gepubliceerd op 31 december 1998
Wet tot oprichting van een beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten
17 DECEMBER 1998. - Wet tot oprichting van een beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Voorafgaande bepalingen
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Bij deze wet wordt richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels omgezet. HOOFDSTUK II Het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten
Art. 3.Onder de benaming « Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten », verkort « FIF », wordt een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid opgericht.
Dit Fonds heeft de vaststelling of het beheer tot doel van : a) één of meer depositobeschermingsregelingen, overeenkomstig de artikelen 110 en volgende van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;b) één of meer beschermingsregelingen voor financiële instrumenten, overeenkomstig de artikelen 112 en volgende van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. Het Fonds kan de in het tweede lid bedoelde regelingen onderbrengen in één enkele regeling.
Art. 4.De zetel van het Fonds is gevestigd in Brussel of in de Brusselse agglomeratie.
Art. 5.Om zijn doel te verwezenlijken kan het Fonds alle verbintenissen aangaan en alle overeenkomsten sluiten.
Het heeft het recht om dadingen aan te gaan en schikkingen te treffen.
De verbintenissen aangegaan door het Fonds in het kader van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten, kunnen enkel worden uitgevoerd binnen de grenzen van de beschikbare middelen van die regelingen.
Art. 6.Aan het Fonds wordt een kapitaaldotatie van vijf miljoen frank verstrekt. Die dotatie wordt onttrokken aan het aandeel van de reserves van het Herdiscontering- en Waarborginstituut die aan de Staat toekomen bij de vereffening van dit Instituut.
Art. 7.Het Fonds wordt bestuurd door een Bestuurscomité samengesteld uit : 1° een voorzitter die door de Koning wordt benoemd;2° vijf leden die door de Koning worden benoemd;3° vier leden die door de Koning worden benoemd uit een lijst van drie kandidaten per te vervullen mandaat, voorgedragen door de representatieve beroepsvereniging van de kredietinstellingen;4° twee leden die door de Koning worden benoemd uit een lijst van drie kandidaten per te vervullen mandaat, voorgedragen door de representatieve beroepsverenigingen van de beleggingsondernemingen waarvan de verbintenissen zijn gedekt door de door het Fonds opgerichte of beheerde beschermingsregeling(en). Op dezelfde wijze worden twee plaatsvervangers aangesteld voor elke in het eerste lid, 2°, 3° en 4°, vermelde geleding.
De leden en de plaatsvervangers kunnen door de Koning worden ontslagen.
De mandaten zijn verlengbaar en hebben een looptijd van zes jaar.
Een door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen aangestelde persoon woont de vergaderingen van het Bestuurscomité met raadgevende stem bij.
Art. 8.De leden van de wetgevende Kamers, van het Europees Parlement, van de Parlementen van de Gemeenschappen en Gewesten, van de federale, gewestelijke en gemeenschapsregeringen en de kabinetsleden van een lid van de federale regering of van een gemeenschaps- of gewestregering mogen geen functie waarnemen als voorzitter of lid van het Bestuurscomité, noch als revisor. Laatstgenoemde functies lopen van rechtswege ten einde wanneer hun titularis de eed aflegt om de voornoemde functies uit te oefenen of die uitoefent.
Art. 9.Besluiten van het Comité worden genomen bij meerderheid van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
Onverminderd andere gevallen van een bijzondere meerderheid zoals bedoeld in het in artikel 16 vermelde organisatiereglement, worden met een meerderheid van ten minste drie vierde van de stemmen van de aanwezige leden evenwel besluiten genomen in verband met : 1° het beginsel en de wijze van een tegemoetkoming ten laste van de beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten, die ertoe strekt het in gebreke blijven te voorkomen van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming waarvan de verbintenissen zijn gedekt door de door het Fonds opgerichte of beheerde beschermingsregeling(en);2° het beginsel en de wijze van een aanvullende bijdrage van deelnemende instellingen en ondernemingen die noodzakelijk is omdat de beschikbare middelen van de regelingen niet volstaan om preventief tegemoet te kunnen komen.
Art. 10.Het Bestuurscomité kan aan zijn leden of aan ambtenaren van het Fonds of andere personen, bevoegdheden delegeren om zijn beslissingen uit te voeren.
Art. 11.Het Fonds vertrouwt zijn dagelijks bestuur toe aan de Nationale Bank van België, op de voorwaarden die bij onderlinge overeenkomst zijn vastgesteld, met de goedkeuring van de Minister van Financiën. Het staat aan de Bank een vergoeding toe naar verhouding van de kosten voor dit beheer.
Art. 12.Een regeringscommissaris, die is benoemd en kan worden ontslagen door de Koning, houdt toezicht op de verrichtingen van het Fonds. Zijn wedde wordt betaald door de Staat en gedragen door het Fonds.
De regeringscommissaris woont alle beraadslagingen van het Bestuurscomité met raadgevende stem bij. Hij heeft het recht om diens beslissingen te schorsen. In voorkomend geval brengt hij onmiddellijk verslag uit bij de Minister van Financiën, die binnen acht dagen na kennisneming van de schorsing uitspraak doet, tenzij het Bestuurscomité de dringende noodzaak inroept, in welk geval deze termijn op achtenveertig uur wordt teruggebracht. De Minister van Financiën kan zich verzetten tegen de uitvoering van elke maatregel die hij strijdig zou achten met, hetzij de wetten, hetzij de statuten, hetzij het Staatsbelang. Als de Minister van Financiën geen uitspraak heeft gedaan binnen die termijn, mogen de geschorste beslissingen worden uitgevoerd.
Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op verrichtingen, beraadslagingen en beslissingen in verband met preventieve tegemoetkomingen van het Fonds. Voor schadeloosstellingstegemoetkomingen gelden de bevoegdheden van de regeringscommissaris en van de Minister van Financiën voor de naleving van deze wet, het organisatiereglement van het Fonds en de protocollen die het Fonds zou hebben gesloten in verband met de voornoemde tegemoetkomingen.
Art. 13.Tenzij wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen in strafzaken, mogen de leden van het Bestuurscomité van het Fonds, de ambtenaren van het Fonds en een ieder die betrokken is bij het beheer van of het toezicht op het beheer van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten, aan geen enkele persoon noch autoriteit de vertrouwelijke gegevens meedelen waarover zij op grond van hun functie beschikken voor de werking van deze regelingen.
Op het verbod van het eerste lid wordt een uitzondering gemaakt voor het bezorgen van gegevens aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en aan de instellingen die beschermingsregelingen voor deposito's of financiële instrumenten van andere Staten beheren, in het kader van de noodzakelijke samenwerking met deze instellingen.
Zo ook mogen het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten, de Nationale Bank van België en de bevoegde autoriteiten voor de gereglementeerde markten, vertrouwelijke gegevens uitwisselen in verband met een kredietinstelling of een beleggingsonderneming, in het vooruitzicht van een tegemoetkoming om te vermijden dat een dergelijke instelling of onderneming in gebreke zou blijven. De ontvangers van de in dit lid bedoelde vertrouwelijke gegevens zijn voor die mededelingen gebonden aan het beroepsgeheim bedoeld in het eerste en tweede lid.
Overtredingen van dit artikel worden bestraft met de straffen bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek.
De voorschriften van Boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn van toepassing op elke overtreding van dit artikel.
Art. 14.Het Fonds maakt jaarlijks een balans en een resultatenrekening op. Bovendien stuurt het de Minister van Financiën elk kwartaal een samenvattende staat van haar positie.
Een revisor die onder de leden van het Instituut der Bedrijfsrevisoren wordt gekozen en door de Koning wordt benoemd en kan worden ontslagen, staat in voor de controle op de financiële positie en de jaarrekening en toetst de in de jaarrekening weer te geven verrichtingen op hun regelmatigheid ten aanzien van deze wet en van het organisatiereglement.
De jaarrekening wordt neergelegd overeenkomstig artikel 80, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen.
Artikel 80bis, eerste lid, van dezelfde gecoördineerde wetten is van toepassing.
Art. 15.§ 1. De schuldvorderingen in hoofdsom en de bijkomende schuldvorderingen van het Fonds op een kredietinstelling of een beleggingsonderneming in het kader van de middelen van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten, zijn bevoorrecht op alle roerende goederen van die instelling of onderneming.
Het in het eerste lid bedoelde voorrecht komt onmiddellijk na de voorrechten vermeld in 4°nonies van artikel 19 van de wet van 16 december 1851.
De toewijzing bij voorkeur, ingevoerd bij artikel 19 in fine van de wet van 16 december 1851, is van toepassing op de schuldvorderingen van het Fonds bedoeld in het eerste lid van deze paragraaf. § 2. Voor het Fonds zijn de ontvangsten en opbrengsten van de activa van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten geen inkomsten in de zin van artikel 24 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. § 3. De betalingen die het Fonds aan de schuldeisers van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming verricht in het kader van de bescherming van deposito's of van financiële instrumenten, hebben tot gevolg dat het Fonds in de rechten van die schuldeisers treedt.
Wanneer de schuldeiser slechts voor een deel van zijn vordering door het Fonds schadeloos wordt gesteld, staat hij, in afwijking van artikel 1252 van het Burgerlijk Wetboek, in rang gelijk met het Fonds voor de uitoefening van zijn rechten met betrekking tot hetgeen hem nog verschuldigd blijft.
Art. 16.Het organisatiereglement van het Fonds wordt vastgesteld door het Bestuurscomité en ter goedkeuring voorgelegd aan de Koning.
Art. 17.Het overschot van de opbrengsten op de kosten wordt toegevoegd aan de reserve of overgedragen. Het organisatiereglement stelt de regels vast voor de belegging van de activa van het Fonds.
Art. 18.Het Fonds maakt jaarlijks een verslag openbaar over zijn activiteiten. HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen
Art. 19.In artikel 24, § 7, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste zin van het tweede lid worden de woorden « bij het Herdiscontering- en Waarborginstituut » vervangen door de woorden « bij de instelling of de persoon die zij bepaalt »;2° in de tweede zin van het tweede lid worden de woorden « Instituut » en « Herdiscontering- en Waarborginstituut » vervangen door het woord « sekwester »;3° in de derde zin van het tweede lid wordt het woord « Instituut » vervangen door het woord « sekwester »;4° in de vijfde zin van het tweede lid wordt het woord « Instituut » vervangen door het woord « sekwester »;5° in de negende zin van het voornoemde tweede lid, worden de woorden « Het Herdiscontering- en Waarborginstituut » vervangen door de woorden « Het sekwester »;6° in het derde lid worden de woorden « het Herdiscontering- en Waarborginstituut » vervangen door de woorden « het sekwester ».
Art. 20.In artikel 110 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 23 december 1994, en in de artikelen 110bis tot 110sexies van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 23 december 1994, worden de woorden « Herdiscontering- en Waarborginstituut » vervangen door de woorden « Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten » en de woorden « het Instituut » vervangen door de woorden « het Fonds ».
Art. 21.In artikel 110bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 23 december 1994, worden de woorden « Behalve in de gevallen waarin het faillissement werd uitgesproken, een verzoek om gerechtelijk akkoord werd ingediend of een uitstel van betaling werd toegestaan bij gerechtelijke beslissing » vervangen door de woorden « Behalve in de gevallen waarin het faillissement is uitgesproken of een procedure voor een gerechtelijk akkoord is ingesteld, ».
Art. 22.Artikel 110quinquies van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 23 december 1994, wordt opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs
Art. 23.In artikel 67, § 7, van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste zin van het tweede lid worden de woorden « bij het Herdiscontering- en Waarborginstituut » vervangen door de woorden « bij de instelling of de persoon die zij bepaalt »;2° in de tweede zin van het tweede lid worden de woorden « Instituut » en « Herdiscontering- en Waarborginstituut » vervangen door het woord « sekwester »;3° in de derde zin van het tweede lid wordt het woord « Instituut » vervangen door het woord « sekwester »;4° in de vijfde zin van het tweede lid wordt het woord « Instituut » vervangen door het woord « sekwester »;5° in de negende zin van het tweede lid worden de woorden « Het Herdiscontering- en Waarborginstituut » vervangen door de woorden « Het sekwester »;6° in het derde lid worden de woorden « het Herdiscontering- en Waarborginstituut » vervangen door de woorden « het sekwester ».
Art. 24.Het opschrift van titel V van boek II van dezelfde wet wordt vervangen door het opschrift « Beschermingsregelingen voor beleggers ».
Art. 25.Artikel 112 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1995 en bij de wet van 20 maart 1996, wordt vervangen als volgt : «
Art. 112.De in België gevestigde kredietinstellingen alsook de in België gevestigde en door de Koning aangewezen beleggingsondernemingen moeten deelnemen aan een collectieve beschermingsregeling voor financiële instrumenten die zij financieren en die tot doel heeft, wanneer een dergelijke instelling of een dergelijke beleggingsonderneming in gebreke blijft, bepaalde categorieën van beleggers die geen bank- noch financieel bedrijf voeren, een terugbetaling of schadevergoeding toe te kennen en, zo nodig, te kunnen optreden om een dergelijk in gebreke blijven te voorkomen. Voor bepaalde categorieën van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen kunnen regelingen voor de bescherming van beleggers worden ingevoerd.
Wanneer zij niet worden opgezet door de Staat of een hieronder ressorterende publiekrechtelijke instantie, moeten de beschermingsregelingen voor beleggers worden goedgekeurd bij koninklijk besluit, waarbij een geharmoniseerde toepassing van de terzake uitgevaardigde Europeesrechtelijke regels op de verschillende categorieën van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen wordt betracht.
Het eerste lid geldt niet voor de bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap. Het geldt evenmin voor de bijkantoren van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen die ressorteren onder een andere Staat en waarvan de verplichtingen door een beschermingsregeling voor beleggers van deze Staat op een ten minste evenwaardige wijze zijn gedekt als in het kader van de overeenstemmende Belgische beschermingsregeling voor beleggers.
Het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten is gemachtigd om het beheer en de verrichtingen van de beschermingsregeling voor beleggers waar te nemen.
De instanties die een Belgische beschermingsregeling voor beleggers beheren, mogen samenwerkingsovereenkomsten sluiten met buitenlandse instanties. »
Art. 26.Artikel 113 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 maart 1996, wordt vervangen als volgt : «
Art. 113.§ 1. Behalve in de gevallen waarin het faillissement is uitgesproken of een procedure voor een gerechtelijk akkoord is ingesteld, neemt de Commissie voor het Bank- en Financiewezen de beslissingen waarmee het in gebreke blijven van een beleggingsonderneming naar Belgisch recht wordt vastgesteld. Het in gebreke blijven van kredietinstellingen naar Belgisch recht wordt vastgesteld met toepassing van artikel 110bis van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.
Het Fonds zorgt voor de in artikel 112 bedoelde terugbetaling of schadeloosstelling binnen drie maanden nadat de vordering van de belegger in aanmerking is genomen en het bedrag van die vordering is vastgesteld. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen kan beslissen een verlenging toe te staan van ten hoogste drie maanden.
Die verlenging mag alleen worden toegestaan in zeer uitzonderlijke omstandigheden en specifieke gevallen waarin een kredietinstelling of een beleggingsonderneming in gebreke blijft. § 2. Onverminderd eventuele franchises overeenkomstig het Europese recht, voorzien de door het Fonds ingestelde of beheerde beschermingsregelingen voor beleggers, ten belope van ten minste 20 000 euro of de tegenwaarde van dit bedrag, in de terugbetaling van de financiële instrumenten die voor rekening van de beleggers worden gehouden of in een schadevergoeding voor de financiële instrumenten die de instelling of de onderneming verschuldigd zijn, ongeacht de valuta waarin de financiële instrumenten zijn uitgedrukt die worden gehouden door de instelling of de onderneming of die zij verschuldigd zijn. Tot 31 december 1999 wordt voornoemd bedrag van 20 000 euro vervangen door 15 000 euro.
De schadeloosstelling van beleggers houdt de terugbetaling in, ten belope van de in het eerste lid vastgestelde bedragen, van de gelddeposito's die voor rekening van de beleggers worden gehouden in het vooruitzicht dat zij voor de verwerving van financiële instrumenten of hun terugbetaling zullen worden aangewend.
De Koning bepaalt welke informatie de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen aan de beleggers moeten verstrekken over de dekking van hun tegoeden ingevolge de voornoemde regelingen. »
Art. 27.Artikel 114 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 114.Het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten neemt de nodige maatregelen en treft de nodige voorzieningen om de bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap, in staat te stellen deel te nemen aan de beschermingsregelingen voor beleggers die het instelt of beheert, met de bedoeling, binnen de grenzen van deze regelingen, de waarborgen verstrekt door de regeling waaraan de instelling in haar Staat deelneemt, aan te vullen.
Indien het bijkantoor dat de mogelijkheid van het eerste lid heeft benut, zijn verplichtingen niet nakomt tegenover de beschermingsregeling waaraan het deelneemt, wendt het Fonds zich in samenwerking met de Commissie voor het bank- en financiewezen tot de autoriteit die de vergunning heeft verleend aan de kredietinstelling of aan de beleggingsonderneming waaronder het bijkantoor ressorteert.
Indien de toestand niet binnen twaalf maanden wordt verholpen, kan het Fonds, op eensluidend advies van deze autoriteit, het bijkantoor uitsluiten na afloop van een opzeggingstermijn van twaalf maanden. De termijnverbintenissen van voor de uitsluiting blijven gedekt door de beschermingsregeling tot ze vervallen. De andere tegoeden die voor de uitsluiting werden gehouden. blijven nog twaalf maanden gedekt. De beleggers worden door het bijkantoor of, zo niet, door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen op de hoogte gebracht van het verval van de dekking. »
Art. 28.Artikel 115 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1995, wordt vervangen als volgt : «
Art. 115.De Koning kan, op advies van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en van het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten, de waarderings- en berekeningswijze vaststellen voor de initiële bijdrage die moet worden gestort aan de beschermingsregelingen voor beleggers door de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen die voor het eerst toetreden en waarvoor onvoldoende bijdragen worden ingebracht, afkomstig van een regeling waaraan zij vroeger hebben deelgenomen. »
Art. 29.Artikel 116 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 116.Artikel 110sexies van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen is van toepassing op de tegemoetkomingen van de beschermingsregelingen voor beleggers bij kredietinstellingen of beleggingsondernemingen. » HOOFDSTUK V Afschaffing van het Herdiscontering- en Waarborginstituut
Art. 30.Het Herdiscontering- en Waarborginstituut wordt afgeschaft.
Het wordt, onverminderd artikel 6, vereffend conform artikel 15 van het koninklijk besluit nr. 175 van 13 juni 1935 houdende instelling van een Herdiscontering- en Waarborginstituut en de bepalingen van de statuten waarnaar dat artikel verwijst.
Art. 31.De wettelijke taken van het Herdiscontering- en Waarborginstituut worden overgedragen aan de Nationale Bank van België.
Art. 32.De taak van het Herdiscontering- en Waarborginstituut met betrekking tot de vaststelling of het beheer van de depositobeschermingsregelingen wordt echter overgedragen aan het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten genoemd in artikel 3 van deze wet.
De rechten en verplichtingen van het Herdiscontering- en Waarborginstituut in verband met de depositobeschermingsregelingen worden van rechtswege overgedragen aan het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten.
Art. 33.Onverminderd artikel 30 van deze wet, wordt het koninklijk besluit nr. 175 van 13 juni 1935 houdende instelling van een Herdiscontering- en Waarborginstituut, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 67 van 30 november 1939, het koninklijk besluit van 24 september 1940, de wetten van 7 november 1952 en 6 juli 1964, uitgelegd bij de wet van 16 maart 1982, en gewijzigd door de wetten van 14 maart 1983, 4 december 1990, 2 januari 1991, 17 juni 1991 en 23 december 1994, opgeheven. HOOFDSTUK VI. - Ontbinding van het Interventiefonds van de beursvennootschappen
Art. 34.Het Interventiefonds van de beursvennootschappen, opgericht door de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, wordt ontbonden.
De Koning regelt, zo nodig, de wijze van vereffening en bepaalt de datum waarop die vereffening moet zijn afgesloten.
Alle rechten en verplichtingen van het Interventiefonds van de beursvennootschappen worden van rechtswege overgedragen aan het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten.
Art. 35.In de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten worden opgeheven : 1° artikel 60, § 1;niettemin gebeuren de tegemoetkomingen door het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten ingevolge de overname van de rechten en de verbintenissen van het Interventiefonds van de beursvennootschappen en naar aanleiding van deficiënties van beursvennootschappen vóór de inwerkingtreding van deze bepaling, conform de regels van het algemeen reglement van het voornoemde Interventiefonds van de beursvennootschappen. De tegemoetkomingen naar aanleiding van deficiënties van wisselagenten vóór l januari 1991 gebeuren conform de regels van de statuten en het algemeen reglement van de Waarborgkas van de wisselagenten als bedoeld in het oude artikel 71bis van boek I, titel V, van het Wetboek van Koophandel; 2° artikel 62, gewijzigd bij de wetten van 6 april 1995 en 20 maart 1996;niettemin blijft artikel 62 van toepassing op de tegemoetkomingen door het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten ingevolge de overname van de verbintenissen van het Interventiefonds van de beursvennootschappen en naar aanleiding van deficiënties van wisselagenten of beursvennootschappen vóór de datum van inwerkingtreding van dit artikel. HOOFDSTUK VII. - Wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België
Art. 36.In artikel 26, § 1, 2°, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, worden de woorden « in het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten » toegevoegd na de woorden « in het Rentenfonds, ». HOOFDSTUK VIII. - Slotbepaling
Art. 37.De hoofdstukken III tot VI treden in werking op de door de Koning bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit bepaalde datum en uiterlijk op 1 januari 2000. De Koning kan afzonderlijke data bepalen voor de inwerkingtreding van de voornoemde hoofdstukken en van de artikelen die zij bevatten.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belglsch Staatsblad zal worden bekendgemaakt Gegeven te Brussel, 17 december 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Zitting 1997-1998. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Gedr. St. - Wetsontwerp, 1669, nr. 1. - Amendementen, 1669, nr. 2. - Verslag, 1669, nr. 3. - Tekst aangenomen door de commissie, 1669, nr. 4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 1669, nr.5.
Handelingen. - Vergaderingen van 18 en 19 november 1998.
Zitting 1998-1999.
Senaat Gedr. St. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, 1-1161, nr. 1.