Etaamb.openjustice.be
Wet van 03 april 2013
gepubliceerd op 26 april 2013

Wet houdende invoeging van de bepalingen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in boek IV « Bescherming van de mededinging » en boek V « De mededinging en de prijsevoluties » van het Wetboek van economisch recht

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2013011191
pub.
26/04/2013
prom.
03/04/2013
ELI
eli/wet/2013/04/03/2013011191/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

3 APRIL 2013. - Wet houdende invoeging van de bepalingen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in boek IV « Bescherming van de mededinging » en boek V « De mededinging en de prijsevoluties » van het Wetboek van economisch recht (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Het Wetboek van economisch recht

Art. 2.In titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 1, van boek IV van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 3 april 2013 houdende invoeging van Boek IV « Bescherming van de mededinging » en van Boek V « De mededinging en de prijsevoluties » in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek IV en aan boek V en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek IV en aan boek V, in boek I van het Wetboek van economisch recht wordt een onderafdeling 5 ingevoegd, luidende : « Onderafdeling 5. - Wraking en tucht »

Art. 3.In onderafdeling 5, ingevoegd bij artikel 2, wordt een artikel IV.32 ingevoegd, luidende : « Art. IV.32. De voorzitter, de assessor-ondervoorzitter of de voor een zaak aangeduide assessoren, de auditeur-generaal en de door hem aangeduide auditeurs kunnen worden gewraakt om de redenen vermeld in artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek.

De persoon die weet dat er een wrakingsgrond tegen hem is, onthoudt zich.

De vordering tot wraking wordt ingediend door middel van een met redenen omkleed verzoekschrift dat bij het secretariaat van het auditoraat wordt ingediend. Het bevat de middelen en is ondertekend door de partij of door haar bijzondere gemachtigde en de bijzondere volmacht is bij het verzoekschrift gevoegd.

Het verzoekschrift tot wraking wordt binnen vierentwintig uur door het secretariaat aan de gewraakte persoon overhandigd.

Deze laatste geeft binnen twee dagen onderaan het verzoekschrift zijn schriftelijke verklaring met ofwel zijn instemming met de wraking ofwel zijn weigering zich te onthouden, met zijn antwoorden op de wrakingsmiddelen.

Indien de wraking betwist wordt, doet het hof van beroep van Brussel er uitspraak over in afwezigheid van de betrokkene. De eisende partij en de gewraakte persoon worden gehoord.

In dat geval is de beslissing van het hof van beroep niet vatbaar voor beroep. »

Art. 4.In dezelfde onderafdeling 5 wordt een artikel IV.33 ingevoegd, luidende : « Art. IV.33. Het hof van beroep te Brussel kan op gemotiveerde wijze aan de voorzitter, de assessor ondervoorzitter, de assessoren, de auditeur-generaal en aan de directeurs voor economische en juridische studies een terechtwijzing, een blaam of een inhouding van wedde als tuchtrechtelijke sanctie opleggen. Het hof kan hen ook vervallen verklaren van hun ambt of hen schorsen. »

Art. 5.In onderafdeling 7 van titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 1, van boek IV van hetzelfde wetboek, wordt een artikel IV.37 ingevoegd, luidende : « Art. IV.37. § 1. De functies van voorzitter, auditeur-generaal, directeur economische en juridische studies en personeelslid van de Belgische Mededingingsautoriteit zijn onverenigbaar met de gerechtelijke functies, met de uitoefening van een openbaar mandaat toegekend door verkiezing op een ander niveau dan het lokale of provinciale niveau, met elke bezoldigde functie of openbaar ambt van politieke of administratieve aard, met de ambten van notaris en gerechtsdeurwaarder, met het beroep van advocaat, met de militaire status en met de functie van bedienaar van een erkende eredienst. § 2. De functie van assessor-ondervoorzitter of assessor is onverenigbaar met de uitoefening van een openbaar mandaat toegekend door verkiezing op een ander niveau dan het lokale of provinciale niveau, met elke bezoldigde functie of openbaar ambt van politieke of administratieve aard met uitzondering van ambten in instellingen van hoger onderwijs, met de ambten van notaris en gerechtsdeurwaarder, met de militaire status en met de functie van bedienaar van een erkende eredienst. § 3. Van de eerste en tweede paragraaf mag enkel worden afgeweken : 1° wanneer het de uitoefening betreft van het ambt van professor, docent, lector of assistent in de instellingen voor hoger onderwijs, voor zover dat ambt niet wordt uitgeoefend gedurende meer dan twee halve dagen per week;2° wanneer het de uitoefening betreft van de functie van lid van een examencommissie;3° wanneer het de deelname betreft aan een commissie, een raad of een adviescomité, voor zover het aantal opdrachten of functies beperkt is tot twee en het gaat om opdrachten of functies die onbezoldigd worden uitgeoefend. Deze afwijkingen worden toegekend door de voorzitter, en indien het hem betreft, door de voorzitter van het hof van beroep te Brussel. »

Art. 6.In titel 2 van boek IV van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk 2 ingevoegd, luidende : « HOOFDSTUK 2. - Prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Cassatie en tussenkomsten als amicus curiae »

Art. 7.In hoofdstuk 2 van titel 2 van boek IV van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 6, wordt een artikel IV.75 ingevoegd, luidende : « Art. IV.75. Het Hof van Cassatie spreekt zich bij wege van prejudicieel arrest uit over de vragen met betrekking tot de interpretatie van de bepalingen van dit boek. »

Art. 8.In hetzelfde hoofdstuk 2 wordt een artikel IV.76 ingevoegd, luidende : « Art. IV.76. § 1. Wanneer de oplossing van een geschil afhangt van de interpretatie van dit boek, kan het rechtscollege waarbij de zaak aanhangig is gemaakt de uitspraak uitstellen en een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Cassatie.

De beslissing om een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Cassatie schorst de termijnen en de procedure voor het rechtscollege dat de vraag stelt vanaf de dag waarop de beslissing werd genomen tot de dag waarop dit rechtscollege het antwoord van het Hof van Cassatie ontvangt.

Tegen de beslissing van dit rechtscollege om een prejudiciële vraag te stellen of een dergelijke vraag niet te stellen kan geen enkel rechtsmiddel worden aangewend. § 2. De griffier van het Hof van Cassatie stelt de partijen, de Belgische Mededingingsautoriteit, de minister en, in het geval van toepassing van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de Europese Commissie onverwijld in kennis van de prejudiciële vraag.

De griffier van het Hof van Cassatie nodigt de partijen, de Belgische Mededingingsautoriteit, de minister en de Europese Commissie uit om hun schriftelijke opmerkingen over te zenden, op straffe van onontvankelijkheid, binnen een maand na de kennisgeving van de prejudiciële vraag. § 3. Deze laatsten kunnen elk vragen om gehoord te worden en het proceduredossier ter plaatse raadplegen of vragen dat hen een afschrift wordt toegezonden.

Het Hof kan de prejudiciële vraag herformuleren. Het Hof neemt een met redenen omklede beslissing. Het Hof doet uitspraak met voorrang boven alle andere zaken. § 4. Het rechtscollege dat de prejudiciële vraag heeft gesteld, evenals elk rechtscollege dat in dezelfde zaak uitspraak doet, moeten zich, voor de oplossing van het geschil naar aanleiding waarvan de vragen zijn gesteld, voegen naar het arrest dat het Hof van Cassatie heeft gewezen. »

Art. 9.In hetzelfde hoofdstuk 2 wordt een artikel IV.77 ingevoegd, luidende : « Art. IV.77. De Belgische Mededingingsautoriteit kan ambtshalve of op verzoek van het rechtscollege waarbij de zaak aanhangig is, binnen de door het rechtscollege bepaalde termijnen, schriftelijke opmerkingen maken in verband met de toepassing van de artikelen IV.1 en IV.2 of van de artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Met de toestemming van het betrokken rechtscollege kan zij ook mondelinge opmerkingen maken.

Enkel met het oog op de formulering van hun opmerkingen kan de Belgische Mededingingsautoriteit het betrokken rechtscollege verzoeken haar alle voor de beoordeling van de zaak noodzakelijke stukken toe te zenden of te laten toezenden.

Wanneer de Belgische Mededingingsautoriteit opmerkingen indient moeten de andere partijen de gelegenheid worden geboden om op deze opmerkingen te antwoorden. »

Art. 10.In hetzelfde hoofdstuk 2 wordt een artikel IV.78 ingevoegd, luidende : « Art. IV.78. Elk door de hoven en rechtbanken gewezen vonnis of arrest waarbij het gaat om het geoorloofde karakter van een mededingingspraktijk als bedoeld in dit boek, wordt binnen acht dagen aan de Belgische Mededingingsautoriteit en, voor zover het gaat om een vonnis of arrest dat een toepassing van het Europees mededingingsrecht bevat, aan de Europese Commissie meegedeeld door toedoen van de griffier van het bevoegde rechtscollege.

Bovendien geeft de griffier zonder verwijl de Belgische Mededingingsautoriteit kennis van de beroepen die zijn ingesteld tegen enig in het voorgaande lid bedoeld vonnis of arrest. »

Art. 11.In titel 2 van boek IV van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk 3 ingevoegd, luidende : « HOOFDSTUK 3. - Hoger beroep »

Art. 12.In hoofdstuk 3 van titel 2 van boek IV van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 11, wordt een artikel IV.79 ingevoegd, luidende : « Art. IV. 79. § 1. Tegen de beslissingen van het Mededingingscollege of de auditeur, zoals bedoeld in de artikelen IV.47, IV.48, IV.50, IV.61, § 1, 1° en 2°, en § 2, 1° en 2°, IV.62 § 6, IV.63, § 3, en IV.64, alsmede tegen stilzwijgende beslissingen tot toelating van concentraties door het verstrijken van de in artikelen IV.61 en IV.62 bepaalde termijnen en tegen het stilzwijgend afwijzen van een verzoek om voorlopige maatregelen door het verstrijken van de in artikel IV.64 bepaalde termijn kan uitsluitend bij het hof van beroep te Brussel hoger beroep worden ingesteld.

Na de mededeling van de grieven bedoeld in artikel IV.42, § 4, en artikel IV.59, eerste lid, kan bij het hof van beroep te Brussel ook beroep worden aangetekend tegen beslissingen van het auditoraat betreffende het aanwenden in het onderzoek van de in het kader van een huiszoeking zoals bedoeld in artikel IV.41, § 3, vierde lid verkregen gegevens, voor zover deze gegevens daadwerkelijk zijn gebruikt voor het staven van de grieven.

Tegen andere beslissingen van het Mededingingscollege, het Auditoraat of een auditeur staat alleen het beroep open dat in dit boek is voorzien, onverminderd de mogelijkheid om er middelen aan te ontlenen in een in deze paragraaf bedoelde beroepsprocedure voor het hof van beroep te Brussel. § 2. Het hof van beroep te Brussel oordeelt volgens de procedure zoals in kortgeding in rechte en in feite over de zaak zoals voorgelegd door de partijen.

Het hof oordeelt, behalve in de in het derde lid bedoelde gevallen met volle rechtsmacht met inbegrip van de bevoegdheid om een eigen beslissing in de plaats te stellen van de aangevochten beslissing.

In zaken betreffende de toelaatbaarheid van concentraties of door het Mededingingscollege opgelegde voorwaarden of verplichtingen, en in zaken waarin het hof, anders dan de aangevochten beslissing, een inbreuk vaststelt op de artikelen 101 of 102 VWEU, spreekt het Hof zich alleen uit over de aangevochten beslissing met vernietigingsbevoegdheid.

Het beroep schorst de aangevochten beslissingen niet.

Het hof van beroep kan echter, op verzoek van de belanghebbende en bij beslissing alvorens recht te doen, de tenuitvoerlegging van de beslissing van het Mededingingscollege geheel of gedeeltelijk schorsen tot op de dag van de uitspraak van het arrest.

De schorsing van de tenuitvoerlegging kan slechts bevolen worden wanneer ernstige middelen worden ingeroepen die de vernietiging van de aangevochten beslissing kunnen rechtvaardigen en op voorwaarde dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de beslissing ernstige gevolgen kan hebben voor de betrokkene.

Het hof van beroep kan, in voorkomend geval, bevelen dat het betaalde bedrag van de geldboeten aan de betrokkene wordt terugbetaald. § 3. Een hoger beroep bij het hof van beroep te Brussel kan worden ingesteld door elke bij de aangevochten beslissing betrokken partij.

Het hoger beroep kan ook ingesteld worden door elke persoon die overeenkomstig artikel IV.45, § 5, of artikel IV.60, § 2, een belang kan doen gelden en die aan het Mededingingscollege gevraagd heeft te worden gehoord. Het beroep kan eveneens door de minister worden ingesteld zonder dat deze een belang moet aantonen en zonder dat hij vertegenwoordigd was voor het Mededingingscollege. § 4. Het hoger beroep wordt, op straffe van niet ontvankelijkheid die ambtshalve wordt uitgesproken, ingesteld tegen de Belgische Mededingingsautoriteit door middel van een ondertekend verzoekschrift dat wordt ingediend ter griffie van het hof van beroep te Brussel binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving van de aangevochten beslissing.

Het verzoekschrift bevat op straffe van nietigheid : 1° de aanduiding van dag, maand en jaar;2° indien de verzoeker een natuurlijke persoon is, zijn naam, voornaam, beroep en woonplaats, alsook, in voorkomend geval, zijn ondernemingsnummer;indien de verzoeker een rechtspersoon is, de benaming, de rechtsvorm, de maatschappelijke zetel en de hoedanigheid van de persoon die of het orgaan dat hem vertegenwoordigt, alsook, in voorkomend geval, zijn ondernemingsnummer; indien het beroep uitgaat van de minister, de benaming en het adres van de dienst die hem vertegenwoordigt; 3° de vermelding van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld;4° een lijst van de namen, hoedanigheden en adressen van de partijen aan wie de beslissing ter kennis was gebracht;5° de uiteenzetting van de middelen;6° de plaats, de dag en het uur van de verschijning vastgesteld door de griffie van het hof van beroep te Brussel;7° de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat. Binnen vijf dagen na het indienen van het verzoekschrift moet de verzoeker, op straffe van nietigheid van het verzoek, een afschrift van het verzoekschrift bij een aangetekende brief met ontvangstbewijs toesturen aan het secretariaat van het auditoraat dat de voorzitter en de auditeur-generaal inlicht, alsmede aan de partijen aan wie kennis werd gegeven van de aangevochten beslissing zoals blijkt uit de kennisgevingsbrief, en aan de bevoegde minister indien hij de verzoeker niet is. § 5. Incidenteel beroep kan worden ingesteld. Het is slechts ontvankelijk indien het is ingesteld binnen een maand na de ontvangst van de brief waarin het vorige lid voorziet.

Het incidenteel beroep kan echter niet toegelaten worden indien het hoofdberoep nietig of laattijdig wordt verklaard.

Het hof van beroep te Brussel kan te allen tijde de personen die partij waren in de procedure die leidde tot het nemen van de aangevochten beslissing van rechtswege in de zaak betrekken, als het hoofdberoep of het incidenteel beroep hun belangen of verplichtingen kan aantasten. Het hof kan de Belgische Mededingingsautoriteit verzoeken om de mededeling van het proceduredossier en andere stukken die tijdens de procedure bij het Mededingingscollege werden neergelegd.

De bevoegde minister kan zijn schriftelijke opmerkingen bij de griffie van het hof van beroep te Brussel indienen en het dossier ter plaatse op de griffie raadplegen. Het hof van beroep te Brussel stelt de termijnen vast om deze opmerkingen neer te leggen. De griffie brengt deze opmerkingen ter kennis van de partijen. § 6. Wanneer een beslissing over de boetes niet wordt vernietigd is interest verschuldigd vanaf de datum van de aangevochten beslissing. »

Art. 13.In boek V van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 3 april 2013 houdende invoeging van Boek IV « Bescherming van de mededinging » en van Boek V « De mededinging en de prijsevoluties » in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek IV en aan boek V en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan boek IV en aan boek V, in boek I van het Wetboek van economisch recht, wordt een artikel V.5 ingevoegd, luidende : « Art. V.5. § 1. Een beroep kan ingediend worden bij het hof van beroep van Brussel door elke betrokken partij of elke organisatie die werd gehoord krachtens artikel V. 4 evenals door elke belanghebbende persoon.

Dit beroep wordt ingediend in de vormen voorgeschreven door artikel IV, 79, § 4, eerste en tweede lid.

In geval van beroep maakt het Mededingingscollege zijn beslissing en alle bijkomende stukken onverwijld over aan het hof van beroep van Brussel, die de beslissing van het Mededingingscollege bevestigt, wijzigt of vernietigt, en en het voorwaardelijk of tijdelijk karakter van haar beslissing bepaalt.

Dit arrest van het hof van beroep wordt genomen binnen de zes maanden na de beslissing van het Mededingingscollege. § 2. Het hof van beroep kan, op verzoek van de verzoeker bedoeld in paragraaf 1, en bij beslissing alvorens recht te doen, de tenuitvoerlegging van de in artikel V.4, § 1, bedoelde voorlopige maatregelen, geheel of gedeeltelijk schorsen tot op de dag van de uitspraak van het arrest.

Indien het Mededingingscollege overeenkomstig artikel V.4, § 2, beslist dat de voorlopige maatregelen onmiddellijke uitwerking hebben, kan een beroep worden ingediend met schorsende werking.

De schorsing van de tenuitvoerlegging kan slechts bevolen worden wanneer ernstige middelen worden ingeroepen die de vernietiging van de aangevochten beslissing kunnen rechtvaardigen en op voorwaarde dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het besluit ernstige gevolgen kan hebben voor de betrokkene.

De beslissingen van het Mededingingscollege bedoeld in artikel V. 4 en van het hof van beroep van Brussel bedoeld in artikel V, 5, § § 1 en 2, kunnen in het Belgisch Staatsblad en op de website van de Belgische Mededingingsautoriteit bekend gemaakt worden. » HOOFDSTUK 3. - Inwerkingtreding

Art. 14.De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 3 april 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie en Consumenten, J. VANDE LANOTTE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 53-2592 - 2012/2013 : Nr.1 : Wetsontwerp.

Nr. 2 : Verslag.

Nr. 3 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 4 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal Verslag : 28 februari 2013.

Stukken van de Senaat : 5-1998 - 2012/2013 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Nr. 2 : Verslag.

Nr. 3 : Tekst verbeterd door de commissie.

Nr. 4 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Handelingen van de Senaat : 21 maart 2013 Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 53-2591 - 2012/2013 : Nr. 1 : Wetsontwerp.

Nr. 2 : Amendementen.

Nr. 3 : Verslag.

Nr. 4 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal Verslag : 28 februari 2013.

Stukken van de Senaat : 5-1997 - 2012/2013 : Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat.

Nr. 2 : Amendementen.

Nr. 3 : Verslag.

Nr. 4 : Tekst verbeterd door de commissie.

Nr. 5 : Beslissing om niet te amenderen.

Handelingen van de Senaat : 21 maart 2013.

^