gepubliceerd op 24 april 2018
Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten van 28 februari 2018 tot wijziging van het reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten betreffende de erkenning van complianceofficers
15 APRIL 2018. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten van 28 februari 2018 tot wijziging van het reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten betreffende de erkenning van complianceofficers
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de artikelen 64 en 87bis;
Gelet op de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, de artikelen 39, § 1, derde lid en 199, § 1, derde lid, gewijzigd bij de wet van 5 december 2017;
Gelet op de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, de artikelen 206, § 1, derde lid en 317, § 1, derde lid, gewijzigd bij de wet van 5 december 2017;
Gelet op de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, artikel 23, § 1, vierde lid, gewijzigd bij de wet van 5 december 2017;
Gelet op het reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten betreffende de erkenning van complianceofficers, goedgekeurd bij het koninklijk besluit van 12 maart 2012.
Op de voordracht van de Minister van Economie en Consumenten en de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het bij dit besluit gevoegde reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten van 28 februari 2018 tot wijziging van het reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten betreffende de erkenning van complianceofficers wordt goedgekeurd.
Art. 2.De minister bevoegd voor Economie en de Consumenten en de Minister bevoegd voor Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 april 2018.
FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk, Economie en Consumenten, K. PEETERS De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT
BIJLAGE BIJ HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 15 APRIL 2018 TOT GOEDKEURING VAN HET REGLEMENT VAN DE AUTORITEIT VOOR FINANCI"LE DIENSTEN EN MARKTEN VAN 28 FEBRUARI 2018 TOT WIJZIGING VAN HET REGLEMENT VAN DE AUTORITEIT VOOR FINANCI"LE DIENSTEN EN MARKTEN BETREFFENDE DE ERKENNING VAN COMPLIANCEOFFICERS De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de artikelen 64 en 87bis;
Gelet op de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, de artikelen 39, § 1, derde lid en 199, § 1, derde lid, gewijzigd bij de wet van 5 december 2017;
Gelet op de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, de artikelen 206, § 1, derde lid en 317, § 1, derde lid, gewijzigd bij de wet van 5 december 2017;
Gelet op de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, artikel 23, § 1, vierde lid, gewijzigd bij de wet van 5 december 2017;
Gelet op het reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten betreffende de erkenning van complianceofficers, goedgekeurd bij het koninklijk besluit van 12 maart 2012;
Gelet op het advies van de Raad van Toezicht van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten van 9 februari 2018, Besluit :
Artikel 1.Het opschrift van het reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten van 27 oktober 2011 betreffende de erkenning van complianceofficers wordt vervangen als volgt: "Reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten betreffende de erkenning van complianceofficers en de deskundigheid van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie".
Art. 2.In artikel 1 van hetzelfde reglement worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 1°, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepaling onder a), worden de woorden "artikel 1, § 3 van de wet van 25 april 2014" vervangen door de woorden "artikel 1, § 3, eerste lid, van de wet van 25 april 2014";b) in de bepaling onder b), worden de woorden "artikel 44, eerste lid van de wet van 6 april 1995" vervangen door de woorden " artikel 3, § 1 van de wet van 25 oktober 2016" ;2° de bepaling onder 2° wordt aangevuld met de woorden " en beursvennootschappen";3° de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : "3° "wet van 25 oktober 2016": de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies" 4° in de bepaling onder 8°, worden de woorden ""complianceofficer(s): de persoon of personen die in een gereglementeerde onderneming de in artikel 87bis, § 1, tweede lid, van de wet van 2 augustus 2002 bedoelde opdrachten uitvoeren" vervangen door de woorden : ""complianceofficer": de persoon die in een gereglementeerde onderneming de in artikel 87bis, § 1, tweede lid, van de wet van 2 augustus 2002 bedoelde opdrachten uitvoert";5° het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 10° tot 14°, luidende: "10° "verantwoordelijke voor de compliancefunctie": de persoon die, in een gereglementeerde onderneming als bedoeld in de bepaling onder 1°, b) en c), verantwoordelijk is voor de compliancefunctie als bedoeld in artikel 25/3, § 3, van de wet van 25 oktober 2016, in de artikelen 41, § 5, en 201, § 5, van de wet van 3augustus 2012 en in artikel 61 van de gedelegeerde Verordening (EU) Nr.231/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van vrijstellingen, algemene voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening, bewaarders, hefboomfinanciering, transparantie en toezicht ; 11° "vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies": de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht in de zin van artikel 6, §§ 1 en 3, van de wet van 25 oktober 2016;12° "examen voor de bank- en beleggingsdienstensector": examen bedoeld voor de kandidaat-complianceofficers van een in de bepaling onder 1°, a), b) of c), bedoelde gereglementeerde onderneming;13° "examen voor de verzekeringssector": examen bedoeld voor de kandidaat-complianceofficers van een in de bepaling onder 1°, d), bedoelde gereglementeerde onderneming; 14° "activiteitssector": hetzij de verzekeringsector, hetzij de bank- en beleggingsdienstensector.".
Art. 3.In artikel 2, eerste lid van hetzelfde reglement, worden de woorden "één of meerdere personen" vervangen door de woorden "een persoon" en de woorden "van de betrokken persoon of personen" worden vervangen door de woorden "van de betrokken persoon".
Art. 4.In artikel 3 van hetzelfde reglement worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.Om door de FSMA als complianceofficer te kunnen worden erkend, moet de kandidaat aan onderstaande voorwaarden voldoen: 1° over ten minste drie jaar passende ervaring beschikken.Met "passende ervaring" wordt ervaring bedoeld die een kandidaat heeft opgedaan bij het uitoefenen van functies waar hij of zij een beoordelingsverantwoordelijkheid droeg in een werkomgeving die inhoudelijk gelijkenissen of raakvlakken vertoont met de functie van complianceofficer en met de gereglementeerde onderneming die de kandidaat-complianceofficer heeft aangewezen, in het bijzonder gelet op de regels als bedoeld in artikel 87bis, § 1, eerste lid, van de wet van 2 augustus 2002 die op die onderneming van toepassing zijn.
Deze passende ervaring moet volledig zijn opgedaan in de periode van zes jaar voorafgaand aan de datum van de indiening van de erkenningsaanvraag. 2° houder zijn van een masterdiploma dat is uitgereikt door een universiteit of een hogeschool overeenkomstig een decreet van de Vlaamse, Franse of Duitstalige Gemeenschap, dan wel van een gelijkwaardig diploma dat vóór het academiejaar 2004-2005 is uitgereikt, of van een buitenlands diploma dat, krachtens de geldende wetgeving of door de FSMA, als gelijkwaardig wordt beschouwd met het in deze bepaling bedoelde Belgische diploma. De kandidaat-complianceofficers die kunnen aantonen dat zij praktische ervaring en kennis hebben opgedaan op financieel gebied die relevant zijn voor de uitoefening van de functies bedoeld in artikel 87bis, § 1, tweede lid, van de wet van 2 augustus 2002, zijn vrijgesteld van de toepassing van de bepaling onder 2°. Of de praktische ervaring en de kennis relevant zijn, zal door de FSMA worden beoordeeld aan de hand van een gedetailleerd dossier dat haar door de betrokken gereglementeerde onderneming moet worden overgemaakt en, zo nodig, tijdens een individueel gesprek met de kandidaat nader kan worden toegelicht; 3° een grondige kennis hebben verworven van de inhoud en de toepassing van de in artikel 87bis, § 1, eerste lid, van de wet van 2 augustus 2002 bedoelde regels.Deze grondige kennis wordt aangetoond: a) aan de hand van een attest waaruit blijkt dat de kandidaat-complianceofficer is geslaagd voor een examen dat werd afgenomen door een instelling waarvan de examens door de FSMA en de NBB zijn erkend overeenkomstig afdeling V van dit reglement. Het gaat meer bepaald om de volgende examens: (i) hetzij het examen voor de bank- en beleggingsdienstensector voor de kandidaat-complianceofficers die zijn aangewezen in een in artikel 1, 1°, a), b) en c), bedoelde gereglementeerde onderneming. De kandidaat-complianceofficers die zijn aangewezen in een in artikel 1, 1°, a) en c), bedoelde gereglementeerde onderneming die geen beleggingsdiensten verleent en aanbiedt, mogen een attest van slagen voor het examen indienen waarin alleen het slagen voor het theoretische deel en voor de in artikel 10, 2°, derde lid, b), bedoelde module B van het praktische examen voor de bank- en beleggingsdienstensector wordt vermeld. (ii) hetzij het examen voor de verzekeringssector voor de kandidaat-complianceofficers die zijn aangewezen in een in artikel 1, 1°, d), bedoelde gereglementeerde onderneming.
De kandidaat-complianceofficers die zijn aangewezen in een verzekeringsonderneming die geen levensverzekeringsactiviteiten als gedefinieerd in artikel 5, eerste lid, 12°, van de wet van 4 april 2014 aanbiedt, mogen een attest van slagen indienen waarin alleen het slagen voor het theoretische deel en voor de in artikel 10, 2°, derde lid, a), bedoelde module B van het praktische examen voor de verzekeringssector wordt vermeld. b) en met de deelname, vanaf het slagen voor het examen, aan een opleidingsprogramma bij een opleidingsinstelling die, op advies van de NBB, door de FSMA is erkend overeenkomstig afdeling VI van dit reglement, met een minimumduur van 20 uur om de drie jaar.In afwijking van wat voorafgaat, bedraagt de minimumduur van het opleidingsprogramma, wanneer de kandidaat-complianceofficereerder al bij een gereglementeerde onderneming was erkend, 40 uur om de drie jaar.
Worden vrijgesteld van het examen, de complianceofficers: - op wie overgangsbepaling van artikel 6 van dit reglement van toepassing was; - die, vanaf hun erkenning, aan een permanente opleiding hebben deelgenomen conform artikel 5 van dit reglement; en - die zijn aangewezen in een gereglementeerde onderneming die tot dezelfde activiteitssector behoort als de gereglementeerde onderneming waar zij op 1 april 2011 in functie waren. 4° gedekt zijn door een rechtsbijstandverzekering die minstens de kosten van strafrechtelijke vervolgingen dekt, alsook de gerechtskosten die verband houden met de gerechtelijke procedures en rechtsvorderingen die persoonlijk tegen de kandidaat zijn gericht voor feiten die hij bij de uitoefening van zijn functies heeft gepleegd, en de kosten die voortvloeien uit ontslagprocedures.De afsluiting van een dergelijke verzekering wordt aangetoond aan de hand van een attest waaruit blijkt dat de verzekering werd afgesloten; 5° blijk geven van professionele betrouwbaarheid en zich niet in een van de in artikel 20 van de wet van 25 april 2014 bedoelde gevallen bevinden;6° over de nodige vaardigheden beschikken om de verantwoordelijkheid voor de functie van complianceofficer te dragen; 7° blijk hebben gegeven van professioneel gedrag, met name doordat er geen indicatie voorhanden is die in de richting van het tegendeel wijzen."; 2° in paragraaf 2, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid, worden de woorden "aan de voorwaarden als bedoeld in § 1, 1°, 2°, 4° en 5° " vervangen door de woorden " aan de in § 1, 1°, 2°, 4°, 5°, 6° en 7°, bedoelde voorwaarden";b) in de tweede en vierde leden, worden de woorden " § 1, 3° " en "paragraaf 1, 3° " vervangen door de woorden "paragraaf 1, 3°, eerste lid, a)" 3° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.De complianceofficers voldoen, bij de uitoefening van hun activiteiten, permanent aan de in § 1, 3°, 4°, 5°, 6° en 7°, bedoelde voorwaarden.
Om permanent aan de in paragraaf 1, 3°, bedoelde kennisvoorwaarde te voldoen, nemen de erkende complianceofficers deel aan een programma tot permanente opleiding bij een opleidingsinstelling die, op advies van de NBB, door de FSMA is erkend conform afdeling VI van dit reglement, met een minimumduur van 40 uur om de drie jaar.
Elke gebeurtenis die een invloed heeft op de naleving van de in § 1, 3°, 4°, 5°, 6° en 7°, vermelde voorwaarden, moet door de gereglementeerde onderneming onverwijld aan de FSMA worden meegedeeld, onverminderd het recht van laatstgenoemde om bij de betrokken gereglementeerde onderneming alle informatie in te winnen of bewijskrachtige documenten op te vragen die nodig zijn om de permanente naleving van de erkenningsvoorwaarden te kunnen toetsen.
De in artikel 1, 1°, a) en c), bedoelde gereglementeerde ondernemingen die geen beleggingsdiensten verlenen of aanbieden, moeten de FSMA onverwijld in kennis stellen wanneer zij voornemens zijn om dergelijke diensten te verlenen of aan te bieden. In dat geval beschikt de erkende complianceofficer van de betrokken onderneming over een termijn van één jaar vanaf de kennisgeving van de verandering van activiteiten aan de FSMA om een attest van slagen in te dienen voor het examen over de in artikel 10, 2°, derde lid, b), bedoelde module A van het praktische examen voor de bank- en beleggingsdienstensector, behalve wanneer het attest van slagen in het initiële erkenningsdossier al betrekking had op die module.
Zo ook moeten de verzekeringsondernemingen die geen levensverzekeringsactiviteiten als gedefinieerd in artikel 5, eerste lid, 12°, van de wet van 4 april 2014 aanbieden, de FSMA onverwijld in kennis stellen wanneer zij voornemens zijn om dergelijke verzekeringen aan te bieden. In dat geval beschikt de erkende complianceofficer van de betrokken onderneming over een termijn van één jaar vanaf de kennisgeving van de verandering van activiteiten aan de FSMA om een attest van slagen in te dienen voor het examen over de in artikel 10, 2°, derde lid, a), bedoelde module A van het praktische deel van het examen voor de verzekeringssector, behalve wanneer het attest van slagen in het initiële erkenningsdossier al betrekking had op die module.
Als de betrokken erkende complianceofficers geen dergelijk attest indienen, zullen zij niet langer worden geacht te voldoen aan het in artikel 3, § 1, 3°, bedoelde vereiste van beroepskennis.
De FSMA kan, in uitzonderlijke en door de betrokken onderneming naar behoren gemotiveerde omstandigheden, afwijkingen toestaan van de in de leden 4 en 5 vastgestelde termijn van één jaar.".
Art. 5.Artikel 4 van hetzelfde reglement wordt opgeheven.
Art. 6.Artikel 5 van hetzelfde reglement wordt vervangen als volgt: "De gereglementeerde ondernemingen zien erop toe dat de erkende complianceofficers te allen tijde de voor hen geldende verplichting tot permanente opleiding als bedoeld in artikel 3, § 3, tweede lid, naleven.
De gereglementeerde ondernemingen zorgen er ook voor dat de andere personen die de in artikel 87bis, § 1, tweede lid, van de wet van 2 augustus 2002 bedoelde opdrachten uitvoeren, om de drie jaar deelnemen aan een dergelijk opleidingsprogramma met een minimumduur van 20 uur.
De verzekeringsondernemingen zien erop toe dat de complianceofficers die zijn ingeschreven op de definitieve lijst van de door de FSMA erkende complianceofficers deelnemen aan een specifiek opleidingsprogramma over de geldende gedragsregels voor de verzekeringsondernemingen als bedoeld in de artikelen 26, 27, 28 en 28bis van de wet van 2 augustus 2002 alsook in de uitvoeringsbepalingen van die artikelen, en dit vóór 30 juni 2017.
Deze specifieke opleiding duurt ten minste 6 uur en is erkend door de FSMA. Deze verplichting geldt eveneens voor de andere personen die de opdrachten vervullen als bedoeld in artikel 87bis, § 1, tweede lid van de wet van 2 augustus 2002.
De in het derde lid bedoelde verplichting geldt niet voor de complianceofficers die hebben aangetoond dat zij voldoen aan de voorwaarde van artikel 3, § 1, 3° van dit reglement aan de hand van een attest waaruit blijkt dat zij geslaagd zijn voor een examen waarin de voormelde gedragsregels aan bod komen.
De naleving van deze bepaling wordt aangetoond aan de hand van attesten die ter beschikking van de FSMA moeten worden gehouden.
Voor de toepassing van dit artikel en van artikel 3, § 1, 3°, b) en § 3, tweede lid, kan de deelname aan door de FSMA of de NBB georganiseerde evenementen voor complianceofficers in aanmerking worden genomen bij de berekening van de minimumduur van de permanente opleiding. Naargelang van het programma van die evenementen verstrekt de FSMA of de NBB, naargelang van het geval, een deelnemingsattest aan de deelnemer dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 13, 6°, van dit reglement."
Art. 7.Hetzelfde reglement wordt aangevuld met afdeling IV die de artikelen 7 en 8 bevat, afdeling V die de artikelen 9 tot 11 bevat, afdeling VI die de artikelen 12 tot 14 bevat, en afdeling VII die het artikel 15 bevat, luidende: "Afdeling IV. - Vereisten inzake deskundigheid in hoofde van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie
Art. 8.§ 1. Om de deskundigheid van de verantwoordelijke voor de compliancefunctie te beoordelen overeenkomstig artikel 23, § 1, tweede lid, van de wet van 25 oktober 2016, artikelen 39, § 1, tweede lid, en 199, § 1, tweede lid, van de wet van 3 augustus 2012, en artikelen 206, § 1, tweede lid, en 317, § 1, tweede lid, van de wet van 19 april 2014, ziet de FSMA er minstens op toe dat de in artikel 3, § 1, 1°, 2°, 3°, 6° en 7°, en § 3, van dit reglement bedoelde vereisten worden nageleefd.
De in artikel 3, § 1, 1° en 3°, bedoelde passende ervaring en kennis betreffen de wettelijke en reglementaire gedrags- en integriteitsregels die van toepassing zijn op de door de betrokken gereglementeerde onderneming uitgeoefende activiteiten. § 2. De kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie die voldoen aan de in artikel 3, § 1, 1°, 2°, 6° en 7° van dit reglement bedoelde voorwaarden, worden geacht aan het in het eerste paragraaf bedoelde deskundigheidsvereiste te voldoen.
De gereglementeerde ondernemingen waar zij werden benoemd, beschikken vanaf hun aanstelling over een termijn van één jaar om de FSMA het in artikel 3, § 1, 3°, a), bedoelde attest van slagen te bezorgen.
De FSMA kan, onder uitzonderlijke en door de betrokken onderneming naar behoren gemotiveerde omstandigheden, afwijkingen toestaan van de in het vorige lid vastgestelde termijn van één jaar.
Wanneer de in de vorige leden bepaalde termijn niet wordt nageleefd, wordt de betrokken kandidaat-verantwoordelijke voor de compliancefunctie niet langer geacht aan het deskundigheidsvereiste te voldoen, en dat tot wanneer een in artikel 3, § 1, 3°, a), bedoeld attest van slagen aan de FSMA wordt bezorgd.
Art. 9.Deze afdeling is van toepassing op elk voorstel tot benoeming van een verantwoordelijke voor de compliancefunctie bij een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of bij een gereglementeerde onderneming als bedoeld in artikel 1, 1°, c).
Onverminderd de voor hen geldende verplichting om deel te nemen aan een programma tot permanente opleiding conform artikel 3, § 3, tweede lid, worden de verantwoordelijken voor de compliancefunctie van wie de benoeming vóór de datum van inwerkingtreding van dit artikel door de FSMA is goedgekeurd, geacht aan de in artikel 7, § 1, bedoelde deskundigheidsvereisten te voldoen. Laatstgenoemden zijn ook vrijgesteld van de verplichting om het in artikel 3, § 1, 3°, a), bedoelde attest van slagen voor het examen in te dienen bij een latere aanstelling als verantwoordelijke voor de compliancefunctie bij een andere gereglementeerde onderneming die tot dezelfde activiteitssector behoort als de gereglementeerde onderneming waarbij zij op de datum van inwerkingtreding van dit artikel in functie zijn. Afdeling V. - Erkenning van de examens
Art. 10.§ 1. De instellingen die een in artikel 3, § 1, 3°, a), bedoeld examen willen organiseren, moeten de erkenning van dat examen verkrijgen bij de NBB en de FSMA. De aan de FSMA gerichte erkenningsaanvraag wordt aan haar gericht in de vorm en volgens de modaliteiten die zij bepaalt en op haar website bekendmaakt. De FSMA kan de verplichting opleggen om de aanvraag en het dossier geheel of gedeeltelijk langs elektronische weg in te dienen.
De erkenningsaanvraag wordt vergezeld van een dossier dat alle inlichtingen bevat die nodig zijn om de erkenningsaanvraag te beoordelen en waaruit blijkt dat het examen aan alle in artikel 10 opgesomde erkenningsvoorwaarden voldoet. § 2. De FSMA beslist binnen een termijn van drie maanden vanaf de ontvangst van het volledige dossier.
Zij brengt haar erkenningsbeslissing bij een ter post aangetekende brief ter kennis van de aanvrager.
Art. 11.Om te kunnen worden erkend, moeten de in artikel 3, § 1, 3°, a), bedoelde examens aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° voor elk examen bepaalt de exameninstelling of het gaat om een examen voor de bank- en beleggingsdienstensector of om een examen voor de verzekeringssector;2° het examen bestaat uit een theoretisch en een praktisch deel. Het theoretische deel van het examen betreft alle wettelijke en reglementaire gedrags- en integriteitsregels die van toepassing zijn op de betrokken gereglementeerde ondernemingen en die verband houden met de compliancefunctie.
Het praktische deel van het examen bestaat uit twee modules: a) wat het praktische deel van het examen voor de verzekeringssector betreft: - een module over de waakzaamheidsplicht ten aanzien van het cliënteel en de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen van geld en terrorismefinanciering (de zogenaamde "module A van het praktische examen voor de verzekeringssector");en - een module die alle andere wettelijke en reglementaire gedrags- en integriteitsregels betreft die van toepassing zijn op de verzekeringsondernemingen, en die verband houden met de compliancefunctie (de zogenaamde "module B van het praktische examen voor de verzekeringssector"); b) wat het praktische deel van het examen voor de bank- en beleggingsdienstensector betreft: - een module over de gedragsregels als bedoeld in of genomen ter uitvoering van de artikelen 27 tot 28bis van de wet van 2 augustus 2002 en over de organisatorische regels in verband met de verstrekking van beleggingsdiensten als bedoeld in of genomen ter uitvoering van de artikelen 41 tot 42/2, 64, 65/2, 65/3, 510 tot 510/2, 527 en 529/1 van de wet van 25 april 2014, van de artikelen 25/1, § 1, tweede lid, 4°, 26, §§ 1, 2, 5 en 6, 26/1 en 26/2 van de wet van 25 oktober 2016, van de artikelen 219, § 4, 220 en 221, eerste lid van de wet van 3 augustus 2012 en van artikel 33, eerste lid van de wet van 19 april 2014 (de zogenaamde "module A van het praktische examen voor de bank- en beleggingsdienstensector"). - een module die de andere wettelijke en reglementaire gedrags- en integriteitsregels betreft die van toepassing zijn op de in artikel 1, 1°, a), b) en c), bedoelde gereglementeerde ondernemingen, en die verband houden met de compliancefunctie (de zogenaamde "module B van het praktische examen voor de bank- en beleggingsdienstensector");
Module B van het praktische examen voor de verzekeringssector moet tenminste betrekking hebben op de naleving van de gedragsregels die van toepassing zijn op de verzekeringsondernemingen ter uitvoering van artikel 26, tweede tot vierde lid, van de wet van 2 augustus 2002, en de naleving van de in artikel 42 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen bedoelde organisatorische regels.
Module B van het praktische examen voor de bank- en beleggingsdienstensector moet tenminste betrekking hebben op de naleving van de waakzaamheidsplicht ten aanzien van het cliënteel, de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen van geld en terrorismefinanciering en de naleving van de organisatorische regels als bedoeld in of genomen ter uitvoering van de artikelen 21, 65, 65/1, 66, 502, 528, 529 en 530 van de wet van 25 april 2014, de artikelen 25 tot 25/3, 26, § 4 en 42 van de wet van 25 oktober 2016, de artikelen 41, 42, 44, 82, 83, 83/1, 201, 202, 213/1 tot 213/4, 218 en 219, §§ 1, 2 en 4 van de wet van 3 augustus 2012, en de artikelen 26 tot 32, 33, tweede tot vierde lid, 37, 40 tot 47, 208, 209, 319, 320 en 330, van de wet van 19 april 2014, en de artikelen 30 tot 45, 57 tot 66, en 75 tot 82, van de gedelegeerde Verordening (EU) Nr. 231/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van vrijstellingen, algemene voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening, bewaarders, hefboomfinanciering, transparantie en toezicht; 3° het examen wordt voorafgegaan door een opleiding waarin alle onderwerpen als bedoeld in punt 2° aan bod komen;4° de examenvragen worden regelmatig aangepast aan de wettelijke en reglementaire ontwikkelingen.Zij worden ook regelmatig afgewisseld.
Bijgewerkte examenvragen moeten voorafgaandelijk ter goedkeuring aan de FSMA en de NBB worden voorgelegd volgens de modaliteiten die door hen worden bepaald en op hun websites worden bekendgemaakt; 5° het examen wordt ter beoordeling voorgelegd aan een jury die is samengesteld uit minstens drie personen die over voldoende deskundigheid en onafhankelijkheid beschikken om hun functies uit te oefenen.De algemene samenstelling van de jury weerspiegelt een voldoende brede waaier van ervaringen.
Een vertegenwoordiger van de FSMA en/of de NBB kan het praktische deel van het examen en de beraadslagingen van de jury bijwonen als waarnemer; 6° het attest van slagen voor het examen wordt maar toegekend als de kandidaat 60 % van de punten heeft behaald op elk onderdeel van het examen. Het attest van slagen voor het examen bevat de volgende elementen: - de naam en voornaam van de kandidaat; - de exacte benaming van het afgelegde examen; - de vermelding dat de kandidaat voor het examen is geslaagd; - de datum van het examen; - de handtekening van de verantwoordelijke van de exameninstelling; 7° elk examen wordt minstens één keer per jaar georganiseerd en moet bestaan uit twee sessies;8° de resultaten van elk examen alsook de lijst van de personen die voor het examen zijn geslaagd, worden aan de FSMA en de NBB overgemaakt;9° er wordt een beroepsprocedure georganiseerd binnen de exameninstelling.
Art. 12.Er moet permanent zijn voldaan aan de voorwaarden voor de initiële erkenning van het examen.
De exameninstellingen moeten de FSMA en de NBB informeren over elke wijziging van de voorwaarden voor de initiële erkenning, en moeten alle documenten aan de hand waarvan de permanente naleving van de erkenningsvoorwaarden te allen tijde kan worden getoetst, ter beschikking houden van de FSMA. Als een examen niet langer beantwoordt aan de erkenningsvoorwaarden, kan de FSMA, op advies van de NBB, overgaan tot het herroepen van de erkenning op grond van een gemotiveerde beslissing en na de exameninstelling te hebben gehoord.
De FSMA kan beslissen die herroeping openbaar te maken door ze te publiceren op haar website. Afdeling VI. - Erkenning van opleidingsinstellingen
Art. 13.§ 1. De instellingen die voornemens zijn een in artikel 3, § 1, 3°, b) en § 3, tweede lid, bedoeld opleidingsprogramma voor te stellen, dienen een erkenning te verkrijgen van de FSMA. Elke erkenningsaanvraag moet aan de FSMA worden gericht in de vorm en volgens de regels die zij vaststelt en op haar website bekendmaakt. De FSMA kan de verplichting opleggen om de erkenningsaanvraag en het dossier, hetzij volledig, hetzij gedeeltelijk, langs elektronische weg in te dienen.
Samen met de erkenningsaanvraag wordt een dossier ingediend waarin alle inlichtingen worden verstrekt die nodig zijn om de erkenningsaanvraag te beoordelen, en waaruit blijkt dat de opleidingsinstelling aan alle erkenningsvoorwaarden vermeld in artikel 13 voldoet. § 2. De FSMA doet uitspraak binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van een volledig dossier.
De FSMA doet uitspraak na advies van de NBB. Zij brengt haar erkenningsbeslissing bij een ter post aangetekende brief ter kennis van de aanvrager.
Art. 14.Om door de FSMA te kunnen worden erkend, moet de opleidingsinstelling aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° de opleidingsinstelling moet opleidingen aanbieden over de wettelijke en reglementaire gedrags- en integriteitsregels die van toepassing zijn op gereglementeerde ondernemingen, en die verband houden met de compliancefunctie. De inhoud van die opleidingen moet permanent worden geactualiseerd in functie van de wettelijke en reglementaire evoluties; 2° de door de opleidingsinstelling voorgestelde opleidingen kunnen ofwel volgens een klassieke opleidingsmethodologie worden verstrekt door een lesgever, ofwel via een opleiding op afstand worden gegeven, voor zover de deelname aan dergelijke opleiding individueel wordt geregistreerd volgens een beveiligingsprotocol, interactiviteitsmechanismen worden ingesteld, en het volgen van de opleiding kan worden gecontroleerd, bijvoorbeeld door de organisatie van een test over de via die opleiding verworven kennis;3° de opleidingsinstelling doet een beroep op gekwalificeerde lesgevers, die, in verband met de betrokken materie, over voldoende technische vakkennis en over een zekere didactische vaardigheid beschikken. De opleidingsinstelling maakt gebruik van kwalitatief hoogstaand opleidingsmateriaal; 4° voor elke opleiding moet de opleidingsinstelling een programma opstellen, met daarin minstens de volgende gegevens: a) de identiteit van de opleidingsinstelling;b) de datum, het uur en de plaats van de opleiding;c) de duur van de opleiding;d) het onderwerp/de titel van de opleiding;e) de doelstelling van de opleiding;f) een duidelijke beschrijving van de inhoud van de opleiding;g) de identiteit [en het beroep] van de lesgevers;h) de doelgroep;i) de vorm van de opleiding;j) het lesmateriaal (syllabussen, slides, boeken, andere documenten). De opleidingsprogramma's worden systematisch ten minste één maand voor de datum van de opleiding aan de FSMA en de NBB bezorgd. De FSMA publiceert op haar website de lijst van de opleidingen waarvan zij het programma heeft ontvangen en waarvan de inhoud voldoet aan de voorwaarden van de bepaling onder 1° ; 5° de opleidingsinstelling legt voor elke opleiding die aan de voorwaarden van dit artikel voldoet, een deelnemersregister aan.Zij dient daartoe voor elke klassieke opleidingsactiviteit te beschikken over een gehandtekende lijst van de bij de aanvang en op het einde van de opleiding aanwezige deelnemers en van de lesgevers, en, in het geval van een opleiding op afstand, over een evenwaardig elektronisch deelnemersregister; 6° de opleidingsinstelling moet elke deelnemer voor elke opleiding een deelnameattest bezorgen, met daarin minstens de volgende gegevens: a) de naam van de deelnemer aan de opleiding;b) de identificatie van de opleidingsinstelling;c) de datum van de opleiding;d) het onderwerp/de titel van de opleiding;e) de duur van de opleiding;f) in voorkomend geval, de datum van de test (als het om een opleiding op afstand gaat);g) de datum van opstelling van het deelnameattest;h) de handtekening van de verantwoordelijke van de opleidingsinstelling;7° voor elke opleiding bewaart de opleidingsinstelling gedurende 7 jaar het deelnemersregister, het opleidingsprogramma, het opleidingsmateriaal en een kopie van de aan de deelnemers afgeleverde deelnameattesten.
Art. 15.Aan de voorwaarden voor de initiële erkenning moet te allen tijde zijn voldaan.
De opleidingsinstellingen dienen de FSMA op de hoogte te brengen van elke wijziging van de voorwaarden voor de initiële erkenning.
Indien een opleidingsinstelling niet langer aan de erkenningsvoorwaarden beantwoordt, kan de FSMA, in voorkomend geval, op verzoek van de NBB, overgaan tot het herroepen van de erkenning op grond van een gemotiveerde beslissing en na de opleidingsinstelling te hebben gehoord. De FSMA doet uitspraak na advies van de NBB. De FSMA kan haar beslissing tot herroeping van de erkenning openbaar maken door publicatie op haar website. Afdeling VII. - Samenwerking tussen de FSMA en de NBB
Art. 16.De FSMA sluit een samenwerkingsprotocol met de NBB met het oog op de efficiënte en coherente uitvoering van dit reglement, met name gelet op de bevoegdheden van de NBB en de FSMA inzake de erkenning van de in afdeling V bedoelde examens en de erkenning van de in afdeling VI bedoelde opleidingsinstellingen. De FSMA publiceert dat samenwerkingsprotocol op haar website.".
Art. 17.Dit reglement werkt in treding op 1 juni 2018.
Art. 18.Voor de toepassing van artikel 3, § 1, 3°, a), is het de kandidaat-complianceofficers toegestaan een attest in te dienen waaruit blijkt dat zij voor een vóór de inwerkingtreding van dit reglement door de FSMA erkend examen zijn geslaagd. oor de toepassing van artikel 3, § 1, 3°, b) en § 3, tweede lid, kunnen de kandidaat-complianceofficers en de compliance officers opleidingsuren doen gelden in het kader van een deelname aan een door de FSMA erkend opleidingsprogramma.
Voor de toepassing van artikel 3, § 1, 3°, b), op de in het eerste lid bedoelde kandidaat-complianceofficers die eerder niet aan een verplichting tot permante opleiding worden onderworpen als erkend complianceofficer bij een gereglementeerde onderneming, is de voorwaarde om deel te nemen aan een programma tot permanente opleiding, van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van dit reglement.
Art. 19.De examens die op de datum van inwerkingtreding van dit reglement door de FSMA zijn erkend, krijgen een voorlopige erkenning overeenkomstig artikel 3, § 1, 3°, a).
De instellingen die een in het eerste lid bedoeld examen organiseren, moeten echter vóór 1 september 2018 bij de FSMA en de NBB een definitieve erkenning aanvragen overeenkomstig afdeling V van het reglement.
Als geen erkenningsaanvraag wordt ingediend binnen de in het tweede lid bepaalde termijn, wordt de in het eerste lid bedoelde voorlopige erkenning van rechtswege beëindigd. Wanneer een erkenningsaanvraag werd ingediend binnen de in het tweede lid bepaalde termijn, wordt de in het eerste lid bedoelde voorlopige erkenning van rechtswege beëindigd in geval van een beslissing tot weigering van de erkenning door de FSMA en de NBB.
Art. 20.De FSMA kan opleidingsprogramma's erkennen die, na de inwerkingtreding van dit reglement, worden georganiseerd door opleidingsinstellingen die een erkenning hebben aangevraagd overeenkomstig afdeling VI van dit reglement, en dit zolang de FSMA zich niet over hun aanvraag tot erkenning als opleidingsinstelling heeft uitgesproken.
Brussel, 28 februari 2018.
De voorzitter van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, J.-P. SERVAIS
Toelichtingsnota bij het reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten tot wijziging van het reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten betreffende de erkening van complianceofficers I. Algemene overwegingen In het kader van de initiatieven ter versterking van het vertrouwen in de financiële sector heeft de sub-working group on regulatory and supervisory issues van de High Level Expert Group, die door de Minister van Financiën in 2015 werd opgericht, onder meer gewerkt rond de compliancefunctie in financiële instellingen.
De algemene doelstelling van deze subwerkgroep inzake compliance is het versterken van de grondslag van de compliancefunctie binnen de gereglementeerde ondernemingen, om de integriteit van de financiële sector en het vertrouwen van de consumenten in die sector te helpen vergroten. De groep heeft met name geconcludeerd dat de respectieve benaderingen van de FSMA en de NBB in verband met de beoordeling van de voorwaarden inzake deskundigheid en professionele betrouwbaarheid ("fit & proper") van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie nader op elkaar moeten worden afgestemd.
Wat het luik "deskundigheid" betreft, zijn de artikelen 23, § 1, tweede lid, van de wet van 25 oktober 2016, 39, § 1, tweede lid, en 199, § 1, tweede lid, van de wet van 3 augustus 2012, en 206, § 1, tweede lid, en 317, § 1, tweede lid, van de wet van 19 april 2014 gewijzigd door de wet van 5 december 2017 om te verduidelijken dat de FSMA, bij reglement, de minimum voorwaarden kan vastleggen waaraan dient te worden voldaan inzake het vereiste van passende deskundigheid, met inbegrip van de modaliteiten van de procedure voor de beoordeling van dat vereiste.
Het door de sub-working group on regulatory and supervisory issues verdedigde standpunt hield met name in dat het examen dat deel uitmaakt van de erkenningsregeling voor de complianceofficers van de FSMA, in het kader van haar opdrachten inzake het toezicht op de gedragsregels, ook als criterium kan worden gebruikt bij de beoordeling, door de NBB en de FSMA als prudentiële toezichthouder, van het vereiste van deskundigheid in hoofde van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie.
In dit verband hebben de NBB en de FSMA een gezamenlijke aanpak ontwikkeld om de vereisten van beide toezichthouders inzake de beoordeling van de deskundigheid van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie beter op elkaar af te stemmen. De FSMA heeft gestalte gegeven aan deze aanpak door de aanvulling van het reglement van 27 oktober 2011 betreffende de erkenning van complianceofficers, met bepalingen over de deskundigheid van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie bij de gereglementeerde ondernemingen die onder haar bevoegdheid als prudentiële toezichthouder vallen. De NBB heeft van haar kant ook een reglement over de deskundigheid van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie opgesteld.
Zo wordt er met dit reglement naar gestreefd een grotere administratieve transparantie te verzekeren met betrekking tot de minimumvereisten waarmee de FSMA rekening moet houden bij voornoemde beoordeling, en er aldus voor te zorgen dat de kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie die aan een dergelijke beoordeling worden onderworpen, hiervoor de nodige voorbereidingen kunnen treffen in een transparant kader. De in dit reglement vastgestelde regels mogen in geen geval een beperking inhouden van de beoordelingsvrijheid waarover de FSMA noodzakelijkerwijs moet beschikken bij de beoordeling van voornoemd vereiste.
Het reglement brengt ook bepaalde wijzigingen aan in de erkenningsvoorwaarden voor de complianceofficers, onder meer in de voorwaarden inzake passende ervaring en beroepskennis. Er worden ook twee nieuwe erkenningsvoorwaarden toegevoegd om het van de erkende complianceofficers verwachte excellentieniveau nog verder te verhogen.
Op die manier brengt de FSMA de gevolgde benadering bij de erkenning van de complianceofficers in overeenstemming met de gevolgde benadering bij het onderzoek van het "fit & proper"-karakter door de prudentiële toezichthouder.
Tot slot definieert dit reglement de procedure en de voorwaarden voor de erkenning van het examen waarvoor de kandidaat-complianceofficers moeten slagen. Het regelt ook de erkenning die de opleidingsinstellingen voortaan van de FSMA moeten verkrijgen opdat hun opleidingen in aanmerking zouden kunnen worden genomen in het kader van de permanente opleiding van de complianceofficers. De verplichting tot erkenning van de opleidingen als dusdanig is geschrapt.
II. Ingevoerde regeling A. Aanpassingen van de erkennings-voorwaarden voor de complianceofficers Wat de ervaringsvoorwaarde betreft, moet de gereglementeerde onderneming, met name aan de hand van de beschrijvingen van de eerder door de kandida(a)t(e) uitgeoefende functies, steeds aantonen dat hij/zij gedurende ten minste drie jaar passende ervaring heeft opgedaan. De in de oorspronkelijke reglement bepaalde voorwaarden inzake de soorten ondernemingen waarbij die ervaring moet worden opgedaan, en inzake de inhoud van de toegepaste regels, zijn geschrapt om de nadruk te leggen op de inhoud van de uitgeoefende functies in het kader van die eerder opgedane ervaring. Opdat die ervaring passend zou kunnen worden geacht, is het belangrijk dat de betrokken persoon, bij de uitoefening van zijn functies, een beoordelingsverantwoordelijkheid heeft gedragen met betrekking tot de toepassing van de gedragsregels. Dit betekent dus dat de ervaring opgedaan in het kader van functies waarbij de kandida(a)t(e) zich beperkte tot de toepassing van de gedragsregels op basis van precieze instructies die hij/zij - zonder enige beoordelingsmogelijkheid - moest opvolgen, niet in aanmerking kan worden genomen. Ook relevante ervaring opgedaan buiten gereglementeerde ondernemingen, bijvoorbeeld in een advocatenkantoor of een consultantcybedrijf, kan in aanmerking worden genomen. Wel dient de werkomgeving inhoudelijk gelijkenissen of raakvlakken te vertonen met de functies van een complianceofficer bij een gereglementeerde onderneming en met de gereglementeerde onderneming waar de kandidaat wordt benoemd. De activiteiten, de omvang en de complexiteit van de onderneming zijn factoren die zullen meespelen bij de beoordeling. Ook zal op een proportionele manier rekening worden gehouden met de inhoud van de regels die de kandidaat-complianceofficer diende toe te passen in het kader van zijn eerder opgedane ervaring, om te kunnen garanderen dat zij een zekere gelijkenis vertonen met de regels die hij in het kader van zijn functie als erkend complianceofficer zal moeten toepassen.
In geval van mobiliteit van de complianceofficer kan de voorwaarde inzake passende ervaring bij elke nieuwe erkenningsaanvraag opnieuw worden onderzocht om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de onderneming waarbij de complianceofficer wordt aangewezen.
Om te garanderen dat de opgedane ervaring nog steeds pertinent is in een permanent evoluerende reglementaire context, wordt ook verduidelijkt dat die passende ervaring integraal moet zijn opgedaan tijdens de periode van zes jaar vóór de datum waarop de erkenningsaanvraag wordt ingediend.
Wat de voorwaarde inzake beroepskennis betreft, blijft de regel behouden op grond waarvan de gereglementeerde onderneming moet aantonen dat de kandida(a)t(e) voldoende kennis van de gedragsregels heeft verworven en behouden, met name door de verplichting om te slagenvoor een examen dat wordt afgenomen door een opleidingscentrum waarvan de examens zijn erkend. Voortaan zullen die examens door de FSMA en de NBB worden erkend. De voorwaarden en de procedure met betrekking tot de erkenning van de examens worden gedefinieerd in de artikelen 9 tot 11 van dit reglement.
In die erkenningsvoorwaarden blijft het onderscheid behouden tussen het examen dat voor de bank- en beleggingsdienstensector, enerzijds, en het examen dat voor de verzekeringssector, anderzijds, wordt georganiseerd. Die examens zullen een theoretisch en een praktisch deel moeten omvatten. Het praktische deel van het examen bestaat uit twee modules, waarvan één module ("module A") optioneel is in functie van de activiteiten van de instelling. Het gaat daarbij meer bepaald om: i. een "AML"-module voor de verzekeringsondernemingen: deze module dient niet te worden gevolgd door de kandidaat-complianceofficers bij verzekeringsondernemingen die geen levensverzekeringsactiviteiten aanbieden;en ii. een module "beleggingsdiensten" voor de gereglementeerde ondernemingen van de bank- en beleggingsdienstensector: deze module dient niet te worden gevolgd door de kandidaat-complianceofficers bij banken, beheervennootschappen van ICB's, zelfbeheerde ICB's of beheerders van openbare AICB's die geen beleggingsdiensten aanbieden.
Artikel 3, § 3, bepaalt in dit verband dat de gereglementeerde onderneming de FSMA onverwijld dient te verwittigen indien zij nieuwe activiteiten ontwikkelt die de complianceofficer ertoe verplichten om binnen een termijn van één jaar voor voornoemde optionele module te slagen.
Het spreekt tevens voor zich dat de attesten die worden uitgereikt bij het slagen voor het examen, duidelijk vermelden welke modules de kandidaat met succes heeft afgelegd.
Tot slot houdt deze bepaling rekening met het feit dat iemand ervoor kan hebben geopteerd om het examen af te leggen zonder onmiddellijk als erkend complianceofficer bij een gereglementeerde onderneming te worden aangewezen. In dat geval wordt verwacht dat zijn kennis, vanaf het slagen voor het examen, up-to-date wordt gehouden aan de hand van opleidingen met een minimumduur van 20 uur om de drie jaar. Voor de kandidaat-complianceofficers die eerder al bij een gereglementeerde onderneming waren aangewezen (en dus door de FSMA waren erkend), en die bij die gelegenheid voor het examen zijn geslaagd, zal de FSMA bij de nieuwe erkenningsprocedure rekening houden met de manier waarop zij de voor hen geldende verplichting tot permanente opleiding hebben nageleefd bij de uitoefening van hun eerdere functies als erkend complianceofficer. In dat geval zal de aan te tonen minimumduur van de permanente opleiding vanaf het slagen voor het examen, 40 uur bedragen om de drie jaar, wat overeenstemt met de in artikel 3, § 3, vereiste minimumduur van de permanente opleiding voor de erkende complianceofficers.
In artikel 3, § 3, van het reglement wordt immers verduidelijkt dat de erkende complianceofficers, om te allen tijde aan de voorwaarde inzake beroepskennis te voldoen, aan een permanent opleidingsprogramma met een minimumduur van 40 uur om de drie jaar moeten deelnemen bij een opleidingscentrum dat, op advies van de NBB, door de FSMA is erkend conform afdeling VI van het reglement. Indien die voorwaarde niet wordt nageleefd, zou de erkenning van de complianceofficer door de FSMA kunnen worden herroepen conform artikel 87bis, § 3, van de wet van 2 augustus 2002.
Meer algemeen moeten de gereglementeerde ondernemingen er ook op toezien dat de andere personen die met de compliancefunctie zijn belast (de medewerk(st)ers van de compliancecel van de gereglementeerde onderneming), ook aan opleidingen deelnemen met een minimumduur van 20 uur om de 3 jaar (zie artikel 5, tweede lid, van dit reglement).
Kort samengevat, kunnen zich, wat de permanente opleiding betreft, de volgende concrete situaties voordoen: - de verantwoordelijke voor de compliancefunctie: hij moet, vanaf het moment waarop hij zijn erkenning verkrijgt, minimum 40 uur deelnemen aan opleidingen over een periode van 3 jaar; doet hij dat niet, dan zou de FSMA zijn erkenning kunnen herroepen; - een persoon die het examen succesvol heeft afgelegd maar nog niet als complianceofficer bij een gereglementeerde onderneming is angewezen, en die later, op het moment waarop hij alsnog als complianceofficer bij een gereglementeerde onderneming wordt aangewezen, wil laten gelden dat hij voor het examen is geslaagd: die persoon moet, vanaf het slagen voor het examen, minimum 20 uur deelnemen aan opleidingen over een periode van 3 jaar. Dit geldt ook als de persoon, op het moment waarop bij voor het examen slaagt, niet met een complianceopdracht bij een gereglementeerde onderneming is belast; zo niet, zou die persoon niet kunnen laten gelden dat hij voor het examen is geslaagd in het kader van een erkenningsprocedure die zal starten op het moment waarop hij als complianceofficer bij een gereglementeerde onderneming wordt aangewezen (zie artikel 3, § 1, 3°, b, van het reglement); - een persoon die al als verantwoordelijke voor de compliancefunctie is aangewezen, maar die, overeenkomstig artikel 2, § 2, van het reglement, het examen nog moet afleggen: die persoon wordt ingeschreven op de voorlopige lijst van erkende complianceofficers en is nog niet onderworpen aan de verplichting tot permanente opleiding, maar zal, binnen twaalf maanden na zijn inschrijving op de voorlopige lijst, de opleiding ter voorbereiding van het examen moeten volgen en voor het examen moeten slagen. Die persoon zal, onmiddellijk nadat hij voor het examen is geslaagd, minimum 40 uur moeten deelnemen aan opleidingen over een periode van 3 jaar (zie artikel 3, § 2, van het reglement); - medewerkers van de verantwoordelijke voor de compliancefunctie die met complianceopdrachten zijn belast: zij moeten minimum 20 uur deelnemen aan opleidingen over een periode van 3 jaar (zie artikel 5, tweede lid, van het reglement).
Ook de voorwaarden voor de vrijstelling van het examen zijn herzien: de complianceofficers die in aanmerking kwamen voor de overgangsbepaling van artikel 6 van het reglement (i.e. de complianceofficers die op 1 april 2011 in functie waren), blijven vrijgesteld van het examen. De voorwaarde op grond waarvan die personen soortgelijke functies als die van een complianceofficer hebben uitgeoefend tijdens de periode van drie jaar voorafgaand aan de erkenningsaanvraag, is geschapt, omdat zij al gedeeltelijk door het vereiste van passende ervaring is gedekt. De voorwaarde van de naleving van de verplichting tot permanente opleiding is dan weer behouden. Ook wordt verduidelijkt dat die vrijstelling enkel geldt als de betrokken complianceofficer in dezelfde activiteitssector blijft.
Aangezien er verschillende onderscheiden examens per activiteitssector zijn, zou de complianceofficer van een kredietinstelling die op 1 april 2011 in functie was en die bij een verzekeringsonderneming zou worden aangewezen, bijvoorbeeld niet in aanmerking kunnen komen voor de vrijstelling van het examen bij die nieuwe erkenningsprocedure.
Tot slot dienen de kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie over de nodige vaardigheden te beschikken en blijk hebben gegeven van professioneel gedrag. Deze componenten zijn geënt op de componenten die aan bod komen in de circulaire NBB_2013_02 van 17 juni 2013. "Vaardigheden" ("skills") geven aan wat iemand kan. Ze worden ingezet om een bepaald gedrag te laten zien in bepaalde situaties. Toegepast op de compliancefunctie gaat het hierbij o.a. over het onafhankelijke beoordelingsvermogen en het gewicht dat de betrokkene in de schaal kan leggen bij het besluitvormingsproces van de instelling. Het is niet de bedoeling dat de FSMA afzonderlijke vaardigheden toetst; er zal eerder worden gekeken naar de manier waarop de instelling rekening heeft gehouden met de component "vaardigheden" bij haar interne beoordelingsproces van de kandidaat. "Professioneel gedrag" verwijst naar observeerbaar gedrag waarin de normen en waarden van de beroepsuitoefening (de beroepsethiek) zichtbaar zijn en tot uitdrukking komen in het dagelijks handelen.
Meer in het bijzonder gaat het over het gedrag dat vereist is om de naleving van toepasselijke regelgeving in de financiële sector te verzekeren en, ruimer gezien, om de belangen van de instelling en haar cliënten, collega's, tegenpartijen en andere stakeholders, en de gemeenschap in haar geheel te beschermen. Professioneel gedrag moet komen van de persoon zelf, maar wordt mede bepaald door de omgeving waarin deze fungeert (bijvoorbeeld beroepscodes, interne gedragsregels van instellingen). Algemeen gesproken kan een persoon worden geacht hieraan te voldoen als geen indicaties voorhanden zijn die in de richting van het tegendeel wijzen. Indien de persoon eerder al in contact stond met de FSMA, speelt die eerdere relatie een rol. Ook kan contact genomen worden met personen waarmee de betrokkene in het verleden reeds in professioneel verband heeft gehandeld (de zogenaamde "referenties").
B. Vereiste van deskundigheid in hoofde van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie bij gereglementeerde ondernemingen die onder prudentieel toezicht van de FSMA staan In het reglement van 27 oktober 2011 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd die handelt over de vereisten van deskundigheid in hoofde van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie bij gereglementeerde ondernemingen die onder prudentieel toezicht van de FSMA staan, i.e. de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, de zelfbeheerde ICB's, de beheervennootschappen van ICB's en de beheerders van openbare AICB's.
Net zoals de NBB voor de verantwoordelijken voor de compliancefunctie bij banken, beursvennootschappen en verzekeringsondernemingen zal de FSMA, bij de beoordeling van het vereiste van deskundigheid in hoofde van de in het vorige lid opgesomde verantwoordelijken voor de compliancefunctie, rekening houden met de naleving, door de kandidaat, van de erkenningsvoorwaarden als bedoeld in artikel 3, § 1, 1°, 2°, 3°, 6° en 7°, van dit reglement, i.e. de voorwaarden inzake ervaring, diploma, beroepskennis, vaardigheden en professioneel gedrag, zonder daarbij echter afbreuk te doen aan haar beoordelingsvrijheid.
De toegepaste regels bij de beoordeling van het passende karakter van de ervaring, alsook de voorwaarde inzake beroepskennis vormen het geheel van regels waarvan de naleving onder het toezicht van een verantwoordelijke voor de compliancefunctie valt, i.e. alle integriteits- en gedragsregels die van toepassing zijn op de betrokken gereglementeerde onderneming.
Er wordt in een overgangsregeling voorzien voor de verantwoordelijken voor de compliancefunctie die in functie zijn op het moment waarop dit reglement in werking treedt. Laatstgenoemden blijven echter aan de erkenningsvoorwaarde onderworpen als zij zich niet hebben kunnen beroepen op de overgangsregeling van artikel 6 van het reglement, i.e. de verantwoordelijken voor de compliancefunctie die niet in functie waren op 1 april 2011.
Wanneer die personen van sector veranderen, moeten zij bovendien een attest indienen waaruit blijkt dat zij zijn geslaagd voor het examen van de sector waar zij de functie van verantwoordelijke van de compliancefunctie zullen uitoefenen.
C. Erkenning van de examens In het reglement van 27 oktober 2011 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd over de erkenning van de examens. Die instellingen die een examen voor complianceofficers willen organiseren, moeten de erkenning van dat examen verkrijgen van zowel de FSMA als de NBB. De erkenningsvoorwaarden zijn identiek voor beide beslissingen.
Eerst en vooral moet de instelling verduidelijken of haar examen bedoeld is voor de complianceofficers van de bank- en beleggingsdienstensector of voor de complianceofficers van de verzekeringssector.
Elk examen moet verplicht bestaan uit een theoretisch en een praktisch deel. Om te kunnen nagaan of de betrokkenen een minimale theoretische kennis bezitten van alle regels waarvan de complianceofficer de naleving moet garanderen, moet het theoretisch deel van het examen betrekking hebben op alle wettelijke en reglementaire gedrags- en integriteitsregels die van toepassing zijn op de betrokken gereglementeerde ondernemingen en verband houden met de compliancefunctie.
Het praktisch deel van het examen moet uit twee afzonderlijke modules bestaan, waarvan één module eventueel facultatief zal zijn in functie van de activiteiten van de onderneming waar de complianceofficer zijn functie zal uitoefenen, zoals hierboven uitgelegd. In zekere mate wordt op die manier rekening gehouden met de problemen waarmee de complianceofficer van die ondernemingen daarwerkelijk wordt geconfronteerd bij de uitoefening van zijn functie. Die gedeeltelijke modalisering van het praktisch deel van het examen heeft echter een impact op de mobiliteit van de complianceoffer die het examen mogelijk opnieuw zal moeten afleggen als hij wordt aangewezen bij een andere gereglementeerde onderneming, waarvan de activiteiten verschillen van die van de onderneming waar hij vroeger als verantwoordelijke was aangewezen. Verder heeft die gedeeltelijke modalisering ook tot gevolg dat een erkend complianceofficer mogelijk voor een aanvullende module van het examen zal moeten slagen, als de gereglementeerde onderneming waar hij actief is, haar activiteiten uitbreidt (bijvoorbeeld een verzekeringsonderneming die levensverzekeringsactiviteiten zou gaan verrichten en waarvan de complianceofficer dan voor de "AML"-examenmodule zou moeten slagen) (zie artikel 3, § 3, van het reglement).
De module van het praktisch deel van het verplichte examen voor alle kandidaten zal ook verplicht betrekking moeten hebben op bepaalde materies. Zo zal module B van het praktisch deel van het voor de verzekeringssector bestemde examen, op zijn minst betrekking moeten hebben op de naleving van de gedrags- en organisatorische regels die verband houden met de verzekeringsdistributie. Module B van het praktisch deel van het examen dat bestemd is voor de bank- en beleggingsdienstensector, zal verplicht vragen moeten bevatten over de waakzaamheidsplicht ten aanzien van de cliënten en over de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, alsook over bepaalde organisatorische vereisten.
Daarnaast worden nog andere voorwaarden gekoppeld aan de erkenning van de examens, waaronder de verplichting om het examen te laten voorafgaan door een opleiding, de verplichting dat het examen moet bestaan uit twee sessies (waarvan de tweede een herkansing impliceert), de verplichting om de examenvragen regelmatig aan te passen, en de verplichting om een beroepsprocedure te organiseren. De voorafgaande opleiding kan, naar keuze van de instelling, het theoretisch of het praktisch deel van het examen voorafgaan.
De voorwaarden voor de erkenning van het examen moeten te allen tijde worden nageleefd door de instelling die dat examen organiseert. Als dat niet gebeurt, kan zowel de FSMA als de NBB, na het advies van de andere instelling te hebben ingewonnen, de erkenning van het betrokken examen herroepen.
D. Erkenning van de opleidingsinstellingen De individuele erkenning van de opleidingen die worden georganiseerd met het oog op de permanente opleiding van de complianceofficerswordt vervangen door de verplichting, voor elke instelling die voornemens is een dergelijke opleiding aan te bieden, om door de FSMA te worden erkend. De nieuwe afdeling VI, die in het reglement van 27 oktober 2011 wordt ingevoegd, strekt ertoe de erkenningsvoorwaarden te definiëren die op die instellingen van toepassing zijn. In het kader van die voorwaarden wordt de nadruk gelegd op de kwaliteit en de regelmatige actualisering van de inhoud van de georganiseerde opleidingen, op de vorm van die opleidingen en op de deskundigheid van de lesgevers. Om te kunnen nagaan of die erkenningsvoorwaarden te allen tijde worden nageleefd, moeten de erkende opleidingsinstellingen de NBB en de FSMA systematisch hun opleidingsprogramma's bezorgen, en dit minstens één maand voor de datum van die opleidingen. Een deelnemersregister en de afgeleverde deelnameattesten moeten de FSMA en de NBB in staat stellen na te gaan of de complianceofficers permanente opleidingen hebben gevolgd voor de minimumduur die vereist is krachtens de artikelen 3, § 3, en 5, van dit reglement.
Aan die erkenningsvoorwaarden moet te allen tijde worden voldaan door de erkende opleidingsinstelling. Zo niet, kan de FSMA, in voorkomend geval op verzoek van de NBB, de erkenning van de opleidingsinstelling herroepen.
E. Overgangsbepalingen Als overgangsmaatregel krijgen de bestaande examens die door de FSMA zijn erkend, een voorlopige erkenning, op voorwaarde echter dat er, voor de instellingen die de examens organiseren, vóór 1 september 2018 een erkenningsaanvraag bij de NBB en de FSMA wordt ingediend. Gebeurt dit niet of wordt de erkenningsaanvraag geweigerd, dan wordt de voorlopige erkenning van rechtswege beëindigd. Kandidaten kunnen zich blijven beroepen op de attesten van slagen voor examens die uitsluitend door de FSMA zijn erkend (conform de regeling vervat in het FSMA-reglement van 27 oktober 2011 vóór de wijziging ervan door dit reglement). De kandidaat-complianceofficers die voor een dergelijk examen zijn geslaagd, hoeven, volgens de nieuwe regeling, niet opnieuw een examen af te leggen.
In diezelfde geest kunnen de (kandidaten) compliance officers, wat het vereiste van permanente vorming betreft, ook opleidingsuren doen gelden in het kader van een deelname aan een door de FSMA erkend opleidingsprogramma vóór de inwerkingtreding van dit reglement of tijdens de periode waarin de erkenningsaanvraag van de betrokken opleidingsinstelling wordt onderzocht. Om de continuïteit van de permanente opleiding van de complianceofficers te garanderen, wordt immers expliciet bepaald dat de FSMA de opleidingsprogramma's die na de inwerkingtreding van dit reglement worden georganiseerd, blijft erkennen, zolang zij niet heeft beslist om de betrokken opleidingsinstelling te erkennen dan wel om die erkenning te weigeren.
Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 15 april 2018 tot goedkeuring van het reglement van de Autoriteit voor Financiële Markten en Diensten van 28 februari 2018 tot wijziging van het reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten van 27 oktober 2011 betreffende de erkenning van complianceofficers.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk, Economie en Consumenten, K. PEETERS De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT