gepubliceerd op 21 april 2006
Ministerieel besluit tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 21 februari 2006 betreffende de erkenning van revisoren en revisorenvennootschappen
19 APRIL 2006. - Ministerieel besluit tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 21 februari 2006 betreffende de erkenning van revisoren en revisorenvennootschappen
De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, De Minister van Economie, Gelet op de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, inzonderheid op artikel 39;
Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, inzonderheid op artikel 52;
Gelet op de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, inzonderheid op artikel 96;
Gelet op de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, inzonderheid op de artikelen 83, § 2 en 190, eerste lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 mei 1985 tot toepassing op de voorzorgsinstellingen, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, inzonderheid op artikel 7, § 1;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 april 1995 tot toepassing van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen op de pensioenkassen bedoeld in artikel 2, § 3, 4° van de voormelde wet;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 december 1996 tot uitvoering van artikel 2, § 3, 5° van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, Besluit :
Artikel 1.Het bij dit besluit gevoegde reglement besluit van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen betreffende de erkenning van revisoren en revisorenvennootschappen.
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het in het Belgisch Staatsblad verschijnt.
Brussel, 19 april 2006.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, M. VERWILGHEN
Bijlage Reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen betreffende de erkenning van revisoren en revisorenvennootschappen De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, Gelet op de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, inzonderheid op artikel 39;
Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, inzonderheid op artikel 52;
Gelet op de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, inzonderheid op artikel 96;
Gelet op de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, inzonderheid op de artikelen 83, § 2 en 190, eerste lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 mei 1985 tot toepassing op de voorzorgsinstellingen, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op krediet-instellingen, inzonderheid op artikel 7, § 1;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 april 1995 tot toepassing van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen op de pensioenkassen bedoeld in artikel 2, § 3, 4° van de voormelde wet;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 december 1996 tot uitvoering van artikel 2, § 3, 5° van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, inzonderheid op artikel 26;
Gelet op het advies van de Commissie voor Verzekeringen;
Gelet op de raadpleging van de erkende revisoren vertegenwoordigd door hun beroepsvereniging, Besluit : Afdeling I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : 1°« financiële ondernemingen » : a) de kredietinstellingen in de zin van artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 die in België gevestigd zijn;en, b) de financiële holdings als bedoeld in artikel 49, § 2 van de wet van 22 maart 1993;en, c) de beleggingsondernemingen in de zin van artikel 47, § 1 van de wet van 6 april 1995 die in België gevestigd zijn;en, d) de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 138 van de wet van 20 juli 2004 die in België gevestigd zijn;en, e) de openbare instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 4, eerste lid, 1°, a) van de wet van 20 juli 2004;f) de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen als bedoeld in artikel 1, 4° en 5° van het koninklijk besluit van 26 september 2005;2° « instellingen voor collectieve belegging » : de openbare instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 4, eerste lid, 1°, a) van de wet van 20 juli 2004;3° « verzekeringsondernemingen » : a) de ondernemingen in de zin van artikel 2, §§ 1 en 3 van de wet van 9 juli 1975, die in België gevestigd zijn, met uitzondering van de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening als gedefinieerd in het 4° van dit artikel;en, b) de verzekeringsholdings als bedoeld in artikel 91bis, 9° van de wet van 9 juli 1975;4° « instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening » : de ondernemingen en instellingen als bedoeld in artikel 2, § 3, 4° en 6°, a) van de wet van 9 juli 1975;5° « wet van 9 juli 1975 » : de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;6° « wet van 22 maart 1993 » : de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;7° « wet van 6 april 1995 » : de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs;8° « wet van 20 juli 2004 » : de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;9° « koninklijk besluit van 20 december 1995 » : het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen;10° « koninklijk besluit van 26 september 2005 » : het koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen;11° « revisoraal mandaat » : een functie als commissaris of erkend revisor bij een financiële onderneming of bij een instelling voor collectieve belegging, of een functie als erkend commissaris bij een verzekeringsonderneming of bij een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening.12° « CBFA » : de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen. Afdeling II. - Erkende revisoren
Art. 2.Teneinde door de CBFA te kunnen worden erkend om bij financiële ondernemingen een revisoraal mandaat uit te oefenen, moet de bedrijfsrevisor voldoen aan de onderstaande voorwaarden : 1° onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;2° lid zijn van het Instituut der Bedrijfsrevisoren;3° gedurende minstens vijf jaar een relevante beroepsactiviteit hebben uitgeoefend en daarbij voldoende ruime ervaring hebben opgedaan, inzonderheid met betrekking tot de planning, de organisatie en de uitvoering van controleopdrachten bij vennootschappen;4° nuttige ervaring hebben opgedaan door meegewerkt te hebben aan auditopdrachten bij ten minste één van de financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 1, 1°, en in het bijzonder het bewijs leveren daarbij een degelijk inzicht te hebben verworven in de aard en de techniek van de verrichtingen die eigen zijn aan de financiële ondernemingen;5° een grondige kennis hebben verworven van de openbare controleregeling die geldt voor elk van de financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 1, 1°, alsook van de toepassing ervan;6° in staat zijn om op onafhankelijke en competente wijze zowel controleopdrachten als opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA uit te voeren;7° niet veroordeeld zijn wegens misdrijven als bedoeld in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993, artikel 61 van de wet van 6 april 1995, de artikelen 39 en 152 van de wet van 20 juli 2004 en artikel 90 van de wet van 9 juli 1975, tenzij eerherstel werd verkregen;8° beschikken over een passende organisatie om dit mandaat bij financiële ondernemingen uit te oefenen;dit houdt onder meer de volgende vereisten in : a) beschikken over voldoende medewerkers met een passende opleiding en ervaring in de sector van de financiële ondernemingen met het oog op de controleopdrachten en de opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA;b) zorgen voor een degelijke administratieve organisatie van het kantoor en een degelijke technische organisatie van de auditopdrachten;c) de gepaste auditmethodologie toepassen en een beroep kunnen doen op een voor de uitoefening van dit mandaat passende functie van kwaliteitsbewaking;d) kunnen beschikken over alle voor de audit noodzakelijke gespecialiseerde kennis en ervaring;e) bewijzen dat passende procedures zijn ingevoerd voor de actualisering van de kennis over de openbare controleregeling die geldt voor de financiële ondernemingen, alsook van de toepassing ervan. De CBFA bepaalt het maximum aantal revisoren die kunnen worden erkend om een revisoraal mandaat uit te oefenen bij financiële ondernemingen.
Zij evalueert dit aantal minstens om de twee jaar en voor het eerst binnen twee maanden na de inwerkingtreding van dit reglement, in functie van het aantal revisorale mandaten waarin de volgende twee jaar nog moet worden voorzien bij de financiële ondernemingen.
Art. 3.Teneinde door de CBFA te kunnen worden erkend om bij instellingen voor collectieve belegging een revisoraal mandaat uit te oefenen, moet de bedrijfsrevisor voldoen aan de onderstaande voorwaarden : 1° onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;2° lid zijn van het Instituut der Bedrijfsrevisoren;3° gedurende minstens vijf jaar een relevante beroepsactiviteit hebben uitgeoefend en daarbij voldoende ruime ervaring hebben opgedaan, inzonderheid met betrekking tot de planning, de organisatie en de uitvoering van controleopdrachten bij vennootschappen;4° nuttige ervaring hebben opgedaan door meegewerkt te hebben aan auditopdrachten bij instellingen voor collectieve belegging of andere ondernemingen die het beheer van instellingen voor collectieve belegging als hoofdactiviteit uitoefenen, en in het bijzonder het bewijs leveren daarbij een degelijk inzicht te hebben verworven in de aard en de techniek van de verrichtingen die eigen zijn aan de instellingen voor collectieve belegging;5° een grondige kennis hebben verworven van de openbare controleregeling die geldt voor de instellingen voor collectieve belegging, alsook van de toepassing ervan;6° in staat zijn om op onafhankelijke en competente wijze zowel controleopdrachten als opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA uit te voeren;7° niet veroordeeld zijn wegens misdrijven als bedoeld in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993, artikel 61 van de wet van 6 april 1995, de artikelen 39 en 152 van de wet van 20 juli 2004 en artikel 90 van de wet van 9 juli 1975, tenzij eerherstel werd verkregen;8° beschikken over een passende organisatie om dit mandaat bij instellingen voor collectieve belegging uit te oefenen;dit houdt onder meer de volgende vereisten in : a) beschikken over voldoende medewerkers met een passende opleiding en ervaring in de sector van de instellingen voor collectieve belegging of van andere ondernemingen die het beheer van instellingen voor collectieve belegging als hoofdactiviteit uitoefenen, met het oog op de controleopdrachten en de opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA;b) zorgen voor een degelijke administratieve organisatie van het kantoor en een degelijke technische organisatie van de auditopdrachten;c) de gepaste auditmethodologie toepassen en een beroep kunnen doen op een voor de uitoefening van dit mandaat passende functie van kwaliteitsbewaking;d) kunnen beschikken over alle voor de audit noodzakelijke gespecialiseerde kennis en ervaring;e) bewijzen dat passende procedures zijn ingevoerd voor de actualisering van de kennis over de openbare controleregeling die geldt voor de instellingen voor collectieve belegging, alsook van de toepassing ervan. De CBFA bepaalt het maximum aantal revisoren die kunnen worden erkend om een revisoraal mandaat uit te oefenen bij instellingen voor collectieve belegging.
Zij evalueert dit aantal minstens om de twee jaar en voor het eerst binnen twee maanden na de inwerkingtreding van dit reglement, in functie van het aantal revisorale mandaten waarin de volgende twee jaar nog moet worden voorzien bij de instellingen voor collectieve belegging.
Art. 4.Teneinde door de CBFA te kunnen worden erkend om bij verzekeringsondernemingen en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening een revisoraal mandaat uit te oefenen, moet de bedrijfsrevisor voldoen aan de onderstaande voorwaarden : 1° onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;2° lid zijn van het Instituut der Bedrijfsrevisoren;3° gedurende minstens vijf jaar een relevante beroepsactiviteit hebben uitgeoefend en daarbij voldoende ruime ervaring hebben opgedaan, inzonderheid met betrekking tot de planning, de organisatie en de uitvoering van controle-opdrachten bij vennootschappen;4° nuttige ervaring hebben opgedaan door meegewerkt te hebben aan auditopdrachten bij ten minste één verzekeringsonderneming of instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, en in het bijzonder het bewijs leveren daarbij een degelijk inzicht te hebben verworven in de aard en de techniek van de verrichtingen die eigen zijn aan de verzekeringsondernemingen en de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;5° een grondige kennis hebben verworven van de openbare controleregeling die geldt voor de betrokken ondernemingen en instellingen, alsook van de toepassing ervan;6° in staat zijn om op onafhankelijke en competente wijze zowel controleopdrachten als opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA uit te voeren;7° niet veroordeeld zijn wegens misdrijven als bedoeld in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993, artikel 61 van de wet van 6 april 1995, de artikelen 39 en 152 van de wet van 20 juli 2004 en artikel 90 van de wet van 9 juli 1975, tenzij eerherstel werd verkregen;8° beschikken over een passende organisatie om dit mandaat bij verzekeringsondernemingen en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening uit te oefenen;dit houdt onder meer de volgende vereisten in : a) beschikken over voldoende medewerkers met een passende opleiding en ervaring in de sector van de verzekeringsondernemingen en de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening met het oog op de controleopdrachten en de opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA;b) zorgen voor een degelijke administratieve organisatie van het kantoor en een degelijke technische organisatie van de audit-opdrachten;c) de gepaste auditmethodologie toepassen en een beroep kunnen doen op een voor de uitoefening van dit mandaat passende functie van kwaliteitsbewaking;d) kunnen beschikken over alle voor de audit noodzakelijke gespecialiseerde kennis en ervaring;e) bewijzen dat passende procedures zijn ingevoerd voor de actualisering van de kennis over de openbare controleregeling die geldt voor de verzekeringsondernemingen en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, alsook van de toepassing ervan. De CBFA bepaalt het maximum aantal revisoren die kunnen worden erkend om een revisoraal mandaat uit te oefenen bij verzekeringsondernemingen en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.
Zij evalueert dit aantal minstens om de twee jaar en voor het eerst binnen twee maanden na de inwerkingtreding van dit reglement, in functie van het aantal revisorale mandaten waarin de volgende twee jaar nog moet worden voorzien bij de verzekeringsondernemingen en de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.
Art. 5.Teneinde door de CBFA te kunnen worden erkend om bij instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening een revisoraal mandaat uit te oefenen, moet de bedrijfsrevisor voldoen aan de onderstaande voorwaarden : 1° onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;2° lid zijn van het Instituut der Bedrijfsrevisoren;3° gedurende minstens vijf jaar een relevante beroepsactiviteit hebben uitgeoefend en daarbij een voldoende ruime ervaring hebben opgedaan, inzonderheid met betrekking tot de planning, de organisatie en de uitvoering van controleopdrachten bij vennootschappen;4° nuttige ervaring hebben opgedaan door meegewerkt te hebben aan auditopdrachten bij instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening en in het bijzonder het bewijs leveren daarbij een degelijk inzicht te hebben verworven in de aard en de techniek van de verrichtingen die eigen zijn aan de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;5° een grondige kennis hebben verworven van de openbare controleregeling die geldt voor de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, alsook van de toepassing ervan;6° in staat zijn om op onafhankelijke en competente wijze zowel controleopdrachten als opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA uit te voeren;7° niet veroordeeld zijn wegens misdrijven als bedoeld in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993, artikel 61 van de wet van 6 april 1995, de artikelen 39 en 152 van de wet van 20 juli 2004 en artikel 90 van de wet van 9 juli 1975, tenzij eerherstel werd verkregen;8° beschikken over een passende organisatie om dit mandaat bij instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening uit te oefenen;dit houdt onder meer de volgende vereisten in : a) beschikken over voldoende medewerkers met een passende opleiding en ervaring in de sector van de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening met het oog op de controleopdrachten en de opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA;b) zorgen voor een degelijke administratieve organisatie van het kantoor en een degelijke technische organisatie van de auditopdrachten;c) de gepaste auditmethodologie toepassen en een beroep kunnen doen op een voor de uitoefening van dit mandaat passende functie van kwaliteitsbewaking;d) kunnen beschikken over alle voor de audit noodzakelijke gespecialiseerde kennis en ervaring;e) bewijzen dat passende procedures zijn ingevoerd voor de actualisering van de kennis over de openbare controleregeling die geldt voor de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, alsook van de toepassing ervan. De CBFA bepaalt het maximum aantal revisoren die kunnen worden erkend om een revisoraal mandaat uit te oefenen bij instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.
Zij evalueert dit aantal minstens om de twee jaar en voor het eerst binnen twee maanden na de inwerkingtreding van dit reglement, in functie van het aantal revisorale mandaten waarin de volgende twee jaar nog moet worden voorzien bij de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.
Art. 6.De oproep tot de kandidaten voor de erkenning wordt ten minste één maand vóór de uiterste datum voor het indienen van de kandidaatstellingen bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 7.Met het oog op het onderzoek van de kandidaatstellingen, verzoekt de CBFA elke kandidaat om een dossier voor te leggen in de vorm en met de inhoud die zij bepaalt. Dit dossier bevat ten minste een gedetailleerde opgave van de opleiding en de beroepservaring van de kandidaat met het oog op de toetsing van de erkenningscriteria die, naargelang de gevraagde erkenning, zijn vastgelegd in artikel 2, eerste lid, 3° tot 6°, artikel 3, eerste lid, 3° tot 6°, artikel 4, eerste lid, 3° tot 6° of artikel 5, eerste lid, 3° tot 6°, alsook een beschrijving van de organisatie van het kantoor van de kandidaat, met het oog op de toetsing van de erkenningscriteria die, naargelang de gevraagde erkenning zijn vastgelegd in artikel 2, eerste lid, 8°, artikel 3, eerste lid, 8°, artikel 4, eerste lid, 8° of artikel 5, eerste lid, 8°. Indien de kandidaat zich beroept op de voordracht door een erkende revisorenvennootschap, toont hij dit aan met een attest van de voornoemde vennootschap waaruit blijkt dat zij, naargelang de gevraagde erkenning, inzonderheid de voorwaarde zal naleven van artikel 14, eerste lid, 3°, e), artikel 15, eerste lid, 3°, e), artikel 16, eerste lid, 3°, e) of artikel 17, eerste lid, 3°, e).
De erkend revisor deelt de CBFA jaarlijks alle relevante elementen mee om zijn dossier bij te werken en de CBFA in staat te stellen de permanente naleving van de erkenningsvoorwaarden te toetsen.
De CBFA beslist over de erkenning na gemotiveerd advies van een door haar opgerichte commissie die belast is met het onderzoek van de kandidaatstellingen. Zij kan in voorkomend geval afzonderlijke commissies oprichten voor elk van de erkenningen waarin is voorzien door de artikelen 2 tot 5 van dit reglement.
In de commissie bedoeld in het derde lid hebben, enerzijds, twee vertegenwoordigers van de CBFA zitting met minstens tien jaar ervaring en, anderzijds, een revisor die door de CBFA is erkend en sinds zijn erkenning reeds ten minste vijf jaar revisorale mandaten uitoefent bij ondernemingen die behoren tot de categorie waarvoor de erkenning wordt gevraagd, of die de eretitel van dit ambt voert. Deze revisor wordt voorgedragen door het Instituut der Revisoren erkend door de Bankcommissie. Daarnaast heeft in de commissie ook een lid van het Instituut der Bedrijfsrevisoren zitting dat door het Instituut is voorgedragen.
De CBFA, het Instituut der Bedrijfsrevisoren en het Instituut der Revisoren erkend door de Bankcommissie voorzien tevens in de aanwijzing van een plaatsvervanger voor elk van hun vertegenwoordigers.
De CBFA kan beslissen om de samenstelling van de commissie uit te breiden tot maximum 8 leden, waarbij het aantal van haar vertegenwoordigers steeds gelijk dient te zijn aan dat van de revisoren.
De voorzitter van de in het derde lid bedoelde commissie wordt gekozen onder de vertegenwoordigers van de CBFA. Bij staking van stemmen is zijn stem doorslaggevend.
De leden van de in het derde lid bedoelde commissie mogen geen kandidaatstelling onderzoeken van personen van wie zij een bloedverwant of aanverwant zijn of met wie zij een band hebben van patronage, kantoor of maatschappij.
De kandidaten kunnen door de in het derde lid bedoelde commissie aan een schriftelijke proef worden onderworpen en/of door haar worden gehoord.
Art. 8.De CBFA publiceert de lijst van de erkende revisoren.
De lijst telt vier rubrieken : a) de erkende revisoren voor de financiële ondernemingen;b) de erkende revisoren voor de instellingen voor collectieve belegging;c) de erkende revisoren voor verzekeringsondernemingen en de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;d) de erkende revisoren voor de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening. De volgende titels mogen enkel worden gevoerd door de volgende personen : a) « Door de CBFA erkend revisor voor de financiële ondernemingen », de met toepassing van artikel 2 erkende revisoren;b) « Door de CBFA erkend revisor voor de instellingen voor collectieve belegging », de met toepassing van artikel 3 erkende revisoren;c) « Door de CBFA erkend revisor voor de verzekeringsondernemingen en de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening », de met toepassing van artikel 4 erkende revisoren;d) « Door de CBFA erkend revisor voor de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening », de met toepassing van artikel 5 erkende revisoren.
Art. 9.De erkenning vervalt van rechtswege indien : 1° de erkend revisor drie jaar lang geen revisoraal mandaat meer heeft uitgeoefend bij een in België gevestigde onderneming van het type waarop zijn erkenning betrekking heeft;2° de erkend revisor niet langer voldoet aan de voorwaarden waarvan, naargelang het geval, sprake is in artikel 2, eerste lid, 1° of 2°, artikel 3, eerste lid, 1° of 2°, artikel 4, eerste lid 1° of 2°, of artikel 5, eerste lid, 1° of 2°. De CBFA stelt vast dat de erkenning is vervallen en brengt dit ter kennis van de revisor met een aangetekende brief, een brief met ontvangstbewijs of bij deurwaardersexploot.
Art. 10.De CBFA kan de erkenning herroepen indien de erkend revisor : 1° zijn verplichtingen op het vlak van de samenwerking met de CBFA als bepaald in de wet van 9 juli 1975, in de wet van 22 maart 1993, in de wet van 6 april 1995, in de wet van 20 juli 2004 en in het koninklijk besluit van 26 september 2005, alsook in de uitvoeringsbepalingen van die wetten, niet met de nodige bekwaamheid en toewijding nakomt;2° definitief niet in staat is om zijn functie uit te oefenen;3° niet langer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden als, naargelang het geval, bepaald in artikel 2, eerste lid, 6° tot 8°, artikel 3, eerste lid, 6° tot 8°, artikel 4, eerste lid, 6° tot 8°, of artikel 5, eerste lid, 6° tot 8° van dit reglement. De CBFA brengt de erkend revisor met een aangetekende brief, een brief met ontvangstbewijs of bij deurwaardersexploot op de hoogte van haar voornemen om zijn erkenning te herroepen, met opgave van de motivering. Deze brief vermeldt de mogelijkheid voor de revisor om inzage te nemen van het dossier.
De CBFA verzoekt de revisor om, binnen een door haar te bepalen termijn die ten minste één maand moet bedragen, zijn opmerkingen kenbaar te maken in een memorie aan haar Voorzitter.
Wanneer de in het derde lid bepaalde termijn is verstreken en de betrokkene zijn opmerkingen kenbaar heeft gemaakt, legt de CBFA het dossier ter advies voor aan een commissie die is samengesteld als bepaald in artikel 7, vierde tot en met achtste lid.
Deze commissie hoort de erkend revisor ten laatste vijftien dagen na afloop van de termijn waarvan sprake in het derde lid van dit artikel.
De revisor kan zich laten bijstaan door een advocaat of een sinds ten minste vijf jaar erkende revisor. In een gemotiveerd advies beoordeelt de commissie of de omstandigheden waarvan sprake in het eerste lid zich in casu voordoen. Dit advies wordt meegedeeld aan de Voorzitter van de CBFA en, met een aangetekende brief, een brief met ontvangstbewijs of bij deurwaardersexploot, aan de erkend revisor.
De erkend revisor heeft het recht om door de CBFA te worden gehoord, hetzij persoonlijk, bijgestaan door een advocaat of een sinds ten minste vijf jaar erkende revisor, hetzij vertegenwoordigd door een advocaat. Indien de revisor zijn opmerkingen niet kenbaar heeft gemaakt, kan deze hoorzitting pas plaatsvinden nadat ten minste vijftien dagen zijn verstreken na afloop van de termijn waarvan sprake in het derde lid van dit artikel. Indien de revisor zijn opmerkingen wel kenbaar heeft gemaakt, kan deze hoorzitting pas plaatsvinden nadat ten minste vijftien dagen zijn verstreken na de mededeling door de commissie van haar advies aan de Voorzitter van de CBFA waarvan sprake in het vijfde lid. De erkend revisor kan vragen dat deze termijnen worden verlengd met een periode van maximum dertig dagen. Hij kan steeds een aanvullende memorie overleggen.
De CBFA neemt een definitieve beslissing, zelfs indien de regelmatig opgeroepen erkend revisor zijn verweermiddelen niet kenbaar heeft gemaakt of niet is verschenen. Zij brengt haar beslissing binnen acht dagen ter kennis van de erkend revisor of zijn vertegenwoordiger met een aangetekende brief, een brief met ontvangstbewijs of bij deurwaardersexploot. Zij deelt haar beslissing mee aan het Instituut der Bedrijfsrevisoren en aan de representatieve beroepsvereniging van erkende revisoren.
Art. 11.Behoudens het bepaalde in de artikelen 9 en 10, loopt de erkenning ten einde door afstand of wanneer de erkend revisor de leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt.
Art. 12.De erkenning van een erkend revisor die op vijfenzestigjarige leeftijd een revisoraal mandaat uitoefent bij één of meer ondernemingen als bedoeld in de artikelen 2 tot 5, wordt na deze leeftijd voor elk van deze ondernemingen van rechtswege verlengd tot aan de sluiting van de eerstvolgende jaarlijkse algemene vergadering.
Voor de ondernemingen waarvan de jaarrekening krachtens de wet of de statuten niet moet worden goedgekeurd door een algemene aandeelhoudersvergadering, loopt de verlenging van de erkenning van een revisor tot drie maanden na de sluiting van het boekjaar of maatschappelijk jaar vóór of na zijn vijfenzestigste verjaardag, naargelang deze valt in de eerste drie dan wel in de laatste negen maanden van het boekjaar of maatschappelijk jaar.
Art. 13.De CBFA kan, na raadpleging van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, een erkend revisor wiens erkenning eindigt, de eretitel van zijn ambt verlenen indien hij gedurende ten minste vijftien jaar eervol revisorale mandaten heeft uitgeoefend bij in België gevestigde ondernemingen als bedoeld in de artikelen 2 tot 5, conform de bepalingen van de wet van 9 juli 1975, de wet van 22 maart 1993, de wet van 6 april 1995, de wet van 20 juli 2004 of het koninklijk besluit van 26 september 2005. Afdeling III. - Erkende revisorenvennootschappen
Art. 14.Om bij financiële ondernemingen een revisoraal mandaat uit te oefenen, kunnen revisorenvennootschappen worden erkend die overeenkomstig de wet van 22 juli 1953 zijn ingeschreven op de lijst van het Instituut der Bedrijfsrevisoren en die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° opgericht zijn naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;2° onder hun leden ten minste twee revisoren tellen die door de CBFA zijn erkend met toepassing van artikel 2 van dit reglement;3° beschikken over een passende organisatie om dit mandaat bij financiële ondernemingen uit te oefenen;dit houdt onder meer de volgende vereisten in : a) beschikken over voldoende medewerkers met een passende opleiding en ervaring in de sector van de financiële ondernemingen met het oog op de controleopdrachten en de opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA;b) de gepaste auditmethodologie aanwenden en een beroep kunnen doen op een degelijk werkende en voor de uitoefening van dit mandaat passende functie van interne kwaliteitsbewaking;c) binnen de eigen organisatie beschikken over alle noodzakelijke gespecialiseerde kennis en ervaring voor de audit van ten minste twee andere categorieën van in artikel 1, 1° bedoelde financiële ondernemingen dan de financiële holdings;d) beschikken over een organisatie die haar in staat stelt om de controleopdrachten onafhankelijk uit te voeren;e) binnen haar organisatie aan de erkende revisoren een dusdanige positie waarborgen dat zij autonoom kunnen instaan voor de planning, de organisatie en de uitvoering van de controleopdrachten en van de opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA bij financiële ondernemingen, alsook voor de rapportering dienaangaande. Indien de vennootschap, om welke reden ook, onder haar leden geen twee erkende revisoren meer telt, moet zij binnen vierentwintig maanden opnieuw aan deze voorwaarde voldoen, zo niet vervalt haar erkenning van rechtswege. De CBFA stelt vast dat de erkenning is vervallen en brengt dit ter kennis van de vennootschap met een aangetekende brief, een brief met ontvangstbewijs of bij deurwaardersexploot. Zij kan op om het even welk tijdstip een revisorenvennootschap erkennen die opnieuw voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in het eerste lid.
Voor de toepassing van dit erkenningsreglement dienen de vennoten, bestuurders of zaakvoerders van een revisorenvennootschap als lid van een dergelijke vennootschap te worden beschouwd.
Art. 15.Om bij instellingen voor collectieve belegging een revisoraal mandaat uit te oefenen, kunnen revisorenvennootschappen worden erkend die overeenkomstig de wet van 22 juli 1953 zijn ingeschreven op de lijst van het Instituut der Bedrijfsrevisoren en die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° opgericht zijn naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;2° onder hun leden ten minste twee revisoren tellen die door de CBFA zijn erkend met toepassing van artikel 3 van dit reglement;3° beschikken over een passende organisatie om dit mandaat bij instellingen voor collectieve belegging uit te oefenen;dit houdt onder meer de volgende vereisten in : a) beschikken over voldoende medewerkers met een passende opleiding en ervaring in de sector van de instellingen voor collectieve belegging of van andere ondernemingen die het beheer van instellingen voor collectieve belegging als hoofdactiviteit uitoefenen, met het oog op de controleopdrachten en de opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA;b) de gepaste auditmethodologie toepassen en een beroep kunnen doen op een degelijk werkende en voor de uitoefening van dit mandaat passende functie van interne kwaliteitsbewaking;c) binnen de eigen organisatie beschikken over alle noodzakelijke gespecialiseerde kennis en ervaring voor de audit van instellingen voor collectieve belegging;d) beschikken over een organisatie die haar in staat stelt om de controleopdrachten onafhankelijk uit te voeren;e) binnen haar organisatie aan de erkende revisoren een dusdanige positie waarborgen dat zij autonoom kunnen instaan voor de planning, de organisatie en de uitvoering van de controleopdrachten en van de opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA bij instellingen voor collectieve belegging, alsook voor de rapportering dienaangaande. Indien de vennootschap, om welke reden ook, onder haar leden geen twee erkende revisoren meer telt, moet zij binnen vierentwintig maanden opnieuw aan deze voorwaarde voldoen, zo niet vervalt haar erkenning van rechtswege. De CBFA stelt vast dat de erkenning is vervallen en brengt dit ter kennis van de vennootschap met een aangetekende brief, een brief met ontvangstbewijs of bij deurwaardersexploot. Zij kan op om het even welk tijdstip een revisorenvennootschap erkennen die opnieuw voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in het eerste lid.
Voor de toepassing van dit erkenningsreglement dienen de vennoten, bestuurders of zaakvoerders van een revisorenvennootschap als lid van een dergelijke vennootschap te worden beschouwd.
Art. 16.Om bij verzekeringsondernemingen en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening een revisoraal mandaat uit te oefenen, kunnen revisorenvennootschappen worden erkend die overeenkomstig de wet van 22 juli 1953 zijn ingeschreven op de lijst van het Instituut der Bedrijfsrevisoren en die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° opgericht zijn naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;2° onder hun leden ten minste twee revisoren tellen die door de CBFA zijn erkend met toepassing van artikel 4 van dit reglement;3° beschikken over een passende organisatie om dit mandaat bij verzekeringsondernemingen en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening uit te oefenen;dit houdt onder meer de volgende vereisten in : a) beschikken over voldoende medewerkers met een passende opleiding en ervaring in de sector van de verzekeringsondernemingen en de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, met het oog op de controleopdrachten en de opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA;b) de gepaste auditmethodologie toepassen en een beroep kunnen doen op een degelijk werkende en voor de uitoefening van dit mandaat passende functie van interne kwaliteitsbewaking;c) binnen de eigen organisatie beschikken over alle noodzakelijke gespecialiseerde kennis en ervaring voor de audit van verzekeringsondernemingen en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;d) beschikken over een organisatie die haar in staat stelt om de controleopdrachten onafhankelijk uit te voeren;e) binnen haar organisatie aan de erkende revisoren een dusdanige positie waarborgen dat zij autonoom kunnen instaan voor de planning, de organisatie en de uitvoering van de controleopdrachten en van de opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA bij verzekeringsondernemingen en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, alsook voor de rapportering dienaangaande. Indien de vennootschap, om welke reden ook, onder haar leden geen twee erkende revisoren meer telt, moet zij binnen vierentwintig maanden opnieuw aan deze voorwaarde voldoen, zo niet vervalt haar erkenning van rechtswege. De CBFA stelt vast dat de erkenning is vervallen en brengt dit ter kennis van de vennootschap met een aangetekende brief, een brief met ontvangstbewijs of bij deurwaardersexploot. Zij kan op om het even welk tijdstip een revisorenvennootschap erkennen die opnieuw voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in het eerste lid.
Voor de toepassing van dit erkenningsreglement dienen de vennoten, bestuurders of zaakvoerders van een revisorenvennootschap als lid van een dergelijke vennootschap te worden beschouwd.
Art. 17.Om bij instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening een revisoraal mandaat uit te oefenen, kunnen revisorenvennootschappen worden erkend die overeenkomstig de wet van 22 juli 1953 zijn ingeschreven op de lijst van het Instituut der Bedrijfsrevisoren en die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° opgericht zijn naar het recht van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;2° onder hun leden ten minste twee revisoren tellen die door de CBFA zijn erkend met toepassing van de artikelen 4 en 5 van dit reglement;3° beschikken over een passende organisatie om dit mandaat bij instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening uit te oefenen;dit houdt onder meer de volgende vereisten in : a) beschikken over voldoende medewerkers met een passende opleiding en ervaring in de sector van de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening met het oog op de controleopdrachten en de opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA;b) de gepaste auditmethodologie toepassen en een beroep kunnen doen op een degelijk werkende en voor de uitoefening van dit mandaat passende functie van interne kwaliteitsbewaking;c) binnen de eigen organisatie beschikken over alle noodzakelijke gespecialiseerde kennis en ervaring voor de audit van instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;d) beschikken over een organisatie die haar in staat stelt om de controleopdrachten onafhankelijk uit te voeren;e) binnen haar organisatie aan de erkende revisoren een dusdanige positie waarborgen dat zij autonoom kunnen instaan voor de planning, de organisatie en de uitvoering van de controleopdrachten en van de opdrachten tot medewerking aan het toezicht door de CBFA bij instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, alsook voor de rapportering dienaangaande. Indien de vennootschap, om welke reden ook, onder haar leden geen twee erkende revisoren meer telt, moet zij binnen vierentwintig maanden opnieuw aan deze voorwaarde voldoen, zo niet vervalt haar erkenning van rechtswege. De CBFA stelt vast dat de erkenning is vervallen en brengt dit ter kennis van de vennootschap met een aangetekende brief, een brief met ontvangstbewijs of bij deurwaardersexploot. Zij kan op om het even welk tijdstip een revisorenvennootschap erkennen die opnieuw voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in het eerste lid.
Voor de toepassing van dit erkenningsreglement dienen de vennoten, bestuurders of zaakvoerders van een revisorenvennootschap als lid van een dergelijke vennootschap te worden beschouwd.
Art. 18.Er wordt een erkenning verleend aan een revisorenvennootschap, op haar verzoek, nadat een overeenkomstig artikel 7, vierde tot en met zevende lid opgerichte commissie hierover een gemotiveerd advies heeft uitgebracht. Met het oog op het verkrijgen van de erkenning dient de revisorenvennootschap bij haar verzoek tot erkenning, een dossier in bij de CBFA waaruit blijkt dat zij voldoet aan alle, naargelang de gevraagde erkenning gestelde voorwaarden in de artikelen 14 tot 17.
De erkende revisorenvennootschap deelt de CBFA jaarlijks alle relevante elementen mee om haar dossier bij te werken en de CBFA in staat te stellen de permanente naleving van de erkenningsvoorwaarden te toetsen. De CBFA verricht deze toetsing aan de hand van dit bijgewerkte dossier, in voorkomend geval na overleg met de verantwoordelijke voor de interne kwaliteitsbewaking van de revisorenvennootschap.
De leden van de in het eerste lid bedoelde commissie mogen geen lid zijn van de vennootschap die om erkenning verzoekt. Zij mogen evenmin een bloedverwant of aanverwant zijn van de leden van die vennootschap, noch met hen een band van patronage hebben.
Het eerste en het zevende lid van artikel 7 zijn van overeenkomstige toepassing. Voor de toepassing van deze bepalingen laat de revisorenvennootschap zich vertegenwoordigen door een erkend revisor die er lid van is.
Art. 19.De CBFA publiceert de lijst van de erkende revisorenvennootschappen. Deze lijst vermeldt voor elke vennootschap de naam van de erkende revisoren die er lid van zijn.
De lijst telt vier rubrieken : a) de erkende revisorenvennootschappen voor de financiële ondernemingen;b) de erkende revisorenvennootschappen voor de instellingen voor collectieve belegging;c) de erkende revisorenvennootschappen voor de verzekeringsondernemingen en de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;d) de erkende revisorenvennootschappen voor de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening. De volgende titels mogen enkel worden gevoerd door de volgende vennootschappen : a) « Door de CBFA erkende revisorenvennootschap voor de financiële ondernemingen », de met toepassing van artikel 14 erkende revisorenvennootschappen;b) « Door de CBFA erkende revisorenvennootschap voor de instellingen voor collectieve belegging », de met toepassing van artikel 15 erkende revisorenvennootschappen;c) « Door de CBFA erkende revisorenvennootschap voor de verzekeringsondernemingen en de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening », de met toepassing van artikel 16 erkende revisorenvennootschappen;d) « Door de CBFA erkende revisorenvennootschap voor de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening », de met toepassing van artikel 17 erkende revisorenvennootschappen.
Art. 20.De erkenning van een revisorenvennootschap vervalt hetzij door afstand van de erkenning, hetzij van rechtswege overeenkomstig artikel 14, tweede lid, artikel 15, tweede lid, artikel 16, tweede lid of artikel 17, tweede lid, hetzij door herroeping overeenkomstig dit artikel.
De CBFA herroept de erkenning van een revisorenvennootschap wanneer zij niet langer voldoet aan de erkennings-voorwaarden van, naargelang het geval, artikel 14, eerste lid, 1° en 3°, artikel 15, eerste lid, 1° en 3°, artikel 16, eerste lid, 1° en 3° of artikel 17, eerste lid, 1° en 3°. Artikel 10, tweede tot en met zevende lid is van toepassing. Voor de toepassing van deze bepalingen laat de revisorenvennootschap zich vertegenwoordigen door een erkend revisor die er lid van is.
Art. 21.De erkenning vervalt van rechtswege wanneer de erkende revisorenvennootschap drie jaar lang geen revisoraal mandaat meer heeft uitgeoefend bij een in België gevestigde onderneming van het type waarop haar erkenning betrekking heeft. De CBFA stelt vast dat de erkenning is vervallen en brengt dit ter kennis van de vennootschap met een aangetekende brief, een brief met ontvangstbewijs of bij deurwaardersexploot. Afdeling IV. - Aanstelling van commissarissen of erkende revisoren en
herroeping van hun opdracht
Art. 22.Onverminderd artikel 53, derde lid van de wet van 22 maart 1993, artikel 99, derde lid van de wet van 6 april 1995, de artikelen 86, derde lid en 193, derde lid van de wet van 20 juli 2004 en artikel 29 van het koninklijk besluit van 26 september 2005, is de voorafgaande instemming van de CBFA vereist voor de aanstelling van een erkend revisor voor het uitoefenen van een revisoraal mandaat. De instemming van de CBFA moet worden verkregen door het bevoegde orgaan van de onderneming alvorens een voorstel tot aanstelling te doen aan de ondernemingsraad en het orgaan dat instaat voor de benoemingen.
Voor het verlenen van de in het eerste lid bedoelde instemming houdt de CBFA inzonderheid rekening met de beschikbaarheid van de kandidaat gelet op zijn andere revisorale opdrachten, met de omvang en de organisatie van zijn kantoor alsook met zijn kennis en beroepservaring gezien de aard, de omvang en de complexiteit van de activiteit van de onderneming waar hij zou worden aangesteld.
Art. 23.Wanneer een erkende revisorenvennootschap een revisoraal mandaat uitoefent, dient zij zich te houden aan de volgende regels : 1° voor de aanstelling van de erkende revisorenvennootschap, alsook voor de door de vennootschap aangestelde vertegenwoordiger en, in voorkomend geval, zijn plaatsvervangend vertegenwoordiger, is de voorafgaande instemming van de CBFA vereist;2° de dienstdoende vertegenwoordiger is ten aanzien van de CBFA persoonlijk verantwoording verschuldigd over de uitvoering van zijn opdracht;3° de erkende revisorenvennootschap kan de aanstelling van haar vertegenwoordiger of plaatsvervangend vertegenwoordiger slechts beëindigen na de voorafgaande instemming van de CBFA te hebben verkregen;de eventuele vervanging van de vertegenwoordiger geschiedt volgens de in het 1° vermelde aanstellingsregels.
Artikel 22, tweede lid is van toepassing.
Art. 24.De CBFA wordt door de financiële onderneming, de instelling voor collectieve belegging, de verzekeringsonderneming of de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening enerzijds geïnformeerd over de bezoldiging van de functie van commissaris of revisor, alsook over wijzigingen in die bezoldiging en, anderzijds, over de bezoldiging van uitzonderlijke werkzaamheden en van bijzondere opdrachten in de zin van artikel 134, § 2 van het Wetboek van vennootschappen, die binnen de onderneming worden verricht.
Art. 25.De CBFA kan haar instemming als bedoeld in de artikelen 22 en 23 steeds herroepen bij beslissing gemotiveerd door overwegingen die verband houden met het statuut of de uitoefening van de opdracht van erkend revisor of erkende revisorenvennootschap, zoals inzonderheid het gebrek aan beschikbaarheid door het uitvoeren van andere controleopdrachten, de niet aangepaste organisatie van het kantoor of de ontoereikende kennis of beroepservaring gelet op de aard, de omvang en de complexiteit van de activiteit van de onderneming waar het revisoraal mandaat wordt uitgeoefend.
Art. 26.De CBFA brengt de erkend revisor of erkende revisorenvennootschap onmiddellijk op de hoogte van de mededelingen die zij aan het Instituut der Bedrijfsrevisoren richt ingeval zij haar instemming als bedoeld in de artikelen 22 en 23 herroept, ingeval zij de erkenning als bedoeld in de artikelen 10 en 20 herroept en ingeval zij, met het oog op een tuchtonderzoek, bepaalde praktijken of tekortkomingen van de erkend revisor ter kennis brengt van het Instituut. Afdeling V. - Overgangsbepaling
Art. 27.De erkenning als door de CBFA erkend revisor of erkende revisorenvennootschap voor, respectievelijk, de financiële ondernemingen en de instellingen voor collectieve belegging, wordt van rechtswege verleend aan de bedrijfsrevisoren en de revisorenvennootschappen die, op de datum van inwerkingtreding van het onderhavige reglement, zijn erkend voor, respectievelijk, de financiële ondernemingen en de instellingen voor collectieve belegging met toepassing van het reglement van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van 26 november 2002 betreffende de erkenning van revisoren en revisorenvennootschappen bij kredietinstellingen, financiële holdings, beursvennootschappen en instellingen voor collectieve belegging.
De erkenning als erkend revisor of erkende revisorenvennootschap voor de verzekeringsondernemingen en de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, wordt van rechtswege verleend aan de revisoren en de revisorenvennootschappen die, op de datum van inwerkingtreding van het onderhavige reglement, zijn erkend met toepassing van verordening nr. 11 van de Controledienst voor de Verzekeringen. Afdeling VI. - Slotbepalingen, opheffingsbepalingen en
inwerkingtreding
Art. 28.Voor de toepassing van dit reglement wordt onder het begrip instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 1, 2° van dit reglement, tevens de instellingen voor collectieve belegging verstaan als bedoeld in de artikelen 233 tot 236 van de wet van 20 juli 2004 zolang die onderworpen blijven aan de toepassing van deze bepalingen van de wet van 20 juli 2004.
Art. 29.Voor de erkende revisoren en de erkende revisorenvennootschappen als bedoeld in artikel 27, vangt de termijn van drie jaar als bedoeld in de artikelen 9, 1° en 21 van dit reglement aan, hetzij op de dag dat de erkenning wordt verleend conform, naargelang het geval, het reglement van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van 26 november 2002 betreffende de erkenning van revisoren en revisorenvennootschappen bij kredietinstellingen, financiële holdings, beursvennootschappen en instellingen voor collectieve belegging of de verordening nr. 11 van de Controledienst voor de Verzekeringen, hetzij op de einddatum van het laatste revisorale mandaat.
De erkenning van de revisoren en de revisorenvennootschappen als bedoeld in artikel 27, tweede lid, die op het ogenblik van de inwerkingtreding van het onderhavige reglement sinds drie jaar geen revisoraal mandaat hebben uitgeoefend bij een onderneming als bedoeld in artikel 1, 3° of 4°, maar die in de loop van die periode geregeld en op continue wijze hebben deelgenomen aan de uitoefening van een revisoraal mandaat van een andere erkend commissaris bij ondernemingen als bedoeld in artikel 1, 3° of 4°, vervalt van rechtswege, in afwijking van de artikelen 9, 1° en 21, indien deze revisoren of revisorenvennootschappen na afloop van een termijn van één jaar te rekenen van de inwerkingtreding van het onderhavige reglement, geen revisoraal mandaat uitoefenen in een onderneming als bedoeld in artikel 1, 3° of 4°.
Art. 30.Het reglement van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van 26 november 2002 betreffende de erkenning van revisoren en revisorenvennootschappen bij kredietinstellingen, financiële holdings, beursvennootschappen en instellingen voor collectieve belegging wordt opgeheven.
De verordening nr. 11 van de Controledienst voor de Verzekeringen van 21 juni 1999 met betrekking tot de toelating van de erkende commissarissen wordt opgeheven, met uitzondering van haar artikel 24 en, ten behoeve van de toepassing van dit artikel 24, met uitzondering van haar artikelen 3, § 2, tweede lid, 10, 11 en 12.
Art. 31.Dit reglement treedt in werking de dag waarop het ministerieel besluit tot goedkeuring ervan, in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 21 februari 2006.
De Voorzitter, E. WYMEERSCH