gepubliceerd op 18 september 1999
Koninklijk besluit houdende de voorwaarden tot vervaardiging, uitgave en verspreiding van de telefoongidsen en tot intrekking van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 met hetzelfde onderwerp
14 SEPTEMBER 1999. - Koninklijk besluit houdende de voorwaarden tot vervaardiging, uitgave en verspreiding van de telefoongidsen en tot intrekking van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 met hetzelfde onderwerp
VERSLAG AAN DE KONING Sire, De jongste maanden is gebleken dat de reglementering die momenteel inzake de uitgave van telefoongidsen van kracht is, niet meer is aangepast aan de ontwikkelingen in de telecommunicatiewereld meer bepaald door de toename van het aantal operatoren -, aan de wensen van de meerderheid van onze medeburgers inzake bescherming van hun privé-leven, noch aan de noodzaak om de natuurlijke hulpbronnen efficiënt te beheren.
Derhalve wordt een hervorming voorgesteld van de reglementering die op de vervaardiging, uitgave en verspreiding van telefoongidsen toepasselijk is, waarbij rekening wordt gehouden met de hierboven vermelde bezorgdheid.
De voorwaarden waaronder de telefoongidsen mogen worden uitgegeven, worden daarom aanzienlijk vereenvoudigd. Personen die een telefoongids wensen uit te geven moeten vier weken voor de aanvang van hun activiteit daarvan aangifte doen bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. De operatoren voor spraaktelefonie en mobiele telefonie moeten die uitgevers de eindgebruikergegevens verstrekken tegen billijke, redelijke en niet-discriminerende technische, financiële en commerciële voorwaarden. De enige verplichtingen die op de uitgevers van die gidsen rusten, zijn voorwaarden die erop gericht zijn een evenwichtige behandeling te garanderen van de personen die in die gidsen vermeld staan of aan wie die telefoongidsen worden bezorgd.
Het koninklijk besluit definieert bovendien een bijzondere categorie van telefoongidsen, namelijk de universele telefoongids, waarvoor de uitgever aan bijkomende verplichtingen wordt onderworpen om het universele karakter van die gids te waarborgen.
Die universele telefoongids moet in alfabetische rangschikking alle eindgebruikers per gemeente vermelden, met inbegrip van samenwonenden die de wens hebben geuit om onder hun eigen naam in de gids te worden vermeld.
Wat betreft de regels inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is het evident dat in de telefoongids enkel maar de naam zal worden vermeld van de personen die dat wensen.
Toch wordt erop gewezen dat de abonnees van de mobiele telefonie die tot nog toe alleen maar op hun uitdrukkelijk verzoek werden vermeld, voortaan op dezelfde manier zullen worden behandeld als de abonnees van de vaste spraaktelefonie; dit betekent dat zij in de gids zullen worden vermeld, tenzij zij bezwaar uiten om daarin te worden opgenomen. Er wordt echter een overgangsbepaling opgenomen voor de bestaande abonnees van de mobiele telefonie die nog altijd niet zullen worden vermeld in de telefoongids behalve als zij hun voornemen daartoe meedelen; de operatoren zullen evenwel verplicht zijn om aan hun klanten te vragen hun keuze te bevestigen.
Tot slot wordt eraan herinnerd dat op het stuk van telefoongidsen, artikel 84 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bepaalt dat de universeledienstverlening de uitgave omvat van de universele telefoongids in zones waar geen enkele uitgever zulk een gids uitgeeft.
Artikelsgewijze commentaar Hoofdstuk I handelt over de verplichtingen waaraan alle uitgevers van telefoongidsen onderworpen zijn.
Artikel 1 bevat een zeker aantal definities, die het onderscheid aangeven tussen de telefoongids en de universele telefoongids. De universele telefoongids wordt gekenmerkt door het feit dat die een alfabetische rangschikking moet bevatten op naam en per gemeente van de eindgebruikers van de telefoondienst.
Deze lijst bevat voor alle operatoren de eindgebruikers van een vaste en/of mobiele spraaktelefoondienst die niet de wens hebben uitgedrukt om een geheim nummer te hebben.
Deze laatsten worden in de universele telefoongids opgenomen op het adres van de woonplaats.
De gids bevat enerzijds de gegevens die beperkt zijn tot hetgeen nodig is om een eindgebruiker te identificeren, en anderzijds, de gegevens die beperkt zijn tot hetgeen nodig is om de met de eindgebruikers samenwonende perso(o)n(en) te identificeren wanneer die onder de eigen identiteit in de universele telefoongids wenst/wensen te worden vermeld. Aanvullende gegevens kunnen worden vermeld voorzover de abonnee daartoe duidelijk zijn toestemming heeft verleend.
De normale rangschikking van de eindgebruikers is alfabetisch en per gemeente. Toch zullen sommige gevallen waarin de eindgebruikers van eenzelfde instelling bijeen worden gebracht, worden geduld indien deze ertoe strekken het opzoeken in de gids te vergemakkelijken.
De vermelding van de eindgebruikergegevens in de universele telefoongids mag geen aanleiding geven tot een vergoeding die aan die abonnee zou worden aangerekend; hetzelfde geldt voor samenwonenden.
Het spreekt vanzelf dat de toename van de betrokken operatoren voor de uitgevers een probleem vormt dat te wijten is aan de diversiteit van de informatiebronnen; het onderhavige ontwerp staat niet in de weg van een eventuele overeenkomst tussen operatoren om hun respectieve databases te standaardiseren.
Artikel 2 gaat over de inhoud van en de wijze waarop de aangifte moet worden ingediend die door de wet wordt opgelegd aan wie een telefoongids wenst te vervaardigen, verkopen of verspreiden.
Onder die activiteiten wordt ook verstaan elke handeling in verband met taken die erop gericht zijn telefoongidsen te vervaardigen, te verkopen of te verspreiden. Marktverkenning, bijvoorbeeld, die bedoeld is om aankondigingen op te nemen in een telefoongids die in de maak is, wordt beschouwd als een onderdeel van die activiteiten.
De verplichting tot voorafgaande aangifte ten aanzien van dit soort van activiteiten draagt bij tot de bestrijding van zwendelpraktijken, die op dat gebied veel voorkomen.
Dit artikel preciseert de inlichtingen die in deze aangifte moeten worden vermeld, alsmede de voorwaarden waaronder elke wijziging van de oorspronkelijk aangegeven inlichtingen aan het Instituut moet worden meegedeeld. Tot die inlichtingen behoort met name de beschrijving van de zone die zal worden bestreken, de verbintenis om met de ombudsdiensten een protocol af te sluiten en eventueel de definitie van de categorieën van personen die in de gids zullen worden vermeld.
De aangifte vermeldt ook de eventuele verbintenis van de uitgever van de telefoongids om een universele telefoongids te publiceren.
Artikel 3 bepaalt dat alle eindgebruikergegevens die in de telefoongids worden opgenomen, behalve bij instemming van de abonnee, beperkt zullen blijven tot het strikte minimum dat nodig is om de eindgebruiker te kunnen identificeren.
Aangezien dit artikel, onder voorbehoud van het akkoord van de betrokkenen, de verplichting oplegt dat alle eindgebruikers die in een door een telefoongids beoogde categorie of categorieën vallen, daarin worden vermeld, zijn de operatoren verplicht in hun contracten met hun klanten ervoor te zorgen dat zij onder andere vragen naar de categorie of categorieën van vrij beroep of van handels-, industriële of ambachtelijke activiteit die zij uitoefenen.
Deze minimale vermelding is gratis.
De vermeldingen die op verzoek van de abonnee de gegevens bevatten van de samenwonenden zullen ook gratis in de telefoongidsen worden opgenomen.
Het feit dat de persoon die in de betrokken categorie is opgenomen, geen reclamecontract met de uitgever wenst af te sluiten, wordt niet beschouwd als verzet tegen opname in de gids.
Dit artikel schrijft ook voor dat wanneer een gids gratis aan het publiek wordt toegezonden, deze moet worden verstrekt aan alle eindgebruikers die gevestigd zijn in de zone die door die telefoongids wordt bestreken, zonder dat zij die moeten aanvragen.
Niettemin kan de Minister, op voorstel van het BIPT hierop een afwijking toestaan voor gespecialiseerde telefoongidsen die voor een beperkter publiek bestemd zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor sommige professionele telefoongidsen die afgestemd zijn op precieze categorieën van gebruikers en waarvan de verspreiding noodzakelijkerwijs beperkter is dan die van de voor het publiek bestemde reclamegidsen. Men kan ook denken aan publicaties op andere dragers dan papier, zoals cd-roms.
Op te merken valt dat een eindgebruiker, om verspilling tegen te gaan, mag vragen om gratis minder telefoongidsen te ontvangen dan dat hij toegangslijnen heeft en dat, wanneer eenzelfde persoon zowel geabonneerd is op een mobiele als op een vaste dienst, die maar één exemplaar van de telefoongids ontvangt.
Artikel 4 verduidelijkt dat elke uitgever die een telefoongids vervaardigt, verkoopt of verspreidt, ongeacht de drager ervan, daarvan gratis drie exemplaren moet verstrekken aan het Instituut bij elke bijwerking, opdat dit laatste zijn taak kan vervullen inzake toezicht op en controle van de sector.
Artikel 5 wordt verklaard door het feit dat de lijsten die door de operatoren aan de uitgevers worden bezorgd de eindgebruikergegevens bevatten van de personen die hebben aanvaard te worden vermeld in de telefoongidsen maar die hebben gevraagd niet te worden opgenomen in de lijsten die voor andere doeleinden worden gebruikt.
Hoofdstuk II organiseert de reglementering die specifiek van toepassing is op uitgevers van universele telefoongidsen.
Artikel 6 stelt een aantal voorwaarden vast die specifiek zijn voor de universele telefoongids. Een uitgever van telefoongidsen moet aan het Instituut de zone opgeven die hij dekt, opdat het Instituut kan nagaan of het hele Rijksgebied wordt bestreken.
Elke telefoongids moet een zone dekken die overeenstemt met één of meer aangrenzende telefoonzones en die ten minste 75.000 adressen bevat.
De universele telefoongids mag niet op een andere drager worden afgedrukt zonder dat die eerst vervaardigd, uitgegeven en verspreid is op een papieren drager, de enige drager die voor het hele publiek toegankelijk is.
De universele telefoongids moet voldoende leesbaar en neutraal zijn ten aanzien van de verschillende telecommunicatieoperatoren.
Er moeten bijvoorbeeld wanverhoudingen worden vermeden tussen de diverse inlichtingen die in de bijlage bij dit besluit vastgelegd zijn en het doel ervan; bovendien moeten ook sommige criteria inzake formaat en reclame worden nageleefd; het staat daarom aan de Minister om de nodige vereisten te verduidelijken opdat de telefoongids zijn universele karakter behoudt.
Artikel 7 verduidelijkt de nadere regels volgens welke de operatoren eventueel kosten mogen aanrekenen voor het beheer van de lijst van de privé-abonnees.
Daar het gaat om een beperking van het principe van het recht op privacy moeten die aangerekende kosten werkelijk worden bewezen; zij worden vooraf ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister.
Artikel 8 betreft de veronderstelling dat een uitgever zijn verbintenis om een zone te dekken niet zou nakomen en dat deze zone door geen enkele andere uitgever zou worden gedekt. In dat geval zal het BIPT de gids laten uitgeven ten laste van de in verzuim zijnde uitgever.
De eventuele kosten kunnen worden gedragen door het fonds voor de universeledienstverlening, dat die kosten op de in verzuim zijnde uitgever zal moeten verhalen.
Opdat ervan wordt uitgegaan dat een uitgever een bepaalde zone dekt, moet hij een universele telefoongids uitgeven op papier. Een elektronisch uitgegeven universele telefoongids, bijvoorbeeld in de vorm van een cd-rom of via Internet kan niet worden beschouwd als een gids die een bepaalde zone dekt.
Om te kunnen nagaan of alle zones binnen de voorgeschreven termijnen gedekt zullen zijn, moet de uitgever aan het BIPT zijn jaarlijks programma meedelen.
Artikel 9 schrijft voor dat ten minste om de vijftien maanden een nieuwe uitgave van de universele telefoongids moet verschijnen.
Artikel 10 bepaalt dat indien een uitgever van telefoongidsen niet langer een universele telefoongids wenst uit te geven hij, op straffe van verzuim krachtens artikel 7 van dit besluit, dit uiterlijk 6 maanden na de laatste verspreiding van die universele telefoongids moet aangeven bij het BIPT. Die informatie is nodig om ervoor te zorgen dat het hele grondgebied te allen tijde door een universele telefoongids wordt gedekt en, mocht blijken dat een telefoonzone in de toekomst niet meer gedekt zou worden, om het BIPT ertoe in staat te stellen de procedure aan te vatten die moet leiden tot de aanwijzing van een uitgever die de uitgave van de universele telefoongids in de betrokken zone op zich moet nemen.
Momenteel zijn alle zones van het land door de uitgevers van gidsen gedekt. Indien zij niet langer een bepaalde zone willen dekken, moeten zij dit uiterlijk zes maanden na de laatste uitgave van die telefoongids aangeven. In dat geval beschikt de krachtens artikel 84, § 2 van de wet aangewezen uitgever over negen maanden om de universele telefoongids uit te geven die de betrokken zone dekt.
Hoofdstuk III handelt over diverse overgangs- en slotbepalingen.
Artikel 11 voorziet in overgangsbepalingen die van toepassing zijn op de abonnees van de in dienst zijnde mobiele telefonie voor de bekendmaking van het onderhavige besluit.
Tot aan de omzetting van richtlijn 98/10/EG maakte de wet immers een onderscheid tussen de abonnees van de vaste telefonie en de abonnees van de mobiele telefonie voor de voorwaarden inzake opname in de telefoongidsen.
In tegenstelling tot de abonnees van de vaste telefonie werden de abonnees van de mobiele telefonie a priori beschouwd als privé-abonnees; zij moesten dus hun wens te kennen geven om in de telefoongidsen te worden vermeld.
Het zou evenwel onlogisch zijn om zonder voorzorgsmaatregelen de nieuwe reglementering toe te passen op de bestaande abonnees van de mobiele telefonie door te veronderstellen dat dit voor hen zou schikken. Bijgevolg zullen de operatoren deze laatsten informeren zodat zij kunnen laten weten of zij in de gids wensen te worden vermeld. Opdat de operatoren en uitgevers over de nodige tijd beschikken om die gegevens te verwerken, kunnen de overgangsmaatregelen ook worden toegepast op de mobiele abonnees die op de dienst worden aangesloten binnen de zes maanden die volgen op de inwerkingtreding van het besluit.
De artikelen 12 en 13 behoeven geen bijzondere commentaar.
Artikel 14 strekt ertoe het BIPT de mogelijkheid te bieden om te beschikken over identieke inlichtingen met betrekking tot de verschillende marktspelers; daartoe zullen de voorafgaandelijk bevoegd verklaarde uitgevers dezelfde inlichtingen moeten meedelen als die welke de nieuwkomers moeten verstrekken.
Artikel 15 herroept het koninklijk besluit van 13 juni 1999 houdende de voorwaarden tot vervaardiging, uitgave en verspreiding van de telefoongidsen en zijn bijlage bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 20 juli 1999. De bekendgemaakte tekst bevatte evenwel een materiële fout waardoor die moest worden ingetrokken en vervangen.
Artikel 16 behoeft geen bijzondere commentaar.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 17 juli 1998 door de Minister van Telecommunicatie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende de voorwaarden tot vervaardiging, uitgave en verspreiding van de telefoongidsen", heeft op 30 september 1998 het volgende advies gegeven : ALGEMENE OPMERKINGEN 1 Sedert de goedkeuring van de wet van 19 december 1997 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven teneinde het reglementaire kader aan te passen aan de verplichtingen die inzake vrije mededinging en harmonisatie op de markt voor telecommunicatie voortvloeien uit de van kracht zijnde beslissingen van de Europese Unie zijn twee richtlijnen afgekondigd die bepalingen bevatten betreffende de uitgifte van telefoongidsen, te weten richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat (artikel 6) en richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector (artikel 11).
Sommige bepalingen van de wet van 21 maart 1991 zouden vooraf moeten worden aangepast om een correcte omzetting van die richtlijnen mogelijk te maken inzake telefoongidsen en meer bepaald wat het verstrekken en het publiceren betreft van de gegevens van de abonnees van de telefoondiensten.
Artikel 6, lid 2, van richtlijn 98/10/EG bepaalt immers dat alle abonnees het recht hebben te worden vermeld in de telefoongidsen die ter beschikking worden gesteld van het publiek en dat in deze telefoongidsen "alle abonnees worden vermeld die zich niet hiertegen hebben uitgesproken", zonder dat een onderscheid wordt gemaakt tussen de abonnees van de (vaste) spraaktelefoondiensten en die van de mobiele telefoondiensten.
Zoals de Raad van State erop heeft gewezen in zijn advies L. 26.922/4 van 22 oktober 1997 over een voorontwerp dat de wet van 12 december 1997 is geworden tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven teneinde het reglementaire kader aan te passen aan de verplichtingen die inzake vrije mededinging en harmonisatie op de markt voor telecommunicatie voortvloeien uit de van kracht zijnde beslissingen van de Europese Unie (1), wijkt artikel 109ter C van de wet van 21 maart 1991, dat toen in het stadium van een ontwerp was, af van deze bepaling van de richtlijn.
Het bepaalt immers dat de gebruikers van mobiele telefonie moeten vragen om te worden vermeld in de telefoongidsen, terwijl volgens richtlijn 98/10/EG de gegevens die hen betreffen, moeten worden vermeld in de universele telefoongidsen, tenzij ze daartegen bezwaar hebben gemaakt.
Bovendien bepaalt artikel 11, lid 1, van richtlijn 97/66/EG : « Persoonsgegevens die zijn opgenomen in gedrukte of elektronische abonneelijsten die beschikbaar zijn voor het publiek, of te verkrijgen zijn via abonnee-informatiediensten, moeten worden beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om een abonnee te kunnen identificeren, tenzij die abonnee er ondubbelzinnig mee heeft ingestemd dat bijkomende persoonsgegevens worden gepubliceerd. De abonnee heeft het recht om kosteloos op zijn of haar verzoek uit een gedrukte of elektronische abonneelijst te worden weggelaten, om te eisen dat zijn/haar gegevens niet worden gebruikt voor direct marketing, dat zijn/haar adres gedeeltelijk wordt weggelaten en dat geen enkele verwijzing wordt opgenomen naar zijn/haar geslacht, waar zulks vanuit taalkundig oogpunt relevant is. » Artikel 109ter C beperkt zich ertoe te bepalen dat de gebruikers zich ertegen kunnen verzetten dat hun gegevens vermeld worden in de telefoongidsen, zonder evenwel te preciseren welke gegevens worden toegezonden aan de uitgever van telefoongidsen (naam, adres, beroep... ?), noch dat de toegezonden gegevens beperkt moeten worden tot hetgeen noodzakelijk is om de abonnee te kunnen identificeren en evenmin dat de abonnee zich ofwel uitdrukkelijk, ofwel impliciet kan verzetten tegen de publicatie van bepaalde hem betreffende gegevens.
De wet zal moeten worden aangevuld om te zorgen voor een correcte omzetting van de voormelde richtlijnen (2).
Die wetswijzigingen zullen onvermijdelijk een weerslag hebben op de inhoud van het onderhavige ontwerp.
Zo bijvoorbeeld omschrijft artikel 1, 4°, de universele telefoongids als een "telefoongids met opgaaf in alfabetische volgorde, van de naam, de voornaam en eventueel het adres en het aansluitingsnummer van alle eindgebruikers ".
Omtrent deze bepaling rijzen overigens verscheidene vragen : wie zal beslissen over het al dan niet vermelden van het adres van de eindgebruiker ? Is dit een gegeven dat noodzakelijk wordt geacht voor de identificatie ? Zal de eindgebruiker het recht hebben te vragen dat zijn adres niet of slechts gedeeltelijk wordt vermeld in de telefoongids ? Zal het de operator zijn dan wel de uitgever van de telefoongidsen aan wie diens instemming of weigering moet worden medegedeeld ? Gesteld dat het de operator is, zal deze de gegevens die hij toezendt aan de uitgever van telefoongidsen dienovereenkomstig moeten beperken ? 2. De wet van 21 maart 1991 heeft verzuimd te bepalen dat ook het adres van alle eindgebruikers dient te worden meegedeeld om de telefoongidsen te kunnen verspreiden.Het feit dat de eindgebruiker niet in de telefoongids wil worden vermeld, ontzegt hem immers niet, het recht om deze gids te ontvangen.
Het ontwerp poogt sommige van die lacunes te verhelpen in hoofdstuk III, met als opschrift "beschikbaarstelling en gebruik van de eindgebruikergegevens".
Om elke discussie over de rechtsgrond van hoofdstuk III te voorkomen, wordt de stellers van het ontwerp voorgesteld de bepalingen van dat hoofdstuk in te voegen in het ontwerp van koninklijk besluit "tot aanpassing van sommige bepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven aan de richtlijnen van de Europese Commissie (lees : Unie) en tot wijziging van sommige bepalingen van die wet met betrekking tot de universele dienstverlening" waarover een advies L. 28.065/4 is uitgebracht, waarbij er vooraf moet worden op toegezien dat die bepalingen overeenstemmen met de twee voormelde gemeenschapsrichtlijnen (3). 3. De wet van 21 maart 1991 omschrijft de "eindgebruiker" als "een persoon die een telecommunicatiedienst gebruikt of aanvraagt voor eigen doeleinden" (artikel 68, 21°).In het onderhavige ontwerp lijkt deze uitdrukking meer te wijzen op de persoon die een overeenkomst heeft gesloten met de verlener van spraak- of mobiele telefoondiensten.
Het zou beter zijn die bijzondere categorie van gebruikers aan te duiden met het woord "abonnees". Zo zullen ze gemakkelijker onderscheiden kunnen worden van de andere personen die gebruik maken van een dienst zonder erop geabonneerd te zijn (bijvoorbeeld de medebewoners of de toevallige gebruikers) en die bijgevolg in beginsel niet dezelfde rechten hebben (bijvoorbeeld het recht op het gratis ontvangen van een telefoongids) (4).
BIJZONDERE OPMERKINGEN Opschrift Het opschrift moet als volgt worden gesteld : "... voorwaarden voor het vervaardigen, de uitgifte, en de verspreiding van telefoongidsen".
Aanhef Eerste lid Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens vormt geen rechtsgrond van het ontworpen besluit en wordt er niet door omgezet.
Dit lid dient bijgevolg te vervallen.
Tweede lid (dat het eerste lid wordt) Zoals er reeds herhaaldelijk op is gewezen in het kader van vroegere ontwerpen inzake telecommunicatie (5) behoort te worden verwezen naar de oorspronkelijke richtlijn en niet naar een tekst waarbij die richtlijn is gewijzigd, alsmede naar het juiste artikel van de richtlijn dat wordt toegepast. Bijgevolg dient het ontworpen lid vervangen te worden als volgt : « Gelet op richtlijn 90/388/EEG van de Commissie van 28 juni 1990 betreffende de mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten, inzonderheid op artikel 4ter, ingevoegd bij richtlijn 96/19/EG van 13 maart 1996; ".
Tweede lid (nieuw) Er behoort te worden verwezen naar artikel 11 van richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector.
Derde lid (nieuw) Er behoort te worden verwezen naar artikel 6 van richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat.
Derde lid (dat het vierde lid wordt) De verwijzing naar de artikelen 109ter B en 109ter C moet vervallen, daar die artikelen geen rechtsgrond vormen van het ontworpen besluit.
De overige bepalingen waarnaar wordt verwezen, dienen aangehaald te worden met vermelding van de wijzigingen die ze hebben ondergaan.
Het derde lid, dat het vierde lid wordt, moet dus als volgt worden geredigeerd : « Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op de artikelen 84, § 1, 7°, en 113, vervangen bij de wet van 19 december 1997; ".
Vijfde lid (nieuw) Er dient een lid te worden toegevoegd dat verwijst naar het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, dat vereist is krachtens artikel 113, eerste lid, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
Voordrachtformulier In de Franse tekst schrijve men : "Sur la proposition de... » in plaats van "Sur proposition de... I. Bepalend gedeelte Artikel 1 1. De definitie in onderdeel 1° dient te vervallen.Uit artikel 16 blijkt immers reeds dat het de Minister bevoegd voor de Telecommunicatie is die in dit besluit wordt bedoeld. 2. Wat de definitie van het Instituut in onderdeel 2° betreft, zou het beter zijn de volledige benaming van het Instituut te vermelden de eerste keer dat het voorkomt in de tekst, met toevoeging van de woorden "hierna te noemen het Instituut". Dezelfde werkwijze geldt voor de definitie in onderdeel 3°. 3. Voor de definitie in onderdeel 4° wordt verwezen naar algemene opmerking nr.1. Het zou bovendien beter zijn deze definitie te vereenvoudigen door de woorden "soort van telefoongids die een alfabetische rangschikking per gemeente bevat" te vervangen door de woorden "telefoongids die voor een bepaald grondgebied... bevat", waarbij de verplichting om gegevens per gemeente en alfabetisch te rangschikken wordt opgenomen onder de vormvereisten waarin artikel 6 voorziet (6). 4. De definitie in onderdeel 6° wijkt niet af van de gebruikelijke betekenis.Het zou beter zijn ze weg te laten. 5. In onderdeel 7° worden woorden gedefinieerd die alleen worden gebruikt in hoofdstuk III, dat, volgens algemene opmerking nr.2, moet worden opgenomen in het ontwerp dat heden wordt onderzocht onder het nummer L. 28.065/4.
Artikel 2 Dit artikel is in essentie slechts een herhaling van de voorschriften die voorkomen in artikel 113, tweede en derde lid, van de voormelde wet van 21 maart 1991. In dat opzicht moeten die bepalingen vervallen.
De enige gegevens die zijn toegevoegd zijn het voorschrift luidens hetwelk de aangifte moet geschieden "per aangetekende brief" en het volgende voorschrift : "Binnen vier weken na de ontvangst van die aangifte geeft het Instituut een bevoegdverklaringsnummer af".
In verband met die machtiging waarvan sprake is in het derde lid, behoort te worden opgemerkt dat ze geen reden van bestaan heeft. Het vervaardigen, verkopen of verspreiden van telefoongidsen moet immers enkel worden aangegeven. De personen die deze diensten wensen te presteren dienen daartoe dus niet gemachtigd te worden en dus dient hen geen "bevoegdverklaringsnummer" te worden afgegeven. Hooguit zou erin kunnen worden voorzien dat het Instituut binnen een vastgestelde termijn ontvangst meldt van de aangifte of de aangever ervan in kennis stelt dat de aangifte onvolledig is.
Dezelfde opmerking geldt voor artikel 13.
De precisering luidens welke de aangifte aangetekend moet geschieden, zou kunnen worden opgenomen in artikel 3 van het ontwerp.
Aldus zou het begin van dat artikel als volgt kunnen worden geredigeerd : «
Art. 3.De aangifte waarvan sprake is in artikel 113, tweede lid, van de voormelde wet van 21 maart 1991, geschiedt aangetekend. Ze bevat : (...) » Artikel 3 1. Wat het begin van dit artikel betreft, wordt verwezen naar de opmerking die is gemaakt onder artikel 2.2. Onderdeel 1° dient te worden aangepast zodat voorzien wordt in het geval waarin de declarant een rechtspersoon is.3. Onderdeel 2°, waarin de declarant verplicht wordt met de ombudsdienst een protocol te sluiten dat de in artikel 43bis, § 3, 4°, van de wet van 21 maart 1991 bedoelde "arbitrageovereenkomst" omvat, geeft aanleiding tot twee opmerkingen. In de eerste plaats is deze bepaling in strijd met artikel 113 van de voormelde wet, dat bepaalt dat het uitgeven van telefoongidsen gewoon moet worden aangegeven. De uitgever verplichten een "protocol" of een overeenkomst met de ombudsdienst te sluiten, komt erop neer dat de instemming van deze dienst wordt vereist om op wettige wijze telefoongidsen te kunnen vervaardigen, verkopen of verspreiden.
Bovendien blijkt duidelijk, zowel uit het voormelde artikel 43bis als uit de grondwetsbepalingen die aan de hoven en rechtbanken de geschillen houdende burgerlijke rechten toewijzen (artikel 144) en die bepalen dat "niemand tegen zijn wil kan worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent" (artikel 13), dat het beroep doen op de arbitrage van de ombudsdienst de vrije instemming impliceert van alle partijen bij het geschil. De toestemming van de onderneming die een telecommunicatiedienst levert, kan haar bijgevolg niet worden opgelegd als voorwaarde om die dienst te leveren. 4. In paragraaf 2 dienen de woorden "Onverminderd artikel 8," vervangen te worden door de woorden "Onder voorbehoud van artikel 8". Artikel 4 Het artikel is in zijn huidige redactie onbegrijpelijk. Het moet volledig worden herschreven in eenvoudige en toegankelijke taal, waarbij in voorkomend geval de verschillende gevallen die de steller van het ontwerp voor ogen had, worden onderscheiden.
Gelet op die onduidelijkheid kan de Raad van State zich niet uitspreken over de rechtmatigheid van het beginsel van de kosteloosheid, die zowel wordt opgelegd in het eerste als in het tweede lid van de onderzochte bepaling, alsmede over de aan de minister opgedragen bevoegdheid om, in een regeling waarbij gewoon aangifte moet worden gedaan, af te wijken van dat kosteloosheidsbeginsel.
Artikel 6 1. Het zou beter zijn paragraaf 1 als volgt te redigeren : « § 1.Iedere persoon die daarvan aangifte doet, mag een universele telefoongids vervaardigen, verkopen en verspreiden voor de zones die hij vaststelt. » .
De mogelijkheid om een beroep te doen op onderaannemers ligt immers voor de hand en het preciseren ervan maakt de tekst nodeloos ingewikkeld. 2. Zoals de in paragraaf 2, tweede lid, aan de minister verleende delegatie is geformuleerd, gaat ze te ver.Aangezien de wet het vaststellen van de voorwaarden voor het uitgeven van telefoongidsen aan de Koning heeft opgedragen, kan een subdelegatie aan de minister alleen betrekking hebben op aangelegenheden die een bijkomstigheid of een detail vormen. "De criteria die het universele karakter van de telefoongids en van de daarin vervatte inlichtingen waarborgen" kunnen niet als zodanig worden beschouwd.
In voorkomend geval moet de tekst worden herzien zodat de delegatie aan de minister binnen aanvaardbare grenzen blijft.
In verband met het vierde lid van dezelfde paragraaf, dat als zodanig onbegrijpelijk is, wordt verwezen naar de opmerking die is gemaakt over artikel 1, 4°.
Aangezien het volgens het verslag aan de Koning ten slotte de bedoeling is van de steller van de ontworpen tekst ervan uit te gaan dat alleen de telefoongidsen "op papier" beantwoorden aan de voorwaarden, dient paragraaf 2 in die zin te worden geredigeerd.
Artikel 7 In het eerste lid is de betekenis van de woorden "die dat wenst" niet duidelijk. Bij het lezen van die woorden blijkt immers niet of de eindgebruiker daartoe een aanvraag moet hebben ingediend indien hij een "universele telefoongids die betrekking heeft op de telefoonzone waarin hij woont" wenst te ontvangen, dan wel of hij een exemplaar van die telefoongids ontvangt zonder daarom te hebben verzocht.
Artikel 12 De administratieve sancties die van toepassing zijn indien de verplichtingen opgelegd bij titel III van de wet van 21 maart 1991 niet worden in acht genomen, zijn vervat in artikel 109quater van die wet.
Het onderhavige ontwerp kan daar niet van afwijken. Inzonderheid kan het niet, zoals in het derde lid geschiedt, bepalen dat het Instituut de persoon die handelt in strijd met de verplichtingen, het verbod oplegt om zijn activiteit voort te zetten.
Deze bepaling moet bijgevolg vervallen.
Artikel 13 Het zou meer in overeenstemming zijn met het koninklijk besluit van 15 juli 1994 tot uitvoering van artikel 113, 2°, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, met betrekking tot de gidsen van de abonnees van de gereserveerde telecommunicatiediensten die door BELGACOM worden geëxploiteerd, te schrijven "De krachtens het koninklijk besluit van ... gemachtigde personen" in plaats van "Personen die krachtens het koninklijk besluit van ... bevoegd zijn verklaard".
SLOTOPMERKINGEN Opmerking betreffende de nummering van de hoofdstukken en het opschrift ervan : Hoofdstukken worden met hoofdtelwoorden in Romeinse cijfers genummerd, behalve hoofdstuk I in de Franse tekst, dat voluit als "Chapitre premier" moet worden vermeld. Bovendien dient ervoor te worden gezorgd dat in de Franse lezing van het ontwerp de opschriften van die hoofdstukken met elkaar harmoniëren. Indien hoofdstuk I het opschrift "Les annuaires" draagt, dient het volgende hoofdstuk, veeleer dan het opschrift "Annuaire universel" het opschrift "L'annuaire universel" met een bepaald lidwoord, te dragen.
Bovendien schrijve men in de Franse lezing "§ 1er" in plaats van "§ 1".
De kamer was samengesteld uit : de heren : R. Andersen, kamervoorzitter;
C. Wettinck, P. Lienardy, staatsraden;
F. Delperee, J.-M. Favresse, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. M. Proost, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, adjunct-auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer C. Amelynck, adjunct-referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer R. Andersen.
De griffier, De voorzitter, M. Proost. R. Andersen. _______ Nota's (1) Bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 1997.(2) De uiterste datum voor de omzetting is 30 juni 1998 voor richtlijn 98/10/EG en 24 oktober 1998 voor richtlijn 97/66/EG.(3) In dat opzicht dient bijzondere aandacht te worden besteed aan algemene opmerking nr.1. (4) Zie de voormelde richtlijn 97/66/EG, die zulk een onderscheid maakt.De wet van 21 maart 1991 gebruikt overigens eveneens herhaaldelijk het woord "abonnees" om diegenen aan te duiden die aangesloten zijn op een dienst (zie artikel 87, § 2, tweede lid, e), alsmede bijlage I; in artikel 109ter C daarentegen wordt jammer genoeg het woord "eindgebruikers" gebezigd). (5) Zie bijvoorbeeld : - advies L.26.509/9, gegeven op 9 juni 1997 over een ontwerp dat het koninklijk besluit van 17 juli 1997 "betreffende het opzetten en exploiteren van ERMES-Semafoonnetten" is geworden (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1997); - advies L. 26.588/4, gegeven op 29 september 1997 over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de satellietgrondstations en netwerken via satellietgrondstations" (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 27 juni 1998). (6) Artikel 10, § 2, laatste lid, bevat immers een afwijking van de rangschikking per gemeente. 14 SEPTEMBER 1999. - Koninklijk besluit houdende de voorwaarden tot vervaardiging, uitgave en verspreiding van de telefoongidsen en tot intrekking van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 met hetzelfde onderwerp ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op richtlijn 90/388/EEG van de Commissie van 28 juni 1990 betreffende de mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten, inzonderheid op artikel 4ter, ingevoegd bij richtlijn 96/19/EEG van 13 maart 1996;
Gelet op richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector, inzonderheid op artikel 11;
Gelet op richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat, inzonderheid op artikel 6;
Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op de artikelen 84 § 1, 7°, 109ter C en 113 vervangen door de wet van 19 december 1997 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 4 maart 1999 tot aanpassing van sommige bepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven aan de richtlijnen van de Europese Unie en tot wijziging van die wet met betrekking tot de universeledienstverlening;
Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, dat vereist is krachtens artikel 113, eerste lid, van de voormelde wet van 21 maart 1991;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 mei 1997 en op 25 mei 1998;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 4 september 1997 en op 12 juni 1998;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 12 juni 1998 over de adviesaanvraag binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 30 september 1998 overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Telefoongidsen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : de Minister of Staatssecretaris die de telecommunicatie onder zijn bevoegdheid heeft;2° Wet : de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven; 3° Instituut : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, afgekort « B.I.P.T. », bedoeld in artikel 71 van de wet; 4° Universele telefoongids : type van telefoongids die beantwoordt aan de criteria die in artikel 6 van dit besluit zijn vastgelegd;5° Eindgebruikergegevens : inlichtingen die de personen die diensten voor vaste of mobiele spraaktelefonie aan eindgebruikers aanbieden bij de houder van de abonnementsovereenkomst hebben verzameld en die nodig zijn voor de vervaardiging, verkoop of verspreiding van een telefoongids;
Art. 2.§ 1. De aangifte waarvan sprake in artikel 113 van de wet, wordt gedaan via een aangetekend schrijven. Zij omvat : 1° de identiteit en het adres van de aangever;indien de aangever een rechtspersoon is, de rechtsvorm, de benaming en de precieze vermelding van de maatschappelijke zetel, alsook een afschrift van de statuten; 2° een verbintenis om binnen twee maanden volgend op de indiening van de aangifte bij het Instituut, een overeenkomst te sluiten met de ombudsdienst.Die overeenkomst bepaalt de nadere regels voor de behandeling van de klachten en omvat onder andere de arbitrageovereenkomst waarvan sprake in artikel 43bis, § 3, 4° van de wet; 3° de oorsprong van de gegevens die als basis dienen voor de uitgave van de telefoongids;4° de definitie van de beoogde territoriale dekking;5° in voorkomend geval, de categorie of categorieën van vrije beroepen of van commerciële, industriële of ambachtelijke activiteiten die daarin worden opgenomen;6° de beoogde financieringswijze;7° de door de telefoongids gedekte telecommunicatiedienst(en);8° de voorwaarden voor het beschikbaar stellen van de telefoongids aan het publiek, met inbegrip van het eventuele verzoek om afwijking, bedoeld in artikel 3 van dit besluit;9° de eventuele voorwaarden inzake recycling van de vervangen telefoongidsen;10° eventueel, de verbintenis om een universele telefoongids te publiceren onder de voorwaarden van hoofdstuk II van dit besluit;11° de soort(en) van dragers waarop de telefoongids aan het publiek beschikbaar wordt gesteld. § 2. Onverminderd artikel 10, moet elke wijziging van één van de elementen die volgens § 1 zijn aangegeven, ten minste twee weken voor zij van kracht wordt aan het Instituut worden meegedeeld.
Art. 3.De eindgebruikergegevens worden beperkt tot hetgeen nodig is om de eindgebruiker te identificeren, tenzij de abonnee zonder de minste dubbelzinnigheid zijn toestemming heeft verleend om aanvullende gegevens te publiceren, met inbegrip van de beroepsbezigheid van de eindgebruiker alsook de personen die met hem samenwonen en die onder hun eigen naam wensen te worden vermeld. Die basisgegevens worden gratis vermeld voorzover de eindgebruikers in de categorie vallen, bedoeld in artikel 2, § 1, 5° van dit besluit en voorzover zij gevestigd zijn in de telefoonzones van de vaste diensten die door de gids worden gedekt.
Behalve afwijking die op voorstel van het Instituut door de Minister wordt toegestaan, ontvangt elke eindgebruiker van een dienst voor vaste of mobiele spraaktelefonie gratis, zonder daarom te verzoeken, op het adres van zijn woonplaats, een bijgewerkt exemplaar van alle telefoongidsen die gratis aan het publiek worden verstrekt en die behoren tot de telefoonzone van de vaste dienst waar de aansluiting zich bevindt.
In geval van verscheidene toegangslijnen op eenzelfde adres, mag de eindgebruiker aan de uitgever vragen om kosteloos minder telefoongidsen te ontvangen dan dat hij toegangslijnen heeft.
Er wordt maar één telefoongids bezorgd aan de persoon die zowel geabonneerd is op een operator voor vaste spraaktelefonie als op een operator voor mobiele telefonie.
Art. 4.Elke persoon die een telefoongids vervaardigt, verkoopt of verspreidt, verstrekt, ongeacht de drager ervan, kosteloos drie bijgewerkte exemplaren van die gids aan het Instituut.
Art. 5.De eindgebruikergegevens die verkregen zijn door de personen die een telefoongids vervaardigen, verkopen of verspreiden mogen door die personen voor geen andere doeleinden worden gebruikt dan voor de vervaardiging, de verkoop of de verspreiding van een telefoongids.
Die eindgebruikergegevens mogen niet worden doorverkocht of aan een derde worden meegedeeld. HOOFDSTUK II. - De universele telefoongids
Art. 6.§ 1. Behalve de eindgebruikergegevens die alfabetisch en per gemeente zijn opgenomen, moet de universele telefoongids de inlichtingen vermelden die opgesomd zijn in de bijlage bij dit besluit, alsmede de inlichtingen met betrekking tot de diensten met bijzondere toegang.
Al wie een universele telefoongids uitgeeft moet aan het Instituut de gedekte zone of zones verduidelijken.
Een universele telefoongids wordt op papier afgedrukt; elke andere drager is enkel maar een aanvulling op de papieren drager.
Behalve bij afwijking die op voorstel van het Instituut door de Minister is toegestaan moet een universele telefoongids ten minste een telefoonzone van een vaste dienst bestrijken die bestaat op de datum waarop dit besluit wordt bekendgemaakt, en waarbij een minimum van vijfenzeventigduizend eindgebruikergegevens wordt opgenomen.
Voor de toepassing van dit artikel worden de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als één enkele gemeente beschouwd. § 2. De criteria voor de uitgave van de universele telefoongids worden door de Minister vastgesteld.
Art. 7.Elke abonnee heeft het recht om op verzoek niet te worden vermeld in een afgedrukte of elektronische telefoongids.
Niettemin zijn de personen die diensten voor vaste of mobiele spraaktelefonie aan eindgebruikers aanbieden en die van een abonnee betaling willen eisen om die eindgebruikergegevens niet in een telefoongids te laten verschijnen, verplicht een aanvraag in te dienen waarin het bewijs wordt geleverd dat de gevraagde som niet afschrikt voor de uitoefening van het recht van de abonnees om niet in de gids te worden vermeld. Rekening houdende met de eisen inzake kwaliteit van de telefoongids ten aanzien van de universeledienstverlening moet die som worden berekend om de kosten te dekken die daadwerkelijk zijn gemaakt voor de aanpassing en bijwerking van de lijst van de abonnees die niet in de telefoongids mogen worden vermeld.
De Minister keurt de aanvraag goed op voorstel van het Instituut.
Art. 8.De uitgever van een universele telefoongids is verplicht om de universele telefoongids uit te geven, te vervaardigen en te verspreiden in de gedekte zone(s). In geval van verzuim vanwege de uitgever en indien geen enkele andere universele telefoongids de betrokken zones dekt, laat het Instituut de universele telefoongids uitgeven, vervaardigen en verspreiden op kosten van de in verzuim zijnde uitgever.
De uitgever deelt het Instituut uiterlijk op 15 januari zijn jaarlijks programma mee met betrekking tot de data van afsluiting en verspreiding van zijn universele telefoongidsen.
Art. 9.Elke universele telefoongids wordt ten minste één keer om de vijftien maanden bijgewerkt door middel van een nieuwe uitgave.
Elke uitgever van een universele telefoongids verstrekt bovendien tegen een redelijke prijs één of meer exemplaren van de universele telefoongids aan iedereen die daarom verzoekt.
Art. 10.Elke persoon die niet langer de universele telefoongids wenst uit te geven in het gehele, in zijn aangifte vastgelegde grondgebied of in een deel ervan, moet dit uiterlijk zes maanden na de laatste verspreiding van de universele gids die hij voor de betrokken zone uitgeeft, per aangetekend schrijven meedelen. In geval van laattijdige aangifte blijft die persoon verplicht om de universele telefoongids uit te geven. HOOFDSTUK III. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 11.Binnen zes maanden volgend op de inwerkingtreding van dit besluit, stellen de operatoren voor mobiele telefonie hun klanten op de hoogte van de mogelijkheid om te vragen de hen betreffende eindgebruikergegevens te publiceren.
Tot die datum mogen personen die op een mobieletelefoniedienst geabonneerd zijn worden weggelaten bij de overzending naar de uitgevers, behalve indien die personen de wil uitdrukken of vooraf hebben uitgedrukt om de hen betreffende eindgebruikergegevens te laten overzenden.
Art. 12.Indien de krachtens dit besluit opgelegde verplichtingen niet worden nagekomen zal het Instituut de bepalingen van artikel 109quater van de wet toepassen.
Art. 13.Niettegenstaande artikel 14 van dit besluit, wordt het koninklijk besluit van 15 juli 1994 tot uitvoering van artikel 113, 2° van de wet, met betrekking tot de gidsen van de abonnees van de gereserveerde telecommunicatiediensten die door BELGACOM worden geëxploiteerd, opgeheven.
Art. 14.De personen die krachtens het koninklijk besluit van 15 juli 1994 tot uitvoering van artikel 113, 2° van de wet bevoegd zijn verklaard, moeten een aangifte indienen die voldoet aan de bepalingen van dit besluit en dit binnen twee maanden na de inwerkingtreding van het in artikel 6 § 2 bedoelde ministerieel besluit. Deze aangifte moet ook de datum vermelden vanaf wanneer de nieuwe data van verschijning van de telefoongidsen zullen worden aangepast.
Art. 15.Het koninklijk besluit van 13 juni 1999 houdende de voorwaarden tot vervaardiging, uitgave en verspreiding van de telefoongidsen en zijn bijlage worden ingetrokken.
Art. 16.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 17.Onze Minister die Telecommunicatie onder zijn bevoegdheid heeft, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, op 14 september 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS
Bijlage Lijst van de inlichtingen die gratis in elke universele telefoongids moeten worden vermeld - De noodnummers, overeenkomstig bijlage 1, artikel 8 van de wet; - Lijst van alle woonplaatsen en daarmee overeenstemmende gemeenten van het Rijk met hun bijhorend postnummer en zonenummer. - Nummers van de telefoondiensten van algemeen nut van de leveranciers van diensten voor vaste en/of mobiele spraaktelefonie waarvan de eindgebruikers in de telefoongids opgenomen zijn. - De algemene inlichtingen die door de Minister worden vastgesteld en de inlichtingen over de universele dienst; - De lijst van de commerciële diensten van de operator die met de universele dienst belast is, alsook de adressen en telefoonnummers van de leveranciers van spraaktelefoondiensten van de vaste en/of mobiele netten waarvan de eindgebruikers in de telefoongids opgenomen zijn. - Landnummers, de belangrijkste internationale netnummers en tijdsverschil. - Voor elke leverancier van spraaktelefoondiensten van de vaste en/of mobiele netten waarvan de eindgebruikers in de telefoongids opgenomen zijn : - de beschrijving van de dienst; - de toegepaste tarieven; - de technische voorwaarden met betrekking tot de verstrekking van de basisdienst inzake spraaktelefonie; - Eventueel de kwaliteit van de aangeboden diensten zoals die door het Instituut is gemeten; - De datum waarop die verschillende inlichtingen zijn verzameld. - De voorwaarden inzake toegang tot en volledig adres van de ombudsdienst voor de telecommunicatie en de ombudsdienst van De Post enerzijds en anderzijds van de Ethische Commissie; - Inlichtingen aangaande de betaaltelefoons die door de universeledienstverlener in dienst zijn gesteld; - Inlichtingen met betrekking tot de regelgevingsopdrachten van het Instituut die de gebruikers kunnen aanbelangen. - De datum waarop de leveranciers van diensten waarvan de eindgebruikers in de telefoongids opgenomen zijn, hun abonneegegevens aan de uitgever hebben verstrekt en de datum waarop de verschillende dienstenleveranciers de inlichtingen die in de telefoongids voorkomen, hebben verstrekt.
Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 14 september 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS