Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 08 januari 2010
gepubliceerd op 10 februari 2010

Ministerieel besluit van houdende goedkeuring van de reglementen van de Nationale Bank van België

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2010003064
pub.
10/02/2010
prom.
08/01/2010
ELI
eli/besluit/2010/01/08/2010003064/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 JANUARI 2010. - Ministerieel besluit van houdende goedkeuring van de reglementen van de Nationale Bank van België


De Minister van Financiën, Gelet op de wet van 28 februari 2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans, van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen, inzonderheid op artikel 3 gewijzigd bij de wet van 1 mei 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 februari 2007 met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans, van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België, inzonderheid op de artikelen 1, 3, 5, 7, 9, 11, 13, 15 en 17;

Gelet op de beslissingen van het Directiecomité van de Nationale Bank van België van 22 december 2009 die met haar reglementen "A" tot "G" de wijze van toepassing vastlegt van het verzamelen van de informatie dienstig voor het opstellen van de betalingsbalans en van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België;

Overwegende dat het noodzakelijk is om voor de Nationale Bank van België de mogelijkheid te voorzien om afwijkende regelingen te treffen met als enig doel de wijze van toepassing van de bij reglement voorziene verplichtingen te verlichten of de bepalingen ervan te vereenvoudigen, Besluit :

Artikel 1.Wordt goedgekeurd het reglement « A » betreffende de statistische verplichtingen van de ingezeten kredietinstellingen aangaande de betalingsbalans genomen door het Directiecomité van de Nationale Bank van België op 22 december 2009 en waarvan de tekst opgenomen is als bijlage 1.

Art. 2.Wordt goedgekeurd het reglement « B » betreffende de enquêtes over de buitenlandse dienstentransacties van de ingezetenen andere dan de kredietinstellingen genomen door het Directiecomité van de Nationale Bank van België op 22 december 2009 en waarvan de tekst opgenomen is als bijlage 2.

Art. 3.Wordt goedgekeurd het reglement « C » betreffende enquêtes over de buitenlandse goederentransacties genomen door het Directiecomité van de Nationale Bank van België op 22 december 2009 en waarvan de tekst opgenomen is als bijlage 3.

Art. 4.Wordt goedgekeurd het reglement « D » betreffende de enquête naar de grensoverschrijdende betalingen uitgevoerd met een betaalkaart genomen door het Directiecomité van de Nationale Bank van België op 22 december 2009 en waarvan de tekst opgenomen is als bijlage 4.

Art. 5.Wordt goedgekeurd het reglement « E » betreffende de enquêtes over de directe investeringen met het buitenland van de andere ingezeten rechtspersonen dan de kredietinstellingen genomen door het Directiecomité van de Nationale Bank van België op 22 december 2009 en waarvan de tekst opgenomen is als bijlage 5.

Art. 6.Wordt goedgekeurd het reglement « F » betreffende de enquêtes over de investeringen tussen ingezetenen andere dan de kredietinstellingen en niet-verwante niet-ingezetenen, met uitzondering van deze in roerende waarden genomen door het Directiecomité van de Nationale Bank van België op 22 december 2009 en waarvan de tekst opgenomen is als bijlage 6.

Art. 7.Wordt goedgekeurd het reglement « G » betreffende de enquêtes over de tegoeden en de verbintenissen in roerende waarden van ingezeten rechtspersonen andere dan de kredietinstellingen genomen door het Directiecomité van de Nationale Bank van België op 22 december 2009 en waarvan de tekst opgenomen is als bijlage 7.

Art. 8.De Nationale Bank van België mag gehele of gedeeltelijke vrijstellingen verlenen voor de verplichtingen die voortvloeien uit haar reglementen. Zij bepaalt hiertoe het toepassingsgebied, de voorwaarden alsook de wijze van toepassing ervan.

De Nationale Bank van België kan eveneens versoepelingsmaatregelen voorzien in de vorm van een verlaging van de frequentie van de georganiseerde enquêtes of van een verhoging van het bedrag van de in de reglementen vermelde drempels.

Art. 9.Het ministerieel besluit van 6 juni 2002 houdende goedkeuring van de reglementen van de Nationale Bank van België wordt opgeheven.

Brussel, 8 januari 2010.

D. REYNDERS

Bijlage 1 bij het ministerieel besluit van 8 januari 2010 Reglement « A » van de Nationale Bank van België betreffende de statistische verplichtingen van de ingezeten kredietinstellingen aangaande de betalingsbalans Het Directiecomité van de Nationale Bank van België, Gelet op de wet van 28 februari 2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans, van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen, inzonderheid op artikel 3 gewijzigd bij de wet van 1 mei 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 februari 2007 met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans, van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België;

Overwegende dat artikel 2 van voornoemd koninklijk besluit bepaalt dat de ingezetenen de Nationale Bank van België in kennis dienen te stellen van al hun professionele buitenlandse transacties;

Overwegende dat artikel 4 van datzelfde koninklijk besluit bepaalt dat de Nationale Bank van België van de ingezeten kredietinstellingen vordert dat ze haar informatie overmaken betreffende de betalingen die ze naar het buitenland verrichten of die ze uit het buitenland ontvangen in opdracht of ten gunste van een ingezeten rechtspersoon of van een ingezeten natuurlijke persoon bij de uitoefening van een handelsactiviteit of een vrij beroep;

Overwegende dat artikel 12 van datzelfde koninklijk besluit bepaalt dat de Nationale Bank van België van de ingezeten rechtspersonen vordert dat ze haar informatie overmaken inzake hun directe investeringen met het buitenland, alsook informatie aangaande de directe investeringen die ze vanwege niet-ingezetenen genieten;

Overwegende dat artikel 16 van datzelfde koninklijk besluit bepaalt dat de Nationale Bank van België van de ingezeten rechtspersonen vordert dat ze informatie overmaken aangaande hun tegoeden in de vorm van roerende waarden, aangaande hun verbintenissen ten gevolge van de emissie, de levering of de bewaring van roerende waarden alsook aangaande de kenmerken van deze roerende waarden;

Overwegende dat de artikelen 3, 5, 13 en 17 van datzelfde koninklijk besluit voorzien dat de Nationale Bank van België bij reglement de wijze bepaalt waarop deze verplichtingen worden toegepast, Besluit :

Artikel 1.Definities Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : - « ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon die zijn hoofdverblijfplaats in België heeft, hierbij inbegrepen de ambtenaren van een organisatie naar internationaal of Europees recht, gevestigd in België.Elke persoon die in de bevolkingsregisters van een gemeente ingeschreven is, wordt geacht daar zijn hoofdverblijfplaats te hebben; 2° elke natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit die in een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland een zending vervult, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° elke rechtspersoon naar Belgisch publiekrecht en alle diensten daarvan in België, alsook de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen in het buitenland;4° elke rechtspersoon naar Belgisch privaatrecht, voor de activiteiten van zijn maatschappelijke zetel, van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd in België;5° elke rechtspersoon naar buitenlands recht, voor de activiteiten van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd in België;6° elke natuurlijke persoon die, ofschoon hij zijn hoofdverblijfplaats in het buitenland heeft of niet in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente is ingeschreven, op duurzame wijze een onderneming uitbaat in België, en dat voor de activiteiten van die onderneming; - « niet-ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet als een ingezetene mag beschouwd worden;2° elke natuurlijke persoon van buitenlandse nationaliteit die een betrekking uitoefent in een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van zijn land die gevestigd is in België, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° de organisaties naar internationaal of Europees recht die gevestigd zijn in België;4° de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen die in België gevestigd zijn; - « ingezeten kredietinstellingen » : 1° elke in België gevestigde kredietinstelling in de zin van artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, die een monetaire financiële instelling is overeenkomstig artikel 2.1 van de Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen; 2° de Nationale Bank van België;3° de financiële diensten van « De Post »; - « buitenlandse transactie » : 1° elk feit dat vorderingen of schulden tussen een ingezetene en een niet-ingezetene geheel of gedeeltelijk doet ontstaan of tenietdoet;2° elk feit dat de overdracht van een zakelijk recht tussen een ingezetene en een niet-ingezetene veroorzaakt; - « professionele buitenlandse transactie » : 1° elke buitenlandse transactie van ingezeten natuurlijke personen in de uitoefening van een handelsactiviteit of van een vrij beroep;2° elke buitenlandse transactie van ingezeten rechtspersonen; - « professionele buitenlandse betaling » : elke overdracht van fondsen op rekening tussen een België en het buitenland in opdracht van een ingezeten rechtspersoon of een ingezeten natuurlijke persoon in de uitoefening van een handelsactiviteit of van een vrij beroep en ten gunste van een niet-ingezetene of omgekeerd; - « aard van de buitenlandse transactie » : de economische aard van een buitenlandse transactie volgens de categorieën bepaald in de lijst als bijlage bij het reglement; - « land van de niet-ingezeten tegenpartij » : 1° het land van verblijf van de niet-ingezeten medecontractant voor de buitenlandse transacties voortvloeiend uit de uitvoering van een contract;2° het land waar de directe investering zich bevindt voor de buitenlandse transacties betreffende directe investeringen in het buitenland;3° het land van verblijf van de niet-ingezetene die verbonden is in een transactie met de ingezetene voor de andere buitenlandse transacties; - « directe-investeringsrelatie » : elke band tussen een rechtspersoon of een natuurlijke persoon en een onderneming, die deze rechtspersoon of natuurlijke persoon - « de directe investeerder » - in staat stelt een significante invloed uit te oefenen op het bestuur van de bedoelde onderneming - « de onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd » - en die getuigt van een duurzaam belang van de directe investeerder in die onderneming.

Deze band kan al dan niet tot stand komen door tussenkomst van andere rechtspersonen of natuurlijke personen waarmee een gelijkwaardige band bestaat.

Er bestaat een vermoeden van directe-investeringsrelatie wanneer een directe investeerder op directe of indirecte wijze een deelneming van minimaal tien procent aanhoudt in het kapitaal van de onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd; - « directe-investeringsrelatie met het buitenland » : elke directe-investeringsrelatie tussen een ingezetene directe investeerder en een onderneming gevestigd in het buitenland of tussen een niet-ingezetene directe investeerder en een onderneming gevestigd in België; - « directe-investeringstransactie met het buitenland » : 1° elke transactie die tot doel heeft een directe-investeringsrelatie met het buitenland te doen ontstaan;2° elke transactie waardoor een directe investeerder middelen ter beschikking stelt of terugtrekt, ontvangt van of terugbetaald aan een onderneming waarmee hij een directe-investeringsrelatie met het buitenland heeft; - « directe investering met het buitenland » : 1° het geheel van de middelen die een directe investeerder op een gegeven ogenblik via directe-investeringstransacties met het buitenland ter beschikking stelt van ondernemingen waarmee hij een directe-investeringsrelatie;2° elk in het buitenland gelegen onroerend goed of deel daarvan dat eigendom van een ingezetene is, alsmede elk in België gelegen onroerend goed, of deel daarvan, dat eigendom van een niet-ingezetene is heeft; - « directe-investeerder » : elke openbare of privéonderneming met of zonder rechtspersoonlijkheid, elke groep van onderling verbonden ondernemingen met of zonder rechtspersoonlijkheid, elke regering, elke natuurlijke persoon of groep van onderling verbonden natuurlijke personen die een directe-investeringsonderneming bezit die actief is in een ander land dan het (de) land(en) van verblijf van de directe investeerder(s); - « onderneming die het voorwerp is van de directe investering » : elke onderneming waarvan een directe investeerder minstens tien procent van de gewone aandelen of stemrechten bezit - ingeval van een dochtermaatschappij of verbonden onderneming - of het equivalent als het een bijkantoor betreft of een bedrijfszetel of elke onderneming waarin een directe investeerder een inmengingsrecht in de beslissings- en bestuursprocessen uitoefent; - « inmengingsrecht » : het recht van elke rechts- of natuurlijke persoon of elke groep van rechts- of natuurlijke personen om zich te mengen in de beslissings- en bestuursprocessen van een onderneming. - « verbonden onderneming » : elke onderneming die met een derde natuurlijke persoon of rechtspersoon een directe-investeringsrelatie onderhoudt, en dit ofwel als directe investeerder dan wel als onderneming die het voorwerp is van de directe investering. Moeten bovendien als onderling verbonden beschouwd worden, de ondernemingen die met een zelfde derde natuurlijke persoon of rechtspersoon een directe-investeringsrelatie onderhouden als onderneming die het voorwerp is van de directe investering (« zustermaatschappij »); - « groep van ondernemingen » : het geheel van de ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door directe investeringsbanden. De groep mag een nationale dimensie hebben indien ze uitsluitend is samengesteld uit ingezeten ondernemingen, of een internationale dimensie indien één of meerdere verbonden ondernemingen niet-ingezeten zijn. De niet-ingezeten investeerders die natuurlijke personen zijn moeten eveneens worden opgenomen in de definitie van de groep; - « onderneming van de groep » : elke onderneming die tot de groep behoort, ongeacht de aard van haar activiteit (niet-financiële onderneming, kredietinstelling...);

Art. 2.Ingerichte enquêtes Om de informatie te verzamelen die de ingezeten kredietinstellingen aan de Nationale Bank van België dienen te verstrekken, worden periodiek de volgende enquêtes ingericht : a) enquête met betrekking tot de buitenlandse transacties die door de ingezeten kredietinstellingen voor eigen rekening verricht zijn;b) enquête over de ingezeten klanten van ingezeten kredietinstellingen die professionele buitenlandse betalingen verrichten;c) enquête over de roerende waarden;d) enquête over de structuur van de groep;e) enquête over de uitstaande bedragen van de directe investeringen;f) enquête over de resultaten van de directe investeringen;g) enquête over de structuur en de activiteit van buitenlandse filialen.

Art. 3.Categorie van aangifteplichtige ingezetenen en frequenties van aangifte Alle ingezeten kredietinstellingen beantwoorden : - maandelijks de enquêtes vermeld in punten a), b), en c) van artikel 2; - jaarlijks de enquêtes vermeld in punten d), e), f) en g) van artikel 2.

Art. 4.Enquête met betrekking tot de buitenlandse transacties die door de ingezeten kredietinstellingen voor eigen rekening verricht zijn § 1. Voor alle buitenlandse transacties die zij voor eigen rekening verrichten en waarvan de aard wordt vermeld in de lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties opgenomen in bijlage 1, delen de ingezeten kredietinstellingen de volgende informatie mee : - het inkomende of uitgaande karakter; - de waarde van de transactie en de munt waarin die is uitgedrukt; - de code van de lijst van de economische aard; - het land van de niet-ingezeten tegenpartij. § 2. De transacties met een aard die volgens de definitie specifiek gekoppeld is aan de rol van financieel tussenpersoon die wordt uitgeoefend door de ingezeten kredietinstellingen moeten vanaf de eerste munteenheid worden gerapporteerd.

De andere transacties moeten maar worden gerapporteerd als hun individuele waarde hoger is dan 12.500 EUR of de tegenwaarde in een andere munt. § 3. Voor de transacties waarvan de aard als een dienst wordt gedefinieerd, hebben de ingezeten kredietinstellingen de mogelijkheid om de te rapporteren waarden uit te drukken in de munt van hun keuze; voor de andere transacties is het altijd aangewezen om de waarden uit te drukken in de transactiemunt. § 4. De ingezeten kredietinstellingen mogen de transacties van eenzelfde periode waarvoor alle vereiste gegevens, behoudens de waarde, dezelfde zijn, samenvoegen.

In dat geval moeten de ingezeten kredietinstellingen op elk ogenblik in staat zijn de aldus samengevoegde transacties te individualiseren. § 5. De informatie moet uiterlijk de vijftiende werkdag na het einde van de betrokken maand overgemaakt worden aan de Nationale Bank van België.

De Nationale Bank van België geeft aan de ingezeten kredietinstellingen de richtlijnen aangaande het juiste gebruik van de codes uit de lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties en van de voorgeschreven afkortingen voor de aanduiding van de valuta's en de landen.

Art. 5.Lijst van de ingezeten klanten die professionele buitenlandse betalingen verrichten § 1. Voor alle professionele buitenlandse betalingen van een individueel bedrag dat hoger is dan 12.500 EUR of de tegenwaarde in een andere munt die zij verrichten, delen de ingezeten kredietinstellingen het ondernemingsnummer van hun klant mee.

Deze informatie wordt vergezeld van het aantal betalingen met het buitenland, alle munten door elkaar, die werden verricht voor rekening van de betrokken ingezeten klant in de loop van de aangifteperiode, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de betalingen naar het buitenland en de betalingen ontvangen uit het buitenland. § 2. De informatie moet uiterlijk de twintigste werkdag na het einde van de betrokken maand overgemaakt worden aan de Nationale Bank van België.

Art. 6.Enquête over de roerende waarden § 1. De roerende waarden waarvoor de ingezeten kredietinstellingen de informatie vermeld in § 2 dient mee te delen zijn alle overdraagbare financiële schuldvorderingen : - van ingezeten of niet-ingezeten emittenten, aangehouden « à la hausse » of « à la baisse » voor eigen rekening, ongeacht of dit gebeurt in het kader van een effectenportefeuille of in het kader van een participatie; - uitgegeven door de ingezeten kredietinstelling zelf; - van ingezeten emittenten bewaard voor rekening van hun ingezeten en niet-ingezeten clientèle; - van niet-ingezeten emittenten bewaard voor rekening van hun ingezeten clientèle. § 2. Voor alle in § 1 bedoelde roerende waarden delen de ingezeten kredietinstellingen de volgende gegevens mee : - het type van roerende waarde; - het nummer van de boekhoudpost waaronder ze is opgenomen; - de identificatiecode van de roerende waarde en het gebruikte identificatiesysteem; - de benaming van de roerende waarde; - de bedragen in nominale waarde of in aantal, in boekwaarde en in marktwaarde; - het percentage van de stemrechten verbonden aan de aangehouden aandelen en deelbewijzen; - de valuta; - de nominale waarden voor de schuldbewijzen; - de boekhoudwaarde; - de marktwaarde; - de beste schatting van het percentage uitgegeven effecten die door niet-ingezetenen worden aangehouden. § 3. Het type van roerende waarde wordt aangeduid door uit de lijst in § 5 de tabel te kiezen die moet worden ingevuld om de andere gegevens mee te delen. § 4. Om de roerende waarde te identificeren, dient bij voorkeur de ISIN-code (« International Securities Identification Number ») te worden gebruikt.

Wanneer er geen ISIN-code aan de roerende waarde is toegewezen, wordt deze geïdentificeerd aan de hand van de code die ervoor gebruikt wordt in een van de volgende identificatiesystemen : - COMMON : gemeenschappelijke code voor Euroclear Bank en Clearstream Bank; - SVM - SRW : voormalige Belgische standaard voor de in België uitgegeven effecten; - SEDOL 1 : « Stock Exchange Daily Official List » is een code voor de identificatie van effecten in het Verenigd Koninkrijk en Ierland; - SEDOL 2 : « Stock Exchange Daily Official List » is een code voor de identificatie van effecten in het Verenigd Koninkrijk en Ierland; - CUSIP : gebruikt door « US finance industry » voor de effecten, uitgegeven of verhandeld in de Verenigde Staten van Amerika en Canada; - CINS : « Cusip International Numbering System » wordt gebruikt door de « US-finance industry » voor effecten, uitgegeven of verhandeld buiten de Verenigde Staten van Amerika en Canada; - BLO : codificatie Bloomberg, New York; - ISM : codificatie van de International Securities Market Association « ISMA », Londen; - RIC : Reuters Identification Code, Londen; - TK : Telekurs, een Zwitserse standaard; - SIS : « Securities information system », een Belgische standaard; - WKN : « Wertpapierkennnummer », een Duitse standaard; - SVN : « Valorennummer », een Zwitserse standaard.

Wanneer zulke identificatiecodes voor de roerende waarde niet bestaan, omvat de mee te delen informatie bovendien alle andere elementen die de Nationale Bank van België in staat stellen een identificatiecode toe te kennen om de informatie te verwerken. § 5. De in § 2 vermelde gegevens moeten worden opgenomen : a) wanneer zij betrekking hebben op de hausseposities van de kredietinstelling : in de volgende reeks tabellen van het periodieke informatieschema betreffende hun financiële positie dat de kredietinstellingen dienen mee te delen aan de Nationale Bank van België en de de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (« schema A ») : - tabel 03.90 : te plaatsen vastrentende effecten en waardepapier; - tabel 03.91 : te plaatsen aandelen en andere niet-vastrentende effecten : - tabel 03.92 : te realiseren kortlopend waardepapier; - tabel 03.93 : beleggingen in kortlopend waardepapier; - tabel 03.94 : te realiseren vastrentende effecten; - tabel 03.95 : te realiseren aandelen en andere niet-vastrentende effecten; - tabel 03.96 : beleggingen in vastrentende effecten; - tabel 03.97 : beleggingen in aandelen en andere niet-vastrentende effecten; - tabel 03.98 : deelnemingen en aandelen die behoren tot de financiële vaste activa; - tabel 03.99 : andere financiële vaste activa dan deelnemingen en aandelen; b) wanneer zij betrekking hebben op de baisseposities van de kredietinstelling : in de volgende tabellen waarvan de inhoud in bijlage 2 opgenomen is : - tabel 04.90 : baissepositie in schuldbewijzen op ten hoogste één jaar; - tabel 04.91 : baissepositie in schuldbewijzen op meer dan één jaar; - tabel 04.92 : baissepositie in aandelen en gelijkgestelde effecten; c) wanneer zij betrekking hebben op de emissies van roerende waarden door de kredietinstelling : in de volgende tabellen waarvan de inhoud in bijlage 3 opgenomen is : - tabel 04.93 : schuldbewijzen op ten hoogste één jaar uitgegeven door de kredietinstelling; - tabel 04.94 : schuldbewijzen op meer dan één jaar uitgegeven door de kredietinstelling; - tabel 04.95 : aandelen en gelijkgestelde effecten uitgegeven door de kredietinstelling; d) wanneer zij betrekking hebben op de bewaring van roerende waarden door de kredietinstelling : in de volgende tabellen waarvan de inhoud in bijlage 4 opgenomen is : - tabel 05.90 : schuldbewijzen op ten hoogste één jaar toevertrouwd aan de kredietinstelling; - tabel 05.91 : schuldbewijzen op meer dan één jaar toevertrouwd aan de kredietinstelling; - tabel 05.92 : aandelen en gelijkgestelde effecten toevertrouwd aan de kredietinstelling. § 6. De door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen voorziene termijnen voor de gegevensoverdracht moeten worden nageleefd voor alle in § 5 vermelde tabellen.

Art. 7.Enquête over de structuur van de groep § 1. Voor alle ondernemingen waarmee een relatie van directe investering bestaat en voor al hun niet-ingezeten directe investeerders die niet zijn opgericht in de vorm van een onderneming, dienen de ingezeten kredietinstellingen de volgende informatie mee te delen : - de benaming; - het land van vestiging; - het bestaan van een inmengingsrecht; - het bestaan van een beursnotering; - de datum van het einde van het boekhoudjaar; - de activiteitssector; - het deelnemingspercentage met alle andere ondernemingen van de groep.

Indien dat het geval zou zijn duiden de ingezeten kredietinstellingen eveneens aan welke directe investeerder rechtstreeks of onrechtstreeks meer dan vijftig procent van hun gewone aandelen of stemrechten bezit. § 2. De antwoorden op de enquête moeten uiterlijk de vijftiende werkdag na de aangifteperiode overgemaakt worden aan de Nationale Bank van België.

Art. 8.Enquête over de uitstaande bedragen van de directe investeringen § 1. De ingezeten kredietinstellingen delen de waarden mee, uitgesplitst per munt en per niet-ingezeten onderneming die het voorwerp is van de directe investering, per niet-ingezeten directe investeerder of per andere niet-ingezeten onderneming van de groep, van de aan het einde van de aangifteperiode uitstaande bedragen van : - leningen, ontleningen en deposito's op korte en lange termijn waarvan de tegenpartij een niet-ingezeten onderneming van de groep is; - schuldbewijzen waarvan de tegenpartij een niet-ingezeten onderneming van de groep is.

De ingezeten kredietinstellingen delen eveneens, voor alle niet-ingezeten ondernemingen waarin zij een directe of indirecte deelneming bezitten, de waarden mee, uitgesplitst per niet-ingezeten onderneming, van de uitstaande bedragen aan eigen vermogen van deze niet-ingezeten ondernemingen aan het einde van de aangifteperiode.

Deze waarden moeten worden uitgedrukt in de munt van de boekhouding van de betrokken niet-ingezeten onderneming.

De ingezeten kredietinstellingen delen eveneens, voor alle niet-ingezeten ondernemingen waarin ze een directe deelneming bezitten, de waarden mee, uitgesplitst per niet-ingezeten onderneming, van het eigen vermogen van deze niet-ingezeten ondernemingen aan het einde van de aangifteperiode. Deze waarden moeten worden uitgedrukt in de munt van de boekhouding van de betrokken niet-ingezeten onderneming.

De ingezeten kredietinstellingen melden bovendien de waarden mee uitgesplitst per bestanddeel van hun eigen vermogen op het einde van de aangifteperiode, uitgedrukt in de munt van hun boekhouding. § 2. De antwoorden op de enquête moeten uiterlijk op 31 mei van het jaar volgend op het jaar van aangifte overgemaakt worden aan de Nationale Bank van België.

Art. 9.Enquête over de resultaten van de directe investeringen § 1. De ingezeten kredietinstellingen delen de waarden mee, aan het einde van hun boekjaar, van hun resultaten en de bestemming ervan, uitgedrukt in de munt van hun boekhouding.

De ingezeten kredietinstellingen delen voor alle niet-ingezeten ondernemingen waarin zij direct of indirect een deelneming bezitten eveneens de waarden mee, aan het einde van het boekjaar, van de resultaten van deze niet-ingezeten ondernemingen en de bestemming ervan.

Deze waarden dienen uitgesplitst te worden per niet-ingezeten onderneming en moeten worden uitgedrukt in de munt van de boekhouding van de betrokken niet-ingezeten onderneming. § 2. De antwoorden op de enquête moeten uiterlijk op 31 mei van het jaar volgend op het jaar van aangifte overgemaakt worden aan de Nationale Bank van België.

Art. 10.Enquête over de structuur en de activiteit van buitenlandse filialen § 1. Voor alle niet-ingezeten ondernemingen waarin zij een directe of indirecte deelneming aanhouden, delen de ingezeten kredietinstellingen de waarden mee op het einde van de aangifteperiode, uitgesplitst per niet-ingezeten onderneming en, indien nodig, per munt : - van de goederen en diensten die in de loop van de aangifteperiode werden aangekocht bij de niet-ingezeten onderneming; - van de goederen en diensten die in de loop van de aangifteperiode werden verkocht aan de niet-ingezeten onderneming; - van de omzet, of van het boekhoudkundige gegeven dat overeenstemt met het totaal aan verkopen en diensten van de niet-ingezeten onderneming.

Voor elk van dezelfde niet-ingezeten ondernemingen delen de ingezeten kredietinstellingen eveneens het aantal personen mee dat door deze ondernemingen tewerkgesteld wordt, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen voltijds en deeltijds personeel. § 2. De antwoorden op de enquête moeten uiterlijk op 31 mei van het jaar volgend op het jaar van aangifte overgemaakt worden aan de Nationale Bank van België.

Art. 11.Wijze van bezorgen van de informatie Alle gegevens moeten elektronisch worden overgemaakt met behulp van de toepassing die de Nationale Bank van België heeft geïnstalleerd om statistische of prudentiële gegevens beveiligd te verzenden.

Art. 12.Bewaringstermijn van de gegevens De ingezeten kredietinstellingen bewaren de gegevens waarop ze zich hebben gebaseerd voor het verstrekken van de vereiste informatie aan de Nationale Bank van België gedurende een periode van vierentwintig maanden. Die termijn gaat in vanaf de datum waarop de antwoorden op de enquêtes aan de Nationale Bank van België worden bezorgd.

Brussel, 22 december 2009.

L. COENE, Vice-gouverneur.

G. QUADEN, Gouverneur.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 8 januari 2010.

De Minister van Financiën, D. REYNDERS

Reglement « A » - Bijlage 1 LIJST VAN DE ECONOMISCHE AARD VAN DE BUITENLANDSE TRANSACTIES TE RAPPORTEREN DOOR DE KREDIETINSTELLINGEN (*) Transacties met een aard die volgens de definitie specifiek gekoppel is aan de rol van financieel tussenpersoon - te rapporteren vanaf de eerste munteenheid

Code

Rubriek

DIENSTEN


130 (*)

Commissies en makelaarsdiensten voor financiële bemiddeling en beheer en voor transacties op de termijnmarkten

142

Postdiensten

143

Koerierdiensten

144

Telecommunicatiediensten

153

Werken uitgevoerd op een werf in het buitenland door een niet-ingezeten aannemer

154

Werken uitgevoerd op een werf in België door een niet-ingezeten aannemer, de uitvoeringstermijn is ten hoogste één jaar

155

Werken uigevoerd op een werf in België door een niet-ingezeten aannemer, de uitvoeringstermijn is meer dan één jaar

160

Ontwikkeling, beheer en training m.b.t. hardware, software en gegevensverwerking

161

Onderhoud en herstelling m.b.t. hardware, software en gegevensverwerking

163

Informatiediensten

171

Juridische diensten

172

Audit, boekhouding en advies inzake fiscaliteit

173

Zakelijk en managementadvies, public relations

175

Operationele leasing en huur van roerende goederen andere dan hardware

176

Operationele leasing en huur van hardware

180

Premies voor algemene verzekeringen

185

Vergoedingen en schadeloosstellingen betreffende alle overige verzekeringen

192

Diensten en werkingskosten met niet-ingezeten verbonden ondernemingen

193

Architecten- en ingenieursdiensten en andere technische diensten

194

Reclame, marktonderzoek en opiniepeilingen

197

Franchises en soortgelijke rechten voor het gebruik van geregistreerde handelsmerken

198

Royalty's en licentierechten voor het gebruik van brevetten, fabricagevergunningen en fabricageprocédés

199

Totale waarde van de overige diensten

205

Kosten voor deelname aan seminaries en symposia

INKOMSTEN EN OVERDRACHTEN

210

Bezoldigingen van niet-ingezeten personeelsleden inclusief de bijdragen voor de sociale zekerheid en voor de pensioenfondsen

275

Financiële leasing van hardware

276

Financiële leasing van roerende goederen andere dan vervoermiddelen en hardware

325

Operationele leasing en huur van onroerende goederen met niet-ingezetenen

326

Financiële leasing van onroerende goederen met niet-ingezetenen

397

Verwerving of cessie van eigendomsrechten van niet-financiële immateriële vaste activa

400

Belastingen, douanerechten en boetes betaald aan niet-ingezeten openbare besturen of terugbetaald door deze laatsten

401

Schadevergoedingen voor de opzegging, verbreking of niet-uitvoering van contracten i.m.v. de handel, de industrie of commerciële en financiële dienstprestaties met uitzondering van arbeitscontracten (code 210)

402

Schadevergoedingen wegens de namaak van brevetten, handelsmerken of fabricageprocédés

403

Toelagen, giften en subsidies aan instellingen en verenigingen

DIRECTE INVESTERINGEN

430

Oprichting van niet-ingezeten ondernemingen, kapitaalsverhogingen bij niet-ingezeten verbonden ondernemingen, verhogingen van de werkmiddelen bij niet-ingezeten bijkantoren of gedeeltelijke/totale vermindering van het kapitaal van de niet-ingezeten vebonden onderneming of van de werkmiddelen

431

Deelneming in niet-ingezeten ondernemingen of gedeeltelijke of volledige cessie van eigendomsbewijzen in niet-ingezeten ondernemingen

436

Aan- en verkoop aan niet-ingezetenen van gronden en gebouwen in het buitenland

483

Aankoop door de kredietinstelling van haar eigen aandelen bij een niet-ingezeten aandeelhouder of verkoop door de kredietinstelling van haar eigen aandelen aan een niet-ingezeten aandeelhouder

484

Nieuwe inbrengen in de kredietinstelling door niet-ingezetenen of vermindering van het kapitaal of van de werkmiddelen, van de reserves of van andere posten van het eigen vermogen van de kredietinstelling

486

Aan- en verkoop aan niet-ingezetenen van gronden en gebouwen in belgië

DIVERSEN

500 (*)

Eurobankbiljetten angekocht van of verkocht aan niet-ingezetene tegenpartijen

550

Aan- en verkoop van niet-monetair goud als belegging door kredietinstellingen

645 (*)

Opties met inbegrip van warrants

646 (*)

Futures

647 (*)

Swap-, termijntransacties en aanverwante financiële producten

648 (*)

Overige afgeleide producten


Reglement « A » - Bijlage 2 Inhoud van te gebruiken tabellen voor de gegevensverzameling van de baisseposities van de kredietinstellingen Tabel 04.90 : Baissepositie in schuldbewijzen op ten hoogste één jaar

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de subpost v/d boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatie van de effecten : code

11

Identificatie van de effecten : identificatienummer

15

Identificatie van de effecten : benaming

40

Munt (ISO-4217-code)

50

Nominale waarde (in de betrokken munt)

60

Bedrag (in de betrokken munt) waarvoor de effecten zijn opgenomen in de betrokken subpost van de boekhoudstaat

70

Marktwaarde (in de betrokken munt)

71

Identificatienummer

Tabel 04.91 : Baissepositie in schuldbewijzen op meer dan één jaar

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de subpost v/d boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatie van de effecten : code

11

Identificatie van de effecten : identificatienummer

15

Identificatie van de effecten : benaming

40

Munt (ISO-4217-code)

50

Nominale waarde (in de betrokken munt)

60

Bedrag (in de betrokken munt) waarvoor de effecten zijn opgenomen in de betrokken subpost van de boekhoudstaat

70

Marktwaarde (in de betrokken munt)

71

Identificatienummer

Tabel 04.92 : Baissepositie in aandelen en gelijkgestelde effecten

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de subpost v/d boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatie van de effecten : code

11

Identificatie van de effecten : identificatienummer

15

Identificatie van de effecten : benaming

25

Aantal (in eenheden)

40

Munt (ISO-4217-code)

60

Bedrag (in de betrokken munt) waarvoor de effecten zijn opgenomen in de betrokken subpost van de boekhoudstaat

70

Marktwaarde (in de betrokken munt)

71

Identificatienummer


Reglement « A » - Bijlage 3 Indeling van te gebruiken tabellen voor de gegevensverzameling van door de kredietinstelling uitgegeven roerende waarden Tabel 04.93 : Schuldbewijzen op ten hoogste één jaar uitgegeven door de kredietinstelling

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de subpost v/d boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatie van de effecten : code

11

Identificatie van de effecten : identificatienummer

15

Identificatie van de effecten : benaming

40

Munt (ISO-4217-code)

50

Nominale waarde (in de betrokken munt)

60

Bedrag (in de betrokken munt) waarvoor de effecten zijn opgenomen in de betrokken subpost van de boekhoudstaat

70

Marktwaarde (in de betrokken munt)

71

Identificatienummer

80

%-belang niet-ingezetenen (te vermelden met twee decimalen)

Tabel 04.94 : Schuldbewijzen op meer dan één jaar uitgegeven door de kredietinstelling;

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de subpost v/d boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatie van de effecten : code

11

Identificatie van de effecten : identificatienummer

15

Identificatie van de effecten : benaming

40

Munt (ISO-4217-code)

50

Nominale waarde (in de betrokken munt)

60

Bedrag (in de betrokken munt) waarvoor de effecten zijn opgenomen in de betrokken subpost van de boekhoudstaat

70

Marktwaarde (in de betrokken munt)

71

Identificatienummer

80

%-belang niet-ingezetenen (te vermelden met twee decimalen)

Tabel 04.95 : Aandelen en gelijkgestelde effecten uitgegeven door de kredietinstelling;

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de subpost v/d boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatie van de effecten : code

11

Identificatie van de effecten : identificatienummer

15

Identificatie van de effecten : benaming

25

Aantal (in eenheden)

40

Munt (ISO-4217-code)

60

Bedrag (in de betrokken munt) waarvoor de effecten zijn opgenomen in de betrokken subpost van de boekhoudstaat

70

Marktwaarde (in de betrokken munt)

71

Identificatienummer

80

%-belang niet-ingezetenen (te vermelden met twee decimalen)


Reglement « A » - Bijlage 4 Inhoud van te gebruiken tabellen voor de gegevensverzameling van aan de kredietinstelling toevertrouwde roerende waarden Tabel 05.90 : Schuldbewijzen op ten hoogste één jaar toevertrouwd aan de kredietinstelling

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de subpost v/d boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatie van de effecten : code

11

Identificatie van de effecten : identificatienummer

15

Identificatie van de effecten : benaming

40

Munt (ISO-4217-code)

50

Nominale waarde (in de betrokken munt)

60

Bedrag (in de betrokken munt) waarvoor de effecten zijn opgenomen in de betrokken subpost van de boekhoudstaat

70

Marktwaarde (in de betrokken munt)

71

Identificatienummer

90

Sector

Tabel 05.91 : Schuldbewijzen op meer dan één jaar toevertrouwd aan de kredietinstelling

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de subpost v/d boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatie van de effecten : code

11

Identificatie van de effecten : identificatienummer

15

Identificatie van de effecten : benaming

40

Munt (ISO-4217-code)

50

Nominale waarde (in de betrokken munt)

60

Bedrag (in de betrokken munt) waarvoor de effecten zijn opgenomen in de betrokken subpost van de boekhoudstaat

70

Marktwaarde (in de betrokken munt)

71

Identificatienummer

90

Sector

Tabel 05.92 : Aandelen en gelijkgestelde effecten toevertrouwd aan de kredietinstelling

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de subpost v/d boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatie van de effecten : code

11

Identificatie van de effecten : identificatienummer

15

Identificatie van de effecten : benaming

25

Aantal (in eenheden)

40

Munt (ISO-4217-code)

60

Bedrag (in de betrokken munt) waarvoor de effecten zijn opgenomen in de betrokken subpost van de boekhoudstaat

70

Marktwaarde (in de betrokken munt)

71

Identificatienummer

90

Sector


Bijlage 2 bij het ministerieel belsuit van 8 januari 2010 Reglement « B » van de Nationale Bank van België betreffende de enquêtes over de buitenlandse dienstentransacties van de ingezetenen andere dan de kredietinstellingen Het Directiecomité van de Nationale Bank van België, Gelet op de wet van 28 februari 2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans, van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen, inzonderheid op artikel 3 gewijzigd bij de wet van 1 mei 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 februari 2007 met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans, van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België;

Overwegende dat artikel 2 van voornoemd koninklijk besluit bepaalt dat de ingezetenen de Nationale Bank van België in kennis dienen te stellen van al hun professionele buitenlandse transacties;

Overwegende dat artikel 3 van datzelfde koninklijk besluit voorziet dat de Nationale Bank van België, bij reglement, preciseert op welke wijze de voornoemde verplichtingen worden toegepast, waarbij voor de categorieën van ingezetenen die ze precies definieert, wordt aangegeven of alle ingezetenen of slechts een gedeelte van hen hun informatie moeten verstrekken;

Overwegende dat dit artikel 3 eveneens voorziet dat de Nationale Bank van België preciseert of de ingezetenen die informatie moeten verstrekken, aangeduid worden volgens statistische methodes van steekproeftrekking of aan de hand van drempelvoorwaarden die ze vastlegt, Overwegende dat artikel 3, § 2, tweede lid, van de bovengenoemde wet de Nationale Bank van België ertoe machtigt gebruik te maken van statistische methodes van steekproeftrekking, voor zover die methodes tot gevolg hebben dat alle personen die tot een zelfde categorie behoren, precies dezelfde waarschijnlijkheid hebben om die informatie te moeten verstrekken, Besluit :

Artikel 1.Definities Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : - « ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon die zijn hoofdverblijfplaats in België heeft, hierbij inbegrepen de ambtenaren van een organisatie naar internationaal of Europees recht, gevestigd in België.Elke persoon die in de bevolkingsregisters van een gemeente ingeschreven is, wordt geacht daar zijn hoofdverblijfplaats te hebben; 2° elke natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit die in een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland een zending vervult, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° elke rechtspersoon naar Belgisch publiekrecht en alle diensten daarvan in België, alsook de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen in het buitenland;4° elke rechtspersoon naar Belgisch privaatrecht, voor de activiteiten van zijn maatschappelijke zetel, van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd in België;5° elke rechtspersoon naar buitenlands recht, voor de activiteiten van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd in België;6° elke natuurlijke persoon die, ofschoon hij zijn hoofdverblijfplaats in het buitenland heeft of niet in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente is ingeschreven, op duurzame wijze een onderneming uitbaat in België, en dat voor de activiteiten van die onderneming; - « niet-ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet als een ingezetene mag beschouwd worden;2° elke natuurlijke persoon van buitenlandse nationaliteit die een betrekking uitoefent in een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van zijn land die gevestigd is in België, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° de organisaties naar internationaal of Europees recht die gevestigd zijn in België;4° de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen die in België gevestigd zijn; - « buitenlandse transactie » : 1° elk feit dat vorderingen of schulden tussen een ingezetene en een niet-ingezetene geheel of gedeeltelijk doet ontstaan of tenietdoet;2° elk feit dat de overdracht van een zakelijk recht tussen een ingezetene en een niet-ingezetene veroorzaakt; - « aard van de buitenlandse transactie » : de economische aard van een buitenlandse transactie volgens de categorieën bepaald in de lijst als bijlage bij het reglement; - « land van de niet-ingezeten tegenpartij » : 1° het land van verblijf van de niet-ingezeten medecontractant voor de buitenlandse transacties voortvloeiend uit de uitvoering van een contract;2° het land waar de directe investering zich bevindt voor de buitenlandse transacties betreffende directe investeringen in het buitenland;3° het land van verblijf van de niet-ingezetene die verbonden is in een transactie met de ingezetene voor de andere buitenlandse transacties; - « ingezeten kredietinstelling » : 1° elke in België gevestigde kredietinstelling in de zin van artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, die een monetaire financiële instelling is overeenkomstig artikel 2.1 van de Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector van de monetaire financiële instellingen; 2° de Nationale Bank van België;3° de financiële diensten van « De Post »; - « ingezeten coördinatiecentrum » : elke in België gevestigde rechtspersoon die door de Federale Overheidsdienst Financiën als coördinatiecentrum erkend werd in toepassing van het koninklijk besluit van nr. 187 van 30 december 1982; - « ingezeten verzekeringsonderneming » : elke in België gevestigde onderneming erkend door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in de hoedanigheid van verzekeringsonderneming en opgenomen in de lijst gepubliceerd door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen overeenkomstig het laatste lid van artikel 4 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen; - « ingezeten herverzekeringsonderneming » : elke in België gevestigde onderneming die een herverzekeringsonderneming is in de zin van artikel 91bis, 3° van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen; - « ingezeten instelling voor bedrijfspensioenvoorziening » : elke in België gevestigde rechtspersoon die door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen erkend is als instelling voor bedrijfspensioenvoorziening en opgenomen in de lijst gepubliceerd door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen overeenkomstig artikel 59, tweede lid, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen; - « ingezeten instelling voor belegging » : 1° elke in België gevestigde instelling voor collectieve belegging die onderworpen is aan de bepalingen van deel II, boek II van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;2° elke in België gevestigde rechtspersoon die vastgoedcertificaten uitgeeft in de zin van artikel 5, § 4 van de wet 16 juni 2006 op de openbare aanbiedingen van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt; - « ingezeten beursvennootschap » : elke in België gevestigde onderneming die door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen erkend is als beursvennootschap en opgenomen in de lijst gepubliceerd door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen overeenkomstig artikel 53, tweede lid, a) van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs; - « ingezeten vennootschap voor vermogensbeheer » : elke in België gevestigde onderneming die door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen erkend is als vennootschap voor vermogensbeheer en opgenomen in de lijst gepubliceerd door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen overeenkomstig artikel 53, tweede lid, b) van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs; - « Kruispuntbank van Ondernemingen » : het door de wet van 16 januari 2003 binnen de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie opgericht register; - « Activiteitencode » : de code van de Belgische versie van de NACE-nomenclatuur ("Algemene systematische bedrijfsindeling in de Europese Gemeenschappen") uitgegeven door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en gebruikt door de Kruispuntbank van Ondernemingen om de activiteit van een onderneming te beschrijven; - « Intrastat-aangiften » : de aangiften, aan de Nationale Bank van België, van het goederenverkeer tussen België en de andere lidstaten van de Europese Unie conform Verordening (EEG) nr. 638/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de communautaire statistieken van het goederenverkeer tussen de lidstaten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 3330/91 van de Raad en de nationale wetgeving en reglementering ter zake; - « Extrastat-aangiften » : de aangiften, aan de Administratie der Douane en Accijnzen, van het goederenverkeer tussen België en de landen die geen lid zijn van de Europese Unie conform Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad, en de nationale wetgeving en reglementering ter zake; - « btw-eenheid » : het stelsel geregeld door het koninklijk besluit nr. 55 van 9 maart 2007 met betrekking tot de regeling voor belastingplichtigen die een btw-eenheid vormen; - « buitenlandse activiteitenindicator van uitvoer » : de totale waarde voor één jaar aangegeven in het rooster 47 van de btw-aangifte bedoeld in bijlage II van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde; - « buitenlandse activiteitenindicator van invoer » : de totale waarde voor één jaar aangegeven in de roosters 56 of 87 van de btw-aangifte bedoeld in bijlage II van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde;

Art. 2.Georganiseerde enquêtes Met het oog op het verzamelen van de informatie die de ingezetenen die dienstentransacties met het buitenland verrichten aan de Nationale Bank van België dienen te bezorgen, worden periodiek de volgende enquêtes georganiseerd : 1. enquêtes waarvoor alle ingezetenen van eenzelfde categorie aangifteplichtig zijn : 1.1. referentie-enquête betreffende de activiteiten met het buitenland; 1.2. enquête "coördinatiecentra"; 1.3. enquête "verzekeringsondernemingen"; 1.4. enquête "herverzekeringsondernemingen"; 1.5. enquête "instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening"; 1.6. enquête "instellingen voor belegging"; 1.7. enquête "beursvennootschappen"; 1.8. enquête "vennootschappen voor vermogensbeheer"; 2. enquêtes voor dewelke de aangifteplichtige ingezetenen worden bepaald aan de hand van drempelvoorwaarden : 2.1. enquête "verzekeringstussenpersonen"; 2.2. enquête "touroperators"; 2.3. enquête "audiovisuele media"; 2.4. enquête "alle diensten"; 3. enquêtes waarvoor statistische methoden van steekproeftrekking worden gebruikt om de aangifteplichtige ingezetenen te bepalen : 3.1. enquête "constructie en industriële installatie - bouwondernemingen"; 3.2. enquête "constructie en industriële installatie - bouwheren"; 3.3. enquête "vervoer"; 3.4. enquête "specifieke diensten".

Art. 3.Referentiegegevens § 1. Onder voorbehoud van andersluidende bepalingen in artikel 6, zijn de gegevens die in aanmerking worden genomen voor de bepaling van de aangifteplichtigen deze welke betrekking hebben op het voorlaatste jaar dat voorafgaat aan dat waarvoor informatie ingezameld wordt.

Wanneer het gegevens betreft die in de jaarrekening of de btw-aangiften worden vermeld, worden in aanmerking genomen : - de gegevens uit de recentste jaarrekening die bij de Balanscentrale werd neergelegd op 31 augustus van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor informatie wordt ingezameld; - bij ontstentenis van neergelegde jaarrekening of btw-aangifte of ingeval van laattijdige neerlegging of aangifte, alle gegevens afkomstig van andere nuttige bronnen. § 2. Gebeurtenissen zoals met name een fusie, een overname, een splitsing, een wijziging van rechtsvorm, van wettelijk statuut of van de economische activiteiten van een aangifteplichtige of zijn toetreding tot een btw-eenheid, maken geen einde aan de verplichting om de enquête volledig te beantwoorden.

Ingeval van dergelijke gebeurtenissen wordt elke ingezetene beschouwd als nog steeds behorend tot zijn oorspronkelijke categorie voor de enquêtes die tijdens de drie volgende jaren worden georganiseerd.

Art. 4.Algemene kenmerken van de enquêtes § 1. Voor eenzelfde jaar is iedere ingezetene slechts gehouden tot het invullen van één enkele enquête bedoeld in de punten 6.2. tot 6.16. van artikel 6. § 2. Indien een ingezetene tot meerdere categorieën bedoeld in de punten 6.2 tot 6.16 van artikel 6 behoort, deelt de Nationale Bank van België hem mee voor welke van de bovengenoemde enquêtes hij gehouden is aan te geven. § 3. Wanneer niet alle ingezetenen van eenzelfde categorie hun buitenlandse transacties dienen te notificeren, brengt de Nationale Bank van België de aangifteplichtige ingezetenen ten minste drie maand vóór de aanvang van het jaar waarvoor ze hun transacties dienen te notificeren, daarvan op de hoogte. Zij deelt hen eveneens de frequentie van aangifte mee. § 4. Indien meerdere frequenties van aangifte voorzien zijn voor een enquête waarvoor alle ingezetenen van een bepaalde categorie gehouden zijn aan te geven, deelt de Nationale Bank van België hen de frequentie mee waarmee ze moeten aangeven voor zover het niet om de laagste frequentie gaat.

Art. 5.Specifieke kenmerken van de enquêtes waarvoor statistische methoden van steekproeftrekking gebruikt worden § 1. In functie van hun economisch belang dat met name bepaald wordt door de buitenlandse activiteitenindicator van invoer, de buitenlandse activiteitenindicator van uitvoer of door het zakencijfer, kunnen de ingezetenen onderworpen aan enquêtes waarvoor statistische methoden van steekproeftrekking gebruikt worden, ingedeeld worden in groepen volgens de frequentie waartoe zij gehouden zijn te antwoorden : maandelijks of driemaandelijks.

Binnen deze groepen wordt de methode van de gestratificeerde aselecte steekproeftrekking toegepast : de ingezetenen worden onderverdeeld in categorieën (of strata) onderling exclusief en gezamenlijk exhaustief; en de aangifteplichtige ingezetenen worden vervolgens in elke categorie geselecteerd door een enkelvoudige aselecte steekproeftrekking.

Het aantal onderworpen ingezetenen per categorie wordt bepaald volgens de formule van optimale toewijzing van Neyman, mits de beperking van een maximum aantal aangifteplichtige ingezetenen vastgelegd per enquête door de Nationale Bank van België. § 2. De Nationale Bank van België publiceert op haar website de waarden van de parameters die gebruikt worden om de groepen en categorieën te bepalen van de ingezetenen onderworpen aan elke enquête waarvoor men statistische methoden van steekproeftrekking gebruikt, en dit ten laatste op het moment dat ze de aangifteplichtige ingezetenen op de hoogte brengt van hun plicht om te antwoorden op de enquête.

Art. 6.Categorieën van aangifteplichtige ingezetenen en frequenties van aangifte 6.1. Referentie-enquête over de activiteiten met het buitenland Alle ingezetenen die behoren tot een btw-eenheid zijn ertoe gehouden jaarlijks te antwoorden op de enquête bedoeld in punt 1.1. van artikel 2.

Vermits de mee te delen informatie voor deze enquête te vinden is bij de vertegenwoordiger van de btw-eenheid bedoeld in artikel 1, § 3, van het koninklijk besluit nr. 55 van 9 maart 2007 met betrekking tot de regeling voor belastingplichtigen die een btw-eenheid vormen, wordt het aangeraden deze vertegenwoordiger van de btw-eenheid aan te duiden als mandataris om deze enquête te beantwoorden.

De lastgever blijft desondanks de uiteindelijke verantwoordelijke voor het beantwoorden van de enquête.

Alle ingezetenen bedoeld in de eerste alinea die op deze referentie-enquête niet antwoorden vóór 30 april van het jaar volgend op datgene waarop de gegevens betrekking hebben, zijn automatisch gehouden te antwoorden op de enquête 'alle diensten' bedoeld in punt 2.4. van artikel 2. 6.2. Enquête « coördinatiecentra » Alle ingezeten coördinatiecentra op 1 januari 2004 zijn gehouden maandelijks te antwoorden op de enquête bedoeld in punt 1.2. van artikel 2. 6.3. Enquête « verzekeringsondernemingen » Alle ingezeten verzekeringsondernemingen zijn gehouden te antwoorden op de in punt 1.3. van artikel 2 vermelde enquête.

De ingezeten verzekeringsondernemingen waarvan het totaalbedrag aan geïncasseerde premies voor contracten "leven" en voor contracten "niet-leven" meer dan 100 miljoen EUR bedraagt, beantwoorden de enquête maandelijks.

De andere verzekeringsondernemingen beantwoorden ze driemaandelijks. 6.4. Enquête « herverzekeringsondernemingen » Alle ingezeten herverzekeringsondernemingen zijn gehouden te antwoorden op de in punt 1.4. van artikel 2 vermelde enquête.

De ingezeten herverzekeringsondernemingen waarvan het totaalbedrag aan aangenomen of afgestane premies voor contracten "leven" en voor contracten "niet-leven" meer dan 100 miljoen EUR bedraagt, beantwoorden de enquête maandelijks.

De andere herverzekeringsondernemingen beantwoorden ze driemaandelijks. 6.5. Enquête "instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening" Alle ingezeten instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening zijn verplicht jaarlijks de in punt 1.5. van artikel 2 bedoelde enquête te beantwoorden. 6.6. Enquête « instellingen voor belegging » Alle ingezeten instellingen voor belegging zijn gehouden te antwoorden op de in punt 1.6. van artikel 2 vermelde enquête.

De instellingen voor belegging waarvan de rekenkundige som van de balansposten met betrekking tot roerende waarden, alle compartimenten samen, meer dan 500 miljoen EUR bedraagt, beantwoorden die enquête maandelijks.

De andere ingezeten instellingen voor belegging beantwoorden ze driemaandelijks. 6.7. Enquête « beursvennootschappen » Alle ingezeten beursvennootschappen zijn gehouden jaarlijks te antwoorden op de in punt 1.7. van artikel 2 bedoelde enquête. 6.8. Enquête « vennootschappen voor vermogensbeheer » Alle ingezeten vennootschappen voor vermogensbeheer zijn gehouden te antwoorden op de in punt 1.8. van artikel 2 vermelde enquête.

De vennootschappen voor vermogensbeheer waarvan het zakencijfer meer dan 10 miljoen EUR bedraagt, beantwoorden de enquête maandelijks.

De andere ingezeten vennootschappen voor vermogensbeheer beantwoorden ze jaarlijks. 6.9. Enquête "verzekeringstussenpersonen" De enquête bedoeld in punt 2.1. van artikel 2 heeft betrekking op alle ingezetenen waarvan één der activiteitencodes in de Kruispuntbank van Ondernemingen begint met 67201, 67202 of 67203 in de versie 2003 van de nomenclatuur of met 66210, 66220 of 66290 in de versie 2008 en die een volledig schema van de jaarrekening hebben neergelegd bij de Balanscentrale tijdens één van de drie jaren voorafgaand aan het laatste jaar vóór dat waarvoor de gegevens ingezameld worden, of waarvan het personeelsbestand ten minste 10 eenheden bevatte tijdens één van deze drie jaren.

Onder de voornoemde ingezetenen dienen al diegene die een volledig schema hebben neergelegd bij de Balanscentrale tijdens één van deze drie jaren, maandelijks op deze enquête te antwoorden.

De andere ingezetenen beantwoorden ze driemaandelijks. 6.10. Enquête "touroperators" De enquête bedoeld in punt 2.2. van artikel 2 heeft betrekking op alle ingezetenen waarvan één der activiteitencodes opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen begint met 63301 of 63302 in de versie 2003 van de nomenclatuur of met 79110 of 79120 in de versie 2008, en waarvan het zakencijfer tijdens één van de drie jaren voorafgaand aan het laatste jaar vóór dat waarvoor de gegevens ingezameld worden, groter is dan 10 miljoen EUR volgens de btw-aangifte.

Onder de voornoemde ingezetenen dienen al diegene waarvan het jaarlijks zakencijfer volgens de btw-aangifte groter is dan 20 miljoen EUR maandelijks te antwoorden op de enquête.

De andere ingezetenen beantwoorden ze driemaandelijks. 6.11. Enquête « audiovisuele media » De enquête bedoeld in punt 2.3. van artikel 2 heeft betrekking op alle ingezetenen waarvan één der codes opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen begint met 921, 922, 9231, 9232 in de versie 2003 van de nomenclatuur of met 59 of 60 in de versie 2008 en waarvan de buitenlandse activiteitenindicator van uitvoer (rooster 47 van de btw-aangifte) tijdens één van de drie jaren voorafgaand aan het laatste jaar vóór datgene waarvoor de gegevens worden ingezameld, groter is dan 100 000 EUR. Alle voornoemde ingezetenen dienen de enquête driemaandelijks te beantwoorden. 6.12. Enquête « alle diensten » 6.12.1.

Zijn gehouden maandelijks te antwoorden op de enquête bedoeld in punt 2.4. van artikel 2, alle ingezetenen waarvan één der activiteitencodes opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen begint met 01410, 01420, 02020, 11200, 40120, 40130, 40220, 45, 511, 55521, 60, 61, 62, 63, 64, 65231, 67, 7011, 703, 71, 72, 73, 74, 803, 8511, 85141, 8531, 90, 921, 922, 9231, 9232, 92332, 9234, 924 of 92621 in de versie 2003 van de nomenclatuur of met 016, 09100, 331, 332, 35120, 35130, 35140, 35220, 35230, 37, 38, 39, 41, 42, 43, 461, 56210, 49, 50, 51, 52, 53, 582, 59, 60, 61, 62, 63, 642, 661, 663, 683, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 77, 78, 791, 80, 81, 82, 8542, 861, 86901, 87, 90, 92, 93121, 93212, 94993, 94994, 94995, 95110 of 95120 in de versie 2008 en waarvan de buitenlandse activiteitenindicator van uitvoer (rooster 47 van de btw-aangifte) groter is dan 5 miljoen EUR. 6.12.2.

Zijn eveneens gehouden maandelijks te antwoorden op deze enquête, alle ingezetenen waarvan de buitenlandse activiteitenindicator van invoer (rooster 56 van de btw-aangifte) tijdens één van de drie jaren voorafgaand aan het laatste jaar vóór datgene waarvoor de gegevens worden ingezameld, groter is dan 1 miljoen EUR. 6.12.3 Zijn eveneens gehouden maandelijks te antwoorden op deze enquête, alle ingezetenen betrokken door de referentie-enquête bedoeld in punt 1.1. van artikel 2 die niet binnen de voorziene termijn geantwoord hebben. 6.13. Enquête « constructie en industriële installatie - bouwondernemingen » 6.13.1.

De enquête bedoeld in punt 3.1. van artikel 2 heeft betrekking op de ingezetenen waarvan één der activiteitencodes opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen begint met 45, 71320, 742 of 74874 in de versie 2003 van de nomenclatuur of met 412, 42, 43, 711 of 77320 in de versie 2008 en waarvan de buitenlandse activiteitenindicator van invoer (rooster 87 van de btw-aangifte) of de buitenlandse activiteitenindicator van uitvoer (rooster 47 van de btw-aangifte) groter is dan 5.000 EUR. Om tussen de voornoemde ingezetenen de aangifteplichtigen voor de enquête te bepalen, wordt gebruik gemaakt van de methode van gestratificeerde aselecte steekproeftrekking, beschreven in artikel 5.

Bij deze aangifteplichtigen is de frequentie van aangifte maandelijks voor diegene waarvoor de buitenlandse activiteitenindicator van invoer (rooster 87 van de btw-aangifte) of de buitenlandse activiteitenindicator van uitvoer (rooster 47 van de btw-aangifte) groter is dan 1 miljoen EUR. Ze is driemaandelijks voor de andere aangifteplichtige ingezetenen. 6.13.2.

De enquête bedoeld in punt 3.1. van artikel 2 heeft eveneens betrekking op de ingezetenen waarvan één der activiteitencodes opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen begint met 20300, 26630, 27100, 27421, 27422, 28110, 28120, 28210, 28300, 28520, 29110, 29120, 29230, 29245, 29510, 29520, 29530, 29540, 29550, 29562, 29563, 29564, 31100, 31200, 31400, 32201, 33102, 33201, 33202, 33300 of 33402 in de versie 2003 van de nomenclatuur of met 23630, 24100, 24420, 25120, 25300, 25620, 25731, 26110, 26300, 26510, 26700, 27110, 27120, 27200, 27310, 28110, 28120, 28130, 28250, 28295, 28300, 28910, 28920, 28930, 28940, 28950, 28960, 28990, 32500, 32990 of 33200 in de versie 2008 en waarvan de buitenlandse activiteitenindicator van invoer (rooster 87 van de btw-aangifte) of de buitenlandse activiteitenindicator van uitvoer (rooster 47 van de btw-aangifte) groter is dan 5.000 EUR. Om tussen de voornoemde ingezetenen de aangifteplichtigen voor de enquête te bepalen, wordt gebruik gemaakt van de methode van gestratificeerde aselecte steekproeftrekking, beschreven in artikel 5.

Bij deze aangifteplichtigen is de frequentie van aangifte maandelijks voor diegene waarvoor de buitenlandse activiteitenindicator van invoer (rooster 87 van de btw-aangifte) of de buitenlandse activiteitenindicator van uitvoer (rooster 47 van de btw-aangifte) groter is dan 1 miljoen EUR. Ze is driemaandelijks voor de andere aangifteplichtige ingezetenen. 6.14. Enquête « constructie en industriële installatie - bouwheren » De enquête bedoeld in punt 3.2. van artikel 2 heeft betrekking op de ingezetenen waarvan één der activiteitencodes opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen begint met 40, 70 of 90 in de versie 2003 van de nomenclatuur of met 35, 37, 38, 39, 411 of 68 in de versie 2008 en waarvan de buitenlandse activiteitenindicator van invoer (rooster 87 van de btw-aangifte) of de buitenlandse activiteitenindicator van uitvoer (rooster 47 van de btw-aangifte) groter is dan 5.000 EUR. Om tussen de voornoemde ingezetenen de aangifteplichtigen voor de enquête te bepalen, wordt gebruik gemaakt van de methode van gestratificeerde aselecte steekproeftrekking, beschreven in artikel 5.

Bij deze aangifteplichtigen is de frequentie van aangifte maandelijks voor diegene waarvoor de buitenlandse activiteitenindicator van invoer (rooster 87 van de btw-aangifte) of de buitenlandse activiteitenindicator van uitvoer (rooster 47 van de btw-aangifte) groter is dan 1 miljoen EUR. Ze is driemaandelijks voor de andere aangifteplichtige ingezetenen. 6.15. Enquête « vervoer » 6.15.1.

De enquête bedoeld in punt 3.3. van artikel 2 heeft betrekking op de ingezetenen waarvan één der activiteitencodes opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen begint met 60, 61, 62, 631, 632, 634 of 641 in de versie 2003 van de nomenclatuur of met 33150, 33160, 33170, 49, 50, 51, 52, 53, 77340 of 77350 in de versie 2008 en waarvan de buitenlandse activiteitenindicator van uitvoer (rooster 47 van de btw-aangifte) groter is dan 5.000 EUR of waarvan de buitenlandse activiteitenindicator van invoer (rooster 56 van de btw-aangifte) groter is dan 1.000 EUR. Om tussen de voornoemde ingezetenen de aangifteplichtigen voor de enquête te bepalen, wordt gebruik gemaakt van de methode van gestratificeerde aselecte steekproeftrekking, beschreven in artikel 5.

Bij deze aangifteplichtigen is de frequentie van aangifte maandelijks voor diegene waarvoor de buitenlandse activiteitenindicator van invoer (rooster 87 van de btw-aangifte) of de buitenlandse activiteitenindicator van uitvoer (rooster 47 van de btw-aangifte) groter is dan 1 miljoen EUR. Ze is driemaandelijks voor de andere aangifteplichtige ingezetenen. 6.15.2.

De enquête bedoeld in punt 3.3. van artikel 2 heeft eveneens betrekking op alle ingezetenen waarvan het jaartotaal van de Intrastat-aangiften of het jaartotaal van de Extrastat-aangiften minstens 25 miljoen EUR bedraagt en waarvan de buitenlandse activiteitenindicator van invoer (rooster 56 van de btw-aangifte) groter is dan 500.000 EUR. Alle voornoemde ingezetenen zijn verplicht de enquête maandelijks te beantwoorden. 6.16. Enquête « specifieke diensten » De enquête bedoeld in punt 3.4. van artikel 2 heeft betrekking op de ingezetenen die niet gehouden zijn te antwoorden op een van de enquêtes bedoeld in de punten 1.2. tot 3.3. van artikel 2. en waarvan één van de activiteitencodes vervat in de Kruispuntbank van Ondernemingen begint met 01410, 01420, 02020, 11200, 511, 55521, 642, 65231, 671, 711, 712, 71310, 71330, 71340, 714, 72, 73, 741, 743, 744, 745, 746, 747, 748 (met uitzondering van de code 74874), 803, 8511, 85141, 8531, 92332, 9234, 924 of 92621 in de versie 2003 van de nomenclatuur of met 016, 024, 09100, 33110, 33120, 33130, 33140, 33190, 461, 56210, 582, 61, 62, 63, 642, 661, 663, 69, 70, 712, 72, 73, 74, 771, 772, 77310, 77330, 7739, 774, 78, 80, 81, 82, 8542, 861, 86901, 87, 90, 92, 93121, 93212, 94993, 94994, 94995, 95110 of 95120 in de versie 2008 en waarvan de buitenlandse activiteitenindicator van uitvoer groter (rooster 47 van de btw-aangifte) is dan 5.000 EUR. De enquête bedoeld in punt 3.4. van artikel 2 heeft eveneens betrekking op de ingezetenen die niet gehouden zijn te antwoorden op één der enquêtes vermeld in de punten 1.2 tot 3.3 van artikel 2 en waarvan de buitenlandse activiteitenindicator van invoer (rooster 56 van de btw-aangifte) groter is dan 1.000 EUR. Om tussen de voornoemde ingezetenen diegene te vinden die de enquête moeten beantwoorden, wordt gebruik gemaakt van de methode van gestratificeerde aselecte steekproeftrekking, zoals beschreven in artikel 5; de frequentie van de aangifte is driemaandelijks.

Art. 7.Te verstrekken informatie 7.1. Referentie-enquête over activiteiten met het buitenland Dienen vermeld te worden voor het jaar voorafgaand aan dat van de enquête, de waarde van het aandeel vanwege de ingezeten aangifteplichtige in de bedragen bedoeld in de roosters 44, 47, 55, 56, 87 en 88 van de btw-aangifte van de btw-eenheid waaraan hij deel uitmaakt. 7.2. Overige enquêtes § 1. Voor alle transacties met het buitenland waarvan de economische aard opgenomen is in het elektronisch formulier van de enquête die zij gehouden zijn te beantwoorden, delen de ingezetenen de volgende informatie mee : - het inkomende of uitgaande karakter van de transactie; - de waarde van de transactie en de valuta waarin die waarde is uitgedrukt; - de economische aard van de buitenlandse transactie; - het land van de niet-ingezeten tegenpartij. § 2. De ingezetenen mogen de transacties waarin alle vereiste informatievariabelen, met uitzondering van de waarde, voor eenzelfde periode identiek zijn, groeperen.

In dat geval moeten de ingezetenen op elk ogenblik in staat zijn de aldus gegroepeerde transacties te individualiseren. § 3. De aanduiding van de economische aard van de transactie gebeurt door het kiezen van de gepaste lijn op het elektronisch formulier die wordt vervolledigd met de andere informatie. § 4. De vermelding van het land van de niet-ingezeten tegenpartij en van de valuta gebruikt om de waarde van de transacties uit te drukken, gebeurt aan de hand van de afkortingen opgenomen in de lijsten met de land- en muntcodes die door de Nationale Bank van België op haar website gepubliceerd worden.

Deze twee lijsten zijn respectievelijk gebaseerd op de ISO-norm nr. 3166 (2 posities) betreffende de « codes voor het weergeven van landnamen » en op de ISO-norm nr. 4217 (3 posities) betreffende de « codes voor de voorstelling van munteenheden en geldmiddelen ».

Wanneer het nodig is de voornoemde normen te vervolledigen, stelt de Nationale Bank van België de bijkomende te gebruiken codes vast. Zij bepaalt ook de eventuele codes van deze ISO-normen die niet aangewend moeten worden. § 5. Wanneer er voor een bepaalde aangifteperiode geen transacties met het buitenland werden gerealiseerd, moet er een "nihil"-aangifte gedaan worden.

Art. 8.Termijn en wijze van bezorgen van de informatie § 1. De antwoorden op de enquêtes moeten elektronisch aan de Nationale Bank van België worden bezorgd.

Wanneer de Nationale Bank van België de aangifteplichtige ingezetenen op de hoogte brengt van de verplichting om de enquête te beantwoorden, vermeldt ze de modaliteiten waarop de antwoorden moeten worden verstrekt. § 2. De antwoorden op de referentie-enquête bedoeld in punt 1.1. van artikel 2 moeten uiterlijk op 30 april van het jaar volgend op het jaar waarop de informatie betrekking heeft, verstrekt worden aan de Nationale Bank van België.

De antwoorden op de enquête bedoeld in de punten 1.2. tot 3.4. van artikel 2 moeten uiterlijk de twintigste kalenderdag na de aangifteperiode aan de Nationale Bank van België worden bezorgd.

Art. 9.Bewaringstermijn van de gegevens De aangifteplichtige ingezetenen bewaren de gegevens waarop ze zich hebben gebaseerd voor het verstrekken van de vereiste informatie aan de Nationale Bank van België gedurende een periode van vierentwintig maanden. Die termijn gaat in vanaf de datum waarop de antwoorden op de enquêtes aan de Nationale Bank van België worden bezorgd.

Brussel, 22 december 2009.

L. COENE, Vice-gouverneur.

G. QUADEN, Gouverneur.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 8 januari 2010.

De Minister van Financiën, D. REYNDERS

Bijlage 3 bij het ministerieel besluit van 8 januari 2010 Reglement « C » van de Nationale Bank van België betreffendede enquêtes over de buitenlandse goederentransacties Het Directiecomité van de Nationale Bank van België, Gelet op de wet van 28 februari 2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans, van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen, inzonderheid op artikel 3 gewijzigd bij de wet van 1 mei 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 februari 2007 met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans, van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België;

Overwegende dat artikel 2 van voornoemd koninklijk besluit bepaalt dat de ingezetenen de Nationale Bank van België in kennis dienen te stellen van al hun professionele buitenlandse transacties;

Overwegende dat artikel 10 van datzelfde koninklijk besluit voorziet dat de ingezetenen die in het kader van een beroepswerkzaamheid buitenlandse transacties verrichten, aan de Nationale Bank van België informatie moeten verstrekken over hun handelsvorderingen op niet-ingezeten tegenpartijen en over hun handelsschulden tegenover hun niet-ingezeten tegenpartijen;

Overwegende dat de artikelen 3 en 11 van datzelfde koninklijk besluit voorzien dat de Nationale Bank van België, bij reglement, preciseert op welke wijze de voornoemde verplichtingen worden toegepast, waarbij voor de categorieën van ingezetenen die ze precies definieert, wordt aangegeven of alle ingezetenen of slechts een gedeelte van hen hun informatie moeten verstrekken;

Overwegende dat deze artikelen 3 en 11 eveneens voorzien dat de Nationale Bank van België preciseert of de ingezetenen die informatie moeten verstrekken, aangeduid worden volgens statistische methodes van steekproeftrekking of aan de hand van drempelvoorwaarden die ze vastlegt, Overwegende dat artikel 3, § 2, tweede lid, van de bovengenoemde wet de Nationale Bank van België ertoe machtigt gebruik te maken van statistische methodes van steekproeftrekking, voor zover die methodes tot gevolg hebben dat alle personen die tot een zelfde categorie behoren, precies dezelfde waarschijnlijkheid hebben om die informatie te moeten verstrekken, Besluit :

Artikel 1.Definities Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : - « ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon die zijn hoofdverblijfplaats in België heeft, hierbij inbegrepen de ambtenaren van een organisatie naar internationaal of Europees recht, gevestigd in België.Elke persoon die in de bevolkingsregisters van een gemeente ingeschreven is, wordt geacht daar zijn hoofdverblijfplaats te hebben; 2° elke natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit die in een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland een zending vervult, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° elke rechtspersoon naar Belgisch publiekrecht en alle diensten daarvan in België, alsook de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen in het buitenland;4° elke rechtspersoon naar Belgisch privaatrecht, voor de activiteiten van zijn maatschappelijke zetel, van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd in België;5° elke rechtspersoon naar buitenlands recht, voor de activiteiten van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd in België;6° elke natuurlijke persoon die, ofschoon hij zijn hoofdverblijfplaats in het buitenland heeft of niet in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente is ingeschreven, op duurzame wijze een onderneming uitbaat in België, en dat voor de activiteiten van die onderneming; - « niet-ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet als een ingezetene mag beschouwd worden;2° elke natuurlijke persoon van buitenlandse nationaliteit die een betrekking uitoefent in een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van zijn land die gevestigd is in België, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° de organisaties naar internationaal of Europees recht die gevestigd zijn in België;4° de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen die in België gevestigd zijn; - « buitenlandse transactie » : 1° elk feit dat vorderingen of schulden tussen een ingezetene en een niet-ingezetene geheel of gedeeltelijk doet ontstaan of tenietdoet;2° elk feit dat de overdracht van een zakelijk recht tussen een ingezetene en een niet-ingezetene veroorzaakt; - « professionele buitenlandse transactie » : 1° elke buitenlandse transactie van ingezeten natuurlijke personen in de uitoefening van een handelsactiviteit of van een vrij beroep;2° elke buitenlandse transactie van ingezeten rechtspersonen; - « buitenlandse goederentransactie » : elke professionele buitenlandse transactie die de aan- of verkoop van goederen inhoudt, met inbegrip van loonwerk en de actieve of passieve veredeling van goederen; - « buitenlandse driehoekshandelstransacties op goederen » : elke buitenlandse goederentransactie betreffende de aankoop van goederen bij een niet-ingezetene en hun wederverkoop aan een niet-ingezetene, waarbij de goederen in het buitenland blijven of in de zin van de douanereglementering niet worden vrijgegeven voor het vrije verkeer of voor consumptie in België; - « land van de niet-ingezeten tegenpartij » : 1° het land van verblijf van de niet-ingezeten medecontractant voor de buitenlandse transacties als gevolg van de uitvoering van een contract;2° het land waar de directe investering zich bevindt voor de buitenlandse transacties betreffende directe investeringen in het buitenland;3° het land van verblijf van de niet-ingezetene die verbonden is in een transactie met de ingezetene voor de andere buitenlandse transacties; - « Kruispuntbank van Ondernemingen » : het door de wet van 16 januari 2003 binnen de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie opgericht register; - « Activiteitencode » : de code van de Belgische versie van de NACE-nomenclatuur (« Algemene systematische bedrijfsindeling in de Europese Gemeenschappen ») uitgegeven door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en gebruikt door de Kruispuntbank van Ondernemingen om de activiteit van een onderneming te beschrijven; - « Intrastat-aangiften » : de aangiften, aan de Nationale Bank van België, van het goederenverkeer tussen België en de andere lidstaten van de Europese Unie in uitvoering van de Verordening (EEG) nr. 638/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de communautaire statistieken van het goederenverkeer tussen lidstaten en houdende intrekking van verordening (EEG) nr. 3330/91 van de Raad en de nationale wetgeving en reglementering ter zake; - « Extrastat-aangiften » : de aangiften, aan de Administratie der Douane en Accijnzen, van het goederenverkeer tussen België en de landen die geen lid zijn van de Europese Unie conform Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad, en de nationale wetgeving en reglementering ter zake; - « btw-opgave van de vrijgestelde intracommunautaire leveringen » : de periodieke opgave van vrijgestelde intracommunautaire leveringen van goederen volgens het artikel 53sexies van het btw-Wetboek;

Art. 2.Organisatie en frequentie van de enquêtes Met het oog op de inzameling van de gegevens die de ingezetenen die goederentransacties met het buitenland verrichten, gehouden zijn te rapporteren aan de Nationale Bank van België, worden maandelijks volgende enquêtes georganiseerd : 2.1. enquête over de handelsvorderingen op niet-ingezeten tegenpartijen en de handelsschulden tegenover niet-ingezeten tegenpartijen; 2.2. enquête over de buitenlandse driehoeks-handelstransacties op goederen

Art. 3.Referentiegegevens § 1. Behoudens andersluidende bepaling, zijn de gegevens die in aanmerking worden genomen voor de bepaling, overeenkomstig artikel 4, van de categorieën van aangifteplichtigen, deze welke betrekking hebben op het voorlaatste jaar dat voorafgaat aan dat waarvoor informatie ingezameld wordt.

Wanneer de btw-aangiften of de Intrastat- of Extrastat-aangiften ontbreken of laattijdige zijn worden alle gegevens afkomstig van andere bruikbare bronnen in aanmerking genomen. § 2. Gebeurtenissen zoals met name een fusie, een overname, een splitsing, een wijziging van rechtsvorm, van wettelijk statuut of van de economische activiteiten van een aangifteplichtige of zijn toetreding tot een btw-eenheid, maken geen einde aan de verplichting om de enquête volledig te beantwoorden.

Ingeval van dergelijke gebeurtenissen wordt elke ingezetene beschouwd als nog steeds behorend tot zijn oorspronkelijke categorie voor de enquêtes die tijdens de drie volgende jaren worden georganiseerd.

Art. 4.Bepaling van de aangifteplichtige ingezetenen 4.1. enquête over de handelsvorderingen op niet-ingezeten tegenpartijen en de handelsschulden tegenover niet-ingezeten tegenpartijen § 1. De in punt 2.1 van artikel 2 bedoelde enquête is van toepassing op alle ingezetenen : a) waarvan één der activiteitencodes opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen 40110, 40120, 40130, 40210, 40220 of 51561 is in de versie van 2003 van de nomenclatuur of 35110, 35120, 35140, 35210, 35220 of 46761 in de versie van 2008; of b) waarvan het gecumuleerde bedrag van de Intrastat- en Extrastat-aangiften 5 miljoen EUR overschreden heeft tijdens het voorlaatste jaar of het op twee na laatste jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de informatie wordt verzameld. § 2. Alle in § 1, a) bedoelde ingezetenen dienen de enquête te beantwoorden. § 3. Van de in § 1, b) bedoelde ingezetenen moeten al diegenen waarvan het gecumuleerde bedrag van de Intrastat- en Extrastat-aangiften tijdens het voorlaatste of het op twee na laatste jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor informatie wordt verzameld 60 miljoen EUR overschreden heeft, de enquête beantwoorden. § 4. De ingezetenen bedoeld in § 1, b) die niet voldoen aan de voorwaarde gestipuleerd in § 3 worden ondergebracht in zes onderling exclusieve categorieën : - deze waarvan het gecumuleerde bedrag van de Intrastat- en Extrastat-aangiften 5 miljoen EUR maar geen 10 miljoen EUR overschreden heeft en die meer verzendingen dan aankomsten van goederen aangegeven hebben; - deze waarvan het gecumuleerde bedrag van de Intrastat- en Extrastat-aangiften 5 miljoen EUR maar geen 10 miljoen EUR overschreden heeft en die meer aankomsten dan verzendingen van goederen aangegeven hebben; - deze waarvan het gecumuleerde bedrag van de Intrastat- en Extrastat-aangiften 10 miljoen EUR maar geen 30 miljoen EUR overschreden heeft en die meer verzendingen dan aankomsten van goederen aangegeven hebben; - deze waarvan het gecumuleerde bedrag van de Intrastat- en Extrastat-aangiften 10 miljoen EUR maar geen 30 miljoen EUR overschreden heeft en die meer aankomsten dan verzendingen van goederen aangegeven hebben; - deze waarvan het gecumuleerde bedrag van de Intrastat- en Extrastat-aangiften 30 miljoen EUR maar geen 60 miljoen EUR overschreden heeft en die meer verzendingen dan aankomsten van goederen aangegeven hebben; - deze waarvan het gecumuleerde bedrag van de Intrastat- en Extrastat-aangiften 30 miljoen EUR maar geen 60 miljoen EUR overschreden heeft en die meer aankomsten dan verzendingen van goederen aangegeven hebben; in de loop van het voorlaatste of op twee na laatste jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de informatie wordt verzameld. § 5. In elk van de zes voornoemde categorieën van ingezetenen wordt, elk jaar, gebruik gemaakt van statistische methodes van steekproeftrekking om de aangifteplichtigen voor deze enquête te bepalen voor het jaar dat volgt.

In elk van deze categorieën : - wordt het aantal aangifteplichtige ingezetenen bepaald volgens de formule van optimale allocatie van Neyman; elke categorie omvat evenwel minstens twintig aangifteplichtige ingezetenen; - worden de aangifteplichtige ingezetenen vervolgens gekozen via een eenvoudige aselecte steekproef. § 6. De Nationale Bank van België brengt de aangifteplichtige ingezetenen ten minste drie maanden voor het begin van het jaar waarvoor ze informatie moeten verstrekken op de hoogte van de verplichting de enquête te beantwoorden. Ze meldt hen eveneens de frequentie van de aangifte. 4.2. enquête over de buitenlandse driehoekshandelstransacties op goederen § 1. De in punt 2.2 van artikel 2 bedoelde enquête is van toepassing op alle ingezetenen die buitenlandse driehoekshandelstransacties op goederen verricht hebben tijdens het voorlaatste jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de informatie wordt verzameld. § 2. De ingezetenen bedoeld in § 1 worden ondergebracht in zes onderling exclusieve categorieën : a) de ingezetenen die driehoekshandelstransacties aangegeven hebben voor een bedrag groter dan 5 miljoen EUR in hun periodieke btw-opgave van vrijgestelde intracommunautaire leveringen van goederen;b) de ingezetenen die driehoekshandels-transacties aangegeven hebben voor een bedrag kleiner of gelijk aan 5 miljoen EUR in hun periodieke btw-opgave van vrijgestelde intracommunautaire leveringen van goederen;c) de ingezetenen die geen driehoekshandels-transacties aangegeven hebben in een periodieke btw-opgave van vrijgestelde intracommunautaire leveringen van goederen en van wie het totale jaarlijkse bedrag van de Intrastat-aangiften 10 miljoen EUR overschreden heeft;d) de ingezetenen die niet vallen onder categorieën a), b) en c) van wie het totale jaarlijkse bedrag van de Extrastat-aangiften 1 miljoen EUR overschreden heeft;e) de ingezetenen die niet vallen onder categorie d) van wie één der activiteitencodes opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen begint met 501, 50301, 504 of 51 in de versie van 2003 van de nomenclatuur of met 451, 4531, 454 of 46 in de versie van 2008;f) de overige ingezetenen. § 3. Onder de ingezetenen van de voornoemde categorieën b) tot e) wordt, elk jaar, wordt, elk jaar, gebruik gemaakt van statistische methodes van steekproeftrekking om de aangifteplichtigen voor deze enquête te bepalen voor het jaar dat volgt.

In elke van deze categorieën b) tot e) : - wordt het aantal aangifteplichtige ingezetenen bepaald volgens de formule van optimale allocatie van Neyman; elke categorie omvat evenwel minstens twintig aangifteplichtige ingezetenen; - worden de aangifteplichtige ingezetenen vervolgens gekozen via een eenvoudige aselecte steekproef. § 4. De Nationale Bank van België brengt de aangifteplichtige ingezetenen van de voornoemde categorieën a) tot e) ten minste drie maanden voor het begin van het jaar waarvoor ze informatie moeten verstrekken op de hoogte van de verplichting de enquête te beantwoorden. Ze meldt eveneens de frequentie van de aangifte. § 5. Alle in voornoemde categorieën a) en f) bedoelde ingezetenen dienen de enquête te beantwoorden.

Art. 5.Informatie die moet worden verstrekt 5.1. enquête over de handelsvorderingen op niet-ingezeten tegenpartijen en over de handelsschulden tegenover niet-ingezeten tegenpartijen De aangifteplichtige ingezetenen delen de waarde mee van de aan het einde van de aangifteperiode uitstaande bedragen, na aftrek van de geïnde of betaalde voorschotten, van : - hun handelsvorderingen op niet-ingezeten tegenpartijen als gevolg van goederenuitvoer; - hun handelsschulden tegenover niet-ingezeten tegenpartijen als gevolg van goedereninvoer; - hun handelsvorderingen tegenover niet-ingezeten tegenpartijen als gevolg van maakloon of actieve of passieve veredeling van goederen; - hun handelsschulden tegenover niet-ingezeten tegenpartijen als gevolg van maakloon of actieve of passieve veredeling van goederen.

De mee te delen waarden worden opgesplitst per factureringsvaluta en per land van de niet-ingezeten tegenpartij of naar geografische groepen van landen van de niet-ingezeten tegenpartij waarvan de lijst door de Nationale Bank gepubliceerd werd op haar website.

Wanneer er voor een aangifteperiode geen handelsvordering of handelsschuld is tegenover het buitenland, moet "nihil" worden aangegeven. 5.2. enquête over de buitenlandse driehoekshandelstransacties op goederen De aangifteplichtige ingezetenen delen volgende waarden mee : - hun aankopen van goederen in het kader van de buitenlandse driehoekshandelstransacties op goederen; - hun wederverkopen van goederen in het kader van de buitenlandse driehoekshandels-transacties op goederen; - de handelsmarge bij de wederverkoop van aangekochte goederen in het kader van buitenlandse driehoekshandelstransacties op goederen gerealiseerd tijdens de aangifteperiode.

De aangifteplichtige ingezetenen delen eveneens de waarden mee van de uitstaande bedragen op het einde van de aangifteperiode, na aftrek van ontvangen of betaalde voorschotten, van : - hun handelsvorderingen op niet-ingezeten tegenpartijen als gevolg van buitenlandse driehoekshandelstransacties op goederen; - hun handelsschulden tegenover niet-ingezeten tegenpartijen als gevolg van buitenlandse driehoekshandelstransacties op goederen.

De mee te delen waarden worden opgesplitst per factureringsvaluta en per land van de niet-ingezeten tegenpartij of naar geografische groepen van landen van de niet-ingezeten tegenpartij waarvan de lijst door de Nationale Bank gepubliceerd werd op haar website.

De vermelding van het land van de niet-ingezeten tegenpartij en van de valuta gebeurt aan de hand van de afkortingen opgenomen in de lijsten met de land- en muntcodes die door de Nationale Bank van België op haar website gepubliceerd worden.

Wanneer er voor een aangifteperiode geen buitenlandse driehoekshandelstransacties op goederen met het buitenland verricht werden of wanneer er geen handelsvordering of handelsschuld is tegenover het buitenland resulterend uit buitenlandse driehoeks-handelstransacties op goederen, moet "nihil" worden vermeld.

Art. 6.Termijn en wijze van bezorgen van de informatie § 1. De antwoorden op de enquête moeten uiterlijk de vijftiende werkdag na de aangifteperiode elektronisch aan de Nationale Bank van België worden bezorgd.

Wanneer de Nationale Bank van België de aangifteplichtige ingezetenen op de hoogte brengt van de verplichting om de enquête te beantwoorden, vermeldt ze de wijze waarop de antwoorden moeten worden verstrekt.

Art. 7.Bewaringstermijn van de gegevens De aangifteplichtige ingezetenen bewaren de gegevens waarop ze zich hebben gebaseerd voor het verstrekken van de vereiste informatie aan de Nationale Bank van België gedurende een periode van vierentwintig maanden. Die termijn gaat in vanaf de datum waarop de antwoorden op de enquêtes aan de Nationale Bank van België worden bezorgd.

Brussel, 22 december 2009.

L. COENE, Vice-gouverneur.

G. QUADEN, Gouverneur.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 8 januari 2010.

De Minister van Financiën, D. REYNDERS

Bijlage 4 bij het ministerieel besluit van 8 januari 2010 Reglement « D » van de Nationale Bank van België betreffende de enquête naar de grensoverschrijdende betalingen uitgevoerd met een betaalkaart Het Directiecomité van de Nationale Bank van België, Gelet op de wet van 28 februari 2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans, van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen, inzonderheid op artikel 3 gewijzigd bij de wet van 1 mei 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 februari 2007 met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans, van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België;

Overwegende dat artikel 6 van het voormelde koninklijk besluit voorziet in de mededeling aan de Nationale Bank van België, door de ingezeten rechtspersonen die betaalkaarten uitgeven of een betaalkaartsysteem beheren, van informatie betreffende de bedragen die zij verschuldigd zijn aan niet-ingezetenen of die zij overmaken aan niet-ingezetenen ingevolge transacties uitgevoerd met niet-ingezetenen door houders van in België uitgegeven betaalkaarten en betreffende de bedragen die niet-ingezetenen hen verschuldigd zijn of die zij ontvangen van niet-ingezetenen ingevolge transacties uitgevoerd met ingezetenen door houders van in het buitenland uitgegeven betaalkaarten;

Overwegende dat artikel 7 van datzelfde koninklijk besluit bepaalt dat de Nationale Bank van België bij reglement preciseert op welke wijze die gegevens moeten worden medegedeeld, Besluit :

Artikel 1.Definities Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : - « ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon die zijn hoofdverblijfplaats in België heeft, hierbij inbegrepen de ambtenaren van een organisatie naar internationaal of Europees recht, gevestigd in België.Elke persoon die in de bevolkingsregisters van een gemeente ingeschreven is, wordt geacht daar zijn hoofdverblijfplaats te hebben; 2° elke natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit die in een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland een zending vervult, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° elke rechtspersoon naar Belgisch publiekrecht en alle diensten daarvan in België, alsook de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen in het buitenland;4° elke rechtspersoon naar Belgisch privaatrecht, voor de activiteiten van zijn maatschappelijke zetel, van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd in België;5° elke rechtspersoon naar buitenlands recht, voor de activiteiten van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd in België;6° elke natuurlijke persoon die, ofschoon hij zijn hoofdverblijfplaats in het buitenland heeft of niet in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente is ingeschreven, op duurzame wijze een onderneming uitbaat in België, en dat voor de activiteiten van die onderneming; - « niet-ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet als een ingezetene mag beschouwd worden;2° elke natuurlijke persoon van buitenlandse nationaliteit die een betrekking uitoefent in een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van zijn land die gevestigd is in België, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° de organisaties naar internationaal of Europees recht die gevestigd zijn in België;4° de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen die in België gevestigd zijn; - « betaalkaart » : elke kaart gebruikt voor het uitvoeren van betalingen of het verrichten van geldopnemingen, die al dan niet gekoppeld is aan een bij een financiële instelling geopende rekening, ook in gedematerialiseerde vorm en ongeacht de benaming van de kaart : kredietkaart, debetkaart, tankkaart, enz.; - « aard van de buitenlandse transactie » : de economische aard van een buitenlandse transactie volgens de categorieën opgesomd in de bijgevoegde lijst; - « land van de niet-ingezeten tegenpartij » : 1° het land van verblijf van de niet-ingezeten medecontractant voor de buitenlandse transacties voortvloeiend uit de uitvoering van een contract;2° het land waar de directe investering zich bevindt voor de buitenlandse transacties betreffende directe investeringen in het buitenland;3° het land van verblijf van de niet-ingezetene die verbonden is in een transactie met de ingezetene voor de andere buitenlandse transacties;

Art. 2.Organisatie en frequentie van de enquête De Nationale Bank van België verricht maandelijks bij alle ingezeten rechtspersonen die betaalkaarten uitgeven of een betaalkaartsysteem beheren een enquête betreffende de per kalendermaand samengevoegde bedragen - die zij verschuldigd zijn aan niet-ingezetenen of die zij overmaken aan niet-ingezetenen ingevolge transacties uitgevoerd met niet-ingezetenen door houders van in België uitgegeven betaalkaarten; - die niet-ingezetenen hen verschuldigd zijn of die zij ontvangen van niet-ingezetenen ingevolge transacties uitgevoerd met ingezetenen door houders van in het buitenland uitgegeven betaalkaarten.

De bedragen die moeten worden meegedeeld worden opgesplitst per land van de niet-ingezeten tegenpartij en volgens de aard van de transactie; ze mogen worden uitgedrukt in de oorspronkelijke valuta of in hun tegenwaarde in euro.

Art. 3.Termijn en wijze waarop de informatie moet worden verstrekt De antwoorden op de enquête moeten uiterlijk de vijftiende werkdag na elke maand elektronisch aan de Nationale Bank van België worden bezorgd.

Wanneer de Nationale Bank van België de aangifteplichtigen op de hoogte brengt van de verplichting om de enquête te beantwoorden, vermeldt ze de wijze waarop de antwoorden moeten worden verstrekt.

Art. 4.Bewaringstermijn van de gegevens De aangifteplichtigen bewaren de gegevens waarop ze zich hebben gebaseerd voor het verstrekken van de vereiste informatie aan de Nationale Bank van België gedurende een periode van vierentwintig maanden. Die termijn gaat in vanaf de datum waarop de antwoorden op de enquêtes aan de Nationale Bank van België worden bezorgd.

Brussel, 22 december 2009.

L. COENE, Vice-gouverneur.

G. QUADEN, Gouverneur.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 8 januari 2010.

De Minister van Financiën, D. REYNDERS

Reglement « D » - Bijlage LIJST VAN DE ECONOMISCHE AARD VAN DE BUITENLANDSE TRANSACTIES

B2103

Aan- en verkoop van tickets voor grensoverschrijdend luchtvervoer van personen

C0301

Huur en verhuur van auto's zonder bestuurder voor personenvervoer

C0306

Hotels en verblijfkosten

C0307

Restaurants

C0305

Andere aankopen voor privédoeleinden inclusief geldafhalingen

C0100

Hospitalen en gezondheidszorg

C0200

Scholen, universiteiten en onderwijsinstellingen

A0004

Aan- en verkopen via mailorder, internet, direct marketing of telemarketing

L4004

Bijdragen, lidmaatschapsbijdragen en giften

A4201

Aan- en verkoop van brandstof met een professionele betaalkaart

A0005

Aan- en verkoop van goederen bestemd voor ondernemingen

D1000

Telecommunicatiediensten

H1500

Advies in management of public relations

H4000

Diensten in architectuur, in engineering en andere technische diensten

H2000

Reclame, marktonderzoek en opiniepeilingen

H6000

Diverse (o.a. onderhoud, bewakingsfirma' en interimbureaus)


Bijlage 5 bij het ministerieel besluit van 8 januari 2010 Reglement "E" van de Nationale Bank van België betreffende de enquêtes over de directe investeringen met het buitenland van de andere ingezeten rechtspersonen dan de kredietinstellingen Het Directiecomité van de Nationale Bank van België, Gelet op de wet van 28 februari 2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans, van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen, inzonderheid op artikel 3 gewijzigd bij de wet van 1 mei 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 februari 2007 met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans, van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België;

Overwegende dat artikel 2 van voornoemd koninklijk besluit bepaalt dat de ingezetenen verplicht zijn de Nationale Bank van België in kennis te stellen van al hun transacties van professionele aard met het buitenland;

Overwegende dat artikel 12 van voornoemd koninklijk besluit bepaalt dat de ingezeten rechtspersonen aan de Nationale Bank van België informatie bezorgen aangaande hun directe investeringen met het buitenland alsook aangaande de directe investeringen die zij vanwege niet-ingezetenen genieten;

Overwegende dat de artikelen 3 en 13 van datzelfde koninklijk besluit bepalen dat de Nationale Bank van België bij reglement de toepassingsmodaliteiten preciseert van voornoemde verplichtingen, Besluit :

Artikel 1.Definities Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : - « ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon die zijn hoofdverblijfplaats in België heeft, hierbij inbegrepen de ambtenaren van een organisatie naar internationaal of Europees recht, gevestigd in België.Elke persoon die in de bevolkingsregisters van een gemeente ingeschreven is, wordt geacht daar zijn hoofdverblijfplaats te hebben; 2° elke natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit die in een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland een opdracht vervult, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° elke rechtspersoon naar Belgisch publiekrecht en alle diensten daarvan in België, alsook de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen in het buitenland;4° elke rechtspersoon naar Belgisch privaatrecht, voor de activiteiten van zijn maatschappelijke zetel, van zijn bijkantoren en bedrijfszetels die in België gevestigd zijn;5° elke rechtspersoon naar buitenlands recht, voor de activiteiten van zijn bijkantoren en bedrijfszetels die in België gevestigd zijn;6° elke natuurlijke persoon die, ofschoon hij zijn hoofdverblijfplaats in het buitenland heeft of niet in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente is ingeschreven, op duurzame wijze een onderneming uitbaat in België, en dat voor de activiteiten van die onderneming; - « niet-ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet als een ingezetene mag beschouwd worden;2° elke natuurlijke persoon van buitenlandse nationaliteit die een betrekking uitoefent in een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van zijn land die gevestigd is in België, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° de organisaties naar internationaal of Europees recht die in België gevestigd zijn;4° de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen die in België gevestigd zijn; - « ingezeten kredietinstellingen » : 1° elke in België gevestigde kredietinstelling in de zin van artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, die een monetaire financiële instelling is overeenkomstig artikel 2.1 van de Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen; 2° de Nationale Bank van België;3° de financiële diensten van « De Post »; - « directe-investeringsrelatie » : elke band tussen een rechtspersoon of een natuurlijke persoon en een onderneming, die deze rechtspersoon of natuurlijke persoon - « de directe investeerder » - in staat stelt een significante invloed uit te oefenen op het bestuur van bedoelde onderneming - »de onderneming die het voorwerp is van de directe investering » - en die getuigt van een duurzaam belang van de directe investeerder in die onderneming.

Deze band kan al dan niet tot stand komen door tussenkomst van andere rechtspersonen of natuurlijke personen waarmee een gelijkwaardige band bestaat.

Er bestaat een vermoeden van directe-investeringsrelatie wanneer een directe investeerder op directe of indirecte wijze een deelneming van minimaal tien procent aanhoudt in het kapitaal van de onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd; - « directe-investeringsrelatie met het buitenland » : elke directe-investeringsrelatie tussen een ingezetene directe investeerder en een onderneming gevestigd in het buitenland of tussen een niet-ingezetene directe investeerder en een onderneming gevestigd in België; - « directe-investeringstransactie met het buitenland » : 1° elke transactie die tot doel heeft een directe-investeringsrelatie met het buitenland te doen ontstaan;2° elke transactie waardoor een directe investeerder middelen ter beschikking stelt of terugtrekt, ontvangt van of terugbetaald aan een onderneming waarmee hij een directe-investeringsrelatie met het buitenland heeft; - « directe investering met het buitenland » : 1° het geheel van de middelen die een directe investeerder op een gegeven ogenblik via directe-investeringstransacties met het buitenland ter beschikking stelt van ondernemingen waarmee hij een directe-investeringsrelatie heeft;2° elk in het buitenland gelegen onroerend goed of deel daarvan dat eigendom van een ingezetene is, alsook elk in België gelegen onroerend goed, of deel daarvan, dat eigendom van een niet-ingezetene is; - « directe-investeerder » : elke openbare of privéonderneming met of zonder rechtspersoonlijkheid, elke groep van onderling verbonden ondernemingen met of zonder rechtspersoonlijkheid, elke regering, elke natuurlijke persoon of groep van onderling verbonden natuurlijke personen die een directe-investeringsonderneming bezit die actief is in een ander land dan het (de) land(en) van verblijf van de directe investeerder(s); - « onderneming die het voorwerp is van de directe investering » : elke onderneming waarvan een directe investeerder minstens tien procent van de gewone aandelen of stemrechten bezit - ingeval van een dochtermaatschappij of verbonden onderneming - of het equivalent als het een bijkantoor betreft of een bedrijfszetel of elke onderneming waarin een directe investeerder een inmengingsrecht in de beslissings- en bestuursprocessen uitoefent; - « inmengingsrecht » : het recht van elke rechts- of natuurlijke persoon of elke groep van rechts- of natuurlijke personen om zich te mengen in de beslissings- en bestuursprocessen van een onderneming; - « verbonden onderneming » : elke onderneming die met een derde natuurlijke persoon of rechtspersoon een directe-investeringsrelatie onderhoudt, en dit ofwel als directe investeerder dan wel als onderneming die het voorwerp is van de directe investering. Moeten bovendien als onderling verbonden beschouwd worden, de ondernemingen die met een zelfde derde natuurlijke persoon of rechtspersoon een directe-investeringsrelatie onderhouden als onderneming die het voorwerp is van de directe investering (« zustermaatschappij »); - « groep van ondernemingen » : het geheel van de ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door directe investeringsrelaties. De groep kan een nationale dimensie hebben indien ze uitsluitend is samengesteld uit ingezeten ondernemingen, of een internationale dimensie indien één of meerdere verbonden ondernemingen niet-ingezeten zijn. De niet-ingezeten investeerders die natuurlijke personen zijn moeten eveneens worden opgenomen in de definitie van de groep; - « onderneming van de groep » : elke onderneming die tot een groep behoort, ongeacht de aard van haar activiteit (niet-financiële onderneming, kredietinstelling...); - « aangifteplichtige ingezeten rechtspersoon » : elke ingezetene die een directe-investeringsrelatie met een niet-ingezetene heeft ofwel in zijn hoedanigheid van directe investeerder, ofwel in zijn hoedanigheid van begunstigde van een directe investering, in zoverre hij beantwoordt aan één van volgende omschrijvingen : - elke in België gevestigde rechtspersoon naar Belgisch recht, waarvan een niet-ingezetene ten minste tien procent van de gewone aandelen of stemrechten bezit of waarin een niet-ingezetene een inmengingsrecht uitoefent; - elke in België gevestigde rechtspersoon die ten minste tien procent van de gewone aandelen of stemrechten bezit van een in het buitenland gevestigde onderneming die opgericht is naar het recht van het land van vestiging of er een inmengingsrecht in uitoefent; - elke in België gevestigde rechtspersoon die een in het buitenland gevestigd bijkantoor bezit; - elk in België gevestigd bijkantoor van een onderneming naar buitenlands recht; - elke in België gevestigde rechtspersoon die het geheel of een gedeelte van een in het buitenland gelegen onroerend goed bezit. - « ingezeten (her)verzekeringsonderneming » : elke in België gevestigde onderneming die een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming is in de zin van artikel 91bis, 1°, 2° en 3° van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen; - « ingezeten beursvennootschap » : elke in België gevestigde onderneming die door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen erkend is als beursvennootschap en opgenomen in de lijst gepubliceerd door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen overeenkomstig artikel 63, tweede lid, a) van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs; - « ingezeten vennootschap voor vermogensbeheer » : elke in België gevestigde onderneming die door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen erkend is als vennootschap voor vermogensbeheer en opgenomen in de lijst gepubliceerd door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen overeenkomstig artikel 63, tweede lid, b) van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs; - « ingezeten instelling voor bedrijfspensioenvoorziening » : elke in België gevestigde rechtspersoon die door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen erkend is als instelling voor bedrijfspensioenvoorziening en opgenomen in de lijst gepubliceerd door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen overeenkomstig artikel 59 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen; - « ingezeten instelling voor belegging » : 1° elke instelling voor collectieve belegging naar Belgisch recht en die onderworpen is aan de bepalingen van deel II, boek II van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;2° elke in België gevestigde rechtspersoon die vastgoedcertificaten uitgeeft in de zin van artikel 5, § 4, van de wet 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt; - « ingezeten niet-financiële onderneming » : elke in België gevestigde rechtspersoon anders dan een kredietinstelling, een (her)verzekeringsonderneming, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer, een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening of een instelling voor belegging.

Art. 2.Georganiseerde enquêtes Met het oog op het verzamelen van de informatie die de ingezeten rechtspersonen aan de Nationale Bank van België dienen te bezorgen aangaande hun directe investeringen met het buitenland en de directe investeringen die zij vanwege niet-ingezetenen genieten, worden periodiek de volgende enquêtes georganiseerd : a) enquête over de directe investeringsstromen;b) enquête over de uitstaande bedragen van de directe investeringen;c) enquête over de resultaten van de directe investeringen en het eigen vermogen van de niet-ingezeten ondernemingen die indirect in bezit zijn;d) enquête over de structuur en de activiteit van de buitenlandse dochtermaatschappijen.

Art. 3.Categorieën van aangifteplichtige ingezeten rechtspersonen en frequenties van aangifte § 1. Alle (her)verzekeringsondernemingen zijn verplicht te antwoorden op de in punten a), b), c) en d) van artikel 2 bedoelde enquêtes.

De (her)verzekeringsondernemingen die samen en in dalende volgorde gerangschikt minstens - ofwel 95 % van de deelnemingen van alle (her)verzekeringsondernemingen aanhouden, - ofwel 90 % van het eigen vermogen van alle (her)verzekeringsondernemingen bezitten, - ofwel 90 % van de totale activa en passiva van alle (her)verzekeringsondernemingen bezitten dienen - maandelijks op de in punten a) en b) van artikel 2 bedoelde enquêtes te antwoorden, - driemaandelijks te antwoorden op de enquête bedoeld in punt c) van hetzelfde artikel, - jaarlijks te antwoorden op de enquêtes bedoeld in de punten d) en e) van hetzelfde artikel.

De andere (her)verzekeringsondernemingen antwoorden jaarlijks op de enquêtes bedoeld in de punten a), b), c) en d) van artikel 2. § 2. De niet-financiële ondernemingen, de beursvennootschappen en de vennootschappen voor vermogensbeheer waarvan het eigen vermogen meer dan 10 miljoen EUR bedraagt of waarvan het balanstotaal hoger ligt dan 25 miljoen EUR of waarvan de financiële vaste activa met de verbonden ondernemingen meer dan 5 miljoen EUR belopen, zijn verplicht om op de enquêtes bedoeld in de punten a), b), c) en d) van artikel 2 te antwoorden.

De niet-financiële ondernemingen, de beursvennootschappen en de vennootschappen voor vermogensbeheer waarvan het eigen vermogen dat in handen is van niet-ingezeten directe investeerders meer dan 500 miljoen EUR bedraagt of die, bij wijze van directe investeringen, een eigen vermogen van meer dan 500 miljoen in hun deelnemingen bezitten of waarvan het totaal uitstaand bedrag van de door hen toegestane en ontvangen leningen in het kader van de groepen waartoe ze behoren meer dan 500 miljoen EUR bedraagt, antwoorden - maandelijks op de enquêtes bedoeld in punt a) van artikel 2, - driemaandelijks op de enquête bedoeld in punt b) van hetzelfde artikel, - jaarlijks op de enquêtes bedoeld in de punten c) en d) van hetzelfde artikel.

De niet-financiële ondernemingen, de beursvennootschappen en de vennootschappen voor vermogensbeheer die niet voldoen aan de criteria van het vorige lid en waarvan het eigen vermogen dat in handen is van niet-ingezeten directe investeerders meer dan 100 miljoen EUR bedraagt of die, bij wijze van directe investeringen, een eigen vermogen van meer dan 100 miljoen EUR in hun deelnemingen bezitten of waarvan het totaal uitstaand bedrag van de door hen toegestane en ontvangen leningen in het kader van de groepen van ondernemingen waartoe ze behoren meer dan 100 miljoen EUR bedraagt, antwoorden - maandelijks op de enquêtes bedoeld in punt a) van artikel 2, - jaarlijks op die welke bedoeld zijn in de punten b), c) en d) van hetzelfde artikel.

De andere niet-financiële ondernemingen antwoorden jaarlijks op de enquêtes bedoeld in de punten a), b), c) en d) van artikel 2. § 3. De betrokken aangifteplichtige rechtspersonen worden ten minste drie maanden vóór het begin van het jaar waarvoor ze informatie moeten verstrekken, door de Nationale Bank van België op de hoogte gebracht van het feit dat ze verplicht zijn om op de enquête te antwoorden. Ze wijst hun eveneens op de frequentie van aangifte.

Art. 4.Referentiegegevens § 1. De gegevens die in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de aangifteplichtige rechtspersonen zijn die welke betrekking hebben op het voorlaatste jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor informatie zal ingezameld worden.

Wanneer het gegevens betreft die in de jaarrekening worden vermeld, worden in aanmerking genomen : - de gegevens uit de recentste jaarrekening die bij de Balanscentrale werd neergelegd op 31 augustus van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor informatie wordt ingezameld; - bij ontstentenis van neergelegde jaarrekening of ingeval van laattijdige neerlegging, alle gegevens afkomstig van andere nuttige bronnen. § 2. Gebeurtenissen zoals met name een fusie, een overname, een splitsing, een wijziging van rechtsvorm, van wettelijk statuut of van de economische activiteiten van een aangifteplichtige of zijn toetreding tot een btw-eenheid, maken geen einde aan de verplichting om de enquête volledig te beantwoorden.

Ingeval van dergelijke gebeurtenissen wordt elke ingezetene beschouwd als nog steeds behorend tot zijn oorspronkelijke categorie voor de enquêtes die tijdens de drie volgende jaren worden georganiseerd.

Art. 5.Mee te delen informatie § 1. Beschrijvende gegevens en informatie over de structuur van de groep Ten einde de stromen van directe investeringen te bepalen die zij dienen mee te delen in de enquêtes bedoeld in § 2 tot § 4, en de verwerking van de antwoorden op deze enquêtes mogelijk te maken, delen de aangifteplichtige rechtspersonen voor alle ondernemingen van de groep waartoe de aangifteplichtige rechtspersonen behoren alsook voor al hun niet-ingezeten directe investeerders die niet zijn opgericht in de vorm van een onderneming, de volgende informatie mee : - de benaming; - het land van vestiging; - het bestaan van een inmengingsrecht; - het bestaan van een beursnotering; - de datum van het einde van het boekjaar; - de activiteitssector; - de deelnemingspercentages met elke onderneming van de groep.

Indien dat het geval zou zijn duiden de aangifteplichtige rechtspersonen eveneens aan welke directe investeerder rechtstreeks of onrechtstreeks meer dan vijftig procent van hun gewone aandelen of stemrechten bezit. § 2. Enquête over de directe investeringsstromen Voor de transacties met het buitenland die de aangifteplichtige rechtspersonen tijdens de aangifteperiode hebben gerealiseerd en die vermeld staan op het elektronisch enquêteformulier waarop ze verplicht zijn te antwoorden, melden ze de waarden, uitgesplitst per munt en per niet-ingezeten onderneming die het voorwerp is van de directe investering, per niet-ingezeten directe investeerder of per andere niet-ingezeten onderneming van de groep, van de : - kapitaalwijzigingen of wijziging van de dotatie van de ingezeten aangifteplichtige rechtspersoon; - wijzigingen van de deelnemingen in niet-ingezeten ondernemingen; - leningen, ontleningen en deposito's op korte en lange termijn binnen de groep; - interesten die aan niet-ingezeten ondernemingen van de groep werden betaald of van deze ondernemingen werden ontvangen; - dividenden die aan de niet-ingezeten aandeelhouders werden betaald of die ontvangen werden van niet-ingezeten ondernemingen waarin een directe deelneming bestaat.

De aangifteplichtige rechtspersonen melden eveneens de waarden, uitgesplitst per munt en per niet-ingezeten onderneming die het voorwerp is van de directe investering, per niet-ingezeten directe investeerder of per andere niet-ingezeten onderneming van de groep, van de uitstaande bedragen - aan het einde van de aangifteperiode - van de : - leningen, ontleningen en deposito's op zeer korte termijn waarvan de tegenpartij een niet-ingezeten onderneming van de groep is; - zichtrekeningen en intercompanyrekeningen op zeer korte termijn binnen de groep. § 3. Enquête over de uitstaande bedragen van de directe investeringen De aangifteplichtige rechtspersonen melden de waarden, uitgesplitst per munt en per niet-ingezeten onderneming die het voorwerp is van de directe investering, per niet-ingezeten directe investeerder of per andere niet-ingezeten onderneming van de groep, van de uitstaande bedragen - aan het einde van de aangifteperiode - van de : - leningen, ontleningen en deposito's op korte en lange termijn waarvan de tegenpartij een niet-ingezeten onderneming van de groep is; - handelsvorderingen en -schulden die voortvloeien uit de aan- of verkoop van goederen of diensten en waarvan de tegenpartij een niet-ingezeten onderneming van de groep is; - schuldbewijzen; - handelsvorderingen en -schulden die voortvloeien uit factoringverrichtingen.

De aangifteplichtige rechtspersonen melden eveneens, voor alle niet-ingezeten ondernemingen waarin ze een directe deelneming bezitten, de waarden, uitgesplitst per niet-ingezeten onderneming, van het eigen vermogen van deze niet-ingezeten ondernemingen aan het einde van de aangifteperiode. Deze waarden moeten worden uitgedrukt in de munt van de boekhouding van de betrokken niet-ingezeten onderneming.

De aangifteplichtige personen melden bovendien de waarden die op het einde van de aangifteperiode werden uitgesplitst per bestanddeel van hun eigen vermogen en uitgedrukt zijn in de munt van hun boekhouding. § 4. Enquête over de resultaten van de directe investeringen en over het eigen vermogen van de indirect aangehouden niet-ingezeten ondernemingen De aangifteplichtige rechtspersonen melden de in de munt van hun boekhouding uitgedrukte waarden - aan het einde van hun boekjaar - van hun resultaten en de toewijzing ervan.

De aangifteplichtige rechtspersonen melden eveneens, voor alle niet-ingezeten ondernemingen waarin ze een directe of indirecte deelneming bezitten, de waarden - aan het einde van het boekjaar van de betrokken niet-ingezeten onderneming - van de resultaten van deze niet-ingezeten ondernemingen en van de bestemming ervan. Deze waarden moeten per niet-ingezeten onderneming worden uitgesplitst en moeten worden uitgedrukt in de munt van de boekhouding van de betrokken niet-ingezeten onderneming.

De aangifteplichtige rechtspersonen melden bovendien, voor alle niet-ingezeten ondernemingen waarin ze een indirecte deelneming bezitten, de waarden, uitgesplitst per niet-ingezeten onderneming, van het eigen vermogen van deze niet-ingezeten ondernemingen aan het einde van de aangifteperiode. Deze waarden moeten worden uitgedrukt in de munt van de boekhouding van de betrokken niet-ingezeten onderneming. § 5. Enquête over de structuur en de activiteit van buitenlandse filialen Voor alle niet-ingezeten ondernemingen waarin de aangifteplichtige rechtspersonen rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming bezitten, melden de aangifteplichtige rechtspersonen de waarden aan het einde van de aangifteperiode, uitgesplitst per niet-ingezeten onderneming en desgevallend per munt : - van de goederen en diensten die tijdens de aangifteperiode van de niet-ingezeten onderneming werden aangekocht; - van de goederen en diensten die tijdens de aangifteperiode aan de niet-ingezeten onderneming werden verkocht; - van de omzet, of van het boekhoudkundige gegeven dat overeenstemt met het totaal aan verkopen en diensten van de niet-ingezeten onderneming.

Voor elk van deze niet-ingezeten ondernemingen melden de aangifteplichtige rechtspersonen eveneens het aantal in dienst zijnde personen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen voltijds en deeltijds personeel.

Art. 6.Termijn en wijze waarop de informatie moet worden bezorgd § 1. De antwoorden op de enquête bedoeld in punt a) van artikel 2 moeten uiterlijk de vijftiende werkdag na de aangifteperiode aan de Nationale Bank van België worden bezorgd.

De termijn om de antwoorden op de enquêtes bedoeld in de punten b), c) en d) van artikel 2 te bezorgen aan de Nationale Bank van België is vijf maanden na de aangifteperiode.

Het bijwerken van de beschrijvende gegevens en informatie over de structuur van de groep bedoeld in artikel 5, § 1 gebeurt samen met de antwoorden op de enquête bedoeld in punt a) van artikel 2. § 2. De antwoorden op de enquêtes moeten elektronisch aan de Nationale Bank van België worden bezorgd.

Wanneer de Nationale Bank van België de aangifteplichtige personen op de hoogte brengt van de verplichting om de enquête te beantwoorden, vermeldt ze de wijze waarop de antwoorden moeten worden verstrekt.

Art. 7.Bewaringstermijn van de gegevens De aangifteplichtige personen bewaren de gegevens waarop ze zich hebben gebaseerd voor het bezorgen van de vereiste informatie aan de Nationale Bank van België gedurende een periode van vierentwintig maanden. Die termijn gaat in vanaf de datum waarop de antwoorden op de enquêtes aan de Nationale Bank van België worden verstrekt.

Brussel, 22 december 2009.

L. COENE, Vice-gouverneur.

G. QUADEN, Gouverneur.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 8 januari 2010.

De Minister van Financiën, D. REYNDERS

Bijlage 6 bij het ministerieel besluit van 8 januari 2010 Reglement « F » van de Nationale Bank van België betreffende de enquêtes over de investeringen tussen ingezetenen andere dan de kredietinstellingen en niet-verwante niet-ingezetenen, met uitzondering van deze in roerende waarden Het Directiecomité van de Nationale Bank van België, Gelet op de wet van 28 februari 2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans, van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen, inzonderheid op artikel 3 gewijzigd bij de wet van 1 mei 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 februari 2007 met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans, van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België;

Overwegende dat artikel 2 van voornoemd koninklijk besluit bepaalt dat de ingezetenen verplicht zijn de Nationale Bank van België in kennis te stellen van al hun transacties van professionele aard met het buitenland;

Overwegende dat artikel 14 van voornoemd koninklijk besluit bepaalt dat de ingezeten rechtspersonen aan de Nationale Bank van België informatie bezorgen aangaande hun investeringen tussen ingezetenen en niet-verwante niet-ingezetenen, met uitzondering van deze in roerende waarden;

Overwegende dat de artikelen 3 en 15 van datzelfde koninklijk besluit bepalen dat de Nationale Bank van België bij reglement de toepassingsmodaliteiten preciseert van voornoemde verplichtingen, Besluit :

Artikel 1.Definities Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : - « ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon die zijn hoofdverblijfplaats in België heeft, hierbij inbegrepen de ambtenaren van een organisatie naar internationaal of Europees recht, gevestigd in België.Elke persoon die in de bevolkingsregisters van een gemeente ingeschreven is, wordt geacht daar zijn hoofdverblijfplaats te hebben; 2° elke natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit die in een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland een zending vervult, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° elke rechtspersoon naar Belgisch publiekrecht en alle diensten daarvan in België, alsook de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen in het buitenland;4° elke rechtspersoon naar Belgisch privaatrecht, voor de activiteiten van zijn maatschappelijke zetel, van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd in België;5° elke rechtspersoon naar buitenlands recht, voor de activiteiten van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd in België;6° elke natuurlijke persoon die, ofschoon hij zijn hoofdverblijfplaats in het buitenland heeft of niet in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente is ingeschreven, op duurzame wijze een onderneming uitbaat in België, en dat voor de activiteiten van die onderneming; - « niet-ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet als een ingezetene mag beschouwd worden;2° elke natuurlijke persoon van buitenlandse nationaliteit die een betrekking uitoefent in een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van zijn land die gevestigd is in België, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° de organisaties naar internationaal of Europees recht die gevestigd zijn in België;4° de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen die in België gevestigd zijn; - « ingezeten kredietinstellingen » : 1° elke in België gevestigde kredietinstelling in de zin van artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, die een monetaire financiële instelling is overeenkomstig artikel 2.1 van de Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen; 2° de Nationale Bank van België;3° de financiële diensten van « De Post »; - « investeringstransactie tussen niet-verwante ingezetenen en niet-ingezetenen met uitzondering van roerende waarden » : elke transactie waardoor een ingezetene middelen met uitzondering van deze onder de vorm van roerende waarden ter beschikking stelt van een niet-ingezetene waarmee hij een relatie heeft waarbij hij geen significante invloed uitoefent op het bestuur van deze niet-ingezetene en waarbij hij geen duurzaam belang laat blijken, of omgekeerd.

Er bestaat een vermoeden van een dergelijke relatie wanneer de ingezetene een deelneming van minder dan tien procent aanhoudt in het kapitaal van de niet-ingezetene of omgekeer; - « investering tussen ingezetenen en niet-verwante niet-ingezetenen met uitzondering van roerende waarden » : het geheel van de middelen, met uitzondering van deze onder de vorm van roerende waarden, die een ingezetene op een bepaald ogenblik ter beschikking stelt of ontvangt van een niet-ingezetene waarmee hij een relatie heeft waarbij hij geen significante invloed uitoefent op het bestuur van deze niet-ingezetene en waarbij hij geen duurzaam belang laat blijken. - « directe-investeringsrelatie » : elke band tussen een rechtspersoon of een natuurlijke persoon en een onderneming, die deze rechtspersoon of natuurlijke persoon - « de directe investeerder » - in staat stelt een significante invloed uit te oefenen op het bestuur van de bedoelde onderneming - « de onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd » - en die getuigt van een duurzaam belang van de directe investeerder in die onderneming.

Deze band kan al dan niet tot stand komen door tussenkomst van andere rechtspersonen of natuurlijke personen waarmee een gelijkwaardige band bestaat.

Er bestaat een vermoeden van directe-investeringsrelatie wanneer een directe investeerder op directe of indirecte wijze een deelneming van minimaal tien procent aanhoudt in het kapitaal van de onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd; - « directe-investeringsrelatie met het buitenland » : elke directe-investeringsrelatie tussen een ingezeten directe investeerder en een onderneming gevestigd in het buitenland of tussen een niet-ingezeten directe investeerder en een onderneming gevestigd in België; - « directe investeerder » : elke openbare of privéonderneming met of zonder rechtspersoonlijkheid, elke groep van onderling verbonden ondernemingen met of zonder rechtspersoonlijkheid, elke regering, elke natuurlijke persoon of groep van onderling verbonden natuurlijke personen die een directe-investeringsonderneming bezit die actief is in een ander land dan het (de) land(en) van verblijf van de directe investeerder(s); - « onderneming die het voorwerp is van de directe investering » : elke onderneming waarvan een directe investeerder minstens tien procent van de gewone aandelen of stemrechten bezit - in geval van een dochtermaatschappij of verbonden onderneming - of het equivalent als het een bijkantoor betreft of een bedrijfszetel of elke onderneming waarin een directe investeerder een inmengingsrecht in de beslissings- en bestuursprocessen uitoefent; - « inmengingsrecht » : het recht van elke rechts- of natuurlijke persoon of elke groep van rechts- of natuurlijke personen om zich te mengen in het beslissings- en bestuursproces van een onderneming; - « verbonden onderneming » : elke onderneming die met een derde natuurlijke persoon of rechtspersoon een directe-investeringsrelatie onderhoudt, en dit ofwel als directe investeerder dan wel als onderneming die het voorwerp is van de directe investering. Moeten bovendien als onderling verbonden beschouwd worden, de ondernemingen die met een zelfde derde natuurlijke persoon of rechtspersoon een directe-investeringsrelatie onderhouden als onderneming die het voorwerp is van de directe investering (« zustermaatschappij »); - « groep van ondernemingen » : het geheel van de ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door directe-investeringsrelaties. De groep kan een nationale dimensie hebben indien ze uitsluitend is samengesteld uit ingezeten ondernemingen, of een internationale dimensie indien één of meerdere verbonden ondernemingen niet-ingezeten zijn. De niet-ingezeten investeerders die natuurlijke personen zijn moeten eveneens worden opgenomen in de definitie van de groep; - « onderneming van de groep » : elke onderneming die tot een groep behoort, ongeacht de aard van haar activiteit (niet-financiële onderneming, kredietinstelling...); - « ingezeten (her)verzekeringsonderneming » : elke in België gevestigde onderneming die een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming is in de zin van artikel 91bis, 1°, 2° en 3° van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen; - « ingezeten beursvennootschap » : elke in België gevestigde onderneming die door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen erkend is als beursvennootschap en opgenomen in de lijst gepubliceerd door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen overeenkomstig artikel 63, tweede lid, a) van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs; - « ingezeten vennootschap voor vermogensbeheer » : elke in België gevestigde onderneming die door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen erkend is als vennootschap voor vermogensbeheer en opgenomen in de lijst gepubliceerd door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen overeenkomstig artikel 63, tweede lid, b) van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs; - « ingezeten instelling voor bedrijfspensioenvoorziening » : elke in België gevestigde rechtspersoon die door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen erkend is als instelling voor bedrijfspensioenvoorziening en opgenomen in de lijst gepubliceerd door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen overeenkomstig artikel 59 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen; - « ingezeten instelling voor belegging » : 1° elke instelling voor collectieve belegging naar Belgisch recht en die onderworpen is aan de bepalingen van deel II, boek II van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;2° elke in België gevestigde rechtspersoon die vastgoedcertificaten uitgeeft in de zin van artikel 5, § 4 van de wet 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt; - « monetair compartiment van een ingezeten instelling voor collectieve belegging » : elk compartiment van een ingezeten instelling voor collectieve belegging dat volgens de bepalingen van artikel 16, § 6 van het Koninklijk Besluit van 22 mei 2005 betreffende de dekking van de werkingskosten van de Commissie voor het Bank, Financie- en Assurantiewezen, als monetair wordt beschouwd.

Voor de toepassing van dit artikel wordt als een monetaire instelling voor collectieve belegging beschouwd, de instelling voor collectieve belegging waarvan het in het prospectus opgenomen beleggingsbeleid de vaste verbintenis inhoudt een rendement na te streven dicht in de buurt van het op de geldmarkt verkregen rendement, en het grootste deel van haar middelen te beleggen in geldmarktinstrumenten waarvan de resterende looptijd minder dan een jaar bedraagt; - « ingezeten niet-financiële onderneming » : elke in België gevestigde rechtspersoon anders dan een kredietinstelling, een (her)verzekeringsonderneming, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer, een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening of een instelling voor belegging. - « enquêtes over de directe investeringen » : de in het Reglement "E" van de Nationale Bank van België beoogde enquêtes over de directe investeringen met het buitenland van de andere ingezeten rechtspersonen dan de kredietinstellingen.

Art. 2.Georganiseerde enquêtes Met het oog op het verzamelen van de informatie die de andere ingezeten rechtspersonen dan de kredietinstellingen aan de Nationale Bank van België dienen te bezorgen met betrekking tot hun directe investeringen die zij vanwege niet-verwante niet-ingezetenen genieten, behalve deze in roerende waarden, worden periodiek de volgende enquêtes georganiseerd : a) enquête over de stromen van de investeringen behalve deze in roerende waarden met niet-verwante niet-ingezetenen;b) enquête over de uitstaande bedragen van de investeringen behalve deze in roerende waarden met niet-verwante niet-ingezetenen.

Art. 3.Categorieën van aangifteplichtige ingezeten rechtspersonen en frequenties van aangifte § 1. Alle (her)verzekeringsondernemingen zijn verplicht te antwoorden op de in artikel 2 bedoelde enquêtes.

De (her)verzekeringsondernemingen die volgens het gehanteerde criterium samen en in dalende volgorde gerangschikt minstens - ofwel 95 % van de deelnemingen van alle ingezeten (her)verzekeringsondernemingen aanhouden, - ofwel 90 % van het eigen vermogen van alle ingezeten (her)verzekeringsondernemingen bezitten, - ofwel 90 % van de totale activa en passiva van alle ingezeten (her)verzekeringsondernemingen bezittendienen - maandelijks op de in punt a) van artikel 2 bedoelde enquêtes te antwoorden, - driemaandelijks te antwoorden op de enquête bedoeld in punt b) van hetzelfde artikel, - jaarlijks te antwoorden op de enquêtes bedoeld in de punten c) en d) van hetzelfde artikel.

De andere (her)verzekeringsondernemingen antwoorden driemaandelijks op de enquête bedoeld in punt a) van artikel 2 en jaarlijks op de enquête bedoeld in punt b) van hetzelfde artikel. § 2. Behalve voor wat hun monetaire compartimenten betreft, zijn alle instellingen voor collectieve belegging verplicht maandelijks te antwoorden op de enquête bedoeld in artikel 2, b). § 3. Alle ingezeten instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening zijn verplicht jaarlijks te antwoorden op de in artikel 2 bedoelde enquêtes. § 4. Alle niet-financiële ondernemingen, alle beursvennootschappen en alle vennootschappen voor vermogensbeheer die moeten antwoorden op de enquêtes over de directe investeringen, zijn tevens verplicht te antwoorden op de in artikel 2 bedoelde enquêtes.

Zijn bovendien verplicht te antwoorden op de in artikel 2 vermelde enquêtes, de niet-financiële ondernemingen, de beursvennootschappen en de vennootschappen voor vermogensbeheer waarvan het totaal van hun activa of passiva van hun balans meer bedraagt dan 20 miljoen EUR, en waarvan ofwel het totaal van hun vorderingen op meer dan één jaar (rubrieken 285/8 en 291 op de actiefzijde) meer bedraagt dan 5 miljoen EUR, ofwel het totaal van hun schulden op meer dan één jaar (rubrieken 173 en 174 op de passiefzijde) meer bedraagt dan 5 miljoen EUR. De niet-financiële ondernemingen, de beursvennootschappen en de vennootschappen voor vermogensbeheer waarvan het eigen vermogen dat in handen is van niet-ingezeten directe investeerders meer dan 500 miljoen EUR bedraagt of die, bij wijze van directe investeringen, een eigen vermogen van meer dan 500 miljoen EUR in hun deelnemingen bezitten of waarvan het totale uitstaande bedrag van de door hen toegestane en ontvangen leningen binnen de groepen waartoe ze behoren meer dan 500 miljoen EUR bedraagt, antwoorden maandelijks op de enquête bedoeld in punt a) van artikel 2 en driemaandelijks op die bedoeld in punt b) van hetzelfde artikel.

De niet-financiële ondernemingen, de beursvennootschappen en de vennootschappen voor vermogensbeheer waarvan het eigen vermogen dat in handen is van niet-ingezeten directe investeerders meer dan 100 miljoen EUR maar minder dan 500 miljoen EUR bedraagt of die, bij wijze van directe investeringen, een eigen vermogen van meer dan 100 miljoen EUR maar minder dan 500 miljoen EUR in hun deelnemingen bezitten of waarvan het totale uitstaande bedrag van de door hen toegestane en ontvangen leningen binnen de groepen waartoe ze behoren meer dan 100 miljoen EUR maar minder dan 500 miljoen EUR bedraagt, antwoorden maandelijks op de enquête bedoeld in punt a) van artikel 2 en jaarlijks op de enquête bedoeld in punt b) van hetzelfde artikel.

De andere niet-financiële ondernemingen, de andere beursvennootschappen en de andere vennootschappen voor vermogensbeheer antwoorden jaarlijks op de enquêtes bedoeld in artikel 2. § 5. De betrokken aangifteplichtige rechtspersonen worden ten minste drie maanden vóór het begin van het jaar waarvoor ze informatie moeten verstrekken, door de Nationale Bank van België op de hoogte gebracht van het feit dat ze verplicht zijn om op de enquête te antwoorden. Ze wijst hun eveneens op de frequentie van aangifte.

Art. 4.Referentiegegevens § 1. De gegevens die in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de aangifteplichtige rechtspersonen zijn die welke betrekking hebben op het voorlaatste jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor informatie zal ingezameld worden.

Wanneer het gegevens betreft die in de jaarrekening worden vermeld, worden in aanmerking genomen : - de gegevens uit de recentste jaarrekening die bij de Balanscentrale werd neergelegd op 31 augustus van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor informatie wordt ingezameld; - bij ontstentenis van neergelegde jaarrekening of in geval van laattijdige neerlegging, alle gegevens afkomstig van andere nuttige bronnen. § 2. Gebeurtenissen zoals met name een fusie, een overname, een splitsing, een wijziging van rechtsvorm, van wettelijk statuut of van de economische activiteiten van een aangifteplichtige of zijn toetreding tot een btw-eenheid, maken geen einde aan de verplichting om de enquête volledig te beantwoorden.

Ingeval van dergelijke gebeurtenissen wordt elke ingezetene beschouwd als nog steeds behorend tot zijn oorspronkelijke categorie voor de enquêtes die tijdens de drie volgende jaren worden georganiseerd.

Art. 5.Mee te delen informatie § 1. Enquête over de stromen van de investeringen behalve deze in roerende waarden met niet-verwante niet-ingezetenen.

Voor de transacties met het buitenland die ze tijdens de aangifteperiode met niet-verwante niet-ingezetenen hebben verricht, en die zijn opgenomen op het elektronische formulier van de enquête die ze moeten beantwoorden, delen de aangifteplichtige rechtspersonen, uitgesplitst naar land en munt, de waarden mee van de : - toegestane of ontvangen leningen en aangehouden of ontvangen deposito's met een looptijd van meer dan één maand maar ten hoogste één jaar en de terugbetaling van deze leningen en deposito's; - toegestane of ontvangen leningen en aangehouden of ontvangen deposito's met een looptijd van meer dan één jaar en de terugbetaling van deze leningen en deposito's; - huurbetalingen van leasing exclusief betaalde of geïnde interesten; - aan- en verkoop van onroerende goederen gelegen in België; - aan- en verkoop van onroerende goederen gelegen in het buitenland; - ontvangen of betaalde of verschuldigde niet-vervallen interesten op leningen, ontleningen, deposito's, zichtrekeningen, leasing,...; - betaalde of ontvangen premies bij opties; - betaalde of ontvangen marges bij « futures »; - gerealiseerde meer- of minwaarden bij swaps en termijncontracten; - aan- en verkoop van andere afgeleide producten.

Voor de tegoeden en verplichtingen ten aanzien van niet-verwante niet-ingezetenen die zijn opgenomen op het elektronische formulier van de enquête die ze moeten beantwoorden, delen de aangifteplichtige personen, uitgesplitst naar land en munt, tevens de waarden mee van de uitstaande bedragen of saldo's aan het einde van de aangifteperiode van de : - toegestane of ontvangen leningen met een looptijd van ten hoogste één maand; - aangehouden of ontvangen deposito's met een looptijd van ten hoogste één maand; - zichtrekeningen bij niet-ingezeten kredietinstellingen die geen deel uitmaken van de groep; - rekeningen-courant bij niet-ingezetenen, andere dan kredietinstellingen, en die geen deel uitmaken van de groep. § 2. Enquête over de uitstaande bedragen van de investeringen behalve deze in roerende waarden met niet-verwante niet-ingezetenen Voor de tegoeden en verplichtingen ten aanzien van niet-verwante niet-ingezetenen die zijn opgenomen op het elektronische formulier van de enquête die ze moeten beantwoorden, delen de aangifteplichtige personen, uitgesplitst naar land en munt, tevens de waarden mee van de uitstaande bedragen of saldo's aan het einde van de aangifteperiode van de : - toegestane of ontvangen leningen met een looptijd van meer dan één maand maar ten hoogste één jaar; - toegestane of ontvangen leningen met een looptijd van meer dan één jaar; - aangehouden of ontvangen deposito's met een looptijd van meer dan één maand maar ten hoogste één jaar; - aangehouden of ontvangen deposito's met een looptijd van meer dan één jaar; - schulden en vorderingen voor de levering van goederen of diensten; - zichtrekeningen bij niet-ingezeten kredietinstellingen die geen deel uitmaken van de groep; - rekeningen-courant bij niet-ingezetenen, andere dan kredietinstellingen, en die geen deel uitmaken van de groep; - gekochte of geschreven opties; - positieve of negatieve saldo's van "futures"; - positieve of negatieve saldo's van de toekomstige vorderingen min verplichtingen, ingevolge swaps of termijncontracten; - positieve of negatieve saldo's van andere afgeleide producten; - factoring : vorderingen met een initiële looptijd van ten hoogste één jaar aangeschaft bij ingezetenen en nog niet geïnd bij de niet-ingezeten schuldenaars; - factoring : vorderingen met een initiële looptijd van meer dan één jaar aangeschaft bij ingezetenen en nog niet geïnd bij de niet-ingezeten schuldenaars; - factoring : vorderingen met een initiële looptijd van ten hoogste één jaar aangeschaft bij niet-ingezetenen en nog niet geïnd bij de niet-ingezeten schuldenaars; - factoring : vorderingen met een initiële looptijd van meer dan één jaar aangeschaft bij niet-ingezetenen en nog niet geïnd bij de niet-ingezeten schuldenaars; - factoring : vorderingen met een initiële looptijd van ten hoogste één jaar afgestaan aan een niet-ingezeten factoringmaatschappij buiten de groep die deze vorderingen nog niet betaald heeft; - factoring : vorderingen met een initiële looptijd van meer dan één jaar afgestaan aan een niet-ingezeten factoringmaatschappij buiten de groep die deze vorderingen nog niet betaald heeft; - factoring : vorderingen met een initiële looptijd van ten hoogste één jaar aangeschaft bij een niet-ingezetene buiten de groep en nog niet aan deze laatste betaald; - factoring : vorderingen met een initiële looptijd van meer dan één jaar aangeschaft bij een niet-ingezetene buiten de groep en nog niet aan deze laatste betaald.

Art. 6.Termijn en wijze waarop de informatie moet worden bezorgd § 1. De antwoorden op de enquête bedoeld in punt a) van artikel 2 moeten uiterlijk de vijftiende werkdag na de aangifteperiode aan de Nationale Bank van België worden bezorgd.

De termijn om de antwoorden op de enquêtes bedoeld in de punten b), c) en d) van artikel 2 te bezorgen aan de Nationale Bank van België is vijf maanden na de aangifteperiode. § 2. De antwoorden op de enquêtes moeten elektronisch aan de Nationale Bank van België worden bezorgd.

Wanneer de Nationale Bank van België de aangifteplichtige personen op de hoogte brengt van de verplichting om de enquête te beantwoorden, vermeldt ze de wijze waarop de antwoorden moeten worden verstrekt.

Art. 7.Bewaringstermijn van de gegevens De aangifteplichtige personen bewaren de gegevens waarop ze zich hebben gebaseerd voor het bezorgen van de vereiste informatie aan de Nationale Bank van België gedurende een periode van vierentwintig maanden. Die termijn gaat in vanaf de datum waarop de antwoorden op de enquêtes aan de Nationale Bank van België worden verstrekt.

Brussel, 22 december 2009.

L. COENE, Vice-gouverneur.

G. QUADEN, Gouverneur.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 8 januari 2010.

De Minister van Financiën, D. REYNDERS

Bijlage 7 bij het ministerieel besluit van 8 januari 2010 Reglement « G » van de Nationale Bank van België betreffende de enquêtes over de tegoeden en de verbintenissen in roerende waarden van ingezeten rechtspersonen andere dan de kredietinstellingen Het Directiecomité van de Nationale Bank van België, Gelet op de wet van 28 februari 2002 ter regeling van het opstellen van de betalingsbalans, van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België en houdende wijziging van de besluitwet van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole en van verschillende wettelijke bepalingen, inzonderheid op artikel 3 gewijzigd bij de wet van 1 mei 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 februari 2007 met betrekking tot het opstellen van de betalingsbalans, van de externe vermogenspositie en van de statistieken inzake de internationale handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen van België;

Overwegende dat artikel 16 van het voornoemde koninklijk besluit bepaalt dat de ingezeten rechtspersonen de Nationale Bank van België informatie bezorgen aangaande hun tegoeden in de vorm van roerende waarden, aangaande hun verplichtingen ten gevolge van de emissie, de levering of de bewaring van roerende waarden alsook aangaande de kenmerken van deze roerende waarden;

Overwegende dat artikel 17 van datzelfde koninklijk besluit bepalen dat de Nationale Bank van België bij reglement de toepassingsmodaliteiten preciseert van voornoemde verplichtingen, Besluit :

Artikel 1.Definities Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : - « ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon die zijn hoofdverblijfplaats in België heeft, hierbij inbegrepen de ambtenaren van een organisatie naar internationaal of Europees recht, gevestigd in België.Elke persoon die in de bevolkingsregisters van een gemeente ingeschreven is, wordt geacht daar zijn hoofdverblijfplaats te hebben; 2° elke natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit die in een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland een zending vervult, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° elke rechtspersoon naar Belgisch publiekrecht en alle diensten daarvan in België, alsook de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen in het buitenland;4° elke rechtspersoon naar Belgisch privaatrecht, voor de activiteiten van zijn maatschappelijke zetel, van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd in België;5° elke rechtspersoon naar buitenlands recht, voor de activiteiten van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd in België;6° elke natuurlijke persoon die, ofschoon hij zijn hoofdverblijfplaats in het buitenland heeft of niet in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente is ingeschreven, op duurzame wijze een onderneming uitbaat in België, en dat voor de activiteiten van die onderneming; - « niet-ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet als een ingezetene mag beschouwd worden;2° elke natuurlijke persoon van buitenlandse nationaliteit die een betrekking uitoefent in een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van zijn land die gevestigd is in België, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° de organisaties naar internationaal of Europees recht die gevestigd zijn in België;4° de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen die in België gevestigd zijn; - « ingezeten kredietinstellingen » : 1° elke in België gevestigde kredietinstelling in de zin van artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, die een monetaire financiële instelling is overeenkomstig artikel 2.1 van de Verordening ECB/2001/13 van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen; 2° de Nationale Bank van België;3° de financiële diensten van « De Post »; - « CBFA » : de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen; - « ingezeten verzekeringsonderneming » : elke in België gevestigde onderneming erkend door de CBFA in de hoedanigheid van verzekeringsonderneming en opgenomen in de lijst gepubliceerd door de CBFA overeenkomstig het laatste lid van artikel 4 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen; - « ingezeten bijkantoor van een EER-verzekeringsonderneming » : elk in België gevestigd bijkantoor van een verzekeringsonderneming die valt onder het recht van een andere Lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die is opgenomen in de lijst gepubliceerd door de CBFA overeenkomstig artikel 66 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen; - « ingezeten herverzekeringsonderneming » : elke in België gevestigde onderneming die een herverzekeringsonderneming is in de zin van artikel 91bis, 3° van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen; - « ingezeten beursvennootschap » : elke in België gevestigde onderneming die door de CBFA erkend is als beursvennootschap en opgenomen in de lijst gepubliceerd door de CBFA overeenkomstig artikel 53, tweede lid, a) van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs; - « ingezeten vennootschap voor vermogensbeheer » : elke in België gevestigde onderneming die door de CBFA erkend is als vennootschap voor vermogensbeheer en opgenomen in de lijst gepubliceerd door de CBFA overeenkomstig artikel 53, tweede lid, b) van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs; - « ingezeten instelling voor bedrijfspensioenvoorziening » : elke in België gevestigde rechtspersoon die door de CBFA erkend is als instelling voor bedrijfspensioenvoorziening en opgenomen in de lijst gepubliceerd door de CBFA overeenkomstig artikel 59, tweede lid, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen; - « ingezeten instelling voor belegging » : 1° elke instelling voor collectieve belegging naar Belgisch recht en die onderworpen is aan de bepalingen van deel II, boek II van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;2° elke in België gevestigde rechtspersoon die vastgoedcertificaten uitgeeft in de zin van artikel 5, § 4, van de wet 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt; - « monetair compartiment van een ingezeten instelling voor collectieve belegging » : elk compartiment van een ingezeten instelling voor collectieve belegging dat volgens de bepalingen van artikel 16, § 6 van het koninklijk besluit van 22 mei 2005 betreffende de dekking van de werkingskosten van de CBFA. Voor de toepassing van dit artikel wordt als een monetaire instelling voor collectieve belegging beschouwd, de instelling voor collectieve belegging waarvan het in het prospectus opgenomen beleggingsbeleid de vaste verbintenis inhoudt een rendement na te streven dicht in de buurt van het op de geldmarkt verkregen rendement, en het grootste deel van haar middelen te beleggen in geldmarktinstrumenten waarvan de resterende looptijd minder dan een jaar bedraagt; - « ingezeten niet-financiële onderneming » : elke in België gevestigde rechtspersoon behalve dan een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een bijkantoor van een verzekeringsonderneming die valt onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, een herverzekeringsonderneming, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer, een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening of een instelling voor belegging.

Art. 2.Georganiseerde enquêtes Met het oog op het verzamelen van de informatie die de andere ingezeten rechtspersonen dan de kredietinstellingen aan de Nationale Bank van België dienen te bezorgen met betrekking tot hun tegoeden onder de vorm van roerende waarden, aangaande hun verbintenissen ten gevolge van de emissie, de levering of de bewaring van roerende waarden evenals aangaande de kenmerken van deze roerende waarden, worden periodiek de volgende enquêtes georganiseerd : a) enquête "verzekeringsondernemingen";b) enquête "bijkantoren van EER-verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen";c) enquête "instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening";d) enquête "instellingen voor belegging ";e) enquête "monetaire compartimenten van de instellingen voor collectieve belegging";f) enquête "beursvennootschappen";g) enquête "vennootschappen voor vermogensbeheer";h) enquête "niet-financiële ondernemingen".

Art. 3.Categorieën van aangifteplichtige ingezeten rechtspersonen en frequenties van aangifte 3.1. Enquête "verzekeringsondernemingen" De in artikel 2, a) vermelde enquête moet worden beantwoord door alle ingezeten verzekeringsondernemingen met inbegrip van die welke ook herverzekeringsondernemingen zijn.

Van de voornoemde ondernemingen beantwoorden die waarvan de rekenkundige som van de balansposten en de posten buiten balanstelling met betrekking tot roerende waarden boven 1 miljard EUR uitkomt, de enquête maandelijks.

De andere genoemde ondernemingen beantwoorden ze driemaandelijks. 3.2. Enquête "bijkantoren van EER-verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen" De in artikel 2, b) vermelde enquête moet worden beantwoord door alle bijkantoren van een verzekeringsonderneming die valt onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte dan België, alsook door alle ingezeten herverzekeringsondernemingen die niet eveneens een ingezeten verzekeringsonderneming zijn.

Onder de bedrijven die verplicht zijn aan de enquête mee te werken, beantwoorden die waarvan de rekenkundige som van de balansposten en de posten buiten balanstelling met betrekking tot roerende waarden boven 1 miljard EUR euro uitkomt, de enquête maandelijks.

De andere voornoemde ondernemingen beantwoorden ze driemaandelijks. 3.3. Enquête "instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening" Alle ingezeten instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening zijn verplicht de in artikel 2, c) bedoelde enquête te beantwoorden.

De instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening waarvan de rekenkundige som van de balansposten met betrekking tot roerende waarden boven 1 miljard EUR uitkomt, beantwoorden de enquête maandelijks.

Die waarvan de rekenkundige som van de balansposten met betrekking tot de effecten meer dan 100 miljoen EUR euro maar niet meer dan 1 miljard EUR bedraagt, beantwoorden de enquête driemaandelijks.

De andere instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening beantwoorden de enquête jaarlijks. 3.4. Enquête "instellingen voor belegging" Alle ingezeten instellingen voor belegging zijn verplicht de in artikel 2, d) bedoelde enquête compartiment per compartiment te beantwoorden.

De instellingen waarvan de rekenkundige som van de balansposten met betrekking tot roerende waarden voor alle compartimenten samen meer dan 500 miljoen EUR bedraagt, beantwoorden die enquête maandelijks voor al hun compartimenten.

De andere instellingen voor belegging antwoorden, voor al hun compartimenten, jaarlijks op de enquête. 3.5. Enquête "monetaire compartimenten van een ingezeten instelling voor collectieve belegging" Alle monetaire compartimenten van een ingezeten instelling voor collectieve belegging zijn verplicht de in artikel 2, e) bedoelde enquête maandelijks te beantwoorden. 3.6. Enquête "beursvennootschappen" Alle ingezeten beursvennootschappen waarvan de rekenkundige som van de hausseposities, de baisseposities en de voor derden uitgegeven en aangehouden roerende waarden meer dan 100 miljoen EUR (of de tegenwaarde in andere valuta) bedraagt, zijn verplicht de in artikel 2, f) bedoelde enquête te beantwoorden.

Van de voornoemde ondernemingen beantwoorden die waarvan de rekenkundige som van de balansposten en de posten buiten balanstelling met betrekking tot roerende waarden boven 1 miljard EUR uitkomt, de enquête maandelijks.

De andere beursvennootschappen beantwoorden ze driemaandelijks. 3.7. Enquête "vennootschappen voor vermogensbeheer" Alle ingezeten vennootschappen voor vermogensbeheer waarvan de rekenkundige som van de hausseposities, de baisseposities en de emissies van roerende waarden meer dan 100 miljoen EUR (of de tegenwaarde in andere valuta) bedraagt, zijn verplicht de in artikel 2, g) bedoelde enquête te beantwoorden.

Van de voornoemde ondernemingen beantwoorden die waarvan de rekenkundige som van de balansposten en de posten buiten balanstelling met betrekking tot roerende waarden boven 1 miljard EUR uitkomt, de enquête maandelijks.

De andere vennootschappen voor vermogensbeheer beantwoorden ze driemaandelijks. 3.8. Enquête "niet-financiële ondernemingen" Alle ingezeten niet-financiële ondernemingen waarvan de rekenkundige som van de boekhoudposten 50, 51, 52, 170, 171, 2812, 2832, 284, 2852, 430/8, 439, 8811 en 8821 meer dan 500 miljoen EUR (of de tegenwaarde in andere valuta) bedraagt, zijn verplicht de in artikel 2, h) bedoelde enquête maandelijks te beantwoorden.

Art. 4.Referentiegegevens § 1. De gegevens die in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de aangifteplichtige rechtspersonen zijn die welke betrekking hebben op het voorlaatste jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor informatie zal ingezameld worden.

Wanneer het gegevens betreft die in de jaarrekening worden vermeld, worden in aanmerking genomen : - de gegevens uit de recentste jaarrekening die bij de Balanscentrale werd neergelegd op 31 augustus van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor informatie wordt ingezameld; - wanneer geen jaarrekening is neergelegd of wanneer deze te laat werd neergelegd, alle gegevens afkomstig van andere nuttige bronnen. § 2. Gebeurtenissen zoals een fusie, een overname, een splitsing, een wijziging van de rechtsvorm, van het wettelijk statuut of van de economische activiteiten van de aangifteplichtige of zijn toetreding tot een btw-eenheid, maken geen einde aan de verplichting om de enquête volledig te beantwoorden.

Bovendien wordt bij dergelijke gebeurtenissen de betrokken aangifteplichtige rechtspersoon nog steeds beschouwd als behorend tot zijn oorspronkelijke categorie voor de enquêtes die tijdens de drie volgende jaren worden georganiseerd.

Art. 5.Mee te delen informatie § 1. De roerende waarden waarvoor de aangifteplichtige rechtspersonen de in § 2 vermelde informatie dienen mee te delen, zijn alle overdraagbare financiële schuldvorderingen : - van ingezeten of niet-ingezeten emittenten, aangehouden "à la hausse" of "à la baisse" voor eigen rekening, ongeacht of dit gebeurt in het kader van een effectenportefeuille of in het kader van een participatie; - uitgegeven door de aangifteplichtige rechtspersoon zelf, met inbegrip van zijn maatschappelijk kapitaal; - van ingezeten emittenten bewaard voor rekening van hun ingezeten en niet-ingezeten clientèle; - van niet-ingezeten emittenten bewaard voor rekening van hun ingezeten clientèle. § 2. Voor alle in § 1 bedoelde roerende waarden delen de aangifteplichtige rechtspersonen de volgende gegevens mee, wanneer deze voorkomen in een van de in § 5 opgesomde tabellen:l - het type van roerende waarde; - het nummer van de boekhoudpost waaronder ze is opgenomen; - de identificatiecode van de roerende waarde en het gebruikte identificatiesysteem; - de benaming van de roerende waarde; - de bedragen in nominale waarde of in aantal, in boekwaarde en in marktwaarde; - het percentage van de stemrechten, verbonden aan de aangehouden aandelen en deelbewijzen; - de valuta; - de nominale waarden voor de schuldbewijzen; - de boekhoudwaarde; - de marktwaarde; - de beste schatting van het percentage uitgegeven effecten die door niet-ingezetenen worden aangehouden; - het land van bewaring en, voor de in België aangehouden roerende waarden, de identiteit van de ingezetene bij wie de roerende waarden zijn gedeponeerd. § 3. Het type van roerende waarde wordt aangeduid door uit de lijst in § 5 de tabel te kiezen die moet worden ingevuld om de andere gegevens mee te delen. § 4. Om de roerende waarde te identificeren, dient bij voorkeur de ISIN-code ("International Securities Identification Number") te worden gebruikt.

Wanneer er geen ISIN-code aan de roerende waarde is toegewezen, wordt deze geïdentificeerd aan de hand van de code die ervoor gebruikt wordt in een van de volgende identificatiesystemen : - COMMON : gemeenschappelijke code voor Euroclear Bank en Clearstream Bank; - SVM - SRW : voormalige Belgische standaard voor de in België uitgegeven effecten; - SEDOL 1 : "Stock Exchange Daily Official List" is een code voor de identificatie van effecten in het Verenigd Koninkrijk en Ierland; - SEDOL 2 : "Stock Exchange Daily Official List" is een code voor de identificatie van effecten in het Verenigd Koninkrijk en Ierland; - CUSIP : gebruikt door "US finance industry" voor de effecten, uitgegeven of verhandeld in de Verenigde Staten van Amerika en Canada; - CINS : "Cusip International Numbering System" wordt gebruikt door de "US-finance industry" voor effecten, uitgegeven of verhandeld buiten de Verenigde Staten van Amerika en Canada; - BLO : codificatie Bloomberg, New York; - ISM : codificatie van de International Securities Market Association « ISMA », Londen; - RIC : Reuters Identification Code, Londen; - TK : Telekurs, een Zwitserse standaard; - SIS : « Securities information system », een Belgische standaard; - WKN : « Wertpapierkennnummer », een Duitse standaard; - SVN : « Valorennummer », een Zwitserse standaard.

Wanneer zulke identificatiecodes voor de roerende waarde niet bestaan, omvat de mee te delen informatie bovendien alle andere elementen die de Nationale Bank van België in staat stellen een identificatiecode toe te kennen om de informatie te verwerken. § 5. De in § 2 vermelde gegevens moeten worden opgenomen in de volgende tabellen waarvan de inhoud toegelicht wordt als bijlage : a) wanneer zij betrekking hebben op hausseposities : - tabel 0390 : haussepositie in schuldbewijzen op ten hoogste één jaar; - tabel 0391 : haussepositie in schuldbewijzen op meer dan één jaar; - tabel 0392 : haussepositie in aandelen en gelijkgestelde effecten; - tabel 0399 : haussepositie in afgeleide producten; b) wanneer zij betrekking hebben op baisseposities : - tabel 0490 : baissepositie in schuldbewijzen op ten hoogste één jaar; - tabel 0491 : baissepositie in schuldbewijzen op meer dan één jaar; - tabel 0492 : baissepositie in aandelen en gelijkgestelde effecten; c) wanneer zij betrekking hebben op de emissies van roerende waarden : - tabel 0493 : nettoverplichtingen in schuldbewijzen op ten hoogste één jaar; - tabel 0494 : nettoverplichtingen in schuldbewijzen op meer dan één jaar; - tabel 0495 : nettoverplichtingen in aandelen en gelijkgestelde effecten; - tabel 0499 : nettoverplichtingen in afgeleide producten; d) wanneer zij betrekking hebben op de bewaring van roerende waarden : - tabel 0590 : bewaring van schuldbewijzen op ten hoogste één jaar; - tabel 0591 : bewaring van schuldbewijzen op meer dan één jaar; - tabel 0592 : bewaring van aandelen en gelijkgestelde effecten. § 6. De volgende tabellen moeten worden ingevuld : a) enquête « verzekeringsondernemingen » : 0390, 0391, 0392, 0399, 0490, 0491, 0492, 0493, 0494, 0495, 0499, 0590, 0591 en 0592;b) enquête « bijkantoren van EER-verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen » : 0390, 0391, 0392, 0399, 0490, 0491, 0492, 0493, 0494, 0495 en 0499;c) enquête « instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening » : 0390, 0391, 0392 en 0399;d) enquête « instellingen voor belegging » : 0390, 0391, 0392, 0399, 0493, 0494, 0495 en 0499;e) enquête « monetaire compartimenten van een ingezeten instelling voor collectieve belegging » : 0495;f) enquête « beursvennootschappen »; 0390 (behalve kolom 98 en 99), 391 (behalve kolom 98 en 99), 0392 (behalve kolom 98 en 99), 0490 (behalve kolom 98 en 99), 0491 (behalve kolom 98 en 99), 0492 (behalve kolom 98 en 99), 0493, 0494, 0495, 0590, 0591 en 0592; g) enquête « vennootschappen voor vermogensbeheer » : 0390, 0391, 0392, 0490, 0491, 0492, 0493, 0494 en 0495;h) enquête « niet-financiële ondernemingen » : 0390, 0391, 0392, 0490, 0491, 0492, 0493, 0494 en 0495.

Art. 6.Termijn en wijze waarop de informatie moet worden bezorgd De antwoorden op de in artikel 2 bedoelde enquêtes moeten aan de Nationale Bank van België worden bezorgd - uiterlijk de elfde werkdag na de aangifteperiode voor de maandelijkse enquêtes; - uiterlijk de vijfentwintigste kalenderdag na de aangifteperiode voor de andere enquêtes.

Alle gegevens moeten elektronisch worden overgemaakt met behulp van de toepassing die de Nationale Bank van België heeft geïnstalleerd om statistische of prudentiële gegevens beveiligd te verzenden.

Art. 7.- Bewaringstermijn van de gegevens De aangifteplichtige personen bewaren de gegevens waarop ze zich hebben gebaseerd voor het bezorgen van de vereiste informatie aan de Nationale Bank van België gedurende een periode van vierentwintig maanden. Die termijn gaat in vanaf de datum waarop de antwoorden op de enquêtes aan de Nationale Bank van België worden verstrekt.

Brussel, 22 december 2009.

L. COENE, Vice-gouverneur.

G. QUADEN, Gouverneur.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 8 januari 2010.

De Minister van Financiën, D. REYNDERS

Reglement « G » - Bijlage Inhoud van te gebruiken tabellen voor de gegevensverzameling van de roerende waarden Tabel 0390 : Haussepositie in schuldbewijzen op ten hoogste één jaar

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de post van de boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatiecode van het effect volgens de codering vermeld in kolom 11

11

Identificatie van de gebruikte codering

15

Benaming van het effect

40

Muntcode (ISO 4217-code)

50

Nominale waarde per effectcode (voor schuldbewijzen) (in de munt van kolom 40)

60

Boekwaarde per effectcode (in tegenwaarde EUR)

70

Marktwaarde per effectcode (in de munt van kolom 40)

71

Identificatie van het type marktwaarde

98

Identificatiecode van het land van de bewaarnemer (ISO 3166-code op 2 cijfers)

99

Ondernemingsnummer van de ingezeten bewaarnemer

CBFA 1

Rekening van het rekeningenstelsel

CBFA 2

Beheercode

CBFA 3

Fondscode

CBFA 4

Benaming van het fonds

CBFA 5

Code subcategorie

CBFA 6

Marktwaarde per eenheid

CBFA 7

Af te trekken bedrag

CBFA 8

Affectatiewaarde

CBFA 9

Link met een afgeleid product

CBFA 10

Naam van de in bewaring nemende instelling

CBFA 11

Adres van de in bewaring nemende instelling

CBFA 12

Rekeningnummer bij de in bewaring nemende instelling

CBFA 13

Affectatiewaarde van gelopen en niet vervallen interesten

CBFA 14

SL/Repo (vanaf de reporting van 31 maart 2010)

Tabel 0391 : Haussepositie in schuldbewijzen op meer dan één jaar

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de post van de boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatiecode van het effect volgens de codering vermeld in kolom 11

11

Identificatie van de gebruikte codering

15

Benaming van het effect

40

Muntcode (ISO 4217-code)

50

Nominale waarde per effectcode (voor schuldbewijzen) (in de munt van kolom 40)

60

Boekwaarde per effectcode (in tegenwaarde EUR)

70

Marktwaarde per effectcode (in de munt van kolom 40)

71

Identificatie van het type marktwaarde

98

Identificatiecode van het land van de bewaarnemer (ISO 3166-code op 2 cijfers)

99

Ondernemingsnummer van de ingezeten bewaarnemer

CBFA 1

Rekening van het rekeningenstelsel

CBFA 2

Beheercode

CBFA 3

Fondscode

CBFA 4

Benaming van het fonds

CBFA 5

Code subcategorie

CBFA 6

Marktwaarde per eenheid

CBFA 7

Af te trekken bedrag

CBFA 8

Affectatiewaarde

CBFA 9

Link met een afgeleid product

CBFA 10

Naam van de in bewaring nemende instelling

CBFA 11

Adres van de in bewaring nemende instelling

CBFA 12

Rekeningnummer bij de in bewaring nemende instelling

CBFA 13

Affectatiewaarde van gelopen en niet vervallen interesten

CBFA 14

SL/Repo (vanaf de reporting van 31 maart 2010)

Tabel 0392 : Haussepositie in aandelen en gelijkgestelde effecten

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de post van de boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatiecode van het effect volgens de codering vermeld in kolom 11

11

Identificatie van de gebruikte codering

15

Benaming van het effect

25

Aantal effecten (voor aandelen en gelijkgestelde effecten)

30

Stemrecht in % (aandelen en gelijkgestelde effecten)

40

Muntcode (ISO 4217-code)

60

Boekwaarde per effectcode (in tegenwaarde EUR)

70

Marktwaarde per effectcode (in de munt van kolom 40)

71

Identificatie van het type marktwaarde

98

Identificatiecode van het land van de bewaarnemer (ISO 3166-code op 2 cijfers)

99

Ondernemingsnummer van de ingezeten bewaarnemer

CBFA 1

Rekening van het rekeningenstelsel

CBFA 2

Beheercode

CBFA 3

Fondscode

CBFA 4

Benaming van het fonds

CBFA 5

Code subcategorie

CBFA 6

Marktwaarde per eenheid

CBFA 7

Af te trekken bedrag

CBFA 8

Affectatiewaarde

CBFA 9

Link met een afgeleid product

CBFA 10

Naam van de in bewaring nemende instelling

CBFA 11

Adres van de in bewaring nemende instelling

CBFA 12

Rekeningnummer bij de in bewaring nemende instelling

CBFA 14

SL/Repo (vanaf de reporting van 31 maart 2010)

Tabel 0399 : Haussepositie in afgeleide producten

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de post van de boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatiecode van het effect volgens de codering vermeld in kolom 11

11

Identificatie van de gebruikte codering

15

Benaming van het effect

25

Aantal effecten (voor aandelen en gelijkgestelde effecten)

40

Muntcode (ISO 4217-code)

60

Boekwaarde per effectcode (in tegenwaarde EUR)

70

Marktwaarde per effectcode (in de munt van kolom 40)

71

Identificatie van het type marktwaarde

97

Land van de tegenpartij (voor de afgeleide producten)

98

Identificatiecode van het land van de bewaarnemer (ISO 3166-code op 2 cijfers)

99

Ondernemingsnummer van de ingezeten bewaarnemer

CBFA 1

Rekening van het rekeningenstelsel

CBFA 2

Beheercode

CBFA 3

Fondscode

CBFA 4

Benaming van het fonds

CBFA 5

Code subcategorie

CBFA 6

Marktwaarde per eenheid

CBFA 7

Af te trekken bedrag

CBFA 8

Affectatiewaarde

CBFA 10

Naam van de in bewaring nemende instelling

CBFA 11

Adres van de in bewaring nemende instelling

CBFA 12

Rekeningnummer bij de in bewaring nemende instelling

CBFA 14

SL/Repo (vanaf de reporting van 31 maart 2010)

Tabel 0490 : Baissepositie in schuldbewijzen op ten hoogste één jaar

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de post van de boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatiecode van het effect volgens de codering vermeld in kolom 11

11

Identificatie van de gebruikte codering

15

Benaming van het effect

40

Muntcode (ISO 4217-code)

50

Nominale waarde per effectcode (voor schuldbewijzen) (in de munt van kolom 40)

60

Boekwaarde per effectcode (in tegenwaarde EUR)

70

Marktwaarde per effectcode (in de munt van kolom 40)

71

Identificatie van het type marktwaarde

98

Identificatiecode van het land van de bewaarnemer (ISO 3166-code op 2 cijfers)

99

Ondernemingsnummer van de ingezeten bewaarnemer

Tabel 0491 : Baissepositie in schuldbewijzen op meer dan één jaar

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de post van de boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatiecode van het effect volgens de codering vermeld in kolom 11

11

Identificatie van de gebruikte codering

15

Benaming van het effect

40

Muntcode (ISO 4217-code)

50

Nominale waarde per effectcode (voor schuldbewijzen) (in de munt van kolom 40)

60

Boekwaarde per effectcode (in tegenwaarde EUR)

70

Marktwaarde per effectcode (in de munt van kolom 40)

71

Identificatie van het type marktwaarde

98

Identificatiecode van het land van de bewaarnemer (ISO 3166-code op 2 cijfers)

99

Ondernemingsnummer van de ingezeten bewaarnemer

Tabel 0492 : Baissepositie in aandelen en gelijkgestelde effecten

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de post van de boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatiecode van het effect volgens de codering vermeld in kolom 11

11

Identificatie van de gebruikte codering

15

Benaming van het effect

25

Aantal effecten (voor aandelen en gelijkgestelde effecten)

40

Muntcode (ISO 4217-code)

60

Boekwaarde per effectcode (in tegenwaarde EUR)

70

Marktwaarde per effectcode (in de munt van kolom 40)

71

Identificatie van het type marktwaarde

98

Identificatiecode van het land van de bewaarnemer (ISO 3166-code op 2 cijfers)

99

Ondernemingsnummer van de ingezeten bewaarnemer

Tabel 0493 : Nettoverplichtingen in schuldbewijzen op ten hoogste één jaar

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de post van de boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatiecode van het effect volgens de codering vermeld in kolom 11

11

Identificatie van de gebruikte codering

15

Benaming van het effect

40

Muntcode (ISO 4217-code)

50

Nominale waarde per effectcode (voor schuldbewijzen) (in de munt van kolom 40)

60

Boekwaarde per effectcode (in tegenwaarde EUR)

70

Marktwaarde per effectcode (in de munt van kolom 40)

71

Identificatie van het type marktwaarde

80

Percentage belang niet-ingezetenen

Tabel 0494 : Nettoverplichtingen in schuldbewijzen op meer dan één jaar

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de post van de boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatiecode van het effect volgens de codering vermeld in kolom 11

11

Identificatie van de gebruikte codering

15

Benaming van het effect

40

Muntcode (ISO 4217-code)

50

Nominale waarde per effectcode (voor schuldbewijzen) (in de munt van kolom 40)

60

Boekwaarde per effectcode (in tegenwaarde EUR)

70

Marktwaarde per effectcode (in de munt van kolom 40)

71

Identificatie van het type marktwaarde

80

Percentage belang niet-ingezetenen

Tabel 0495 : Nettoverplichtingen in aandelen en gelijkgestelde effecten

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de post van de boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatiecode van het effect volgens de codering vermeld in kolom 11

11

Identificatie van de gebruikte codering

15

Benaming van het effect

25

Aantal effecten (voor aandelen en gelijkgestelde effecten)

40

Muntcode (ISO 4217-code)

60

Boekwaarde per effectcode (in tegenwaarde EUR)

70

Marktwaarde per effectcode (in de munt van kolom 40)

71

Identificatie van het type marktwaarde

80

Percentage belang niet-ingezetenen

Tabel 0499 : Nettoverplichtingen in afgeleide producten

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de post van de boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatiecode van het effect volgens de codering vermeld in kolom 11

11

Identificatie van de gebruikte codering

15

Benaming van het effect

25

Aantal effecten (voor aandelen en gelijkgestelde effecten)

40

Muntcode (ISO 4217-code)

60

Boekwaarde per effectcode (in tegenwaarde EUR)

70

Marktwaarde per effectcode (in de munt van kolom 40)

71

Identificatie van het type marktwaarde

80

Percentage belang niet-ingezetenen

97

Land van de tegenpartij (voor de afgeleide producten)

Tabel 0590 : Bewaring van schuldbewijzen op ten hoogste één jaar

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de post van de boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatiecode van het effect volgens de codering vermeld in kolom 11

11

Identificatie van de gebruikte codering

15

Benaming van het effect

40

Muntcode (ISO 4217 code)

50

Nominale waarde per effectcode (voor schuldbewijzen) (in de munt van kolom 40)

60

Boekwaarde per effectcode (in tegenwaarde EUR)

70

Marktwaarde per effectcode (in de munt van kolom 40)

71

Identificatie van het type marktwaarde

90

Sector

Tabel 0591 : Bewaring van schuldbewijzen op meer dan één jaar

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de post van de boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatiecode van het effect volgens de codering vermeld in kolom 11

11

Identificatie van de gebruikte codering

15

Benaming van het effect

40

Muntcode (ISO 4217 code)

50

Nominale waarde per effectcode (voor schuldbewijzen) (in de munt van kolom 40)

60

Boekwaarde per effectcode (in tegenwaarde EUR)

70

Marktwaarde per effectcode (in de munt van kolom 40)

71

Identificatie van het type marktwaarde

90

Sector

Tabel 0592 : Bewaring van aandelen en gelijkgestelde effecten

Col.

Inhoud

01

Identificatie van de positie

05

Nummer van de post van de boekhoudstaat waarin de effecten zijn opgenomen

10

Identificatiecode van het effect volgens de codering vermeld in kolom 11

11

Identificatie van de gebruikte codering

15

Benaming van het effect

25

Aantal effecten (voor aandelen en gelijkgestelde effecten)

40

Muntcode (ISO 4217 code)

60

Boekwaarde per effectcode (in tegenwaarde EUR)

70

Marktwaarde per effectcode (in de munt van kolom 40)

71

Identificatie van het type marktwaarde

90

Sector

^