gepubliceerd op 28 maart 1998
Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België
22 FEBRUARI 1998. Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK I. - Aard en doelstellingen
Art. 2.De Nationale Bank van België, in het Frans « Banque Nationale de Belgique », in het Duits « Belgische Nationalbank », ingesteld bij de wet van 5 mei 1850, maakt integrerend deel uit van het Europees stelsel van centrale banken, hierna ESCB genoemd, waarvan de statuten werden vastgelegd in het desbetreffend Protocol gehecht aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Daarenboven gelden voor de Bank deze wet, haar eigen statuten en, aanvullend, de bepalingen betreffende de naamloze vennootschappen.
Art. 3.De maatschappelijke zetel van de Bank is te Brussel gevestigd.
De Bank richt vestigingen op in de plaatsen van het Belgische grondgebied waar de noodwendigheid ervan wordt vastgesteld.
Art. 4.Het maatschappelijk kapitaal van de Bank, dat vierhonderd miljoen frank bedraagt, is vertegenwoordigd door vierhonderdduizend aandelen, waarvan tweehonderdduizend aandelen die nominatief en onoverdraagbaar zijn, door de Belgische Staat zijn ingetekend en tweehonderdduizend aandelen op naam of aan toonder. Het maatschappelijk kapitaal is volledig afgelost. HOOFDSTUK II. - Taken en verrichtingen die van het ESCB afhangen
Art. 5.1. Om de doelstellingen van het ESCB te verwezenlijken en de taken ervan te vervullen, mag de Bank : - op de kapitaalmarkten opereren, hetzij door vast aan te kopen en te verkopen (contant of op termijn), hetzij door in het kader van stallingsoperaties op te nemen of te geven (cessie-retrocessie verrichtingen) hetzij door schuldvorderingen en verhandelbare effecten, uitgedrukt in communautaire of niet communautaire munten, alsook edele metalen te lenen of te ontlenen; - krediettransacties verrichten met kredietinstellingen en andere geld- of kapitaalmarktpartijen waarbij de verleende kredieten worden gedekt door toereikende zekerheid. 2. De Bank schikt zich naar de algemene grondslagen aangaande de open markt- en krediettransacties vastgesteld door de ECB, erin begrepen die voor de aankondiging van de voorwaarden waaronder deze transacties worden verricht.
Art. 6.Binnen de perken en volgens de nadere regels vastgesteld door de ECB, mag de Bank daarenboven, onder andere, onderstaande transacties verrichten : 1° haar eigen schuldbewijzen uitgeven en inkopen;2° effecten en edele metalen in bewaring nemen, zich belasten met het incasso van effecten en voor rekening van derden bemiddelen bij transacties in effecten, andere financiële instrumenten en edele metalen;3° transacties met rente-instrumenten verrichten;4° valuta- of goud- of andere edele metalentransacties verrichten;5° transacties verrichten met het oog op het beleggen en het financiële beheer van haar tegoeden in vreemde valuta's en in andere externe reservebestanddelen;6° in het buitenland krediet opnemen en daartoe garanties verlenen;7° transacties in het kader van de Europese of de internationale monetaire samenwerking uitvoeren.
Art. 7.De vorderingen van de Bank die voortkomen uit krediettransacties, zijn bevoorrecht op alle effecten die de schuldenaar als eigen tegoed bij de Bank of bij haar effectenclearingstelsel op rekening heeft staan.
Dit voorrecht heeft dezelfde rang als het voorrecht van de pandhoudende schuldeiser.
Bij gebrek aan betaling van de schuldvorderingen van de Bank waarvan sprake in het eerste lid, mag de Bank, na de schuldenaar schriftelijk in gebreke te hebben gesteld, ambtshalve, zonder voorafgaande gerechtelijke beslissing, overgaan tot de tegeldemaking van de effecten waarop haar voorrecht slaat, niettegenstaande het eventuele faillissement van de schuldenaar of van enige andere toestand van samenloop met de schuldeisers van deze laatste. De Bank moet trachten die effecten tegen de voordeligste prijs en binnen de kortst mogelijke termijn te gelde te maken, rekening houdend met het volume van de transacties. De opbrengst van die tegeldemaking wordt toegerekend op de schuldvordering in hoofdsom, interesten en kosten van de Bank, terwijl het eventuele saldo na aanzuivering aan de schuldenaar toekomt.
Art. 8.De Bank waakt over de goede werking van de verrekenings- en betalingssystemen en ze vergewist zich van hun doelmatigheid en deugdelijkheid.
Ze mag met dit doel alle verrichtingen doen en faciliteiten ter beschikking stellen.
Ze gaat over tot de toepassing van de verordeningen vastgelegd door de ECB ter verzekering van doelmatige en deugdelijke verrekenings- en betalingssystemen binnen de Europese Gemeenschap en met andere landen.
Art. 9.Zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de instellingen en organen van de Europese Gemeenschappen, voert de Bank de akkoorden van internationale monetaire samenwerking uit die België heeft onderschreven, conform de nadere regels vastgelegd bij overeenkomsten gesloten tussen de Minister van Financiën en de Bank. Ze levert en ontvangt de betaalmiddelen en kredieten die vereist zijn voor de uitvoering der akkoorden.
De Staat waarborgt de Bank tegen ieder verlies en waarborgt de terugbetaling van ieder krediet dat de Bank verleend heeft ingevolge de uitvoering van de akkoorden bedoeld in voorgaand lid, of ingevolge haar deelname aan akkoorden of verrichtingen van internationale monetaire samenwerking waarbij de Bank, mits een in Ministerraad besliste goedkeuring, partij is. HOOFDSTUK III. - Taken die niet van het ESCB afhangen
Art. 10.De Bank mag, onder de voorwaarden door of krachtens de wet bepaald en onder voorbehoud van hun verenigbaarheid met de taken die van het ESCB afhangen, belast worden met opdrachten van algemeen belang.
Art. 11.De Bank neemt, onder de voorwaarden door de wet bepaald, de Dienst van de Rijkskassier waar.
Ze is, met uitsluiting van iedere andere Belgische of buitenlandse instelling, belast met de omzetting in euro's van de door de Staat geleende valuta's van Staten die niet deelnemen aan de monetaire unie of van voor de Europese Gemeenschap derde-Staten.
De Bank wordt in kennis gesteld van alle voorgenomen deviezenleningen van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten. Op verzoek van de Bank plegen de Minister van Financiën en de Bank overleg telkens wanneer deze laatste oordeelt dat die leningen de doeltreffendheid van het monetaire of het wisselbeleid in het gedrang dreigen te brengen. De nadere regelen voor die kennisgeving en dat overleg worden vastgelegd in een tussen de Minister van Financiën en de Bank te sluiten overeenkomst, onder voorbehoud van goedkeuring van deze overeenkomst door de ECB.
Art. 12.De Bank mag daarenboven belast worden met de inzameling van statistische gegevens of met de internationale samenwerking die verband houden met iedere taak bedoeld in artikel 10.
Art. 13.De Bank mag alle operaties verrichten en alle diensten verlenen die bijkomstig zijn of aansluiten bij de opdrachten die worden bedoeld in artikel 10.
Art. 14.De Bank mag de uitvoering van opdrachten die niet behoren tot het ESCB, waarmede ze is belast of voor dewelke zij het initiatief neemt, toevertrouwen aan één of verscheidene onderscheiden juridische entiteiten die daarvoor speciaal worden opgericht en door de Bank gecontroleerd zijn; de leiding ervan wordt verzekerd door één of verscheidene leden van het Directiecomité.
De voorafgaandelijke toelating van de Koning, op voorstel van de bevoegde minister, is vereist indien de opdracht bij wet aan de Bank wordt toevertrouwd.
Art. 15.De Bank mag, in voorkomend geval onder voorbehoud van goedkeuring van de ECB, muntstukken in goud uitgeven die wettig betaalmiddel zijn, als verzamelaars- of herdenkingsmunten ten belope van 10 % van het gewicht van het goud dat op 1 januari 1987 voorkomt in de activa van de Bank; ze zal evenwel te dien einde jaarlijks slechts ten hoogste 2 % van dat gewicht in goud mogen gebruiken.
De netto-opbrengst van de uitgifte van de munten, verminderd met de rechten die aan de Luxemburgse Staat zijn toegekend door het Protocol van 9 maart 1981 met betrekking tot de monetaire associatie tussen beide landen, wordt aan de Staat gestort. Het gedeelte dat hem toekomt, zal tot gevolg moeten hebben dat zijn schuld in deviezen vermindert.
Art. 16.De juridische entiteiten bedoeld in artikel 14 zijn onderworpen aan de controle van het Rekenhof. HOOFDSTUK IV. - Organen - Samenstelling - Overenigbaarheden
Art. 17.De organen van de Bank bestaan uit de gouverneur, het Directiecomité, de Regentenraad en het College van Censoren.
Art. 18.1. De gouverneur staat in voor de leiding van de Bank; hij zit het Directiecomité en de Regentenraad voor. 2. In geval van belet wordt hij vervangen door de vice-gouverneur, onverminderd de toepassing van artikel 10.2 van de statuten van het ESCB.
Art. 19.1. Het Directiecomité bevat, benevens de gouverneur die hem voorzit, ten minste vijf directeurs en ten hoogste zeven, waarvan er één de titel van vice-gouverneur draagt die de Koning hem toekent. Het Directiecomité bestaat uit evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden, de gouverneur eventueel uitgezonderd. 2. Het Comité bestuurt en beheert de Bank en bepaalt de koers van het beleid ervan.3. Het beschikt over de reglementaire macht in de gevallen die door de wet zijn bepaald.4. Het beslist over de plaatsing van het kapitaal, de reserves en de afschrijvingsrekeningen, na raadpleging van de Regentenraad en onverminderd de regels vastgelegd door de ECB.5. Het spreekt zich uit over alle zaken die niet uitdrukkelijk door de wet, de statuten of het huishoudelijk reglement zijn voorbehouden aan een ander orgaan.
Art. 20.1. De Regentenraad is samengesteld uit de gouverneur, de directeurs en tien regenten. Hij telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige regenten. 2. De Raad wisselt van gedachten over de algemene kwesties met betrekking tot de Bank, het monetaire beleid en de economische toestand van het land en van de Europese Gemeenschap.Hij neemt iedere maand kennis van de toestand van de instelling.
Hij stelt, op voorstel van het Directiecomité, het huishoudelijk reglement vast dat de basisregels bevat inzake de werking van de organen van de Bank en de organisatie van de departementen, diensten en vestigingen. 3. De Raad bepaalt afzonderlijk de wedde en het pensioen van de leden van het Directiecomité.Deze wedden en pensioenen mogen geen aandeel in de winsten omvatten en geen enkele vergoeding mag daaraan worden toegevoegd door de Bank, noch rechtstreeks noch onrechtstreeks. 4. De Raad keurt de begroting der uitgaven alsook de jaarrekeningen goed, die worden voorgelegd door het Directiecomité.Hij regelt definitief de verdeling der winsten die door het Comité wordt voorgesteld.
Art. 21.1. Het College van Censoren bestaat uit tien leden. Het telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden. 2. Het College van Censoren heeft tot opdracht toe te zien op de voorbereiding en de uitvoering van begroting.3. De censoren ontvangen een vergoeding waarvan het bedrag wordt vastgesteld door de Regentenraad.
Art. 22.1. Behalve voor de taken en verrichtingen die van het ESCB afhangen, heeft de Minister van Financiën, langs zijn vertegenwoordiger om, het recht controle uit te oefenen op de verrichtingen van de Bank en kan hij opkomen tegen de uitvoering van elke maatregel die strijdig zou zijn met de wet, met de statuten of met's Rijks belangen. 2. De vertegenwoordiger van de Minister van Financiën woont van rechtswege de vergaderingen van de Regentenraad en van het College van Censoren bij.Behalve voor de taken en verrichtingen die van het ESCB afhangen, houdt hij toezicht op de verrichtingen van de Bank, schorst en brengt hij ter kennis van de minister van Financiën elke beslissing die met de wet, met de statuten of met's Rijks belangen strijdig zou zijn.
Indien de Minister van Financiën binnen acht dagen niet over de schorsing heeft beslist, mag de beslissing uitgevoerd worden. 3. De wedde van de vertegenwoordiger van de Minister van Financiën wordt door de Minister van Financiën vastgesteld in overleg met het bestuur van de Bank en wordt door deze laatste gedragen. De vertegenwoordiger van de minister brengt over zijn opdracht ieder jaar verslag uit aan de Minister van Financiën.
Art. 23.1. De gouverneur wordt door de Koning benoemd, voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar. Hij kan slechts door de Koning van zijn ambt ontheven worden indien hij niet meer aan de eisen voor de uitoefening van zijn ambt voldoet of op ernstige wijze is tekortgeschoten. Hij beschikt tegen zulke beslissing over een beroep bedoeld in artikel 14.2 van de statuten van het ESCB. 2. De andere leden van het Directiecomité worden door de Koning benoemd op de voordracht van de Regentenraad voor een hernieuwbare termijn van zes jaar.Ze kunnen slechts door de Koning van hun ambt ontheven worden indien zij niet meer aan de eisen voor de uitoefening van hun ambt voldoen of op ernstige wijze zijn tekortgeschoten. 3. De regenten worden gekozen door de algemene vergadering voor een termijn van drie jaar.Hun mandaat is hernieuwbaar.
Twee regenten worden gekozen op de voordracht van de meest vooraanstaande werknemersorganisaties.
Drie regenten worden gekozen op de voordracht van de meest vooraanstaande organisaties van de nijverheid en de handel, van de landbouw en van de middenstand.
Vijf regenten worden gekozen op de voordracht van de Minister van Financiën.
De nadere regels voor de voordracht der kandidaten voor deze mandaten worden door de Koning vastgesteld, nadat de Ministerraad erover heeft beraadslaagd. 4. De censoren worden, voor een termijn van drie jaar, verkozen door de Algemene Vergadering der aandeelhouders.Zij worden gekozen onder de op het stuk van controle speciaal bevoegde vooraanstaande personen.
Hun mandaat is hernieuwbaar.
Art. 24.De regenten krijgen presentiegeld en, zo nodig, een vergoeding voor verplaatsingskosten. Het bedrag van deze vergoedingen wordt door de Regentenraad bepaald.
Art. 25.De leden van de Wetgevende Kamers, van het Europees Parlement, van de Gemeenschaps- en Gewestraden, de personen met de hoedanigheid van minister of staatssecretaris of van lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering en de kabinetsleden van een lid van de federale Regering of van een Gemeenschaps- of Gewestregering mogen de functie van gouverneur, vice-gouverneur, lid van het Directiecomité, regent of censor niet waarnemen. Deze laatste functies nemen van rechtswege een einde bij de eedaflegging van de titularis voor de uitoefening van de in limine genoemde functies of wanneer hij dergelijke functies uitoefent.
Art. 26.§ 1. De gouverneur, de vice-gouverneur en de andere leden van het Directiecomité mogen geen enkele functie uitoefenen in een handelsvennootschap of in een vennootschap met handelsvorm evenmin als in een openbare instelling met een bedrijf van industriële, commerciële of financiële aard. Ze mogen evenwel, met de goedkeuring van de Minister van Financiën, functies uitoefenen : 1° in internationale financiële instellingen die zijn opgericht overeenkomstig akkoorden die België heeft onderschreven;2° in het Rentenfonds, in het Herdiscontering- en Waarborginstituut en in de Nationale Delcrederedienst;3° in de juridische entiteiten waarvan sprake in artikel 14. Voor de gouverneur, de vice-gouverneur en de andere leden van het Directiecomité blijven de verbodsbepalingen van het eerste lid na hun ambtsneerlegging nog één jaar gelden; deze termijn wordt op twee jaar gebracht, indien het over een functie gaat in een kredietinstelling. § 2. De regenten mogen in een kredietinstelling geen functie uitoefenen van zaakvoerder, bestuurder of directeur.
Art. 27.De mandaten van de leden van het Directiecomité, van de Regentenraad en van het College van censoren zullen ophouden wanneer deze de volle leeftijd van 67 jaar hebben bereikt.
Mits toelating vanwege de Minister van Financiën mogen de titelvoerders echter hun lopend mandaat voleindigen. De mandaten van de leden van het Directiecomité mogen daarna nog verlengd worden voor een hernieuwbare termijn van één jaar. Indien het over het mandaat van de gouverneur gaat, worden de toelating om het lopend mandaat te voleindigen of de verlenging toegekend bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
In geen geval mogen de titularissen van de in dit artikel vernoemde mandaten in functie blijven boven de leeftijd van 70 jaar.
Art. 28.De gouverneur zendt aan de voorzitters van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat het jaarverslag toe bedoeld in artikel 190 B (3) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. De gouverneur kan door de bevoegde commissies van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat worden gehoord op verzoek van die commissies of op zijn eigen initiatief. HOOFDSTUK V. - Financiële bepalingen en herziening van de statuten
Art. 29.Aan de Staat worden toegekend de netto financiële opbrengsten die 3 % overschrijden van het verschil tussen het op jaarbasis berekend gemiddelde bedrag van de rentegevende activa en de vergoede passiva van de Bank. In de zin van deze bepaling wordt onder netto financiële opbrengsten verstaan : 1° het gedeelte van het aan de Bank toebedeelde monetaire inkomen bij toepassing van artikel 32.5 van de statuten van het ESCB; 2° het gedeelte van de aan de Bank toebedeelde nettowinst van de ECB krachtens artikel 33.1 van de statuten van het ESCB; 3° de opbrengst van de rentegevende activa van de Bank en van haar financiële beheerstransacties, verminderd met de financiële lasten die voortvloeien uit de rentegevende passiva en van de verrichtingen van financieel beheer die niet in verband staan met de activa- en passiva-bestanddelen welke de berekeningsbasis vormen voor de opbrengsten bedoeld onder 1° en 2° hierboven. Indien het bedrag van de netto productieve activa niet het aandeel weergeeft van de Bank in de monetaire basis van het Stelsel, dat wil zeggen de som van de biljetten in omloop en van de verplichtingen voortvloeiend uit de deposito's aangehouden door de kredietinstellingen, wordt dit bedrag voor de toepassing van dit artikel tot het passende bedrag aangepast.
Deze bepaling is niet toepasselijk op de fondsen en effecten verkregen ter vertegenwoordiging van het kapitaal, van de reserves en van de afschrijvingsrekeningen, waarvan het provenu vrij ter beschikking van de Bank staat.
De regels voor de toepassing van de in dit artikel opgenomen bepalingen worden vastgesteld bij tussen de Staat en de Bank te sluiten overeenkomsten. Deze overeenkomsten worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Art. 30.De meerwaarde die door de Bank wordt gerealiseerd naar aanleiding van arbitragetransacties van activa in goud tegen andere externe reservebestanddelen wordt geboekt op een bijzondere onbeschikbare reserverekening. Zij is vrijgesteld van alle belasting.
Ingeval evenwel sommige externe reservebestanddelen worden gearbitrageerd tegen goud, wordt het verschil tussen de aanschafprijs van dat goud en de gemiddelde verkrijgingsprijs van de bestaande goudvoorraad in mindering gebracht van het bedrag van die bijzondere rekening.
De netto-opbrengst van de activa die de tegenpost vormen van de in het eerste lid bedoelde meerwaarde, wordt aan de Staat toegekend.
De externe reservebestanddelen, verworven ten gevolge van de in het eerste lid bedoelde transacties, zijn gedekt door de Staatsgarantie bedoeld in artikel 9, tweede lid, van deze wet.
De regels voor de toepassing van de in de vorenstaande alinea's opgenomen bepalingen worden vastgesteld bij overeenkomsten die tussen de Staat en de Bank zullen worden gesloten. Deze overeenkomsten worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Art. 31.Het reservefonds is bestemd : 1° tot het herstel van de verliezen op het maatschappelijk kapitaal;2° tot aanvulling van de jaarlijkse winsten, tot beloop van een dividend van zes ten honderd van het kapitaal. Bij het verstrijken van het emissierecht van de Bank, valt een vijfde van het reservefonds de Staat prioriteitshalve ten deel. De overige vier vijfden worden onder al de aandeelhouders verdeeld.
Art. 32.De jaarlijkse winsten worden op de volgende wijze verdeeld : 1° Aan de aandeelhouders, een eerste dividend van 6 %.2° Van het excedent : a) 10 % aan de reserve;b) 8 % aan het personeel of aan instellingen te zijnen voordele.3° Van het laatste overschot worden toegekend : a) Aan de Staat, één vijfde;b) Aan de aandeelhouders, een bedrag waarmede hun een tweede door de Regentenraad vastgesteld dividend kan worden toegewezen;c) Het saldo aan de reserve.
Art. 33.De Bank publiceert iedere week in het Belgisch Staatsblad een vergelijkende staat over de stand van de Bank van de lopende en de vorige week.
Art. 34.De Bank en haar vestigingen leven de wettelijke bepalingen over het taalgebruik in bestuurszaken na.
Art. 35.Behalve wanneer zij worden opgeroepen om in strafzaken te getuigen, zijn de leden van de organen van de Bank en haar personeelsleden aan het beroepsgeheim onderworpen en mogen ze : 1° aan geen enkele persoon of autoriteit die daartoe niet is gerechtigd de vertrouwelijke gegevens bekendmaken die aan de Bank moeten worden medegedeeld ingevolge wets- of regelgevende bepalingen, of soortgelijke gegevens die zij van buitenlandse autoriteiten hebben ontvangen;2° aan geen enkele persoon of autoriteit, de vertrouwelijke gegevens bekendmaken die aan de Bank zijn medegedeeld door het Europees Monetair Instituut, door de ECB, door andere centrale banken of monetaire instituten, door andere openbare instellingen belast met het toezicht op de betalingssystemen alsook door de Belgische of buitenlandse overheden die bevoegd zijn voor het toezicht op de kredietinstellingen, de investeringsmaatschappijen, de instellingen voor collectieve beleggingen in effecten, de verzekeringsmaatschappijen en de financiële markten. De leden van de organen van de Bank en haar personeelsleden worden vrijgesteld van de verplichting waarvan sprake in artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering indien de inlichtingen die de Bank ontvangt afkomstig zijn van overheden of instellingen die zelf aan die verplichting niet zijn onderworpen of ervan zijn vrijgesteld.
Het eerste lid doet geen afbreuk aan de mededeling van dergelijke gegevens : 1° aan het Europees Monetair Instituut, aan de ECB, aan andere centrale banken of monetaire instituten indien deze mededeling voor hen noodzakelijk is voor hun opdracht van monetaire overheid, erin begrepen het toezicht op de betalingssystemen;2° aan de overheden bevoegd voor het toezicht op de kredietinstellingen, de investeringsmaatschappijen, de instellingen voor collectieve beleggingen in effecten en de verzekeringsmaatschappijen indien deze inlichtingen voor hen noodzakelijk zijn binnen het kader van hun controleopdracht;3° aan de overheden bevoegd voor het toezicht op de financiële markten indien deze inlichtingen voor hen noodzakelijk zijn om te oordelen over op te leggen sancties ten overstaan van de op de betrokken markt opererende agenten;4° aan andere openbare overheden belast met het toezicht op de betalingssystemen, voor zover de ontvangers van deze gegevens aan een gelijkwaardig beroepsgeheim zijn gebonden. De inbreuken op deze bepaling worden bestraft met de straffen waarin artikel 458 van het Strafwetboek voorziet.
De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van Hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de inbreuken bedoeld in dit artikel.
Art. 36.De Regentenraad wijzigt de statuten teneinde ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van deze wet en de voor België bindende internationale verplichtingen.
Andere wijzigingen in de statuten worden, op voorstel van de Regentenraad, goedgekeurd met de drievierde meerderheid van de stemmen verbonden aan het totaal van de op de algemene vergadering van de aandeelhouders aanwezige of vertegenwoordigde aandelen.
Voor de statutenwijzigingen is de goedkeuring van de Koning vereist. HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en opheffingsbepalingen Inwerkingtreding
Art. 37.Onverminderd de bepalingen opgenomen in artikel 15, wordt aan de Staat gestort de netto-opbrengst van de uitgifte door de Bank van verzamelaars- of herdenkingsmunten ten belope van het niet gebruikte saldo der 2,75 % van het gewicht in goud dat op 1 januari 1987 in de activa van de Bank voorkomt en dat door de Staat mocht worden gebruikt inzonderheid voor de uitgifte van munten krachtens artikel 20bis, tweede lid, van de wet van 24 augustus 1939 op de Nationale Bank van België.
Art. 38.1. De Koning bepaalt, na de Nationale Bank van België te hebben geraadpleegd, de inwerkingtreding van de bepalingen van deze wet alsook de opheffing van de bepalingen waarvan sprake in volgende paragrafen. 2. Worden uiterlijk bij het instellen van het ESCB opgeheven, de artikelen 30 en 30bis van de wet van 24 augustus 1939 op de Nationale Bank van België, gewijzigd bij de wetten van 16 juni 1947, 28 juli 1948, 19 juni 1959, 11 april 1975, 23 december 1988, 2 januari 1991, 17 juni 1991, 22 maart 1993 en 18 juni 1996 en bij koninklijk besluit nr.422 van 24 oktober 1967.
De artikelen 2, 22 en 23, paragraaf 1, treden op dezelfde datum in werking. 3. Worden opgeheven uiterlijk bij de invoering van de eenheidsmunt in België, de artikelen 22 tot 28 van de voornoemde wet van 24 augustus 1939. De bepalingen van de overeenkomstige artikelen van hoofdstuk IV van deze wet treden in werking naarmate deze artikels opgeheven worden.
Artikel 14 van deze wet treedt in werking uiterlijk bij de invoering van de eenheidsmunt in België. 4. Worden opgeheven bij de invoering van de eenheidsmunt in België : 1° de bepalingen van de voornoemde wet van 24 augustus 1939, andere dan deze waarvan sprake in de paragrafen 2 en 3, met uitzondering van de artikelen 7 tot 9;2° de besluitwet nr 5 van 1 mei 1944 betreffende de voorwaarden inzake aankoop en verkoop van goud en buitenlandse munt, gewijzigd bij de wetten van 28 juli 1948, 12 april 1957 en 2 juni 1969;3° de artikelen 1 tot 3 van de wet van 28 december 1973 betreffende de budgettaire voorstellen 1973-1974, gewijzigd bij de wetten van 20 juli 1974, 22 december 1977, 30 juni 1975, 5 januari 1976, 8 augustus 1980, 22 augustus 1980, 10 februari 1981, 11 april 1983, 4 augustus 1986, 23 december 1988, 17 juni 1991, 6 augustus 1993, 29 maart 1994 en 5 april 1994 en bij koninklijk besluit nr 534 van 31 maart 1987;4° de artikelen 1, 2 en 3 van de wet van 23 december 1988 houdende bepalingen met betrekking tot het monetair statuut, de Nationale Bank van België, het monetair beleid en het Muntfonds. De bepalingen van deze wet, andere dan deze waarvan sprake in paragrafen 2 en 3, treden op dezelfde datum in werking. 5. Worden opgeheven ter gelegenheid van het intrekken van de wettelijke betaalkracht van de biljetten uitgedrukt in Belgische franken : 1° de artikelen 7 tot 9 van de voornoemde wet van 24 augustus 1939;2° artikel 5, eerste lid, van de voornoemde wet van 23 december 1988.6. In artikel 1, littera a) van de wet van 10 juni 1937 betreffende de coördinatie van de werking, de inrichting en de bevoegdheden van zekere instellingen van openbaar nut worden de woorden « Nationale Bank van België » weggelaten bij het inwerkingtreden van artikel 27 van deze wet.7. In afwijking van punt 1, treden de artikelen 15 en 37 in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Brussel, 10 juli 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK
(1) Parlementaire verwijzingen : Kamer van volksvertegenwoordigers : Zitting 1996-1997. Parlementaire stukken. - Wetsontwerp nr. 1061/1. - Amendementen nr. 1061/2. - Verslag nr. 1061/3. - Tekst aangenomen door de Commissie nr. 1061/4. - Amendementen nr. 1061/5 tot 8. - Aanvullend verslag nr. 1061/9. - Artikelen gewijzigd door de Commissie nr. 1061/10. - Amendementen nr. 1061/11 - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat nr. 1061/12.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming : plenaire vergadering van 10 juli 1997.
Senaat : Zitting 1996-1997.
Parlementaire stukken. - Wetsontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers nr. 1-707/1.
Zitting 1997-1998.
Parlementaire stukken. - Amendementen nr. 1707/2. - Verslag van de Commissie (Evocatieprocedure) nr. 1-707/3 . - Tekst aangenomen door de Commissie nr. 1-707/4. - Amendementen nrs. 1-707/5 en 6. - Advies van de Raad van de State nr. 1-707/7. - Beslissing om niet te amenderen nr. 1-707/8.
Parlementaire Handelingen. - Algemene bespreking : 29 februari 1998.
Stemming over het geheel : 12 februari 1998