gepubliceerd op 30 augustus 2021
Uittreksel uit arrest nr. 63/2021 van 22 april 2021 Rolnummer 7382 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 9, § 1, tweede lid, en 11 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 30 mei 2008 « betreffende de vestiging, de invorder Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en F. Daoût, en de rechters (...)
Uittreksel uit arrest nr. 63/2021 van 22 april 2021 Rolnummer 7382 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 9, § 1, tweede lid, en 11 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 30 mei 2008 « betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen », gesteld door het Hof van Cassatie.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en F. Daoût, en de rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne en D. Pieters, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 19 maart 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 april 2020, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 9, § 1, tweede lid, en 11 van het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in zoverre bij een bezwaarschrift door middel van een aangetekende brief tegen een aanslag in de federale inkomstenbelastingen de datum van de poststempel op het verzendingsbewijs geldt als datum van indiening, hetgeen enerzijds de belastingplichtige zekerheid biedt over de datum van indiening en anderzijds de belastingplichtige garandeert dat hij over een volledige bezwaartermijn beschikt om daadwerkelijk bezwaar in te dienen, terwijl bij een bezwaarschrift via aangetekende brief tegen een aanslag in de gemeente- of provinciebelasting de datum van ontvangst door de bevoegde overheid geldt als datum van indiening, hetgeen enerzijds de belastingplichtige iedere zekerheid ontneemt over de datum van indiening en anderzijds de belastingplichtige een deel van zijn nuttige bezwaartermijn ontneemt ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op het administratief beroep dat de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger door middel van een bezwaarschrift kan instellen tegen een aanslag betreffende de provincie- of gemeentebelastingen in het Vlaamse Gewest.
B.1.2. Vóór de inwerkingtreding van artikel 29 van het programmadecreet van 20 december 2019Relevante gevonden documenten type programmadecreet prom. 20/12/2019 pub. 30/12/2019 numac 2019015896 bron vlaamse overheid PROGRAMMADECREET bij de begroting 2020 sluiten bij de begroting van 2020, bepaalden de artikelen 9, § 1, tweede lid, en 11 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 30 mei 2008 « betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen » (hierna : het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten) : «
Art. 9.§ 1. [...] Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning. [...]
Art. 11.Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het huidige decreet, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat wetboek van toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen ».
B.2. Het Hof wordt gevraagd of die bepalingen bestaanbaar zijn met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, « in zoverre bij een bezwaarschrift door middel van een aangetekende brief tegen een aanslag in de federale inkomstenbelastingen de datum van de poststempel op het verzendingsbewijs geldt als datum van indiening, hetgeen enerzijds de belastingplichtige zekerheid biedt over de datum van indiening en anderzijds de belastingplichtige garandeert dat hij over een volledige bezwaartermijn beschikt om daadwerkelijk bezwaar in te dienen, terwijl bij een bezwaarschrift via aangetekende brief tegen een aanslag in de gemeente- of provinciebelasting de datum van ontvangst door de bevoegde overheid geldt als datum van indiening, hetgeen enerzijds de belastingplichtige iedere zekerheid ontneemt over de datum van indiening en anderzijds de belastingplichtige een deel van zijn nuttige bezwaartermijn ontneemt ».
B.3.1. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarborgen het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. Artikel 172, eerste lid, van de Grondwet is een bijzondere toepassing van dat beginsel in fiscale aangelegenheden.
B.3.2. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.
B.4.1. Sinds de wijziging ervan bij artikel 16 van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 19/08/2014 numac 2014000465 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter verbetering van verschillende wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 25/04/2014 pub. 14/05/2014 numac 2014009199 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie type wet prom. 25/04/2014 pub. 27/05/2014 numac 2014003225 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen en tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type wet prom. 25/04/2014 pub. 06/06/2014 numac 2014203619 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende diverse bepalingen inzake sociale zekerheid type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten sluiten « ter verbetering van verschillende wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet » (hierna : de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 19/08/2014 numac 2014000465 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter verbetering van verschillende wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 25/04/2014 pub. 14/05/2014 numac 2014009199 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie type wet prom. 25/04/2014 pub. 27/05/2014 numac 2014003225 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen en tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type wet prom. 25/04/2014 pub. 06/06/2014 numac 2014203619 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende diverse bepalingen inzake sociale zekerheid type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten sluiten), bepaalt artikel 371 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : het WIB 1992) : « De bezwaarschriften moeten worden gemotiveerd en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat, en die voorkomt op voormeld aanslagbiljet, dan wel de datum van de kennisgeving van de aanslag of van de inning van de belastingen op een andere wijze dan per kohier.
In het in artikel 302, tweede lid, bedoelde geval vangt de termijn aan vanaf de datum waarop het aanslagbiljet door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt aan de belastingplichtige is aangeboden.
Indien het bezwaarschrift wordt ingediend bij aangetekende brief, geldt de datum van de poststempel op het verzendingsbewijs als datum van de indiening ».
B.4.2. Die bepaling heeft betrekking op de termijn waarbinnen een bezwaarschrift tegen een aanslag betreffende de inkomstenbelastingen moet worden ingediend.
Wanneer het bezwaarschrift bij aangetekende brief wordt verzonden, geldt, volgens het derde lid van die bepaling, de datum van de poststempel op het verzendingsbewijs, en dus niet de datum waarop de aangetekende brief door de post wordt aangeboden aan de bevoegde overheid, als datum van de indiening van dat bezwaarschrift.
B.5.1. Volgens artikel 9, § 1, tweede lid, van het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten moet een bezwaar tegen een aanslag betreffende een provincie- of een gemeentebelasting in het Vlaamse Gewest op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning.
Volgens artikel 11 van hetzelfde decreet zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot 9bis, van het WIB 1992 en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dat Wetboek van toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen en geen afbreuk doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten.
B.5.2. Artikel 371 van het WIB 1992 maakt deel uit van hoofdstuk 7 van titel VII van dat Wetboek.
B.6. Bij zijn verwijzingsbeslissing heeft het verwijzende rechtscollege geoordeeld dat « de wetsbepalingen vermeld in titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9bis Wetboek van de Inkomstenbelastingen, waartoe artikel 371 WIB 92 behoort, en de artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat wetboek slechts van toepassing zijn als aanvullend recht voor de procedure inzake lokale belastingen voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen en zij in geen geval afbreuk kunnen doen aan de materies die geregeld worden door de specifieke bepalingen van het Decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten ».
Dat rechtscollege heeft eveneens geoordeeld dat een bezwaar is « ingediend » in de zin van artikel 9, § 1, tweede lid, van het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten, op de datum dat het de bevoegde overheid bereikt en dat artikel 371 van het WIB 1992 daarbij geen toepassing kan vinden : « Voormelde bijzondere, decretale bepaling inzake provincie- en gemeentebelastingen voorziet in een bezwaarprocedure die zowel op het vlak van de bezwaartermijn als op het vlak van de uiterste datum van de indiening van het bezwaar per aangetekende brief duidelijk afwijkt van de regeling van de bezwaarprocedure inzake inkomstenbelastingen.
Hieruit volgt dat artikel 371 WIB 92 niet van toepassing is in geval van bezwaar tegen een provincie- of gemeentebelasting ».
B.7. Uit het voorgaande volgt dat wanneer een bezwaarschrift wordt verzonden bij aangetekende brief, de datum waarop dat bezwaarschrift moet worden geacht te zijn ingediend, verschilt naargelang het bezwaar betrekking heeft op een aanslag in de federale inkomstenbelastingen, dan wel op een aanslag in de gemeente- of provinciebelastingen in het Vlaamse Gewest.
B.8.1. De stad Beringen voert aan dat de prejudiciële vraag geen antwoord behoeft omdat het antwoord op die vraag niet nuttig zou zijn voor de oplossing van de zaak die hangende is voor het verwijzende rechtscollege.
Op het ogenblik van de verzending van het in die zaak in het geding zijnde aanslagbiljet, meer bepaald op 30 juni 2014, bestond er volgens haar geen verschil in behandeling tussen belastingplichtigen die een bezwaarschrift bij aangetekende zending indienen, naargelang het bezwaar betrekking heeft op een aanslag in de inkomstenbelastingen, dan wel op een aanslag in de provincie- of gemeentebelastingen. Daar artikel 371, derde lid, van het WIB 1992 pas in werking is getreden op 29 augustus 2014 - zijnde de tiende dag na de bekendmaking van de voormelde wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 19/08/2014 numac 2014000465 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter verbetering van verschillende wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 25/04/2014 pub. 14/05/2014 numac 2014009199 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie type wet prom. 25/04/2014 pub. 27/05/2014 numac 2014003225 bron federale overheidsdienst financien Wet inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen en tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type wet prom. 25/04/2014 pub. 06/06/2014 numac 2014203619 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende diverse bepalingen inzake sociale zekerheid type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten sluiten in het Belgisch Staatsblad van 19 augustus 2014 -, voorzag het WIB 1992, op het ogenblik van de verzending van het desbetreffende aanslagbiljet, volgens de stad Beringen, in een regeling die, wat het eindpunt van de bezwaartermijn betreft, niet verschilt van die vervat in de in het geding zijnde bepalingen, zoals geïnterpreteerd door het verwijzende rechtscollege.
B.8.2. In de regel komt het de verwijzende rechter toe te oordelen of het antwoord op de prejudiciële vraag nuttig is voor het oplossen van het geschil. Alleen indien dat klaarblijkelijk niet het geval is, kan het Hof beslissen dat de vraag geen antwoord behoeft.
B.8.3. Daar de in artikel 371, derde lid, van het WIB 1992 vervatte regel in beginsel niet alleen van toepassing is op de toestanden die na de inwerkingtreding, op 29 augustus 2014, ervan ontstaan, maar eveneens, onder voorbehoud dat geen afbreuk wordt gedaan aan onherroepelijk vastgestelde rechten, op de gevolgen van de onder de vroegere reglementering ontstane toestanden die zich voordoen of die blijven voortduren na de inwerkingtreding van die bepaling (Cass., 26 mei 2005, C.04.0215.F), en daar de bezwaartermijn die het voorwerp uitmaakt van betwisting in de voor het verwijzende rechtscollege hangende zaak, op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 371, derde lid, van het WIB 1992 nog niet was verstreken, is het antwoord op de prejudiciële vraag niet klaarblijkelijk onnuttig voor het oplossen van het voor dat rechtscollege hangende geschil.
B.9.1. De Vlaamse Regering voert aan dat de prejudiciële vraag berust op een kennelijk verkeerde interpretatie van de in het geding zijnde bepalingen. Zij meent dat die bepalingen in die zin moeten worden geïnterpreteerd dat artikel 371, derde lid, van het WIB 1992 van toepassing is op de procedure betreffende het bezwaar tegen een aanslag in de provincie- of gemeentebelastingen.
B.9.2. In de regel komt het de verwijzende rechter toe de bepalingen die hij toepast te interpreteren. Wanneer evenwel aan het Hof bepalingen worden voorgelegd in een interpretatie die kennelijk verkeerd is, onderzoekt het Hof de grondwettigheid van die bepalingen niet.
B.9.3. Volgens artikel 11 van het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten zijn de in dat artikel vermelde bepalingen van het WIB 1992, waaronder artikel 371, van toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen en geen afbreuk doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten.
Zoals is vermeld in B.6, heeft het verwijzende rechtscollege geoordeeld dat artikel 371 van het WIB 1992 niet van toepassing is in geval van een bezwaar tegen een aanslag in de provincie- en gemeentebelastingen, omdat artikel 9, § 1, tweede lid, van het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten afwijkt van de regeling van de bezwaarprocedure inzake de inkomstenbelastingen. Gelet op het feit dat de in artikel 11 van het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten vermelde bepalingen van het WIB 1992 slechts van toepassing zijn op de provincie- en gemeentebelastingen, voor zover zij geen afbreuk doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten, is de door het verwijzende rechtscollege aan de in het geding zijnde bepalingen verleende interpretatie niet kennelijk verkeerd.
B.10.1. Het in B.7 beschreven verschil in behandeling tussen belastingplichtigen vloeit voort uit, enerzijds, de regeling van de termijn voor het indienen van een bezwaar tegen een aanslag in de gemeente- of provinciebelastingen in het Vlaamse Gewest, vervat in het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten, en, anderzijds, de regeling van de termijn voor het indienen van een bezwaar tegen een aanslag in de federale inkomstenbelastingen, vervat in artikel 371 van het WIB 1992.
B.10.2. Een dergelijk verschil in behandeling is het gevolg van de autonomie die aan de gewesten en aan de federale overheid door of krachtens de Grondwet is toegekend, in de aangelegenheden die onder hun respectieve bevoegdheden vallen.
Onverminderd de mogelijke toepassing van het evenredigheidsbeginsel bij de bevoegdheidsuitoefening, zou die autonomie geen betekenis hebben, indien een verschil in behandeling tussen adressaten van, enerzijds, federale regels en, anderzijds, gewestelijke regels in analoge aangelegenheden, als zodanig strijdig zou worden geacht met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.
B.11. In zoverre de prejudiciële vraag zou moeten worden begrepen in die zin dat het Hof wordt gevraagd of het verschil in behandeling tussen de adressaten van, enerzijds, federale regels en, anderzijds, gewestelijke regels, bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 172, eerste lid, van de Grondwet, zou de prejudiciële vraag ontkennend moeten worden beantwoord.
B.12. De prejudiciële vraag kan evenwel ook in die zin worden begrepen dat het Hof wordt gevraagd of de in het geding zijnde bepalingen bestaanbaar zijn met de artikelen 10, 11 en 172, eerste lid, van de Grondwet, in samenhang gelezen met de algemene beginselen van rechtszekerheid en van de rechten van verdediging. In die vraag wordt immers het al dan niet bestaan van zekerheid over de datum van het indienen van het bezwaarschrift en het al dan niet beschikken over een volledige bezwaartermijn beklemtoond.
In die zin begrepen strekt de aan het Hof gestelde vraag niet ertoe de adressaten van, enerzijds, gewestelijke regels en, anderzijds, federale regels te vergelijken, maar wel de categorie van personen aan wie de fundamentele waarborgen van de rechtszekerheid en van de rechten van verdediging, die in alle procedures van toepassing zijn, zouden zijn ontnomen, te vergelijken met de categorie van personen voor wie die waarborgen onverminderd gelden. Uit de door de partijen bij het Hof ingediende memories blijkt dat zij wat de algemene beginselen van rechtszekerheid en van de rechten van verdediging betreft een dienstig verweer hebben kunnen voeren.
B.13. Volgens artikel 10 van het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten kan tegen de beslissing genomen door de voor het bezwaar bevoegde overheid of bij gebrek aan een beslissing binnen de termijnen vermeld in artikel 9, § 5, een beroep worden ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waarin de belasting gevestigd is en zijn de artikelen 1385decies en 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek daarbij van toepassing.
Volgens artikel 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek wordt de vordering inzake de geschillen betreffende de toepassing van een belastingwet slechts toegelaten indien de eiser voorafgaandelijk het door of krachtens de wet georganiseerde administratief beroep heeft ingesteld.
B.14.1. In de interpretatie die het verwijzende rechtscollege verleent aan de in het geding zijnde bepalingen, brengen die bepalingen, in samenhang gelezen met artikel 10 van het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten en met artikel 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek, met zich mee dat de belastingplichtige, wanneer hij zijn bezwaarschrift voor aangetekende zending aan de postdiensten overhandigt binnen de in artikel 9, § 1, tweede lid, van het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten bedoelde termijn en dat bezwaarschrift de bevoegde overheid pas bereikt na het verstrijken van die termijn, niet alleen een beoordeling van zijn bezwaar door de bevoegde administratieve overheid verliest, maar eveneens de mogelijkheid om een ontvankelijk jurisdictioneel beroep in te stellen betreffende de door hem betwiste aanslag in de provincie- of gemeentebelastingen.
B.14.2. Zoals het Hof heeft geoordeeld bij zijn arrest nr. 95/2020 van 25 juni 2020, brengt een regeling die inhoudt dat een bij aangetekende zending overgezonden bezwaar slechts ontvankelijk is wanneer dat bezwaar de bevoegde overheid bereikt vóór het verstrijken van de bezwaartermijn, bovendien met zich mee dat de belastingplichtige een deel van die termijn wordt ontzegd, aangezien hij zijn bezwaarschrift verscheidene dagen vóór de dag waarop de termijn verstrijkt, moet verzenden om zeker te zijn dat het bij de bevoegde overheid toekomt binnen die termijn. Een dergelijke regeling raakt aan de rechtszekerheid van de belastingplichtige, daar die niet in de mogelijkheid is eventuele door de postdiensten veroorzaakte vertragingen te voorspellen.
B.15. In de voormelde interpretatie hebben de in het geding zijnde bepalingen onevenredige gevolgen voor de desbetreffende categorie van personen en roepen zij een niet redelijk verantwoord verschil in behandeling in het leven tussen die categorie van personen en de categorie van personen voor wie de waarborgen van de beginselen van rechtszekerheid en van de rechten van verdediging onverminderd gelden.
In die interpretatie zijn de in het geding zijnde bepalingen niet bestaanbaar met de artikelen 10, 11 en 172, eerste lid, van de Grondwet, in samenhang gelezen met de algemene beginselen van rechtszekerheid en van de rechten van verdediging.
B.16. Zoals de Vlaamse Regering aanvoert, kunnen de in het geding zijnde bepalingen evenwel ook op een andere wijze worden geïnterpreteerd.
B.17.1. Volgens artikel 11 van het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten zijn de in dat artikel vermelde bepalingen van het WIB 1992, waaronder artikel 371, van toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen en geen afbreuk doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten.
Volgens artikel 371, derde lid, van het WIB 1992 geldt de datum van de poststempel op het verzendingsbewijs als datum van de indiening wanneer het bezwaarschrift wordt verzonden bij aangetekende brief. Die bepaling betreft niet specifiek de belastingen op inkomsten.
B.17.2. Artikel 9, § 1, tweede lid, van het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten bepaalt dat een bezwaar tegen een aanslag in de provincie- of gemeentebelastingen op straffe van verval moet worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de in dat artikel omschreven dag.
Die bepaling preciseert niet op welke wijze het bezwaarschrift aan de bevoegde overheid moet worden overgezonden en evenmin op welk ogenblik het bezwaarschrift, afhankelijk van de wijze waarop het aan die overheid wordt overgezonden, als « ingediend » moet worden beschouwd.
B.17.3. Artikel 9, § 1, tweede lid, van het decreet van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/05/2008 pub. 04/07/2008 numac 2008202393 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen sluiten kan aldus in die zin worden geïnterpreteerd dat het zich niet verzet tegen de toepassing, krachtens artikel 11 van dat decreet, van artikel 371, derde lid, van het WIB 1992 voor het bepalen van het ogenblik waarop een bij aangetekende zending overgezonden bezwaarschrift als ingediend moet worden beschouwd.
Die interpretatie brengt met zich mee dat de datum van de poststempel op het verzendingsbewijs als datum van de indiening van een bezwaarschrift tegen een aanslag in de provincie- of gemeentebelastingen in het Vlaamse Gewest moet worden beschouwd, wanneer dat bezwaarschrift wordt overgezonden bij aangetekende zending.
B.18. In de in B.17.3 vermelde interpretatie zijn de in het geding zijnde bepalingen bestaanbaar met de artikelen 10, 11 en 172, eerste lid, van de Grondwet, in samenhang gelezen met de algemene beginselen van rechtszekerheid en van de rechten van verdediging.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - Artikel 9, § 1, tweede lid, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 30 mei 2008 « betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen » en artikel 11 van dat decreet, zoals het was opgesteld vóór de vervanging ervan bij artikel 29 van het programmadecreet van 20 december 2019Relevante gevonden documenten type programmadecreet prom. 20/12/2019 pub. 30/12/2019 numac 2019015896 bron vlaamse overheid PROGRAMMADECREET bij de begroting 2020 sluiten bij de begroting van 2020, schenden de artikelen 10, 11 en 172, eerste lid, van de Grondwet, in samenhang gelezen met de algemene beginselen van rechtszekerheid en van de rechten van verdediging, in de interpretatie dat bij een bij aangetekende brief overgezonden bezwaarschrift tegen een aanslag in de gemeente- of provinciebelastingen de datum van ontvangst van dat bezwaarschrift door de bevoegde overheid geldt als datum van de indiening ervan. - Dezelfde bepalingen schenden niet de artikelen 10, 11 en 172, eerste lid, van de Grondwet, in samenhang gelezen met de algemene beginselen van rechtszekerheid en van de rechten van verdediging, in de interpretatie dat bij een bij aangetekende brief overgezonden bezwaarschrift tegen een aanslag in de gemeente- of provinciebelastingen de datum van de poststempel op het verzendingsbewijs geldt als datum van de indiening ervan.
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 22 april 2021.
De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, L. Lavrysen