren van elektronische-communicatiediensten, wanneer het persoonsgegevens betreft, ervoor dat in ieder geval: 1° wordt gewaarborgd dat alleen gemachtigd personeel voor wettelijk toegestane doeleinden toegang heeft tot de persoonsgegevens;2° opgeslagen of verzonden persoonsgegevens worden beschermd tegen onbedoelde of onwettige vernietiging, onbedoeld verlies of wijziging, en niet-toegestane of onwettige opslag, verwerking, toegang of vrijgave;en 3° een beveiligingsbeleid wordt ingevoerd met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. Het Instituut kan de door deze operatoren genomen maatregelen controleren en aanbevelingen formuleren over de beste praktijken betreffende het beveiligingspeil dat met deze maatregelen moet worden gehaald. § 3. De operatoren nemen alle noodzakelijke maatregelen, inclusief preventieve, om de beschikbaarheid van de spraakcommunicatiediensten en van de internettoegangsdiensten zo volledig mogelijk te waarborgen in geval van uitzonderlijke netwerkuitval of in geval van overmacht.

De Koning, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, kan deze maatregelen preciseren wanneer het risico voor uitval of van overmacht voortvloeit uit de organisatie van de operatoren.

Onverminderd het tweede lid kan de Koning na advies van het Instituut deze maatregelen verduidelijken. § 4. De operatoren bieden hun abonnees kosteloos, rekening houdend met de stand van de techniek, de gepaste beveiligde diensten aan die de eindgebruikers in staat stellen ongewenste elektronische communicatie in alle vormen te verhinderen.".

Art. 140 In hetzelfde hoofdstuk II/1 wordt een artikel 107/3 ingevoegd, luidende: "

Art. 107/3.§ 1. In geval van een specifieke en significante dreiging van een beveiligingsincident voor het publiek beschikbare elektronische-communicatienetwerken of voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiediensten, informeert de operator het Instituut over de dreiging, over mogelijke beschermingsmaatregel of oplossing die de gebruikers kunnen toepassen, alsook over de maatregelen die hij genomen heeft of overweegt te nemen.

De operator informeert vervolgens zijn gebruikers die gevolgen van die dreiging kunnen ondervinden, over mogelijke beschermingsmaatregelen of oplossingen die de gebruikers kunnen toepassen en waar passend ook over de dreiging zelf.

Het Instituut kan de gevallen preciseren waarin informatie moet worden verstrekt alsook de praktische regels voor die notificatie. § 2. De operatoren stellen het Instituut onverwijld in kennis van elk beveiligingsincident dat een belangrijke impact heeft gehad op de werking van netwerken of diensten.

Om te bepalen of een beveiligingsincident een belangrijke impact heeft, wordt, voor zover beschikbaar, met name met de volgende parameters rekening gehouden: 1° het aantal gebruikers dat gevolgen ondervindt van het beveiligingsincident;2° de duur van het beveiligingsincident;3° de geografische spreiding van het door het beveiligingsincident getroffen gebied;4° de mate waarin het functioneren van het netwerk of de dienst wordt aangetast;5° de omvang van de impact op de economische en maatschappelijke activiteiten. Het Instituut preciseert in welke gevallen het beveiligingsincident een belangrijke impact heeft in de zin van het eerste lid, alsook de nadere regels voor de kennisgeving.

In geval van een beveiligingsincident kan het Instituut de regelgevende gemeenschapsinstanties die bevoegd zijn op het stuk van elektronische-communicatienetwerken, de nationale regelgevende instanties in andere lidstaten en ENISA hiervan op de hoogte brengen.

Het Instituut kan het publiek hiervan op de hoogte brengen of eisen dat de operatoren dit doen, indien het de bekendmaking van het beveiligingsincident van algemeen belang acht.

Eenmaal per jaar dient het Instituut bij de Europese Commissie en ENISA een beknopt verslag in over de kennisgevingen die het heeft ontvangen en de maatregelen die overeenkomstig de bepalingen in deze paragraaf zijn genomen. § 3. In geval van inbreuk in verband met persoonsgegevens verwittigt de operator van elektronische-communicatiediensten onverwijld de Gegevensbeschermingsautoriteit, die onverwijld het Instituut daarvan verwittigt.

Indien de inbreuk in verband met persoonsgegevens waarschijnlijk ongunstige gevolgen zal hebben voor de persoonsgegevens of persoonlijke levenssfeer van een abonnee of een individueel persoon stelt de operator van elektronische-communicatiediensten ook de abonnee of de individuele persoon in kwestie onverwijld van de inbreuk in kennis.

De Gegevensbeschermingsautoriteit onderzoekt of de operator deze verplichting nakomt en brengt het Instituut op de hoogte wanneer ze van oordeel is dat dit niet het geval is.

Kennisgeving van een betrokken abonnee of individuele persoon van een inbreuk in verband met persoonsgegevens is niet vereist wanneer de operator van elektronische-communicatiediensten tot voldoening van het Instituut heeft aangetoond dat hij de gepaste technologische beschermingsmaatregelen heeft genomen en dat deze maatregelen werden toegepast op de data die bij de beveiligingsinbreuk betrokken waren.

Dergelijke technologische beschermingsmaatregelen maken de gegevens onbegrijpelijk voor eenieder die geen recht op toegang daartoe heeft.

Onverminderd de verplichting van de operator van elektronische-communicatiediensten om de betrokken abonnees en de individuele personen in kwestie in kennis te stellen, indien deze operator de abonnee of individuele persoon niet reeds in kennis heeft gesteld van de inbreuk in verband met persoonsgegevens, kan het Instituut op verzoek van de Gegevensbeschermingsautoriteit hem, na te hebben bezien of en welke ongunstige gevolgen uit de inbreuk voortvloeien, verzoeken dat te doen.

In de kennisgeving aan de abonnee of de individuele persoon worden ten minste de aard van de inbreuk in verband met persoonsgegevens, alsmede de contactpunten voor meer informatie vermeld, en worden er maatregelen aanbevolen om mogelijke negatieve gevolgen van de inbreuk in verband met persoonsgegevens te verlichten.

De kennisgeving aan de Gegevensbeschermingsautoriteit bevat bovendien een omschrijving van de gevolgen van de inbreuk in verband met persoonsgegevens en van de door de operator van elektronische-communicatiediensten voorgestelde of getroffen maatregelen om die inbreuk te verhelpen. § 4. Onder voorbehoud van technische uitvoeringsmaatregelen afkomstig van de Europese Commissie overeenkomstig artikel 4, punt 5, van Richtlijn 2002/58/EG en na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, kan het Instituut richtsnoeren aannemen en, waar nodig, instructies uitvaardigen betreffende de omstandigheden waarin de kennisgeving van de inbreuk in verband met persoonsgegevens door de operatoren van elektronische-communicatiediensten noodzakelijk is.

Onder voorbehoud van technische uitvoeringsmaatregelen afkomstig van de Europese Commissie conform artikel 4, punt 5, van Richtlijn 2002/58/EG, en na advies van het Instituut, kan de Gegevensbeschermingsautoriteit richtsnoeren aannemen en, desgevallend, instructies uitvaardigen die het format bepalen voor deze kennisgeving en de procedure van overbrenging.

De operatoren van elektronische-communicatiediensten houden een inventaris bij van inbreuken op persoonsgegevens, onder meer met de feiten in verband met deze inbreuken, de gevolgen ervan en de herstelmaatregelen die zijn genomen, zodat de Gegevensbeschermingsautoriteit en het Instituut kunnen nagaan of de bepalingen van paragraaf 3 werden nageleefd. Deze inventaris bevat uitsluitend de voor dit doel noodzakelijke gegevens.".

Art. 141 In hetzelfde hoofdstuk II/1 wordt een artikel 107/4 ingevoegd, luidende: "

Art. 107/4.§ 1. Met het oog op de uitvoering van de artikelen 107/2, 107/3 en van dit artikel kan het Instituut een operator bindende instructies geven, onder meer de maatregelen die nodig zijn om een beveiligingsincident op te lossen of te voorkomen wanneer een significante dreiging is vastgesteld, alsook het tijdschema voor de uitvoering van die instructies.

Op verzoek van het Instituut neemt een operator deel aan een oefening in verband met de veiligheid van de netwerken of diensten of organiseert hij een dergelijke oefening.

Op verzoek van het Instituut en in het kader van het beheer van veiligheidsincidenten, deelt een operator het een contactpersoon mee die steeds bereikbaar is. § 2. De operator verschaft het Instituut, op zijn verzoek, alle informatie die nodig is om de veiligheid van zijn netwerken en diensten te beoordelen, met inbegrip van gedocumenteerde beveiligingsmaatregelen. Het Instituut kan de in acht te nemen nadere bepalingen voor de verstrekking van deze informatie vastleggen.

Op verzoek van het Instituut onderwerpt een operator zich aan een veiligheidscontrole uitgevoerd door het Instituut zelf, door een instantie of deels door het Instituut en deels door die instantie. Het Instituut stelt het voorwerp en de nadere regels van de controle vast, alsook de termijn waarbinnen die controle moet worden uitgevoerd, wanneer deze door een instantie wordt verricht. Wanneer de controle wordt uitgevoerd door het Instituut, kan deze controle inspecties ter plaatse omvatten. Wanneer de controle wordt uitgevoerd door een instantie, dan stelt de operator een of meer instanties ter goedkeuring aan het Instituut voor. Het Instituut geeft zijn akkoord wanneer de instantie gekwalificeerd is om de controle uit te voeren en onafhankelijk is van de operator. Bij uitblijven van een akkoord vanwege het Instituut binnen de termijn die het bij het verzoek heeft vastgesteld, wijst het Instituut zelf de instantie aan. Deze laatste bezorgt aan het Instituut het volledige verslag en de resultaten van deze controle en de kosten van de controle zijn ten laste van de operator.

Op verzoek van het Instituut en om een onderzoek in te stellen naar een geval van niet-conformiteit met de artikelen 107/2, 107/3 of dit artikel of met een uitvoeringsmaatregel, alsook naar het gevolg ervan voor de veiligheid van de netwerken en diensten, geeft de operator toegang tot elk element van zijn netwerk aan het Instituut. § 3. Ter uitvoering van de artikelen 107/2 en 107/3 heeft het Instituut de bevoegdheid om de hulp in te roepen van het "Computer Security Incident Response Team", bedoeld in artikel 7, § 2, van de wet van 7 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten5 tot vaststelling van een kader voor de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen van algemeen belang voor de openbare veiligheid, met betrekking tot kwesties die vallen onder de taken van dat team. § 4. Het Instituut coördineert de initiatieven betreffende de veiligheid van de openbare elektronische-communicatienetwerken en openbare elektronische-communicatiediensten.

Het houdt toezicht op het opsporen, het observeren en het analyseren van de veiligheidsproblemen en kan informatie daarover aan de gebruikers verstrekken. § 5. De Koning en het Instituut kunnen de uitvoering van de artikelen 107/2, 107/3 en van het huidige artikel aanpassen naargelang van het type van operator en volgens verschillende categorieën binnen de netwerken en diensten.".

Art. 142 In hetzelfde hoofdstuk II/1 wordt een artikel 107/5 ingevoegd, luidende: "

Art. 107/5.Het gebruik van versleuteling is vrij.

De terbeschikkingstelling aan het publiek van versleutelingsdiensten aangewezen door de Koning, na advies van het Instituut, is onderworpen aan een voorafgaande kennisgeving aan het Instituut.

De Koning legt na advies van het Instituut de inhoud en de vorm van die kennisgeving vast.".

Art. 143 Artikel 108 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, wordt vervangen als volgt: "

Art. 108.§ 1. Voordat een consument of een eindgebruiker die een micro-onderneming, kleine onderneming, een micro-organisatie zonder winstoogmerk of een kleine organisatie zonder winstoogmerk is, is gebonden aan een contract of een daarmee overeenstemmend aanbod, verstrekken operatoren van andere voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiediensten dan transmissiediensten voor het verlenen van intermachinale diensten de in de artikelen VI.2, VI.45 en VI.64 van het Wetboek van economisch recht bedoelde informatie, naast de in het tweede lid genoemde informatie, voor zover die informatie betrekking heeft op een dienst die zij aanbieden. Operatoren kunnen de in deze paragraaf bedoelde informatie niet of slechts gedeeltelijk opnemen in contracten met eindgebruikers die micro-ondernemingen, kleine ondernemingen, micro-organisaties zonder winstoogmerk of kleine organisaties zonder winstoogmerk zijn, wanneer deze eindgebruikers de voorkeur gegeven hebben aan geïndividualiseerde contractonderhandelingen en er voorafgaand aan de contractsluiting expliciet mee ingestemd hebben.

De in de zin van dit artikel te verstrekken informatie omvat: 1° voor alle onder dit artikel vallende operatoren: a) als onderdeel van de belangrijkste kenmerken van de verstrekte diensten: i) hetzij de diensten waarvoor, op eigen initiatief dan wel krachtens een besluit van het Instituut, minimumkwaliteitsniveaus worden geboden, alsmede de beschrijving van en uitleg over de specifieke gewaarborgde kwaliteitsparameters; ii) hetzij een verklaring dat er geen minimumniveaus van de kwaliteit van de dienstverlening worden geboden; b) als onderdeel van de informatie inzake prijzen, indien en voor zover van toepassing: i) de prijzen voor het activeren van de elektronische-communicatiedienst; ii) de terugkerende kosten; en iii) het detail van de toepasselijke tarieven die verbruiksgerelateerd zijn; c) als onderdeel van de informatie over de looptijd van het contract, de voorwaarden voor verlenging of opzegging van de diensten en van het contract, voor zover er dergelijke voorwaarden zijn: i) het minimale gebruik of de minimale gebruiksperiode die vereist is om speciale aanbiedingen te kunnen genieten; ii) kosten met betrekking tot nummeroverdraagbaarheid en overstappen van operator en compensatie- en terugbetalingsregelingen voor vertraging of misbruik van het recht om nummers over te dragen of over te stappen, en informatie over de respectieve procedures; iii) informatie over het recht van consumenten die gebruikmaken van vooruitbetaalde kaarten, op restitutie op verzoek van eventueel resterende tegoeden in geval van nummeroverdraagbaarheid en van overstap van operator; iv) in voorkomend geval, alle kosten die bij de beëindiging van het contract verschuldigd zijn, inclusief informatie over het simlockvrij maken van eindapparatuur en elke terugvordering van kosten met betrekking tot eindapparatuur; indien de verkrijging van eindapparatuur gebonden is aan het inschrijven op of verder aanhouden van een abonnement, wordt er een aflossingstabel toegevoegd, waarin de restwaarde van het eindapparaat of het resterende gedeelte van het abonnementsgeld tot het aflopen van het contract van bepaalde duur, al naargelang welk bedrag het laagst is, gedurende elke maand van de looptijd wordt gepreciseerd. Voor het berekenen van de maandelijkse waardevermindering van de eindapparatuur wordt een lineaire afschrijvingsmethode gebruikt; de aflossingstabel kan een maximale looptijd van vierentwintig maanden niet overschrijden; v) informatie over de faciliteiten, aangeboden krachtens, naargelang van het geval, de gedragscode, bedoeld in artikel 121/1, of het besluit bedoeld in artikel 121/2, alsook de manier waarop deze faciliteiten kunnen worden aangevraagd;d) alle compensatie- en terugbetalingsregelingen, met inbegrip van, waar van toepassing, een uitdrukkelijke vermelding van de rechten van consumenten die gelden ingeval niet aan contractueel overeengekomen niveaus van de kwaliteit van de dienstverlening wordt voldaan, of indien de operator op ontoereikende wijze reageert op een beveiligingsincident, een dreiging of kwetsbaarheid;e) het type actie dat door de operator kan worden ondernomen in reactie op beveiligings- en integriteitsincidenten of bedreigingen en kwetsbaarheden;2° voor operatoren van internettoegangsdiensten en van voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten, in aanvulling op de informatie vermeld in de bepaling onder 1° : a) als onderdeel van de belangrijkste kenmerken van de dienst die wordt verleend: i) voor operatoren van internettoegangsdiensten: de minimumniveaus van de kwaliteit van de dienstverlening die wordt geboden inzake wachttijd, vertraging, pakketverlies en andere elementen, bepaald door het Instituut, overeenkomstig artikel 113, § 3; ii) voor operatoren van voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten, die controle hebben over ten minste een aantal elementen van het netwerk of daarvoor een overeenkomst hebben inzake het niveau van de dienstverlening met netwerk-operatoren: de minimumniveaus van de kwaliteit van de dienstverlening die wordt geboden inzake de wachttijd bij eerste aansluiting, het uitvalrisico, vertragingen in de gesprekssignalering en andere elementen, bepaald door het Instituut, overeenkomstig artikel 113, § 3; en iii) voor beide categorieën van operatoren: alle voorwaarden, inclusief vergoedingen, die de operator heeft opgelegd met betrekking tot het gebruik van de verstrekte eindapparatuur, die de operator kan toepassen, zonder afbreuk te doen aan het recht van eindgebruikers om eindapparatuur van hun keuze te gebruiken overeenkomstig artikel 3, § 1, van Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang en tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten en Verordening (EU) nr. 531/2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie, hierna genoemd Verordening (EU) 2015/2120; b) als onderdeel van de informatie inzake prijzen, indien en voor zover van toepassing: i) de bijzonderheden van het specifieke tariefplan of de specifieke tariefplannen die aan het contract is/zijn verbonden, alsmede voor elk tariefplan de aangeboden diensten, met inbegrip van, in voorkomend geval, de communicatievolumes (zoals inbegrepen internetdata, minuten en berichten) per facturatieperiode, en de prijs voor extra communicatie-eenheden; ii) in het geval van een tariefplan of tariefplannen met een vooraf vastgelegd communicatievolume: vermelding van de mogelijkheid voor de consument om ongebruikt volume van de voorgaande facturatieperiode over te dragen naar de volgende facturatieperiode, indien die optie in het contract is opgenomen; iii) faciliteiten om de transparantie van de facturen te garanderen en het verbruiksniveau te bewaken, waaronder deze bedoeld in respectievelijk artikel 110, §§ 1 tot 3, en artikel 112; iv) informatie over de tarieven voor nummers en diensten waarvoor bijzondere tariefvoorwaarden gelden, waaronder de tarieven voor betaalnummers en tarieven van andere diensten van een derde die via de operator aan de abonnee aangerekend worden; v) voor dienstenbundels en bundels die zowel diensten als eindapparatuur omvatten: de prijs van de individuele elementen die tot de bundel behoren, voor zover ze ook afzonderlijk worden aangeboden; vi) nadere informatie en voorwaarden, inclusief vergoedingen, inzake nazorg, onderhoud, en klantenservice; en vii) de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten kan worden verkregen; c) als onderdeel van de informatie over de looptijd van het contract voor dienstenbundels en de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van het contract, voor zover van toepassing: de voorwaarden voor de opzegging van de bundel of van onderdelen daarvan;d) onverminderd artikel 13 van de AVG: informatie inzake de persoonsgegevens die moeten worden verstrekt voorafgaand aan het verlenen van de dienst, of die moeten worden verzameld in verband met het verlenen van de dienst;e) nadere informatie over producten en diensten voor eindgebruikers met een handicap en over de manier waarop updates van die informatie kunnen worden verkregen;f) de wijze waarop geschillen kunnen worden beslecht, met inbegrip van het eventueel beroep aantekenen of het indienen van een klacht bij de Ombudsdienst voor telecommunicatie;3° voor operatoren van voor het publiek beschikbare nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten, in aanvulling op de informatie vermeld in de bepalingen onder 1° en 2° : a) eventuele beperkingen van de toegang tot nooddiensten of van de informatie over de locatie van de oproeper die het gevolg zijn van technische onmogelijkheden, voor zover de dienst eindgebruikers de mogelijkheid biedt om uitgaande gesprekken tot stand te brengen naar een nummer in een nationaal of internationaal nummerplan;b) de keuzemogelijkheden van de abonnee overeenkomstig artikel 133 met betrekking tot de vraag of zijn persoonsgegevens al dan niet in een telefoongids of een telefooninlichtingendienst zullen worden opgenomen, en de gegevens in kwestie;4° voor aanbieders van internettoegangsdiensten, in aanvulling op de informatie vermeld in de bepalingen onder 1° en 2° : de informatie die wordt vereist op grond van artikel 4, § 1, van Verordening (EU) 2015/2120. De informatie wordt op een duidelijke en begrijpelijke manier verstrekt op een duurzame gegevensdrager zoals gedefinieerd in artikel I.1, 15°, van het Wetboek van economisch recht of, indien zulks op een duurzame gegevensdrager niet haalbaar is, in een door de operator beschikbaar gesteld document dat gemakkelijk kan worden gedownload. De operator brengt de beschikbaarheid van dat document en het belang van het downloaden ervan met het oog op documentatie, raadpleging achteraf en ongewijzigde reproductie uitdrukkelijk onder de aandacht van de consument en de andere eindgebruikers op wie dit artikel van toepassing is.

De informatie wordt desgevraagd verstrekt in een vorm die toegankelijk is voor eindgebruikers met een handicap, overeenkomstig de nationale wetgeving die het Europese Unierecht tot harmonisering van de toegankelijkheidseisen voor producten en diensten omzet. § 2. Operatoren van andere voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiediensten dan transmissiediensten voor het verlenen van intermachinale diensten verstrekken consumenten en eindgebruikers die micro-ondernemingen, kleine ondernemingen, micro-organisaties zonder winstoogmerk of kleine organisaties zonder winstoogmerk zijn, de in het tweede lid bedoelde samenvatting van het contract, tenzij deze eindgebruikers de voorkeur gegeven hebben aan geïndividualiseerde contractonderhandelingen en er voorafgaand aan de contractssluiting expliciet mee hebben ingestemd om deze samenvatting niet te ontvangen.

De samenvatting van het contract voldoet aan de voorwaarden, opgelegd door de uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie, en is daarnaast gemakkelijk leesbaar en zo beknopt mogelijk.

De in het eerste lid bedoelde operatoren verstrekken de samenvatting van het contract kosteloos en voorafgaand aan het sluiten van het contract aan de consumenten en de in deze paragraaf bedoelde eindgebruikers, ook in geval van overeenkomsten op afstand.

Indien het voorafgaand aan de sluiting van het contract om objectieve technische redenen niet mogelijk is de samenvatting van het contract te verstrekken, wordt deze onverwijld daarna verstrekt en wordt het contract pas van kracht wanneer de consument of de in deze paragraaf bedoelde eindgebruiker, na ontvangst van de samenvatting, zijn akkoord heeft bevestigd. § 3. De in de paragrafen 1 en 2 bedoelde informatie vormt een integraal onderdeel van het contract en wordt, onverminderd de toepassing van paragraaf 4, niet gewijzigd, tenzij de partijen uitdrukkelijk anders overeenkomen. § 4. Onverminderd de toepassing van de artikelen VI.83 en VI.84 van het Wetboek van economisch recht, hebben de abonnees bij kennisgeving van voorgestelde wijzigingen aan de voorwaarden van het afgesloten contract met een operator van andere voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten het recht om het contract zonder boete op te zeggen, tenzij de voorgestelde wijzigingen op aantoonbare wijze uitsluitend in het voordeel zijn van de eindgebruiker, van strikt administratieve aard zijn en geen negatieve gevolgen hebben voor de eindgebruiker of rechtstreeks worden opgelegd door of krachtens wetgeving die operatoren geen keuze laat op het vlak van implementatie of indien het gaat om een aan de index van de consumptieprijzen gerelateerde stijging waarin werd voorzien in het in paragraaf 3 bedoelde contract.

De abonnees worden tijdig en ten minste één maand vooraf naar behoren, op een duidelijke en begrijpelijke wijze, individueel via een duurzame gegevensdrager in kennis gesteld van dergelijke wijzigingen en worden tegelijkertijd op de hoogte gesteld van hun recht om zonder boete het contract op te zeggen uiterlijk drie maanden na de kennisgeving.

Wat transmissiediensten voor het verlenen van intermachinale diensten betreft, komen de in deze paragraaf bedoelde rechten uitsluitend ten goede aan eindgebruikers die consumenten, micro-ondernemingen, kleine ondernemingen, micro-organisaties zonder winstoogmerk of kleine organisaties zonder winstoogmerk zijn. § 5. De initiële duurtijd van contracten tussen consumenten en operatoren van andere voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten en dan transmissiediensten voor het verlenen van intermachinale diensten mag niet meer dan vierentwintig maanden bedragen. Deze beperking geldt eveneens voor contracten tussen de in de eerste zin genoemde operatoren en eindgebruikers die micro-ondernemingen, kleine ondernemingen, micro-organisaties zonder winstoogmerk of kleine organisaties zonder winstoogmerk zijn, tenzij deze eindgebruikers op het ogenblik van de contractsluiting er expliciet en vrij mee hebben ingestemd om de initiële duurtijd van vierentwintig maanden te overschrijden.

De in het eerste lid bedoelde beperking van de looptijd is niet van toepassing op een contract op afbetaling, waarbij de consument of de eindgebruiker uitsluitend voor het aanleggen van een fysieke aansluiting in termijnen betaalt. Een dergelijk contract wordt afzonderlijk van het in het eerste lid bedoelde contract gesloten, omvat geen eindapparatuur zoals een router of modem en belet de consument en de eindgebruiker niet zijn rechten uit hoofde van paragraaf 4 en de artikelen 111/3 en 113/1 uit te oefenen. § 6. Uiterlijk één maand vóór de automatische verlenging van het contract van bepaalde duur voor andere elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten en dan transmissiediensten voor het verlenen van intermachinale diensten informeren de operatoren de abonnees op een duurzame gegevensdrager, in vetgedrukte letters en op een prominente plaats, over het einde van de initiële contractuele verbintenis en over de middelen om het contract, overeenkomstig artikel 111/3, op te zeggen. Tegelijk geeft de operator de abonnees op de duurzame gegevensdrager, overeenkomstig de modaliteiten van artikel 109, ook advies over de voordeligste tarieven met betrekking tot zijn diensten. § 7. De bewijslast voor de naleving van de neergelegde informatie- en instemmingsverplichtingen ligt bij de operator.".

Art. 144 Artikel 109 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt vervangen als volgt: "Art 109. Ten minste één keer per jaar meldt de operator van andere elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten en dan transmissiediensten voor het verlenen van intermachinale diensten op een duurzame gegevensdrager aan de abonnee, welk voor hem het meest gunstige tariefplan is, rekening houdend met zijn gebruikspatroon berekend over de periode bepaald door het Instituut. Wanneer de operator het meest gunstige tariefplan aan de abonnee met een tariefplan bestemd voor consumenten meldt, verstrekt hij tevens op een duurzame drager, volgens de nadere regels vastgesteld door het Instituut, de gegevens van het daartoe gebruikte gebruiksprofiel.

Voor internettoegangsdiensten worden de tariefplannen vermeld waarmee het volume gedownloade data dat uit het gebruikspatroon blijkt, kan worden verwerkt, eventueel met een lagere prijs, zelfs wanneer met die tariefplannen een lagere downloadsnelheid gepaard gaat. Tevens worden voor elk van de voormelde tariefplannen de downloadsnelheid, andere relevante kenmerken en de mogelijke gevolgen vermeld wanneer de abonnee een gecombineerd aanbod afneemt.

Indien een abonnee bij de operator ingetekend heeft op twee of meer tariefplannen die overeenstemmen met verschillende diensten, zoals vaste telefonie, mobiele diensten, breedbandinternettoegang en/of televisiediensten, wordt in voorkomend geval als tariefplan een gecombineerd aanbod vermeld waarin deze verschillende diensten in één enkel tariefplan geïntegreerd zijn, wanneer dat gecombineerde aanbod goedkoper uitvalt dan de som van de aparte tariefplannen waarop de abonnee ingetekend heeft.

Het Instituut kan, na een openbare raadpleging te hebben gevoerd, de nadere regels van de verplichtingen, bepaald in deze paragraaf vastleggen. Het Instituut voorziet minstens in een termijn van zes maanden na de publicatie van de voormelde nadere regels voor de implementatie van de betreffende verplichtingen.".

Art. 145 In artikel 110 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten7, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) het eerste lid wordt vervangen als volgt: "De operatoren van voor het publiek beschikbare nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten en operatoren van internettoegangsdiensten verstrekken de consumenten en de abonnees met maximum 9 werknemers een gespecificeerde basisfactuur waarvan het niveau van specificatie door de minister wordt vastgesteld na advies van het Instituut.Deze factuur wordt ten minste één keer om de drie maanden aan de consumenten en de abonnees met maximum 9 werknemers verstrekt, zonder dat aan de abonnee daarvoor extra kosten kunnen worden aangerekend."; b) in het tweede lid worden de woorden "artikel 10 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens" vervangen door de woorden "de AVG en de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten4";2° in paragraaf 2 worden de woorden "De abonnees" vervangen door de woorden "De eindgebruikers";3° een paragraaf 2/1 wordt ingevoegd, luidende: " § 2/1.De meer gespecificeerde versie van de basisfactuur verwijst voor wat betreft de identiteit van de dienstenaanbieder uitdrukkelijk naar het register bedoeld in artikel 116/1, § 1, en vermeldt de duur van de diensten waarvoor kosten in rekening worden gebracht wegens het gebruik van betaalnummers."; 4° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt: " § 4.De operator vermeldt bovendien de volgende informatie op de volgende wijze op de factuur: 1° op de eerste bladzijde van elke factuur van een abonnee met een tariefplan bestemd voor consumenten de volgende tekst in een afzonderlijk kader en in het vet: "Raadpleeg de site van de overheid www.bestetarief.be om het tariefplan te vinden dat het best met uw gebruikspatroon overeenstemt"; 2° op de factuur van de consument en van de abonnee met maximum 9 werknemers: of het onderliggende contract een contract van bepaalde of onbepaalde duur is en, in voorkomend geval, op welke datum er geen restwaarde meer betaald moet betaald worden voor de eindapparatuur die gebonden is aan het inschrijven op het abonnement.Voor elk voor een bepaalde duur gesloten contract wordt de datum vermeld vanaf wanneer er geen schadevergoeding meer verschuldigd is voor de beëindiging van het contract. Iedere vermelding is leesbaar en goed zichtbaar."; 5° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende: " § 5.De bewijslast voor de naleving van de in dit artikel neergelegde informatie- en instemmingsverplichtingen ligt bij de operator.".

Art. 146 In artikel 110/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5 en gewijzigd bij de wetten van 27 maart 2014 en 31 juli 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "artikel 110, § 4 kan de abonnee steeds van zijn operator" worden vervangen door de woorden "artikel 109, kan de abonnee steeds van zijn operator van voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiediensten, met uitzondering van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten en van transmissiediensten voor het verlenen van intermachinale diensten,";2° in de bepaling onder 1° worden de woorden " § 3" vervangen door de woorden " § 2";3° in de bepaling onder 3° worden de woorden "in een gecombineerd aanbod met een breedbandinternetdienst en/of een vaste telefoniedienst en/of mobiele diensten" opgeheven. Art. 147 Artikel 111 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten3, wordt vervangen als volgt: "

Art. 111.§ 1. Wanneer een operator van een internettoegangsdienst of van een voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiedienst het aanbod van zijn dienst aan voorwaarden verbindt, publiceert hij voor de consumenten en de eindgebruikers, per dienst en, waar nodig, per tariefplan, vergelijkbare, duidelijke, volledige en bijgewerkte transparante informatie met betrekking tot: 1° zijn contactgegevens;2° de beschrijving van zijn diensten, in het bijzonder: a) de omvang van de aangeboden diensten en de belangrijkste kenmerken van elk tariefplan, met inbegrip van minimumniveaus van de kwaliteit van de dienstverlening, indien deze worden geboden, en door de operator opgelegde beperkingen inzake het gebruik van geleverde eindapparatuur;b) tarieven van de aangeboden diensten, met inbegrip van informatie over: i) de in elk tariefplan inbegrepen communicatievolumes; ii) de toepasselijke tarieven voor extra communicatie-eenheden; iii) de toepasselijke tarieven voor communicatie met nummers of diensten waarvoor bijzondere prijsstellingsvoorwaarden gelden; iv) alle overige gebruikstarieven; v) toegangstarieven; vi) onderhoudstarieven; vii) alle bijzondere en gerichte tariefregelingen, inclusief tijdelijke regelingen met vermelding van de geldigheidsduur ervan en het tarief dat na het verstrijken van de tijdelijke regeling van toepassing zal zijn; viii) alle extra kosten; en ix) kosten met betrekking tot eindapparatuur; c) nazorg, onderhoudsdiensten en klantenservice die worden aangeboden, alsook de bijbehorende contactgegevens;d) rechten en verplichtingen van de eindgebruikers die geregeld worden in de algemene voorwaarden, waaronder deze in verband met: i) de contractduur; ii) kosten die moeten worden betaald bij vroegtijdige beëindiging van het contract; iii) rechten in verband met de beëindiging van gebundelde aanbiedingen of van elementen daarvan; iv) procedures en directe kosten in verband met de overdraagbaarheid van nummers en andere identificatoren, indien relevant; e) producten en diensten, met inbegrip van functies, praktijken, beleid en procedures, en wijzigingen van de werking van de dienstverlening, die specifiek zijn afgestemd op eindgebruikers met een handicap;f) indien de operator een voor het publiek beschikbare nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiedienst aanbiedt: informatie over de toegang tot nooddiensten en informatie over de locatie van de beller en van eventuele beperkingen hieraan;g) indien de operator een nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst aanbiedt: informatie over de mate waarin toegang tot nooddiensten al dan niet kan worden ondersteund.3° mechanismen voor geschillenbeslechting, waaronder regelingen van de operator zelf en de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Ombudsdienst voor telecommunicatie, indien een eindgebruiker geen bevredigende oplossing voor zijn geschil heeft kunnen bereiken naar aanleiding van zijn contacten met zijn operator. Deze inlichtingen worden gepubliceerd op een machineleesbare manier en in een duidelijke, gedetailleerde en, ook voor eindgebruikers met een handicap, gemakkelijk toegankelijke vorm. Het Instituut kan de nauwkeurige inhoud van de te publiceren inlichtingen vaststellen, alsook de nadere regels voor hun publicatie. Het Instituut kan bij het bepalen van deze regels rekening houden met zelfregulerende initiatieven, die een significant deel van de markt beslaan, en met informatie die hij of een andere bevoegde overheid publiceert.

Onverminderd de toepassing van paragraaf 2, delen de operatoren, de informatie mee die zij zullen publiceren alsook de wijzigingen in die informatie op voorhand mee aan het Instituut. Deze mededeling gebeurt op verzoek, binnen een tijdsbestek die het Instituut toelaat de informatie te valideren en de nodige aanpassingen te vragen. § 2. Het Instituut vergemakkelijkt het verstrekken van vergelijkbare informatie door de operatoren van internettoegangsdiensten of operatoren van voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten die aan het aanbieden van deze diensten voorwaarden koppelen, opdat consumenten en eindgebruikers, met inbegrip van eindgebruikers met een handicap, een onafhankelijk oordeel kunnen vormen over de kosten van alternatieve gebruiksplannen, bijvoorbeeld met behulp van interactieve gidsen of soortgelijke technieken.

Bovendien maakt het Instituut, overeenkomstig de nadere regels vastgesteld bij ministerieel besluit na advies van het Instituut, via zijn website actuele informatie beschikbaar die consumenten, met inbegrip van de eindgebruikers met een handicap, en abonnees met maximum 9 werknemers in staat stelt een oordeel te vormen over het voor hen meest voordelige aanbod in het licht van hun gebruikspatroon.

De informatie voor abonnees met maximum 9 werknemers betreft de voor het publiek beschikbare standaardaanbiedingen.

Daartoe voert iedere operator van internettoegangsdiensten of van voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten die aan het aanbod van die diensten voorwaarden verbindt, zijn tariefplannen, dit wil zeggen het geheel van tarieven, contractuele en technische aspecten die samen een commercieel aanbod uitmaken, alsook de wijzigingen ervan in de elektronische toepassing voor tariefvergelijking op de website van het Instituut en dit binnen een tijdsbestek die het Instituut toelaat de informatie te valideren en de nodige aanpassingen te vragen. Terzelfder tijd bezorgt de operator van internettoegangsdiensten of van voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten die aan het aanbod van die diensten voorwaarden verbindt, het Instituut een volledige beschrijving van elk nieuw tariefplan of wijziging ervan en een elektronische link naar de bestaande of in ontwikkeling zijnde internetpagina waar het betrokken tariefplan wordt beschreven.

De Koning bepaalt, op advies van het Instituut en van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de nadere regels aangaande een automatische verbinding die de aanbieders van internettoegangsdiensten of van voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten die aan het aanbod van die diensten voorwaarden verbinden, maken tussen het gebruiksprofiel waarover zij beschikken van de abonnees die als consumenten beschouwd kunnen worden of van de abonnees met maximum 9 werknemers en de elektronische toepassing voor tariefvergelijking op de website van het Instituut. Hierbij wordt rekening gehouden met de bescherming van het privéleven van de eindgebruikers.

In voorkomend geval wordt duidelijk vermeld dat de gepresenteerde informatie geen volledig overzicht van de markt biedt. Deze vermelding gebeurt voordat de zoekresultaten worden getoond.

Derden hebben het recht om teneinde de in het eerste lid bedoelde interactieve gidsen of soortgelijke technieken te verkopen of beschikbaar te maken, kosteloos de informatie te gebruiken die wordt bekendgemaakt door de operatoren van internettoegangsdiensten of van voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten die aan het aanbod van die diensten voorwaarden verbinden.".

Art. 148 Artikel 111/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt vervangen als volgt: "

Art. 111/1.Het Instituut kan de operatoren van internettoegangsdiensten of van voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten verplichten om eindgebruikers te informeren over de geldende tarieven voor elk nummer en elke dienst waarvoor bijzondere tariefvoorwaarden gelden; voor afzonderlijke categorieën van diensten kan het Instituut eisen dat deze informatie wordt verstrekt onmiddellijk voor de doorschakeling van het gesprek of de doorschakeling naar de aanbieder van de dienst.".

Art. 149 Artikel 111/2 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5 en gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, wordt vervangen als volgt: "

Art. 111/2.§ 1. De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, de nadere regels van toepassing wanneer een abonnee afziet van een andere voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiedienst dan een nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst bij een operator om een andere voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiedienst dan een nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst bij een andere operator te verkrijgen.

Deze regels hebben onder meer betrekking op: 1° de verdeling van de taken voor de overstap tussen de betrokken partijen, waarbij de ontvangende operator het overstapproces leidt;2° de technische methodes, de uitvoeringstermijnen en de verplichtingen tot het verschaffen van informatie die de betrokken operatoren desbetreffend toepassen;3° de methode voor de vaststelling van de kosten voor de overstap en de verdeling van die kosten tussen de betrokken partijen;4° de vergoedingen die aan de abonnees toekomen in geval van vertraging bij de uitvoering van de overstap of bij gemiste onderhouds- en installatieafspraken;alsook 5° de verplichtingen van de operatoren om informatie te verschaffen aan de abonnee. De regels waarborgen de continuïteit van de dienst tijdens het overstapproces, tenzij dit technisch niet haalbaar is. De ontvangende operator zorgt ervoor dat de dienst zo snel mogelijk wordt geactiveerd op de datum en binnen het tijdsbestek die uitdrukkelijk met de eindgebruiker zijn overeengekomen. De overdragende operator blijft zijn dienst onder dezelfde voorwaarden aanbieden tot de ontvangende operator zijn dienst activeert. Tijdens het overstapproces mag de dienst niet langer dan één werkdag worden onderbroken.

De ontvangende en de overdragende operator werken te goeder trouw samen. Zij veroorzaken geen vertraging of misbruik van de overstap- en overdrachtsprocessen. De contracten tussen de eindgebruikers en de overdragende operator worden automatisch opgezegd wanneer het overstapproces is afgerond.

Bij vooruitbetaalde diensten betaalt de overdragende operator op verzoek eventueel resterende tegoeden terug aan de consument. Voor restitutie kan slechts een vergoeding worden gevraagd indien dit in het contract is vermeld. Een dergelijke vergoeding is evenredig en staat in verhouding tot de werkelijke kosten die de overdragende operator heeft gemaakt om de restitutie aan te bieden. De Koning, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, kan de nadere modaliteiten voor de uitvoering van de verplichtingen van dit lid bepalen. § 2. Het activeren van een internettoegangsdienst of het overdragen van een nummer door een operator zonder uitdrukkelijke voorafgaande, schriftelijk gegeven toestemming van de abonnee, en zonder duidelijke informatieverstrekking over de internettoegangsdienst of de overdracht van het nummer zelf, is verboden.

De persoon die ten onrechte aan een operator vraagt een nummer over te dragen of een internettoegangsdienst te deactiveren kan van de benadeelde abonnee niet eisen dat hij de kosten voor zijn dienstverlening betaalt. In voorkomend geval betaalt de persoon hem de reeds ontvangen bedragen terug. Bovendien betaalt hij een forfaitaire tegemoetkoming van 750 euro aan de onderneming die de eindgebruiker hierdoor tijdelijk als abonnee verliest.

Een klacht betreffende de toepassing van dit artikel kan worden ingediend bij de Ombudsdienst voor telecommunicatie.

De Ombudsdienst voor telecommunicatie mag weigeren een klacht te behandelen, indien blijkt dat de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de klacht meer dan één jaar vóór het indienen van de klacht hebben plaatsgevonden.".

Art. 150 In artikel 111/3 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5 en gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt: " § 1.De opzeg van een contract voor andere elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten en dan transmissiediensten voor het verlenen van intermachinale diensten door de abonnee kan door alle schriftelijke middelen gebeuren en zonder een verplichting een reden op te geven.

Indien het contract van een consument of een abonnee met maximum 9 werknemers automatisch verlengd is na zijn initiële duurtijd of indien de opzeg gebeurt met het oog op een overstap in de zin van artikel 11, § 7 of artikel 111/2 wordt het contract beëindigd op het moment gekozen door de abonnee, zelfs indien dit onmiddellijk is. De contracten met de overige abonnees die automatisch verlengd werden kunnen opgezegd worden met een opzegtermijn van maximum één maand.

De operator tot wie de opzeg gericht is sluit de betrokken dienst, naargelang het geval, af aan het einde van de opzegtermijn of op het door de abonnee gewenste moment en, indien de onmiddellijke opzeg gevraagd wordt, zo spoedig als technisch mogelijk.

Indien het opgezegde contract een nummer uit het nationale nummerplan toekende, behoudt de eindgebruiker het recht om het nummer over te dragen naar een andere operator gedurende minimaal één maand na de datum van opzegging, tenzij de eindgebruiker afstand doet van dit recht.

De operator stuurt een schriftelijke bevestiging van de afsluiting naar de abonnee.

Onverminderd de toepassing van paragraaf 3, kan de operator die de betrokken dienst afsluit geen andere kosten aanrekenen dan de vergoeding voor de ontvangst van de dienstverlening tijdens de opzeggingstermijn."; 2° in paragraaf 2, eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "hoofdstuk III, Afdeling 6 van de wet van 6 april 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten1 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming" worden vervangen door de woorden "hoofdstuk 6 van titel 3 van boek VI van het Wetboek van economisch recht";b) de woorden "van andere voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten" worden ingevoegd tussen de woorden "tussen een operator" en de woorden "en een abonnee";3° in paragraaf 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht: i) de woorden "van andere voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten" worden ingevoegd tussen de woorden "De operator" en de woorden "kan, onverminderd"; ii) de woorden "of een abonnee die over niet meer dan vijf oproepnummers, met uitzondering van de nummers voor de M2M-diensten, beschikt" worden vervangen door de woorden "of een abonnee met maximum 9 werknemers"; b) in het tweede lid worden de woorden "of een abonnee die over niet meer dan vijf oproepnummers beschikt" vervangen door de woorden "of een abonnee met maximum 9 werknemers";c) in het derde lid worden de volgende wijzigingen aangebracht: i) de woorden "de consument of een abonnee die over niet meer dan vijf oproepnummers beschikt en" worden vervangen door de woorden "de abonnee"; ii) de woorden "de restwaarde van het product op het ogenblik van de beëindiging van het contract, bepaald overeenkomstig artikel 108, § 1, e), derde streepje" worden vervangen door de woorden "het bedrag vermeld op de aflossingstabel bedoeld in artikel 108, § 1, tweede lid, de bepaling onder 1°, c), iv, voor de maand waarin de beëindiging van het contract plaatsvindt"; d) de paragraaf wordt aangevuld met drie leden, luidende: "De beperkingen aan de schadevergoeding die deze paragraaf instelt gelden niet ten aanzien van de schadevergoeding voor het voortijdig beëindigen van het contract bedoeld in artikel 108, § 5, tweede lid of ieder ander afzonderlijk contract dat tussen de in dat artikel bedoelde partijen werd gesloten betreffende de betaling van het aanleggen van een nieuwe aansluiting. De beperking aan de schadevergoeding die het derde lid instelt komt, wat transmissiediensten voor het verlenen van intermachinale diensten betreft, uitsluitend ten goede aan eindgebruikers die consumenten, micro-ondernemingen, kleine ondernemingen, micro-organisaties zonder winstoogmerk of kleine organisaties zonder winstoogmerk zijn.

De operator heft eventuele, in het contract gespecificeerde voorwaarden voor het gebruik van de aan het opgezegde contract gekoppelde eindapparatuur op andere netwerken uiterlijk bij de betaling van de in het derde lid bedoelde vergoeding kosteloos op.".

Art. 151 Artikel 112 van dezelfde wet hersteld bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt vervangen als volgt: "

Art. 112.De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, de faciliteiten die de operatoren van internettoegangsdiensten en operatoren van voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten aanbieden om het gebruik van de door hen op basis van tijd of verbruikt volume aangerekende diensten te volgen en de kosten van de aanrekening ervan te beheersen.

De faciliteiten omvatten onder meer kosteloze toegang tot tijdige informatie over het verbruiksniveau van de diensten die tot het tariefplan behoren en kosteloze waarschuwingen van abnormale of excessieve consumptiepatronen aan abonnees met een tariefplan bestemd voor consumenten.

Het waarschuwingsbericht dat de operatoren versturen bij het bereiken van het maandelijks forfait van de betrokken abonnees bevat minstens de informatie dat het maandelijks forfait werd overschreden.

De operatoren geven bovendien kosteloos de mogelijkheid om een financiële bovengrens of een bovengrens uitgedrukt in volume vast te stellen, te kiezen uit een lijst vastgesteld door het Instituut.

Standaard wordt door het Instituut een bovengrens bepaald.".

Art. 152 In titel IV, hoofdstuk III, afdeling 1, onderafdeling 1, van dezelfde wet, wordt een artikel 112/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 112/1.Operatoren die internettoegangsdiensten en/of voor het publiek beschikbare nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten of transmissiediensten voor het verlenen van audiovisuele of auditieve mediadiensten aanbieden, publiceren op verzoek van het Instituut kosteloos informatie van algemeen belang met dezelfde middelen waarmee zij doorgaans met bestaande of nieuwe abonnees communiceren. Dergelijke informatie wordt door het Instituut, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, in een gestandaardiseerde vorm aangeleverd en heeft onder meer betrekking op de volgende punten: 1° de meest voorkomende vormen van gebruik van internettoegangsdiensten en van voor het publiek beschikbare nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten voor onwettige activiteiten of de verspreiding van schadelijke inhoud, met name waar dit de eerbiediging van de rechten en vrijheden van derden kan aantasten, inclusief schendingen van het auteursrecht en hiermee samenhangende rechten, en de juridische gevolgen hiervan, en 2° beschermingsmaatregelen tegen gevaren voor de persoonlijke veiligheid, de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens bij het gebruik van internettoegangsdiensten en voor het publiek beschikbare nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten.".

Art. 153 In titel IV, hoofdstuk III, afdeling 1, van dezelfde wet, wordt het opschrift van onderafdeling 2 vervangen als volgt: "Onderafdeling 2. Kwaliteit van de netwerken en diensten".

Art. 154 Artikel 113 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt vervangen als volgt: "

Art. 113.§ 1. Het Instituut coördineert de initiatieven betreffende de kwaliteit van de dienstverlening met betrekking tot internettoegangsdiensten, voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten en transmissiediensten voor het verlenen van audiovisuele of auditieve mediadiensten. § 2. Operatoren die internettoegangsdiensten aanbieden, operatoren die voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten verstrekken en operatoren van transmissiediensten voor het verlenen van omroep, maken op hun website ten behoeve van de eindgebruikers volledige, vergelijkbare, betrouwbare, gebruiksvriendelijke en actuele informatie over de kwaliteit van hun diensten bekend aan de hand van minimaal de in paragraaf 3 bepaalde parameters, voor zover zij ten minste enkele elementen van het netwerk beheren, alsook over de maatregelen die zijn genomen om gelijkwaardige toegang voor eindgebruikers met een handicap te waarborgen.

Als de kwaliteit van de dienstverlening van operatoren van voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten en van operatoren van transmissiediensten voor het verlenen van omroep afhankelijk is van externe factoren, worden de consumenten daarvan in kennis gesteld.

De informatie wordt voor publicatie eveneens, op verzoek, aan het Instituut verstrekt. § 3. Het Instituut bepaalt de te hanteren parameters voor de kwaliteit van het netwerk en van de dienst en de daartoe te hanteren meetmethoden.

Het Instituut bepaalt tevens de inhoud, periodiciteit, vorm en wijze van bekendmaking van de te publiceren informatie, met inbegrip van mogelijke kwaliteitscertificeringsregelingen. § 4. Het resultaat van de metingen van de parameters bepaald in paragraaf 3 wordt door het Instituut weergegeven in een vergelijkingstool die kosteloos aan de eindgebruikers wordt ter beschikking gesteld.

Ter vergelijking en beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening en met inachtneming van de beginselen van non-discriminatie en proportionaliteit, bepaalt de Koning, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, wie deze resultaten verplicht moet aanleveren, alsook in welk format dit gebeurt en met welke frequentie.

De vergelijkingstool staat open voor elke operator en behandelt alle operatoren in de zoekresultaten gelijk. De tool vermeldt het tijdstip van de meest recente actualisering alsook de procedure om foute informatie te melden.

De vergelijkingstool: 1° is operationeel onafhankelijk van de aanbieders van dergelijke diensten, en waarborgt dat die aanbieders in de zoekresultaten gelijk worden behandeld;2° vermeldt wie de eigenaar van de vergelijkingstool is en wie die tool beheert;3° vermeldt de duidelijke en objectieve criteria waarop de vergelijking moet worden gebaseerd;4° maakt gebruik van duidelijke en ondubbelzinnige taal;5° geeft nauwkeurige en actuele informatie, met vermelding van het tijdstip van de meest recente actualisering;6° staat open voor iedere aanbieder van internettoegangsdiensten of voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiediensten, die de relevante informatie beschikbaar maakt en omvat een breed scala aan aanbiedingen die een significant deel van de markt beslaan en vermeldt in voorkomend geval duidelijk dat de gepresenteerde informatie geen volledig overzicht van de markt biedt, voordat de zoekresultaten worden getoond;7° voorziet in een effectieve procedure om foute informatie te melden; 8° voorziet in de mogelijkheid tot vergelijking van de kwaliteit van de dienstverlening van de aanbiedingen waartussen de consument kan kiezen.".

Art. 155 Artikel 113/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5 wordt vervangen als volgt: "

Art. 113/1.Elke significante voortdurende of regelmatig voorkomende discrepantie tussen enerzijds de werkelijke prestaties van een elektronische-communicatiedienst die geen internettoegangsdienst noch een nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst is en anderzijds de in het contract vermelde prestaties, wordt beschouwd als een reden voor de uitoefening van de rechtsmiddelen waarover de consument beschikt om de naleving van het contract te bekomen.

Onverminderd de toepassing van artikel 4, § 4, van Verordening (EU) 2015/2120, kan het Instituut de instrumenten bepalen, waarmee de in dit artikel bedoelde werkelijke prestaties kunnen worden gemeten, alsook de modaliteiten ervan.".

Art. 156 In artikel 113/2 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de woorden "met betrekking tot de vergoedingen die de operatoren in geval van een onderbreking van de dienst aan hun abonnees moeten betalen" vervangen door de woorden "met betrekking tot de maatregelen inzake vergoedingen die de operatoren van andere voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten in geval van een onderbreking van de dienst aan hun abonnees moeten betalen".

Art. 157 In titel IV, hoofdstuk III, van dezelfde wet, worden de volgende artikelen opgeheven: 1° artikel 114, gewijzigd bij de wetten van 10 juli 2012 en 27 maart 2014;2° artikel 114/1, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5 en gewijzigd bij de wet van 27 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten7;3° artikel 114/2, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5;4° artikel 115, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5. Art. 158 In artikel 116 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 31 mei 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de eerste zin worden de woorden "om met de hulpdienst verbinding te krijgen de termijn overschrijdt die door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het Instituut wordt bepaald" vervangen door de woorden "om verbinding te krijgen met de hulpdienst van een operator van een andere voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiedienst dan een nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst 2,5 minuten overschrijdt";b) in de tweede zin worden de woorden "binnen de door de Koning vastgestelde termijn na" vervangen door de woorden "vóór het einde van de volgende werkdag na";2° er wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende: "Bij algemene of omvangrijke problemen of andere uitzonderlijke gebeurtenissen is voorgaande verplichting niet van toepassing.Voor consumenten en abonnees met een tariefplan bestemd voor consumenten laat de operator een onthaalboodschap horen met een omschrijving van de gebeurtenis of het probleem en, wanneer mogelijk, een indicatie wanneer het opgelost is. Deze boodschap zal ook hoorbaar zijn voor consumenten en abonnees met een tariefplan bestemd voor consumenten die reeds wachten op doorschakeling naar de hulpdienst.".

Art. 159 In artikel 117 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 10 juli 2012 en 31 juli 2017, wordt het eerste lid vervangen als volgt: "Het Instituut kan de operatoren die spraakcommunicatiediensten, of voor het publiek beschikbare nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten, of internettoegangsdiensten of toegang tot voor het publiek beschikbare communicatienetwerken, aanbieden, gelasten om middelen te voorzien waarbij de consumenten voor de betrokken toegang of het gebruik van diensten vooruitbetalen.".

Art. 160 In artikel 118, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, worden de woorden "al de ondernemingen die voor het publiek toegankelijke telefoniediensten" vervangen door de woorden "operatoren die spraakcommunicatiediensten".

Art. 161 In artikel 119 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende: " "Deze regels zijn van toepassing niettegenstaande andersluidende wetsbepalingen."; 2° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "van een internettoegangsdienst of van een interpersoonlijke communicatiedienst" ingevoegd tussen de woorden "Wanneer de operator" en de woorden "zich voorneemt";3° in paragraaf 6 wordt de bepaling onder 1° aangevuld met de woorden "en de referenties van de openstaande schuld". Art. 162 In artikel 120 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, worden de woorden "van de abonnee blokkeren de operatoren die een elektronische-communicatiedienst aanbieden kosteloos de berichten, de communicatie of de oproepen, inkomend van of uitgaand naar specifieke nummers of" vervangen door de woorden "van de eindgebruiker blokkeren de operatoren van spraakcommunicatiediensten of van voor het publiek beschikbare nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten kosteloos de berichten via een betaalnummer, de communicatie via een soortgelijke toepassing of de uitgaande gesprekken van een specifiek type of naar".

Art. 163 In titel IV, hoofdstuk III, afdeling 1, onderafdeling 3, van dezelfde wet, wordt een artikel 120/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 120/1.Op verzoek van de eindgebruiker deactiveert de operator van een internettoegangsdienst of van een voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiedienst de mogelijkheid voor externe dienstenaanbieders om gebruik te maken van de factuur van de operator van de internettoegangsdienst of van de operator van de voor het publiek beschikbare interpersoonlijke communicatiedienst om eindgebruikers hun producten of diensten in rekening te brengen.".

Art. 164 In artikel 121 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende: "De Koning, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, kan van de operatoren verlangen dat zij identificatie van de oproepende lijn of van het sms-/mms-bericht kosteloos ter beschikking stellen."; 2° het artikel wordt aangevuld met de paragrafen 4 tot 6, luidende: " § 4.Het is verboden de identificatie van de oproepende lijn of de afzender in geval van een sms-/mms-bericht te veranderen met de intentie de opgeroepene of de ontvanger van dit sms-/mms-bericht schade toe te brengen of te bedriegen.

De identificatie van de oproepende lijn of van de afzender in geval van een sms-/mms-bericht, die bij een nummergebaseerde elektronische communicatie wordt geleverd moet: 1° ongewijzigd worden doorgegeven aan de opgeroepene of de ontvanger in geval van een sms-/mms-bericht;2° een geldig telefoonnummer bevatten dat de oproepende verbinding of persoon of de afzender in geval van een sms-/mms-bericht op unieke wijze identificeert. § 5. Het Instituut bepaalt de nadere regels inzake de presentatie, het formaat en het doorgeven van de identificatie van de oproepende lijn of van de afzender in geval van een sms-/mms-bericht aan de aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en -diensten betrokken in het afwikkelen van nummergebaseerde elektronische communicatie met als doel een zo hoog mogelijke betrouwbaarheid.

Voor oproepen of sms-/mms-berichten die buiten het Belgische grondgebied vertrekken moet het Instituut, indien het telefoonnummer niet betrouwbaar wordt geacht, maatregelen opleggen aan de operatoren van elektronische-communicatienetwerken en -diensten via een besluit en dit zover technisch haalbaar om de opgeroepene of ontvanger in geval van een sms-/mms-bericht hiervan te informeren of de presentatie van het telefoonnummer te verhinderen. § 6. Het Instituut bepaalt welke telefoonnummers nooit mogen worden getoond als identificatie van de oproepende lijn of afzender in geval van een sms-/mms-bericht.".

Art. 165 Artikel 121/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 6 april 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten1 en gewijzigd bij de wet van 27 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten7, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende: " § 2. Wanneer de faciliteiten waarvan sprake in paragraaf 1, 1°, ten einde lopen, staat de aanbieder van die faciliteiten aan de eindgebruiker toe om deze faciliteiten, op uitdrukkelijke verzoek van de eindgebruiker, te behouden ook na de minimale periode die in aanmerking is genomen in de gedragscode.

De Koning bepaalt, na advies van het Instituut, het maximumbedrag van de vergoeding van de aanbieder van deze faciliteit in geval van verlenging ervan.".

Art. 166 In titel IV, hoofdstuk III, afdeling 1, van dezelfde wet, wordt een onderafdeling 6 ingevoegd, luidende: "Onderafdeling 6. Regels betreffende gebundelde aanbiedingen".

Art. 167 In onderafdeling 6 ingevoegd bij artikel 166, wordt een artikel 121/5 ingevoegd, luidende: "

Art. 121/5.§ 1. Indien aan een consument aangeboden gebundelde aanbiedingen of gebundelde aanbiedingen van diensten en eindapparatuur ten minste een internettoegangsdienst of een voor het publiek beschikbare nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiedienst omvat, zijn de artikelen 108, § 2, tot 111, alsmede de artikelen 111/2 tot 111/4 en 113, van toepassing op alle elementen van de gebundelde aanbieding, ook, mutatis mutandis, op de elementen die anders niet onder die bepalingen vallen.

Een abonnement op aanvullende diensten of eindapparatuur die door dezelfde operator van internettoegangsdiensten of voor het publiek beschikbare nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten worden verstrekt of verspreid, leidt niet tot de verlenging van de oorspronkelijke looptijd van het bestaande contract waaraan die diensten of eindapparatuur worden toegevoegd, tenzij de consument uitdrukkelijk iets anders overeenkomt wanneer hij een abonnement neemt op de aanvullende diensten of eindapparatuur. § 2. Paragraaf 1 geldt ook voor eindgebruikers die micro-ondernemingen, kleine ondernemingen, micro-organisaties zonder winstoogmerk of kleine organisaties zonder winstoogmerk zijn, tenzij zij er op het ogenblik van de contractsluiting of het nemen van de aanvullende diensten of eindapparatuur expliciet en vrij mee hebben ingestemd dat een recht toegekend door een artikel vermeld in paragraaf 1 niet of slechts gedeeltelijk van toepassing is. § 3. Indien de consument op grond van andere wetgeving of zijn contract het recht heeft enig onderdeel van de gebundelde aanbieding zoals bedoeld in paragraaf 1, vóór het einde van de overeengekomen contracttermijn op te zeggen vanwege non-conformiteit met de overeenkomst of leveringsverzuim, dan heeft de consument het recht om het contract ten aanzien van alle elementen van de bundel te beëindigen.".

Art. 168 In titel IV, hoofdstuk III, afdeling 1, van de zelfde wet, wordt een onderafdeling 7 ingevoegd, luidende: " Onderafdeling 7. Diverse bepalingen" Art. 169 In onderafdeling 7, ingevoegd bij artikel 168, wordt een artikel 121/6 ingevoegd, luidende: "

Art. 121/6.Met uitzondering van artikel 121/7, is deze afdeling niet van toepassing op micro-ondernemingen die nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten verstrekken, tenzij de micro-onderneming tevens andere elektronische-communicatiediensten verstrekt.

De micro-onderneming die geniet van de vrijstelling bedoeld in het eerste lid stelt de eindgebruikers vóór het sluiten van het contract in kennis van deze vrijstelling.".

Art. 170 In dezelfde onderafdeling 7 wordt een artikel 121/7 ingevoegd, luidende: "

Art. 121/7.Operatoren van openbare elektronische-communicatienetwerken of voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiediensten mogen geen verschillende eisen of algemene voorwaarden voor toegang tot of gebruik van netwerken of diensten toepassen op eindgebruikers om redenen die verband houden met de nationaliteit, de verblijfplaats of plaats van vestiging van de eindgebruikers, tenzij de operator bewijst dat die verschillende behandeling objectief gerechtvaardigd is.".

Art. 171 In artikel 123, § 5, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 08/05/2007 numac 2007201376 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "In geval van een noodoproep" worden vervangen door de woorden "In geval van een noodcommunicatie";2° de woorden "behandeling van de noodoproep" worden vervangen door de woorden "behandeling van de noodcommunicatie". Art. 172 In artikel 125, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 10 juli 2012 en 27 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 4° worden de woorden "van de officier van gerechtelijke politie van de cel Vermiste Personen van de federale politie in het kader van zijn opdrachten" ingevoegd tussen de woorden "inlichtingen- en veiligheidsdienst," en de woorden "en/of in het kader";2° de bepaling onder 5° /2 wordt opgeheven;3° de paragaaf wordt aangevuld met de bepaling onder 7°, luidende: "7° wanneer de handelingen worden gesteld door operatoren met als enig doel het bestrijden van fraude gepleegd door middel van berichten die gebruik maken van telefoonnummers zoals sms en mms en onder de volgende voorwaarden: a) de handelingen blijven beperkt tot het machinaal onderzoeken van de berichten om fraude vast te stellen;een menselijke tussenkomst is uitsluitend toegestaan om de goede werking van de computeralgoritmes te controleren; b) de operatoren zijn transparant tegenover de eindgebruikers zodat voor hen duidelijk is dat berichten machinaal kunnen worden onderzocht in het kader van fraudebestrijding;c) de betrokken gegevens mogen alleen worden verwerkt door personen die in opdracht van de operator belast zijn met de fraude-bestrijding; d) de verwerking van de betrokken gegevens blijft beperkt tot de handelingen en de duur die nodig zijn voor de fraudebestrijding of tot het einde van de periode waarin een gerechtelijke betwisting mogelijk is."; 4° de paragraaf wordt aangevuld met twee leden, luidende: "Indien het in het eerste lid, 7°, a), bedoelde onderzoek fraude aantoont, nemen operatoren concrete maatregelen om de fraude te bestrijden, zoals het blokkeren van de berichten of in de berichten het vervangen van URL's die doorverwijzen naar een frauduleuze website door een waarschuwingsboodschap of een URL met waarschuwingsboodschap. Voor 1 februari bezorgen de operatoren het Instituut een jaarlijks verslag waarin minstens aan bod komen de maatregelen die zij het afgelopen jaar genomen hebben om fraude te bestrijden, de effectiviteit ervan alsook de evoluties inzake fraude.".

Art. 173 In titel IV, hoofdstuk III, afdeling 2, van dezelfde wet, worden de volgende artikelen opgeheven: 1° artikel 128;2° artikel 129, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5. Art. 174 In artikel 130 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 18 mei 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten0, worden de woorden "de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer" telkens vervangen door de woorden "de Gegevensbeschermingsautoriteit".

Art. 175 In artikel 133, § 1, van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "aanbieders van de openbare telefoniedienst" vervangen door de woorden "operatoren van een spraakcommunicatiedienst";2° in de Franse tekst van het vijfde lid worden de woorden "l'intéressé" vervangen door de woorden "l'abonné concerné". Art. 176 In artikel 133/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de woorden "artikelen 113 tot 114/2" vervangen door de woorden "artikelen 107/2 tot 107/4".

Art. 177 Artikel 134 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten7, wordt opgeheven.

Art. 178 Artikel 134/1 van dezelfde wet, vervangen door de wet van 27 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten7, wordt opgeheven.

Art. 179 Artikel 135 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt hersteld als volgt: "

Art. 135.Het is operatoren verboden nummers in dienst te nemen waarvan het tarief niet in overeenstemming is met het tariefprincipe vastgelegd in artikel VII.39, 4°, van het Wetboek van economisch recht. De operatoren nemen de bestaande nummers waarvan het tarief niet in overstemming is met het tariefprincipe vastgelegd in artikel VII.39, 4°, van het Wetboek van economisch recht uiterlijk op 31 januari 2024 uit dienst.".

Art. 180 Artikel 135/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt opgeheven.

Art. 181 In artikel 137 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht: i) de eerste zin wordt aangevuld met de woorden ", inclusief financiële informatie of informatie over de toekomstige evolutie van de netwerken of de diensten"; ii) de tweede zin wordt aangevuld met de woorden ", alsook het niveau van specificatie"; iii) in de Franse tekst worden de woorden "et le niveau de détail" ingevoegd tussen de woorden "le délai de fourniture" en de woorden "des informations demandées"; b) het tweede lid wordt vervangen als volgt: "In het kader van zijn bevoegdheden kan het Instituut, op gemotiveerd verzoek, van een onderneming actief in de elektronische-communicatiesector alle nuttige informatie opvragen, inclusief financiële informatie of informatie over de toekomstige evolutie van de netwerken of de diensten.Wanneer de aldus vergaarde informatie onvoldoende is, kan het Instituut andere ondernemingen die actief zijn in de elektronische-communicatiesector of in nauw verwante sectoren bevragen. Het Instituut duidt de termijn aan waarbinnen de gevraagde inlichtingen moeten worden meegedeeld alsook het detailniveau ervan."; 2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt: " § 3.Onverminderd eventuele informatie vereist op grond van paragraaf 1 of van andere wettelijke of regelgevende bepalingen, mag het Instituut de ondernemingen wat betreft de algemene machtiging, de gebruiksrechten of de specifieke verplichtingen bedoeld in de artikelen 28, 51 en 55 verzoeken om informatie die passend en objectief gerechtvaardigd is, met name voor: 1° het verifiëren, hetzij systematisch, hetzij per geval, van de naleving van: a) de vergoedingen en gebruiksrechten;b) het efficiënt gebruik van het radiospectrum of van de nummervoorraden;c) specifieke verplichtingen van de operatoren met aanmerkelijke marktmacht of van de aanbieders van de universele dienst;2° het verifiëren, per geval, van de naleving van de voorwaarden bedoeld in bijlage 2 wanneer een klacht is ontvangen of wanneer het Instituut andere redenen heeft om aan te nemen dat aan een voorwaarde niet wordt voldaan, of wanneer het Instituut op eigen initiatief een onderzoek verricht;3° het uitvoeren van procedures voor en de evaluatie van aanvragen om verlening van gebruiksrechten;4° het publiceren van vergelijkende overzichten van kwaliteit en prijs van diensten ten behoeve van de consumenten;5° het verzamelen van duidelijk omschreven statistieken, verslagen of onderzoeken;6° het verrichten van marktonderzoeken, met inbegrip van gegevens over de downstream- of retailmarkten die verband houden met of verbonden zijn aan de markten waarop het marktonderzoek betrekking heeft;7° het waarborgen van efficiënt gebruik en efficiënt beheer van radiospectrum en van nummervoorraden;8° het evalueren van toekomstige ontwikkelingen van het netwerk of de diensten die een invloed kunnen hebben op de wholesale-diensten die ter beschikking worden gesteld van de concurrenten, op de territoriale dekking, op de connectiviteit die aan de eindgebruikers wordt geboden of op de aanduiding van zones krachtens artikel 49/2;9° het uitvoeren van geografische onderzoeken;10° het beantwoorden van met redenen omklede verzoeken om informatie van Berec. De in het eerste lid bedoelde informatie, met uitzondering van diegene die bedoeld is in de bepaling onder 3°, mag niet worden vereist vóór of als voorwaarde voor de toegang tot de markt.

Het Instituut deelt de ondernemingen mee voor welk specifiek doel de in het eerste lid bedoelde informatie wordt verzameld.".

Art. 182 In de Franse tekst van artikel 138 van dezelfde wet worden de woorden "autorité réglementaire" telkens vervangen door de woorden "autorité de régulation".

Art. 183 In artikel 140 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "met een maximale tijdsduur van twee maanden" vervangen door de woorden "gedurende minstens 30 dagen"; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende: "Dit artikel is niet van toepassing op besluiten die tot doel hebben een geschil tussen ondernemingen te beslechten, noch op de besluiten waarvan sprake in artikel 55, § 5.".

Art. 184 In artikel 141 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 18 mei 2009 en 10 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt: " § 1.Voor zover een ontwerpbeslissing van het Instituut invloed kan hebben op de handel tussen de lidstaten en erop gericht is: 1° een passende toegang en interconnectie, of de interoperabiliteit van de diensten op te leggen, overeenkomstig de artikelen 28, 51 en 51/1;2° een relevante markt te definiëren die verschilt van de markten die in de Aanbeveling overeenkomstig artikel 54, § 2, zijn gedefinieerd;3° vast te stellen dat niet voldaan is aan een van de voorwaarden bedoeld in artikel 55, § 1, eerste lid, overeenkomstig artikel 55, § 1, tweede lid;4° te bepalen of de kenmerken van een overeenkomstig artikel 55, § 3, eerste lid, en artikel 55, § 5, gedefinieerde relevante markt zodanig zijn dat het al dan niet gerechtvaardigd is om regelgevingsverplichtingen op te leggen;5° na een besluit bedoeld in de bepaling onder 4°, de onderneming of ondernemingen te identificeren met een aanmerkelijke marktmacht op die markt, overeenkomstig artikel 55, § 3, eerste lid;6° regelgevende verplichtingen voor de onderneming of ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op te leggen, te wijzigen of in te trekken, overeenkomstig artikel 55, §§ 4 tot 7; publiceert het Instituut zijn ontwerp en raadpleegt het Instituut de Europese Commissie, Berec en de nationale regelgevende instanties van de lidstaten."; 2° in de Franse tekst van paragraaf 2 worden de woorden "autorités réglementaires" vervangen door de woorden "autorités de régulation". Art. 185 In artikel 142 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de Franse tekst worden de woorden "autorités réglementaires" vervangen door de woorden "autorités de régulation";b) in het tweede lid worden de woorden "140 et 141" vervangen door de woorden "143 en 143/1". Art. 186 In artikel 143 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepaling onder a), worden de volgende wijzigingen aangebracht: i) in de bepaling onder 1°, worden de woorden "in de Aanbeveling" ingevoegd tussen de woorden "Europese Commissie" en de woorden "gedefinieerde markten"; ii) in de bepaling onder 2°, worden de woorden "een onderneming die, hetzij individueel of gezamenlijk met anderen, een sterke machtspositie op een relevante markt bezit" vervangen door de woorden "een onderneming met aanmerkelijke marktmacht op een relevante markt, hetzij individueel of gezamenlijk met anderen"; b) in de bepaling onder b) worden de volgende wijzigingen aangebracht: i) in de Franse tekst worden de woorden "marché unique" vervangen door de woorden "marché intérieur"; ii) de woorden "het Gemeenschapsrecht" worden vervangen door de woorden "het Europese Unierecht"; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende: "Als het Instituut zijn ontwerpbesluit wijzigt, wordt dit voor openbare raadpleging bedoeld in artikel 141 voorgelegd en wordt daarvan kennisgegeven aan de Europese Commissie, overeenkomstig paragraaf 1.".

Art. 187 In artikel 143/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "een operator met een sterke machtspositie op te leggen, te wijzigen of in te trekken, een belemmering inhoudt van de interne markt of ernstige twijfels opwerpt wat betreft de verenigbaarheid met het Europese Unie-recht Gemeenschapsrecht" vervangen door de woorden "een onderneming met aanmerkelijke marktmacht op een relevante markt op te leggen, te wijzigen of in te trekken, een belemmering inhoudt van de interne markt of zij ernstige twijfels opwerpt wat betreft de verenigbaarheid ervan met het Europese Unierecht";2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "in de artikelen 5 tot 8" worden vervangen door de woorden "in artikel 6";b) in de Franse tekst worden de woorden "pratiques réglementaires" vervangen door de woorden "pratiques de régulation";3° in paragraaf 3, de bepaling onder 1°, worden de woorden "door zoveel mogelijk rekening te houden met de kennisgeving van de Commissie zoals bedoeld in paragraaf 1 en het advies en de raadgevingen" vervangen door de woorden "zoveel mogelijk rekening houdend met de in paragraaf 1 bedoelde kennisgeving van de Europese Commissie en met het advies"; 4° in paragraaf 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) tussen het eerste en tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende: "Voor de ontwerpbesluiten die onder artikel 28, § 2, of onder artikel 65/3, § 3, vallen, kan de Europese Commissie, indien Berec haar ernstige twijfels deelt, binnen dezelfde termijn als die welke bedoeld is in het eerste lid, een besluit nemen waarbij aan het Instituut wordt gevraagd om zijn ontwerp in te trekken."; b) in het vroegere tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden "overeenkomstig artikel 140" ingevoegd tussen de woorden "het Instituut de mogelijkheid te bieden" en de woorden "een openbare raadpleging";c) in het vroegere derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden "paragraaf 4, a)," vervangen door de woorden "paragraaf 4, eerste lid, de bepaling onder 1°, ". Art. 188 In artikel 145 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, wordt het woord "114," opgeheven;2° in de Franse tekst van paragraaf 3bis, wordt het woord "20" vervangen door het woord "50". Art. 189 In artikel 147 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten1, worden de woorden "van zendtoestellen, van zend-ontvangtoestellen of van ontvangtoestellen voor radiocommunicatie alsook van enig toebehoren dat speciaal voor de werking ervan bestemd is" vervangen door de woorden "van producten en toebehoren".

Art. 190 Artikel 148 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 08/05/2007 numac 2007201376 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, wordt opgeheven.

Art. 191 In dezelfde wet wordt het opschrift van de bijlage vervangen als volgt: "Bijlage 1. Bepalingen betreffende de universele dienst".

Art. 192 In artikel 1 van bijlage 1 bij dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 31 mei 2011 en van 10 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "elke persoon die overeenkomstig de artikel en 71, 76, 80 en 87 van de wet is aangewezen" vervangen door de woorden "elke operator die is aangewezen"; 2° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt: "2° spraakcommunicatiedienst op een vaste locatie: de spraakcommunicatiedienst op een vaste locatie bedoeld in artikel 70, § 1, van de wet die via een openbaar elektronische-communicatienetwerk op een vaste locatie aan het publiek wordt aangeboden en het de eindgebruikers mogelijk maakt lokale, nationale en internationale telefonische oproepen te doen en te ontvangen;"; 3° in de bepaling onder 4° worden de woorden "op het vaste openbare basistelefoonnetwerk: de duur vanaf het moment waarop een geldig contract wordt gesloten tussen de aanbieder van het vaste geografische element van de universele dienst en de abonnee tot het moment dat de aansluiting op het vaste openbare basistelefoonnetwerk" vervangen door de woorden "op het vast openbaar elektronische-communicatienetwerk": de duur vanaf het moment waarop een geldig contract wordt gesloten tussen de aanbieder van het vaste geografische element van de universele dienst en de abonnee tot het moment dat de aansluiting op het vast openbaar elektronische-communicatienetwerk";4° in de bepaling onder 5° worden de woorden "door een eindgebruiker" vervangen door de woorden "door een consument"; 5° de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt: "6° toegangslijn: een verbinding die toelaat een basisaansluiting tot stand te brengen waardoor zowel een spraakcommunicatie-dienst op een vaste locatie als een adequate breedbandinternettoegangsdienst op een vaste locatie kan worden geleverd;"; 6° de bepalingen onder 16° en 17° worden opgeheven. Art. 193 Artikel 5 van bijlage 1 bij dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 5.§ 1. Wat betreft de wachttijd bij een aansluiting bepaalt de Koning, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut: 1° het percentage van de bestellingen voor een dienst van toegang, op een vaste locatie, tot een beschikbare adequate breed-bandinternettoegangsdienst en tot spraakcommunicatiediensten die minimaal in dienst worden gesteld op de datum die afgesproken is tussen de twee partijen in de loop van de observatieperiode;2° welke statistieken zullen worden verstrekt en de methodiek voor de uitvoering van de metingen. § 2. Voor het opstellen van zijn statistieken neemt de aanbieder het totale aantal van de in de betreffende observatieperiode gemaakte geldige contracten en aansluitingen in aanmerking.

Voor de meting gebruikt de aanbieder het totale aantal bestelde aansluitingen die tijdens de beschouwde observatieperiode uitgevoerd zijn.".

Art. 194 Artikel 6 van bijlage 1 bij dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 195 In artikel 7 van bijlage 1 bij dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1, eerste lid wordt vervangen als volgt: "De Koning, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, bepaalt het maximaal aandeel van toegangslijnen waarop een defect of een storing per observatieperiode kon worden vastgesteld."; 2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de woorden "binnen 35 volle uren" vervangen door de woorden "binnen de door de Koning, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, bepaalde tijdspanne";b) in het tweede lid worden de woorden "binnen 40 volle uren" vervangen door de woorden "binnen de door de Koning, op voorstel van het Instituut of op eigen initiatief, na advies van het Instituut, bepaalde tijdspanne";c) het derde lid wordt opgeheven;3° paragraaf 3 wordt opgeheven. Art. 196 Artikel 15 van bijlage 1 bij dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt opgeheven.

Art. 197 In artikel 16 van bijlage 1 bij dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "artikel 70, § 1, 2°, c), moet de eindgebruikers in staat stellen te beschikken over een functionele internettoegang" vervangen door de woorden "artikel 70, § 1, moet de eindgebruikers in staat stellen te beschikken over adequate breedbandinternettoegangsdienst";2° in het tweede lid worden de woorden "deze functionele toegang, naar behoren rekening houdende met de specifieke marktomstandigheden, met name de door de meerderheid van de abonnees gebruikte bandbreedte" vervangen door de woorden "deze adequate breedbandinternettoegangsdienst, naar behoren rekening houdende met de specifieke marktomstandigheden, met name de door de meerderheid van de abonnees gebruikte bandbreedte"; 3° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende: "De adequate breedbandinternettoegangsdienst moet de bandbreedte kunnen leveren die nodig is om ten minste volgend minimumpakket van diensten te ondersteunen: e-mail, zoekmachines waarmee allerlei soorten informatie kunnen worden opgezocht en gevonden, online-basisinstrumenten voor opleiding en onderwijs, online-kranten of -nieuws, online goederen en diensten kopen of bestellen, opzoeken van vacatures en instrumenten daarvoor, professionele netwerken, internetbankieren, gebruik van e-overheidsdiensten, sociale media en chatten, gesprekken en videogesprekken (standaardkwaliteit).".

Art. 198 Artikel 17 van bijlage 1 bij dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 199 In artikel 19 van bijlage 1 bij dezelfde wet worden de woorden "artikelen 4 tot 13" vervangen door de woorden "artikelen 5 en 7".

Art. 200 In artikel 21 van bijlage 1 bij dezelfde wet worden de woorden "De hulpdienst bedoeld in artikel 70, § 1, 2°, e), van de wet" worden vervangen door de woorden "Deze hulpdienst".

Art. 201 In artikel 22, § 1, van bijlage 1 bij dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "sociaal telefoontarief" worden telkens vervangen door de woorden "sociaal tarief voor spraakcommunicatiediensten op een vaste locatie"; 2° in de bepaling onder 1.2. worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de zin "De ten aanzien van zijn kinderen en kleinkinderen gestelde leeftijdsgrens geldt niet voor descendenten die voor minstens 66 % getroffen zijn door ontoereikendheid of vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens één of meer aandoeningen." wordt opgeheven; b) de woorden "overeenkomstig artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 1 april 1981 ter bepaling van het jaarbedrag van de inkomsten welke bedoeld zijn in artikel 37, §§ 1, 2 en 4 en houdende uitvoering van artikel 49, § 5, derde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering inzake ziekenzorg en schadeloosstelling, gecoördineerd op 14 juli 1994" worden telkens vervangen door de woorden "in artikel 21 van het koninklijk besluit van 15 januari 2014 betreffende de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994"; 3° in de bepaling onder 1.4. worden de woorden "aan gehandicapten" telkens vervangen door de woorden "aan personen met een handicap"; 4° in de bepaling onder 2.1. worden de zinnen "De installatie van de aanvrager moet uitgerust zijn met een voor doven goedgekeurd telefoontoestel. Indien voornoemd toestel niet door de operator werd geleverd, moet hem een aankoopbewijs worden voorgelegd." opgeheven; 6° in de bepaling onder 4., worden de woorden "sociaal internettarief" telkens vervangen door de woorden "sociaal tarief voor een breedbandinternettoegangsdienst op een vaste locatie".

Art. 202 In bijlage 1 bij dezelfde wet, wordt afdeling 4, die artikel 23 bevat, opgeheven.

Art. 203 In bijlage 1 bij dezelfde wet wordt afdeling 5, die de artikelen 28 en 29 bevat, opgeheven.

Art. 204 In bijlage 1 bij dezelfde wet wordt afdeling 6, die de artikelen 30 tot 33 bevat, opgeheven.

Art. 205 Artikel 33/1 van bijlage 1 bij dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, wordt vervangen als volgt: "

Art. 33/1.Het Instituut monitort de ontwikkeling en het niveau van de kleinhandelsprijzen van de diensten opgenomen in het vaste geografische element van de universele dienst zoals bepaald in artikel 70.

Het Instituut voert hiertoe onder meer op regelmatige basis vergelijkende nationale en internationale prijzenstudies uit van de op de markt beschikbare diensten vertrekkende van de binnenlandse prijzen en rekening houdende met het nationaal inkomen van de consument. Voor dit laatste pleegt het Instituut overleg met de FOD Economie.".

Art. 206 In artikel 34 van bijlage 1 bij dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt: " § 1.De Koning, op voorstel van het Instituut, kan een betaalbare prijs vaststellen die niet door de kleinhandelsprijzen van de aanbieder als bedoeld in artikel 71 van de wet mag overschreden worden."; 2° paragraaf 3 wordt opgeheven. Art. 207 In bijlage 1 bij dezelfde wet worden de volgende artikelen opgeheven: 1° artikel 35, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5;2° artikel 36;3° artikel 37. Art. 208 In artikel 38 van bijlage 1 bij dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 10 juli 2012 en 27 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de woorden "openbare telefoondienst" vervangen door de woorden "voor het publiek beschikbare spraak-communicatiedienst";2° in paragraaf 3 worden de woorden "internettoegang en gebundelde aanbiedingen met inbegrip van internettoegang" vervangen door de woorden "breedbandinternettoegangsdienst op een vaste locatie en gebundelde aanbiedingen met inbegrip van breedbandinternettoegangsdienst op een vaste locatie";3° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende: " § 6.De bedragen bedoeld in de paragrafen 1 tot 3 worden jaarlijks geïndexeerd volgens de nadere regels die door de Koning worden vastgesteld.

De werking van de in het eerste lid beoogde nadere regels worden na drie jaar geëvalueerd.".

Art. 209 Artikel 39 van bijlage 1 bij dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 210 In artikel 41, eerste lid, van bijlage 1 bij dezelfde wet, worden de woorden "waarbij de indirecte winst wordt opgeteld die uit de betrokken verrichting" vervangen door de woorden "waarbij de marktvoordelen worden opgeteld die uit de betrokken verrichting voortvloeien, met inbegrip van de immateriële voordelen".

Art. 210 In bijlage 1 bij dezelfde wet wordt afdeling 3, die de artikelen 42 en 43 bevat, opgeheven.

Art. 212 In bijlage 1 bij dezelfde wet wordt afdeling 4, die artikel 44 bevat, opgeheven.

Art. 213 In bijlage 1 bij dezelfde wet wordt afdeling 5, die artikel 45 bevat, opgeheven.

Art. 214 In de Franse tekst van artikel 45/1, eerste lid, van de bijlage bij dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten5, worden de woorden "les bénéfices" opgeheven.

Art. 215 In artikel 46 van de bijlage bij dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 25 april 2007 en 10 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de Franse tekst wordt de eerste zin aangevuld met de woorden "et ce pour chaque élément de la composante géographique fixe, à savoir l'accès à un service d'accès adéquat à l'internet à haut débit disponible et l'accès à des services de communications vocales en position déterminée";b) in de eerste zin worden de woorden ", voor elk onderdeel van het vaste geografische element, met name de toegang tot een beschikbare gepaste breedbandinternettoegangsdienst en de toegang tot de spraakcommunicatiediensten op een vaste locatie," ingevoegd tussen de woorden "worden bepaald" en de woorden" de volgende informatie";c) in de bepaling onder 4.worden de woorden "verstrekte openbare telefoondienst" vervangen door de woorden "verstrekte spraak-communicatiedienst"; d) de bepaling onder 6.wordt vervangen als volgt: "6. De nadere regels met betrekking tot de schadevergoedingen, het eventuele beleid inzake schadeloosstelling en/of terugbetaling."; e) de bepalingen onder 7.tot 17. worden opgeheven; 2° paragrafen 2, 3 en 4 worden opgeheven. Art. 216 In bijlage 1 bij dezelfde wet wordt artikel 47 opgeheven.

Art. 217 In dezelfde wet wordt een bijlage 2 ingevoegd, die als bijlage is gevoegd bij deze wet. HOOFDSTUK 6 Wijziging van de wet van 12 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/12/2006 pub. 15/01/2007 numac 2007011013 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 13 december 2005 tot wijziging, wat De Post betreft, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven sluiten betreffende GSM-R Art. 218 In artikel 12 van de wet van 12 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/12/2006 pub. 15/01/2007 numac 2007011013 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 13 december 2005 tot wijziging, wat De Post betreft, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven sluiten betreffende GSM-R worden de woorden "876-880/ 921-925 MHz" vervangen door de woorden "873-880/ 918-925 MHz". HOOFDSTUK 7 Wijziging van de wet van 1 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/1998 pub. 13/06/1998 numac 1998000389 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten sluiten2 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren Art. 219 In artikel 24, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 25 april 2014 en 7 april 2019, wordt tussen het vierde en het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende: "Voor de sector elektronische communicatie en digitale infrastructuren wordt het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie aangeduid als inspectiedienst belast met het controleren van de toepassing van de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten.". HOOFDSTUK 8 Wijzigingen van de wet van 5 mei 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten2 betreffende de audiovisuele mediadiensten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad Art. 220 In de artikelen 3, 61, 62 en 64 van dezelfde wet, wordt het woord "BEREC" telkens vervangen door het woord "Berec".

Art. 221 In de Franse tekst van de artikelen 3 en 62 van dezelfde wet, worden de woorden "autorité réglementaire" telkens vervangen door de woorden "autorité de régulation".

Art. 222 In artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 21 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten7, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 23° worden de woorden "de aanbieder van openbare elektronische-communicatiediensten voor de levering van die diensten of met een dienstverdeler" vervangen door de woorden "een dienstverdeler of met een aanbieder van openbare elektronische-communicatiediensten voor de levering van die diensten"; 2° er wordt een bepaling onder 25° /1 ingevoegd, luidende: "25° /1 "onderneming": elke rechtspersoon die een openbaar elektronische-communicatienetwerk, een voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiedienst, een audiovisuele mediadienst of een videoplatformdienst aanbiedt;"; 3° de bepaling onder 26° wordt vervangen als volgt: "26° "elektronische-communicatienetwerk": de transmissiesystemen, al dan niet gebaseerd op een permanente infrastructuur of gecentraliseerde beheercapaciteit, en in voorkomend geval de schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen, waaronder netwerk-elementen die niet actief zijn, die het mogelijk maken signalen over te brengen via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen waaronder satellietnetwerken, vaste (circuit- en pakketgeschakelde, met inbegrip van internet) en mobiele netwerken, elektriciteitsnetten voor zover deze voor overdracht van signalen worden gebruikt voor audiovisuele of auditieve mediadiensten;"; 4° de bepaling onder 29° wordt vervangen als volgt: "29° "bijbehorende faciliteiten": de bij een elektronische-communicatienetwerk of elektronische-communicatiedienst behorende diensten, infrastructuren en andere faciliteiten of elementen die het aanbieden van diensten via dat netwerk en/of dienst mogelijk maken en/of ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten en onder meer gebouwen, antennes, torens en andere ondersteunende constructies, kabelgoten, kabelbuizen, masten, mangaten en straatkasten omvatten;"; 5° in de bepaling onder 30° worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "nummervertaalsystemen of systemen met soortgelijke functies en" worden opgeheven;b) de woorden "alsmede andere diensten zoals identiteit-, locatie- en presentie-informatiediensten omvatten" worden opgeheven;6° in de bepaling onder 31° worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "aan een netwerkoperator" worden vervangen door de woorden "aan een onderneming";b) de woorden "bestrijkt onder meer" worden vervangen door de woorden "omvat met name";c) in de Franse tekst worden de woorden "et éventuellement à" vervangen door de woorden "ce qui peut comprendre"; 7° de bepaling onder 32° wordt vervangen als volgt: "32° "interconnectie": een specifiek type toegang dat tussen operatoren van openbare netwerken wordt gerealiseerd door het fysiek en logisch verbinden van openbare elektronische-communicatienetwerken die door dezelfde of een andere onderneming worden gebruikt om het de gebruikers van een onderneming mogelijk te maken te communiceren met die van dezelfde of van een andere onderneming of toegang te hebben tot diensten die door een andere onderneming worden aangeboden, wanneer die diensten worden aangeboden door de betrokken partijen of andere partijen die toegang hebben tot het netwerk;"; 8° in de bepaling onder 33° worden de woorden "fysiek circuit dat" vervangen door de woorden "een fysiek pad dat door elektronische-communicatiesignalen wordt gebruikt en dat";9° in de Franse tekst van de bepaling onder 34° worden de woorden "réseau de communications électroniques public fixe" vervangen door de woorden "réseau public de communications électroniques fixe";10° in de bepalingen onder 35° en 37° worden de woorden "van een netwerkoperator met een sterke machtspositie" telkens vervangen door de woorden "van een onderneming met aanmerkelijke marktmacht";11° de bepaling onder 40° wordt opgeheven; 12° de bepaling onder 42° wordt vervangen als volgt: "42° "systeem voor voorwaardelijke toegang": elke technische maatregel, authenticatiesysteem en/of regeling waarbij toegang tot een beschermde radio- of televisieomroepdienst in begrijpelijke vorm afhankelijk wordt gemaakt van een abonnement of een andere vorm van voorafgaande individuele machtiging;". 13° er wordt een bepaling onder 45° ingevoegd, luidende: "45° "RSPG": Beleidsgroep radiospectrum opgericht bij het besluit van de Europese Commissie van 11 juni 2019 tot oprichting van de Beleidsgroep radiospectrum en tot intrekking van Besluit 2002/622/EG.".

Art. 223 In artikel 31 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de woorden "en in voorkomend geval van aanvullende diensten," opgeheven;b) in het eerste en tweede streepje worden de woorden "en in voorkomend geval, de daaraan gerelateerde complementaire diensten en dataondersteunende geconnecteerde televisiediensten en elektronische programmagidsen," telkens ingevoegd tussen de woorden "audiovisuele mediadiensten" en de woorden "uitgezonden door de openbare televisieomroeporganisaties"; c) het tweede lid wordt vervangen als volgt: "In deze paragraaf wordt onder daaraan gerelateerde complementaire diensten onder meer verstaan: ondertiteling, audiobeschrijving, gebarentaal, videotekst en alle andere toegankelijkheidsdiensten om een passende toegang mogelijk te maken voor eindgebruikers met een handicap."; 2° in paragraaf 3, wordt het woord "drie" vervangen door het woord "vijf";3° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 9, luidende: " § 9.Om de vijf jaar vanaf de datum bedoeld in paragraaf 3 onderzoekt de minister opnieuw, op advies van het Instituut, de rechten op verplichte distributie bedoeld in de paragrafen 3 en 4 en/of de vrijstellingen verleend overeenkomstig paragraaf 7.".

Art. 224 Het opschrift van hoofdstuk 4 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "Hoofdstuk 4. Ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken aanbieden".

Art. 225 In artikel 33 van dezelfde wet wordt het woord "netwerkoperatoren" vervangen door het woord "ondernemingen".

Art. 226 Artikel 34 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 34.Binnen het kader van het uitoefenen van zijn bevoegdheden treft het Instituut alle redelijke, noodzakelijke en evenredige maatregelen om de in artikel 35 genoemde doelstellingen te verwezenlijken.

Het handelt volledig onpartijdig, objectief, transparant en op niet-discriminerende en evenredige wijze.".

Art. 227 Artikel 35 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 35.Bij de uitvoering van de taken die aan het Instituut krachtens deze wet zijn opgelegd: 1° bevordert het Instituut de connectiviteit met en de toegang tot, alsmede de benutting van netwerken met een zeer hoge capaciteit, met inbegrip van vaste, mobiele en draadloze netwerken;2° bevordert het Instituut de mededinging bij het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten, met inbegrip van efficiënte concurrentie op basis van infrastructuur, en bij het aanbieden van elektronische-communicatiediensten en bijbehorende diensten;3° draagt het Instituut bij tot de ontwikkeling van de interne markt, door het opheffen van resterende belemmeringen voor, en het bevorderen van convergerende voorwaarden voor, investeringen in en het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken, elektronische-communicatiediensten, bijbehorende faciliteiten en bijbehorende diensten, door het ontwikkelen van gemeenschappelijke regels en voorspelbare regelgeving, en door het bevorderen van doeltreffend, efficiënt en gecoördineerd gebruik van het radiospectrum, open innovatie, het opzetten en ontwikkelen van trans-Europese netwerken, de verstrekking, de beschikbaarheid en de interoperabiliteit van pan-Europese diensten, en eind-tot-eind connectiviteit;4° bevordert het Instituut de belangen van de burgers, door te zorgen voor connectiviteit met, en ruime beschikbaarheid en benutting van netwerken met een zeer hoge capaciteit, waaronder vaste, mobiele en draadloze netwerken, en van elektronische-communicatiediensten;door erop toe te zien dat op basis van daadwerkelijke mededinging optimaal kan worden geprofiteerd wat betreft keuze, prijs en kwaliteit, door de beveiliging van netwerken en diensten te handhaven, door een hoog gemeenschappelijk beschermingsniveau voor eindgebruikers te waarborgen via de nodige sectorspecifieke regels, en door aandacht te schenken aan de behoeften, zoals betaalbare prijzen, van specifieke maatschappelijke groeperingen, met name eindgebruikers met een handicap, oudere eindgebruikers en eindgebruikers met speciale sociale behoeften, evenals keuzevrijheid en gelijkwaardige toegang voor eindgebruikers met een handicap.".

Art. 228 Artikel 36 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 36.Bij het nastreven van de in artikel 35 bedoelde en in dit artikel gespecificeerde doelstellingen doet het Instituut onder meer het volgende: 1° het bevordert de voorspelbaarheid van de regelgeving door middel van een consistente aanpak van de regelgeving tijdens geschikte herzieningsperioden en door samen te werken met de andere nationale regelgevende instanties, met Berec, met de RSPG en met de Europese Commissie;2° het waarborgt dat er bij gelijke omstandigheden geen discriminatie plaatsvindt bij de behandeling van aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en -diensten;3° het past het Europese Unierecht toe op technologisch neutrale wijze, voor zover dat in overeenstemming is met de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 35;4° het bevordert efficiënte investeringen en innovatie in nieuwe en betere infrastructuur, onder meer door ervoor te zorgen dat er in de toegangsverplichtingen voldoende rekening wordt gehouden met de risico's die de investerende ondernemingen lopen, en door samenwerkingsafspraken toe te staan tussen investeerders en partijen die toegang willen hebben teneinde het investeringsrisico te spreiden, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de mededinging op de markt en het non-discriminatiebeginsel niet in het gedrang komen;5° het houdt naar behoren rekening met de uiteenlopende omstandigheden betreffende infrastructuur, mededinging, de omstandigheden van eindgebruikers en met name van consumenten die in de verschillende geografische gebieden binnen een lidstaat bestaan, inclusief lokale infrastructuur die door natuurlijke personen zonder winstoogmerk wordt beheerd; 6° het legt voorafgaande regelgevende verplichtingen uitsluitend op voor zover dit noodzakelijk is om, in het belang van de eindgebruiker, effectieve en duurzame mededinging te waarborgen, en het verlicht die verplichtingen of heft ze op zodra er aan die voorwaarde is voldaan.".

Art. 229 De artikelen 37 en 38 van dezelfde wet worden opgeheven.

Art. 230 In artikel 39 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "die in het kader van onderhandelingen over een toegangsovereenkomst door de ene netwerkoperator aan de andere worden meegedeeld" worden vervangen door de woorden "die in het kader van onderhandelingen over een toegangs- of interconnectieovereenkomst door een onderneming meegedeeld worden aan een andere"; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende: "Deze ondernemingen geven de verkregen informatie niet door aan enige andere partij, in het bijzonder andere afdelingen, dochterondernemingen of partners, die door die informatie concurrentievoordeel zouden kunnen behalen.".

Art. 231 In artikel 40 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, die de enige paragraaf wordt, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "36 tot 38" worden vervangen door de woorden "35 tot 36"; b) de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende: "Het Instituut biedt richtsnoeren aan en stelt de procedures inzake het verkrijgen van toegang en interconnectie voor het publiek beschikbaar teneinde te waarborgen dat kleine en middelgrote ondernemingen en operatoren met een beperkt geografisch bereik kunnen profiteren van de opgelegde verplichtingen."; 2° paragrafen 2 en 3 worden opgeheven. Art. 232 In artikel 41 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: "Elke openbare elektronische-communicatieoperator is verplicht met elke onderneming die daarom verzoekt, te goeder trouw te onderhandelen over een interconnectieovereenkomst of over toegang met het doel elektronische-communicatiediensten aan te bieden die voor het publiek beschikbaar zijn.De voorwaarden van het aanbod van overeenkomst moeten verenigbaar zijn met de verplichtingen die door het Instituut worden opgelegd krachtens de artikelen 40 tot 51."; 2° in het tweede lid worden de woorden "of toegang" ingevoegd tussen de woorden "inzake interconnectie" en de woorden "voorschrijven die het passend acht". Art. 233 Artikel 43 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 43.§ 1. Zoveel mogelijk rekening houdend met de aanbeveling van de Europese Commissie inzake relevante markten voor producten en diensten, hierna "de Aanbeveling" genoemd, en met de richtsnoeren van de Europese Commissie voor marktanalyse en de beoordeling van aanmerkelijke marktmacht, hierna de "AMM-richtsnoeren" genoemd, definieert het Instituut de relevante markten in België, in het bijzonder de geografische markten, door onder meer rekening te houden met de mate aan mededinging met betrekking tot infrastructuur in die gebieden, overeenkomstig de beginselen van het mededingingsrecht. § 2. Wanneer er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat het voldoet aan de drie criteria vermeld in artikel 44, § 1, eerste lid, kan het Instituut overwegen een relevante markt te definiëren die verschilt van de markten die in de Aanbeveling zijn gedefinieerd. Het moet dan zijn ontwerp voorleggen voor openbare raadpleging, volgens de nadere regels van artikel 60 en daarvan kennisgeven aan de Europese Commissie overeenkomstig artikel 61.".

Art. 234 Artikel 44 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 44.§ 1. Het Instituut onderzoekt of de relevante markt, gedefinieerd overeenkomstig artikel 43, beantwoordt aan alle volgende voorwaarden: 1° er zijn hoge en niet-tijdelijke toegangsbelemmeringen van structurele, wettelijke of regelgevende aard aanwezig;2° er is een marktstructuur die niet neigt naar daadwerkelijke mededinging binnen de relevante periode, rekening houdend met de toestand van de op infrastructuur gebaseerde mededinging en andere factoren die een invloed kunnen hebben op de concurrentie, onafhankelijk van de toegangsbelemmeringen;3° het mededingingsrecht alleen is niet voldoende om het vastgestelde marktfalen op adequate wijze aan te pakken. De relevante markten die in de Aanbeveling zijn vermeld, worden geacht te voldoen aan de in het eerste lid beoogde voorwaarden, tenzij het Instituut vaststelt dat niet is voldaan aan een van die voorwaarden voor de betreffende geografische markt. § 2. Bij het in paragraaf 1 beoogde onderzoek beoordeelt het Instituut ontwikkelingen vanuit een toekomstgericht perspectief indien er geen vooraf bestaande regelgeving is, rekening houdend met elk van de volgende elementen: 1° marktontwikkelingen die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de relevante markt naar daadwerkelijke mededinging neigt;2° elke vorm van concurrentiedruk, op wholesale- en op retailniveau, ongeacht de vraag of de bronnen van die druk worden beschouwd als elektronische-communicatienetwerken, elektronische-communicatiediensten of andere types diensten of toepassingen die vanuit het oogpunt van de eindgebruiker vergelijkbaar zijn, en ongeacht de vraag of die druk deel uitmaakt van de relevante markt;3° andere soorten opgelegde regelgeving of maatregelen waardoor de relevante markt dan wel verwante retailmarkt of -markten gedurende de desbetreffende periode wordt of worden beïnvloed;4° regelgeving die op andere relevante markten is opgelegd. § 3. Wanneer het Instituut na afloop van het in paragraaf 1 beoogde onderzoek van oordeel is dat de daarin bedoelde voorwaarden zijn vervuld, identificeert het de onderneming of ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op de relevante markt.

Een onderneming wordt geacht aanmerkelijke marktmacht te hebben wanneer zij, alleen of samen met andere, een aan machtspositie gelijkwaardige positie, namelijk een economische kracht bezit die haar in staat stelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrenten, klanten en consumenten te gedragen.

Wanneer het Instituut beoordeelt of twee of meer ondernemingen gezamenlijk een machtspositie op een markt innemen, dient het meer in het bijzonder het Europese Unierecht in acht te nemen en zich zeer zorgvuldig te houden aan de AMM-richtsnoeren.

Ingeval een onderneming aanmerkelijke marktmacht op een specifieke markt bezit, kan zij ook worden aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht op een nauw verwante markt als de koppelingen tussen beide markten van dien aard zijn dat de markt-macht op de specifieke markt op de nauw verwante markt zo kan worden gebruikt dat de marktmacht van de onderneming wordt vergroot. Bijgevolg kunnen op grond van de artikelen 47 tot 49 en 51 correctiemaatregelen worden toegepast om een dergelijk gebruik op de nauw verwante markt te voorkomen. § 4. Het Instituut legt ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op een relevante markt één of meer van de in de artikelen 47 tot 51/1, en 53 tot 54/3 genoemde verplichtingen op.

De overeenkomstig het eerste lid opgelegde verplichtingen: 1° worden gebaseerd op de aard van het geconstateerde probleem, in voorkomend geval rekening houdend met de vaststelling van transnationale vraag op grond van artikel 45;2° zijn proportioneel, indien mogelijk rekening houdend met de kosten en baten;3° zijn gerechtvaardigd in het licht van de doelstellingen vervat in artikel 35;en 4° worden voorgelegd voor de openbare raadpleging waarvan sprake in artikel 60 en meegedeeld overeenkomstig artikel 61. Het Instituut legt de in het eerste lid vermelde verplichtingen alleen op aan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht, onverminderd: 1° de noodzaak aan internationale afspraken te voldoen;2° de maatregelen genomen door het Instituut om een passende toegang en interconnectie, alsook de interoperabiliteit van de diensten te waarborgen, overeenkomstig artikel 40;3° de bepalingen inzake persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie waarbij verplichtingen worden opgelegd aan andere ondernemingen dan diegene die aangewezen zijn als ondernemingen met een aanmerkelijke marktmacht;4° de verplichtingen inzake colocatie en gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten;5° de verplichtingen inzake gescheiden boekhouding voor operatoren die beschikken over uitsluitende of bijzondere rechten in andere sectoren dan die van de elektronische communicatie, overeenkomstig de artikelen 55 en 56. Met betrekking tot de noodzaak aan internationale afspraken te voldoen zoals bedoeld in het derde lid, 1°, geeft het Instituut de Europese Commissie kennis van zijn besluit om voor ondernemingen geldende verplichtingen op te leggen, te wijzigen of op te heffen, volgens de procedure van artikel 61. § 5. In uitzonderlijke omstandigheden kan het Instituut, met de toestemming van de Europese Commissie, aan ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht andere verplichtingen met betrekking tot toegang of interconnectie opleggen dan die vermeld in de artikelen 47 tot 51 en de artikelen 51/1 en 54/2. § 6. Het Instituut mag de in artikel 52, § 2, tweede en derde lid, bedoelde verplichtingen maar aan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op een retailmarkt opleggen overeenkomstig paragraaf 3, eerste lid, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1° het vaststelt overeenkomstig paragraaf 1 dat er op deze markt niet genoeg mededinging is;en 2° het concludeert dat de krachtens de artikelen 47 tot 51 opgelegde verplichtingen niet zouden leiden tot de verwezenlijking van de in artikel 35 beschreven doelstellingen. § 7. Wanneer het Instituut na afloop van het in paragraaf 1 bedoelde onderzoek van oordeel is dat de daarin bedoelde voorwaarden niet zijn vervuld, legt het geen enkele van de in de artikelen 47 tot en met 51/1 en 53 tot en met 54/3 bedoelde verplichtingen op en handhaaft het die evenmin.

Het Instituut staat een passende opzeggingstermijn toe aan de partijen waarop een dergelijke intrekking van verplichtingen van invloed is.

Het stelt de duur en de nadere regels daarvan vast. Deze duur wordt bepaald door een evenwicht tot stand te brengen tussen de noodzaak om te zorgen voor een duurzame overgang voor de begunstigden van die verplichtingen en de eindgebruikers, de keuze voor de eindgebruikers en te waarborgen dat de regelgeving niet langer van kracht blijft dan noodzakelijk is. Bij het bepalen van een dergelijke opzeggingstermijn kan het Instituut in verband met de bestaande overeenkomsten inzake toegang specifieke voorwaarden en opzeggingstermijnen vaststellen. § 8. Het Instituut neemt de in de paragrafen 4 tot 7 bedoelde besluiten: 1° binnen vijf jaar na de aanneming van een vorig besluit;2° binnen drie jaar na goedkeuring van een aanbeveling, voor de markten waarvoor nog niet eerder kennisgeving is gedaan bij de Europese Commissie, overeenkomstig artikel 61, § 1. Uiterlijk vier maanden voordat de in het eerste lid, de bepaling onder 1°, bedoelde periode verstrijkt, kan het Instituut bij de Europese Commissie een gemotiveerd voorstel indienen om die periode met maximaal één jaar te verlengen.

De termijnen bedoeld in het eerste lid worden met zes maanden verlengd, indien het Instituut de bijstand van Berec vraagt bij de voltooiing van de analyse van de markt en de verplichtingen die moeten worden opgelegd.

De marktanalyse en de overeenkomstig de paragrafen 4 tot 7 opgelegde verplichtingen blijven van kracht tot de inwerkingtreding van de volgende marktanalyse. § 9. Het Instituut is enkel verplicht de Belgische Mededingingsautoriteit te raadplegen over de in dit hoofdstuk bedoelde ontwerpbesluiten wanneer deze betrekking hebben op: 1° de bepaling van de relevante markt, overeenkomstig artikel 43, zowel vanuit geografisch oogpunt als vanuit dat van het product;2° de beoordeling van de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid;3° de identificatie van de ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op de relevante markt, overeenkomstig paragraaf 3, eerste lid. Het Instituut kan de Belgische Mededingingsautoriteit raadplegen voor andere onderwerpen met betrekking tot het mededingingsrecht.

De Belgische Mededingingsautoriteit moet het in het eerste en tweede lid bedoelde advies verstrekken binnen een termijn van 30 dagen. § 10. Het Instituut onderzoekt de impact van de nieuwe marktontwikkelingen, met name inzake handelsakkoorden, met inbegrip van akkoorden inzake mede-investeringen, die invloed uitoefenen op de concurrentiedynamiek.

Als deze ontwikkelingen niet belangrijk genoeg zijn om tot een nieuwe marktanalyse te nopen overeenkomstig paragraaf 1, beoordeelt het Instituut onverwijld of het nodig is de verplichtingen te herzien die opgelegd zijn aan de ondernemingen die aangewezen zijn als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht en alle vorige besluiten te wijzigen, met inbegrip van het intrekken van verplichtingen of het opleggen van nieuwe verplichtingen, om te garanderen dat deze verplichtingen blijven voldoen aan de voorwaarden waarvan sprake in paragraaf 4, tweede lid. Dergelijke gewijzigde verplichtingen mogen pas worden opgelegd na de raadplegingen gedaan overeenkomstig de artikelen 60 en 61.".

Art. 235 Artikel 45 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 45.In het geval van door de Europese Commissie omgeschreven transnationale markten dragen het Instituut en de betrokken nationale regelgevende instanties samen zorg voor de uitvoering van de marktanalyse, waarbij de AMM-richtsnoeren maximaal in acht worden genomen, en spreken zij zich op gecoördineerde wijze uit over het opleggen, handhaven, wijzigen of opheffen van wettelijke verplichtingen als bedoeld in artikel 44, § 4, eerste lid.

Het Instituut en één of meer nationale regelgevende instanties kunnen eveneens gezamenlijk kennis geven van hun ontwerpmaatregelen betreffende de marktanalyse en van eventuele wettelijke verplichtingen bij gebreke van transnationale markten, indien zij van mening zijn dat de marktvoorwaarden in hun respectieve rechtsgebieden voldoende homogeen zijn.

Het Instituut houdt zoveel mogelijk rekening met de door Berec aangenomen richtsnoeren.".

Art. 236 In artikel 47 van dezelfde wet wordt het tweede lid vervangen als volgt: "Verplichtingen inzake non-discriminatie moeten er in het bijzonder voor zorgen dat de onderneming ten aanzien van andere aanbieders van gelijkwaardige diensten onder gelijkwaardige omstandigheden gelijkwaardige voorwaarden toepast, en aan anderen diensten en informatie aanbiedt onder dezelfde voorwaarden en van dezelfde kwaliteit als die welke zij voor haar eigen diensten of diensten van haar dochterondernemingen of partners biedt. Het Instituut kan aan die onderneming verplichtingen opleggen inzake de levering van toegangsproducten en -diensten aan alle ondernemingen, inclusief aan zichzelf, binnen dezelfde tijdspanne, en tegen dezelfde voorwaarden, met inbegrip van de prijs en diensten en door middel van dezelfde systemen en processen, teneinde gelijkwaardigheid op het gebied van toegang te waarborgen.".

Art. 237 Artikel 48 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 48.Het Instituut kan overeenkomstig artikel 44, § 4, eerste lid, verplichtingen inzake transparantie met betrekking tot interconnectie of toegang opleggen op grond waarvan ondernemingen nader genoemde informatie openbaar moeten maken, zoals boekhoudkundige informatie, tarieven, technische specificaties, netwerkkenmerken en verwachte ontwikkelingen daarvan, alsook eisen en voorwaarden voor levering en gebruik, met inbegrip van voorwaarden tot wijziging van de toegang tot of het gebruik van diensten en toepassingen, met name wat betreft migratie van legacy-infrastructuur, indien dergelijke voorwaarden door de lidstaten zijn toegestaan in overeenstemming met het Europese Unierecht. § 2. In het bijzonder wanneer voor een onderneming verplichtingen inzake non-discriminatie gelden, kan het Instituut van die onderneming eisen dat zij een referentieaanbod publiceert dat voldoende gespecificeerd is om te garanderen dat de ondernemingen niet behoeven te betalen voor faciliteiten die voor de gewenste dienst niet nodig zijn. Dit referentieaanbod bevat een beschrijving van de betrokken offertes, uitgesplitst in diverse elementen naargelang van de marktbehoeften, en van de daaraan verbonden eisen en voorwaarden, met inbegrip van de tarieven.

Elk nieuw referentieaanbod wordt, voordat het gepubliceerd wordt, door het Instituut goedgekeurd.

Het Instituut kan onder meer eisen dat een referentieaanbod wordt gewijzigd om uitvoering te geven aan de uit hoofde van deze wet opgelegde verplichtingen. § 3. Het Instituut kan preciseren welke informatie beschikbaar moet worden gesteld, hoe gedetailleerd zij moet zijn en op welke wijze zij moet worden gepubliceerd. § 4. Niettegenstaande paragraaf 3, ingeval een onderneming uit hoofde van de artikelen 49/1 en 50 verplichtingen heeft aangaande wholesaletoegang tot netwerkinfrastructuur, zorgt het Instituut ervoor dat een referentieaanbod wordt gepubliceerd, zoveel mogelijk rekening houdend met de richtsnoeren van Berec wat betreft de minimumcriteria voor een referentieaanbod, zorgt het ervoor dat, in voorkomend geval, kernprestatie-indicatoren worden vastgesteld, alsmede de bijbehorende dienstverleningsniveaus en ziet het toe op de naleving ervan.

Daarnaast legt het Instituut zo nodig bij voorbaat de daarmee verbonden boetebedragen vast. § 5. Wanneer de auteur van een referentieaanbod dit wenst te wijzigen, notificeert hij het Instituut de gewenste wijziging ten minste 90 dagen voor de voorziene datum van de inwerkingtreding.

Binnen die termijn kan het Instituut aan de auteur van de voorgestelde wijziging van het referentieaanbod notificeren dat het een beslissing aangaande de voorgestelde wijziging zal nemen. Deze notificatie schort de inwerkingtreding van de voorgestelde wijziging op.

Het Instituut kan aanpassingen die het nodig acht opleggen of de gewenste wijziging weigeren.

Het Instituut bepaalt de modaliteiten voor de inwerkingtreding van de wijziging in zijn beslissing. § 6. Het referentieaanbod is gratis in elektronische vorm beschikbaar op een vrij toegankelijke website. Het Instituut bepaalt de modaliteiten van deze publicatie en van de aan de begunstigden van het referentieaanbod te leveren inlichtingen.

De publicatie van een referentieaanbod vormt geen belemmering voor redelijke verzoeken om toegang waarin dat aanbod niet voorziet.".

Art. 238 In artikel 49 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) het eerste lid wordt vervangen als volgt: "Het Instituut kan overeenkomstig artikel 44, § 4, eerste lid, het voeren van gescheiden boekhoudingen voorschrijven met betrekking tot bepaalde met interconnectie of toegang verband houdende activiteiten."; b) in het tweede lid worden de woorden "bedoelde netwerkoperator" vervangen door de woorden "bedoelde onderneming";c) in het derde lid worden de woorden "geïntegreerde netwerkoperator" vervangen door de woorden "geïntegreerde onderneming";d) in het vierde lid worden de woorden "de netwerkoperator" telkens vervangen door de woorden "de onderneming";2° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "de netwerkoperator" vervangen door de woorden "de onderneming". Art. 239 In hoofdstuk 4 van dezelfde wet wordt een artikel 49/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 49/1.§ 1. Het Instituut kan overeenkomstig artikel 44, § 4, eerste lid, aan ondernemingen verplichtingen opleggen om in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van civieltechnische voorzieningen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, gebouwen of toegangen tot gebouwen, kabels in gebouwen inclusief bedrading, antennes, torens en andere ondersteuningsgebouwen, palen, masten, kabelgoten, leidingen, inspectieputten, mangaten en straatkasten, wanneer het Instituut op basis van de marktanalyse concludeert dat het weigeren van toegang of verlening van toegang onder onredelijke voorwaarden met eenzelfde effect de ontwikkeling van een door duurzame concurrentie gekenmerkte markt zou belemmeren en niet in het belang van de eindgebruiker zou zijn. § 2. Het Instituut mag aan een onderneming verplichtingen opleggen om toegang te verlenen overeenkomstig dit artikel, ongeacht of de activa die door de verplichtingen worden beïnvloed deel uitmaken van de betrokken markt in overeenstemming met de marktanalyse, mits de verplichting noodzakelijk en evenredig is met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 35.".

Art. 240 Artikel 50 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 21 juli 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten7, wordt vervangen als volgt: "

Art. 50.§ 1. Het Instituut kan ondernemingen overeenkomstig artikel 44, § 4, eerste lid, de verplichting opleggen in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van specifieke netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten.

Het Instituut kan van ondernemingen onder meer verlangen dat zij: 1° derden toegang verlenen tot, en hun het gebruik toestaan van specifieke fysieke netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten, in voorkomend geval met inbegrip van ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk en subnetwerk;2° derden toegang verlenen tot specifieke actieve of virtuele netwerkelementen en -diensten;3° te goeder trouw onderhandelen met ondernemingen die verzoeken om toegang;4° reeds verleende toegang tot faciliteiten niet intrekken;5° op wholesalebasis specifieke diensten aanbieden voor doorverkoop door derden;6° open toegang verlenen tot technische interfaces, protocollen of andere kerntechnologieën die onmisbaar zijn voor de interoperabiliteit van diensten of virtuele netwerkdiensten;7° colocatie of andere vormen van gedeeld gebruik van bijbehorende faciliteiten aanbieden;8° specifieke diensten aanbieden die nodig zijn voor de interoperabiliteit van de aan gebruikers geleverde eind-tot-eind-diensten, of roaming binnen mobiele netwerken;9° toegang verlenen tot operationele ondersteuningssystemen of vergelijkbare softwaresystemen die nodig zijn om billijke concurrentie bij het aanbieden van diensten te waarborgen;10° zorgen voor interconnectie van netwerken of netwerkfaciliteiten;11° toegang verschaffen aan verwante diensten zoals identiteit, locatie en presentie-informatiediensten. Het Instituut kan die verplichtingen aan voorwaarden aangaande billijkheid, redelijkheid en opportuniteit onderwerpen. § 2. Indien het Instituut overweegt of het passend is één of meer van de in paragraaf 1 genoemde, eventueel specifieke, verplichtingen op te leggen, en in het bijzonder indien het onderzoekt, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, of en hoe dergelijke verplichtingen moeten worden opgelegd, analyseert het Instituut of andere vormen van toegang tot wholesale-inputs op dezelfde of een verwante wholesalemarkt afdoende zouden zijn om het geconstateerde probleem in het belang van de eindgebruikers aan te pakken. Die beoordeling omvat commerciële aanbiedingen inzake toegang, gereguleerde toegang op grond van artikel 40 of bestaande dan wel geplande gereguleerde toegang tot andere wholesale-inputs op grond van dit artikel. Het Instituut betrekt met name de volgende factoren in zijn overwegingen: 1° de technische en economische levensvatbaarheid van het gebruik of de installatie van concurrerende faciliteiten, in het licht van het tempo van de marktontwikkeling, rekening houdend met de aard van en het soort interconnectie of toegang, inclusief de levensvatbaarheid van andere toeleveringsproducten zoals toegang tot kabelgoten;2° de verwachte technologische ontwikkeling die van invloed is op het ontwerp en beheer van netwerken;3° de noodzaak om technologieneutraliteit te waarborgen teneinde de partijen in staat te stellen hun eigen netwerken te ontwerpen en te beheren;4° de haalbaarheid van de aangeboden toegangverlening, rekening houdend met de beschikbare capaciteit;5° de door de eigenaar van de faciliteit verrichte initiële investering, rekening houdend met de verrichte overheidsinvesteringen en de aan de investering verbonden risico's, in het bijzonder rekening houdend met investeringen in en risiconiveaus betreffende netwerken met zeer hoge capaciteit;6° de noodzaak om op de lange termijn de concurrentie in stand te houden, met speciale aandacht voor economisch doeltreffende concurrentie op basis van de infrastructuur en innovatieve bedrijfsmodellen die bevorderlijk zijn voor duurzame concurrentie, zoals de modellen op basis van mede-investeringen in netwerken;7° in voorkomend geval, ter zake geldende intellectuele-eigendomsrechten;8° het verlenen van pan-Europese diensten. Indien het Instituut overeenkomstig artikel 44 de oplegging van verplichtingen op grond van artikel 49/1 of van dit artikel in overweging neemt, onderzoekt het of de loutere oplegging van verplichtingen overeenkomstig artikel 49/1 een evenredig middel is om de concurrentie en de belangen van de eindgebruiker te bevorderen. § 3. Als het Instituut aan een onderneming in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel de verplichting oplegt toegang te verlenen, kan het technische of operationele voorwaarden opleggen aan de aanbieder of de gebruikers van die toegang, wanneer dat nodig is om de normale werking van het netwerk te garanderen. Verplichtingen om specifieke technische normen of specificaties te volgen, zijn in overeenstemming met de normen en specificaties die vastgesteld zijn door de Europese Commissie.".

Art. 241 In artikel 51 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "de betrokken netwerkoperator" worden vervangen door de woorden "de betrokken onderneming";b) het tweede en derde lid worden vervangen als volgt: "Wanneer het bepaalt of verplichtingen inzake prijscontrole passend zouden zijn, houdt het Instituut rekening met de noodzaak om de mededinging te bevorderen en met de belangen van de eindgebruikers op de lange termijn op het gebied van de implementatie en toepassing van nieuwegeneratienetwerken, en met name van netwerken met zeer hoge capaciteit.In het bijzonder om investeringen door de onderneming, ook in nieuwegeneratienetwerken, aan te moedigen, houdt het Instituut rekening met de door de onderneming gedane investeringen. Indien het Instituut van mening is dat verplichtingen inzake prijscontrole passend zijn, laat het toe dat de onderneming een redelijke opbrengst krijgt uit haar kapitaalinbreng, waarbij het de specifieke risico's van een bepaald nieuw netwerkproject waarin wordt geïnvesteerd in aanmerking neemt.

Het Instituut neemt in overweging om geen verplichtingen op grond van dit artikel op te leggen of in stand te houden wanneer het vaststelt dat er sprake is van een aantoonbare retailprijsbeperking en dat een overeenkomstig de artikelen 47 tot 50 opgelegde verplichting, inclusief met name een overeenkomstig artikel 47 opgelegde economische-repliceerbaarheidstoets, voor effectieve en niet-discriminerende toegang zorgt."; c) de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende: "Indien het Instituut het passend acht verplichtingen inzake prijscontrole op te leggen betreffende toegang tot bestaande netwerkelementen, houdt het ook rekening met de voordelen van voorspelbare en stabiele wholesaleprijzen ten aanzien van het waarborgen van efficiënte markttoegang en afdoende stimulansen die erop gericht zijn dat alle ondernemingen nieuwe en verbeterde netwerken uitrollen."; 2° paragrafen 2 tot 4 worden vervangen als volgt: " § 2.Het Instituut ziet erop toe dat regelingen voor het terugverdienen van kosten en tariferingsmethoden die worden opgelegd, erop gericht zijn de uitrol van nieuwe en verbeterde netwerken alsmede de efficiëntie en duurzame concurrentie te bevorderen en de eindgebruiker maximaal en op duurzame wijze voordeel te bieden. In dat verband kan het Instituut ook rekening houden met beschikbare prijzen van vergelijkbare concurrerende markten. § 3. Indien voor een onderneming een verplichting inzake kostenoriëntering van haar tarieven geldt, is het aan haar om aan te tonen dat de tarieven worden bepaald op basis van de kosten, verhoogd met een redelijk investeringsrendement. Voor de berekening van de kosten verbonden aan efficiënte dienstverlening, kan het Instituut boekhoudkundige kostenberekeningsmethoden gebruiken die los staan van de door de onderneming gebruikte methoden. Het Instituut kan van een onderneming verlangen dat zij volledige verantwoording aflegt over haar tarieven en indien nodig dat deze worden aangepast. § 4. Het Instituut zorgt ervoor dat, wanneer de invoering van een kostentoerekeningssysteem verplicht wordt gesteld met het oog op prijscontrole, een beschrijving van dit systeem voor het publiek beschikbaar wordt gesteld waarin ten minste de hoofdcategorieën waarin de kosten worden ingedeeld en de voor de toerekening van de kosten toegepaste regels worden vermeld. De inachtneming van het kostentoerekeningssysteem wordt op kosten van de onderneming geverifieerd door een erkend revisor, die elk jaar een verklaring van overeenstemming opstelt, welke door het Instituut wordt gepubliceerd.".

Art. 242 In hoofdstuk 4 van dezelfde wet wordt een artikel 51/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 51/1.§ 1. Ondernemingen die overeenkomstig artikel 44, § 3, zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op een of meerdere relevante markten, kunnen overeenkomstig de in artikel 54/1 beschreven procedure en onder de in het tweede lid genoemde voorwaarden, afspraken aanbieden om de uitrol van een nieuw netwerk met zeer hoge capaciteit dat tot aan de gebouwen van de eindgebruiker of het basisstation uit optische-vezelcomponenten bestaat, open te stellen voor mede-investeringen - bijvoorbeeld door het aanbieden van mede-eigendom of langetermijnrisicodeling aan de hand van medefinanciering of van koopovereenkomsten die specifieke rechten van structurele aard meebrengen - door andere aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of -diensten.

Wanneer het Instituut die afspraken evalueert, gaat het met name na of het aanbod van mede-investeringen voldoet aan elk van de volgende voorwaarden: 1° het aanbod geldt op elk moment van de levensduur van het netwerk voor alle aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of -diensten;2° het aanbod biedt andere mede-investeerders die aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of -diensten zijn, de mogelijkheid om daadwerkelijk en duurzaam te concurreren in downstreammarkten waarop de als onderneming met aanmerkelijke markt-macht aangewezen onderneming actief is, onder voorwaarden die onder meer het volgende omvatten: a) billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden die toegang bieden tot de volledige capaciteit van het netwerk voor zover de mede-investering ervoor geldt;b) flexibiliteit wat betreft de waarde en looptijd van de deelname van elke mede-investeerder;c) de mogelijkheid om die deelname in de toekomst uit te breiden;en d) wederzijdse rechten die door de mede-investeerders worden verleend na de uitrol van infrastructuur die is medegefinancierd;3° de onderneming maakt het aanbod tijdig bekend en, indien de onderneming niet beschikt over de in artikel 54/2, § 1, vermelde kenmerken, ten minste zes maanden voor de uitrol van het nieuwe netwerk;die periode kan op grond van nationale omstandigheden worden verlengd; 4° toegangvragende partijen die niet deelnemen aan de mede-investering, kunnen van de aanvang af profiteren van dezelfde kwaliteit, snelheid en voorwaarden en hetzelfde eindgebruikersbereik als beschikbaar vóór de uitrol, samen met een mechanisme van aanpassing in de tijd dat door het Instituut wordt bevestigd in het licht van de ontwikkelingen op de relevante retailmarkten, en dat de prikkels voor het deelnemen aan de mede-investeringen in stand houdt; dat mechanisme zorgt ervoor dat toegangvragende partijen toegang krijgen tot de elementen met zeer hoge capaciteit van het netwerk, zulks op een tijdstip en op basis van transparante en niet-discriminerende voorwaarden die passen bij de risiconiveaus waaraan de diverse mede-investeerders in verschillende stadia van de uitrol zijn blootgesteld en met inachtneming van de mededingingscontext op de retailmarkten; 5° het aanbod voldoet ten minste aan de in paragraaf 5 vervatte criteria en is te goeder trouw gedaan. § 2. Indien het Instituut, rekening houdend met de resultaten van de overeenkomstig artikel 54/1, § 2, uitgevoerde markttoets, constateert dat de aangeboden mede-investeringsafspraak voldoet aan de voorwaarden van paragraaf 1, maakt het die afspraak bindend op grond van artikel 54/1, § 3, en legt het met betrekking tot de onder de afspraken vallende elementen van het nieuwe netwerk met zeer hoge capaciteit geen extra verplichtingen op grond van artikel 44, § 4, op, op voorwaarde dat ten minste één potentiële mede-investeerder een mede-investeringsovereenkomst met de als onderneming met aanmerkelijke marktmacht aangewezen onderneming heeft gesloten.

Het eerste lid doet geen afbreuk aan de regelgeving betreffende omstandigheden die niet voldoen aan de voorwaarden van paragraaf 1, rekening houdend met de resultaten van eventueel overeenkomstig artikel 54/1, § 2, uitgevoerde markttoetsen, maar die de mededinging beïnvloeden en in aanmerking worden genomen voor de toepassing van de artikelen 43 en 44.

In afwijking van het eerste lid kan het Instituut in naar behoren gerechtvaardigde omstandigheden, overeenkomstig de artikelen 44 en 47 tot 51 oplossingen opleggen, in stand houden of aanpassen met betrekking tot nieuwe netwerken met zeer hoge capaciteit, teneinde significante problemen met de mededinging op specifieke markten aan te pakken indien het Instituut constateert dat die problemen met de mededinging, gelet op de bijzondere eigenschappen van die markten, anders niet zouden worden aangepakt. § 3. Het Instituut monitort voortdurend de naleving van de voorwaarden van paragraaf 1 en kan de onderneming die is aangewezen als een onderneming met aanmerkelijke marktmacht, ertoe verplichten jaarlijkse nalevingsverklaringen in te dienen.

Dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van het Instituut om besluiten te nemen op grond van artikel 4 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector ingeval zich een geschil voordoet tussen ondernemingen in verband met een overeenkomst inzake mede-investeringen waarvan het beschouwt dat die aan de in paragraaf 1 beschreven voorwaarden voldoet. § 4. Bij de toepassing van dit artikel houdt het Instituut rekening met de richtsnoeren van Berec ter bevordering van de consistente toepassing door de nationale regelgevende instanties van de voorwaarden van paragraaf 1 en de criteria van paragraaf 5. § 5. Wanneer het Instituut een aanbieding betreffende mede-investeringen op grond van paragraaf 1, beoordeelt, controleert zij of ten minste aan de volgende criteria is voldaan. Het Instituut kan overwegen aanvullende criteria te bepalen voor zover deze noodzakelijk zijn om te zorgen voor toegankelijkheid van potentiële investeerders tot de mede-investering, in het licht van specifieke plaatselijke omstandigheden en van de marktstructuur: 1° de aanbieding betreffende mede-investeringen staat op niet-discriminerende basis gedurende de levensduur van het door middel van een aanbieding betreffende mede-investeringen aangelegde netwerk open voor alle ondernemingen.De onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht kan in de aanbieding redelijke voorwaarden betreffende de financiële capaciteit van ondernemingen opnemen, zoals bijvoorbeeld de voorwaarde dat potentiële mede-investeerders moeten aantonen dat zij in staat zijn gefaseerde betalingen te doen op basis waarvan de implementatie wordt gepland, de aanvaarding van een strategisch plan op basis waarvan implementatieplannen voor de middellange termijn worden uitgestippeld, enzovoort; 2° de aanbieding betreffende mede-investeringen is transparant: a) de aanbieding is beschikbaar en gemakkelijk te vinden op de website van de onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht;b) de volledige voorwaarden, inclusief alle bijzonderheden, worden ter beschikking gesteld van alle potentiële bieders die belangstelling voor de aanbieding hebben, met inbegrip van de rechtsvorm van de overeenkomst betreffende mede-investering en, indien relevant, de belangrijkste governancevoorschriften van het mede-investeringsvehikel;en c) het proces, waaronder het stappenplan voor de oprichting en ontwikkeling van het mede-investeringsproject, wordt van tevoren vastgesteld, wordt op duidelijke wijze schriftelijk aan alle potentiële mede-investeerders uiteengezet, en alle significante mijlpalen worden op niet-discriminerende wijze aan alle ondernemingen meegedeeld;3° de aanbieding betreffende mede-investeringen omvat voorwaarden voor potentiële investeerders op basis waarvan duurzame mededinging op de lange termijn wordt bevorderd, met name: a) aan alle ondernemingen worden billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden aangeboden voor de deelname aan een overeenkomst betreffende de mede-investering naargelang van het tijdstip waarop zij partij worden, onder meer wat betreft een verplichte financiële bijdrage voor de verwerving van specifieke rechten, wat betreft de bescherming van de mede-investeerders op grond van die rechten, zowel tijdens de aanlegfase als tijdens de exploitatiefase, bijvoorbeeld door het verlenen van onvervreemdbare gebruiksrechten voor de verwachte levensduur van het netwerk waarin mede-investering plaatsvindt, en wat betreft de voorwaarden voor de deelname aan en eventuele opzegging van de overeenkomst betreffende mede-investering.Niet-discriminerende voorwaarden houden in dit verband niet in dat aan alle potentiële mede-investeerders precies dezelfde voorwaarden, met inbegrip van financiële voorwaarden, worden aangeboden, maar dat alle varianten van de aangeboden voorwaarden gerechtvaardigd zijn op basis van dezelfde objectieve, transparante, niet-discriminerende en voorspelbare criteria, zoals het aantal vastgelegde eindgebruikerslijnen; b) de aanbieding voorziet in flexibiliteit wat betreft de waarde en looptijd van de verbintenissen die door elke mede-investeerder worden aangegaan, bijvoorbeeld door middel van een overeengekomen en potentieel toenemend percentage van de totale eindgebruikerslijnen in een bepaald gebied, waartoe de mede-investeerders zich geleidelijk kunnen verbinden en dat wordt vastgesteld op een niveau per eenheid dat kleinere mede-investeerders met beperkte middelen de mogelijkheid biedt in te stappen in de mede-investering op wat redelijkerwijs een minimumniveau mag worden genoemd en daarna hun deelname geleidelijk te verhogen, terwijl een adequaat niveau van de oorspronkelijke verbintenissen wordt gewaarborgd.Bij de vaststelling van de door elke mede-investeerder te leveren financiële bijdrage wordt rekening gehouden met het feit dat vroege investeerders grotere risico's lopen en eerder kapitaal inbrengen; c) een geleidelijk toenemende premie wordt als gerechtvaardigd beschouwd voor verbintenissen die in een later stadium worden aangegaan en voor nieuwe mede-investeerders die instappen in de mede-investering nadat het project van start is gegaan, zodat rekening wordt gehouden met afnemende risico's en wordt voorkomen dat er prikkels van uitgaan om kapitaal niet in een vroeg stadium in te brengen;d) de overeenkomst betreffende de mede-investering staat toe dat mede-investeerders verkregen rechten overdragen aan andere mede-investeerders of aan derden die bereid zijn partij te worden bij de overeenkomst betreffende de mede-investering, mits de overnemende partij verplicht wordt om alle in het kader van de overeenkomst betreffende de mede-investering aan de overdragende partij opgelegde oorspronkelijke verplichtingen na te leven;e) de mede-investeerders verlenen elkaar onder billijke en redelijke voorwaarden wederzijdse rechten betreffende toegang tot infrastructuur waarop de mede-investering betrekking heeft, met als doel het downstream aanbieden van diensten, onder meer aan eindgebruikers, overeenkomstig transparante voorwaarden die duidelijk zijn vastgelegd in de aanbieding betreffende mede-investeringen en de daaropvolgende overeenkomst, met name indien de mede-investeerders individueel en afzonderlijk verantwoordelijk zijn voor de implementatie van specifieke onderdelen van het netwerk.Indien een mede-investeringsvehikel wordt gecreëerd, voorziet dit, direct of indirect, in toegang tot het netwerk voor alle mede-investeerders, op basis van de gelijkwaardigheid van inputs en onder billijke en redelijke voorwaarden, met inbegrip van financiële voorwaarden waarin rekening is gehouden met de verschillende risiconiveaus die de afzonderlijke mede-investeerders aanvaarden; 4° met de aanbieding betreffende mede-investeringen wordt een duurzame investering gewaarborgd waarmee waarschijnlijk tegemoet wordt gekomen aan toekomstige behoeften, doordat nieuwe netwerkelementen worden geïmplementeerd die aanzienlijk bijdragen tot de implementatie van netwerken met een zeer hoge capaciteit.".

Art. 243 Artikel 52 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 52.§ 1. In de veronderstelling bedoeld in artikel 44, § 6, legt het Instituut regelgevende verplichtingen bedoeld in paragraaf 2, tweede en derde lid, op aan ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op de retailmarkt in kwestie, overeenkomstig artikel 44, § 3. § 2. Verplichtingen die worden opgelegd uit hoofde van paragraaf 1, moeten gebaseerd zijn op de aard van het geconstateerde probleem en evenredig en verantwoord zijn in het licht van de doelstellingen van artikel 35.

De opgelegde verplichtingen kunnen inhouden dat de aangewezen ondernemingen geen buitensporige prijzen mogen vragen, de toegang tot de markt niet mogen belemmeren, de mededinging niet mogen beperken door middel van afbraakprijzen, geen ongegronde voorkeur voor bepaalde eindgebruikers aan de dag mogen leggen en diensten niet op een onredelijke wijze mogen bundelen.

Het Instituut kan dergelijke ondernemingen passende retailprijsplafonds opleggen, alsook verplichtingen om individuele tarieven te controleren of verplichtingen om de tarieven af te stemmen op de kosten of prijzen op vergelijkbare markten, teneinde de belangen van de eindgebruiker te beschermen en tegelijkertijd daadwerkelijke mededinging te stimuleren. § 3. Het Instituut zorgt ervoor dat, indien een onderneming aan regelgeving inzake retailtarieven of andere desbetreffende retailcontroles is onderworpen, de noodzakelijke en geëigende kostentoerekeningssystemen worden toegepast.

Het Instituut kan nader bepalen welk model en welke boekhoudkundige methodes moeten worden gehanteerd. De inachtneming van het kostentoerekeningssysteem wordt op kosten van de onderneming geverifieerd door een erkend revisor, die elk jaar een verklaring van overeenstemming opstelt, welke door het Instituut wordt gepubliceerd.".

Art. 244 In artikel 53 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid worden de woorden "en in overeenstemming met de bepalingen van artikel 45, § 2, een verplichting opleggen aan een verticaal geïntegreerde netwerkoperator" vervangen door de woorden "een verplichting opleggen aan een verticaal geïntegreerde onderneming";b) in het tweede lid worden de woorden "alle netwerkoperatoren" vervangen door de woorden "alle ondernemingen";2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de eerste zin wordt het woord "voorstel" vervangen door het woord "verzoek"; b) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt: "1° bewijsmateriaal dat het in paragraaf 1 bedoelde besluit van het Instituut rechtvaardigt;"; c) in de bepaling onder 2° worden de woorden "met redenen omklede evaluatie die stelt dat er binnen een redelijke termijn weinig of geen kans is op" vervangen door de woorden "gemotiveerde evaluatie die besluit dat er binnen een redelijke termijn weinig of geen kans is op";d) de bepaling onder 3° worden de woorden "op de netwerkoperator, met name op de werknemers van de gescheiden bedrijfseenheid, op de elektronische-communicatiesector als geheel, op de stimuli om in deze sector als een geheel te investeren, met name in verband met de noodzaak te zorgen voor sociale en territoriale cohesie, en op andere belanghebbenden, met name de verwachte impact op de mededinging en eventuele gevolgen" vervangen door de woorden "op de onderneming, met name op de werknemers van de gescheiden bedrijfseenheid, op de elektronische-communicatiesector als geheel, op de stimuli om daarin te investeren, met name in verband met de noodzaak te zorgen voor sociale en territoriale cohesie, en op andere belanghebbenden, met name de verwachte impact op de mededinging op het gebied van infrastructuur en eventuele daaruit voortvloeiende gevolgen"; e) de bepaling onder 4° wordt vervangen als volgt: "4° een analyse van de redenen waarom die verplichting het efficiëntste middel zou zijn om de geïdentificeerde mededingingsproblemen of markttekortkomingen op te lossen."; 3° in paragraaf 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepaling onder 5° worden de woorden "ten behoeve van de overige belanghebbenden" vervangen door de woorden "naar de andere belanghebbenden toe";b) in de Franse tekst van de bepaling onder 6° worden de woorden "la conformité et comportant" vervangen door de woorden "le respect des obligations, y compris";c) de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende: "Naar aanleiding van het in overeenstemming met artikel 44, § 5, genomen besluit van de Europese Commissie inzake die ontwerpmaatregel, voert het Instituut een gecoördineerde analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn met het toegangsnetwerk overeenkomstig de in artikel 44 beschreven procedure.Op basis van die analyse moet het Instituut, overeenkomstig de procedures van de artikelen 60, 61, 63 en 64, verplichtingen opleggen, handhaven of intrekken."; 4° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt: " § 4.Een onderneming die functionele scheiding kreeg opgelegd, kan worden onderworpen aan alle in de artikelen 47 tot 51 bedoelde verplichtingen op elke specifieke markt wanneer is vastgesteld dat het een onderneming betreft die overeenkomstig artikel 44 is aangewezen als een onderneming met aanmerkelijke marktmacht, of andere verplichtingen die op grond van artikel 44, § 5, door de Europese Commissie zijn goedgekeurd."; 5° paragraaf 5 wordt opgeheven. Art. 245 Artikel 54 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 54.§ 1. Ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht in een of verschillende markten overeenkomstig artikel 44, stellen het Instituut ten minste drie maanden vooraf in kennis van hun voornemen hun plaatselijke toegangsnetwerkactiva of een belangrijk deel ervan over te dragen aan een afzonderlijke rechtseenheid met een verschillende eigenaar, of een afzonderlijke bedrijfseenheid op te richten om aan alle retailers, met inbegrip van de eigen retailafdelingen, volledige equivalente toegangsproducten te verstrekken.

Die ondernemingen stellen het Instituut tevens in kennis van eventuele veranderingen van dat voornemen, alsmede van het eindresultaat van het scheidingsproces.

Dergelijke ondernemingen kunnen ook afspraken inzake toegangsvoorwaarden aanbieden die van toepassing zullen zijn op hun netwerk tijdens een implementatieperiode nadat de voorgestelde vorm van de scheiding is geïmplementeerd, teneinde effectieve en niet-discriminerende toegang door derden te waarborgen. Het aanbod van afspraken is voldoende gedetailleerd, onder meer wat betreft het tijdschema voor de implementatie en de looptijd opdat het Instituut zijn taken overeenkomstig paragraaf 2 kan uitvoeren. Dergelijke afspraken kunnen een langere periode bestrijken dan de maximale periode voor marktbeoordelingen die in artikel 44, § 8, is vastgesteld. § 2. Het Instituut onderzoekt welk effect de voorgenomen transactie indien van toepassing in combinatie met de aangeboden afspraken, zal hebben op de bestaande regelgevende verplichtingen op grond van deze wet.

Hiertoe voert het Instituut een analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn aan het toegangsnetwerk in overeenstemming met de in de artikelen 43 en 44 beschreven procedure.

Het Instituut neemt alle door de onderneming aangeboden afspraken in acht en houdt in het bijzonder rekening met de in artikel 35 vervatte doelstellingen. In het kader daarvan raadpleegt het Instituut derden in overeenstemming met artikel 60 en richt zich daarbij in het bijzonder op derden waarop de beoogde transactie rechtstreeks invloed heeft.

Op basis van die analyse moet het Instituut verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken, overeenkomstig de in de artikelen 60, 61, 63 en 64 omschreven procedures, waarbij in voorkomend geval artikel 54/2 wordt toegepast. Het Instituut kan in zijn besluit bepalen dat de afspraken in hun geheel of gedeeltelijk bindend zijn.

In afwijking van artikel 44, § 8, kan het Instituut bepalen dat de afspraken in hun geheel of gedeeltelijk bindend zijn voor de gehele periode waarvoor zij worden aangeboden. § 3. Onverminderd artikel 54/2, kan de juridisch of operationeel gescheiden bedrijfseenheid waarvan overeenkomstig artikel 44, § 3, is vastgesteld dat zij op een specifieke markt aanmerkelijke marktmacht heeft, in voorkomend geval worden onderworpen aan alle in de artikelen 47 tot 49 bedoelde verplichtingen, of andere verplichtingen die de Europese Commissie op grond van artikel 44, § 5, heeft toegestaan, indien de aangeboden afspraken niet afdoende zijn om de doelstellingen in artikel 35 te verwezenlijken. § 4. Het Instituut houdt toezicht op de implementatie van de door de ondernemingen aangeboden afspraken die het overeenkomstig paragraaf 2 bindend heeft gemaakt, en neemt de verlenging ervan in overweging wanneer de looptijd waarvoor deze oorspronkelijk werden aangeboden, is verstreken.".

Art. 246 In hoofdstuk 4 van dezelfde wet wordt een artikel 54/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 54/1.§ 1. Ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht, kunnen aan het Instituut afspraken aanbieden in verband met de voor hun netwerken geldende voorwaarden voor toegang of mede-investeringen, of beide, met betrekking tot onder meer: 1° samenwerkingsregelingen inzake de beoordeling van passende en evenredige verplichtingen op grond van artikel 44;2° mede-investeringen in netwerken met zeer hoge capaciteit op grond van artikel 51/1;of 3° doeltreffende en niet-discriminerende toegang voor derde partijen op grond van artikel 54, zowel tijdens een implementatieperiode van vrijwillige scheiding door een verticaal geïntegreerde onderneming als nadat de voorgestelde vorm van scheiding is geïmplementeerd. Het aanbod voor afspraken is voldoende gedetailleerd, onder meer wat betreft het tijdstip en de reikwijdte van de implementatie ervan en de duur ervan, teneinde het Instituut in staat te stellen zijn beoordeling op grond van paragraaf 2 uit te voeren. Die afspraken kunnen een langere periode bestrijken dan de in artikel 44, § 8, bepaalde maximumperiode voor marktanalyse. § 2. Teneinde de op grond van paragraaf 1 door een onderneming aangeboden afspraken te beoordelen, verricht het Instituut, tenzij die afspraken duidelijk niet aan een of meerdere desbetreffende voorwaarden of criteria voldoen, een markttoets, met name betreffende de aangeboden voorwaarden, door het organiseren van een raadpleging van belanghebbende partijen, met name derde partijen die rechtstreekse gevolgen ondervinden. Mogelijke mede-investeerders of toegangvragende partijen kunnen zich uitspreken over de conformiteit van de aangeboden afspraken met de voorwaarden van artikel 44, 51/1 of 54, naargelang van toepassing, en kunnen veranderingen voorstellen.

Wat betreft de krachtens dit artikel aangeboden afspraken houdt het Instituut bij het beoordelen van verplichtingen op grond van artikel 44, § 4, tweede lid, in het bijzonder rekening met: 1° bewijsmateriaal inzake de billijke en redelijke aard van de aangeboden afspraken;2° het openstaan van de afspraken voor alle marktdeelnemers;3° de tijdige beschikbaarheid van toegang onder billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden, onder meer tot netwerken met zeer hoge capaciteit, voordat aanverwante retaildiensten worden aangeboden; en 4° de algemene mate waarin de aangeboden afspraken duurzame mededinging op downstreammarkten mogelijk maken en de uitrol en ingebruikneming van netwerken met zeer hoge capaciteit in samenwerkingsverband faciliteren ten behoeve van eindgebruikers. Het Instituut deelt, rekening houdend met alle tijdens de raadpleging geuite standpunten en met de mate waarin die standpunten representatief zijn voor de verschillende belanghebbenden, aan de onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht zijn voorlopige conclusies mee over de vraag of de aangeboden afspraken voldoen aan de doelstellingen, criteria en procedures in dit artikel en artikel 44, 51/1 of 54, naargelang toepasselijk, alsmede onder welke voorwaarden het in overweging zou kunnen nemen de afspraken bindend te maken. De onderneming kan haar initiële aanbod herzien om rekening te houden met de conclusies van het Instituut en met het oog op het voldoen aan de criteria in dit artikel en, naargelang toepasselijk, in artikel 44, 51/1 of 54. § 3. Onverminderd artikel 51/1, § 2, eerste lid, kan het Instituut een besluit nemen om de afspraken geheel of gedeeltelijk bindend te maken.

In afwijking van artikel 44, § 8, kan het Instituut bepaalde of alle afspraken bindend maken voor een specifieke periode, die de hele periode waarvoor het aanbod geldt kan zijn, en in het geval van mede-investeringsafspraken die op grond van artikel 51/1, § 1, eerste lid, bindend zijn gemaakt, maakt het deze bindend voor een periode van minimaal zeven jaar.

Met inachtneming van artikel 51/1, laat dit artikel de toepassing van de marktanalyseprocedure op grond van artikel 44, §§ 1 tot 3, en het opleggen van verplichtingen op grond van artikel 44, § 4, onverlet.

Indien het Instituut afspraken op grond van dit artikel bindend maakt, onderzoekt het krachtens artikel 44 de gevolgen van dat besluit voor de marktontwikkeling, alsmede het al dan niet passend zijn van verplichtingen die het heeft opgelegd of die het, bij gebrek aan afspraken, overwoog op te leggen op grond van dat artikel of de artikelen 47 tot 51. Wanneer het Instituut overeenkomstig artikel 44, § 4, kennis geeft van een ontwerpmaatregel krachtens artikel 61, doet het de ontwerpmaatregel waarvan het kennis geeft vergezeld gaan van het besluit tot vaststelling van de afspraak. § 4. Het Instituut monitort, controleert en waarborgt de naleving van de afspraken die het overeenkomstig paragraaf 3 bindend heeft gemaakt op dezelfde manier als waarop het de naleving van krachtens artikel 44, § 4, opgelegde verplichtingen monitort, controleert en waarborgt, en neemt de verlenging van de periode waarvoor zij bindend zijn gemaakt in overweging wanneer de initiële periode verstrijkt. Wanneer het Instituut concludeert dat een onderneming niet heeft voldaan aan de overeenkomstig paragraaf 3 bindend gemaakte afspraken, kan het die onderneming overeenkomstig artikel 21 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sancties opleggen. Onverminderd de procedure die erop gericht is de specifieke verplichtingen te doen naleven van artikel 21 van de wet van 17 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014010 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector type wet prom. 17/01/2003 pub. 24/01/2003 numac 2003014009 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector sluiten met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, kan het Instituut de overeenkomstig artikel 44, § 10, opgelegde verplichtingen opnieuw evalueren.".

Art. 247 In hoofdstuk 4 van dezelfde wet wordt een artikel 54/2 ingevoegd, luidende: "

Art. 54/2.§ 1. Als het Instituut een onderneming die niet actief is op een retailmarkt voor elektronische-communicatiediensten overeenkomstig artikel 44, § 4, aanwijst als een onderneming met aanmerkelijke marktmacht op één of meerdere wholesalemarkten, gaat het na of die onderneming over de volgende kenmerken beschikt: 1° alle bedrijven en bedrijfsonderdelen binnen de onderneming, alle bedrijven waarover dezelfde uiteindelijke eigenaar zeggenschap heeft, maar die niet per se volledig in zijn of hun bezit zijn, en eventuele aandeelhouders die zeggenschap kunnen uitoefenen over de onderneming, ontplooien slechts activiteiten op wholesalemarkten voor elektronische-communicatiediensten en beogen dat ook in de toekomst te doen, en ontplooien dus geen activiteiten op een retailmarkt voor elektronische-communicatiediensten die in de Europese Unie aan eindgebruikers worden verstrekt;2° de onderneming is niet gebonden aan een enkele en afzonderlijke downstream actieve onderneming die activiteiten ontplooit op een retailmarkt voor elektronische-communicatiediensten die aan eindgebruikers worden verstrekt, op grond van een exclusieve overeenkomst of een overeenkomst die feitelijk neerkomt op een exclusieve overeenkomst. § 2. Indien het Instituut concludeert dat aan de in paragraaf 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, kan het aan die onderneming alleen verplichtingen op grond van de artikelen 47 en 50, of verplichtingen met betrekking tot eerlijke en redelijke prijzen, opleggen indien dit gerechtvaardigd is op basis van een marktanalyse, inclusief een prospectieve beoordeling van het waarschijnlijke gedrag van de onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht. § 3. Het Instituut kan de overeenkomstig dit artikel aan de onderneming opgelegde verplichtingen te allen tijde heroverwegen indien het concludeert dat niet meer aan de in paragraaf 1 bedoelde voorwaarden wordt voldaan, en het past voor zover passend de artikelen 43 tot 44 en 47 tot 51 toe. De ondernemingen stellen het Instituut zonder onnodige vertraging in kennis van elke wijziging in de omstandigheden die relevant zijn voor paragraaf 1, 1° en 2°. § 4. Het Instituut heroverweegt de overeenkomstig dit artikel aan de onderneming opgelegde verplichtingen ook als het op basis van bewijsstukken betreffende de door de onderneming aan haar downstreamklanten aangeboden voorwaarden concludeert dat er concurrentieproblemen zijn ontstaan of dreigen te ontstaan waardoor de eindgebruikers worden benadeeld en het noodzakelijk is één of meer van de in artikel 48, 49, 49/1 of 51 bedoelde verplichtingen op te leggen of de overeenkomstig paragraaf 2 opgelegde verplichtingen aan te passen. § 5. Het opleggen van verplichtingen en de heroverweging daarvan wordt uitgevoerd in overeenstemming met de in de artikelen 60, 61, 63 en 64 bedoelde procedures.".

Art. 248 In hoofdstuk 4 van dezelfde wet wordt een artikel 54/3 ingevoegd, luidende: "

Art. 54/3.§ 1. Ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht in één of verschillende markten overeenkomstig artikel 44 stellen het Instituut van tevoren en tijdig in kennis wanneer zij beogen over te gaan tot buitenbedrijfstelling of vervanging door nieuwe infrastructuur van onder verplichtingen op grond van de artikelen 44, 47 tot 51/1 en 53 tot 54/3 vallende delen van het netwerk, met inbegrip van legacy-infrastructuur die nodig is om een kopernetwerk te gebruiken. § 2. Het Instituut waarborgt dat het proces van buitenbedrijfstelling of vervanging transparante tijdschema's en voorwaarden omvat, inclusief een passende opzeggingstermijn voor de overgang, en vaststelt dat indien nodig alternatieve producten van ten minste vergelijkbare kwaliteit beschikbaar zijn die toegang verstrekken tot de opgewaardeerde netwerkinfrastructuur die in de plaats komt van de vervangen elementen, teneinde de concurrentie en de rechten van de eindgebruikers zeker te stellen.

Het Instituut kan de verplichtingen betreffende activa waarvan buitenbedrijfstelling of vervanging is beoogd, intrekken wanneer het zich ervan heeft vergewist dat de aanbieder van toegang: 1° passende voorwaarden voor de migratie tot stand heeft gebracht, onder meer door een alternatief toegangsproduct van ten minste vergelijkbare kwaliteit beschikbaar te stellen waarmee toegangvragende partijen dezelfde eindgebruikers kunnen bereiken als met de legacy-infrastructuur;en 2° voldoet aan de voorwaarden en het proces waarvan het Instituut overeenkomstig dit artikel in kennis is gesteld. Een dergelijke intrekking wordt uitgevoerd overeenkomstig de in de artikelen 60, 61, 63 en 64 bedoelde procedures.".

Art. 249 In artikel 55 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste zin, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "Een netwerkoperator" worden vervangen door de woorden "Elke onderneming";b) in de Franse tekst wordt het woord "obligé" vervangen door het woord "obligée";2° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "de netwerkoperator" vervangen door de woorden "de onderneming". Art. 250 In artikel 57 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "alle noodzakelijke informatie opvragen" worden vervangen door de woorden "alle nuttige informatie opvragen, inclusief financiële inlichtingen";b) de woorden ", alsook het niveau van specificering" worden ingevoegd tussen de woorden "worden meegedeeld" en de woorden "en deelt";2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt: " § 3.Onverminderd eventuele informatie vereist op grond van paragraaf 1 of van andere wettelijke of regelgevende bepalingen, mag het Instituut de ondernemingen verzoeken om informatie die passend en objectief gerechtvaardigd is, met name voor: 1° het verifiëren, hetzij systematisch, hetzij per geval, van de naleving van: a) de vergoedingen en gebruiksrechten;b) het efficiënt gebruik van het radiospectrum of van de nummervoorraden;c) specifieke verplichtingen van de operatoren met aanmerkelijke marktmacht of van de aanbieders van de universele dienst;2° het verifiëren, per geval, van de naleving van de voorwaarden van de algemene machtiging, van de gebruiksrechten voor radiospectrum of van de gebruiksrechten voor nummervoorraden;3° het uitvoeren van procedures voor en de evaluatie van aanvragen om verlening van gebruiksrechten;4° het publiceren van vergelijkende overzichten van kwaliteit en prijs van diensten ten behoeve van de consumenten;5° het verzamelen van duidelijk omschreven statistieken, verslagen of onderzoeken;6° het verrichten van marktonderzoeken, met inbegrip van gegevens over de downstream- of retailmarkten die verband houden met of verbonden zijn aan de markten waarop het marktonderzoek betrekking heeft;7° het waarborgen van efficiënt gebruik en efficiënt beheer van radiospectrum en van nummervoorraden;8° het evalueren van toekomstige ontwikkelingen van het netwerk of de diensten;9° het uitvoeren van geografische onderzoeken;10° het beantwoorden van met redenen omklede verzoeken om informatie van Berec. De in het eerste lid bedoelde informatie, met uitzondering van de informatie bedoeld in de bepaling onder 3°, mag niet worden vereist vóór of als voorwaarde voor de toegang tot de markt.

Het Instituut deelt de ondernemingen mee voor welk specifiek doel de in het eerste lid bedoelde informatie wordt verzameld.".

Art. 251 In artikel 60 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "met een maximale tijdsduur van twee maanden" worden vervangen door de woorden "van minstens 30 dagen"; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende: "Dit artikel is niet van toepassing op besluiten die tot doel hebben een geschil tussen ondernemingen te beslechten, noch op de besluiten waarvan sprake in artikel 44, § 5.".

Art. 252 In artikel 61 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de bepalingen onder 1° tot 6° worden vervangen als volgt: "1° een passende toegang en interconnectie, of de interoperabiliteit van de diensten op te leggen, overeenkomstig artikel 40;2° een relevante markt te definiëren die verschilt van de markten die in de Aanbeveling overeenkomstig artikel 43, § 2, zijn gedefinieerd;3° vast te stellen dat niet voldaan is aan een van de voorwaarden bedoeld in artikel 44, § 1, eerste lid, overeenkomstig artikel 44, § 1, tweede lid;4° te bepalen of de kenmerken van een overeenkomstig artikel 44, § 3, eerste lid, en artikel 44, § 5, gedefinieerde relevante markt zodanig zijn dat het al dan niet gerechtvaardigd is om regelgevingsverplichtingen op te leggen;5° na een besluit bedoeld in de bepaling onder 4°, de onderneming of ondernemingen te identificeren met een aanmerkelijke marktmacht op die markt, overeenkomstig artikel 44, § 3, eerste lid; 6° regelgevende verplichtingen voor de onderneming of ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op te leggen, te wijzigen of in te trekken, overeenkomstig artikel 44, §§ 4 tot 7;"; b) de bepaling onder 7° wordt opgeheven; c) de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende: "Het Instituut publiceert zijn ontwerp."; 2° in paragraaf 2 van de Franse tekst worden de woorden "autorités réglementaires" vervangen door de woorden "autorités de régulation". Art. 253 In artikel 63 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepaling onder a), 2°, worden de woorden "een netwerkoperator" vervangen door de woorden "een onderneming";b) in de bepaling onder b) worden de volgende wijzigingen aangebracht: i) in de Franse tekst worden de woorden "marché unique" vervangen door de woorden "marché intérieur"; ii) de woorden "het Gemeenschapsrecht" worden vervangen door de woorden "het Europese Unierecht"; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende: "Als het Instituut zijn ontwerpbesluit wijzigt, wordt dit voor de openbare raadpleging bedoeld in artikel 61 voorgelegd en wordt daarvan kennisgegeven aan de Europese Commissie, overeenkomstig paragraaf 1.".

Art. 254 In artikel 64 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) het woord "61" wordt vervangen door het woord "50";b) de woorden "een netwerkoperator met een sterke machtspositie op te leggen, te wijzigen of in te trekken, een belemmering inhoudt van de interne markt of ernstige twijfels opwerpt wat betreft de verenigbaarheid met het Gemeenschapsrecht" worden vervangen door de woorden "een onderneming met aanmerkelijke marktmacht op te leggen, te wijzigen of in te trekken, een obstakel opwerpt voor de interne markt of zij ernstige twijfels uit wat betreft de verenigbaarheid ervan met het Europese Unierecht";2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "in de artikelen 34 tot 37" worden vervangen door de woorden "in artikel 35";b) in de Franse tekst worden de woorden "pratiques réglementaires" vervangen door de woorden "pratiques de régulation"; 3° in paragraaf 3 wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt: "1° zijn ontwerpbesluit wijzigen of intrekken, zoveel mogelijk rekening houdend met de kennisgeving van de Europese Commissie zoals bedoeld in paragraaf 1, alsook met het advies van Berec;"; 4° in paragraaf 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende: "Voor de ontwerpbesluiten die onder artikel 54/1, § 3, vallen, kan de Europese Commissie, indien Berec haar ernstige twijfels deelt, binnen dezelfde termijn als die welke bedoeld is in het eerste lid, een besluit nemen waarbij aan het Instituut wordt gevraagd om zijn ontwerp in te trekken."; b) in het vroegere tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden "overeenkomstig artikel 60" ingevoegd tussen de woorden "over het gewijzigde ontwerp" en de woorden "te organiseren". HOOFDSTUK 9 Wijzigingen van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten4 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens Art. 255 In titel I, hoofdstuk II, van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten4 betreffende de bescherming van de natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens wordt een artikel 10/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 10/1.§ 1. In toepassing van artikel 125, § 1, 1°, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie en onverminderd de toepassing van de Verordening en deze wet, is de registratie van elektronische communicatie en de daarmee verband houdende verkeersgegevens uitgevoerd in het legale zakelijke verkeer ten bewijze van een commerciële transactie of van een andere zakelijke communicatie toegestaan, op voorwaarde dat de bij de communicatie betrokken partijen vóór de registratie op de hoogte gebracht worden van de registratie, de precieze doeleinden ervan en de duur van de opslag van de registratie.

De in het eerste lid bedoelde gegevens worden gewist uiterlijk op het einde van de periode waarbinnen de transactie in rechte kan worden aangevochten. § 2. In toepassing van artikel 125, § 1, 1°, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie en onverminderd de toepassing van de Verordening en deze wet is het kennisnemen en registreren van elektronische communicatie en de verkeersgegevens met als enig doel de kwaliteit van de dienstverlening in callcenters te controleren, toegestaan, op voorwaarde dat de personen die werkzaam zijn in het callcenter op voorhand op de hoogte gebracht worden van de mogelijkheid tot kennisnemen en registreren, het precieze doel ervan en de duur van bewaring van de geregistreerde communicatie en gegevens. Die gegevens mogen ten hoogste gedurende één maand worden bewaard.".

Art. 256 In titel I, hoofdstuk II, van dezelfde wet wordt een artikel 10/2 ingevoegd, luidende: "

Art. 10/2.In toepassing van artikel 125, § 1, 1°, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/07/2016 numac 2016000435 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de elektronische communicatie type wet prom. 13/06/2005 pub. 20/06/2005 numac 2005011238 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de elektronische communicatie sluiten betreffende de elektronische communicatie en onverminderd de toepassing van de Verordening en deze wet is de opslag van informatie of het verkrijgen van toegang tot informatie die reeds is opgeslagen in de eindapparatuur van een abonnee of een gebruiker slechts toegestaan op voorwaarde dat: 1° de betrokken abonnee of gebruiker, overeenkomstig de voorwaarden bepaald in de Verordening en in deze wet, duidelijke en precieze informatie krijgt over de doeleinden van de verwerking en zijn rechten op basis van de Verordening en van deze wet;2° de abonnee of eindgebruiker zijn toestemming heeft gegeven na ingelicht te zijn overeenkomstig de bepaling onder 1°. Het eerste lid is niet van toepassing voor de technische opslag van informatie of de toegang tot informatie opgeslagen in de eindapparatuur van een abonnee of een eindgebruiker met als uitsluitend doel de verzending van een communicatie via een elektronische-communicatienetwerk uit te voeren of een uitdrukkelijk door de abonnee of eindgebruiker gevraagde dienst te leveren wanneer dit hiervoor strikt noodzakelijk is.". HOOFDSTUK 10 Wijziging van de wet van 7 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten5 tot vaststelling van een kader voor de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen van algemeen belang voor de openbare veiligheid Art. 257 In artikel 4, § 1, van de wet van 7 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/08/1993 pub. 04/06/2015 numac 2015000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende goedkeuring en uitvoering van het Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, opgemaakt te Brussel op 18 december 1971, en houdende uitvoering van de Protocollen bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 27 november 1992 en 16 mei 2003. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 06/08/1993 pub. 18/12/1998 numac 1998015163 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Verdrag nr. 148 betreffende de bescherming van de werknemers tegen beroepsrisico's op de werkplaatsen als gevolg van luchtverontreiniging, lawaai en trillingen, aangenomen te Genève op 20 juni 1977 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar drieënzestigste zitting sluiten5 tot vaststelling van een kader voor de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen van algemeen belang voor de openbare veiligheid worden de woorden "114 en 114/1" vervangen door de woorden "107/2 en 107/3". HOOFDSTUK 11 Slotbepalingen Art. 258 De wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 05/07/2007 numac 2007011261 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de bescherming van de consumenten inzake omroeptransmissie- en omroepdistributiediensten type wet prom. 15/05/2007 pub. 17/03/2009 numac 2009000049 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van de consumenten inzake omroeptransmissie- en omroepdistributiediensten. - Duitse vertaling sluiten betreffende de bescherming van de consumenten inzake omroeptransmissie- en omroepdistributiediensten wordt opgeheven.

Art. 259 Artikel 22, 2°, heeft uitwerking met ingang van 30 juni 2015.

Art. 260 De marktanalysebesluiten die voor de datum van inwerkingtreding van deze wet door het Instituut aangenomen zijn, zijn van toepassing voor een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf hun datum van inwerkingtreding, behalve indien het Instituut voordat die periode afgelopen is een nieuw analysebesluit voor diezelfde markt aanneemt.

Art. 261 De artikelen 143, 145, 150, 151 en 167 zijn onmiddellijk van toepassing op de lopende overeenkomsten.

De bepalingen ingevoerd door de artikelen 143 en 167, waarvan afgeweken kan worden mits expliciete instemming van de eindgebruiker op het ogenblik van de contractssluiting, worden voor lopende contracten van onbepaalde duur tussen operatoren en eindgebruikers die micro-ondernemingen, kleine ondernemingen, micro-organisaties zonder winstoogmerk of kleine organisaties zonder winstoogmerk zijn, van kracht twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet en voor tussen deze partijen lopende contracten van bepaalde duur, onderhevig aan stilzwijgende verlenging, op het ogenblik van de stilzwijgende verlenging, tenzij de eindgebruiker binnen de twee jaar, voor contracten van onbepaalde duur, of in de periode tussen de inwerkingtreding van deze wet en de stilzwijgende verlenging, voor contracten van bepaalde duur, zijn expliciete instemming met de in dit artikel bedoelde afwijking heeft gegeven.

Art. 262 Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en na advies van het Instituut, bepaalt de Koning de datum van de inwerkingtreding van artikel 121, 1°, b).

Art. 263 Artikel 134 heeft uitwerking met ingang van de dag van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in hetzelfde artikel.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 21 december 2021.

FILIP Van Koningswege : De Eerste Minister, A. DE CROO De Minister van Telecommunicatie, P. DE SUTTER De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE De Staatssecretaris voor Digitalisering, M. MICHEL De Staatssecretaris voor Begroting, E. DE BLEEKER Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be): Stukken: 55-2256 (2021/2022) Integraal Verslag: 16 december 2021.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^