Etaamb.openjustice.be
Wet van 19 december 1997
gepubliceerd op 30 december 1997

Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven teneinde het reglementaire kader aan te passen aan de verplichtingen die inzake vrije mededinging en harmonisatie op de markt voor telecommunicatie, voortvloeien uit de van kracht zijnde beslissingen van de Europese Unie

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1997014278
pub.
30/12/1997
prom.
19/12/1997
ELI
eli/wet/1997/12/19/1997014278/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 DECEMBER 1997. Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven teneinde het reglementaire kader aan te passen aan de verplichtingen die inzake vrije mededinging en harmonisatie op de markt voor telecommunicatie, voortvloeien uit de van kracht zijnde beslissingen van de Europese Unie (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling Artikel 1 Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Hervorming van de dienst « Ombudsman » bij Belgacom Artikel 2 Het opschrift van hoofdstuk X van titel I van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, wordt vervangen door het volgende opschrift : « Hoofdstuk X - De ombudsdiensten ».

Artikel 3 In artikel 43, § 1, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « met uitzondering van Belgacom » gevoegd tussen de woorden « elk autonoom overheidsbedrijf » en de woorden « of, in voorkomend geval ».

Artikel 4 Een artikel 43bis, luidend als volgt, wordt in de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven ingevoegd : «

Artikel 43bis.- § 1. Er wordt bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie een ombudsdienst voor telecommunicatie opgericht, die bevoegd is voor de relaties tussen de eindgebruikers en de volgende ondernemingen : 1° alle leveranciers van telecommunicatiediensten die hun activiteiten uitoefenen met individuele vergunning van de minister bevoegd voor telecommunicatie, krachtens de artikels 87 en 89, §§ 1 en 2 van deze wet;2° alle leveranciers van aan het publiek aangeboden telecommunicatiediensten die krachtens de artikelen 88 en 90 van deze wet verplicht zijn een aangifte in te dienen voor de door de Koning aan te wijzen diensten;3° alle andere leveranciers van telecommunicatiediensten die zich vrijwillig aan de bevoegdheid van de ombudsdienst onderwerpen;4° de uitgevers van gidsen. § 2. De ombudsdienst is samengesteld uit twee leden; zij behoren tot een verschillende taalrol.

De ombudsdienst treedt op als college. Niettemin mogen de ombudsmannen elkaar onderling delegaties verlenen via een collegiale beslissing goedgekeurd door de minister bevoegd voor telecommunicatie. § 3. De ombudsdienst heeft de volgende opdrachten : 1° alle klachten van de eindgebruikers onderzoeken die verband houden met de activiteiten van de in § 1 van dit artikel bedoelde ondernemingen. De klachten van de eindgebruikers zijn slechts ontvankelijk wanneer de klager voorafgaandelijk bij de betrokken onderneming stappen heeft ondernomen. De ombudsdienst mag weigeren een klacht te behandelen wanneer die klacht meer dan een jaar geleden werd ingediend bij de betrokken onderneming; 2° bemiddelen om een minnelijke schikking te vergemakkelijken voor geschillen tussen de in § 1 van dit artikel bedoelde ondernemingen en de eindgebruikers;3° een aanbeveling richten tot de in § 1 van dit artikel bedoelde ondernemingen indien geen minnelijke schikking kan worden bereikt;een afschrift van de aanbeveling wordt aan de klager toegezonden; 4° zich als scheidsrechter uitspreken in alle geschillen tussen de in § 1 van dit artikel bedoelde ondernemingen en de eindgebruikers op grond van een arbitrageovereenkomst die gesloten is tussen de ombudsdienst en de betrokken ondernemingen, voor zover de eindgebruiker aanvaardt een beroep te doen op arbitrage na het ontstaan van het geschil. De ombudsdienst mag niet als scheidsrechter optreden in geschillen waarmee bedragen van meer dan 100 000 Belgische frank, geïndexeerd, gemoeid zijn; 5° de eindgebruikers die zich schriftelijk of mondeling tot de dienst richten zo goed mogelijk voorlichten over hun belangen;6° op verzoek van de minister die bevoegd is voor de telecommunicatie of van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie of van het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie, adviezen uitbrengen in het kader van zijn opdrachten;7° van elke persoon die beweert het slachtoffer te zijn van kwaadwillige oproepen het verzoek om inlichtingen te krijgen over de identiteit en het adres van de betreffende oproepers onderzoeken.De ombudsdienst willigt het verzoek in indien de volgende voorwaarden verenigd zijn : a) de feiten lijken vast te staan;b) het verzoek heeft betrekking op precieze data. § 4. De ombudsdienst mag in het kader van een klacht die bij hem is ingediend, ter plaatse, kennis nemen van boeken, briefwisseling, processen-verbaal en in het algemeen van alle documenten en alle geschriften van de betrokken onderneming of ondernemingen die rechtstreeks betrekking hebben op het voorwerp van de klacht. De dienst mag van de beheerders en van het personeel van de betrokken onderneming of ondernemingen alle uitleg of informatie vragen en alle verificaties uitvoeren die nodig zijn voor het onderzoek.

De aldus verkregen informatie behandelt de ombudsdienst vertrouwelijk, wanneer de verspreiding de onderneming op algemeen vlak zou kunnen schaden.

Binnen de grenzen van zijn bevoegdheden krijgt de ombudsdienst van geen enkele overheid instructies.

Het onderzoek van een klacht wordt beëindigd wanneer daartegen beroep is aangetekend, buiten het geval bedoeld in § 3, 4° van dit artikel. § 5. De betrokken onderneming beschikt over een termijn van twintig werkdagen om haar beslissing te motiveren indien zij de in § 3, 3° van dit artikel bedoelde aanbeveling niet volgt. De met redenen omklede beslissing wordt naar de klager en naar de ombudsdienst opgestuurd. ».

Artikel 5 In artikel 44 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) § 2, 4° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° gedurende een periode van drie jaar voor de benoeming, geen mandaat of functie hebben bekleed in : a) het betrokken overheidsbedrijf of een ermee verbonden onderneming wat betreft de ombudsmannen bij de overheidsbedrijven;b) een onderneming, bedoeld in § 1 van artikel 43bis van deze wet of een ermee verbonden onderneming wat betreft de leden van de ombudsdienst voor telecommunicatie »; B) § 3, 5° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 5° een mandaat of functie in : a) het betrokken overheidsbedrijf of een ermee verbonden onderneming wat betreft de ombudsmannen bij de overheidsbedrijven;b) een onderneming, bedoeld in § 1 van artikel 43bis van deze wet of een ermee verbonden onderneming wat betreft de leden van de ombudsdienst voor telecommunicatie ». Artikel 6 In artikel 44bis van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 6 augustus 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) § 4, 1e lid, wordt aangevuld als volgt : « en op de leden van de ombudsdienst voor telecommunicatie. »;

B) § 4, 2e lid, ingevoegd door de wet van 20 december 1995, wordt aangevuld als volgt : « en wat betreft de ombudsdienst voor telecommunicatie ten laste van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, opgericht bij artikel 71 van deze wet. »;

C) § 5, 1e lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 5. De autonome overheidsbedrijven en het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie kennen rechtstreeks aan de leden van respectievelijk hun dienst « ombudsman » en de ombudsdienst voor telecommunicatie de kinderbijslag, de geboortebijslag en de adoptiepremie toe waarin de gecoördineerde wetten op de kinderbijslag voor loontrekkenden voorzien. ».

Artikel 7 Artikel 44ter, § 1 van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 6 augustus 1993, wordt aangevuld als volgt : « Het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie draagt de lasten van de pensioenen die zijn toegekend aan de leden van de ombudsdienst voor telecommunicatie enkel voor de jaren die bij de ombudsdienst voor telecommunicatie zijn gepresteerd. ».

Artikel 8 Een artikel 45bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 45bis.- § 1. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit, op advies van het Instituut, de menselijke en materiële middelen die het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie ter beschikking van de ombudsdienst voor telecommunicatie moet stellen.

De werkingskosten van de ombudsdienst voor telecommunicatie komen ten laste van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. § 2. Om de dienstverlening van de ombudsdienst voor telecommunicatie te financieren, betalen de in artikel 43bis, § 1 van deze wet bedoelde ondernemingen jaarlijks aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie een bijdrage die vastgesteld is op grond van de kosten voor de financiering van de ombudsdienst voor telecommunicatie, « ombudsbijdrage » genoemd. § 3. Jaarlijks bepaalt het Instituut het bedrag van de ombudsbijdrage verschuldigd door elke in artikel 43bis van de wet bedoelde onderneming. § 4. De in artikel 43bis, § 1 van deze wet bedoelde ondernemingen delen elk jaar uiterlijk op 30 juni aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie de omzet mee die het voorgaande jaar behaald is voor elk van de activiteiten die onder de bevoegdheid van de ombudsdienst vallen. § 5. Het bedrag van de ombudsbijdrage komt overeen met het bedrag van de financiële middelen die nodig zijn voor de werking van de ombudsdienst dat ingeschreven is op de begroting van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie voor het lopende jaar, na advies van de Inspectie van Financiën en van het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie, vermenigvuldigd met een coëfficiënt die gelijk is aan het aandeel van de onderneming in de omzet die tijdens het voorgaande jaar door alle betrokken ondernemingen is behaald voor de activiteiten die onder de bevoegdheid van de ombudsdienst vallen.

De eerste 50 miljoen Belgische frank van de jaarlijkse omzet van iedere onderneming worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de ombudsbijdrage. § 6. De ombudsbijdragen moeten uiterlijk op 30 september van het jaar waarvoor zij verschuldigd zijn, worden betaald op het rekeningnummer dat door het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie is opgegeven.

Bijdragen die niet zijn betaald op de vastgestelde vervaldatum geven van rechtswege en zonder ingebrekestelling aanleiding tot een intrest tegen het wettelijke tarief verhoogd met 2 %. Die intrest wordt berekend naar rato van het aantal kalenderdagen achterstand.

Op zijn laatst één maand voor de vervaldatum deelt het Instituut aan de in artikel 43bis van de wet bedoelde ondernemingen het bedrag mee van de verschuldigde bijdragen. § 7. De ombudsmannen leggen elk jaar het ontwerp van begroting van de ombudsdienst voor telecommunicatie voor advies voor aan het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie. De begroting van de ombudsdienst voor telecommunicatie maakt afzonderlijk deel uit van de begroting van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. ».

Artikel 9 In artikel 46 van dezelfde wet worden tussen de woorden « Kamers » en « Het » de woorden « en wat de ombudsdienst voor telecommunicatie betreft, wordt het verslag toegestuurd aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, aan de in § 1 van artikel 43bis van deze wet bedoelde ondernemingen, aan de minister die belast is met telecommunicatie en aan de Wetgevende Kamers ».

Artikel 10 Een artikel 46bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 46bis.- § 1. De personen die ter beschikking zijn gesteld van de dienst « Ombudsman » opgericht bij Belgacom en waarvan de lijst door de minister die bevoegd is voor telecommunicatie vastgesteld wordt, worden behoudens hun verzet, overgedragen aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie met uitwerking op 1 januari 1998 en volgens de door de Koning bepaalde nadere regels. § 2. De bij Belgacom vastbenoemde statutaire ambtenaren worden tot ambtenaar benoemd van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.

De contractuele personeelsleden die over een arbeidscontract van onbepaalde duur beschikten en die aan het Instituut worden overgedragen, worden in afwijking van artikel 73, § 2, van deze wet, aangeworven met een arbeidscontract van onbepaalde duur. § 3. Voor de berekening van het pensioen van de personeelsleden overgedragen overeenkomstig dit artikel, blijven de bij Belgacom verrichte diensten ten laste van Belgacom. § 4. De dienstbetrekkingen die worden bezet door de overgedragen personeelsleden worden toegevoegd aan de personeelsformatie van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, vastgesteld bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling van de personeelsformatie van dat Instituut. » HOOFDSTUK 3. - Opdrachten van openbare dienst van Belgacom Artikel 11 Artikel 58 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 58.- De opdrachten van openbare dienst van Belgacom bestaan in de levering van de openbare telecommunicatiedienst, bedoeld in artikel 82.

In afwijking van artikel 3 heeft het beheerscontract tussen de Staat en Belgacom enkel betrekking op de opdrachten van openbare dienst bepaald in artikel 82, 3°. » HOOFDSTUK 4. - Aansprakelijkheid Artikel 12 Artikel 64 van dezelfde wet wordt opgeheven. HOOFDSTUK 5. - Definities Artikel 13 § 1. In artikel 68 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in onderdeel 3° worden de woorden « hoofdstuk V van deze titel » vervangen door de woorden « artikel 58 van deze wet »;

B) onderdeel 5° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 5° Telecommunicatienetwerk : de transmissiesystemen en, voor zover van toepassing, schakelapparatuur en andere hulpmiddelen die het mogelijk maken signalen tussen welbepaalde aansluitpunten via draadverbindingen, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen over te brengen »;

C) een 5°bis wordt ingevoegd, luidend als volgt : « 5°bis Openbaar telecommunicatienet : een telecommunicatienet dat geheel of gedeeltelijk voor het verlenen van voor het publiek toegankelijke telecommunicatiediensten wordt gebruikt »;

D) onderdeel 6° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 6° Netwerkaansluitpunt : het punt waarop de eindgebruiker toegang tot een telecommunicatienet krijgt »;

E) onderdeel 7° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 7° Eindapparatuur : apparatuur die bestemd is om te worden aangesloten op een openbaar telecommunicatienet, dat wil zeggen : a) om rechtstreeks te worden aangesloten op een aansluitpunt van een openbaar telecommunicatienet of b) voor interactie met een openbaar telecommunicatienet via rechtstreekse of onrechtstreekse aansluiting op een aansluitpunt van een openbaar telecommunicatienet, ten behoeve van de overbrenging, verwerking of ontvangst van informatie, ongeacht of het verbindingssysteem bestaat uit draden, radioverbindingen, optische systemen of andere elektromagnetische systemen »; F) onderdeel 8° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 8° Huurlijn : dienst bestaande uit de levering van telecommunicatiefaciliteiten met behulp waarvan transparante transmissiecapaciteit tussen netwerkaansluitpunten wordt geboden, zonder schakeling op aanvraag; »;

G) in onderdeel 9° worden tussen de woorden « de » en « telecommunicatiedienst » de woorden « aan het publiek geleverde » ingevoegd;

H) onderdeel 10° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 10° Spraaktelefoondienst : de aan het publiek aangeboden dienst voor de commerciële exploitatie van het rechtstreekse transport van spraak in real time via een openbaar geschakeld net en die aan elke gebruiker de mogelijkheid biedt om gebruik te maken van de op een netwerkaansluitpunt aangesloten apparatuur om te communiceren met een andere gebruiker van op een ander aansluitpunt aangesloten apparatuur; »;

I) (...);

J) in onderdeel 12° worden de woorden « eindapparaat, met inbegrip van de uit te voeren testen en testmethodes » vervangen door de woorden « product, zoals kwaliteitsniveaus, gebruiksgeschiktheid, veiligheid, afmetingen, met inbegrip van de voorschriften inzake terminologie, symbolen, beproevingen en beproevingsmethoden, verpakking, merken en etikettering, die op het product van toepassing zijn »;

K) onderdeel 14° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 14° Goedkeuring : de bevestiging dat bepaalde type-eindapparatuur aan de voorgeschreven technische specificaties beantwoordt en geschikt is bevonden om te worden aangesloten op een openbaar telecommunicatienetwerk; ».

L) (...);

M) (...). § 2. Hetzelfde artikel wordt aangevuld als volgt : « 19° Telecommunicatiedienst : dienst die geheel of gedeeltelijk in de transmissie en routering van signalen over telecommunicatienetwerken bestaat, met uitzondering van radio- en televisie-omroepdiensten; 20° Gebruikers : personen die van voor het publiek beschikbare telecommunicatiediensten gebruik maken of deze diensten aanvragen;21° Eindgebruikers : personen die een telecommunicatiedienst gebruiken of aanvragen voor eigen doeleinden;22° Organisatie met een sterke positie op de betrokken markt : organisatie die over een sterke marktpositie beschikt en als zodanig door het Instituut is aangemerkt, overeenkomstig artikel 105undecies van deze wet;23° Operatoren : personen die houder zijn van een individuele vergunning die uitgereikt is krachtens de artikelen 87, 89, §§ 1 en 2, en 92bis van deze wet of die een aangifte hebben gedaan overeenkomstig artikel 88 van deze wet;24° Interconnectie : het verbinden van telecommunicatienetwerken die door dezelfde persoon of door verschillende personen worden gebruikt om het de gebruikers van de diensten of het net van de ene persoon mogelijk te maken te communiceren met gebruikers van de diensten of het net van dezelfde persoon of van een andere persoon, dan wel toegang te hebben tot diensten die door een andere persoon worden verleend;25° Interconnectiepunt : punt waarop een telecommunicatie-installatie van een persoon die telecommunicatienetten of telecommunicatiediensten levert, met het oog op interconnectie toegang krijgt tot de telecommunicatie-installaties van een andere persoon die telecommunicatienetten of telecommunicatiediensten levert;26° Telefoongids : boek, lijst, bestand dat of die hoofdzakelijk of uitsluitend gegevens bevat over de eindgebruikers van een spraaktelefoondienst en de eindgebruikers van een aan het publiek aangeboden mobiele telefoondienst en die beschikbaar wordt gesteld voor het publiek om uitsluitend of hoofdzakelijk de oproepnummers van de eindgebruikers te kunnen identificeren;27° Versleuteling : wetenschap die de beginselen, middelen en methodes omvat voor de omzetting van gegevens met de bedoeling de semantische inhoud ervan te verbergen, de authenticiteit ervan vast te stellen, te verhinderen dat zij onopgemerkt worden gewijzigd, te verhinderen dat zij worden verworpen en te verhinderen dat zij zonder toestemming worden gebruikt;28° Gesloten gebruikersgroep : entiteit verbonden door duidelijke socio-economische of professionele banden die voorafgaand aan de exploitatie van de dienst bestonden en die ruimer zijn dan de eenvoudige noodzaak aan onderlinge communicatie.» § 3. Onderdeel 13° van hetzelfde artikel wordt opgeheven. HOOFDSTUK 6. - Liberalisering van de telecommunicatiemarkt Artikel 14 In artikel 69 van dezelfde wet worden de woorden « met uitzondering van de in hoofdstuk V van deze titel omschreven openbare telecommunicatie » geschrapt. HOOFDSTUK 7. - Maatregelen van openbare veiligheid Artikel 15 In artikel 70 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) onderdeel 1° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° de openbare telecommunicatiedienst te verzorgen »;

B) onderdeel 2° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° een telecommunicatiedienst te verzorgen »;

C) onderdeel 3° wordt bevestigd door de volgende bepaling : « 3° een telecommunicatie-inrichting te gebruiken of te houden »;

D) in het artikel, waarvan de tegenwoordige tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 ingevoegd, luidend als volgt : « § 2. In geval van een uitzonderlijke situatie die ofwel de buitendienststelling of een overbelasting van de burgerlijke of militaire telecommunicatiemiddelen tot gevolg heeft die de normale werking ervan verhindert, kan de Koning bij een in de Ministerraad overlegd besluit, via noodmaatregel iedere maatregel die Hij nodig acht nemen, met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke opeising van de telecommunicatiecapaciteit van de operatoren om die in te zetten voor het gebruik van nationale prioritaire diensten of oproepnummers. Indien die opeising een door Hemzelf vastgestelde duur overschrijdt, kan de Koning de nadere regels bepalen aangaande de eventuele schadeloosstelling van die opeising. » Artikel 16 Artikel 70bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 december 1994, wordt § 2 van artikel 109ter E van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven ingevoegd door artikel 75 van de huidige wet. HOOFDSTUK 8. - Bevoegdheden van het BIPT Artikel 17 In artikel 75 van dezelfde wet, aangevuld door de wet van 20 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2. De minister kan aan het Instituut om het even welk advies vragen met betrekking tot deze wet. »;

B) § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 3. Het Instituut is belast met een algemene opdracht inzake toezicht en controle op de bepalingen van hoofdstuk X van titel I, van titel III en titel IV van deze wet. »;

C) § 4 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 4. Behalve de opdrachten, beschreven in deze wet en in de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving, kan het Instituut worden belast met de volgende opdrachten : 1° het uitvoeren van onderzoeken en studies in verband met de telecommunicatie;2° de studie van de toepassing en de omzetting van de regelen uitgevaardigd door de Europese Unie inzake de telecommunicatie.»;

D) § 7 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 7. Het Instituut publiceert een jaarverslag over zijn activiteiten. Dat jaarverslag bevat tevens het financieel verslag en de jaarrekening van het fonds voor de universele dienstverlening, alsook een verslag over het beheer ervan. »;

E) § 8 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 8. In geval van geschillen tussen personen die telecommunicatienetwerken exploiteren of -diensten aanbieden, wordt door het Instituut, op verzoek van een van de partijen in het geschil of wanneer een overheidsbepaling daarin uitdrukkelijk voorziet, advies verstrekt teneinde de partijen met elkaar te verzoenen. De Koning bepaalt op advies van het Instituut de organisatie van deze procedure.

Voor die opdracht mag het Instituut een beroep doen op externe expertise. »;

F) een § 9, luidend als volgt, wordt ingevoegd : « § 9. Het Instituut waakt over de uitvoering van de beslissingen van « de Kamer voor Interconnectie, bijzondere toegang en gedeeld gebruik » zoals bepaald in artikel 79ter van deze wet. »;

G) een § 10, luidend als volgt, wordt ingevoegd : « § 10. Het Instituut verleent zijn medewerking aan de activiteiten van de gemengde Commissie voor telecommunicatie. » Artikel 18 Artikel 78 van dezelfde wet, aangevuld door de wet van 12 december 1994, wordt aangevuld als volgt : « 5° de dotatie van het fonds voor de universele dienstverlening inzake telecommunicatie met het oog op de dekking van de kosten in verband met het toezicht op de universele dienstverlening en het beheer van het fonds; 6° de ombudsbijdragen die de in artikel 43bis van deze wet bedoelde personen verschuldigd zijn;7° de overige bijdragen vermeld in deze titel met uitzondering van het unieke concessierecht vermeld in artikel 89, § 1, c).» Artikel 19 Een artikel 79bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 79bis.- § 1. Ter vervulling van de aan het Instituut opgedragen taken, kan het alle noodzakelijke inlichtingen inwinnen bij de ondernemingen en ondernemingsverenigingen. Het Instituut bepaalt de termijn binnen welke deze inlichtingen eraan moeten worden meegedeeld.

Wanneer het Instituut tot een onderneming of een ondernemingsvereniging een verzoek om inlichtingen richt, geeft het de rechtsgrond en het doel van dit verzoek aan. § 2. Onverminderd de bijzondere wetten, die de geheimhouding van de mededelingen waarborgen, moeten de openbare besturen de gemandateerde ambtenaren van het Instituut bij de uitvoering van hun opdracht behulpzaam zijn. » Artikel 20 Een artikel 79ter, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 79ter.- § 1. Bij het Instituut wordt een instantie opgericht, « de Kamer voor Interconnectie, bijzondere toegang en gedeeld gebruik », hierna « de Kamer » genoemd. Deze is samengesteld uit drie leden, aangewezen uit de kring van de ambtenaren van niveau 1 van het Instituut. « De Kamer » wordt samengesteld door de leidinggevende ambtenaar van het Instituut voor elke zaak.

De werking van « De Kamer » en de procedure worden door de Koning, op advies van het Instituut vastgesteld. « De Kamer » mag geen instructies ontvangen die erop gericht zijn haar beslissing in de haar onderworpen geschillen te beïnvloeden. § 2. Bij geschillen inzake interconnectie, gelijke toegang en gedeeld gebruik, neemt « De Kamer », op verzoek van een der partijen, de nodige stappen om het geschil binnen zes maanden na indiening van het verzoek te beslechten. Bij de beslechting van het geschil moet een billijk evenwicht gevonden worden tussen de legitieme belangen van beide partijen. § 3. De administratieve beslissing van « De Kamer » is gemotiveerd en houdt onder meer rekening met : - de belangen van de gebruikers; - aan de partijen opgelegde reglementaire verplichtingen of beperkingen; - de wenselijkheid het aanbod van innovatieve oplossingen op de markt te stimuleren en de gebruikers een breed scala van telecommunicatiediensten te bieden; - de beschikbaarheid van andere, technisch en commercieel levensvatbare oplossingen voor de aangevraagde interconnectie; - de wenselijkheid te zorgen voor overeenkomsten betreffende gelijke toegang; - de noodzaak de integriteit van de openbare telecommunicatienetwerken en de interoperabiliteit van telecommunicatiediensten in stand te houden; - de aard van de aanvraag in verhouding tot de middelen die ter voldoening van de aanvraag beschikbaar zijn; - de relatieve marktposities van de partijen; - het algemeen belang, waaronder milieubescherming; - het behoud van een onvervalste marktstructuur; - de noodzaak een universele dienst in stand te houden. § 4. In geval van een zware en onmiddellijke inbreuk op de voorschriften die de telecommunicatiesector regelen kan « De Kamer » na de betrokken partijen te hebben gehoord bewarende maatregelen opleggen met name met het oog op de garantie van de continuïteit van de werking van de telecommunicatiediensten. § 5. « De Kamer » maakt de beslissingen openbaar behalve de bij de Wet beschermde geheimen. Zij geeft de partijen kennis van die beslissingen. » HOOFDSTUK 9. - Het Raadgevend Comité Artikel 21 In artikel 80, § 2 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) het tweede lid wordt aangevuld als volgt : « de algemene voorwaarden van de leveranciers van de spraaktelefoondienst en de strategie inzake universele dienstverlening »;

B) een lid 4 luidend als volgt, wordt toegevoegd : « Daartoe delen de ondernemingen die in de telecommunicatiesector actief zijn aan het Instituut alle noodzakelijke informatie mee. ».

Artikel 22 In artikel 81, § 1, tweede lid, van dezelfde wet wordt het woord « Belgacom » vervangen door de woorden « iedere universele dienstverlener, van de operatoren van spraaktelefoondiensten, van de operatoren van telecommunicatienetten, ». HOOFDSTUK 1 0. - De openbare telecommunicatiedienst Artikel 23 Het opschrift van hoofdstuk V van dezelfde wet wordt door het volgende opschrift vervangen : « Hoofdstuk V. - De openbare telecommunicatiedienst ».

Artikel 24 Artikel 82 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 82.- De openbare telecommunicatiedienst wordt verricht met naleving van de principes inzake gelijkheid, continuïteit en aanpasbaarheid. De dienst omvat : 1° de universele dienstverlening inzake telecommunicatie, zoals gedefinieerd in de artikelen 84 tot 86 van deze wet;2° de verplichte telecommunicatiediensten met het oog op het waarborgen van de universele toegang zoals gedefinieerd in artikel 86bis van deze wet;3° de opdrachten van algemeen belang op gebied van telecommunicatie zoals gedefinieerd in artikel 86ter van deze wet.».

Artikel 25 Artikel 83 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 83.- § 1. Belgacom is verplicht te zorgen voor de levering van de openbare telecommunicatiedienst op het gehele grondgebied van het Rijk. § 2. Een of meerdere andere operatoren kunnen gezamenlijk vragen de universele dienst te verlenen. Deze dienstverlening moet op het hele grondgebied van het Rijk worden verleend. De Koning kan, op voorstel van het Instituut en bij een in de Ministerraad overlegd besluit, de vergunning toekennen. ». Afdeling 1. - Universele dienstverlening

Artikel 26 § 1. Artikel 84 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 84.- § 1. De diensten die bij wijze van universele dienstverlening worden geleverd zijn : 1° de beschikbaarstelling op het hele grondgebied aan elke persoon die erom verzoekt van de toegang tot het vaste openbare basisnet hetgeen het verstrekken van de dienst voor basisspraaktelefonie, communicatie per fax van de groepen I, II en III, overeenkomstig de ITU-aanbevelingen van serie T en de gegevensoverdracht per spraakband dankzij het gebruik van modems met een debiet van ten minste 2 400 bits/s mogelijk maakt.Overeenkomstig de ITU-aanbevelingen van serie V, geschiedt de toegang van de eindgebruiker via één of meer nummers van het nationale nummerplan; 2° het kosteloze versturen van de noodoproepen;3° de beschikbaarstelling van een hulpdienst aan de abonnees;4° de beschikbaarstelling van een dienst inlichtingen aan de abonnees;5° de ononderbroken levering, in geval van niet-betaling van de telefoonfactuur, van de volgende elementen van de universele dienst inzake basisspraaktelefonie : de mogelijkheid om door een andere abonnee te worden opgeroepen, met uitzondering van oproeping met betaling van de gesprekskosten door de opgeroepene, en de mogelijkheid om nummers van de nooddiensten vermeld in artikel 8 van bijlage 1 van deze wet te vormen;6° de aanleg, het onderhoud en de werking van openbare betaaltelefoons;7° de uitgave van de universele telefoongids daar waar de personen bepaald in artikel 113 van deze wet een dergelijke telefoongids niet uitgeven;8° de terbeschikkingstelling van een dienst voor basisspraaktelefonie tegen tarieven die de toegang tot deze dienst vergemakkelijken voor de personen bepaald in de punten 1, 2, 3, en 4 van bijlage B bij bijlage 1 bij deze wet. § 2. In het geval van de 7° van de voorafgaande paragraaf wordt slechts een uitgever aangewezen bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit op voorstel van het Instituut. § 3. De diensten die bij wijze van universele dienstverlening tegen een betaalbare prijs worden verricht, worden uitgevoerd volgens de technische en financiële voorwaarden zoals bepaald in bijlage 1 van deze wet.

De Koning kan, op advies van het Instituut, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 122, §§ 2 en 3 van deze wet, deze bijlage 1 wijzigen teneinde tegemoet te komen aan de technologische en maatschappelijke ontwikkelingen of aan de structurele wijzigingen van de markt. Deze wijzigingen mogen de verplichtingen vermeld in bijlage 1 van deze wet niet verminderen. ». § 2. Bijlage 1 bij deze wet wordt aan de wet van 21 maart 1991 toegevoegd als « bijlage 1 ».

Artikel 27 § 1. Artikel 85 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 85.- § 1. De methode voor de berekening van de kosten van de universele dienstverlening wordt bepaald in hoofdstuk 2 van bijlage 2 van deze wet.

De Koning kan, op advies van het Instituut en bij een in de Ministerraad overlegd besluit, en overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 122, §§ 2 en 3 van deze wet dit hoofdstuk 2 van bijlage 2 wijzigen wegens de technologische en maatschappelijke evolutie.

Niettegenstaande § 3 van dit artikel berekenen Belgacom en eventueel de andere universele dienstverleners elk jaar die kosten op verzoek van het Instituut en binnen de termijn voorgeschreven door het Instituut. De berekening van de kosten behoeft de verificatie en goedkeuring van het Instituut. § 2. Teneinde de verplichtingen van de voorafgaande paragraaf na te komen verstrekken Belgacom en eventueel de andere universele dienstverleners aan het Instituut of zijn gevolmachtigden alle inlichtingen die het nodig acht.

Wanneer die inlichtingen niet worden verstrekt binnen de termijn die door het Instituut is voorgeschreven of wanneer die onvolledig worden verstrekt, of ingeval de kostenberekening niet wordt goedgekeurd door het Instituut, kunnen Belgacom en eventueel de andere universele dienstverleners geen aanspraak maken op een tegemoetkoming vanwege het fonds. § 3. Belgacom, noch eventueel de andere universele dienstverleners, kunnen aanspraak maken op een financiering van de universele dienstverlening voor de verrichtingen in het kader van de universele dienstverlening voor de datum bepaald door de Koning op advies van het Instituut en bij in Ministerraad overlegd besluit en dit ten vroegste op 1 januari 2000. ». § 2. Bijlage 2 bij deze wet wordt aan de wet van 21 maart 1991 toegevoegd als « bijlage 2 ».

Artikel 28 Opgeheven worden in dezelfde wet : 1° artikel 85bis, ingevoegd door de wet van 20 december 1995;2° artikel 85ter, ingevoegd door de wet van 20 december 1995. Artikel 29 Artikel 86 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 86.- § 1. Teneinde de financiering van de universele dienstverlening te verzekeren, wordt een fonds opgericht, genaamd « fonds voor de universele dienstverlening inzake telecommunicatie ». § 2. Zijn verplicht bij te dragen in het fonds, en dit ten vroegste op 1 januari 2000, in verhouding tot de netto-kosten van de verrichtingen, bedoeld in artikel 84, § 1 van deze wet, de personen die : 1° een openbaar telecommunicatienet exploiteren of 2° een spraaktelefoondienst leveren;3° een andere telecommunicatiedienst aan het publiek aanbieden of een telefoongids vervaardigen, verkopen of verspreiden, zoals bedoeld in artikel 113 van deze wet kunnen in voorkomend geval gehouden zijn om overeenkomstig de Europese verordeningen en richtlijnen in het Fonds bij te dragen op de datum en volgens de nadere regels vastgelegd door de Koning op advies van het Instituut en bij een in de Ministerraad overlegd besluit waarbij de procedure bepaald in artikel 122, §§ 2 en 3 van deze wet wordt gevolgd. Die personen zijn verplicht om bij te dragen in dat fonds in verhouding tot hun omzet in de betrokken sector en met betrekking tot de diensten die worden geleverd aan een persoon die in België zijn zetel, een vaste inrichting, zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, volgens de nadere regels bepaald in artikel 7 van bijlage 2 van deze wet.

Enkel personen wier omzet zoals bepaald in artikel 7 van bijlage 2 van deze wet meer bedraagt dan 500 miljoen frank zijn onderworpen aan bijdrage in het fonds. § 3. Onverminderd de bepalingen van § 1 worden de methode voor de vaststelling van de graad van deelneming alsook de voorwaarden met betrekking tot de tegemoetkoming vanwege het fonds voor de universele dienstverlening inzake telecommunicatie zodat de kosten van de universele dienstverlening worden gedekt bepaald in hoofdstuk 4 van bijlage 2 van deze wet.

De Koning kan, op advies van het Instituut, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 122, §§ 2 en 3 van deze wet dit hoofdstuk 4 van bijlage 2 wijzigen. Het Instituut berekent elk jaar het bedrag van de bijdragen in het fonds voor de universele dienstverlening inzake telecommunicatie en van de tegemoetkomingen ervan.

Het fonds wordt door het Instituut beheerd.

Op advies van het Instituut stelt de Koning bij een in de Ministerraad overlegd besluit de organisatie vast van het fonds. Aan het fonds wordt rechtspersoonlijkheid toegekend. ». Afdeling 2. - Universele toegang

Artikel 30 Een artikel 86bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 86bis.- § 1. Om de universele toegang te garanderen tot een basistelecommunicatienet is Belgacom verplicht overeenkomstig de technische, commerciële en financiële voorwaarden bepaald door de Koning op advies van het Instituut, op het gehele grondgebied van het Rijk te voorzien in : a) de toegang tot een geheel van huurlijnen van ONP-kwaliteit in de zin van de richtlijnen van de Europese Unie inzake Open Network Provision;b) een dienst voor gegevensschakeling;c) de toegang tot het digitale netwerk met integratie van diensten, alsook tot een geheel van diensten die op dat net gebaseerd zijn;d) een dienst voor telex en telegrafie. § 2. De Koning kan, op advies van het Instituut, aan een organisatie met een sterke marktpositie de verplichting opleggen om de in § 1 van dit artikel bedoelde diensten geheel of gedeeltelijk te verrichten. ». Afdeling 3. - Opdrachten van algemeen belang

Artikel 31 § 1. Een artikel 86ter, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 86ter.- § 1. Belgacom is verplicht om deel te nemen aan : - de medewerking met de civiele bescherming in het kader van het Nationaal Comité voor de plannen van civiele bescherming; - de medewerking met de Gemengde Commissie voor telecommunicatie, opgericht bij het koninklijk besluit van 10 december 1957 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 24 september 1993; - de terbeschikkingstelling van alle nodige huurlijnen voor de telecommunicatienetwerken ten behoeve van de inrichtingen bedoeld in artikel 91, lid 2 van deze wet. De kwaliteit en de capaciteit van de bedoelde huurlijnen, alsook de vergoeding hiervoor worden bepaald in het beheerscontract afgesloten tussen de federale staat en Belgacom of in een overeenkomst voor wat betreft een andere operator.

Elke andere operator kan alleen of gezamenlijk, binnen de voorwaarden bepaald door de Koning en op advies van het Instituut, onder gelijkwaardige voorwaarden deelnemen aan diensten van algemeen belang zoals in deze paragraaf vermeld. § 2. Belgacom zorgt voor de terbeschikkingstelling tegen een betaalbare prijs, wat de aansluiting betreft, de kostprijs van de verbindingen en het abonnement, van een lijn met een capaciteit die interactiviteit mogelijk maakt met het oog op het verlenen van toegang tot datanetten, met name Internet, om aldus tegemoet te komen aan de bijzondere noden van ziekenhuizen, scholen en openbare bibliotheken.

Deze terbeschikkingstelling geschiedt volgens de voorwaarden bepaald in bijlage 3 van deze wet. De Koning kan, op advies van het Instituut, bij een in Ministerraad overlegd besluit, volgens de procedure bepaald in artikel 122, §§ 2 en 3 van deze wet, bijlage 3 van deze wet wijzigen teneinde tegemoet te komen aan de technologische en maatschappelijke ontwikkelingen.

Elke andere operator kan alleen of gezamenlijk binnen de voorwaarden bepaald door de Koning en op advies van het Instituut, onder gelijkwaardige voorwaarden deelnemen aan diensten van algemeen belang zoals in deze paragraaf vermeld. § 3. Belgacom kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, belast worden met andere opdrachten van algemeen belang.

Elke andere operator kan alleen of gezamenlijk binnen de voorwaarden bepaald door de Koning en op advies van het Instituut, onder gelijkwaardige voorwaarden deelnemen aan diensten van algemeen belang zoals in deze paragraaf vermeld. § 4. Bijlage 3 van deze wet wordt aan de wet van 21 maart 1991 toegevoegd als « bijlage 3 ». ». HOOFDSTUK 1 1. - Overige telecommunicatiediensten Artikel 32 Het opschrift van hoofdstuk VI van dezelfde wet wordt door het volgende opschrift vervangen : « Hoofdstuk VI. - De overige telecommunicatiediensten ». Afdeling 1. - Spraaktelefoondienst

Artikel 33 Artikel 87 van dezelfde wet wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Artikel 87.- § 1. De levering van een spraaktelefoondienst is onderworpen aan de voorafgaande individuele vergunning van de minister op voorstel van het Instituut.

Enkel Belgacom is gemachtigd om de spraaktelefoondienst te leveren tot 31 december 1997. § 2. De Koning stelt, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, op voorstel van de minister, na advies van het Instituut, het bestek vast dat van toepassing is op de spraaktelefoondienst, alsook de procedure inzake de toekenning van elke vergunning, met inbegrip van het recht voor het onderzoek van de kandidatuurdossiers.

Elk bestek kan slaan op : a) de voorwaarden met betrekking tot het economisch vermogen en de technische bekwaamheid van de kandidaat;b) de voorwaarden verbonden aan de naleving van de relevante essentiële eisen, zoals vastgelegd in artikel 107 van deze wet;c) de aard, de karakteristieken en de dekkingszone van de betrokken dienst;d) de minimumvoorwaarden inzake permanentie, kwaliteit en beschikbaarheid van deze dienst;e) de voorwaarden met betrekking tot de bescherming van de abonnees en van de gegevens;f) de minimale technische normen en specificaties van de dienst die moeten worden nageleefd;g) het nummeringsplan, alsook de rechten, plichten en procedures inzake selectie van de transporteur;h) de verschuldigde rechten voor de uitreiking, het beheer en het toezicht op de vergunning;i) de levering van de nodige inlichtingen voor de samenstelling van de universele telefoongids;j) de door de exploitant na te komen verplichtingen om het toezicht op de naleving van de vergunning mogelijk te maken;k) de rechten en plichten met betrekking tot interconnectie;l) de noodzakelijke voorwaarden om de interoperabiliteit van de diensten, de gelijke behandeling en de informatie aan de gebruikers te garanderen, met name de contractuele voorwaarden voor de dienstverlening en de naleving van de toepasselijke verplichtingen door de personen die deze diensten commercialiseren;m) de duur, de voorwaarden met betrekking tot de beëindiging en de hernieuwing van de vergunning;n) de sancties bij niet-naleving van de voorwaarden van de vergunning met inbegrip van de opzegging;o) de maatregelen die de naleving waarborgen van de hoofdstukken IXter en X van deze titel;p) de verplichtingen inzake universele dienstverlening;q) het kosteloze versturen van noodoproepen en de nadere regels inzake van de samenwerking met de hulp- en veiligheidsdiensten, waaronder het mededelen van de identiteit en de adresgegevens van de oproeper van deze diensten;r) de samenwerking met de ombudsdienst;s) de bijdrage tot het wetenschappelijk onderzoek op telecommunicatiegebied, en tot de ontwikkeling van de markt, met name via de verbetering van de toegang, zonder uitsluitingen, tot die markt teneinde de levering van telecommunicatiediensten te vergemakkelijken;t) de voorwaarden die nodig zijn om de gelijke behandeling van internationale operatoren te garanderen. Elke vergunning legt de voorwaarden vast voor het leveren van de betrokken dienst. Deze voorwaarden mogen niet minder dwingend zijn dan de voorschriften vervat in het toepasselijk bestek. » Afdeling 2. - Huurlijnen

Artikel 34 Artikel 88 van dezelfde wet wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Artikel 88.- De levering van de dienst huurlijnen moet uiterlijk vier weken voor het begin van de commerciële exploitatie van die dienst bij een ter post aangetekende brief worden aangegeven bij het Instituut.

De Koning stelt, op advies van het Instituut, het bestek vast dat de voorwaarden vastlegt waaronder de dienst wordt geëxploiteerd. Die voorwaarden kunnen betrekking hebben op : a) de naleving van de relevante essentiële eisen zoals bepaald in artikel 107 van deze wet;b) de voorwaarden verbonden aan de verstrekking van inlichtingen die nodig zijn voor de verificatie door het Instituut van de naleving van deze titel en van de ter uitvoering daarvan genomen koninklijke besluiten;c) de voorwaarden die erop gericht zijn een anti-concurrentieel gedrag te voorkomen, en met name de maatregelen die ervoor zorgen dat de tarieven niet discriminerend zijn en geen concurrentievervalsing teweegbrengen;d) de bescherming van de gebruikers wat betreft de voorafgaande goedkeuring door het Instituut van het type-contract dat met de gebruikers is gesloten;e) de beschikbaarstelling van een gedetailleerde en nauwkeurige factuur;f) de samenwerking met de ombudsdienst;g) de publicatie van de voorwaarden inzake toegang tot de diensten, met inbegrip van de tarieven, technische specificaties, de kwaliteit en de beschikbaarheid, en een gepaste kennisgeving in geval van wijziging in die voorwaarden.». Afdeling 3. - Mobiele diensten

Artikel 35 Artikel 89 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 12 december 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 oktober 1996, wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Artikel 89.- § 1. De Koning stelt, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, op voorstel van de minister, na advies van het Instituut, voor elke categorie van aan het publiek aangeboden mobiele telefoondienst en van aan het publiek aangeboden semafoondienst, het bestek vast dat ermee verband houdt, het aantal toe te kennen vergunningen, de selectiecriteria, alsook de procedure inzake de toekenning van elke vergunning, met inbegrip van het recht verschuldigd voor het onderzoek van de kandidatuurdossiers.

Behalve de punten, bedoeld in artikel 87, § 2 a) tot t), zal elk bestek slaan op : a) het gebruik van de toegekende frequenties;b) de periodieke rechten voor het gebruik van het radiospectrum en het toezicht op de frequenties;c) in het geval van een aan het publiek aangeboden mobiele telefoondienst, het minimumbedrag van het unieke concessierecht voor het recht om een netwerk aan te leggen en de betrokken dienst aan te bieden;d) in voorkomend geval, de voorwaarden met betrekking tot de vergoeding van de vorige gebruikers van de betrokken frequentieband. De minister legt voor elke categorie van diensten, op voorstel van het Instituut, aan de Ministerraad een lijst voor van de offertes om een net aan te leggen en te exploiteren met de bedoeling één van de in deze paragraaf bedoelde diensten te leveren. De Koning verleent, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, de vergunning of vergunningen om dat netwerk aan te leggen en te exploiteren.

Elke vergunning legt de voorwaarden vast voor de aanleg van het net, met inbegrip van de voorwaarden bedoeld in artikel 92bis van deze wet, alsmede de voorwaarden voor het leveren van de betrokken dienst. Deze voorwaarden mogen niet minder dwingend zijn dan de voorschriften vervat in het toepasselijke bestek, rekening houdend met de in aanmerking genomen offerte of offertes. § 2. Wat betreft de overige mobiele telecommunicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, is de levering van een dergelijke dienst onderworpen aan de voorafgaande vergunning van de minister op voorstel van het Instituut. De Koning stelt, op advies van het Instituut, voor elke categorie van diensten die Hij bepaalt, het bestek vast, alsook de procedure inzake de toekenning van elke vergunning, met inbegrip van het recht voor het onderzoek van de kandidatuurdossiers.

Elk bestek zal slaan op de punten, bedoeld in de artikelen 87, § 2, a) tot t) en 89, § 1 a), b) en d).

Elke vergunning legt de voorwaarden vast voor de aanleg van het net, met inbegrip van de voorwaarden bedoeld in artikel 92bis van deze wet, alsmede de voorwaarden voor het leveren van de betrokken dienst. Deze voorwaarden mogen niet minder dwingend zijn dan de voorschriften vervat in het toepasselijke bestek. § 3. Wat betreft de mobiele telecommunicatiediensten die niet aan het publiek worden aangeboden, is de levering van een dergelijke dienst onderworpen aan de voorafgaande vergunning van de minister op voorstel van het Instituut. De Koning stelt, na advies van het Instituut, voor elke categorie van diensten die Hij bepaalt, het bestek vast, alsook de procedure inzake de toekenning van elke vergunning, met inbegrip van het recht voor het onderzoek van de kandidatuurdossiers.

Elk bestek zal slaan op de punten, bedoeld in de artikelen 87, § 2, a) tot c), f), h), j), m) en n) en 89, § 1, a), b) en d).

Elke vergunning legt de voorwaarden vast voor de aanleg van het net, alsmede de voorwaarden voor het leveren van de betrokken dienst. Deze voorwaarden mogen niet minder dwingend zijn dan de voorschriften vervat in het toepasselijke bestek. § 4. Indien een persoon vraagt om een mobiele telecommunicatiedienst te mogen leveren, terwijl er geen bestek bestaat voor een dergelijke dienst, stelt de minister, binnen zes weken na de aanvraag, op advies van het Instituut, de voorlopige voorwaarden vast waardoor de levering kan aanvangen of wijst hij een dergelijke aanvraag af. In geval van weigering worden de redenen daarvoor aan de aanvrager meegedeeld.

Indien de minister de levering van de dienst heeft toegestaan op basis van voorlopige voorwaarden stelt de Koning binnen drie maanden na die machtiging een bestek op overeenkomstig de §§ 2 of 3 naar gelang van de aard van de betrokken dienst. De vergunning die op grond van de voorlopige voorwaarden is toegekend wordt in voorkomend geval gewijzigd om aan het bestek te beantwoorden. » Afdeling 4. - Aan aangifte onderworpen diensten

Artikel 36 Artikel 90 van dezelfde wet, opgeheven door de wet van 20 december 1995, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : «

Artikel 90.- § 1. Degene die een andere, al dan niet aan het publiek aangeboden telecommunicatiedienst wenst te exploiteren, moet hiervan uiterlijk vier weken voor het begin van de commerciële exploitatie van de dienst bij een ter post aangetekende brief aangifte doen bij het Instituut.

Diensten die worden verleend aan één of meer gesloten gebruikersgroepen worden niet beschouwd als aan het publiek aangeboden diensten. § 2. De Koning bepaalt, op advies van het Instituut, de categorieën van diensten waarvoor exploitatievoorwaarden moeten worden vastgesteld. Die voorwaarden die, op voorstel van het Instituut, door de minister worden vastgesteld, kunnen betrekking hebben op de punten a) tot c) van artikel 88 van deze wet. § 3. Behalve de bepalingen van § 2 van dit artikel, stelt de Koning wat de aan het publiek aangeboden diensten betreft, op advies van het Instituut, de categorieën van diensten vast waarvoor exploitatievoorwaarden moeten worden vastgesteld. Die voorwaarden die door de minister op advies van het Instituut worden vastgelegd kunnen slaan op de punten d) tot g) van artikel 88 van deze wet en in voorkomend geval op de maatregelen die moeten worden genomen voor de bestrijding van de verspreiding van onwettig inhoud alsmede de maatregelen die de schadelijke inhoud moeten identificeren. § 4. Exploitanten van openbare betaaltelefoons moeten ervoor zorgen dat de gebruikers ervan toegang hebben tot de noodhulpdiensten zonder over een betaalmiddel te moeten beschikken. § 5. Indien uit een aangifte van een dienst blijkt dat voor de beoogde dienst exploitatievoorwaarden zouden moeten worden vastgesteld zoals bedoeld in de §§ 2 en 3 brengt het Instituut de aangever daarvan op de hoogte en stelt het binnen zes weken na ontvangst van de aangifte voorlopige voorwaarden vast. Binnen drie maanden na de aangifte worden de definitieve exploitatievoorwaarden vastgesteld overeenkomstig de §§ 2 en 3.

Bij uitblijven van definitieve voorwaarden worden de voorlopige voorwaarden opgeheven. ».

Artikel 37 Een artikel 90bis, luidend als volgt, wordt in hoofdstuk VI van dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 90bis.- De minister bepaalt de nadere regels inzake aangifte op voorstel van het Instituut en na advies van het Raadgevend Comité.

De overdracht van een telecommunicatiedienst waarvan de exploitatie onderworpen is aan aangifte is vrij, voorzover ze wordt aangegeven bij het Instituut uiterlijk zeven werkdagen na de overdracht, bij een ter post aangetekende brief, volgens de nadere regels bepaald door de minister op voorstel van het Instituut en na advies van het Raadgevend Comité.

De Koning stelt het bedrag vast van de dossierkosten die aan het Instituut moeten worden betaald door de personen die ertoe gehouden zijn een aangifte te doen zoals bedoeld in artikel 90 van deze wet en in dit artikel. ».

Artikel 38 § 1. In artikel 91 van dezelfde wet wordt tussen de woorden « die » en « voor » het woord « uitsluitend » ingevoegd. In hetzelfde artikel worden tussen de woorden « veiligheid » en « worden » de woorden « en hulpverlening » ingevoegd. § 2. Dit artikel wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « De lijst van deze inrichtingen wordt bepaald door de Koning bij een in de Ministerraad overlegd besluit, op gezamenlijk voorstel van de minister en de bevoegde minister. » Afdeling 5. - Niet-openbare netten

Artikel 39 Artikel 92 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 92.- § 1. De aanleg en exploitatie van niet-openbare telecommunicatienetwerken is vrij op voorwaarde dat hiervan uiterlijk vier weken voor het begin van de commerciële exploitatie van de dienst aangifte wordt gedaan bij het Instituut en dat de voorwaarden worden nageleefd die door de Koning, op advies van het Instituut, zijn vastgesteld. Die voorwaarden kunnen betrekking hebben op : a) de voorwaarden verbonden aan de naleving van de relevante essentiële eisen, zoals bepaald in artikel 107 van deze wet;b) de voorwaarden verbonden aan de verstrekking van inlichtingen die nodig zijn voor de verificatie door het Instituut van de naleving van deze titel en van de ter uitvoering daarvan genomen koninklijke besluiten. De minister bepaalt de nadere regels inzake aangifte op advies van het Instituut en na advies van het Raadgevend Comité. § 2. De aangifte, bedoeld in § 1 verleent geen vrijstelling van het verkrijgen van de nodige vergunningen inzake radiocommunicatie wanneer de aanleg en exploitatie van een dergelijk netwerk het gebruik van frequenties impliceren. § 3. De overdracht van een telecommunicatienetwerk waarvan de exploitatie onderworpen is aan aangifte is vrij, voorzover ze wordt aangegeven bij het Instituut uiterlijk zeven vrije dagen na de overdracht, bij een ter post aangetekende brief, volgens de nadere regels bepaald door de minister op voorstel van het Instituut en na advies van het Raadgevend Comité.

De Koning stelt het bedrag vast van de dossierkosten die aan het Instituut moeten worden betaald door de personen die ertoe gehouden zijn een aangifte te doen zoals bedoeld in dit artikel. ». Afdeling 6. - Openbare netten

Artikel 40 Artikel 92bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 oktober 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 92bis.- § 1. De aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetten zijn onderworpen aan de toekenning van een individuele vergunning, uitgereikt door de minister, op voorstel van het Instituut.

De Koning stelt, bij in de Ministerraad overlegd besluit, op voorstel van de minister, na advies van het Instituut, de voorwaarden vast waaronder de minister individuele vergunningen toekent. Deze voorwaarden die samen een bestek vormen, kunnen betrekking hebben op : a) de voorwaarden met betrekking tot het economisch vermogen en de technische bekwaamheid;b) de voorwaarden verbonden aan de naleving van de relevante essentiële eisen, zoals bepaald in artikel 107 van deze wet;c) de aard, de karakteristieken en de dekkingszone van het betrokken netwerk;d) de minimumvoorwaarden inzake permanentie, kwaliteit en beschikbaarheid van dat netwerk;e) de voorwaarden met betrekking tot de bescherming van de abonnees en van de gegevens;f) de minimale technische normen en specificaties van het netwerk die moeten worden nageleefd;g) het nummeringsplan;h) de verschuldigde rechten voor de uitreiking, het beheer en het toezicht op de vergunning;i) de voorwaarden inzake het gebruik van het openbaar domein en van de eigendommen;j) de door de exploitant na te komen verplichtingen om het toezicht op de naleving van de vergunning mogelijk te maken;k) de rechten en plichten met betrekking tot interconnectie;l) de noodzakelijke voorwaarden om de interoperabiliteit van de diensten, de gelijke behandeling en de informatie aan de gebruikers te garanderen, met name de contractuele voorwaarden voor de levering van het netwerk;m) de sancties bij niet-naleving van de voorwaarden van de vergunning, waaronder de opzegging;n) de voorwaarden die erop gericht zijn een concurrentievervalsend gedrag te voorkomen, en met name de maatregelen die de garantie kunnen bieden dat de tarieven niet-discriminerend zijn en niet tot concurrentievervalsing leiden;o) de verplichtingen inzake universele dienstverlening;p) de nadere regels inzake de samenwerking met de nooddiensten, waaronder het meedelen van de identiteit van de oproepers van deze diensten;q) de bijdrage tot het wetenschappelijk onderzoek op telecommunicatiegebied, en tot de ontwikkeling van de markt, met name via de verbetering van de toegang, zonder uitsluitingen, tot die markt teneinde de levering van telecommunicatiediensten te vergemakkelijken;r) de voorwaarden die nodig zijn om de gelijke behandeling van internationale operatoren te garanderen. De individuele vergunning geldt voor onbepaalde duur.

Elke vergunning legt de voorwaarden vast voor het leveren van het betrokken netwerk. Deze voorwaarden, vervat in elke vergunning, mogen niet minder dwingend zijn dan de voorschriften vervat in het toepasselijke bestek.

De vergunning kan worden overgedragen, aangepast, geschorst en ingetrokken door de minister in de vorm en overeenkomstig de voorwaarden door de Koning bepaald bij een in de Ministerraad overlegd besluit, op advies van het Instituut.

Als een telecommunicatienetwerk eveneens voor radio- of teledistributie wordt gebruikt, mogen de via het net overgebrachte klank- en televisie-programma's niet worden gehinderd.

In ieder geval zijn de bepalingen van titel III van deze wet van toepassing. § 2. De vergunningen die krachtens de §§ 1 en 2 van artikel 89 van deze wet aan de operatoren van telecommunicatienetten worden uitgereikt, bevatten in voorkomend geval bepalingen die betrekking hebben op de voorwaarden, zoals vastgesteld in § 1 van dit artikel. ». Afdeling 7. - Satellietverbindingen

Artikel 41 Een artikel 92ter, luidend als volgt, wordt in hoofdstuk VII van titel III van dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 92ter.- De Koning legt de voorwaarden vast waaronder gebruik mag worden gemaakt van satellietverbindingen om een in artikel 92 of 92bis van deze wet bedoeld telecommunicatienet geheel of gedeeltelijk op te zetten of door middel van satellietverbindingen telecommunicatiediensten aan te bieden. » HOOFDSTUK 1 2. - Aansluitpunten Artikel 42 Een artikel 92quater, luidend als volgt, wordt in hoofdstuk VII van titel III van dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 92quater.- Op voorstel van het Instituut legt de minister voor elk openbaar telecommunicatienet dat hij aanwijst, de betrokken aansluitpunten in de zin van artikel 68, 6° van deze wet vast, alsook de daarop betrekking hebbende technische specificaties. Die technische specificaties zijn gebaseerd op de technische specificaties van het netwerk zoals bepaald in de voorwaarden van de individuele vergunning voor het opzetten en exploiteren van een openbaar telecommunicatienet.

Die aansluitpunten en technische specificaties worden voldoende gedefinieerd opdat derden eindapparatuur kunnen ontwerpen, vervaardigen en in de handel brengen, die na goedkeuring kan worden aangesloten op het aansluitpunt van het openbare telecommunicatienet. ». HOOFDSTUK 1 3. - Eindapparatuur Artikel 43 Het opschrift van hoofdstuk VIII van dezelfde wet wordt door het volgende opschrift vervangen : « Hoofdstuk VIII - Eindapparatuur ».

Artikel 44 In artikel 93 van dezelfde wet worden de woorden « eindapparaten » en « de openbare telecommunicatie-infrastructuur » respectievelijk vervangen door de woorden « eindapparatuur » en « een openbaar telecommunicatienet ».

Artikel 45 In artikel 94 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) § 1, 1e lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 december 1994 en bekrachtigd door de wet van 9 februari 1996, wordt vervangen door het volgende lid : « § 1. Eindapparatuur moet goedgekeurd zijn door de minister, op voorstel van het Instituut, voorzover zij niet op haar conformiteit is geëvalueerd en voorzien is van het CE-merkteken van conformiteit voorgeschreven in richtlijn 91/263/EEG van de Raad van 29 april 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur, gewijzigd door richtlijn 93/68/EEG van de Raad van 22 juli 1993 en in richtlijn 93/97/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 houdende aanvulling van richtlijn 91/263/EEG wat de apparatuur voor satellietgrondstations betreft. »;

B) in § 1, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1994 en bekrachtigd door de wet van 9 februari 1996, worden de woorden « de openbare telecommunicatie-infrastructuur » vervangen door de woorden « een openbaar telecommunicatienet »;

C) in § 2, gewijzigd bij de wet van 12 december 1994 en bij de wet van 20 december 1995, wordt tussen de woorden « testen » en « de » het woord « en » ingevoegd en worden de woorden « de aflevering van conformiteitscertificaten en inzake » geschrapt;

D) § 4, tweede lid, wordt opgeheven;

E) in § 5 wordt het woord « conformiteitscertificaten » geschrapt.

Artikel 46 In artikel 95 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) de woorden « het eindapparaat » worden vervangen door de woorden « de eindapparatuur »;

B) de woorden « het oorspronkelijk goedgekeurd apparaat » worden vervangen door de woorden « de oorspronkelijk goedgekeurde apparatuur »;

C) de woorden « de openbare telecommunicatie-infrastructuur » worden vervangen door de woorden « een openbaar telecommunicatienet »;

D) het woord « BELGACOM » wordt vervangen door de woorden « de operatoren »;

E) de 5°, ingevoegd bij de wet van 21 december 1994, wordt opgeheven.

Artikel 47 § 1. In artikel 96 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) de woorden « een eindapparaat » worden vervangen door het woord « eindapparatuur »;

B) de woorden « het eindapparaat » worden vervangen door de woorden « de eindapparatuur »;

C) de woorden « de openbare telecommunicatie-infrastructuur » worden vervangen door de woorden « een openbaar telecommunicatienet »;

D) het woord « voorstel » wordt vervangen door het woord « advies »;

E) de woorden « zijn goedkeuring » worden vervangen door de woorden « de goedkeuring ervan ». § 2. Hetzelfde artikel wordt aangevuld met een 4°, luidend als volgt : « 4° eindapparatuur die niet is goedgekeurd volgens de bepalingen van artikel 94, § 1 van deze wet, op het Belgisch grondgebied aan te sluiten op een openbaar telecommunicatienet. » HOOFDSTUK 1 4. - Kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen Artikel 48 In artikel 97 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in § 1 wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « elke operator van een openbaar telecommunicatienet »;

B) in § 2 wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « de operator van het betrokken openbaar telecommunicatienet ».

Artikel 49 In artikel 98 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in § 1, eerste lid, wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « elke operator van een openbaar telecommunicatienet »;

B) in § 1, tweede lid, wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « de operator van het betrokken openbaar telecommunicatienet »;

C) in § 2, eerste lid, wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « de operator van het betrokken openbaar telecommunicatienet »;

D) in § 2, tweede lid, wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « elke operator van een openbaar telecommunicatienet »;

E) in § 3 wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « de operator van het betrokken openbaar telecommunicatienet ».

Artikel 50 In artikel 99 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in § 1 wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « elke operator van een openbaar telecommunicatienet »;

B) in § 2, eerste lid, wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « een operator van een openbaar telecommunicatienet »;

C) in § 2, tweede lid, wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « de operator van het betrokken openbaar telecommunicatienet »;

D) in § 3 wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « elke betrokken operator van een openbaar telecommunicatienet ».

Artikel 51 In artikel 101 van dezelfde wet wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « de operator van het betrokken openbaar telecommunicatienet ».

Artikel 52 In artikel 102 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in het eerste lid wordt tussen de woorden « teledistributie- » en « of » het woord « , telecommunicatie- » ingevoegd;

B) in het eerste lid wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « elke operator van het betrokken openbaar telecommunicatienet »;

C) het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « Voormelde wijziging wordt uitsluitend uitgevoerd door de beheerder van de betrokken inrichting van openbaar nut of de operator van het betrokken openbaar telecommunicatienet, ieder voor zijn inrichting. »;

D) het tweede lid wordt aangevuld als volgt : « Voormelde wijziging wordt uitsluitend uitgevoerd door de operator van het betrokken openbaar telecommunicatienet of door de beheerder van de inrichting van openbaar nut bedoeld in het eerste lid. »;

E) in het vierde lid wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « elke operator van het betrokken openbaar telecommunicatienet »;

F) in het vijfde lid wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « de operator van het betrokken openbaar telecommunicatienet ».

Artikel 53 In artikel 103 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in § 1, eerste lid, wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « een operator van een openbaar telecommunicatienet » en het woord « zij » door het woord « hij »;

B) in § 1, tweede lid, wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « de operator van het betrokken openbaar telecommunicatienet »;

C) in § 2 wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « een operator van een openbaar telecommunicatienet ».

Artikel 54 In artikel 104 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in het eerste lid worden de woorden « de telecommunicatie-infrastructuur » en de woorden « de openbare telecommunicatie-infrastructuur » vervangen door de woorden « het openbare telecommunicatienet »;

B) in het eerste lid worden de woorden « deze infrastructuur » vervangen door de woorden « dat net »;

C) in het tweede lid wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « elke operator van een openbaar telecommunicatienet ».

D) in het tweede lid worden de woorden « op de openbare telecommunicatie-infrastructuur » vervangen door « op het openbare telecommunicatienetwerk ».

Artikel 55 Artikel 105 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Artikel 56 Artikel 105bis van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende leden : « Ten laatste op 31 juli 2000 moeten de operatoren van de spraaktelefoondiensten met geografische nummers, de overdraagbaarheid van deze geografische nummers in de geografische zone aanbieden. Het aanbieden van nummeroverdraagbaarheid kan maar geweigerd worden wanneer de uitvoering van deze verplichting technisch onmogelijk is en het Instituut deze weigering vooraf heeft goedgekeurd.

De Koning bepaalt, op voorstel van het Instituut, de technische implementatievoorwaarden, de kostprijs en de verdeling van de kosten tussen de betrokken partijen.

In afwachting van de in het zesde lid van dit artikel beschreven nummeroverdraagbaarheid, moeten de operatoren van de spraaktelefoondiensten met geografische nummers voorzien in een mechanisme dat oproepen naar nummers van gewezen klanten onderschept.

Bij wijziging van nummers die het gevolg zijn van de wijziging van een operator van een spraaktelefoondienst, moet het mechanisme de oproeper van het oude nummer informeren over het nieuwe nummer van de bestemmeling. Deze dienst moet door alle operatoren geleverd worden tegen een door het Instituut vastgestelde gemeenschappelijke prijs gebaseerd op de kost. Het Instituut legt hiervoor de nodige regelingen vast. ». HOOFDSTUK 1 5. - Bescherming van de gebruikers Artikel 57 Een hoofdstuk IXter met als opschrift « Hoofdstuk IXter - Bescherming van de gebruikers », wordt na hoofdstuk IXbis van dezelfde wet ingevoegd.

Artikel 58 Een artikel 105ter, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 105ter.- Elke operator van spraaktelefoondiensten die als organisatie met een sterke marktpositie is aangemerkt, wijzigt de tarieven van de spraaktelefoondienst pas na een kennisgevingstermijn van vijftien werkdagen wat betreft een verhoging en na een kennisgevingstermijn van één werkdag wat betreft een verlaging, behoudens een afwijking toegestaan door het Instituut binnen vijf werkdagen, na notificatie. » Artikel 59 Een artikel 105quater, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 105quater.- De tarieven voor faciliteiten die verder gaan dan het beschikbaar stellen van een aansluiting op het openbare vaste telefoonnet, geleverd door een organisatie met een sterke positie op de betrokken markt, en de levering van de spraaktelefoondienst, geleverd door een organisatie met een sterke positie op de betrokken markt, worden voldoende gesplitst zodat van de gebruiker geen betaling wordt verlangd voor faciliteiten die voor de gevraagde dienst niet nodig zijn. » Artikel 60 Een artikel 105quinquies, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 105quinquies.- De tarieven van de spraaktelefoondienst van de organisaties met een sterke positie op de betrokken markt bestaan ten minste uit de volgende componenten, die ten behoeve van de gebruiker moeten worden gespecificeerd : 1° de initiële vergoeding voor de aansluiting van de gebruiker op het openbare vaste telefoonnet en de spraaktelefoondienst;2° het periodieke abonnementsgeld, gebaseerd op de door de gebruiker gekozen soort dienst en faciliteiten;3° gebruiksvergoedingen, waarbij onder meer rekening kan worden gehouden met piek- en dalperioden. Indien nog andere tariefcomponenten worden toegepast, moeten deze transparant zijn, niet discriminerend en op objectieve criteria zijn gebaseerd. ».

Artikel 61 Een artikel 105sexies, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 105sexies.- § 1. De operatoren van spraaktelefoondiensten, alsook de operatoren van diensten die krachtens artikel 89, § 1 zijn toegestaan, moeten toereikende en actuele informatie bekendmaken over de toegang van de gebruikers tot en het gebruik van hun openbaar net en hun dienst. De minister stelt, op advies van het Instituut, een lijst vast met betrekking tot de informatie die bekendgemaakt moet worden. § 2. De operatoren van spraaktelefoondiensten die aangemerkt zijn als organisaties met een sterke positie op de betrokken markt moeten de veranderingen in het bestaande aanbod van diensten en inlichtingen over een nieuw aanbod vijf werkdagen voor de wijzigingen bekendmaken onverminderd de bepalingen van artikel 105ter van deze wet. § 3. De personen, bedoeld in de paragrafen 1 en 2 van dit artikel moeten de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde informatie meedelen aan het Instituut. Het Instituut verwijst naar die informatie in het Belgisch Staatsblad. § 4. Onverminderd de bepalingen inzake universele dienstverlening kan de minister, op voorstel van het Instituut, doelstellingen met betrekking tot de leveringstermijnen voor en de resultaten die bereikt moeten worden inzake de kwaliteit van de spraaktelefoondienst vaststellen. De definities, de meetmethoden en de mate waarin deze doelstellingen zijn verwezenlijkt, worden jaarlijks gepubliceerd door het Instituut. Het Instituut verwijst naar die publicatie in het Belgisch Staatsblad. De definities, de meetmethodes en doelstellingen worden ten minste om de drie jaar herzien. ».

Artikel 62 Een artikel 105septies, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 105septies.- De Koning bepaalt, op advies van het Instituut, de nadere regels voor de publicatie van de informatie die overeenkomstig de bepalingen van deze titel bekendgemaakt moet worden aan de gebruikers. ».

Artikel 63 Een artikel 105octies, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 105octies.- § 1. De operatoren van spraaktelefoondiensten vermelden in hun algemene voorwaarden de algemene regel dat wordt voorzien in schadevergoedings- of terugbetalingsregelingen voor het geval dat de in voormelde algemene voorwaarden bepaalde doelstellingen ten aanzien van de kwaliteit van de dienst niet worden gehaald.

Eventuele uitzonderingen op deze regel moeten vooraf worden goedgekeurd door het Instituut binnen vijf werkdagen na notificatie. § 2. Om de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk te waarborgen kan het Instituut de wijziging eisen van de contractbepalingen en de voorwaarden voor eventuele schadevergoedings- of terugbetalingsregelingen. § 3. Om de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk te waarborgen geven de algemene voorwaarden van de operatoren van spraaktelefoondiensten een samenvatting van de wijze waarop een procedure voor de regeling van een geschil wordt ingesteld. § 4. Onverminderd de bepalingen inzake universele dienstverlening maken de operatoren van spraaktelefoondiensten in hun algemene voorwaarden de maatregelen bekend die worden getroffen ter zake van wanbetaling en de eruit voortvloeiende onderbreking van de dienstverlening of verbreking van de aansluiting. Elke onderbreking van de dienstverlening uit hoofde van deze maatregelen is, voor zover dat technisch haalbaar is, tot de betrokken dienst beperkt en de gebruiker wordt vooraf naar behoren gewaarschuwd. § 5. Wanneer een organisatie met een sterke positie op de betrokken markt een bepaald verzoek tot aansluiting op het openbare vaste telefoonnet tegen de door haar bekendgemaakte tarieven en leveringsvoorwaarden onredelijk acht, moet zij het Instituut om instemming verzoeken teneinde de voorwaarden in dat geval te wijzigen.

Het Instituut geeft zijn instemming binnen vijf werkdagen na notificatie. ».

Artikel 64 Een artikel 105nonies, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 105nonies.- De operatoren van spraaktelefoondiensten verstrekken op verzoek een gespecificeerde factuur waarop onder voorbehoud van de relevante wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens en van de persoonlijke levenssfeer, wordt aangegeven hoe het gefactureerde bedrag is samengesteld. De minister legt, op voorstel van het Instituut, op basis van de stand van de netwerkontwikkeling en de marktvraag, de doelstellingen vast met betrekking tot de verstrekking van gespecificeerde facturen.

Gesprekken die kosteloos zijn voor de oproeper, met inbegrip van gesprekken met hulplijnen, worden niet vermeld op de gedetailleerde factuur van de oproeper. In dit verband kan de gebruiker tegen redelijke tarieven de keuze worden geboden uit meer of minder gedetailleerde facturen. ».

Artikel 65 Een artikel 105decies A, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : « Artikel 105decies A. - § 1. Er wordt een « Ethische Commissie voor de informatiediensten via telecommunicatie » opgericht. De Koning bepaalt op advies van het Instituut de samenstelling en de praktische regels in verband met de organisatie van de commissie. Zij bestaat uit vertegenwoordigers van de gezinsbelangen, één vertegenwoordiger van iedere Gemeenschap, een vertegenwoordiger van de minister van Justitie, een vertegenwoordiger van de minister en een voorzitter aangewezen door de minister. De leden worden benoemd voor een periode van vijf jaar.

Het Instituut neemt het secretariaat waar. § 2. Op voorstel van deze Commissie stelt de Koning een Ethische Code op. De personen die informatiediensten aanbieden via de spraaktelefoondienst of de mobiele telefoondienst moeten deze Ethische Code in acht nemen.

De Ethische Commissie voor de informatiediensten via telecommunicatie waakt over de naleving van deze Ethische Code. § 3. De inbreuken op deze Ethische Code worden bestraft met een administratieve boete ten belope van 5 000 tot 100 000 frank of een schorsing van de activiteiten van 1 tot 30 dagen. Bij het toekennen van deze sancties houdt de Commissie rekening met de ernst van de inbreuk alsook met het al dan niet opzettelijke karakter ervan. ».

Artikel 66 (nieuw) In hoofdstuk IXter van dezelfde wet wordt een artikel 105decies B ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 105decies B. - De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit op voorstel van het Instituut en na advies van het Raadgevend Comité, de aansprakelijkheid van operatoren van openbare telecommunicatienetwerken en van de operatoren van spraaktelefoondiensten die het gevolg is van het niet of niet goed functioneren van het openbare telecommunicatienet of van tekortkomingen bij het leveren van de spraaktelefoondienst, wijzigen. ». HOOFDSTUK 1 6. - Eerlijke mededinging Afdeling 1. - Organisaties met een sterke positie op de betrokken

markt Artikel 67 Een artikel 105undecies, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 105undecies.- Het Instituut stelt en publiceert elk jaar een lijst op van de organisaties die openbare telecommunicatienetwerken of aan het publiek aangeboden telecommunicatiediensten leveren die worden beschouwd als een organisatie met een sterke positie op een betrokken markt en de lijst van de organisaties met een sterke marktpositie die specifieke rechten en plichten hebben inzake interconnectie en bijzondere toegang krachtens dit hoofdstuk.

Een operator wordt geacht een sterke positie op de betrokken markt te hebben wanneer hij meer dan 25 % van de betrokken markt in handen heeft.

Toch kan het Instituut bij de beslissing of een operator al of niet een sterke positie op de betrokken markt heeft, alle andere elementen die het relevant acht, in overweging nemen, zoals de omzet van de operator vergeleken met de omvang van de markt, zijn controle op de aansluitmogelijkheden van de eindgebruiker, de toegang tot financiële middelen, de ervaring of het vermogen van de operator om de marktvoorwaarden te beïnvloeden. ».

Artikel 68 Artikel 106 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 106.- § 1. De organisaties met een sterke positie op de betrokken markt zijn verplicht om het principe van kostenoriëntering na te leven wat de volgende diensten betreft : 1° de spraaktelefoondienst;2° de huurlijnen;3° de interconnectie;4° de bijzondere toegang. Bij elke verhoging van de tarieven met betrekking tot die diensten waarvoor die operatoren over een sterke positie op de betrokken markt beschikken, delen de organisaties met een sterke positie op de betrokken markt aan het Instituut, op de wijze bepaald door de Koning op advies van het Instituut, voorafgaandelijk de elementen mee die het mogelijk maken de overeenstemming van de tariefverhogingen met de toepasselijke reglementaire verplichtingen te beoordelen. § 2. Onverminderd de bepalingen van artikel 105ter van deze wet moeten de organisaties met een sterke marktpositie op de betrokken markt, die binnen de grenzen van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, kortingen willen toestaan op een gezamenlijk aanbod van produkten en diensten aan de gebruikers, ten laatste vijf werkdagen voor het toestaan van de korting, hiervan aangifte doen bij een ter post aangetekende brief bij het Instituut. Binnen deze termijn van vijf werkdagen vanaf het indienen van bedoelde aangifte, kan het Instuuut zich verzetten tegen de voorgestelde korting. Het Instituut houdt hierbij rekening met het handhaven van een onvervalste marktstructuur.

Indien de aanvrager, vóór het verstrijken van de in het vorige lid bedoelde termijn, geen gemotiveerde beslissing bij een ter post aangetekende brief van het Instituut heeft ontvangen die hem de voorgestelde korting op een gezamenlijk aanbod van produkten en diensten aan de gebruikers verbiedt, mag de aanvrager de korting toestaan. § 3. De operatoren van de spraaktelefoondienst melden vooraf aan het Instituut de invoering van bijzondere tarieven voor de spraaktelefoondiensten die in het kader van bijzondere projecten van bepaalde duur worden geleverd. ». Afdeling 2. - Toegang tot huurlijnen

Artikel 69 Artikel 107 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 107.- § 1. Elke organisatie met een sterke positie op de markt voor huurlijnen garandeert de gelijke toegang tot de huurlijnen die zij aanbiedt aan alle gebruikers die in gelijkwaardige omstandigheden verkeren. § 2. Onverminderd de bepalingen vastgelegd in § 1, garandeert elke organisatie met een sterke positie op de markt voor huurlijnen de gelijke toegang tot de huurlijnen aan iedere persoon, die een telecommunicatiedienst of -netwerk exploiteert, hieronder begrepen zichzelf of een van haar filialen of partners. § 3. De Koning bepaalt de verplichtingen, die voor elke organisatie met een sterke positie op de markt voor huurlijnen uit de §§ 1 en 2 voortvloeien.

Deze verplichtingen moeten met een aantal basisbeginselen overeenstemmen. Deze beginselen houden in dat de verplichtingen : 1° aan objectieve maatstaven dienen te voldoen;2° doorzichtig dienen te zijn en bekendgemaakt moeten worden;3° niet discriminerend mogen werken. De toegang tot de huurlijnen, aangeboden door een organisatie met een sterke positie op de markt voor huurlijnen, kan slechts geweigerd worden op grond van essentiële eisen. Deze essentiële eisen behelzen : 1° de operationele veiligheid van het netwerk;2° het behoud van netwerkintegriteit;3° de interoperabiliteit van diensten en netwerken in gegronde gevallen;4° de bescherming van de overgebrachte gegevens in gegronde gevallen;5° de toepassing van de regelgeving inzake de bescherming van het milieu en de ruimtelijke ordening in gegronde gevallen;6° het rationele gebruik van het frequentiespectrum in gegronde gevallen;7° het voorkomen van schadelijke interferentie tussen telecommunicatiesystemen via radiogolven en andere technische systemen in de ruimte of op aarde in gegronde gevallen.». Afdeling 3. - Publicatie van de technische kenmerken

Artikel 70 Artikel 108 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 108.- Het Instituut publiceert de verwijzingen naar de precieze technische kenmerken, die het gebruik mogelijk maken van de diensten die worden geleverd door de leveranciers van spraaktelefonie en door de organisaties met een sterke positie op de markt voor huurlijnen.

De Koning kan, op advies van het Instituut, technische kenmerken opleggen om de gelijke toegang te garanderen tot de telecommunicatiediensten, aangeboden door de organisaties met een sterke positie op de betrokken markt.

In geval van wijziging dienen de leveranciers van spraaktelefonie en de organisaties met een sterke positie op de markt voor huurlijnen het Instituut hiervan vooraf in kennis te stellen.

De Koning bepaalt de nadere regels en de termijnen voor de naleving van dit artikel. ». Afdeling 4. - Boekhoudkundige regels

Artikel 71 Artikel 109, § 1, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 109.- § 1. Geen enkele subsidiëring ten aanzien van een organisatie met een sterke positie op de betrokken markt, vanuit een telecommunicatiedienst waar die persoon een sterke positie op de betrokken markt heeft naar andere telecommunicatiediensten wordt toegestaan.

Elke organisatie met een sterke positie op een betrokken markt organiseert haar boekhouding zodanig dat de exploitatieresultaten voortvloeiend uit de verschillende telecommunicatiediensten waar zij een sterke positie op een betrokken markt heeft, gescheiden blijven van die voortvloeiend uit de andere telecommunicatiediensten. ».

Artikel 72 In artikel 109bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in het eerste lid worden de woorden « niet-gereserveerde diensten » vervangen door het woord « telecommunicatiediensten »;

B) in het tweede lid worden de woorden « niet-gereserveerde » geschrapt;

C) in het tweede lid worden tussen de woorden « heeft » en « is » de woorden « in een andere sector dan de telecommunicatiesector » ingevoegd;

D) in het tweede lid worden na het woord « telecommunicatieactiviteiten » de woorden « net als zouden die activiteiten ondernomen worden door juridisch onafhankelijke maatschappijen of om een structurele scheiding op te stellen voor de telecommunicatieactiviteiten, teneinde op basis van hun berekeningen en de specificatie van de toegepaste toerekeningsmethodes, alle elementen van de uitgaven en ontvangsten in verband met hun telecommunicatieactiviteiten te identificeren, met inbegrip van een uitsplitsing in rubrieken van de activa en structurele uitgaven ingevoegd »;

E) tussen het tweede en het derde lid wordt de volgende bepaling ingevoegd : « Overdrachten van middelen, met inbegrip van overdrachten van kapitaal en uitrusting vanuit activiteiten die aan exclusieve of gereserveerde rechten onderworpen zijn, naar de telecommunicatieactiviteiten, moeten geschieden op grond van de marktvoorwaarden.

Bij gebrek aan een marktprijs worden de kosten, met inbegrip van een resultaat van de investeringen, berekend op basis van de markt.

Wanneer gemeenschappelijke productiemiddelen worden gebruikt, worden de prijzen vastgesteld op het niveau van de marktprijs. ». Afdeling 5. - Interconnectiestelsel

Artikel 73 In artikel 109ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 december 1995, waarvan de tegenwoordige tekst § 1 zal vormen, worden de §§ 2 tot 7 ingevoegd, luidend als volgt : « § 2. Elke leverancier van een openbaar telecommunicatienet of van telecommunicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden, die op die manier de aansluitmogelijkheden van de eindgebruiker controleert, is verplicht onderhandelingen aan te knopen met de overige leveranciers van een openbaar telecommunicatienet of van telecommunicatiediensten die aan het publiek worden aangeboden wanneer zij een verzoek om interconnectie indienen.

Worden eveneens onderworpen aan de rechten en plichten van het voorgaande lid : 1° de operatoren die huurlijnen leveren;2° de operatoren die in een Lid-Staat van de Europese Unie gemachtigd zijn om telecommunicatielijnen te leveren tussen de Europese Unie en derde landen en die daarbij uitsluitende rechten genieten;3° de operatoren inzake spraaktelefonie. Het Instituut kan beslissen om van geval tot geval die verplichting tijdelijk te beperken indien de gevraagde interconnectie kan worden vervangen door technisch, financieel en commercieel uitvoerbare oplossingen en indien de gevraagde interconnectie niet overeenstemt met de beschikbare middelen om het verzoek in te willigen.

Die beslissing wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en in het jaarverslag, bedoeld in artikel 75, § 7 van deze wet. § 3. Elke organisatie met een sterke positie op de markt voor vaste openbare telecommunicatienetwerken of spraaktelefoondiensten, is verplicht op niet-discriminerende wijze te antwoorden op alle redelijke verzoeken om interconnectie en aansluiting, met name de toegang tot de andere punten dan de aansluitpunten die aan de meerderheid van de eindgebruikers worden aangeboden.

Elke organisatie met een sterke positie op de markt voor interconnectie garandeert de gelijke toegang zonder discriminatie tot de interconnectiediensten, inclusief tot zichzelf of tot één van haar dochterondernemingen of partners die een telecommunicatiedienst exploiteert. § 4. Elke organisatie met een sterke positie op de markt voor openbare telecommunicatienetwerken of voor spraaktelefonie is verplicht om volgens de nadere regels, vastgesteld door de Koning, op voorstel van het Instituut, een aanbod te publiceren van technische aard en met betrekking tot de interconnectietarieven, dat vooraf door het Instituut is goedgekeurd. Dat aanbod moet worden gesplitst zodat degene die om interconnectie verzoekt niet verplicht is om zich op diensten te abonneren die hij niet wenst. Het Instituut oordeelt of het aanbod voldoende gesplitst is. De interconnectietarieven moeten op de kosten georiënteerd zijn. Het Instituut is bevoegd om na te gaan of die oriëntering wordt nageleefd.

De bekendmaking van dit aanbod vormt geen belemmering voor verzoeken om interconnectieonderhandelingen waarin dit aanbod niet voorzien heeft.

Het in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde aanbod bevat voorwaarden die verschillen naarmate het zich richt tot leveranciers : 1° van openbare telecommunicatienetten;2° van andere telecommunicatienetwerken;3° van een spraaktelefoondienst;4° van andere telecommunicatiediensten. Het Instituut preciseert welke de voorwaarden zijn die mogen variëren en in welke mate, naar gelang van de categorie waartoe de persoon die de interconnectie aanvraagt, behoort.

Het Instituut kan de wijzigingen aan het interconnectieaanbod opleggen die het absoluut noodzakelijk acht.

Indien leveranciers van openbare telecommunicatienetwerken of aan het publiek aangeboden telecommunicatiediensten hun netwerken of diensten niet geïnterconnecteerd hebben, terwijl het Instituut een dergelijke interconnectie absoluut noodzakelijk acht in het belang van de gebruikers, kan het Instituut eisen dat er tot interconnectie wordt overgegaan. In dat geval legt het de interconnectievoorwaarden vast, behoudens het recht van de partijen om overeenkomstig § 5 van dit artikel een overeenkomst te sluiten. § 5. De interconnectie maakt het voorwerp uit van een overeenkomst tussen de betrokken partijen. Daarin worden de technische en financiële voorwaarden van de interconnectie vastgelegd. De Koning stelt op advies van het Instituut de voorwaarden vast die op zijn minst moeten worden geregeld in een interconnectieovereenkomst. De interconnectieovereenkomst wordt in haar geheel overgezonden aan het Instituut.

Indien zulks absoluut noodzakelijk is om de gelijkheid van de mededingingsvoorwaarden of de interoperabiliteit te garanderen, mag het Instituut vragen de reeds gesloten overeenkomsten te wijzigen.

Daartoe stelt het Instituut de termijn vast na afloop waarvan de partijen hun overeenkomst moeten hebben aangepast om de door het Instituut gevraagde wijziging aan te brengen. De nieuwe overeenkomst wordt ter goedkeuring aan het Instituut voorgelegd. Bij het uitblijven van een akkoord tussen de partijen of indien de overeenkomst niet wordt goedgekeurd, legt het Instituut de wijzigingen op die het absoluut noodzakelijk acht. § 6. Onder voorbehoud van de internationale verbintenissen van België mag een buitenlandse operator niet meer rechten inzake interconnectie en bijzondere toegang hebben dan die welke in diens land van oorsprong zijn toegekend aan een Belgische operator. § 7. Om het Instituut in staat te stellen de toepassing van dit artikel na te gaan, voeren de operatoren van vaste openbare telefoonnetwerken en de leveranciers van de huurlijndienst die zijn aangemerkt als hebbende een sterke positie op de betrokken markt, een gescheiden boekhouding voor hun activiteiten met betrekking tot interconnectie, waardoor het tevens mogelijk wordt om de interconnectiediensten die aan derden worden geleverd en de interconnectiediensten die intern worden geleverd, te identificeren. » HOOFDSTUK 1 7. - Beheer van gegevens Artikel 74 Een artikel 109terB, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 109terB.- De in de artikelen 87 en 89, § 1, bedoelde personen zijn verplicht de abonneegegevens beschikbaar te stellen aan personen die een telefoongids vervaardigen, verkopen of verspreiden en hierom verzoeken, onder billijke, redelijke en niet-discriminerende, technische, financiële en commerciële voorwaarden. De prijs van die abonneegegevens moet op de kosten gebaseerd zijn.

Die voorwaarden moeten vóór de publicatie ervan door het Instituut zijn goedgekeurd. » Artikel 75 Een hoofdstuk Xbis, met als opschrift « Hoofdstuk Xbis - Geheimhouding van gesprekken en bescherming van de persoonlijke levenssfeer » wordt na hoofdstuk X van dezelfde wet ingevoegd.

Artikel 76 Een artikel 109terC, luidend als volgt wordt in hoofdstuk Xbis van dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 109terC.- Tijdens de overdracht van eindgebruikergegevens die nodig zijn voor de vervaardiging van telefoongidsen laten de operatoren, bedoeld in artikel 87 van deze wet, de eindgebruikergegevens weg van de personen die hebben gevraagd niet in de telefoongidsen te worden vermeld, en dit overeenkomstig de technische en financiële voorwaarden die de Koning vastlegt op advies van het Instituut.

Tijdens de overdracht van eindgebruikergegevens die nodig zijn voor de vervaardiging van telefoongidsen laten de operatoren, bedoeld in artikel 89, § 1, van deze wet, de eindgebruikergegevens weg van de personen die niet gevraagd hebben in de telefoongidsen te worden vermeld, en dit overeenkomstig de technische en financiële voorwaarden die de Koning vastlegt op advies van het Instituut.

De operatoren bedoeld in artikel 87 van deze wet laten kosteloos uit de lijst van eindgebruikergegevens de gegevens van die eindgebruikers weg die aanvaard hebben om opgenomen te worden in de telefoongidsen maar die gevraagd hebben om niet te worden opgenomen in de lijsten die voor andere doeleinden worden gebruikt dan voor de door hen aanvaarde dienstverlening inzake telecommunicatie en voor het vervaardigen van telefoongidsen.

De operatoren bedoeld in artikel 89, § 1, van deze wet laten kosteloos uit de lijst van eindgebruikergegevens de gegevens van die eindgebruikers weg die gevraagd hebben om opgenomen te worden in de telefoongidsen maar die gevraagd hebben om niet te worden opgenomen in de lijsten die voor andere doeleinden worden gebruikt dan voor de door hen aanvaarde dienstverlening inzake telecommunicatie en voor het vervaardigen van telefoongidsen. ».

Artikel 77 Artikel 111 van dezelfde wet wordt artikel 109terD, dat in hoofdstuk Xbis van dezelfde wet wordt ingevoegd.

Artikel 78 Een artikel 109terE, luidend als volgt, wordt in hoofdstuk Xbis van dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 109terE.- § 1. De bepalingen van artikel 109terD van deze wet en van de artikelen 259bis en 314bis van het Strafwetboek zijn niet van toepassing : 1° wanneer de wet het stellen van de bedoelde handelingen toestaat of oplegt;2° wanneer de bedoelde handelingen worden gesteld met als enig doel de goede werking van het netwerk na te gaan en de goede uitvoering van een telecommunicatiedienst te garanderen;3° wanneer de handelingen worden gesteld om de interventie van hulp- en nooddiensten mogelijk te maken die antwoorden op aan hen gerichte verzoeken om hulp. De informatie, de identificatie en de gegevens die verkregen zijn op grond van lid 1, 2°, mogen uitsluitend om dezelfde redenen worden onthuld. » Artikel 79 Een artikel 109terF, luidend als volgt, wordt in hoofdstuk Xbis van dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 109terF.- Het gebruik van versleuteling is vrij.

De terbeschikkingstelling aan het publiek van versleutelingsdiensten aangewezen door de Koning is onderworpen aan een voorafgaande aangifte aan het Instituut. Deze aangifte moet per aangetekende brief gebeuren uiterlijk vier weken voor de aanvang van de activiteiten. » HOOFDSTUK 1 8. - Strafbepalingen Artikel 80 In het opschrift van hoofdstuk XI van titel III van dezelfde wet wordt het woord « geheimhouding » geschrapt.

Artikel 81 Artikel 109quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 december 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 109quater.- § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 114, § 2, kan het Instituut in geval van niet-nakoming van de krachtens deze titel opgelegde verplichtingen een gemotiveerde ingebrekestelling richten aan de overtreders. § 2. Indien de betrokkene na de ingebrekestelling vermeld in vorige paragraaf verder in gebreke blijft, kan het Instituut, na de betrokkene gehoord te hebben, een administratieve geldboete ten bedrage van minimaal 10 000 frank en maximaal 100 000 frank ten aanzien van de natuurlijke personen die krachtens deze titel opgelegde verplichtingen niet nakomen, of een administratieve boete van minimaal 0,5 % en maximaal 5 % van het omzetcijfer in de betreffende sector van de rechtspersonen die de krachtens deze titel opgelegde verplichtingen niet nakomen, opleggen. § 3. Indien de betrokkene ook na de oplegging van deze boete verder in gebreke blijft, kan het Instituut, na de betrokkene gehoord te hebben, het bevel geven aan de betrokken persoon om de aansluitingen op de openbare telecommunicatie-infrastructuur af te koppelen. ».

Artikel 82 In artikel 110 van dezelfde wet, aangevuld bij de wet van 20 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) In § 1, eerste lid, worden de woorden « overtredingen van deze wet » vervangen door de woorden « overtredingen van titel III en IV van deze wet »;

B) In § 2, 2° en 3°, van de Franse tekst wordt het woord « confisquer » vervangen door het woord « saisir »;

C) In § 2 wordt het laatste lid vervangen door de volgende bepaling : « Wanneer die daden de kenmerken van een huiszoeking dragen, mogen ze door de in § 1 bedoelde personeelsleden alleen met inachtneming van de artikelen 87 tot 90 van het Wetboek van Strafvordering worden gesteld. »;

D) in het artikel wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 3. De ambtenaren, bedoeld in § 1 van dit artikel, en aangewezen door de minister, zijn bevoegd om alle inlichtingen op te sporen en om alle nuttige vaststellingen te doen met het oog op de toepassing van deze titel. Bij de uitvoering van de hun toevertrouwde opdrachten, zijn zij onderworpen aan het toezicht van de procureur-generaal.

Zij verzamelen alle inlichtingen, nemen alle geschreven of mondelinge verklaringen of getuigenissen af, doen zich alle documenten of inlichtingen, wie ook de houder ervan is, mededelen, die zij nodig achten ter vervulling van hun opdracht en waarvan zij een kopie mogen nemen, en doen ter plaatse de nodige vaststellingen.

Zij mogen een huiszoeking verrichten : - in de woning van de ondernemingshoofden, bestuurders, zaakvoerders, directeurs, en andere personeelsleden alsook in de woning en in de lokalen die gebruikt worden voor professionele doeleinden van natuurlijke en rechtspersonen, intern of extern, belast met het commercieel, rekenplichtig, administratief, fiscaal en financieel beheer, en zulks van 8 tot 18 uur, en met voorafgaande machtiging door een onderzoeksrechter; - in de lokalen, vervoermiddelen en andere plaatsen van de ondernemingen waar zij redelijkerwijze vermoeden bescheiden of gegevens te kunnen vinden, welke zij voor het vervullen van hun opdracht nodig achten en waarvan zij kopie mogen nemen.

Bij het volbrengen van hun opdracht kunnen zij een beroep doen op de openbare macht. »;

E) in het artikel wordt een § 4 ingevoegd, luidend als volgt : « § 4. Onverminderd de bijzondere wetten, die de geheimhouding van de mededelingen waarborgen, moeten de openbare besturen de gemandateerde ambtenaren van het Instituut bij de uitvoering van hun opdracht behulpzaam zijn. » Artikel 83 De volgende artikelen van dezelfde wet worden opgeheven : 1° artikel 111;2° artikel 112. Artikel 84 Artikel 113 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 24 december 1993, wordt vervangen door de volgende tekst : «

Artikel 113.- De Koning bepaalt, op advies van het Instituut, de voorwaarden waaronder de telefoongidsen worden vervaardigd, verkocht of verspreid.

Personen die een telefoongids wensen te vervaardigen, verkopen of verspreiden zijn verplicht daarvan aangifte te doen bij het Instituut.

Die aangifte moet uiterlijk vier weken voor de aanvang van de activiteit worden ingediend.

De Koning legt op voorstel van het Instituut de inhoud en de vorm van deze aangifte vast. » Artikel 85 In artikel 114 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in § 1, 1°, wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « de betrokken operator van een openbaar telecommunicatienet »;

B) in § 1, 2°, wordt het woord « BELGACOM » vervangen door de woorden « de betrokken leverancier van een openbaar telecommunicatienet »;

C) § 2 wordt vervangen door de volgende tekst : « § 2. Met geldboete van 50 tot 50 000 frank wordt gestraft de persoon die de artikelen 79bis, 86ter, 86quater, 87, 88, 89, 92, 92bis, 92ter, 94, § 1, 95, 96, 97, § 1, 98, § 1, 99, §§ 2 en 3, 104, 105ter, 105quater, 105quinquies, 105sexies, 105septies, 105octies, §§ 1, 3, 4 en 5, 105nonies, 106, 107, §§ 1 en 2, 109, § 1, 109bis, 109ter, §§ 2 en 3, 109terB, 109terC, 109terD, 109terF en 113, overtreedt. »;

D) in § 3, eerste lid, worden de woorden « de openbare telecommunicatie-infrastructuur » vervangen door de woorden « een openbaar telecommunicatienet »;

E) in § 3, tweede lid, worden de woorden « de openbare telecommunicatie-infrastructuur of van de richtlijnen, die met het oog op de beveiliging ervan, door BELGACOM zijn voorgeschreven » vervangen door de woorden « een openbaar telecommunicatienet of van de richtlijnen die met het oog op de beveiliging ervan, door de betrokken operator van het openbaar telecommunicatienet, zijn voorgeschreven »;

F) in § 7 worden de woorden « behoudens toepassing van artikel 112, de bepaling van artikel 111 schendt » vervangen door de woorden « behoudens toepassing van artikel 109terE, de bepaling van artikel 109terC schendt »;

G) in § 8, 1°, worden de woorden « de openbare telecommunicatie-infrastructuur » vervangen door de woorden « een telecommunicatienet »;

H) in § 8, 2°, worden de woorden « de openbare telecommunicatie-infrastructuur » vervangen door de woorden « een telecommunicatienet of -dienst ».

Artikel 86 In artikel 115 van dezelfde wet worden de woorden « en van de personeelsleden van Belgacom, handelend in de uitoefening van hun functie in het kader van de openbare telecommunicatie » geschrapt. HOOFDSTUK 1 9. - Vertrouwelijkheid van door het Instituut verzamelde informatie Artikel 87 Artikel 120 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 120.- § 1. De aan het Instituut verstrekte informatie is vertrouwelijk. Het Instituut kan slechts van dit principe afwijken mits een individuele gemotiveerde beslissing. De aan het Instituut verstrekte informatie mag slechts voor duidelijk omschreven doeleinden bekend worden gemaakt op een wijze die niet onverenigbaar is met deze doeleinden. Mede gelet hierop moet die bekendmaking toereikend, terzake dienend en niet overmatig zijn. Bij gebrek aan overeenstemming aangaande het vertrouwelijk karakter van bepaalde informatie, hoort het Instituut de betrokkene alvorens eventueel de informatie openbaar te maken. § 2. Met uitzondering van de informatie die krachtens paragraaf 1 vertrouwelijk wordt behandeld, mag alle aan het Instituut meegedeelde informatie aan derden worden meegedeeld, hetzij door het Instituut, hetzij, op verzoek van het Instituut, door de operator waar die inlichtingen vandaan komen. » HOOFDSTUK 2 0. - Maatregelen om de wijziging aan de wet mogelijk te maken Artikel 88 In artikel 122 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 6 augustus 1993 en 20 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, worden de woorden « 31 maart 1998 » vervangen door de woorden « 31 december 1999 »;2° in § 3, worden de woorden « binnen het jaar na » vervangen door de woorden « binnen vijftien maanden na ». Artikel 89 Artikel 126 van dezelfde wet wordt opgeheven. HOOFDSTUK 2 1. - Bepalingen inzake de post Artikel 90 § 1. In artikel 134 van dezelfde wet, aangevuld bij de wet van 12 december 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in het eerste lid wordt het woord « voorstel » vervangen door het woord « advies »;

B) in hetzelfde lid wordt het woord « minister » vervangen door het woord « Koning »;

C) in het artikel, waarvan de tegenwoordige tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 ingevoegd, luidend als volgt : « § 2. De verkoop in nieuwe staat of tweedehands van die uitrustingen is verboden indien de in dit artikel bedoelde goedkeuring niet verkregen is of indien die goedkeuring ingetrokken is vóór de verkoop of geschorst is.

Het gebruik van die uitrustingen waardoor de aan DE POST erkende rechten worden geschonden, is verboden. » Artikel 91 Artikel 136 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. De Koning kan de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie toekennen aan de personeelsleden van het Instituut, die Hij belast met het vaststellen van de overtredingen van deze wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten.

Deze personeelsleden hebben voorrang ten aanzien van andere officieren van gerechtelijke politie, met uitzondering van de procureur des Konings en van de onderzoeksrechter. Hun processen-verbaal zijn rechtsgeldig tot bewijs van het tegendeel. § 2. De in § 1 bedoelde personeelsleden kunnen in de uitoefening van hun opdracht van gerechtelijke politie : 1° gebouwen, werkplaatsen en hun aanhorigheden tijdens de openings- of werkuren betreden, wanneer zulks voor de uitoefening van hun opdracht noodzakelijk is;2° alle dienstige vaststellingen doen, zich documenten, stukken, boeken en voorwerpen die bij de opsporing en vaststelling nodig zijn, doen vertonen en die in beslag nemen;3° alle documenten, stukken, boeken en voorwerpen in beslag nemen, voor zover dit nodig is om aan de overtreding een einde te maken. Wanneer deze handelingen de kenmerken van een huiszoeking dragen, mogen ze door de in § 1 bedoelde personeelsleden enkel worden gesteld mits de artikelen 87 tot 90 van het Wetboek van Strafvordering in acht worden genomen. § 3. De ambtenaren, bedoeld in § 1 van dit artikel, en aangewezen door de minister, zijn bevoegd om alle inlichtingen op te sporen en om alle nuttige vaststellingen te doen met het oog op de toepassing van deze titel. Bij de uitvoering van de hun toevertrouwde opdrachten, zijn zij onderworpen aan het toezicht van de procureur-generaal.

Zij verzamelen alle inlichtingen, nemen alle geschreven of mondelinge verklaringen of getuigenissen af, doen zich alle documenten of inlichtingen, wie ook de houder ervan is, mededelen, die zij nodig achten ter vervulling van hun opdracht en waarvan zij kopie mogen nemen, en doen ter plaatse de nodige vaststellingen.

Zij mogen een huiszoeking verrichten : - in de woning van de ondernemingshoofden, bestuurders, zaakvoerders, directeurs, en andere personeelsleden alsook in de woning en in de lokalen die gebruikt worden voor professionele doeleinden van natuurlijke en rechtspersonen, intern of extern, belast met het commercieel, rekenplichtig, administratief, fiscaal en financieel beheer, en zulks van 8 tot 18 uur, en met voorafgaande machtiging door een onderzoeksrechter; - in de lokalen, vervoermiddelen en andere plaatsen van de ondernemingen waar zij redelijkerwijze vermoeden bescheiden of gegevens te kunnen vinden, welke zij voor het vervullen van hun opdracht nodig achten en waarvan zij kopie mogen nemen.

Bij het volbrengen van hun opdracht kunnen zij een beroep doen op de openbare macht. § 4. Onverminderd de bijzondere wetten, die de geheimhouding van de mededelingen waarborgen, moeten de openbare besturen de gemandateerde ambtenaren van het Instituut bij de uitvoering van hun opdracht behulpzaam zijn. » Artikel 92 Een artikel 136bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «

Artikel 136bis.- Elke belemmering van de uitvoering van de opdracht van de in artikel 136 bedoelde ambtenaren wordt bestraft met een boete van tweehonderd tot tienduizend frank en met een gevangenisstraf van acht tot veertien dagen of met een van die straffen alleen. » Artikel 93 In artikel 152 van dezelfde wet worden de §§ 3 en 4 opgeheven.

Artikel 94 Artikel 26 van de wet van 26 december 1956 op de Postdienst wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 26.- De overtredingen van artikel 14 van deze wet en van de artikelen 134, § 2, en 141, van de wet 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven worden gestraft met gevangenisstraf van acht tot veertien dagen en met een geldboete van tweehonderd frank tot tienduizend frank of met een van die straffen alleen. » Artikel 95 Artikel 32 van de wet van 26 december 1956 op de Postdienst wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 32.- Het douanepersoneel is gemachtigd vrachtrijders en vervoerondernemers en dezer materieel te onderzoeken en de zendingen die het voorwerp zijn van de misdrijven bedoeld in artikel 141, A, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven in beslag te nemen.

In geval van overtreding wordt daarvan onmiddellijk een proces-verbaal gemaakt waarin de aangeslagen voorwerpen en het adres van bestemming eventueel vermeld worden. Dat proces-verbaal wordt aan het kantoor van bestemming gezonden, samen met de in beslag genomen voorwerpen die met een dubbel frankeerport bezwaard worden.

De ambtenaren van het Instituut bedoeld in artikel 136 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, alsook alle overige ambtenaren met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie hebben het recht te eisen dat zendingen worden geopend wanneer wordt vermoed dat zij waarden of voorwerpen bevatten die verboden zijn, of voorwerpen die aan verbodsbepalingen, beperkingen of controlemaatregelen onderworpen zijn.

Het onderzoek, desnoods gevolgd door inbeslagname, geschiedt van ambtswege. » HOOFDSTUK 2 2. - Diverse en bekrachtigende bepalingen Artikel 96 In artikel 1, tweede lid, van de wet van 19 juli 1930 tot oprichting van de Regie van telegraaf en telefoon, gewijzigd bij de wetten van 7 december 1984 en van 21 maart 1991 wordt een 4°, luidend als volgt, toegevoegd : « 4° het verstrekken van radio-omroep en televisiediensten. » Artikel 97 Artikel 119 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 119.- De Koning kan, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, op advies van het Instituut, overeenkomstig de procedure beschreven in artikel 122, §§ 2 en 3 van deze wet, de bepalingen van deze wet die betrekking hebben op telecommunicatie en de bepalingen van de wet van 30 juli 1979 aanpassen en coördineren teneinde er een « Telecommunicatiewetboek » van te maken.

Daartoe mag Hij enkel : 1° de volgorde, nummering en in het algemeen de presentatie wijzigen van de te coördineren bepalingen;2° de verwijzingen wijzigen die vervat zouden zijn in de te coördineren bepalingen teneinde die in overeenstemming te brengen met de nieuwe nummering;3° de redactie van de te coördineren bepalingen wijzigen teneinde de overeenstemming ervan te garanderen en de terminologie ervan uniform te maken zonder dat daarbij afbreuk mag worden gedaan aan de beginselen die in die bepalingen ingeschreven zijn, behalve voor zover dat nodig is voor de tenuitvoerlegging van de richtlijnen, bedoeld in artikel 122 van deze wet.».

Artikel 98 De artikelen 2 en 12 tot 16 van het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 tot omzetting van de verplichtingen die, inzake de vrije mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten, voortvloeien uit de van kracht zijnde richtlijnen van de Commissie van de Europese Gemeenschap, worden bekrachtigd met uitwerking op 10 december 1996, de dag waarop het in werking treedt. HOOFDSTUK 2 3. - Overgangsbepalingen Artikel 99 De telecommunicatienetwerken en -diensten die rechtsgeldig geëxploiteerd worden op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet, worden van rechtswege toegestaan gedurende een periode van zeven maanden ingaand op de datum van de inwerkingtreding van deze wet. Voor het verstrijken van deze termijn moeten de personen die deze telecommunicatienetwerken of -diensten exploiteren een aangifte of aanvraag voor individuele vergunning doen volgens de bepalingen van deze wet teneinde de minister op voorstel van het Instituut in staat te stellen in voorkomend geval de betreffende vergunningen in overeenstemming te brengen met deze wet.

Artikel 100 Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1998, behalve artikel 88, 2°, dat vanaf 30 november 1997 uitwerking heeft.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 19 december 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK BIJLAGE 1 Tot vaststelling van de technische en financiele prestatievoorwaarden betreffende de diensten die worden aangeboden bij wijze van universele dienstverlening bedoeld in artikel 84, § 2, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven HOOFDSTUK I. - Definities Artikel 1 Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder : 1° Wet : de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;2° Instituut : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, afgekort BIPT, bedoeld in artikel 71 van de wet;3° Universele dienstverlener : Belgacom of elke andere operator die de toestemming heeft de universele dienst te verlenen op het gehele grondgebied volgens artikel 83 van de wet;4° Basisdienst inzake spraaktelefonie : de spraaktelefoondienst, bedoeld in artikel 84, § 1, 1°, die voldoet aan de voorwaarden vastgelegd in deze bijlage, dit is de verstrekking aan eindgebruikers op vaste locaties van een dienst voor uitgaande en binnenkomende nationale en internationale gesprekken;5° Openbaar vast basistelefoonnet : het openbare geschakelde telecommunicatienet dat voor de levering van de basisdienst inzake spraaktelefonie wordt gebruikt;6° Openbare betaaltelefoon : een voor het publiek toegankelijk telefoontoestel, bedoeld in artikel 84, § 1, 6°, van de wet voor het gebruik waarvan met bijvoorbeeld munten, debietkaarten en/of vooruitbetaalde telefoonkaarten wordt betaald;7° Wachttijd bij een aansluiting op het openbare geschakelde telefoonnet : de duur vanaf het moment waarop een geldig contract wordt gesloten tussen de universele dienstverlener en de abonnee tot het moment dat de aansluiting op het openbare geschakelde telefoonnet klaar is voor gebruik.Deze wachttijd wordt uitgedrukt in werkdagen; 8° Een geldige foutmelding : de melding van een onderbroken of in kwaliteit verminderde dienst.Deze melding wordt door een eindgebruiker gemaakt. Het gaat om een fout die toe te schrijven is aan het netwerk en die herstelling vergt. Fouten toe te schrijven aan de eindapparatuur die zich aan de kant van het netwerk aansluitpunt bevindt zijn hierin niet begrepen; 9° Een toegangslijn : een circuit dat in staat is om één spraakverbinding te dragen en dat de apparatuur van de klant verbindt met de lokale schakelaar;10° De duur voor de herstelling van een storing : de duur vanaf het moment dat een fout werd gemeld aan de universele dienstverlener tot op het moment waarop de dienst hersteld is tot zijn normale werking. Voor openbare betaaltelefoons loopt de duur vanaf het moment dat de fout werd vastgesteld door de universele dienstverlener. De duur voor de hersteling ervan wordt uitgedrukt in uren; 11° Een niet-geslaagde oproep of poging tot verbinding : een oproep naar of poging tot verbinding met een nummer dat correct werd gevormd, waarbij geen bezettoon noch een beltoon noch een antwoordsignaal herkend wordt op de toegangslijn van de oproeper, en dat, binnen de 30 seconden voor nationale oproepen of oproepen naar een lidstaat van de Europese Unie, en binnen 1 minuut voor oproepen naar een land dat geen lid is van de Europese Unie.De duur loopt vanaf het moment dat de adresinformatie voor het opzetten van de verbinding is ontvangen door het netwerk; 12° De duur om een verbinding tot stand te brengen : de duur vanaf het moment dat de informatie die nodig is om de verbinding op te zetten, ontvangen is door het netwerk tot op het ogenblik dat een bezettoon, een beltoon of een antwoordsignaal wordt herkend op de toegangslijn van de oproeper.Deze duur wordt uitgedrukt in seconden; 13° Een dienst met tussenkomst van een telefonist : de dienst bestaande uit een manuele internationale oproep met tussenkomst van een menselijke operator voor verbindingen waar geen automatische oproep mogelijk is;14° De antwoordtijd voor diensten met tussenkomst van een telefonist : de duur vanaf het moment dat de laatste adres-digit voor deze diensten met tussenkomst van een telefonist correct is verzonden tot op het moment waarop de telefonist de bellende klant te woord staat om de gevraagde dienst te verlenen.Deze antwoordtijd wordt uitgedrukt in seconden. HOOFDSTUK 2. - De technische voorwaarden inzake universele dienstverlening Artikel 2 § 1. De basisdienst inzake spraaktelefonie moet voldoen aan de in volgende §§ van dit artikel vastgelegde basiskwaliteitseisen voor de observatieperiode bepaald in § 10. De basiskwaliteitseisen hebben geen betrekking op communicaties waarbij diensten andere dan de basisdienst inzake spraaktelefonie te pas komen. § 2. Wat betreft de wachttijd bij een aansluiting op het openbare geschakelde telefoonnet moet op het einde van de observatieperiode aan minstens 95 % van de geldige contracten tot aansluiting, afgesloten in de loop van de observatieperiode en waarbij de abonnee geen wens heeft geuit om op een bepaald tijdstip dat hem past aangesloten te worden, binnen de vijf werkdagen worden voldaan.

Wanneer de wachttijd langer is dan acht werkdagen, voorziet de universele dienstverlener vanaf de negende dag na de totstandkoming van een geldig contract waarbij de klant geen wens heeft geuit om op een bepaald tijdstip dat hem past aangesloten te worden, in een alternatieve oplossing tot het moment waarop de aansluiting op de basisdienst effectief wordt gerealiseerd. Deze alternatieve oplossing wordt geboden zonder bijkomende kosten bovenop de prijs voor de levering van de basisspraaktelefoondienst waarop de abonnee is geabonneerd. De universele dienstverlener kan wanneer de door de abonnee gevraagde aansluiting op het openbare geschakelde telefoonnet effectief wordt gerealiseerd echter geen tweede maal aansluitingskosten vorderen.

In minstens 95 % van de gevallen van geldig contract tot aansluiting moet de abonnee uiterlijk de dag volgend op de registratie van de aanvraag van de universele dienstverlener een datum voor de levering van de aansluiting kunnen bekomen.

Voor het opstellen van zijn statistieken, gebruikt de universele dienstverlener het voor elke categorie totale aantal van de in de betreffende observatieperiode gemaakte geldige contracten en aansluitingen. § 3. Het storingspercentage per toegangslijn en het percentage van storingen op het totale aantal toegangslijnen mag hoogstens 7,5 % per observatieperiode bedragen.

De telling van de foutmeldingen is gebaseerd op de geldige foutmeldingen gemaakt door abonnees. Voor een melding die meer dan één toegangslijn betreft tussen een abonnee en een lokale schakelaar zal elk van die toegangslijnen in rekening worden gebracht. Het percentage van de storingen wordt gemeten door van het aantal geldige foutmeldingen gemaakt in de loop van de observatieperiode te delen door het gemiddelde aantal toegangslijnen op het openbare geschakelde netwerk gedurende diezelfde observatieperiode. § 4. Wat betreft de duur voor de herstelling van een storing moet minstens 90 % van de storingen gemeld in de loop van de observatieperiode opgeheven zijn vóór het einde van de werkdag die volgt op de dag waarop de storingen aan de universele dienstverlener zijn gemeld.

De overige 10 % moeten opgeheven zijn vóór het einde van de vierde werkdag die volgt op de dag waarop de storingen aan de universele dienstverlener zijn gemeld.

Deze percentages worden bepaald op basis van alle geldige foutmeldingen en herstellingen die in de betreffende observatieperiode werden gedaan. De gevallen waarbij de herstelling afhangt van een afspraak tussen de universele dienstverlener en de abonnee worden niet in rekening gebracht. § 5. Wat betreft het percentage niet-geslaagde oproepen op nationaal niveau, binnen de Europese Unie en daarbuiten rekent de universele dienstverlener per observatieperiode het percentage niet-geslaagde oproepen voor elk van de drie categorieën afzonderlijk volgens de in deze paragraaf voorgeschreven meetmethode.

Wat betreft de meetmethode worden de statistieken op basis van één van volgende methodes bepaald : 1° op basis van de gegevens aangaande het reële uitgaande verkeer in een representatief staal van lokale centrales;2° op basis van testoproepen die gegenereerd worden in een representatief staal van lokale centrales naar een representatief staal van eindcentrales;3° op basis van een combinatie van 1° en 2°. De metingen moeten zo gepland worden dat zij accuraat de verkeersvariaties weerspiegelen tijdens de verschillende uren van een dag, de dagen van de week en de maanden van een jaar.

Voor nationale oproepen en oproepen naar de Europese Unie moet het aantal observaties gemaakt gedurende een observatieperiode van een jaar zodanig zijn dat een absolute accuraatheid van 0,1 % of ten minste een relatieve accuraatheid van 10 % met 95 % betrouwbaarheid wordt bereikt. Voor oproepen buiten de Europese Unie moet het aantal observaties gemaakt gedurende een observatieperiode van 1 jaar zodanig zijn dat een absolute accuraatheid van 0,1 % of tenminste een relatieve accuraatheid van 20 % met 90 % betrouwbaarheid wordt bereikt. Voor nationale oproepen en oproepen binnen de Europese Unie moet het aantal observaties gemaakt gedurende een observatieperiode van drie maanden zodanig zijn dat een absolute accuraatheid van 0,2 % of ten minste een relatieve accuraatheid van 20 % met 95 % betrouwbaarheid wordt bereikt.

Voor oproepen buiten de Europese Unie moet het aantal observaties gemaakt gedurende een observatieperiode van drie maanden zodanig zijn dat een absolute accuraatheid van 0,2 % of ten minste een relatieve accuraatheid van 40 % met 90 % betrouwbaarheid wordt bereikt. De universele dienstverlener kan opteren voor de accuraatheid waarvoor het laagste aantal observaties nodig zijn. Het monitoren van oproepen kan gedaan worden voor elke Nde oproep, waarbij N moet worden gedefinieerd als de verhouding tussen het totale aantal verwachte oproepen in de relevante tijdsintervallen en het totale aantal nodige observaties. Bij de generatie van testoproepen moet de keuze van de eindcentrales gewogen worden met het verkeer. De percentages moeten gebaseerd worden op het totale aantal observaties gemaakt gedurende de observatieperiode. § 6. Wat betreft de duur om een verbinding tot stand te brengen op nationaal niveau, naar de Europese Unie en buiten de Europese Unie berekent de universele dienstverlener per observatieperiode de 95 percentielwaarden voor elk van de drie categorieën afzonderlijk volgens de in deze paragraaf voorgeschreven meetmethode.

Wat de meetmethode betreft worden de statistieken op basis van één van de volgende methodes bepaald : 1° op basis van de gegevens aangaande het reële uitgaande verkeer in een representatief staal van lokale centrales bepaald door het Instituut;2° op basis van testoproepen die gegenereerd worden in een representatief staal van lokale centrales naar een representatief staal van eindcentrales bepaald door het Instituut;3° op grond van een combinatie van 1° en 2°. De metingen moeten zo gepland worden dat zij accuraat de verkeersvariaties weerspiegelen over de uren van een dag, de dagen van de week en de maanden van een jaar. Het aantal observaties moet ten minste gelijk zijn aan 10 000 voor een observatieperiode van één jaar en 2 500 voor een observatieperiode van drie maand en dit voor iedere bestemmingscategorie. Dit geldt voor zowel monitoring als voor het gebruik van testoproepen. Het monitoren van oproepen kan gedaan worden voor elke Nde oproep, waarbij N moet worden gedefinieerd als de verhouding tussen het totale aantal verwachte oproepen in de relevante tijdsintervallen en het totale aantal nodige observaties. Die observaties moeten per categorie worden verricht. Niet-geslaagde oproepen worden niet opgenomen in de statistieken. § 7. De antwoordtijd voor diensten met tussenkomst van een telefonist mag gemiddeld maximaal 20 seconden bedragen.

Wat de meetmethode betreft moet het aantal observaties zodanig zijn dat voor het jaarlijkse percentage een absolute accuraatheid bereikt wordt van 0,1 % en dit met een betrouwbaarheid van 95 % en voor het driemaandelijkse percentage een absolute accuraatheid van 0,2 % met een betrouwbaarheid van 95 %. Het percentage is gebaseerd op alle observaties gemaakt gedurende de observatieperiode. § 8. De universele dienstverlener ziet erop toe dat vanaf 1 januari 2000 elke gemeente, die op 31 december 1970 als afzonderlijke bestuurlijke entiteit bestond, uitgerust is met ten minste één openbare betaaltelefoon. Wanneer in een deelgemeente slechts één openbare betaaltelefoon is voorzien, dan moet voor het gebruik zowel met munten als met telefoonkaart of debetkaart betaald kunnen worden.

Bovendien moet de universele dienstverlener het behoud garanderen van : - gemiddeld ten minste 10 openbare betaaltelefoons per 10 000 inwoners in elke provincie; - gemiddeld ten minste 14 openbare betaaltelefoons per 10 000 inwoners in het Koninkrijk.

Wat betreft de duur voor de herstelling van een defect aan openbare betaaltelefoons moet minimaal 96 % van de storingen opgeheven zijn binnen de 48 uren die volgen op het ogenblik waarop de storingen door de universele dienstverlener zijn vastgesteld. De overige 4 % moet opgeheven zijn binnen de 72 uren volgend op het moment waarop de storingen door de universele dienstverlener zijn vastgesteld.

Die percentages moeten berekend worden op basis van alle vaststellingen en herstellingen van storingen die in de betreffende observatieperiode werden gedaan.

Het aandeel van de in staat van werking zijnde openbare betaaltelefoons moet minimaal 90 % bedragen.

Dit percentage wordt maandelijks berekend. Vervolgens wordt voor het driemaandelijkse percentage het gemiddelde bepaald van de percentages van de 3 betreffende maanden en voor het jaarlijkse percentage van de 12 betreffende maanden. § 9. Het percentage betwistingen van en complexe vragen over facturatie mag niet meer dan 1 % van het totale aantal verzonden facturen bedragen.

Onder betwistingen van en complexe vragen over facturatie moet worden verstaan die vragen en betwistingen die niet met één telefoongesprek kunnen worden afgehandeld. § 10. De in vorige §§ van dit artikel vermelde basiskwaliteitseisen gelden voor een observatieperiode van één kalenderjaar en dit voor de eerste maal in 1998. § 11. De universele dienstverlener berekent eveneens de effectief gerealiseerde waarden in elk kwartaal volgens de meetmethodes voorgeschreven in de §§ 1 tot 9 van dit artikel. Deze waarden worden uiterlijk 1 maand na afloop van het betreffende kwartaal aan het Instituut bezorgd in de vorm bepaald in bijlage C bij deze bijlage. § 12. Voor de §§ 2 en 4 van dit artikel moet de universele dienstverlener in geval van overmacht aan de betrokken gebruiker de termijn meedelen waarbinnen vermoedelijk aan zijn vraag zal worden voldaan. § 13. De universele dienstverlener sluit met de abonnees een gebruikerscontract af waarin de dienst die hij levert gespecificeerd wordt. De universele dienstverlener legt de door hem opgestelde leveringsvoorwaarden, uitgezonderd de tariefvoorwaarden, ter advies voor aan de ombudsdienst en aan het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie. De nieuwe leveringsvoorwaarden worden pas van kracht na een door het Instituut vastgestelde gepaste periode van voorafgaande kennisgeving aan de gebruikers in de maand die volgt op de bekendmaking van de wijziging.

Behalve in geval van overmacht of van uitdrukkelijk akkoord tussen de persoon en de universele dienstverlener is deze laatste verplicht de leveringsvoorwaarden toe te passen die hij gepubliceerd heeft.

Indien de universele dienstverlener in antwoord op een specifieke vraag eenzijdig van oordeel is dat het niet redelijk is zijn leveringsvoorwaarden aan te houden zoals die zijn gepubliceerd, dan heeft hij eerst de toestemming van het Instituut nodig om die voorwaarden te wijzigen.

Artikel 3 De universele dienstverlener verleent inzake herstelling van een defect voorrang aan de volgende personen : 1° nood- en veiligheidsdiensten (rijkswacht, gemeentepolitie, gerechtelijke politie, brandweer, civiele bescherming, Staatsveiligheid, de algemene inlichtingendienst, het crisis- en coördinatiecentum van de Belgische regering, veiligheidseenheden van de provinciebesturen);2° ziekenhuizen, artsen, apothekers en dierenartsen die een wachtdienst onderhouden; 3° invaliden, zieken die speciale verzorging nodig hebben en aan de in bijlage B, 1.5. vermelde gehandicapten.

Onder herstelling wordt verstaan het herstellen van de lijn of het opzetten van een vervangende dienst. Bovendien mag in afwijking van artikel 2 van deze bijlage, voor de personen, vermeld in de 1° en 2° van deze paragraaf, de duur voor de herstelling van een defect niet meer bedragen dan 24 uur, ook op zaterdag, zondag en feestdagen.

De specifieke eisen van lid 1 van deze paragraaf worden nageleefd zonder prijstoeslag voor de begunstigden.

De nadere regels inzake specifieke levering die van toepassing zijn op de in lid 1 van dit artikel bedoelde personen en instellingen maken eveneens het voorwerp uit van de evaluatie door en het advies van het Instituut, bedoeld in artikel 16 van deze bijlage.

Artikel 4 Het openbaar maken van informatie met betrekking tot het openbare vaste basistelefoonnet dat beschikbaar is op het moment dat de telefoongids wordt vervaardigd, wordt door de universele dienstverlener gegarandeerd door het indienen van deze informatie bij het Instituut. De informatie bestaat uit de beschrijving van de nadere regels met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van het openbare vaste basistelefoonnet. De precieze inhoud van de te publiceren informatie wordt in detail weergegeven in bijlage C bij deze bijlage.

Eventuele wijzigingen in deze informatie worden uiterlijk 2 maanden voor hun effectieve tenuitvoerlegging van deze wijzigingen aan het Instituut meegedeeld.

Het Instituut publiceert de referenties van deze informatie en eventuele wijzigingen in het Belgisch Staatsblad. Het Instituut deelt de referenties eveneens mee aan het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie. De informatie en eventuele wijzigingen worden naderhand verspreid door het Belgisch Instituut voor Normalisatie volgens de nadere regels, bepaald door deze laatste.

Artikel 5 De universele dienstverlener maakt de informatie over de basisdienst inzake spraaktelefonie bekend door deze jaarlijks te publiceren in de lijsten van de abonnees van de telefoondienst. Bovendien wordt die informatie om de drie maanden aan het Instituut meegedeeld. In het Belgisch Staatsblad wordt naar die publicatie verwezen. De informatie wordt vóór de publicatie voorgelegd aan de ombudsdienst inzake telecommunicatie en aan het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie. De informatie bestemd voor het Instituut wordt uiterlijk één maand na afloop van het betreffende kwartaal aan het Instituut bezorgd.

De informatie over de basisdienst inzake spraaktelefonie behelst : - de beschrijving van de dienst; - de toegepaste tarieven; - de technische voorwaarden met betrekking tot de verstrekking van de basisdienst inzake spraaktelefonie.

De precieze inhoud van de te publiceren informatie staat beschreven in bijlage C bij deze bijlage.

Artikel 6 Het openbaar maken van de informatie over de openbare betaaltelefoons wordt door de universele dienstverlener gewaarborgd door deze jaarlijks te publiceren in de lijsten van de abonnees van de telefoondienst en door het uithangen van affiches op of naast de openbare betaaltelefoons in het gezichtsveld ervan. In het Belgisch Staatsblad wordt naar die publicatie verwezen.

De informatie over de openbare betaaltelefoons behelst : - de beschrijving van de dienst; - de toegepaste tarieven; - de gebruiksvoorwaarden.

Die informatie wordt vóór de publicatie ter informatie voorgelegd aan de ombudsdienst voor telecommunicatie en aan het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie.

De precieze inhoud van de te publiceren informatie staat beschreven in bijlage C bij deze bijlage. HOOFDSTUK 3. - Financiële voorwaarden inzake de universele dienstverlening Artikel 7 § 1. De universele dienstverlener stelt de abonnees een hulpdienst ter beschikking. De hulpdienst is 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 bereikbaar.

De hulpdienst registreert de aanvragen van de abonnees in verband met de opheffing van storingen en de moeilijkheden om een verbinding te krijgen. Hij stuurt die aanvragen zo spoedig mogelijk door naar de bevoegde dienst. De hulpdienst bedoeld in artikel 84, § 1, 3° is gratis toegankelijk. § 2. De dienst inlichtingen verstrekt mondeling aan alle personen die erom vragen hetzij het telefoonnummer van een andere abonnee waarvan de aanvrager het adres van de aansluiting kent, hetzij de naam en het adres van de aansluiting op basis van het telefoonnummer. De dienst inlichtingen geeft geen inlichtingen over abonnees die een geheim nummer hebben.

Artikel 8 De volgende nooddiensten zijn gratis toegankelijk : 1° medische spoeddienst;2° brandweer;3° politiediensten;4° antigifcentrum;5° zelfmoordpreventie;6° teleonthaal;7° kindertelefoondiensten. Die diensten zijn tevens rechtstreeks en kosteloos bereikbaar vanuit openbare betaaltelefoons.

Artikel 9 De universele dienstverlener moet op de factuur van de abonnee de volgende rubrieken vermelden, samen met de verschuldigde bedragen voor die verschillende rubrieken : - abonnement; - eventuele huur van het toestel; - zonale gesprekken; - interzonale gesprekken; - gesprekken met mobiele diensten; - internationale gesprekken, oproep per oproep, tenzij de abonnee schriftelijk om het tegenovergestelde verzoekt; - 077-infokioskdiensten; - 0900-infokioskdiensten; - gesprekken met een correspondent die een nummer met gedeelde taxatie heeft.

De kosteloze oproepen, inclusief de oproepen aan de hulpdiensten, worden niet vermeld op de factuur van de oproeper.

Artikel 10 § 1. De universele dienstverlener past een prijs toe die overal in België de betaalbare prijs, bepaald volgens de nadere regels van artikel 11, voor eenzelfde dienstverlening van de basisdienst inzake spraaktelefonie, niet overschrijdt.

Wanneer de universele dienstverlener een bepaald verzoek tot aansluiting op het openbare vaste telefoonnet tegen de door haar bekendgemaakte tarieven en leveringsvoorwaarden onredelijk acht, moet hij het Instituut om instemming verzoeken teneinde de voorwaarden in dat geval te wijzigen. § 2. Onverminderd § 1, mag de universele dienstverlener verschillende tarieven toepassen voor eenzelfde verrichting. De tariefverschillen voor eenzelfde verrichting mogen enkel gebaseerd zijn op objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria.

Die gedifferentieerde tarieven worden gepubliceerd vóór toepassing op de abonnees. § 3. De schema's van de gedifferentieerde tarieven die op grond van § 2 van dit artikel door de universele dienstverlener zijn opgesteld met betrekking tot de basisdienst inzake spraaktelefonie worden voor advies aan het Instituut voorgelegd. § 4. De minimumdienst, bedoeld in artikel 84, § 1, 5° van de wet, wordt verleend aan abonnees met achterstal zonder onderbreking van de lijn, na het opsturen van een herinnering via gewone post en waarop niet is gereageerd tijdens een periode van tien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van verzending. De dienst wordt gratis in stand gehouden gedurende een minimumperiode van 90 werkdagen en mag enkel worden verleend aan natuurlijke personen die er enkel voor privé-doeleinden gebruik van kunnen maken.

Tijdens die periode van 90 dagen stelt de universele dienstverlener aan de abonnee een redelijk aanzuiveringsplan voor.

De algemene voorwaarden van de universele dienstverlener preciseren de voorwaarden waaronder hij de aansluiting mag schorsen in geval van weigering van het aanzuiveringsplan door de abonnee, indien het plan niet wordt nageleefd of indien een aanzuiveringsplan niet wordt nageleefd dat in het kader van een specifieke wetgeving is toegepast.

Die voorwaarden worden voor met redenen omkleed advies voorgelegd aan de ombudsdienst voor telecommunicatie en voor advies aan het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie.

De universele dienstverlener is verplicht het vertrouwelijke karakter te eerbiedigen van de inlichtingen die worden verstrekt bij de aanvraag van een afbetalingsplan.

In geval van beroep op de collectieve schuldaflossing ingesteld door een specifieke wetgeving, wordt de minimumdienst behouden gedurende de gehele procedure. § 5. De tariefvoorwaarden die door de universele dienstverlener zijn opgesteld worden ter informatie voorgelegd aan de ombudsdienst voor telecommunicatie en aan het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie.

Artikel 11 De universele dienstverlener past op alle residentiële eindgebruikers een betaalbaar tarief toe dat overeenkomt met het tarief voor de prestaties met betrekking tot de basisdienst inzake spraaktelefonie dat op 31 december 1997 van toepassing is, geïndexeerd op de dag waarop deze bijlage in werking treedt, in overeenstemming met de volgende regel : Tn< [(In-1/Io)-a].To waarin Tn = tarieven van alle prestaties met betrekking tot de basisdienst inzake spraaktelefonie op het einde van het nde kalenderjaar volgend op 31 december 1997;

To = tarieven van alle prestaties met betrekking tot de basisdienst inzake spraaktelefonie op het einde van het kalenderjaar 1997; a = correctiefactor met de waarde : voor 1998 : 0,01; voor 1999 : 0,02; voor 2000 en de volgende jaren : 0,03.

De Koning kan bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit, op advies van het Instituut, de waarde van de correctiefactor wijzigen voor de jaren die na 2000 komen.

In-1 = indexcijfer van de consumptieprijzen op 31 december voorafgaand aan het begin van het nde kalenderjaar volgend op 31 december 1997;

Io = indexcijfer van de consumptieprijzen op 31 december van het kalenderjaar 1997.

De modelprestaties en de weging ervan zijn als volgt bij de inwerkingtreding van de wet : - aansluitings- en verhuizingskosten : 2,31 %; - basisabonnementsgeld : 42,85 %; - verkeer uitgaand van toestellen van abonnees : 52,05 %; - verkeer uitgaand van openbare betaaltelefoons : 2,79 %.

De praktische regels inzake berekening van die tarieven zijn in bijlage A vastgelegd.

Artikel 12 De begunstigden van de tarieven bepaald in artikel 84, § 1, 8° van de wet, alsook deze tarieven worden in bijlage B, punten 1, 2, 3 en 4 gedetailleerd.

De begunstigden van de tarieven bepaald in artikel 86ter, § 2 van de wet, alsook deze tarieven, worden in bijlage 3, artikel 2 gedetailleerd.

Artikel 13 De universele dienstverlener garandeert een verminderd tarief voor de gesprekskosten op het grondgebied van de Europese Unie tijdens de daluren, met inbegrip van de gesprekskosten `s nachts, in het weekend en op feestdagen. De daluren vertegenwoordigen ten minste twaalf uren per dag.

Wat betreft het nationale telefoonverkeer, begint een weekend op vrijdag op het begin van de periode waarop het nachttarief aanvangt en eindigt het op maandag op het moment dat het dagtarief opnieuw geldt.

Wat betreft het internationale telefoonverkeer met bestemming Lid-Staten van de Europese Gemeenschap, begint een weekend op zaterdag op het begin van de periode waarop het nachttarief aanvangt en eindigt het op maandag op het moment dat het dagtarief opnieuw geldt.

Artikel 14 De tarieven die gelden voor prestaties uitgaand van openbare betaaltelefoons beantwoorden aan de voorwaarden van de artikelen 10, 11 en 13 van deze bijlage.

Artikel 15 De universele dienstverlener staat in voor de kosteloze en rechtstreekse toegang tot de in artikel 8 van deze bijlage bedoelde diensten vanuit openbare betaaltelefoons. HOOFDSTUK 4. - Diverse bepalingen en sancties Artikel 16 Het Instituut zorgt voor de controle op de naleving van de verplichtingen van de universele dienstverlener op grond van de eisen die hem opgelegd worden in deze bijlage.

Teneinde rekening te houden met het evolutieve karakter van de inhoud van de universele dienstverlening in het kader van de informatiemaatschappij, brengt het Instituut jaarlijks uiterlijk op 31 december verslag uit aan de minister over de andere diensten die bij wijze van universele dienstverlening zouden moeten worden verstrekt alsook over de nadere regels inzake de verstrekking ervan.

Artikel 17 In geval van een gebrekkige uitvoering door de universele dienstverlener van de in deze bijlage vastgelegde verplichtingen, vastgesteld op grond van de controles verricht krachtens artikel 16, zal de minister op het einde van elk kalenderjaar de universele dienstverlener voor elke soort van tekortkoming de betaling opleggen van een schadevergoeding die niet meer mag bedragen dan in totaal 1 % van de omzet die inzake universele dienstverlening is behaald.

Artikel 18 Het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 houdende de lijst van de diensten die worden gepresteerd bij wijze van universele dienstverlening inzake telecommunicatie wordt opgeheven de dag waarop deze bijlage in werking treedt.

BIJLAGE A. - Berekening van het indexcijfer van de tarieven van de basisdienst inzake spraaktelefonie krachtens artikel 11 Het indexcijfer van de tarieven van de basisdienst inzake spraaktelefonie is bestemd om de evolutie in de loop van de tijd te meten van de tarieven van de modelverrichtingen die het geheel van de prestaties van de basisdienst inzake spraaktelefonie van de universele dienstverlener vertegenwoordigen.

De in aanmerking genomen modelverrichtingen zijn de volgende : 1. Aansluitings- en verhuizingskosten : maximumkosten die worden betaald voor de aansluiting of verhuizing van een abonneelijn, in voorkomend geval gewogen op grond van de keuze van eventuele tariefplannen die geobserveerd zijn over een periode van twee maanden op een representatief staal van abonnees die niet onderworpen zijn aan de BTW en dat toevallig gekozen is onder de abonnees van een digitale centrale naar rato van 2 op 1 000.Indien de aansluitingskosten van de verhuizingskosten verschillen, wordt rekening gehouden met een gemiddelde prijs die als volgt is afgewogen : - aansluiting : 71,85 %; - verhuizing : 28,15 %. 2. Basisabonnementsgeld : abonnementsgeld dat van toepassing is in de duurste geografische zone, eventueel gewogen op grond van de keuze van eventuele tariefplannen die over het gehele grondgebied aangeboden worden en geobserveerd zijn over een periode van twee maanden op een representatief staal van abonnees die niet onderworpen zijn aan de BTW en dat toevallig gekozen is onder de abonnees van een digitale centrale naar rato van 2 op 1 000.3. Verkeer uitgaand van toestellen van abonnees : geldende tarieven afgewogen op basis van de verschillende soorten van telefoonverbinding, bepaald door het Instituut en waargenomen gedurende een periode van twee maanden, door een representatief monster van niet aan BTW onderworpen abonnees die toevallig gekozen zijn onder de abonnees die op een digitale centrale aangesloten zijn naar rato van 2 op 1 000.Bij de bepaling van de geldende tarieven wordt rekening gehouden met eventuele tariefplannen die over het gehele grondgebied aangeboden worden en geobserveerd zijn over een periode van twee maanden op een representatief staal van abonnees die niet onderworpen zijn aan de BTW en dat toevallig gekozen is onder de abonnees van een digitale centrale naar rato van 2 op 1 000. 4. In voorkomend geval, wordt ervan uitgegaan dat elke categorie van abonnees het tariefplan neemt dat voor haar qua prijs het gunstigst is, namelijk het plan dat het bedrag van haar factuur minimaliseert rekening houdend met zijn verbruiksprofiel.5. De weging van aansluitings- en verhuizingskosten, basisabonnementsgeld, verkeer uitgaand van toestellen van abonnees en verkeer uitgaand van openbare betaaltelefoons wordt aangepast wanneer het Instituut dat nuttig acht. BIJLAGE B. - Tarieven verleend door de universele dienstverlener om sociale of humanitaire redenen De universele dienstverlener past ten minste de tariefverminderingen toe die hierna worden gedetailleerd : 1. Sociaal telefoontarief 1.1. Het sociaal telefoontarief wordt vastgesteld als volgt : 1° vergoeding voor beschikbaarstelling van de lijn en het abonnementsgeld zijn gelijk aan 50 % van het normale tarief;2° gesprekskosten : normaal tarief : de kosteloosheid wordt nochtans toegekend voor de binnenlandse gesprekken ten belope van ten hoogste 50 tariefeenheden per tijdvak van twee maanden; 3° voor de personen bepaald in punt 1.3, 3° bestaat het sociaal telefoontarief uit de kostenloze terbeschikkingstelling van 50 tariefeenheden per tijdvak van twee maanden. Deze tariefeenheden worden toegekend volgens de nadere regels bepaald door het Instituut. 1.2. Het sociaal telefoontarief geldt uitsluitend onder het stelsel van het gewone abonnement voor een normale aansluiting. De houder ervan mag slechts over één telefoonaansluiting beschikken. 1.3. Het voordeel van het sociaal telefoontarief kan op zijn verzoek worden genoten door iedere persoon die : 1° hetzij de volle de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt en - alleen woont; - samenwoont met één of meer personen die ten volle 60 jaar oud zijn, onverminderd 1.4.

Mogen eveneens met de begunstigde samenwonen, zijn kinderen en kleinkinderen die de leeftijd van het einde van de leerplicht niet hebben bereikt. De kleinkinderen moeten bovendien wees zijn die beide ouders hebben verloren of bij gerechtelijke beslissing aan de grootouders zijn toevertrouwd.

De ten aanzien van zijn kinderen en kleinkinderen gestelde leeftijdsgrens geldt niet voor descendenten die voor minstens 66 % getroffen zijn door ontoereikendheid of vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens één of meer aandoeningen.

Het bruto-inkomen van de begunstigde, gecumuleerd met het bruto-inkomen van de personen die bij toepassing van 1° hiervoor eventueel met hem samenwonen, mag de bedragen niet te boven gaan die worden vastgesteld overeenkomstig artikel 1, § 1 van het koninklijk besluit van 1 april 1981 ter bepaling van het jaarbedrag van de inkomsten welke bedoeld zijn in artikel 37, §§ 1, 2 en 4 en houdende uitvoering van artikel 49, § 5, derde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering inzake ziekenzorg en schadeloosstelling, gecoördineerd op 14 juli 1994; 2° hetzij ten minste 66 % gehandicapt is en volle 18 jaar oud is en : - alleen woont; - samenwoont, hetzij met ten hoogste twee personen, hetzij met bloed- of aanverwanten van de eerste of de tweede graad.

Het bruto-inkomen van de begunstigde, gecumuleerd met het bruto-inkomen van de personen die bij toepassing van 2° hiervoor eventueel met hem samenwonen, mag de bedragen niet te boven gaan die worden vastgesteld overeenkomstig artikel 1, § 1 van het koninklijk besluit van 1 april 1981 ter bepaling van het jaarbedrag van de inkomsten welke bedoeld zijn in artikel 37, §§ 1, 2 en 4 en houdende uitvoering van artikel 49, § 5, derde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering inzake ziekenzorg en schadeloosstelling, gecoördineerd op 14 juli 1994; 3° hetzij persoonlijk het voorwerp is van één van de volgende beslissingen : a) beslissing om een bestaansminimum toe te kennen, krachtens de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum;b) beslissing tot een educatieve begeleiding van financiële aard, genomen door een raad voor maatschappelijk welzijn krachtens de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. 1.4. Wonen in een hotel, een rusthuis of een andere vorm van gemeenschapsleven opent geen recht op het voordeel van het sociaal telefoontarief, behalve indien de begunstigde over een abonnement beschikt op zijn eigen naam dat uitsluitend door hem kan worden gebruikt. 1.5. Als voor minstens 66 % gehandicapt, wordt beschouwd de persoon : 1° die bij administratieve of gerechtelijke beslissing minstens 66 % blijvend fysisch of psychisch gehandicapt of arbeidsongeschikt is verklaard;2° in wiens hoofde na de periode van primaire ongeschiktheid bepaald in artikel 87 van de wet betreffende de verplichte verzekering inzake ziekenzorg en schadeloosstelling, gecoördineerd op 14 juli 1994, een vermindering van het verdienvermogen tot een derde of minder wordt vastgesteld, zoals bepaald in artikel 100 van diezelfde wet;3° in wiens hoofde in het kader van de inkomensvervangende tegemoetkoming een vermindering van het verdienvermogen tot een derde of minder, zoals bepaald in artikel 2 van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, werd vastgesteld;4° in wiens hoofde een vermindering van de graad van zelfredzaamheid van minstens 9 punten werd vastgesteld overeenkomstig de handleiding en de medisch-sociale schaal van toepassing in het kader van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten. 1.6. Het verzoek om het voordeel van het sociaal telefoontarief te genieten moet bij de universele dienstverlener worden ingediend. Het Instituut bepaalt de stukken die moeten bewijzen dat aan de voorwaarden voor het verlenen van het sociaal telefoontarief is voldaan. 1.7. De reeds op het telefoonnet aangesloten personen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, genieten het voordeel van het sociaal telefoontarief na het verstrijken van de eerste vervaldag van hun abonnement die volgt op het indienen van hun verzoek. 1.8. De begunstigde van het sociaal telefoontarief moet : 1° de universele dienstverlener dadelijk kennis geven van het feit dat hij niet verder voldoet aan een van de gestelde voorwaarden om het voordeel van dat tarief te genieten;2° onmiddellijk de bedragen bijpassen die hij door het ten onrechte genieten van het sociaal telefoontarief heeft ontdoken ten gevolge van onder andere een onvolledige of valse verklaring omtrent die voorwaarden. 1.9. Het genot van het sociaal telefoontarief zal worden ingetrokken vanaf de eerste vervaldag van het abonnement die volgt op de datum waarop niet meer wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden. 2. Speciaal telefoontarief ten voordele van sommmige gehoorgestoorden en personen bij wie een laryngectomie werd uitgevoerd. 2.1. Het speciaal telefoontarief ten gunste van sommmige gehoorgestoorden en personen bij wie een laryngectomie werd uitgevoerd bestaat in een vermindering van 50 % op de zonale en interzonale gesprekkosten boven de 1 500 frank per tijdvak van twee maanden. 2.2. Het speciaal telefoontarief waarvan sprake in punt 2.1 hiervoor geldt enkel onder het stelsel van het gewoon abonnement voor een normale aansluiting. De installatie van de aanvrager moet uitgerust zijn met een voor doven goedgekeurd telefoontoestel. Indien voornoemd toestel niet door de universele dienstverlener werd geleverd, moet een aankoopbewijs worden voorgelegd. 2.3. De korting wordt slechts toegekend voor één aansluiting per begunstigde. 2.4. Het voordeel van het speciaal telefoontarief waarvan sprake in punt 1 hiervoor, kan op zijn verzoek worden genoten door iedere persoon, houder van een aansluiting op het telefoonnet die : 1° hetzij minstens een gehoorverlies heeft van 70 dB voor het beste oor volgens de classificatie van het Internationaal Bureau voor Audiophonologie (IBAP);2° hetzij een laryngectomie heeft ondergaan. De ouders of grootouders, houder van een telefoonaansluiting, kunnen het bewuste tarief genieten indien hun kind of kleinkind dat bij hen inwoont, voldoet aan één van de bovengemelde voorwaarden inzake de handicap. 2.5. De handicap die recht geeft op voornoemd speciaal telefoontarief moet blijken uit een administratieve of gerechtelijke beslissing. 2.6. Het verzoek om het voordeel van het sociaal telefoontarief waarvan sprake in bovenvermeld punt 2.1 te genieten moet bij de universele dienstverlener worden ingediend. Het Instituut bepaalt de stukken die moeten bewijzen dat aan de voorwaarden voor het verlenen van het sociaal telefoontarief is voldaan. 2.7. De reeds op het telefoonnet aangesloten personen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, genieten het voordeel van voornoemd speciaal telefoontarief na het verstrijken van de eerste vervaldag van hun abonnement die volgt op het indienen van hun verzoek. 2.8. De begunstigde van bewust speciaal telefoontarief moet : 1° de universele dienstverlener dadelijk kennis geven van het feit dat hij niet verder voldoet aan een van de gestelde voorwaarden om het voordeel van dat tarief te genieten;2° onmiddellijk de bedragen bijpassen die hij door het ten onrechte genieten van het gezegde speciaal telefoontarief heeft ontdoken ten gevolge van onder andere een onvolledige of valse verklaring omtrent die voorwaarden. 2.9. Het genot van het genoemd speciaal telefoontarief wordt ingetrokken vanaf de eerste vervaldag van het abonnement die volgt op de datum waarop niet meer aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. 3. Speciaal telefoontarief ten voordele van de militaire oorlogsblinden. Een vermindering van 50 % wordt toegestaan op het abonnementsgeld voor de basisdienst inzake spraaktelefonie. 4. Speciaal telefoontarief ten gunste van politieke dagbladen, van dagbladen van algemene informatie, van sommige informatieweekbladen en van het agentschap Belga. Een vermindering van 50 % wordt toegestaan op het abonnementsgeld voor de basisdienst inzake spraaktelefonie en op de telefoongesprekskosten in binnenlandse dienst voor de aansluitingen geïnstalleerd op de zetel van de redactie en in de woning van beroepsjournalisten die aan hun dienst zijn gehecht en geen enkel ander beroep uitoefenen. Onder informatieweekblad dient te worden verstaan een weekblad dat op hetzelfde papier en hetzelfde formaat is opgesteld als een dagblad, uitgezonderd de tijdschriften en geïllustreerde bladen aangesloten bij de Nationale Federatie der Informatie Weekbladen.

BIJLAGE C. - Te publiceren inlichtingen door de universele dienstverlener De universele dienstverlener publiceert de volgende informatie : 1. Naam en adres van zijn hoofdzetel. 2. Met betrekking tot het vaste openbare basistelefoonnet : 2.1. de beschrijving van de interfaces van de gebruikte aansluitpunten, met inbegrip van, indien van toepassing, de verwijzingen naar de nationale en/of internationale normen of aanbevelingen voor analoge en/of digitale netwerken : - interface voor enkelvoudige aansluiting; - interface voor meervoudige aansluiting; - interface voor direct inkiezen (DDI); - overige gebruikte interfaces; 2.2. de wijzigingen op de specifieke karakteristieken van het netwerk die invloed hebben op de goede werking van de goedgekeurde eindapparatuur. 3. Met betrekking tot de basisdienst inzake spraaktelefonie : 3.1. de beschrijving van de verstrekte basisdienst inzake spraaktelefonie, met inbegrip van de hulpdienst, de dienst inlichtingen en de overige diensten met gratis toegang, namelijk : - de leveringsvoorwaarden inzake aansluitingen, met inbegrip van de procedure inzake bestelling en de voorwaarden voor de aansluiting van eindtoestellen (eisen met betrekking tot eindapparatuur, eventueel met inbegrip van voorwaarden met betrekking tot de bekabeling van lokalen van de klant en de plaatsing van het aansluitpunt); - normale en specifieke voorwaarden van de dienst voor het opheffen van storingen en soorten geboden onderhoudsdiensten; - leveringsvoorwaarden inzake hulpdiensten; - leveringsvoorwaarden inzake de dienst inlichtingen; - leveringsvoorwaarden inzake diensten met tussenkomst van een telefonist; - modaliteiten inzake facturatie, met inbegrip van tussentijdse facturatie en gedetailleerde facturatie; - procedure in geval van niet-betaling van de factuur; 3.2. de tarieven, namelijk : - tarieven, met inbegrip van de gedifferentieerde tarieven; - gratis toegang; - speciale tarieven; - de technische tarieven voor prestatievoorwaarden; 3.3. wachttijd voor initiële aansluiting, namelijk : - het percentage dat het aandeel uitdrukt van de geldige contracten tot aansluiting, afgesloten in de loop van de observatieperiode en waarbij de klant geen wens heeft geuit om op een bepaald tijdstip dat hem past te worden aangesloten, waaraan binnen de vijf dagen werd voldaan; - het percentage dat het aandeel uitdrukt van de geldige contracten tot aansluiting afgesloten in de loop van de observatieperiode en waarbij de klant geen wens heeft geuit om op een bepaald tijdstip te worden aangesloten, waaraan binnen de 8 dagen werd voldaan; - het percentage dat het aandeel uitdrukt van de geldige contracten tot aansluiting afgesloten in de loop van de observatieperiode waaraan werd voldaan op de dag die door de operator en de aanvrager werd overeengekomen; - de 95 percentielwaarden voor de wachttijd bij een aansluiting op het openbare geschakelde telefoonnet in die gevallen waar de klant geen wens heeft geuit om op een bepaald tijdstip dat hem past te worden aangesloten; - storingspercentage per toegangslijn per jaar; 3.4. storingspercentage per toegangslijn, namelijk : - het percentage dat het gemiddeld aantal fouten per toegangslijn per observatieperiode weergeeft; 3.5. duur voor de herstelling van een storing, namelijk : - het percentage van storingen die vóór het einde van de werkdag volgend op de dag van de melding werden opgeheven; - het percentage van storingen die vóór het einde van de vierde werkdag werden opgeheven; 3.6. het percentage niet geslaagde oproepen, namelijk de percentages voor nationaal verkeer, verkeer naar de Europese Unie en buiten de Europese Unie, alsook de gebruikte meetmethode en accuraatheid; 3.7. de duur om een verbinding tot stand te brengen, namelijk de 95 percentielwaarden voor de duur om een verbinding tot stand te brengen voor nationaal verkeer, verkeer naar de Europese Unie en buiten de Europese Unie, alsook de gebruikte meetmethode en accuraatheid; 3.8. de maximale antwoordtijd voor diensten met tussenkomst van een telefonist, namelijk de gemiddelde antwoordtijd voor diensten met tussenkomst van een telefonist met de vermelding van de accuraatheid; 3.9. de duur van de herstelling van een defect aan openbare betaaltelefoons, namelijk het percentage dat het aandeel van de storingen die binnen de 48 uur na vaststelling door de universele dienstverlener werden opgeheven, uitdrukt; 3.10. het aandeel van de in staat van werking zijn de openbare betaaltelefoons, namelijk het percentage dat het gemiddeld aandeel van de in staat van werking zijnde openbare betaaltelefoons uitdrukt; 3.11. de betwistingen van en complexe vragen over facturatie, namelijk het percentage dat het aandeel van betwistingen van en complexe vragen over de facturatie op het totaal aantal verzonden facturen uitdrukt. 4. Met betrekking tot openbare betaaltelefoons : - de beschrijving van de dienst; - de tarieven, met inbegrip van de gedifferentieerde tarieven en gratis toegang; - de technische gebruiksvoorwaarden : mogelijke betalingswijzen; leveringsvoorwaarden van de dienst voor de opheffing van storingen. 5. Met betrekking tot de schadevergoedingen, het eventuele beleid inzake schadelloosstelling en/of terugbetaling. De te publiceren inlichtingen vermelden, naast onderstaande punten, eveneens expliciet welke de opgelegde basiskwaliteitsvereisten uit het artikel 2 van deze bijlage zijn, welke de gebruikte meetmethode was en welke de accuraatheid van de statistieken is.

De inlichtingen worden gepubliceerd op de wijze die door de Koning wordt vastgesteld op advies van het Instituut, overeenkomstig artikel 105septies van de wet.

BIJLAGE 2. - Betreffende de methodologie voor de berekening van de kosten van de universele dienstverlening en de nadere regels voor de bijdrage in het Fonds voor de universele dienstverlening inzake Telecommunicatie en voor de tegemoetkoming vanwege het Fonds HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Artikel 1 Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder : 1° Wet : de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;2° Openbaar telecommunicatienet : een telecommunicatienet dat geheel of gedeeltelijk wordt gebruikt voor de verstrekking van voor het publiek toegankelijke telecommunicatiediensten;3° Spraaktelefoondienst : de aan het publiek beschikbaar gestelde dienst voor de commerciële exploitatie van het rechtstreekse transport van spraak in real-time via het openbaar geschakeld net en die aan elke gebruiker de mogelijkheid biedt om gebruik te maken van de op een netwerkaansluitpunt aangesloten apparatuur om te communiceren met een andere gebruiker van op een ander aansluitpunt aangesloten apparatuur;4° Geografische universele basisdienst : de dienst in de zin van artikel 84, § 1, 1° van de wet;5° Sociale en speciale tarieven : de tarieven waarvan sprake in artikel 84, § 1, 8° van de wet;6° Dienst inlichtingen : de dienst waarvan sprake in artikel 84, § 1, 4° van de wet;7° Universele telefoongids : de universele witte telefoongids, bedoeld in artikel 84, § 1, 7° van de wet;8° Openbare betaaltelefoon : een voor het publiek toegankelijk telefoontoestel, voor het gebruik waarvan met bijvoorbeeld munten, debietkaarten en/of vooruitbetaalde telefoonkaarten wordt betaald, dat bedoeld is in artikel 84, § 1, 6° van de wet;9° Fonds : het fonds voor de universele dienstverlening, zoals bepaald in artikel 86, § 1 van de wet.10° Instituut : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, afgekort BIPT, bedoeld in artikel 71 van de wet;11° Universele dienstverlener : Belgacom en elke operator die gemachtigd is de universele dienst te verlenen op het gehele grondgebied volgens artikel 83 van de wet. Artikel 2 De methodologie voor de berekening van de kosten van de universele dienstverlening en de nadere regels voor de bijdrage in het fonds voor de universele dienstverlening zijn onder gelijke voorwaarden van toepassing op alle universele dienstverleners.

Artikel 3 Het fonds wordt beheerd en vertegenwoordigd door de leidinggevende ambtenaar van het Instituut, bijgestaan door de door hem aangewezen ambtenaren.

De jaarrekening en het jaarverslag van het fonds en het verslag over het beheer van het fonds worden samen met die van het Instituut gepubliceerd. HOOFDSTUK 2. - De methodologie voor de berekening van de kosten van de universele dienstverlening Artikel 4 § 1. De kosten van de universele dienstverlening die ten laste komen van de bijdragers, vermeld in artikel 86, § 2 van de wet, worden door de universele dienstverlener berekend op grond van de som van de volgende elementen : 1° de nettokosten van de geografische universele basisdienst;2° de nettokosten die voortvloeien uit de sociale en speciale tarieven, met inbegrip van de dienst bepaald in artikel 84, § 1, 5° van de wet;3° de nettokosten van de dienst inlichtingen;4° de nettokosten die voortvloeien uit de exploitatie van de openbare betaaltelefoons;5° de nettokosten van de witte telefoongids. Bij die kosten worden de kosten opgeteld die het Instituut heeft gedragen en berekend voor het deel dat overeenstemt met de financiering van de activiteiten van artikel 84, § 1 van de wet. § 2. De nettokosten van de geografische universele basisdienst bestaan uit alle kosten die het Instituut relevant acht om de abonnees van de voor de universele dienstverlener niet-rendabele spraaktelefoondiensten te bedienen, uitgaande van een evenwichtige tariefstructuur. Om die netto-kosten vast te stellen houdt het Instituut rekening met de rechtstreekse en onrechtstreekse ontvangsten die worden voortgebracht door de geografische universele dienstverlening. § 3. De nettokosten van de sociale en speciale tarieven bestaan uit het verschil tussen de gemiddelde kosten voor de beschikbaarstelling van een lijn en de verminderde prijs, betaald door de genieters van die tarieven en de kosten van de gratis tariefeenheden. § 4. De nettokosten van de dienst inlichtingen zijn het verschil tussen de ontvangsten van die dienst en de specifieke kosten ervan.

Uitgesloten zijn de kosten die zouden kunnen resulteren uit een gebruik van de dienst inlichtingen voor andere doeleinden. § 5. De nettokosten van de exploitatie van de openbare betaaltelefoons zijn het verschil tussen de ontvangsten van de exploitatie van de structureel niet-rendabele openbare betaaltelefoons en de overeenstemmende kosten ervan. § 6. De nettokosten van de witte telefoongids zijn samengesteld uit de netto-kosten van de vervaardiging, publikatie en verspreiding van een witte telefoongids. § 7. De kosten voor het beheer van het fonds bestaan uit alle kosten die verband houden met de werking van het fonds en die gedragen worden door het Instituut. Dat bedrag wordt vastgesteld door het Instituut en wordt uitgesplitst in beheerskosten die overeenstemmen met de financiering van de activiteiten van artikel 84, § 1 van de wet en de overige beheerskosten. Dat bedrag vormt een bijzonder artikel op de begroting van het Instituut. De Koning stelt, bij een in de Ministerraad overlegd besluit het maximumbedrag vast van de kosten voor het beheer van het fonds. § 8. De principes met betrekking tot de juiste methodologie voor de berekening van de in de §§ 1 tot 6 van dit artikel vermelde kosten, worden opgenomen in een ministerieel besluit op advies van het Instituut.

Artikel 5 § 1. Op grond van de in artikel 4 van deze bijlage uiteengezette methodologie staat het Instituut in voor de jaarlijkse verificatie en goedkeuring van de berekening van de kosten van de universele dienstverlening. Daartoe stelt de universele dienstverlener voor 31 maart van het daaropvolgende jaar aan het Instituut in de vorm die het vaststelt, de inlichtingen beschikbaar die het Instituut nodig acht voor de bepaling van de nettokosten van de universele dienstverlening. § 2. Het resultaat van de berekening van de nettokosten van de universele dienstverlening voor een jaar wordt voor 30 juni van het volgende jaar gepubliceerd. HOOFDSTUK 3. - De bijdragers in het fonds Artikel 6 Het Instituut publiceert ter informatie jaarlijks voor 31 maart de lijst van de personen die overeenstemmen met de categorieën die in artikel 86, § 2 van de wet zijn vastgelegd. HOOFDSTUK 4. - De nadere regels voor de bijdrage in het fonds en voor de tegemoetkoming vanwege het fonds Artikel 7 § 1. De bijdrage in het fonds vanwege de personen vermeld in artikel 86, § 2 van de wet waarvan de omzet hoger is dan 500 miljoen frank wordt als volgt berekend : de kosten van de universele dienstverlening zoals bedoeld in artikel 4, vermenigvuldigd met de breuk die wordt verkregen door de omzet van de bijdrager voor de diensten bepaald door artikel 86, § 2, 1° en 2° te delen door de totale omzet terzake in de sector zoals gepreciseerd in artikel 8 van deze bijlage. § 2. De omzetcijfers worden berekend op grond van de jaarrekeningen die betrekking hebben op het jaar waarvoor de kosten van de universele dienstverlening worden berekend.

Om de respectieve omzetcijfers zoals bepaald in § 1 van dit artikel vast te stellen, doen de bijdragers in het fonds aan het Instituut op zijn verzoek en binnen de door hem voorgeschreven termijn alle documenten toekomen die het Instituut nodig acht. Indien deze gegevens niet worden overgezonden zal het Instituut de omzet van de betrokken persoon vaststellen enkel op grond van de elementen waarover het beschikt. § 3. Voor de leveranciers van spraaktelefoondiensten en de leveranciers van voor het publiek bestemde telecommunicatiediensten wordt het bedrag van de omzet verminderd met het bedrag dat aan een leverancier van een openbaar telecommunicatienet is betaald en ook de interconnectiekosten. Dat bedrag zal worden berekend op grond van de boekhoudkundige documenten.

Artikel 8 De totale omzet van de sector wordt berekend als zijnde de som van de omzetcijfers van de bijdragers in het fonds voor de universele dienstverlening inzake telecommunicatie, zoals bedoeld in artikel 86, § 2 van deze wet.

Artikel 9 § 1. De personen, bedoeld in artikel 86, § 2 van de wet storten gedurende het lopende jaar voorschotten in het fonds, volgens de nadere regels die hierna worden vermeld : - eerste voorschot voor 31 maart, - tweede voorschot voor 30 juni, - derde voorschot voor 30 september, - vierde voorschot voor 31 december. § 2. Om het bedrag van de in § 1 van dit artikel bedoelde voorschotten te bepalen, maken de personen, bedoeld in artikel 86, § 2 van de wet een raming van hun omzet voor het lopende kwartaal. Het bedrag van de voorschotten stemt overeen met hetgeen had moeten worden betaald, rekening houdend met de geschatte omzet, op grond van het niveau van deelname van het laatste jaar waarover de kosten van de universele dienstverlening zijn gepubliceerd. § 3. De universele dienstverlener wordt vrijgesteld van de storting van de in § 1 van dit artikel vermelde voorschotten.

Artikel 10 De ontvangen voorschotten waarvan het bedrag is afgetrokken dat overeenstemt met de kosten, vermeld in artikel 4, § 1, 6 ° van deze bijlage worden door het fonds aan de universele dienstverlener overgemaakt in de maand die volgt op de in artikel 9, § 1 van deze bijlage bedoelde data.

Het deel van de voorschotten dat overeenstemt met de kosten, vermeld in artikel 4, § 1, 6° van deze bijlage wordt door het fonds aan het Instituut betaald in de maand die volgt op de in artikel 9, § 1 van deze bijlage bedoelde data.

Artikel 11 § 1. Voor 30 juni van het jaar dat volgt op het jaar waarin de voorschotten zijn betaald, publiceert het Instituut het definitieve bedrag van de participatie van elk van de bijdragers in het fonds, alsmede de eventuele procedure voor aanzuivering van de rekeningen. § 2. In de maand van de in § 1 van dit artikel bedoelde publicatie worden de rekeningen betreffende de universele dienstverlening aangezuiverd, zowel wat de universele dienstverlener als wat de overige bijdragers betreft. Daartoe ontvangt en verdeelt het fonds de eventuele bedragen ter vereffening. § 3. Indien blijkt dat de voorschotten die een bijdrager heeft gestort 10 % lager liggen dan het definitieve bedrag van de bijdrage zoals het berekend is door het Instituut en dat dit verschil toe te schrijven is aan een onderschatting van de omzet, is op het verschil een intrest verschuldigd die op jaarbasis berekend wordt tegen een tarief dat gelijk is aan het percentage van de verhoging in geval van uitblijvende of onvolledige voorafbetalingen op de belasting voor natuurlijke personen.

De bedragen die deze intresten vertegenwoordigen, alsook de eventuele intresten op de aan het fonds betaalde sommen worden het volgende jaar in mindering gebracht van de kosten van de universele dienstverlening.

Artikel 12 Om de overige kosten van de universele dienstverlening te dekken dan die welke in artikel 4 van deze bijlage zijn vermeld, kan het fonds als bron van inkomsten een krediet van de algemene uitgavenbegroting hebben.

BIJLAGE 3. - Tot vaststelling van de technische en financiële prestatievoorwaarden betreffende de diensten die worden aangeboden met het oog op de tegemoetkoming aan de bijzondere sociale behoeften bedoeld in artikel 86, § 2 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven Artikel 1 Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder : - Instituut : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, afgekort BIPT, bedoeld in artikel 71 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven; - scholen : alle instellingen van het secundair of hoger onderwijs die behoren tot het net van een Gemeenschap, van een Provincie, van een Gemeente of tot een vrij gesubsidieerd net; - openbare bibliotheken : elke openbare bibliotheek erkend door de Federale Staat of door een Gemeenschap; - ziekenhuizen : de instellingen voor gezondheidszorg zoals bepaald in artikel 2 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987; - operator : Belgacom en elke operator die de toelating heeft om op het gehele grondgebied de in artikel 86ter, § 2 omschreven dienst te verlenen.

Artikel 2 Overeenkomstig artikel 86ter, § 2 biedt de operator de volgende tarieven : 1. Speciaal tarief ten gunste van ziekenhuizen 1.1. Het speciaal tarief ten gunste van ziekenhuizen wordt als volgt vastgesteld : 1° de beschikbaarstelling van een lijn met een capaciteit die interactiviteit toelaat, met het oog op het verlenen van toegang tot gegevensnetwerken, met name Internet, is gratis;2° het abonnementsgeld wordt ten opzichte van het normale tarief met 50 % verminderd;3° gesprekskosten : normaal tarief;de kosteloosheid wordt nochtans toegekend voor de binnenlandse gesprekken ten belope van ten hoogste 150 uur zonale gesprekken per tijdvak van twee maanden. 1.2. Het speciaal tarief is enkel geldig voor een gebruik dat beperkt is tot de aansluiting op en het gebruik van het computernetwerk Internet. Elke andere soort van verbinding is uitgesloten van het genot van dat tarief. 1.3. Het voordeel van het speciaal tarief wordt aan elk ziekenhuis op diens verzoek toegekend. 1.4. Het verzoek om het voordeel van het speciaal tarief te genieten moet bij de operator worden ingediend. Het Instituut bepaalt de stukken die moeten bewijzen dat aan de voorwaarden voor het verlenen van het speciaal tarief is voldaan. Onder die stukken moet zich met name het bewijs van de aansluiting bij een leverancier van Internet-diensten bevinden. 1.5. De begunstigde van het speciaal tarief ten voordele van ziekenhuizen moet : 1° de operator dadelijk kennis geven van het feit dat hij niet verder voldoet aan een van de gestelde voorwaarden om het voordeel van dat tarief te genieten;2° onmiddellijk de bedragen bijpassen die hij door het ten onrechte genieten van het voornoemde speciaal tarief heeft ontdoken ten gevolge van onder andere een onvolledige of valse verklaring omtrent die voorwaarden. 1.6. Het genot van het speciaal tarief wordt ingetrokken vanaf de eerste vervaldag van het abonnement die volgt op de datum waarop niet meer aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. 2. Speciaal tarief ten voordele van scholen 2.1. Het speciaal tarief ten gunste van scholen wordt als volgt vastgesteld : 1° de beschikbaarstelling van een lijn met een capaciteit die interactiviteit mogelijk maakt met het oog op het verlenen van toegang tot gegevensnetwerken, met name Internet, is gratis;2° het abonnementsgeld wordt ten opzichte van het normale tarief met 50 % verminderd;3° gesprekskosten : normaal tarief;de kosteloosheid wordt nochtans toegekend voor de binnenlandse gesprekken ten belope van ten hoogste 200 uur zonale gesprekken per tijdvak van twee maanden. 2.2. Het speciaal tarief is enkel geldig voor een gebruik dat beperkt is tot de aansluiting op en het gebruik van het computernetwerk Internet. Elke andere soort van verbinding is uitgesloten van het genot van dat tarief. 2.3. Het voordeel van het speciaal tarief wordt aan elke school op haar verzoek toegekend. 2.4. Het verzoek om het voordeel van het speciaal tarief te genieten moet bij de operator worden ingediend. Het Instituut bepaalt de stukken die moeten bewijzen dat aan de voorwaarden voor het verlenen van het speciaal tarief is voldaan. Onder die stukken moet zich met name het bewijs van de aansluiting bij een leverancier van Internetdiensten bevinden. 2.5. De begunstigde van het speciaal tarief ten voordele van scholen moet : 1° de operator dadelijk kennis geven van het feit dat hij niet verder voldoet aan een van de gestelde voorwaarden om het voordeel van dat tarief te genieten;2° onmiddellijk de bedragen bijpassen die hij door het ten onrechte genieten van het voornoemde speciaal tarief heeft ontdoken ten gevolge van onder andere een onvolledige of valse verklaring omtrent die voorwaarden. 2.6. Het genot van het speciaal tarief wordt ingetrokken vanaf de eerste vervaldag van het abonnement die volgt op de datum waarop niet meer aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. 3. Speciaal tarief ten gunste van openbare bibliotheken 3.1. Het speciaal tarief ten gunste van openbare bibliotheken wordt als volgt vastgesteld : 1° de beschikbaarstelling van een lijn met een capaciteit die interactiviteit mogelijk maakt met het oog op het verlenen van toegang tot gegevensnetwerken, met name Internet, is gratis;2° het abonnementsgeld wordt ten opzichte van het normale tarief met 50 % verminderd;3° gesprekskosten : normaal tarief;de kosteloosheid wordt nochtans toegekend voor de binnenlandse gesprekken ten belope van ten hoogste 250 uur zonale gesprekken per tijdvak van twee maanden. 3.2. Het speciaal tarief is enkel geldig voor een gebruik dat beperkt is tot de aansluiting op en het gebruik van het computernetwerk Internet. Elke andere soort van verbinding is uitgesloten van het genot van dat tarief. 3.3. Het voordeel van het speciaal tarief wordt aan elke openbare bibliotheek op diens verzoek toegekend. 3.4. Het verzoek om het voordeel van het speciaal tarief te genieten moet bij de operator worden ingediend. Het Instituut bepaalt de stukken die moeten bewijzen dat aan de voorwaarden voor het verlenen van het speciaal tarief is voldaan. Onder die stukken moet zich met name het bewijs van de aansluiting bij een leverancier van Internetdiensten bevinden. 3.5. De begunstigde van het speciaal tarief ten voordele van openbare bibliotheken moet : 1° de operator dadelijk kennis geven van het feit dat hij niet verder voldoet aan een van de gestelde voorwaarden om het voordeel van dat tarief te genieten;2° onmiddellijk de bedragen bijpassen die hij door het ten onrechte genieten van het voornoemde speciaal tarief heeft ontdoken ten gevolge van onder andere een onvolledige of valse verklaring omtrent die voorwaarden. 3.6. Het genot van het speciaal tarief wordt ingetrokken vanaf de eerste vervaldag van het abonnement die volgt op de datum waarop niet meer aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.

Artikel 3 Voor de begunstigde instellingen waarvan de omschrijving onder hun bevoegdheden valt, kunnen de gemeenschappen in akkoord met de minister zich tot de operator richten om de hoedanigheid van de begunstigde instellingen, het aantal begunstigde instellingen en het aantal uren zonale communicatie te wijzigen, teneinde de totale voordelen bedoeld in deze bijlage, te herverdelen.

Het Instituut ziet erop toe dat die mogelijkheid voor de federale overheid geen bijkomende kosten met zich brengt.

Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^