gepubliceerd op 26 juli 2012
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging
1 JULI 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, zorgt voor de omzetting in Belgisch recht, voor de specifieke sector van de banken en andere financiële instellingen (i.e. de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging), van de Europeesrechtelijke bepalingen over de geconsolideerde jaarrekening van deze ondernemingen, die opgenomen zijn in Richtlijn 2009/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad met betrekking tot bepaalde informatieverplichtingen van middelgrote ondernemingen en de verplichting een geconsolideerde jaarrekening op te stellen (hierna « Richtlijn 2009/49/EG » genoemd).
Meer bepaald wordt in de omzetting voorzien van artikel 2 van Richtlijn 2009/49/EG. Dit artikel voert in artikel 13 van Richtlijn 83/349/EEG een bepaling in die inhoudt dat een moederonderneming die onder het nationaal recht van een lidstaat valt en die enkel dochterondernemingen heeft die, gelet op het doel van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 83/349/EEG, alleen en tezamen, slechts van te verwaarlozen betekenis zijn, vrijgesteld is van de verplichting om een geconsolideerde jaarrekening op te stellen.
Met deze vrijstelling wordt voornamelijk beoogd de administratieve lasten te verminderen die voortvloeien uit de verplichting om een geconsolideerde jaarrekening op te stellen. Deze verplichting geldt voor alle moederondernemingen, maar wordt te belastend geacht indien een moederonderneming enkel dochterondernemingen van te verwaarlozen betekenis heeft. Daarom bepaalt de Richtlijn dat dergelijke moederondernemingen vrijgesteld zijn van de verplichting om een geconsolideerde jaarrekening en een geconsolideerd jaarverslag op te stellen. Zij dienen echter wel de mogelijkheid te behouden om op eigen initiatief een geconsolideerde jaarrekening en een geconsolideerd jaarverslag op te stellen.
Aangezien de artikelen 13 en 16 van Richtlijn 83/349/EEG van toepassing zijn op banken en andere financiële kredietinstellingen, krachtens de artikelen 42 en 43 van Richtlijn 86/635/EEG van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen, moet voor deze ondernemingen voorzien worden in de omzetting van Richtlijn 2009/49/EG. Voor de vennootschappen die niet tot de bovenvermelde specifieke activiteitensectoren behoren, is of zal Richtlijn 2009/49/EG via aparte wettelijke en/of reglementaire bepalingen worden omgezet en inzonderheid door de wet van 22 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/2012 pub. 12/04/2012 numac 2012011123 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen en van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen type wet prom. 22/03/2012 pub. 29/08/2012 numac 2012000538 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen. - Duitse vertaling sluiten tot wijziging van het Wetboek van Vennootschappen en de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen (Belgisch Staatsblad van 12 april 2012, editie 2, blz. 23634).
Zoals bepaald in Richtlijn 2009/49/EG, kan van deze vrijstelling maar gebruik gemaakt worden indien de dochterondernemingen, alleen en tezamen, slechts van te verwaarlozen betekenis zijn.
Of de dochterondernemingen al dan niet van te verwaarlozen betekenis zijn, dient beroepsmatig te worden beoordeeld door de organen die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening, onder het extern toezicht van hun revisor(en). Bij deze beoordeling dient rekening te worden gehouden met de specifieke kenmerken van elke groep.
Gezien de specifieke aard van banken en andere financiële instellingen, moet bij deze beoordeling ook rekening worden gehouden met alle risico's die de moederonderneming loopt door de activiteiten die worden verricht en de transacties die worden uitgevoerd door of via haar dochterondernemingen.
Artikelsgewijze bespreking
Artikel 1.Dit artikel behoeft geen commentaar.
Art. 2.Artikel 2 van dit ontwerpbesluit zorgt voor de omzetting van artikel 2 van Richtlijn 2009/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad met betrekking tot bepaalde informatieverplichtingen van middelgrote ondernemingen en de verplichting een geconsolideerde jaarrekening op te stellen.
Artikel 2 van Richtlijn 2009/49/EG wijzigt artikel 13 van Richtlijn 83/349/EEG, dat van toepassing is op banken en andere financiële kredietinstellingen krachtens de artikelen 42 en 43 van Richtlijn 86/635/EEG van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen. Dit artikel 2 dient dus omgezet te worden in het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging.
Deze omzetting wordt gerealiseerd door in het voornoemde besluit van 23 september 1992 een nieuwe bepaling in te voegen die vergelijkbaar is met die van artikel 2 van Richtlijn 2009/49/EG. Deze nieuwe bepaling houdt in dat een instelling die een moederonderneming is maar die enkel dochterondernemingen heeft die, alleen en tezamen, slechts van te verwaarlozen betekenis zijn voor de beoordeling van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van alle in de consolidatie opgenomen ondernemingen, vrijgesteld is van de verplichting om een geconsolideerde jaarrekening op te stellen.
Art. 3.Artikel 3 bepaalt dat dit besluit uitwerking heeft voor de boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2011, zodat de betrokken instellingen conform Richtlijn 2009/49/EG in aanmerking kunnen komen voor de vrijstelling die op de voornoemde datum in werking treedt.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, S. VANACKERE ADVIES 51.403/2 VAN 13 JUNI 2012 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, tweede kamer, op 16 mei 2012 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging », heeft het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Onderzoek van het ontwerp Aanhef Eerste lid Artikel 44, vierde lid, van de wet van 22 maart 1993 'op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen' is gewijzigd bij artikel 120, 3°, van het koninklijk besluit van 3 maart 2011 'betreffende de evolutie van de toezichtarchitectuur voor de financiële sector'. Dit moet worden vermeld aan het eind van die aanhefverwijzing.
Tweede lid Hetzelfde geldt voor artikel 91, derde lid, van de wet van 6 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/04/1995 pub. 29/05/2012 numac 2012000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten 'inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen', gewijzigd bij artikel 174 van hetzelfde besluit.
Derde lid Niet naar het vierde lid, 2°, maar naar het derde lid, 2°, van artikel 185 dient inzonderheid te worden verwezen (1).
Vierde lid Deze aanhefverwijzing dient te vervallen, omdat het ontwerp zijn rechtsgrond niet ontleent aan artikel 108 van het Wetboek van Vennootschappen. Dit artikel kan wel worden vermeld in de vorm van een overweging.
Dispositief Artikel 2 Zoals in artikel 1 van het ontwerpbesluit wordt aangegeven, beoogt het de omzetting van artikel 2 van richtlijn 2009/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 'tot wijziging van de richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad met betrekking tot bepaalde informatieverplichtingen van middelgrote ondernemingen en de verplichting een geconsolideerde jaarrekening op te stellen', dat in artikel 13 van de zevende richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 'op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening' een lid invoegt naar luid waarvan « een onder het nationale recht van een lidstaat vallende moederonderneming die alleen maar dochterondernemingen heeft die, gelet op het doel van artikel 16, lid 3, individueel en tezamen, slechts van te verwaarlozen betekenis zijn, vrijgesteld [wordt] van de [...] verplichting » om een geconsolideerde jaarrekening en een geconsolideerd jaarverslag op te stellen.
Artikel 16, lid 3, van de voornoemde richtlijn 83/349/EEG, waarnaar aldus wordt verwezen, bepaalt het volgende : « De geconsolideerde jaarrekening moet een getrouw beeld geven van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de gezamenlijke ondernemingen die in de consolidatie zijn opgenomen. » Gelet op de tekst van de richtlijn is het verkieslijk om in het in artikel 2 ontworpen lid de woorden « voor de beoordeling van het vermogen, de financiële positie of het resultaat » te vervangen door de woorden « om een getrouw beeld te geven van het vermogen, de financiële positie en het resultaat ». (1) Zie artikel 66 van de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 18/06/2007 numac 2007003293 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, en van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles sluiten tot wijziging van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, van de wet van 6 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/04/1995 pub. 29/05/2012 numac 2012000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, en van de wet van 20 juli 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2004 pub. 09/03/2005 numac 2005003063 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles sluiten betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles'. De kamer was samengesteld uit : De heer Y. Kreins, kamervoorzitter;
De heer P. Vandernoot en Mevr. M. Baguet, staatsraden;
De heer Y. De Cordt, assessor van de afdeling Wetgeving;
Mevr. A.-C. Van Geersdaele, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer J.-L. Paquet, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van Mevr. M. Baguet.
De griffier, A.-C. Van Geersdaele.
De voorzitter, Y. Kreins.
1 JULI 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, artikel 44, vierde lid, 2°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011;
Gelet op de wet van 6 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/04/1995 pub. 29/05/2012 numac 2012000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel 82 van de Grondwet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, artikel 91, derde lid, 2°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011;
Gelet op de wet van 20 juli 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/2004 pub. 09/03/2005 numac 2005003063 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles sluiten betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, artikel 185, derde lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging;
Gelet op het advies van de Nationale Bank van België, gegeven op 4 mei 2011;
Gelet op het advies van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, gegeven op 14 juni 2011;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 december 2011;
Gelet op de raadpleging van de beroepsverenigingen;
Gelet op het advies nr. 51.403/2 van de Raad van State, gegeven op 13 juni 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit voorziet in de omzetting van artikel 2 van Richtlijn 2009/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad met betrekking tot bepaalde informatieverplichtingen van middelgrote ondernemingen en de verplichting een geconsolideerde jaarrekening op te stellen.
Art. 2.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsonderne-mingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : « Indien een instelling als bedoeld in het eerste lid alleen maar dochterondernemingen heeft die, alleen en tezamen, van te verwaarlozen betekenis zijn om een getrouw beeld te geven van het vermogen, de financiële positie alsook het resultaat van alle in de consolidatie opgenomen ondernemingen, is zij vrijgesteld van de in het eerste lid opgelegde verplichting. »
Art. 3.Dit besluit is van toepassing op de boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2011.
Art. 4.De Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 juli 2012.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, S. VANACKERE