gepubliceerd op 14 april 1999
Koninklijk besluit tot aanpassing van sommige bepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven aan de richtlijnen van de Europese Unie en tot wijziging van sommige bepalingen van die wet met betrekking tot de universele dienstverlening
4 MAART 1999. - Koninklijk besluit tot aanpassing van sommige bepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven aan de richtlijnen van de Europese Unie en tot wijziging van sommige bepalingen van die wet met betrekking tot de universele dienstverlening
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Sedert de publicatie in het Belgisch Staatsblad van 30 december 1997 van de wet van 19 december 1997 tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven teneinde het reglementaire kader aan te passen aan de verplichtingen die inzake vrije mededinging en harmonisatie op de markt voor telecommunicatie, voortvloeien uit de van kracht zijnde beslissingen van de Europese Unie, zijn er een zeker aantal contacten geweest tussen de Europese overheden en de Belgische overheid met betrekking tot de manier waarop die wet tegemoet kwam aan de eisen van de Europese richtlijnen die van toepassing zijn op de telecommunicatiesector.
Om de wensen van de Europese overheden in te willigen wordt op grond van de bevoegdheid die artikel 122 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven aan de Koning verleent, voorgesteld om wijzigingen aan te brengen in de aanvankelijke tekst van de wet wat betreft de definitie van de essentiële eisen, de reglementering inzake telefoongidsen, de bevoegdheden van de Kamer voor Interconnectie, bijzondere toegang en gedeeld gebruik, de reikwijdte van de universeledienst, en ook op het gebied van de verplichtingen inzake Interconnectie voor organisaties met een sterke positie op de markt.
In artikel 1 van de gecoördineerde wet is een nieuwe definitie ingevoerd van het begrip essentiële eisen die in de plaats komt van die van artikel 107 van de wet van 21 maart 1991. De gekozen definitie is die welke voorkomt in artikel 2 van richtlijn 90/387/EEG, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/51/EG van 6 oktober 1997 tot wijziging van de richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EEG met het oog op de aanpassing aan een door concurrentie gekenmerkte context in de telecommunicatie (zie ook artikel 5 van onderhavig koninklijk besluit).
Bovendien is de bevoegdheid van de Kamer voor Interconnectie, bijzondere toegang en gedeeld gebruik uitgebreid tot geschillen met betrekking tot huurlijnen. De artikelen 5, 8 en 12 van richtlijn 92/44/EEG zoals gewijzigd bij richtlijn 97/51/EG voorzien immers in de mogelijkheid voor gebruikers van huurlijnen om beroep aan te tekenen.
Deze uitbreiding van de bevoegdheid van de Kamer voor Interconnectie, bijzondere toegang en gedeeld gebruik tot geschillen met betrekking tot huurlijnen zal het mogelijk maken tegemoet te komen aan de bepalingen van de betreffende richtlijn en zo antwoord te bieden op een inbreukprocedure die de Commissie in dat verband tegen België heeft ingeleid (inbreuken 93/0627) (zie artikel 2 van onderhavig koninklijk besluit).
Vervolgens is in artikel 84, § 1, 1°, een verduidelijking aangebracht om precies de aandacht erop te vestigen dat de universeledienstverlening onder andere de beschikbaarstelling op het hele grondgebied van zowel de basisdienst inzake spraaktelefonie als de toegang tot het openbare netwerk inhoudt. Deze wijziging strekt ertoe de Belgische wet in overeenstemming te brengen met artikel 5 van richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat (zie artikel 3 van onderhavig koninklijk besluit).
De tekst is ook gewijzigd om in grotere mate rekening te houden met de verplichtingen die voortvloeien uit richtlijn 97/33/EG van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP).
Overeenkomstig artikel 4 van de interconnectierichtlijn 97/33/EG schrijft de wet nu voor dat alle houders van een netwerk en de leveranciers van huurlijnen interconnectieonderhandelingen moeten aanvatten, voorzover zij als organisatie met een sterke positie aangemerkt zijn. Zo ook verduidelijkt de wet nu, overeenkomstig artikel 7.3 van deze richtlijn, dat de houders van vaste netwerken en de leveranciers van huurlijnen die als organisatie met een sterke positie aangemerkt zijn een interconnectiecatalogus moeten publiceren.
De lijst van organisaties met een sterke positie die de interconnectietarieven op de kosten moeten baseren is gepreciseerd (zie artikel 7 van onderhavig koninklijk besluit).
Om de verplichtingen voorzien in artikel 109ter enkel op te leggen aan die organisaties die door de richtlijn 97/33/EG worden geviseerd (meer bepaald in Bijlage I van deze richtlijn), worden de begrippen « vaste openbare telefoonnetwerken » en « openbare mobiele telefoonnetwerken » ingevoerd.
De onderhavige tekst brengt bovendien twee wijzigingen aan in de bepalingen over de universeledienstverlening om enerzijds rekening te houden met de inwerkingtreding van het Europees Centrum voor vermiste en seksueel misbruikte kinderen en anderzijds met de nieuwe tarifering die sedert 15 maart 1998 door de leverancier van de universeledienstverlening wordt toegepast. Deze wijzigingen zijn mogelijk gemaakt door artikel 84, § 3, van de wet van 21 maart 1991.
Zo wordt voorgesteld om het Europees Centrum voor vermiste en seksueel misbruikte kinderen als een nooddienst te beschouwen hetgeen inhoudt dat de daaraan gerichte oproepen gratis zijn. Daartoe is de lijst van nooddiensten uitgebreid (zie artikel 12 van het onderhavig koninklijk besluit).
Anderzijds bepaalde de wet van 19 december 1997 dat de leverancier van de universeledienstverlening gratis aan de begunstigden van het sociale tarief 50 tariefeenheden beschikbaar moest stellen. Het begrip tariefeenheid is verdwenen uit de nieuwe tarifering die Belgacom vanaf 15 maart 1998 toepast. Daarom is in de wet een equivalent van 50 tariefeenheden in contant geld ingevoerd, namelijk een bedrag van 250 frank exclusief BTW (zie artikel 13 van het onderhavig koninklijk besluit).
In dit besluit wordt ook gevolg gegeven aan de opmerkingen van de Raad van State in zijn advies L. 28.067/4 inzake het ontwerp van koninklijk besluit houdende de voorwaarden tot vervaardiging, uitgave en verspreiding van de telefoongidsen (zie de artikelen 4, 8, 9 en 10).
De wijzigingen van artikel 9 zijn ingegeven door artikel 6.2 van de richtlijn 98/10/EG dat bepaalt dat er geen onderscheid gemaakt kan worden tussen de abonnees van vaste spraaktelefoondiensten en die van de mobiele telefoondiensten. Bovendien worden de mee te delen eindgebruikersgegevens beperkt tot de eindgebruikersgegevens die noodzakelijk zijn om die abonnees te identificeren, zoals bepaald in artikel 11, lid 1, van richtlijn 97/66/EG (zie ook artikel 9). Om een correcte omzetting van deze richtlijnen mogelijk te maken wat betreft de universeletelefoongids, en in omzetting van de artikels 6.2.c) en 6.3 van de richtlijn 98/10/EG wordt in artikel 4 de Koning expliciet de mogelijkheid gegeven om de voorwaarden te bepalen waaronder een universeletelefoongids wordt verspreid. Tot slot maakt artikel 10 het artikel 109quater toepasselijk op de uitgevers van telefoongidsen.
Ook wordt in dit besluit reeds gevolg gegeven aan advies L. 28.068/4 van de Raad van State over het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de procedure voor de Kamer voor Interconnectie, Huurlijnen, bijzondere toegang en gedeeld gebruik. Een van de opmerkingen van de Raad van State in dat advies behelst de verhouding tussen de artikels 79ter en 109ter, §§ 4 en 5 van de wet. Om duidelijk te stellen dat de Kamer enkel optreedt bij een geschil dat door één van de partijen bij haar aanhangig is gemaakt, is aan artikel 79ter, § 1, een bepaling toegevoegd die stelt dat de bevoegdheid van de Kamer beperkt is tot dergelijke geschillen (zie artikel 2, B).
Ten slotte is het advies van de Raad van State ook gevolgd wanneer hij stelt dat artikel 8 van Richtlijn 92/44/EEG van de Raad van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) op huurlijnen slechts gebrekkig is omgezet. Om dat te verhelpen wordt de procedure van artikel 109quater ook van toepassing op inbreuken op de uitvoeringsbesluiten van de wet. Het koninklijk besluit dat de huurlijnen regelt, omschrijft immers specifiek de gevallen waarbij de terbeschikkingstelling van huurlijnen al dan niet geweigerd mag worden. Indien een huurlijnenoperator zich daaraan niet houdt, kan het BIPT de eventuele inbreuk op dit uitvoeringsbesluit beteugelen, zonder dat de benadeelde partij de zaak aanhangig maakt bij de Kamer (zie artikel 10, A) van onderhavig besluit).
Antwoord op het advies van de Raad van State Het advies van de Raad van State werd volledig opgevolgd behoudens wat betreft de opmerking van de Raad van State bij artikel 6, meer bepaald inzake de omzetting van Richtlijn 97/33/EG : 1. De opmerking van de Raad dat de transparantieplicht niet is opgenomen, is niet helemaal juist : de transparantieverplichting van artikel 6 van de richtlijn behelst het verstrekken door de operator met een sterke positie op de markt van de nodige informatie en specificaties teneinde het tot stand komen van de interconnectieovereenkomst te vergemakkelijken : welnu, deze verplichting is voorzien in het koninklijk besluit tot regeling van de termijnen en principes die van toepassing zijn op de commerciële onderhandelingen die worden gevoerd om interconnectieakkoorden te sluiten.2. Het ter beschikking stellen aan belanghebbende derden van interconnectieakkoorden gesloten door operatoren met een sterke positie op de betrokken markt, wordt geregeld door datzelfde koninklijk besluit.Hiermee zijn de artikels 6, c) en 14 van de richtlijn dus omgezet.
Sire, van Uwe Majesteit de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 17 juli 1998 door de Minister van Telecommunicatie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot aanpassing van sommige bepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven aan de richtlijnen van de Europese Commissie en tot wijziging van sommige bepalingen van die wet met betrekking tot de universeledienstverlening », heeft op 30 september 1998 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Opschrift De woorden « de Europese Commissie » moeten vervangen worden door de woorden « de Europese Unie ».
Aanhef Eerste tot vierde lid Van elke genoemde richtlijn dienen de artikelen te worden aangegeven die bij het ontworpen besluit worden omgezet.
Eerste lid Dit lid behoort als volgt worden gesteld : « Gelet op richtlijn 90/387/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision, gewijzigd bij richtlijn 97/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997, inzonderheid op de artikelen...; ».
Tweede lid Dit lid behoort als volgt te worden gesteld : « Gelet op richtlijn 92/44/EEG van de Raad van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) op Vuurlijnen, gewijzigd bij richtlijn 97/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997, inzonderheid op de artikelen...; ».
Vierde lid Dit lid behoort als volgt te worden gesteld : « Gelet op richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat, inzonderheid op de artikelen...; ».
Vijfde lid Bij de verwijzing naar de artikelen 84 en 122 moet worden aangegeven welke wijzigingen die artikelen hebben ondergaan. Men schrijve dus : « Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 84, gewijzigd bij..., en op artikel 122, gewijzigd bij...; ».
Voordrachtformulier In de Franse tekst schrijve men « Sur la proposition de..., » in plaats van « Sur proposition de..., ».
Bepalend gedeelte Opmerking die geldt voor de inleidende zin in elk van de artikelen 1 tot 12 Wanneer een artikel een bestaande bepaling wijzigt, behoren in de inleidende zin van dat artikel de wijzigingen te worden vermeld die voordien in die gewijzigde bepaling zijn aangebracht. In het ontworpen besluit worden die wijzigingen niet vermeld (zie de artikelen 1 tot 12 van het ontwerp). Dat dient te worden verholpen.
Artikel 1 1. Aangezien de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven voor de eerste keer genoemd wordt in de inleidende zin van dit artikel, behoort hiervan het volledige opschrift te worden gegeven.De inleidende zin dient dienovereenkomstig te worden aangepast. 2. De definitie die in het ontwerp wordt gegeven van het begrip « essentiële eisen » is ongelukkig gesteld. Om te beginnen vermeldt deze definitie niet het hoofdelement van de definitie die wordt gegeven in verscheidene Europese richtlijnen inzake telecommunicatie, nl. dat de « essentiële eisen » de redenen zijn « die... ertoe kunnen brengen voorwaarden te stellen aan de installatie en/of exploitatie van telecommunicatienetwerken of de levering van telecommunicatiediensten ».
Voorts is het totaal overbodig dat in de definitie herhaaldelijk wordt gesteld dat bepaalde « redenen » die erin worden opgesomd alleen « essentiële eisen » zijn « in gerechtvaardigde gevallen ». Die overtolligheid komt weliswaar voor in de tekst van de richtlijn, maar wanneer ze zo wordt overgenomen in het interne recht, kan dat voor interpretatieproblemen zorgen. De bewoordingen « in gerechtvaardigde gevallen » zouden immers, wil men er een zin aan geven, kunnen betekenen dat de overheid die voorwaarden vaststelt voor de installatie van telecommunicatienetwerken, die voorwaarden uitdrukkelijk moet motiveren wanneer ze gerechtvaardigd worden door één van de redenen genoemd in de punten c) tot g) van deze bepaling van het ontwerp.
Dat is noch de bedoeling van de Europese richtlijnen, noch van de steller van het ontwerp. Met de woorden « in gerechtvaardigde gevallen » wordt slechts gewezen op het proportionaliteitsbeginsel (1), waarbij de Europese instanties de Lid-Staten wellicht duidelijk hebben willen maken dat ze nog meer aandacht moeten hebben voor de inachtneming van dat beginsel wanneer ze voorwaarden opleggen die gerechtvaardigd worden door bepaalde redenen die in deze bepaling van de richtlijnen worden opgesomd. Maar dat algemene rechtsbeginsel moet natuurlijk ook in acht worden genomen wanneer voorwaarden worden opgelegd om redenen van « veiligheid van het functioneren van het netwerk » of « behoud van netwerkintegriteit ». (1) Zie de zevende considerans van richtlijn 90/387/EEG van de Raad betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision. Om de richtlijn zo veel mogelijk naar de letter te eerbiedigen en tegelijkertijd de onderzochte tekst minder zwaar te maken, wordt de volgende redactie voorgesteld : « 29° Essentiële eisen : niet-economische redenen van openbaar belang die kunnen wettigen dat voorwaarden worden gesteld aan de installatie en/of exploitatie van telecommunicatienetwerken, of aan de levering van telecommunicatiediensten; deze redenen zijn de veiligheid van het functioneren van het netwerk, het behoud van netwerkintegriteit, de interoperabiliteit van diensten, gegevensbescherming, de eerbiediging van de milieuwetgeving of van de wetgeving inzake ruimtelijke ordening, het rationeel gebruik van het frequentiespectrum en het voorkomen van schadelijke interferentie tussen op radiogolven gebaseerde telecommunicatiesystemen en andere technische systemen in de ruimte of op aarde; gegevensbescherming omvat de bescherming van persoonsgegevens, het waarborgen van het vertrouwelijke karakter van de informatie die wordt doorgegeven of opgeslagen, en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. » Artikel 2 1. In A) schrijve men : « A) in paragraaf 1 wordt tussen de woorden « voor Interconnectie », en de woorden « bijzondere toegang » het woord « huurlijnen », ingevoegd;» Dezelfde opmerking geldt mutatis mutandis voor B). 2. In de Franse tekst van B) schrijve men het woord « interconnexion » in het enkelvoud. Artikelen 4 tot 7 Aangezien de artikelen 4 tot 7 allemaal wijzigingen van dezelfde verwijzing in de voormelde wet van 21 maart 1991 tot doel hebben, zou het eenvoudiger zijn die wijzigingen in één enkel artikel te groeperen.
Dat artikel dient als volgt te worden gesteld : «
Art. 4.In de artikelen 87, § 2, tweede lid, b), 88, tweede lid, a), en 92, § 1, eerste lid, b), van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 19 december 1997, worden de woorden « in artikel 107 » vervangen door de woorden « in artikel 68, 29°. » In artikel 92bis, § 1, tweede lid, b), van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 en vervangen bij de wet van 19 december 1997, worden de woorden « in artikel 107 » vervangen door de woorden « in artikel 68, 29° ». » Artikel 8 (dat artikel 5 wordt) In de Franse tekst schrijve men « le paragraphe 3, dernière phrase » in plaats van « la dernière phrase du paragraphe 3 ».
Artikel 9 (dat artikel 6 wordt) In bijlage I van richtlijn 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP) worden de organisaties die aan specifieke verplichtingen ten aanzien van interconnectie en toegang tot de netwerken moeten voldoen indien ze beschouwd worden als beschikkend over een aanmerkelijke macht op de markt, in een deel 1, een deel 2 en een deel 3 ingedeeld.
In artikel 4, lid 2, en in de artikelen 6 en 7 van de genoemde richtlijn worden verschillende verplichtingen opgelegd naargelang de organisaties in deel 1, deel 2 of deel 3 zijn ingedeeld.
De definities van bijlage I van de richtlijn moeten in de nationale wetgeving worden overgenomen om een correcte omzetting van de richtlijn te waarborgen. Dat geldt in elk geval voor de « vaste openbare telefoonnetwerken » en de « vaste openbare telefoondiensten », die in die bijlage heel nauwkeurig worden omschreven (1).
De bewoordingen die in het ontwerp worden gebruikt zoals « vaste spraaktelefoondienst », « vaste openbare telecommunicatienetwerken voor spraaktelefoondienst » of « vaste openbare telecommunicatienetwerken » zijn voor het ogenblik immers niet bij de wet gedefinieerd en kunnen betrekking hebben op andere organisaties dan die waaraan de richtlijn specifieke verplichtingen wil opleggen.
Bovendien is de transparantieplicht, vermeld in artikel 6 van de richtlijn, noch in de huidige wet, noch in het ontwerp overgenomen.
Dat geldt ook voor de verplichting van de regelgevende overheid om de interconnectieovereenkomsten die organisaties met een sterke marktpositie hebben gesloten ter beschikking te stellen van de belanghebbende partijen (artikel 6, c), en artikel 14 van richtlijn 97/33/EG). De wet bepaalt immers alleen dat die overeenkomsten aan het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie worden meegedeeld. (1) De definitie van het begrip « huurlijnen » komt al voor in de wet van 21 maart 1991;die van « openbare mobiele telefoonnetwerken » en « openbare mobiele telefoondiensten » lijken niet van de gangbare betekenis af te wijken en zijn dus niet volstrekt noodzakelijk.
Dat die overeenkomsten ter beschikking moeten worden gesteld wordt weliswaar bepaald in artikel 3 van het ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de termijnen en principes die van toepassing zijn op de commerciële onderhandelingen die worden gevoerd om interconnectieakkoorden te sluiten en de nadere regels voor publicatie van het referentie- interconnectieaanbod en tot vaststelling van de voorwaarden die geregeld moeten worden in de interconnectieovereenkomst dat om advies (L. 28.069/4) aan de afdeling wetgeving is voorgelegd, maar men doet er beter aan die verplichting in het onderhavige ontwerp op te nemen, ook al moet aan de Koning daarbij de bevoegdheid worden gedelegeerd om de nadere regels voor het ter beschikking stellen van die overeenkomsten te bepalen.
Tot slot schrijve men daarenboven in punt E) « in het eerste lid » in plaats van « in paragraaf 1 van dit lid ».
Die bepaling van het ontwerp moet worden herzien zodat rekening wordt gehouden met die opmerkingen, net zoals artikel 1 moet worden herzien zodat de lijst met nuttige definities die in artikel 68 van de wet van 21 maart 1991 voorkomen aangevuld wordt met de definities in bijlage I van richtlijn 97/33/EG. Artikel 10 (dat artikel 7 wordt) In de Franse versie van de vervangen tekst schrijve men « de ces communes fusionnées » in plaats van « de ces entités », overeenkomstig de thans geldende formulering.
Artikel 12 (dat artikel 9 wordt) In B) moeten de woorden « in artikel 92, 3°, van deze wet » worden vervangen door de woorden « in punt 1.3, 3°, ».
Artikel 14 (dat artikel 11 wordt) Men schrijve « Onze minister bevoegd voor » in plaats van « Onze Minister van ».
De kamer was samengesteld uit : De heren : R. Andersen, kamervoorzitter;
C. Wettinck en P. Lienardy, staatsraden;
F. Delperée en J.-M. Favresse, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. M. Proost, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, adjunct-auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer C. Amelynck, adjunct-referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer R. Andersen.
De griffier, M. Proost.
De voorzitter, R. Andersen.
4 MAART 1999. - Koninklijk besluit tot aanpassing van sommige bepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven aan de richtlijnen van de Europese Unie en tot wijziging van sommige bepalingen van die wet met betrekking tot de universele dienstverlening ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op richtlijn 90/387/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision, gewijzigd bij richtlijn 97/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997, inzonderheid op artikel 2,6;
Gelet op de richtlijn 90/388/EEG van de Commissie van 28 juni 1990 betreffende de mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten, inzonderheid op artikel 4ter ingevoegd door de richtlijn 96/19/EG van de Commissie van 13 maart 1996;
Gelet op richtlijn 92/44/EEG van de Raad van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) op huurlijnen, gewijzigd bij richtlijn 97/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997 inzonderheid op de artikelen 2,3; 8,2 en 11,1bis;
Gelet op richtlijn 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP), inzonderheid op de artikelen 4,2; 6; 7,2 tot 7,4; 9,5 en 9,6;
Gelet op de richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector, inzonderheid op artikel 11;
Gelet op richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universeletelecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat, inzonderheid op de artikelen 3,1; 5 tot 8; 9,b); 9,c); en 21;
Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op de artikelen 84, vervangen bij de wet van 19 december 1997, en 122, vervangen bij de wet van 6 augustus 1993, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995 en vervangen bij de wet van 19 december 1997;
Gelet op het advies van Belgische Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 26 mei 1998;
Gelet op het akkoord van Minister van de Begroting, gegeven op 12 juni 1998;
Gelet op de beslissing van de Ministerraad van 12 juni 1998 over de adviesaanvraag binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 12 oktober 1998 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 68 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995 en 19 december 1997 en bij de koninklijke besluiten van 22 december 1994 en 28 oktober 1996 wordt een 29° ingevoegd, luidend als volgt « 29° Essentiële eisen : niet-economische redenen in het openbaar belang die kunnen wettigen dat voorwaarden worden gesteld aan de installatie en/of exploitatie van telecommunicatienetwerken, of aan de levering van telecommunicatiediensten. Deze redenen zijn : a) de veiligheid van het functioneren van het netwerk;b) het behoud van netwerkintegriteit;c) de interoperabiliteit van diensten en netwerken;d) de gegevensbescherming.Gegevensbescherming omvat de bescherming van persoonsgegevens, het waarborgen van het vertrouwelijke karakter van informatie die wordt doorgegeven of opgeslagen, en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; e) de eerbiediging van de milieuwetgeving of van de wetgeving inzake ruimtelijke ordening;f) het rationeel gebruik van het frequentiespectrum;g) het vermijden van schadelijke interferentie tussen op radiogolven gebaseerde telecommunicatiesystemen en andere technische systemen in de ruimte of op aarde.»
Art. 2.In artikel 79ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 december 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in paragraaf 1 wordt tussen de woorden « voor Interconnectie, » en « bijzondere toegang » het woord « huurlijnen, » ingevoegd;
B) aan paragraaf 1 wordt een vierde lid toegevoegd, luidend als volgt : « Behoudens in het kader van een bij haar aanhangig gemaakt geschil, is de Kamer niet bevoegd om enige verplichting op te leggen. » C) in paragraaf 2 wordt tussen de woorden « inzake interconnectie, » en « bijzondere toegang » het woord « huurlijnen, » ingevoegd.
Art. 3.In artikel 84, § 1, 1°, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 december 1997, worden tussen de woorden « die erom verzoekt » en « van de toegang tot het vaste openbare basisnet » de woorden « van de basisdienst inzake spraaktelefonie en » ingevoegd.
Art. 4.In artikel 84, § 1, 7°, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 december 1997, worden de woorden « volgens de voorwaarden bepaald door de Koning en » ingevoegd tussen de woorden « universele telefoongids » en « daar ».
Art. 5.In de artikelen 87, § 2, tweede lid, b), 88, tweede lid, a), en 92, § 1, eerste lid, a), van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 19 december 1997, worden de woorden « in artikel 107 » vervangen door de woorden « in artikel 68, 29° ».
In artikel 92bis, § 1, tweede lid, b), van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 en vervangen bij de wet van 19 december 1997, worden de woorden « in artikel 107 » vervangen door de woorden « in artikel 68, 29° ».
Art. 6.In artikel 107 van dezelfde wet, gewijzigd door de wet van 19 december 1997, wordt de laatste zin van paragraaf 3 geschrapt.
Art. 7.In artikel 109ter van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 20 december 1995 en gewijzigd door de wet van 19 december 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in paragraaf 3 worden de woorden « op de markt voor vaste openbare telecommunicatienetwerken » vervangen door de woorden « op de markt voor vaste openbare telefoonnetwerken of openbare mobiele telefoonnetwerken of huurlijndiensten »;
B) in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden « Elke organisatie met een sterke positie op de markt voor interconnectie » vervangen door de woorden « Elke organisatie met een sterke positie op de markt voor vaste of mobiele spraaktelefoondienst of huurlijnen of vaste openbare telefoonnetwerken of openbare mobiele telefoonnetwerken »;
C) in paragraaf 4, eerste lid, worden de woorden « op de markt voor openbare telecommunicatienetwerken » vervangen door de woorden « op de markt voor vaste openbare telefoonnetwerken of huurlijndiensten »;
D) in paragraaf 4, eerste lid, worden de twee laatste zinnen geschrapt;
E) in paragraaf 4 wordt een zevende lid ingevoegd, luidend als volgt : « De interconnectietarieven moeten op de kosten gebaseerd zijn. Die kostenoriëntatie wordt opgelegd aan de in het eerste lid vermelde organisaties, alsook aan de operatoren van openbare netwerken voor mobiele telefonie en aan de leveranciers van openbare diensten voor mobiele telefonie die organisaties zijn met een sterke positie op de markt voor interconnectie. Het Instituut is bevoegd om na te gaan of die kostenoriëntatie wordt nageleefd. »;
F) er wordt een paragraaf 8 toegevoegd luidend als volgt : « Een vast openbare telefoonnetwerk is een openbaar geschakeld telecommunicatienetwerk dat de overdracht mogelijk maakt tussen netwerkaansluitpunten op vaste locaties van spraak en van audio- informatie met een handbreedte van 3,1 kHz, o.a. voor spraaktelefonie, groep IIIfaxcommunicatie en spraakbanddatatransmissie via modems met een snelheid van ten minste 2400bit/s.
Een openbaar mobiele telefoonnetwerk is een openbaar telefoonnetwerk waarvan de netwerkaansluitpunten zich niet op vaste locaties bevinden. ».
Art. 8.De eerste zin van artikel 109terB van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 december 1997, wordt vervangen door de volgende zin : « De personen die spraaktelefoondiensten of mobiele telefoondiensten aanbieden aan eindgebruikers zijn gehouden om de noodzakelijke eindgebruikersgegevens ter beschikking te stellen aan de uitgevers van telefoongidsen en aan de operator die belast is met de univemeledienstverlening onder billijke, redelijke en niet-discriminerende technische, financiële en commerciële voorwaarden. ».
Art. 9.Artikel 109terC van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 december 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Bij de overdracht van eindgebruikergegevens die bestemd zijn om te worden gepubliceerd in de telefoongids laat elke persoon die spraaktelefoondiensten of mobiele telefoondiensten aanbiedt aan eindgebruikers, overeenkomstig de technische en financiële voorwaarden, bepaald door de Koning,op advies van het Instituut, de gegevens weg van de personen die gevraagd hebben niet in de telefoongids te worden vermeld. Bovendien deelt hij aan de uitgevers van telefoongidsen de nodige eindgebruikergegevens mee van de personen die niet in de telefoongidsen vermeld staan, en dit om de verspreiding van de telefoongidsen ook aan die personen mogelijk te maken.
Zonder kosten voor de abonnees laten de personen die vaste- of mobiele spraaktelefoniediensten aanbieden aan eindgebruikers uit de lijsten van de eindgebruikergegevens andere dan diegene die voor de uitgevers van telefoongidsen bestemd zijn, de eindgebruikergegevens weg van personen die hebben aanvaard om in de telefoongidsen te worden vermeld maar die hebben gevraagd om niet te worden vermeld in de lijsten die voor andere doeleinden dan voor de telecommunicatiedienst waarop zij geabonneerd zijn en ook voor de vervaardiging van de telefoongidsen worden gebruikt.
De Koning bepaalt de voorwaarden voor de overdracht van eindgebruikergegevens. ».
Art. 10.In artikel 109quater van dezelfde wet, gewijzigd door de wet van 19 december 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in de paragrafen 1 en 2 wordt na het woord « Titel » telkens de woorden « en haar uitvoeringsbesluiten » ingevoegd;
B) paragraaf 3 wordt aangevuld als volgt: « of, voor wat betreft de uitgevers van telefoongidsen, om hun activiteiten stop te zetten. »
Art. 11.In bijlage 1, artikel 2, § 8, van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 19 december 1997, wordt de zin « Wanneer in een deelgemeente slechts één openbare betaaltelefoon is voorzien, dan moet voor het gebruik zowel met munten als met telefoonkaart of debetkaart betaald kunnen worden. » vervangen door de zin « Per deelgemeente wordt voorzien in minstens één openbare betaaltelefoon waarbij voor het gebruik zowel met munten als met telefoonkaarten of debetkaarten betaald kan worden. ».
Art. 12.In bijlage 1, artikel 8 van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 19 december 1997, wordt een 8° ingevoegd, luidend als volgt : « 8° Europees Centrum voor vermiste en seksueel misbruikte kinderen. ».
Art. 13.In bijlage B bij bijlage 1, punt 1 van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 19 december 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht: A) punt 1.1.2° wordt vervangen door de volgende bepaling : « gesprekskosten : normaal tarief, dit is het tarief dat van toepassing is van vast toestel naar vast toestel op het netwerk van de operator die instaat voor de universele dienst; de kosteloosheid wordt nochtans toegekend voor de binnenlandse gesprekken ten belope van 250 frank per tijdvak van twee maanden; »;
B) punt 1.1.3° wordt vervangen door de volgende bepaling: voor de personen bepaald in punt 1.3.3°, kan het sociaal telefoontarief bestaan uit de beschikbaarstelling van een vooraf betaalde kaart met een waarde van 250 frank per tijdvak van twee maanden, volgens de nadere regels bepaald door het Instituut. De verbindingen die door middel van die kaart tot stand worden gebracht, worden tegen het normale tarief aangerekend. ».
Art. 14.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 15.Onze Minister bevoegd voor Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 maart 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie E. DI RUPO