gepubliceerd op 17 november 2008
Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit, voor wat betreft de bescherming van de deposito's en de levensverzekeringen, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten
14 NOVEMBER 2008. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit, voor wat betreft de bescherming van de deposito's en de levensverzekeringen, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat ter ondertekening aan Uwe Majesteit wordt voorgelegd strekt ertoe te voorzien in de verhoging van de depositobescherming en de invoering van een gelijkaardige beschermingsregeling voor bepaalde levensverzekeringsproducten. Voorts strekt dit besluit ertoe nader te bepalen welke ondernemingen binnen de toepassingssfeer vallen van artikel 117bis, eerste lid, 2°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
De bevoegdheid aan de Koning wordt verleend in artikel 117bis, eerste lid, 1°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. Overeenkomstig het tweede lid van hetzelfde artikel heeft dit besluit geen gevolg meer indien het niet wordt bekrachtigd door de wet binnen de twaalf maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 117bis, eerste lid, 1°, van de wet van 2 augustus 2002 voorziet meer bepaald in de wettelijke basis die de Koning machtigt om, na advies van het Comité voor financiële stabiliteit, in geval van plotse crisis op de financiële markten of van ernstige dreiging van een systemische crisis, om aanvullende of afwijkende maatregelen te treffen ten opzichte van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen en de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
Gelet op de huidige turbulenties op de financiële markten is het inderdaad noodzakelijk maatregelen te treffen teneinde het vertrouwen in het financiële stelsel te vrijwaren, en in het bijzonder teneinde de bescherming van de spaarders te versterken.
Daarom voorziet dit besluit in de verhoging, van 20.000 EUR naar 50.000 EUR, van het bedrag van de schadevergoeding die, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 110 en volgende van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en de artikelen 112 en volgende van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, door het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten in het raam van de depositobeschermingsregeling kan worden toegekend aan bepaalde categorieën van klanten in geval een kredietinstelling of een beleggingsonderneming in gebreke blijft.
Het is gepast in een gelijkaardige beschermingsregeling te voorzien voor houders van de verzekeringsproducten die onderworpen zijn aan Belgisch recht en behoren tot de tak 21 van bijlage I bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen. Niettemin, ten einde te zorgen voor een level playing field tussen de verzekeringsondernemingen en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, vallen de levensverzekeringen van de tweede pijler van de pensioenen niet onder het toepassingsveld van dit ontwerp.
Bepaalde producten beogen immers, ondanks hun vorm van verzekeringscontract, hetzelfde doelpubliek van spaarders aan te trekken dat tevens wordt aangetrokken door de klassieke spaarproducten die worden aangeboden door de kredietinstellingen. Deze producten zijn dan ook onderling inwisselbaar.
De contracten bedoeld door dit besluit worden « beschermde contracten » genoemd.
Daarom wordt bepaald dat verzekeringsondernemingen, op vrijwillige basis, kunnen toetreden tot een nieuw Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen dat wordt opgericht in de schoot van de Deposito- en Consignatiekas. Dit Fonds zal de voormelde tak 21-verzekeringsproducten beschermen voor een bedrag van 100.000 EUR. Daarentegen wordt bepaald dat alle instellingen die in het raam van de depositobeschermingsregeling op grond van de artikelen 110 en volgende van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en de artikelen 112 en volgende van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, lid zijn van het bestaande Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten dat is ingesteld door de wet van 17 december 1998, verplicht zijn toe te treden tot het nieuwe Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen.
De deposito's bij deze deelnemers aan het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen worden door dit Fonds beschermd voor de tweede schijf van 50.000 EUR, die bovenop de eerste schijf van 50.000 EUR komt die wordt beschermd door het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten. Aldus genieten ook de deposito's in totaal van een waarborg van 100.000 EUR. Het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen wordt gefinancierd door jaarlijkse bijdragen van zijn deelnemers en toegangsrechten voor de verzekeringsondernemingen die eraan deelnemen.
De instellingen die van de depositobescherming genieten, met uitzondering van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, dienen een jaarlijkse bijdrage te betalen die gelijk is aan 0,31 °/°° van het bedrag op 30 september van het vorige jaar van hun deposito's die in aanmerking komen voor terugbetaling.
Van hun kant dienen de toegetreden verzekeringsondernemingen een jaarlijkse bijdrage te betalen die gelijk is aan 0,50 °/°° van de inventarisreserves, zoals bepaald bij koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit, van de beschermde contracten.
Daarnaast wordt bepaald dat de verzekeringsondernemingen bij hun toetreding tot het Bijzonder Fonds voor deposito's en levensverzekeringen een toegangsrecht dienen te betalen dat vijfmaal de jaarlijkse bijdrage bedraagt.
Als de activa van het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen niet toereikend zijn of ingeval een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging in gebreke blijft, schiet de Deposito- en Consignatiekas het ontbrekende bedrag voor ten einde de klanten van de in gebreke blijvende instelling terug te betalen.
Daartoe zal de Deposito- en Consignatiekas, zo nodig, een lening kunnen aangaan bij het Agentschap van de Schuld. Later wordt dit voorschot door de Kas via voorafname van de helft van latere jaarlijkse bijdragen of via bijzondere jaarlijkse bijdragen gerecupereerd, voor wat betreft de deposito's, bij de deelnemers aan de depositobeschermingsregeling en, voor wat betreft de regeling van de bescherming van levensverzekeringen, bij al de verzekeringsondernemingen die zijn erkend om in de hoedanigheid van verzekeraar levensverzekeringscontracten met gewaarborgd rendement, behorend tot tak 21 zoals bedoeld in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, te sluiten, in verhouding van de belangrijkheid van de contracten die ze in portefeuille hebben en die onder de categorie beschermde contracten vallen.
Dit besluit voorziet tenslotte in de invoeging van een nieuw artikel 117ter in de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. Dit artikel definieert welke de aan toezicht onderworpen instellingen zijn in de zin van artikel 117bis, eerste lid, 2°, van dezelfde wet.
Bespreking van de artikelen. HOOFDSTUK I. - Uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit, voor wat betreft de bescherming van de deposito's en de levensverzekeringen Artikelen 1 en 2 Ten einde de doelstelling van de verhoging van de dekking van de deposito's te verwezenlijken, bepaalt artikel 1 in ontwerp dat voor de gevallen waarin het in gebreke blijven van een kredietinstelling wordt vastgesteld met ingang van 7 oktober 2008, het door het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten beschermde bedrag van 20.000 EUR wordt opgetrokken tot 50.000 EUR. Tevens wordt bepaald dat vanaf deze datum ook de gedematerialiseerde kasbons, obligaties en andere schuldvorderingsbewijzen van dezelfde bescherming genieten.
In artikel 2 in ontwerp wordt tevens bepaald dat in het raam van de depositobeschermingsregeling aan de beleggers de terugbetaling wordt gewaarborgd, ten belope van 50.000 EUR of de tegenwaarde van dit bedrag, van de gelddeposito's die voor hun rekening worden gehouden in het vooruitzicht dat zij voor de verwerving van financiële instrumenten of hun terugbetaling zullen worden aangewend.
Artikel 3 Ten einde de dekking te concretiseren van de tweede schijf van 50.000 EUR, wordt er voorzien in de oprichting van een nieuw fonds genoemd « Bijzonder fonds voor de bescherming van deposito's en levensverzekeringen », hierna genoemd Bijzonder fonds, bij de Deposito- en Consignatiekas ingesteld bij koninklijk besluit nr. 150 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van wijzigingen daarin krachtens de wet van 31 juli 1934. Deze Kas is een bijzondere administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën onder het onmiddellijk gezag van de Minister van Financiën. De Administrateur-generaal van de Algemene Administratie van de Thesaurie staat aan het hoofd ervan.
Dit artikel verleent tevens aan de Koning de bevoegdheid om de organisatie en werking van het Bijzonder Fonds te regelen.
Artikel 4 § 1 van artikel 4 in ontwerp bepaalt dat de instellingen bedoeld in artikel 110 van de voornoemde wet van 22 maart 1993 en in artikel 112 van voornoemde wet van 6 april 1995 verplicht zijn toe te treden tot het Bijzonder Fonds.
Deze verplichting tot toetreding tot het Bijzonder Fonds is ook van toepassing op, enerzijds, de in België werkzame bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder andere lidstaten van de Europese Unie en die, gebruik makend van de facultatieve toetreding, lid zijn van het Beschermingsfonds voor de deposito's en financiële instrumenten ingesteld door de wet van 17 december 1998 en, anderzijds, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, bedoeld in deel III van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, voor zover zij de beleggingsdienst van individueel portefeuillebeheer uitvoeren. § 2 van hetzelfde artikel in ontwerp bepaalt dat de levensverzekeringsondernemingen erkend in de hoedanigheid van verzekeraar van levensverzekeringen met gewaarborgd rendement behorend tot tak 21 zoals bepaald in bijlage 1 van het voornoemd koninklijk besluit van 22 februari 1991 vrijwillig kunnen toetreden De Koning krijgt de mogelijkheid bijkomende voorwaarden voor de deelname van verzekeringsondernemingen aan het Bijzonder Fonds vast te stellen. Van deze mogelijkheid zou Hij bijvoorbeeld gebruik kunnen maken om te beletten dat deelnemende verzekeringsondernemingen die het reclameverbod waarvan sprake is in artikel 6 in ontwerp, zouden overtreden om marktaandeel van verzekeringsondernemingen die niet toegetreden zijn tot het Bijzonder Fonds, in te palmen, lid zouden kunnen blijven van dit Fonds.
Bepaalde toetredingsmodaliteiten worden nader omschreven zoals het gebruik van een aangetekende brief en de bepaling van de te beschermen verbintenissen in de aanvraag, alsook de financiële middelen die de onderneming bezit om er het hoofd aan te bieden. Andere elementen van de aanvraag kunnen door de Koning vastgelegd worden.
Eveneens wordt er bepaald dat de bescherming van het Bijzonder fonds effectief in werking treedt vanaf de ontvangst van de betaling van de jaarlijkse bijdrage en van het toegangsrecht van de instelling die de aanvraag deed.
Tenslotte is de deelname aan de beschermingsregeling, na aanvaarding van de aanvraag, verplicht voor een periode van één jaar die loopt tot 31 december van het jaar dat volgt op het jaar waarin de bescherming in werking is getreden. De deelname is hernieuwbaar met periodes van één jaar.
Artikel 5 Artikel 5 in ontwerp begrenst de draagwijdte van de bescherming door het Bijzonder Fonds.
Het gaat om : 1° de deposito's en de kasbons, de obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen op naam, gedematerialiseerd of in open bewaargeving, uitgedrukt in euro of in de munt van lidstaten van de Europese Economische Ruimte die de eenheidsmunt niet hebben aangenomen;2° de gelddeposito's die voor rekening van de beleggers worden gehouden in het vooruitzicht dat zij voor de verwerving van financiële instrumenten of hun terugbetaling zullen worden aangewend;3° de levensverzekeringen met gewaarborgd rendement, onderworpen aan Belgisch recht en behorend tot tak 21 zoals bepaald in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen. Alle contracten van tak 21 worden bedoeld met uitzondering van deze van de tweede pijler.
Tenslotte wordt er bepaald dat de bescherming enkel voor klanten geldt die geen bank-, financieel of verzekeringsbedrijf voeren. De Koning omschrijft deze klanten nader.
Artikel 6 Het eerste lid van artikel 6 in ontwerp legt de tegemoetkoming van het Bijzonder Fonds vast op 100.000 EUR, met dien verstande evenwel dat, voor wat betreft de deposito's, de eerste schijf van 50.000 EUR die wordt gedekt door het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten in mindering van dit bedrag wordt gebracht. Dit betekent dat het Bijzonder Fonds zelf enkel voor de levensverzekeringen van tak 21 het volledige bedrag van 100.000 EUR dekt en dit voor het geheel van de door een zelfde verzekeringsnemer onderschreven contracten in een verzekeringsonderneming.
Het spreekt vanzelf dat het Bijzonder Fonds enkel tussenkomt voor de gevallen van in gebreke blijven vastgesteld vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Voor de levensverzekeringen van tak 21 wordt de terugbetaling beperkt tot de afkoopwaarde die door het contract is verworven op de dag vóór de dag waarop het in gebreke blijven van de verzekeringsonderneming is vastgesteld. Behalve in de gevallen waarin het faillissement is uitgesproken of een procedure voor een gerechtelijk akkoord is ingesteld, is het de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen die de beslissing neemt waarmee het in gebreke blijven van de verzekeringsonderneming wordt vastgesteld.
Aan de Koning wordt de bevoegdheid verleend om de voorwaarden, modaliteiten en grenzen van de terugbetaling vast te stellen. Het ligt in de bedoeling om deze voorwaarden, modaliteiten en grenzen zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij wat dienaangaande is bepaald in het protocol van 12 februari 1999 dat tussen het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten en de eraan deelnemende instellingen is gesloten. Dit geldt uiteraard ten volle voor de bescherming van de deposito's, terwijl voor de beschermde contracten van tak 21 uiteraard rekening zal dienen te worden gehouden met hun specifieke kenmerken Tevens wordt aan de deelnemers van het Bijzonder Fonds verbod opgelegd om in hun reclame melding te maken van zijn bescherming. Het is immers niet de bedoeling dat deze bescherming door de deelnemers zou worden aangewend als een middel om hun marktaandeel te vergroten. Dit belet uiteraard niet dat de deelnemers hun (potentiële) klanten informatie over de bescherming zouden verstrekken.
Artikelen 7 en 8 Deze artikelen regelen de wijze waarop het Bijzonder Fonds wordt gespijsd. Artikel 7 in ontwerp poneert het principe dat dit gebeurt door jaarlijkse bijdragen van zijn deelnemers en toegangsrechten voor de verzekeringsondernemingen die eraan deelnemen.
Artikel 8, § 1, in ontwerp bepaalt de berekeningswijze van de jaarlijkse bijdragen. Het past hier te melden dat er geen jaarlijkse bijdragen zullen moeten worden betaald door de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging. Het is inderdaad zo dat het deze instellingen verboden is om deposito's bij te houden. Als ze het toch doen in strijd met dit verbod komen de deposito's van hun klanten onder bepaalde voorwaarden toch in aanmerking voor schadeloosstelling, net zoals nu reeds het geval is bij het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten. Gezien dit bijzonder regime dat op hen van toepassing is, wordt er bepaald dat zij geen jaarlijkse bijdragen moeten betalen, maar dat zij pas zullen moeten bijdragen eens het Bijzonder Fonds zal zijn tussengekomen ingevolge het in gebreke blijven van een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging (zie artikel 9, § 3, tweede lid, in ontwerp).
Als een instelling pas in de loop van een jaar aan het Bijzonder Fonds deelneemt, zijn de jaarlijkse bijdragen uiteraard maar verschuldigd pro rata temporis, met andere woorden voor het gedeelte van jaar dat de deelname effectief is.
Aan de Koning wordt ook delegatie gegeven om de modaliteiten van betaling van de jaarlijkse bijdragen te bepalen.
In § 2 van artikel 8 in ontwerp wordt het toegangsrecht bepaald dat door de verzekeringsondernemingen die zich wensen aan te sluiten, verschuldigd is. Zoals reeds gezegd bedraagt het vijf keer het bedrag van de jaarlijkse bijdrage.
In § 3 van artikel 8 in ontwerp wordt aan de Deposito- en Consignatiekas de opdracht gegeven de jaarlijkse bijdragen en toegangsrechten in de Schatkist te storten. Dit betekent dat de Kas deze jaarlijkse bijdragen en toegangsrechten niet zelf zal bewaren, maar dat ze ten goede zullen komen van de Rijksmiddelen.
Artikel 9 Net als het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten zal op grond van § 1 van artikel 9 in ontwerp ook het Bijzonder Fonds bij elke betaling aan een klant van een in gebreke gebleven instelling gesubrogeerd worden in de rechten van deze klant ten opzichte van de betrokken instelling. § 2 van artikel 9 in ontwerp bepaalt de twee gevallen waarin de Deposito- en Consignatiekas de gelden die ontbreken om de klanten van een in gebreke gebleven instelling, te kunnen schadeloos stellen, zal voorschieten : 1) wanneer de activa van het Bijzonder Fonds niet volstaan.Met activa worden inzonderheid bedoeld de jaarlijkse bijdragen van de deelnemers en de toegangsrechten van de verzekeringsondernemingen die de Deposito- en Consignatiekas heeft geïnd en dit ongeacht het feit dat de Kas deze bijdragen en rechten reeds heeft gestort in de Schatkist.
Worden er eveneens mee bedoeld de bedragen die de Kas dankzij de subrogatie in de rechten van de schadeloos gestelde klanten ten opzichte van de in gebreke gebleven instelling, bij deze laatste heeft kunnen recupereren, uiteraard voor zover deze bedragen niet moeten worden gebruikt om eerst het door de Kas gegeven voorschot aan te zuiveren; 2) wanneer een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging in gebreke blijft.Voor meer uitleg dienaangaande wordt er verwezen naar wat is gezegd bij artikel 8, § 1, in ontwerp.
Hoe de door de Kas voorgeschoten bedragen zullen worden aangezuiverd, wordt bepaald in de §§ 3 en 4 van artikel 9 in ontwerp.
Voor deze aanzuivering wordt de helft van de latere jaarlijkse bijdragen gebruikt van de deelnemers aan de depositobeschermingsregeling, als zo'n deelnemer in gebreke is gebleven. Dit geldt echter niet voor de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging.
Inderdaad, als zo'n vennootschap of beheervennootschap (die zoals reeds gezegd geen jaarlijkse bijdragen dienen te betalen) in gebreke is gebleven, dan gebeurt de aanzuivering via bijzondere jaarlijkse bijdragen die als volgt zijn bepaald : eerst betaalt elke instelling een bijdrage van 4.000 EUR en vervolgens betaalt elke instelling een tweede bijdrage gelijk aan 0, 5 % van haar jaarlijkse positieve bruto-opbrengst.
Tot slot, als een verzekeringonderneming in gebreke is gebleven, gebeurt de aanzuivering door middel van bijzondere jaarlijkse bijdragen die dienen te worden betaald door al de verzekeringsondernemingen - met inbegrip van degenen die ervoor hebben gekozen niet tot het Bijzonder fonds toe te treden - die zijn erkend om in de hoedanigheid van verzekeraar levensverzekeringen met gewaarborgd rendement, behorend tot tak 21 zoals bedoeld in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, te sluiten. Deze bijzondere bijdrage is gelijk aan 0,10 °/°° van de inventarisreserve van de verzekeringscontracten behorend tot de categorie beschermde contracten. De inlichtingen die nodig zijn om deze bijzondere jaarlijkse bijdrage te berekenen, zal de Deposito- en Consignatiekas vanwege de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen ontvangen.
Artikel 10 Aan de Koning wordt de mogelijkheid gegeven om het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van wijzigingen daarin, krachtens de wet van 31 juli 1934, met dit hoofdstuk in overeenstemming te brengen.
Artikel 11 Jaarlijks stelt de Deposito- en Consignatiekas een verslag op over haar activiteiten. Voortaan zal dit verslag ook een algemeen overzicht van het Bijzonder fonds bevatten. HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten Artikel 12 Artikel 12 in ontwerp voorziet in de invoeging van een nieuw artikel 117ter in de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding en uitvoeringsbepaling Artikel 13 Artikel 13 in ontwerp bepaalt dat dit besluit in werking treedt op de dag dat het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. De artikelen 1 en 2 zullen echter uitwerking hebben met ingang van 7 oktober 2008, daar zij betrekking hebben op de gevallen waarin het in gebreke blijven van de betrokken instelling is vastgesteld vanaf deze datum.
Artikel 14 Artikel 14 in ontwerp bepaalt dat de Minister van Financiën belast is met de uitvoering van dit besluit.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer respectvolle en zeer trouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS
14 NOVEMBER 2008. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit, voor wat betreft de bescherming van de deposito's en de levensverzekeringen, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, artikel 117bis, eerste lid, 1°, ingevoegd bij de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit;
Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, artikel 110bis2, § 2;
Gelet op de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, artikel 113, § 2;
Gelet op het advies van het Comité voor financiële stabiliteit, gegeven op 29 oktober 2008;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 21 oktober 2008;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 22 oktober 2008;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de noodzaak om zo snel mogelijk de omvang en de gevolgen van de huidige crisis op de financiële markten te beperken, het vertrouwen in het Belgische financiële stelsel te vrijwaren en aldus een systemische crisis te voorkomen; dat de verhoging van het bedrag van de bescherming van de deposito's en de mogelijkheid deze bescherming op korte termijn uit te breiden tot de levensverzekeringen, belangrijke elementen zijn om het vertrouwen van het publiek te kunnen versterken;
Gelet op het advies 45.373/2 van de Raad van State, gegeven op 30 oktober 2008, bij toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Uitvoering van de wet van 15 oktober 2008 houdende maatregelen ter bevordering van de financiële stabiliteit en inzonderheid tot instelling van een staatsgarantie voor verstrekte kredieten en andere verrichtingen in het kader van de financiële stabiliteit, voor wat betreft de bescherming van de deposito's en de levensverzekeringen
Artikel 1.In artikel 110bis2, § 2, eerste lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « op naam of in open bewaargeving » worden vervangen door de woorden « op naam, gedematerialiseerd of in open bewaargeving »; 2° het wordt aangevuld met de volgende zin : « Het voornoemde bedrag van 20.000 EUR wordt, voor de gevallen van het in gebreke blijven vastgesteld vanaf 7 oktober 2008, vervangen door het bedrag van 50.000 EUR. »
Art. 2.Artikel 113, § 2, tweede lid, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen wordt aangevuld met de volgende zin : « Het in het eerste lid vastgestelde bedrag van 20.000 EUR wordt, voor de gevallen van het in gebreke blijven vastgesteld vanaf 7 oktober 2008, vervangen door het bedrag van 50.000 EUR vastgesteld in artikel 110bis2, § 2, eerste lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen. »
Art. 3.Er wordt bij de Deposito- en Consignatiekas een fonds opgericht genoemd « Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen ».
De Koning regelt de organisatie en werking van het in het eerste lid bedoelde fonds.
Art. 4.§ 1. Dienen eraan deel te nemen : 1° de kredietinstellingen bedoeld in artikel 110 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;2° de beleggingsondernemingen bedoeld in artikel 112 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen;3° de in België werkzame bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder andere lidstaten van de Europese Unie en die, gebruik makend van de facultatieve toetreding, lid zijn van het Beschermingsfonds voor de deposito's en financiële instrumenten ingesteld door de wet van 17 december 1998;4° de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, bedoeld in deel III van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, voor zover zij de beleggingsdienst van individueel portefeuillebeheer uitvoeren. § 2. Mogen eraan deelnemen, op hun aanvraag, de levensverzekeringsondernemingen erkend in de hoedanigheid van verzekeraar van levensverzekeringen met gewaarborgd rendement, behorend tot tak 21 zoals bepaald in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen.
De Koning mag bijkomende voorwaarden voor de deelname van de in het eerste lid bedoelde verzekeringsondernemingen aan het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen vaststellen.
De aanvraag bedoeld in het eerste lid, dient bij aangetekende brief gericht te worden aan de Minister van Financiën.
Ze bevat minstens het bedrag van de verbintenissen ten overstaan van de verzekeringsnemers en begunstigden dat de verzekeringsonderneming wil laten beschermen, alsook het bedrag en de samenstelling van de erop betrekking hebbende dekkingswaarden.
De Koning kan andere elementen van de aanvraag vaststellen.
De bescherming verstrekt door het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen treedt in werking vanaf de ontvangst van de betaling van de jaarlijkse bijdrage en van het toegangsrecht door de verzekeringsonderneming die de aanvraag deed.
Eens de aanvraag aanvaard, is de deelname aan de beschermingsregeling verplicht voor een periode van één jaar die loopt tot 31 december van het jaar dat volgt op het jaar waarin de bescherming in werking is getreden. De deelname is hernieuwbaar met periodes van één jaar.
Art. 5.De bescherming van het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen betreft : 1° de deposito's en de kasbons, de obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen op naam, gedematerialiseerd of in open bewaargeving, uitgedrukt in euro of in de munt van lidstaten van de Europese Economische Ruimte die de eenheidsmunt niet hebben aangenomen;2° de gelddeposito's die voor rekening van de beleggers worden gehouden in het vooruitzicht dat zij voor de verwerving van financiële instrumenten of hun terugbetaling zullen worden aangewend;3° de levensverzekeringscontracten met gewaarborgd rendement, onderworpen aan Belgisch recht en behorend tot tak 21 zoals bepaald in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, met uitzondering van de contracten bedoeld : a) in de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid;b) in de bepalingen van de programmawet van 24 december 2002 betreffende de aanvullende pensioenen van zelfstandigen. De levensverzekeringscontracten bedoeld in het eerste lid, 3°, worden hierna beschermde contracten genoemd.
De in het eerste lid bedoelde bescherming geldt enkel voor klanten die geen bank-, financieel of verzekeringsbedrijf voeren. De Koning omschrijft deze klanten nader.
Art. 6.Het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen, komt tegemoet ten belope van 100.000 EUR, waarvan het bedrag van 50.000 EUR ten laste van het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten, wordt afgetrokken.
Wat betreft de beschermde contracten, is de terugbetaling beperkt tot de afkoopwaarde van het contract berekend de dag voorafgaand aan de dag waarop het in gebreke blijven van de toetredende verzekeringsinstelling is vastgesteld, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit.
Deze afkoopwaarde wordt verminderd met de taxen.
De grens van 100.000 EUR is van toepassing voor het geheel van de bij een verzekeringsonderneming door eenzelfde verzekeringnemer onderschreven contracten.
Het in gebreke blijven wordt vastgesteld : 1° hetzij wanneer de verzekeringsonderneming failliet is verklaard of een verzoek heeft ingediend om een gerechtelijk akkoord te bekomen of gedagvaard is voor een gerechtelijk akkoord;2° hetzij wanneer de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen ter kennis heeft gebracht dat zij vastgesteld heeft dat de financiële toestand van de verzekeringsonderneming haar ertoe geleid heeft de terugbetaling van een opeisbaar tegoed te weigeren en haar niet meer in staat stelt om een dergelijk tegoed onmiddellijk of binnen afzienbare termijn terug te betalen. De voorwaarden, modaliteiten en grenzen van deze terugbetaling worden vastgesteld door de Koning.
De deelnemers aan het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen mogen in hun reclame geen gewag maken van zijn bescherming.
Art. 7.Het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen wordt gefinancierd door jaarlijkse bijdragen van zijn deelnemers en toegangsrechten voor de verzekeringsondernemingen bedoeld in artikel 4, § 2.
Art. 8.§ 1. Het bedrag van de jaarlijkse bijdragen dat aan het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen wordt gestort, wordt vastgesteld als volgt : 1° een bijdrage van 0,31 °/°° van het bedrag op 30 september van het vorige jaar, van de deposito's die in aanmerking komen voor terugbetaling, voor de instellingen bedoeld in artikel 4, § 1, met uitzondering van de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging;2° een bijdrage van 0,50 °/°° van de inventarisreserves, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit, van de beschermde contracten voor de verzekeringsondernemingen bedoeld in artikel 4, § 2. In geval van deelname aan het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen in de loop van een jaar, zijn de bedragen bedoeld in het eerste lid, pro rata temporis verschuldigd.
De Koning stelt de modaliteiten voor de betaling van deze bijdragen vast. § 2. Het bedrag van het toegangsrecht wordt vastgesteld op 0,25 % van de inventarisreserves, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit, van de beschermde contracten.
De Koning mag de modaliteiten voor de betaling van dit toegangsrecht vaststellen. § 3. De Deposito- en Consignatiekas stort de jaarlijkse bijdragen en de toegangsrechten bedoeld in de vorige paragrafen in de Schatkist.
Art. 9.§ 1. Bij elke betaling die wordt uitgevoerd door het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen, stelt dit zich in de plaats van de klant die schadeloos is gesteld en treedt het, ten belope van het bedrag van de schadeloosstelling, in de rechten van schuldvordering die deze heeft ten opzichte van de in gebreke gebleven instelling. § 2. Ingeval de activa van het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen niet volstaan en ingeval een vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging in gebreke blijft, schiet de Deposito- en Consignatiekas de gelden voor ten einde de klanten van de in gebreke blijvende instelling terug te betalen. § 3. In geval de activa van het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen in gevolge de terugbetaling van de klanten van een in gebreke gebleven instelling bedoeld in artikel 4, § 1, met uitzondering van de instellingen bedoeld in het volgende lid, niet volstaan, wordt 50 % van de latere bijdragen gebruikt om het door de Deposito- en Consignatiekas voorgeschoten bedrag aan te zuiveren.
In geval van terugbetaling van de klanten van een in gebreke gebleven vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies of een in gebreke gebleven beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, betalen zij aan de Deposito- en Consignatiekas bijzondere jaarlijkse bijdragen om het door haar voorgeschoten bedrag aan te zuiveren. Deze bijzondere jaarlijkse bijdragen worden als volgt berekend : 1° elke instelling betaalt een eerste bijdrage van 4.000 EUR; 2° elke instelling betaalt een tweede bijdrage die is vastgesteld op 0,5 % van de jaarlijkse positieve bruto-opbrengst. De Koning mag de modaliteiten voor de betaling van de in het vorige lid bedoelde bijdragen vaststellen. § 4. Ingeval de activa van het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen in gevolge de terugbetaling van de klanten van een in gebreke gebleven verzekeringsonderneming bedoeld in artikel 4, § 2, niet volstaan, dienen de verzekeringsondernemingen die zijn erkend om in de hoedanigheid van verzekeraar levensverzekeringen met gewaarborgd rendement, behorend tot tak 21 zoals bedoeld in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, te sluiten, een bijdrage, berekend zoals bepaald in artikel 8, § 1, eerste lid, 2°, van 0,10 °/°° per jaar te betalen aan de Deposito- en Consignatiekas tot het voorschot is aangezuiverd.
De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bezorgt aan de Deposito- en Consignatiekas de inlichtingen die nodig zijn om de in het vorige lid bedoelde verrichting uit te voeren.
Art. 10.De Koning mag het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van wijzigingen daarin krachtens de wet van 31 juli 1934, geheel of gedeeltelijk wijzigen en/of opheffen, ten einde de overeenstemming ervan te bewerkstellingen met dit hoofdstuk.
Art. 11.In haar jaarverslag geeft de Deposito- en Consignatiekas een algemeen overzicht van het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito's en levensverzekeringen. HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten
Art. 12.In de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten wordt een artikel 117ter ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 117ter.De krachtens de in artikel 117bis, eerste lid, 1°, vermelde toezichtswetten aan toezicht onderworpen instellingen zijn, voor de toepassing van het eerste lid, 2°, van datzelfde artikel, de financiële holdings die door de CBFA zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 13, vierde lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen naar Belgisch recht, alsook, onverminderd artikel 49, § 2, zesde lid van dezelfde wet, de overige financiële ondernemingen die deel uitmaken van de groepen waarop de CBFA een toezicht uitoefent op geconsolideerde basis overeenkomstig dezelfde wetten. » HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding en uitvoeringsbepaling
Art. 13.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 1 en 2 die uitwerking hebben met ingang van 7 oktober 2008.
Art. 14.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 november 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS