Etaamb.openjustice.be
Wet van 15 mei 2007
gepubliceerd op 18 juni 2007

Wet tot wijziging van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, en van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2007003293
pub.
18/06/2007
prom.
15/05/2007
ELI
eli/wet/2007/05/15/2007003293/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 MEI 2007. - Wet tot wijziging van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, en van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Met deze wet worden inzonderheid de Richtlijn 2006/ 48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) en de Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (herschikking) omgezet in Belgisch recht. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen

Art. 3.In artikel 3 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, gewijzigd bij de wetten van 20 maart 1996, van 9 maart 1999, van 25 februari 2003, van 6 december 2004, van 15 december 2004 en van 20 juni 2005, worden in § 1, 5°, tweede lid, tussen de woorden « met een financiële instelling gelijkgesteld, » en « de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging » de woorden « de instellingen voor postcheque- en girodiensten, » ingevoegd.

Art. 4.Artikel 6, § 1, tweede lid, 4°, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 juli 1994 en bij de wetten van 20 maart 1996, van 30 oktober 1998, 25 februari 2003, van 19 november 2004 en van 16 juni 2006, wordt aangevuld als volgt : « of in soortgelijke uitdrukkingen, en mogen ook de gemengde financiële holdings als bedoeld in artikel 49bis, § 1, 5°, waarvoor het in dit artikel geregelde toezicht geldt, van de term « bank » gebruik maken in de uitdrukking « bankverzekeringsholding » of in soortgelijke uitfdrukkingen ».

Art. 5.Artikel 14 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 6.In artikel 18 van dezelfde wet wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende : « De personen die deelnemen aan het bestuur of het beleid van een kredietinstelling, zonder deel te nemen aan de effectieve leiding, moeten over de voor de uitoefening van hun taak vereiste deskundigheid en passende ervaring beschikken. »

Art. 7.Artikel 20 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Art. 20. - § 1.Iedere kredietinstelling moet beschikken over een voor haar werkzaamheden of voorgenomen werkzaamheden passende beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie, controle- en beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de elektronische informatieverwerking, en interne controle.

Zij houdt daarbij rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van deze werkzaamheden en de eraan verbonden risico's. § 2. Iedere kredietinstelling dient te beschikken over een passende beleidsstructuur, waaronder inzonderheid dient te worden verstaan : een coherente en transparante organisatiestructuur, met inbegrip van een passende functiescheiding; een duidelijk omschreven, transparant en samenhangend geheel van verantwoordelijkheidstoewijzingen; en passende procedures voor de identificatie, de meting, het beheer en de opvolging van en de interne verslaggeving over de belangrijke risico's die de kredietinstelling loopt ingevolge haar werkzaamheden of voorgenomen werkzaamheden. § 3. Iedere kredietinstelling dient een passende interne controle te organiseren, waarvan de werking minstens jaarlijks dient te worden beoordeeld. Wat haar administratieve en boekhoudkundige organisatie betreft, dient zij een systeem van interne controle te organiseren dat een redelijke mate van zekerheid verschaft over de betrouwbaarheid van het financiële verslaggevingproces, zodat de jaarrekening in overeenstemming is met de geldende boekhoudreglementering.

Iedere kredietinstelling neemt de nodige maatregelen om blijvend te kunnen kunnen beschikken over een passende onafhankelijke interneauditfunctie.

Iedere kredietinstelling werkt een passend integriteitsbeleid uit dat geregeld wordt geactualiseerd. Zij neemt de nodige maatregelen om blijvend te kunnen beschikken over een passende onafhankelijke compliancefunctie, om de naleving door de instelling, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden te verzekeren van de rechtsregels in verband met de integriteit van het bankbedrijf.

Iedere kredietinstelling dient te beschikken over een passende onafhankelijke risicobeheerfunctie. § 4. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan, onverminderd het bepaalde bij de paragrafen 1, 2 en 3, nader bepalen wat moet worden verstaan onder een passende beleidsstructuur, een passende interne controle, een passende onafhankelijke interneauditfunctie, een passende onafhankelijke compliancefunctie en een passende risicobeheerfunctie. § 5. Onverminderd de bevoegdheden van het wettelijke bestuursorgaan inzake vaststelling van het algemeen beleid als bepaald bij het Wetboek van vennootschappen, nemen de personen belast met de effectieve leiding van de kredietinstelling, in voorkomend geval het directiecomité, onder toezicht van het wettelijke bestuursorgaan de nodige maatregelen voor de naleving van het bepaalde bij de paragrafen 1, 2 en 3.

Het wettelijke bestuursorgaan van de kredietinstelling, in voorkomend geval via het auditcomité, dient minstens jaarlijks te controleren of de instelling beantwoordt aan het bepaalde bij de paragrafen 1, 2 en 3 en het eerste lid van deze paragraaf, en neemt kennis van de genomen passende maatregelen.

De personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het directiecomité, lichten minstens jaarlijks het wettelijke bestuursorgaan, de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen en de erkende commissaris in over de naleving van het bepaalde bij het eerste lid van deze paragraaf en over de genomen passende maatregelen.

De informatieverstrekking aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen en de erkende commissaris gebeurt volgens de modaliteiten die de Commissie bepaalt. § 6. De erkende commissaris brengt bij het wettelijke bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité, tijdig verslag uit over de belangrijke kwesties die aan het licht zijn gekomen bij de wettelijke controleopdracht, in het bijzonder over ernstige tekortkomingen in het financiële verslaggevingproces. § 7. Als de kredietinstelling nauwe banden heeft met andere natuurlijke of rechtspersonen, mogen die banden geen belemmering vormen voor een individueel of geconsolideerd prudentieel toezicht op de instelling.

Als de kredietinstelling nauwe banden heeft met een natuurlijke of rechtspersoon die ressorteert onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, mogen de voor die persoon geldende wettelijke, reglementaire en bestuursrechtelijke bepalingen of hun uitvoering, geen belemmering vormen voor een individueel of geconsolideerd prudentieel toezicht op de instelling. »

Art. 8.Artikel 25 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 16 juni 2004 en 19 november 2004, wordt opgeheven.

Art. 9.In artikel 26 van dezelfde wet worden de woorden « artikel 54, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen » en de woorden « dezelfde gecoördineerde wetten » respectievelijk vervangen door de woorden « artikel 522, § 1, eerste lid, van het wetboek van vennootschappen » en de woorden « hetzelfde wetboek van vennootschappen ».

Art. 10.In dezelfde wet wordt een artikel 26bis ingevoegd, luidende : « Art. 26bis De kredietinstellingen brengen de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen voorafgaandelijk op de hoogte van de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming, van de niet-hernieuwing van benoeming of van het ontslag, van de personen die deelnemen aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de kredietinstelling.

In geval van voordracht tot benoeming van een persoon die deelneemt aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de kredietinstelling, delen de kredietinstellingen de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen de informatie en documenten mee die haar toelaten te beoordelen of deze persoon de vereiste professionele betrouwbaarheid, deskundigheid en de passende ervaring bezit, als bedoeld in artikel 18.

De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen verstrekt binnen een redelijke termijn haar advies bij een voordracht tot benoeming of hernieuwing van een benoeming. Wanneer de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming een persoon die deel uitmaakt van de effectieve leiding betreft, is voor de benoeming of hernieuwing van benoeming het eensluidend advies van deze Commissie vereist.

De kredietinstellingen informeren de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen tevens over de eventuele taakverdeling tussen de personen die deelnemen aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de kredietinstelling, in voorkomend geval over de eventuele taakverdeling tussen de leden van het directiecomité, en over de belangrijke wijzigingen in deze taakverdeling. »

Art. 11.In artikel 27, paragraaf 3, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 3 mei 2002 en van 20 juli 2004, vervallen de woorden « of in een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging van een gemeenschappelijk beleggingsfonds ».

Art. 12.In artikel 32 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 20 maart 1996, van 20 juli 2004 en van 16 juni 2006, wordt paragraaf 4 vervangen als volgt : « § 4. Kredietinstellingen mogen aandelen houden in : 1° Belgische of buitenlandse kredietinstellingen; 2° Belgische of buitenlandse beleggingsondernemingen; 2°bis beleggingsadviseurs als bedoeld in artikel 119 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs; 2°ter derivatenspecialisten als bedoeld in het koninklijk besluit van 28 januari 2004 houdende het statuut van de derivatenspecialisten; 2°quater vereffeningsinstellingen of met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen als bedoeld in het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 23 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten; 3° Belgische of buitenlandse verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen; 3°bis Belgische of buitenlandse beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, als bedoeld in de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles; 4° andere Belgische of buitenlandse ondernemingen met als hoofdbedrijf het verrichten van financiële transacties of financiële diensten, die tot de werkzaamheden van kredietinstellingen behoren zoals bepaald bij artikel 3, § 2, of tot de werkzaamheden van de in 1° tot en met 3°bis bedoelde ondernemingen, alsook in vennootschappen die zijn opgericht om het kapitaal van dergelijke ondernemingen in onder te brengen;5° Belgische of buitenlandse ondernemingen met als hoofdbedrijf het verrichten van nevendiensten van het bedrijf van instellingen als bedoeld in 1° tot en met 3°bis.»

Art. 13.In artikel 42, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden « 46 tot 49 » vervangen door de woorden « 46 tot 49bis ».

Art. 14.Het opschrift van Titel II, Hoofdstuk II, Afdeling X, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: « De reglementaire normen en verplichtingen ».

Art. 15.Artikel 43 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 februari 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 43.- § 1.

Onverminderd de wettelijke bepalingen over de reglementaire voorschriften die voor de kredietinstellingen gelden en zijn ingegeven door monetaire overwegingen, bepaalt de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bij reglement, overeenkomstig de Europeesrechtelijke bepalingen: a) de normen inzake solvabiliteit, liquiditeit en risicoconcentratie, en andere begrenzingsnormen, die door alle kredietinstellingen of per categorie van kredietinstelllingen moeten worden nageleefd; b) de normen die in acht moeten genomen worden voor de beleggingen die de instellingen voor elektronisch geld mogen verrichten. De in deze paragraaf bedoelde normen kunnen zowel van kwantitatieve als van kwalitatieve aard zijn. § 2. Onverminderd het bepaalde bij paragraaf 1, moet elke kredietinstelling beschikken over een voor haar werkzaamheden en voorgenomen werkzaamheden passend beleid inzake kapitaalbehoeften. De personen belast met de effectieve leiding van de kredietinstelling, in voorkomend geval het directiecomité, werken daartoe onder toezicht van het wettelijk bestuursorgaan een beleid uit dat de huidige en toekomstige kapitaalbehoeften van de kredietinstelling identificeert en vastlegt, rekening houdend met de aard, de omvang en de complexiteit van deze werkzaamheden, de eraan verbonden risico's, en het beleid van de instelling inzake risicobeheer. De kredietinstelling evalueert regelmatig haar beleid inzake kapitaalbehoeften en past dit beleid zonodig aan. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan bij reglement de frequentie van deze evaluatie nader bepalen. § 3. Wanneer de Commissie voor het Bank-, Financieen Assurantiewezen van oordeel is dat het beleid van een kredietinstelling inzake haar kapitaalbehoeften niet beantwoordt aan het risicoprofiel van de instelling, kan zij, onverminderd het bepaalde bij artikel 57, in het licht van de doelstellingen bepaald bij artikel 1 van deze wet vereisten opleggen inzake solvabiliteit, liquiditeit, risicoconcentratie en risicoposities, ter aanvulling van deze bedoeld in de eerste paragraaf. Zij kan bij reglement de criteria en procedures bepalen die zij daarbij in acht neemt. § 4. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bepaalt bij reglement welke informatie de kredietinstellingen publiek moeten maken over hun solvabiliteits-, liquiditeits-, risicoconcentratie- en andere risicoposities, alsook over hun beleid inzake kapitaalbehoeften. Zij bepaalt tevens de wijze waarop deze informatie moet worden bekendgemaakt en de frequentie van bekendmaking. § 5. De in dit artikel bedoelde reglementen worden genomen conform artikel 64 van de voormelde wet van 2 augustus 2002, en na advies van de Nationale Bank van België. § 6. In bijzondere gevallen kan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen binnen de perken van de Europese wetgeving afwijkingen toestaan van de bepalingen van de met toepassing van dit artikel genomen reglementen. »

Art. 16.In artikel 44 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° na het eerste lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende: « De effectieve leiding van de kredietinstelling, in voorkomend geval het directiecomité, verklaart aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen dat voornoemde periodieke staten die zij aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar overmaakt, in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen. Daartoe is vereist dat de periodieke staten volledig zijn, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juist zijn, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld. Zij bevestigt het nodige gedaan te hebben opdat de voornoemde staten volgens de geldende richtlijnen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen opgemaakt zijn, en opgesteld zijn met toepassing van de boekingsen waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening, of, voor de periodieke rapporteringsstaten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar. »; 2° in het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden « derde lid » vervangen door de woorden « vierde lid ».

Art. 17.In artikel 46 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° na het eerste lid wordt een nieuw tweede en derde lid ingevoegd, luidende: « De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen ziet er op toe dat elke kredietinstelling werkt overeenkomstig de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.

De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen beoordeelt inzonderheid het passende karakter van de beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle van de kredietinstelling als bedoeld in artikel 20, en het passende karakter van het beleid van de kredietinstelling inzake haar kapitaalbehoeften als bedoeld in artikel 43, § 2. Zij stelt de frequentie en de omvang van deze beoordeling vast en houdt daarbij rekening met het belang van de werkzaamheden van de kredietinstelling voor het financiële stelsel, en met de aard, omvang en complexiteit ervan alsmede met het evenredigheidsbeginsel.

De beoordeling wordt minimaal eenmaal per jaar bijgewerkt. »; 2° in het derde lid, dat het vijfde lid wordt, wordt in het onderdeel 2° de woorden « en de interne controle van de instelling » vervangen door de woorden « , de interne controle en het beleid van de instelling inzake haar kapitaalbehoeften;».

Art. 18.In artikel 48 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 november 2004, worden de woorden « de in artikel 46, derde lid, bedoelde inspecties » vervangen door de woorden « de in artikel 46, vijfde lid, bedoelde inspecties ».

Art. 19.In artikel 49 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1995 en bij de wetten van 2 augustus 2002, van 19 november 2004 en van 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « dochter » en « dochters » worden respectievelijk vervangen door de woorden « dochteronderneming » en « dochterondernemingen »; 2° in § 1, 1°, worden de woorden « artikel 44, derde lid » vervangen door de woorden « artikel 44, vierde lid, »;3° in § 2, tweede lid, worden de woorden « interne controle procedures voor het geconsolideerde geheel » vervangen door de woorden « interne controle procedures, als bedoeld in de artikelen 20 en 20bis, voor het geconsolideerde geheel, »;4° § 2, derde lid, wordt vervangen als volgt : « De in artikel 43, paragrafen 1 tot en met 4, bedoelde normen en verplichtingen kunnen worden opgelegd op basis van de geconsolideerde positie van de kredietinstelling en haar dochterondernemingen.Het bepaalde bij artikel 43, paragrafen 5 en 6, is alsdan van overeenkomstige toepassing. »; 5° § 2, zesde lid, wordt aangevuld als volgt : « Indien de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen de toetsing niet zelf verricht, kan zij niettemin aan de verificatie deelnemen zo zij dit wenselijk acht.»; 6° in § 4 wordt tussen de woorden « financiële holding » en het woord « is » de woorden « uit een Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte » ingevoegd;7° § 4 wordt aangevuld met een nieuw lid, luidende : « Voor iedere kredietinstelling waarvan de moederonderneming een financiële holding van buiten de Europese Economische Ruimte is, geschiedt het toezicht op basis van de geconsolideerde financiële positie van de financiële holding volgens de regels bepaald door de Koning.»; 8° in § 5 wordt het woord « CBFA » vervangen door de woorden « Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen »;9° § 6 wordt vervangen als volgt : « § 6.De Koning regelt tevens het toezicht op geconsolideerde basis overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking). »

Art. 20.In artikel 49bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « CBFA » wordt vervangen door de woorden « Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen »; 2° in § 1, 4°, a), wordt de zinsnede « een onderneming die nevendiensten van het bankbedrijf verricht in de zin van artikel 1, punten 5 en 23, van Richtlijn 2000/ 12/EG van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen » vervangen door de zinsnede « een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 4, punt 21, van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) ».

Art. 21.In de artikelen 50 tot en met 54 van dezelfde wet worden de woorden « commissaris-revisor » en « commissarissen- revisoren » respectievelijk vervangen door de woorden « commissaris » en « commissarissen ».

Art. 22.In artikel 55 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 30 oktober 1998, van 9 maart 1999, van 28 februari 2002 en van 19 november 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « commissarissen-revisoren » wordt vervangen door het woord « commissarissen »; 2° in het eerste lid wordt het onderdeel 1° vervangen als volgt : « 1° beoordelen zij de interne controlemaatregelen die de kredietinstellingen hebben getroffen als bedoeld in artikel 20, § 3, eerste lid, en met toepassing van artikel 20bis, §§ 2, 3 en 4, en delen zij hun bevindingen ter zake mee aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen »; 3° in het eerste lid wordt het onderdeel 2° vervangen als volgt : « 2° bevestigen zij aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen dat de periodieke staten die haar aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar worden bezorgd, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten niet volgens de geldende richtlijnen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen zijn opgemaakt, en, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft, niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening, of, voor de periodieke staten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen; »; 4° in het eerste lid wordt het onderdeel 3° vervangen als volgt : « 3° brengen zij bij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen op haar verzoek een bijzonder verslag uit over de organisatie, de werkzaamheden en de financiële structuur van de kredietinstelling;de kosten voor de opstelling van dit verslag worden door de kredietinstelling gedragen, »; 5° in het eerste lid wordt in het onderdeel 4°, b), de woorden « de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen » vervangen door de woorden « het wetboek van vennootschappen ».

Art. 23.In artikel 57 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2002, wordt in § 1, tweede lid, na het onderdeel 1° een onderdeel 1°bis ingevoegd, luidende : « 1bis ° aanvullende vereisten opleggen inzake solvabiliteit, liquiditeit, risicoconcentratie en andere begrenzingen, buiten deze bedoeld in artikel 43; ».

Art. 24.In artikel 58 van dezelfde wet worden de woorden « Richtlijn 89/646/E.E.G. van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 december 1989 » vervangen door de woorden « Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) ».

Art. 25.In artikel 61 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 13 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « commissarissen-revisoren » wordt vervangen door het woord « commissarissen »; 2° in paragraaf 2 vervalt het onderdeel 5°.

Art. 26.In artikel 71 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 28 februari 2002, wordt het eerste lid aangevuld als volgt : « Het bepaalde bij artikel 44, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. »

Art. 27.In artikel 74 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 30 oktober 1998, van 9 maart 1999, van 28 februari 2002 en van 19 november 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 wordt het onderdeel 1° vervangen als volgt : « 1° beoordelen zij de interne controlemaatregelen die de bijkantoren hebben getroffen tot naleving van de wetten, besluiten en reglementen die op grond van de artikelen 68, 69, 71 en 72 van toepassing zijn op de bijkantoren, en delen zij hun bevindingen mee aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen; »; 2° in § 2 wordt het onderdeel 2° vervangen als volgt : « 2° bevestigen zij aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen dat de periodieke staten die haar aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar worden bezorgd, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft, in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten niet volgens de geldende richtlijnen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen zijn opgemaakt, en, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft, niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening, of, voor de periodieke staten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen. Zij kunnen door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, op verzoek van de Nationale Bank van België of van de Europese Centrale Bank, worden gelast de gegevens te bevestigen die de bijkantoren aan deze autoriteiten moeten verstrekken met toepassing van artikelen 69 en 71; ».

Art. 28.In artikel 80 van dezelfde wet wordt in paragraaf 1 het onderdeel 2° vervangen als volgt : « de artikelen 26bis en 27, in verband met de leiders van het bijkantoor; ».

Art. 29.In artikel 84 van dezelfde wet wordt een tweede lid toegevoegd, luidende : « De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan een vergunning herroepen van een in deze titel bedoeld bijkantoor, indien zij van oordeel is dat voor de bescherming van de spaarders of voor een gezond en voorzichtig beleid van de instelling, de oprichting van een vennootschap naar Belgisch recht is vereist. »

Art. 30.In artikel 102 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 juni 2005, worden de woorden « artikel 1(22) van Richtlijn 2000/12/EG van 20 maart 2000 » vervangen door de woorden « artikel 4(20) van Richtlijn 2006/48/ EG van 14 juni 2006 ».

Art. 31.In artikel 103 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 en de wetten van 2 augustus 2002, van 19 november 2004 en van 20 juni 2005, wordt in paragraaf 1, eerste lid, onderdeel b), tussen de woorden « haar beleidsstructuur, » en de woorden « haar administratieve en boekhoudkundige organisatie » de woorden « haar beleid inzake kapitaalbehoeften, » ingevoegd.

Art. 32.In artikel 104 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001 en van de wetten van 25 februari 2003 en van 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden in het onderdeel 7° de woorden « artikel 44, eerste lid, tweede zin, en derde lid » vervangen door de woorden « artikel 44, eerste lid, tweede zin, en vierde lid »; 2° in § 1 worden in het onderdeel 8° de woorden « aan de artikel 44, eerste lid, eerste en derde zin en tweede lid » vervangen door de woorden « aan artikel 44, eerste lid, eerste en derde zin, tweede en derde lid »;3° in § 1 wordt in het onderdeel 11° het woord « commissaris- revisor » vervangen door het woord « commissaris ».

Art. 33.In dezelfde wet wordt in Titel XIII. Diverse bepalingen een hoofdstuk V ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk V Informatieverstrekking Art. 157bis De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen verstrekt op haar website de volgende informatie : 1° de wetgeving op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en de besluiten, reglementen en circulaires genomen in uitvoering of met toepassing van deze wetgeving; 2° een omzettingstabel van de bepalingen van de Europese richtlijnen inzake prudentieel toezicht op kredietinstellingen, met opgaaf van de weerhouden opties;3° de toetsingscriteria en de methodiek die zij gebruikt bij haar beoordeling als bedoeld in artikel 46, derde lid;4° geaggregeerde statistische gegevens over de belangrijkste aspecten inzake toepassing van de in 1° bedoelde wetgeving;5° andere informatie, als voorgeschreven bij besluiten en reglementen genomen in uitvoering van deze wet. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt in voorkomend geval op de website bekendgemaakt op de wijze als overeengekomen tussen de landen van de Europese Economische Ruimte. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen zorgt voor een geregelde actualisering van de op haar website verstrekte informatie. ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs

Art. 34.In artikel 46 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1995 en bij de wetten van 9 maart 1999, van 15 december 2004, van 20 juni 2005 en van 20 juli 2005, worden in het punt 7°, tweede lid, tussen de woorden « met een financiële instelling gelijkgesteld, » en « de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging » de woorden « de instellingen voor postchequeen girodiensten, » ingevoegd.

Art. 35.Artikel 62 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 62.- § 1. Iedere beleggingsonderneming moet beschikken over een voor haar werkzaamheden of voorgenomen werkzaamheden passende beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie, controle- en beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de elektronische informatieverwerking, en interne controle.

Zij houdt daarbij rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van deze werkzaamheden en de eraan verbonden risico's. § 2. Iedere beleggingsonderneming dient te beschikken over een passende beleidsstructuur, waaronder inzonderheid dient te worden verstaan : een coherente en transparante organisatiestructuur, met inbegrip van een passende functiescheiding; een duidelijk omschreven, transparant en samenhangend geheel van verantwoordelijkheidstoewijzingen; en passende procedures voor de identificatie, de meting, het beheer en de opvolging van en de interne verslaggeving over de belangrijke risico's die de beleggingsonderneming loopt ingevolge haar werkzaamheden of voorgenomen werkzaamheden. § 3. Iedere beleggingsonderneming dient een passende interne controle te organiseren, waarvan de werking minstens jaarlijks dient te worden beoordeeld. Wat haar administratieve en boekhoudkundige organisatie betreft, dient zij een systeem van interne controle te organiseren dat een redelijke mate van zekerheid verschaft over de betrouwbaarheid van het financiële verslaggevingproces, zodat de jaarrekening in overeenstemming is met de geldende boekhoudreglementering.

Iedere beleggingsonderneming neemt de nodige maatregelen om blijvend te kunnen beschikken over een passende onafhankelijke interneauditfunctie.

Iedere beleggingsonderneming werkt een passend integriteitsbeleid uit dat geregeld wordt geactualiseerd.

Zij neemt de nodige maatregelen om blijvend te kunnen beschikken over een passende onafhankelijke compliancefunctie, om de naleving door de onderneming, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden te verzekeren van de rechtsregels in verband met de integriteit van het bedrijf van beleggingsonderneming.

Iedere beleggingsonderneming dient te beschikken over een passende onafhankelijke risicobeheerfunctie. § 4. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan, onverminderd het bepaalde bij de paragrafen 1, 2 en 3, nader bepalen wat moet worden verstaan onder een passende beleidsstructuur, een passende interne controle, een passende onafhankelijke interneauditfunctie, een passende onafhankelijke compliancefunctie en een passende risicobeheerfunctie. § 5. Onverminderd de bevoegdheden van het wettelijke bestuursorgaan inzake vaststelling van het algemeen beleid als bepaald bij het wetboek van vennootschappen, nemen de personen belast met de effectieve leiding van de beleggingsonderneming, in voorkomend geval het directiecomité, onder toezicht van het wettelijke bestuursorgaan de nodige maatregelen voor de naleving van het bepaalde bij de paragrafen 1, 2 en 3.

Het wettelijke bestuursorgaan van de beleggingsonderneming, in voorkomend geval via het auditcomité, dient minstens jaarlijks te controleren of de onderneming beantwoordt aan het bepaalde bij de paragrafen 1, 2 en 3 en het eerste lid van deze paragraaf, en neemt kennis van de genomen passende maatregelen.

De personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het directiecomité, lichten minstens jaarlijks het wettelijke bestuursorgaan, de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen en de erkende commissaris in over de naleving van het bepaalde bij het eerste lid van deze paragraaf en over de genomen passende maatregelen.

De informatieverstrekking aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen en de erkende commissaris gebeurt volgens de modaliteiten die de Commissie bepaalt. § 6. De erkende commissaris brengt bij het wettelijke bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité, tijdig verslag uit over de belangrijke kwesties die aan het licht zijn gekomen bij de wettelijke controleopdracht, in het bijzonder over ernstige tekortkomingen in het financiële verslaggevingproces. § 7. Als de beleggingsonderneming nauwe banden heeft met andere natuurlijke of rechtspersonen, mogen die banden geen belemmering vormen voor een individueel of geconsolideerd prudentieel toezicht op de onderneming.

Als de beleggingsonderneming nauwe banden heeft met een natuurlijke of rechtspersoon die ressorteert onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, mogen de voor die persoon geldende wettelijke, reglementaire en bestuursrechtelijke bepalingen of hun uitvoering, geen belemmering vormen voor een individueel of geconsolideerd prudentieel toezicht op de onderneming. »

Art. 36.In dezelfde wet wordt een artikel 69bis ingevoegd, luidende : « Art. 69bis De beleggingsondernemingen brengen de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen voorafgaandelijk op de hoogte van de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming, van de niethernieuwing van benoeming of van het ontslag, van de personen die deelnemen aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de beleggingsonderneming.

In geval van voordracht tot benoeming van een persoon die deelneemt aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de beleggingsonderneming, delen de beleggingsondernemingen de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen de informatie en documenten mee die haar toelaten te beoordelen of deze persoon de vereiste professionele betrouwbaarheid, deskundigheid en de passende ervaring bezit, als bedoeld in artikel 60.

De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen verstrekt binnen een redelijke termijn haar advies bij een voordracht tot benoeming of hernieuwing van een benoeming. Wanneer de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming een persoon die deel uitmaakt van de effectieve leiding betreft, is voor de benoeming of hernieuwing van benoeming het eensluidend advies van deze Commissie vereist.

De beleggingsondernemingen informeren de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen tevens over de eventuele taakverdeling tussen de personen die deelnemen aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de beleggingsonderneming, in voorkomend geval over de eventuele taakverdeling tussen de leden van het directiecomité, en over de belangrijke wijzigingen in deze taakverdeling. »

Art. 37.In artikel 70, paragraaf 3, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 3 mei 2002 en van 20 juli 2004, worden de woorden « artikel 76 van deze wet of in artikel 32, § 4, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen » vervangen door de woorden « artikel 76, § 4, » en vervallen de woorden « of in een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging van een gemeenschappelijk beleggingsfonds ».

Art. 38.Artikel 76 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000, wordt vervangen als volgt : «

Art. 76.- § 1.

Beleggingsondernemingen mogen rechtstreeks of onrechtstreeks aandelen bezitten, in welke vorm ook, in één of meer ondernemingen, onder de voorwaarden en binnen de grenzen zoals vastgesteld bij dit artikel. § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ondernemingen verstaan, de handelsvennootschappen, de vennootschappen met handelsvorm, de verenigingen in deelneming, de economische samenwerkingsverbanden en de Europese economische samenwerkingsverbanden. § 3. De beleggingsondernemingen mogen in hun handelsportefeuille aandelen houden die ze hebben verworven of waarop ze hebben ingeschreven met de bedoeling ze te koop aan te bieden.

Gedurende een termijn van maximum één jaar mogen beleggingsondernemingen eveneens aandelen houden in een of meer verenigingen in deelneming die zijn opgericht voor de openbare uitgifte van effecten, zoals geregeld bij artikel 26 van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935.

Evenzo mogen zij gedurende een termijn van maximum twee jaar eveneens aandelen houden die zijn verworven als bewijs van dubieuze of onbetaald gebleven vorderingen. § 4. Beleggingsondernemingen mogen aandelen houden in : 1° Belgische of buitenlandse kredietinstellingen; 2° Belgische of buitenlandse beleggingsondernemingen;3° beleggingsadviseurs als bedoeld in artikel 119;4° derivatenspecialisten als bedoeld in het koninklijk besluit van 28 januari 2004 houdende het statuut van de derivatenspecialisten;5° vereffeningsinstellingen of met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen als bedoeld in het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 23 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;6° Belgische of buitenlandse verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen;7° Belgische of buitenlandse beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, als bedoeld in de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;8° andere Belgische of buitenlandse ondernemingen met als hoofdbedrijf het verrichten van de werkzaamheden bedoeld in artikel 75 of de werkzaamheden van de in 1° tot en met 7° bedoelde ondernemingen, alsook in vennootschappen die zijn opgericht om het kapitaal van dergelijke ondernemingen in onder te brengen;9° Belgische of buitenlandse ondernemingen met als hoofdbedrijf het verrichten van nevendiensten van het bedrijf van instellingen als bedoeld in 1° tot en met 7°.» § 5. Een beleggingsonderneming mag aandelen bezitten in andere gevallen dan bedoeld in §§ 3 en 4, voorzover elke post ten hoogste 10 pct. en het totale bedrag van deze posten ten hoogste 35 pct. van haar eigen vermogen bedraagt. Deze grenzen kunnen evenwel bij koninklijk besluit worden verhoogd, na advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, maar een beleggingsonderneming mag per post nooit voor meer dan 15 pct. van haar eigen vermogen gekwalificeerde deelnemingen bezitten en het totaal van deze deelnemingen mag nooit 60 pct. van haar eigen vermogen overschrijden.

Voor de toepassing van de begrenzing per post overeenkomstig het eerste lid, worden de aandelen die zijn uitgegeven door vennootschappen die, ongeacht hun statuut en hun rechtsvorm, ten aanzien van het risico een samenhangend geheel vormen, als één enkele post beschouwd; tot bewijs van het tegendeel moeten verbonden ondernemingen ten aanzien van het risico als een samenhangend geheel worden beschouwd.

Onverminderd het eerste lid moeten voor de toepassing van de artikelen 66 en 90, integraal van het eigen vermogen worden afgetrokken : a) de deelnemingen in ondernemingen die een gekwalificeerde deelneming bezitten in de beleggingsonderneming of in een dochteronderneming hiervan; b) de deelnemingen in ondernemingen die worden gecontroleerd door natuurlijke of rechtspersonen die dergelijke gekwalificeerde deelnemingen bezitten. § 6. In bijzondere gevallen kan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen het tijdelijk bezit van aandelen toestaan ongeacht de voorwaarden en beperkingen van § 5.

Indien een beleggingsonderneming, als gevolg van toestemmingen overeenkomstig het eerste lid, in andere gevallen dan bedoeld in de §§ 3 en 4, een gekwalificeerde deelneming bezit waarvan het bedrag hoger ligt dan het bij § 5 voorgeschreven percentage van het eigen vermogen van de onderneming of indien het totaal van dergelijke deelnemingen hoger ligt dan het bij dezelfde § 5 voorgeschreven percentage van het eigen vermogen, wordt voor de toepassing van de artikelen 66 en 90 het overschrijdende bedrag afgetrokken van het eigen vermogen. Bij overschrijding van beide voornoemde grenzen wordt de grootste overschrijding van het eigen vermogen afgetrokken. § 7. De in dit artikel vermelde besluiten worden genomen na raadpleging van de beleggingsondernemingen via hun representatieve beroepsverenigingen. § 8. De voorschriften van dit artikel doen geen afbreuk aan de met toepassing van artikel 90 uitgevaardigde reglementaire voorschriften. »

Art. 39.Het opschrift van Boek II, Titel II, Hoofdstuk II, Afdeling VIII, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « De reglementaire normen en verplichtingen ».

Art. 40.Artikel 90 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1995, wordt vervangen als volgt : «

Art. 90.- § 1. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bepaalt bij reglement, overeenkomstig de Europeesrechtelijke bepalingen, de normen inzake solvabiliteit, liquiditeit en risicoconcentratie, en andere begrenzingsnormen, die door alle beleggingsondernemingen of per categorie van beleggingsondernemingen moeten worden nageleefd.

De in deze paragraaf bedoelde normen kunnen zowel van kwantitatieve als van kwalitatieve aard zijn. § 2. Onverminderd het bepaalde bij paragraaf 1, moet elke beleggingsonderneming beschikken over een voor haar werkzaamheden en voorgenomen werkzaamheden passend beleid inzake kapitaalbehoeften. De personen belast met de effectieve leiding van de beleggingsonderneming, in voorkomend geval het directiecomité, werken daartoe onder toezicht van het wettelijk bestuursorgaan een beleid uit dat de huidige en toekomstige kapitaalbehoeften van de beleggingsonderneming identificeert en vastlegt, rekening houdend met de aard, de omvang en de complexiteit van deze werkzaamheden, de eraan verbonden risico's, en het beleid van de onderneming inzake risicobeheer.

De beleggingsonderneming evalueert regelmatig haar beleid inzake kapitaalbehoeften en past dit beleid zonodig aan. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan bij reglement de frequentie van deze evaluatie nader bepalen. § 3. Wanneer de Commissie voor het Bank-, Financieen Assurantiewezen van oordeel is dat het beleid van een beleggingsonderneming inzake haar kapitaalbehoeften niet beantwoordt aan het risicoprofiel van de onderneming, kan zij, onverminderd het bepaalde bij artikel 104, in het licht van de doelstellingen van deze wet vereisten opleggen inzake solvabiliteit, liquiditeit, risicoconcentratie en risicoposities, ter aanvulling van deze bedoeld in de eerste paragraaf. Zij kan bij reglement de criteria en procedures bepalen die zij daarbij in acht neemt. § 4. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bepaalt bij reglement welke informatie de beleggingsondernemingen publiek moeten maken over hun solvabiliteits-, liquiditeits-, risicoconcentratie- en andere risicoposities, alsook over hun beleid inzake kapitaalbehoeften. Zij bepaalt tevens de wijze waarop deze informatie moet worden bekendgemaakt en de frequentie van bekendmaking. § 5. De in dit artikel bedoelde reglementen worden genomen conform artikel 64 van de voormelde wet van 2 augustus 2002. § 6. In bijzondere gevallen kan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen binnen de perken van de Europese wetgeving afwijkingen toestaan van de bepalingen van de met toepassing van dit artikel genomen reglementen. »

Art. 41.In artikel 91 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° na het eerste lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende : « De effectieve leiding van de beleggingsonderneming, in voorkomend geval het directiecomité, verklaart aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen dat voornoemde periodieke staten die zij aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar overmaakt, in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen. Daartoe is vereist dat de periodieke staten volledig zijn, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juist zijn, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld. Zij bevestigt het nodige gedaan te hebben opdat de voornoemde staten volgens de geldende richtlijnen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen opgemaakt zijn, en opgesteld zijn met toepassing van de boekingsen waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening, of, voor de periodieke rapporteringsstaten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar. »; 2° in het derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden « tweede lid » vervangen door de woorden « derde lid ».

Art. 42.In artikel 92 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° na het eerste lid wordt een nieuw tweede en derde lid ingevoegd, luidende : « De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen ziet er op toe dat elke beleggingsonderneming werkt overeenkomstig de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.

De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen beoordeelt inzonderheid het passende karakter van de beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle van de beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 62, en het passende karakter van het beleid van de beleggingsonderneming inzake haar kapitaalbehoeften als bedoeld in artikel 90, § 2. Zij stelt de frequentie en de omvang van deze beoordeling vast en houdt daarbij rekening met het belang van de werkzaamheden van de beleggingsonderneming voor het financiële stelsel, en met de aard, omvang en complexiteit ervan alsmede met het evenredigheidsbeginsel.

De beoordeling wordt minimaal eenmaal per jaar bijgewerkt. »; 2° in het derde lid, dat het vijfde lid wordt, wordt in het onderdeel 2° de woorden « en de interne controle van de beleggingsonderneming » vervangen door de woorden « , de interne controle en het beleid van de beleggingsonderneming inzake haar kapitaalbehoeften;».

Art. 43.In artikel 94 van dezelfde wet, worden de woorden « de in artikel 92, derde lid, bedoelde inspecties » vervangen door de woorden « de in artikel 92, vijfde lid, bedoelde inspecties ».

Art. 44.In artikel 95 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 1°, worden de woorden « artikel 91, tweede lid » vervangen door de woorden « artikel 91, derde lid, »; 2° in § 2, tweede lid, worden tussen de woorden « financiële positie, » en « op het beleid » de woorden « de grenzen en de voorwaarden als bedoeld in artikel 76 » ingevoegd, en worden de woorden « interne controle procedures voor het geconsolideerde geheel » vervangen door de woorden « interne controle procedures, als bedoeld in de artikelen 62 en 62bis, voor het geconsolideerde geheel, »;3° § 2, derde lid, wordt vervangen als volgt : « De in artikel 90, paragrafen 1 tot en met 4, bedoelde normen en verplichtingen kunnen worden opgelegd op basis van de geconsolideerde positie van de beleggingsonderneming en haar dochterondernemingen.Het bepaalde bij artikel 90, paragrafen 5 en 6, is alsdan van overeenkomstige toepassing. »; 4° § 2, zesde lid, wordt aangevuld als volgt : « Indien de toezichthoudende overheid de toetsing niet zelf verricht, kan zij niettemin aan de verificatie deelnemen zo zij dit wenselijk acht.»; 5° in § 4 wordt tussen de woorden « financiële holding » en het woord « is » de woorden « uit een lidstaat van de Europese Economische Ruimte » ingevoegd;6° § 4 wordt aangevuld met een nieuw lid, luidende : « Voor iedere beleggingsonderneming waarvan de moederonderneming een financiële holding van buiten de Europese Economische Ruimte is, geschiedt het toezicht op basis van de geconsolideerde financiële positie van de financiële holding volgens de regels bepaald door de Koning.»; 7° in § 5 wordt het woord « CBFA » vervangen door de woorden « toezichthoudende overheid »;8° § 6 wordt vervangen als volgt : « § 6.De Koning regelt tevens het toezicht op geconsolideerde basis overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) en Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (herschikking). »

Art. 45.In artikel 95bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « CBFA » wordt vervangen door de woorden « Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen »; 2° in § 1, 4°, a), wordt de zinsnede « een onderneming die nevendiensten van het bankbedrijf verricht in de zin van artikel 1, punten 5 en 23, van Richtlijn 2000/12/EG van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen » vervangen door de zinsnede « een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 4, punt 21, van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) »;

Art. 46.In de artikelen 96 tot en met 100 van dezelfde wet worden de woorden « commissaris-revisor » en « commissarissen-revisoren » respectievelijk vervangen door de woorden « commissaris » en « commissarissen ».

Art. 47.In artikel 101 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1995 en bij de wetten van 30 oktober 1998, van 9 maart 1999 en van 28 februari 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « commissarissen-revisoren » wordt vervangen door het woord « commissarissen »; 2° in het eerste lid wordt het onderdeel 1° vervangen als volgt : « 1° beoordelen zij de interne controlemaatregelen die de beleggingsondernemingen hebben getroffen als bedoeld in artikel 62, § 3, eerste lid, en met toepassing van artikel 62bis, §§ 2, 3 en 4, en delen zij hun bevindingen ter zake mee aan de toezichthoudende autoriteit »; 3° in het eerste lid wordt het onderdeel 2° vervangen als volgt : « 2° bevestigen zij aan de toezichthoudende autoriteit dat de periodieke staten die haar aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar worden bezorgd,voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten niet volgens de geldende richtlijnen van de toezichthoudende autoriteit zijn opgemaakt, en, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft, niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening, of, voor de periodieke staten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de toezichthoudende autoriteit kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen; »; 4° in het eerste lid wordt het onderdeel 3° vervangen als volgt : « 3° brengen zij bij de toezichthoudende autoriteit op haar verzoek een bijzonder verslag uit over de organisatie, de werkzaamheden en de financiële structuur van de beleggingsonderneming;de kosten voor de opstelling van dit verslag worden door de beleggingsonderneming gedragen, »; 5° in het eerste lid wordt in het onderdeel 4°, b), de woorden « de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen » vervangen door de woorden « het wetboek van vennootschappen ».

Art. 48.In artikel 104 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2002, wordt in paragraaf 1, eerste lid, na het onderdeel 1° een onderdeel 1°bis ingevoegd, luidende : « 1bis ° aanvullende vereisten opleggen inzake solvabiliteit, liquiditeit, risicoconcentratie en andere begrenzingen, buiten deze bedoeld in artikel 90. »

Art. 49.In artikel 108 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1995 en bij de wet van 20 juni 2005, worden de woorden « artikel 1(22) van Richtlijn 2000/12/EG van 20 maart 2000 » vervangen door de woorden « artikel 4(20) van de Richtlijn 2006/ 48/EG van 14 juni 2006 ».

Art. 50.In artikel 109 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 en bij de wetten van 2 augustus 2002 en van 20 juni 2005, wordt in paragraaf 1, eerste lid, onderdeel b), tussen de woorden « haar beleidsstructuur, » en de woorden « haar administratieve en boekhoudkundige organisatie » de woorden « haar beleid inzake kapitaalbehoeften, » ingevoegd.

Art. 51.In artikel 126 van dezelfde wet worden de woorden « van toepassing op deze personen » vervangen door de woorden « op overeenkomstige wijze van toepassing op beleggingsadviseurs en hun leiding ».

Art. 52.In artikel 148 van dezelfde wet, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 december 1996 en 13 juli 2001 en bij de wetten van 10 augustus 1998, van 2 augustus 2002 en van 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 4 worden in het onderdeel 4° de woorden « 91, eerste lid, eerste en derde zin » vervangen door de woorden « 91, eerste lid, eerste en derde zin, en tweede lid »;2° in § 4 worden in het onderdeel 6° de woorden « artikel 91, eerste lid, tweede zin, en tweede lid » vervangen door de woorden « artikel 91, eerste lid, tweede zin, en derde lid »;3° in § 4 wordt in het onderdeel 9° het woord « commissaris- revisor » vervangen door het woord « commissaris ».

Art. 53.Het opschrift van Boek IV van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Beroepsgeheim, samenwerking tussen bevoegde autoriteiten en informatieverstrekking ».

Art. 54.In dezelfde wet wordt in Boek IV een titel III toegevoegd, luidende : « Titel III Informatieverstrekking Art. 147bis De bevoegde autoriteit verstrekt op haar website de volgende informatie : 1° de wetgeving op het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, en de besluiten, reglementen en circulaires genomen in uitvoering of met toepassing van deze wetgeving; 2° een omzettingstabel van de bepalingen van de Europese richtlijnen inzake prudentieel toezicht op beleggingsondernemingen, met opgaaf van de weerhouden opties;3° de toetsingscriteria en de methodiek die zij gebruikt bij haar beoordeling als bedoeld in artikel 92, derde lid;4° geaggregeerde statistische gegevens over de belangrijkste aspecten inzake toepassing van de in 1° bedoelde wetgeving;5° andere informatie, als voorgeschreven bij besluiten en reglementen genomen in uitvoering van deze wet. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt in voorkomend geval op de website bekendgemaakt op de wijze als overeengekomen tussen de landen van de Europese Economische Ruimte. De bevoegde autoriteit zorgt voor een geregelde actualisering van de op haar website verstrekte informatie. » HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles

Art. 55.In artikel 13 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 4, eerste lid, worden de woorden « 1°, 2° en 3°, » ingevoegd tussen de woorden « § 2, tweede lid, » en « kan de algemene vergadering van deelnemers »; 2° § 4 wordt aangevuld met het volgende lid : « De twee voorgaande leden zijn niet van toepassing op de beraadslagingen en beslissingen als bedoeld in § 1.»

Art. 56.In artikel 34 van dezelfde wet worden de woorden « beheerstructuur alsook haar administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie » vervangen door de woorden « beleidsstructuur, alsook haar administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie en haar interne controle, ».

Art. 57.Artikel 38 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 38.- § 1. De effectieve leiding van de beleggingsvennootschap moet worden toevertrouwd aan ten minste twee natuurlijke personen of eenhoofdige besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid met als vaste vertegenwoordiger in de zin van artikel 61, § 2 van het wetboek van vennootschappen, hun enige vennoot en zaakvoerder. De natuurlijke personen alsook de vaste vertegenwoordigers van de in deze bepaling bedoelde eenhoofdige besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid moeten de vereiste professionele betrouwbaarheid en passende ervaring bezitten voor de uitoefening van deze functie conform artikel 9 en rekening houdend met de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor de beleggingsvennootschap geopteerd heeft. § 2. De personen die deelnemen aan het bestuur of het beleid van een beleggingsvennootschap, zonder deel te nemen aan de effectieve leiding, moeten over de voor de uitoefening van hun taak vereiste deskundigheid en passende ervaring beschikken. § 3. De beleggingsvennootschap brengt de CBFA voorafgaandelijk op de hoogte van de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming, van de niethernieuwing van benoeming of van het ontslag, van de personen die deelnemen aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de beleggingsvennootschap.

In geval van voordracht tot benoeming van een persoon die deelneemt aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de beleggingsvennootschap, deelt de beleggingsvennootschap de CBFA de informatie en documenten mee die haar toelaten te beoordelen of deze persoon de vereiste professionele betrouwbaarheid, deskundigheid en ervaring bezit, als bedoeld in §§ 1 en 2.

De CBFA verstrekt binnen een redelijke termijn haar advies bij een voordracht tot benoeming of hernieuwing van een benoeming. Wanneer de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming een persoon die deel uitmaakt van de effectieve leiding betreft, is voor de benoeming of hernieuwing van benoeming het eensluidend advies van de CBFA vereist.

De beleggingsvennootschap informeert de CBFA tevens over de eventuele taakverdeling tussen de personen die deelnemen aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de beleggingsvennootschap en over de belangrijke wijzigingen in deze taakverdeling. »

Art. 58.Artikel 40 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 40.- § 1. Voor de uitoefening van de beheertaken als bedoeld in artikel 3, 9° moet de beleggingsvennootschap beschikken over een eigen en voor haar werkzaamheden of voorgenomen werkzaamheden passende beleidsstructuur. Onder passende beleidsstructuur dient inzonderheid een coherente en transparante organisatiestructuur te worden verstaan, met inbegrip van een passende functiescheiding en een duidelijk omschreven, transparant en samenhangend geheel van verantwoordelijkheidstoewijzingen. § 2. De beleggingsvennootschap moet ook beschikken over de in materieel, menselijk en technisch opzicht vereiste middelen voor een eigen en voor haar werkzaamheden of voorgenomen werkzaamheden passende administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie.

Zij moet met name beschikken over controle- en beveiligingsmechanismen op informaticagebied die op haar werkzaamheden zijn toegesneden. § 3. De beleggingsvennootschap dient een passende interne controle te organiseren, waarvan de werking minstens jaarlijks dient te worden beoordeeld.

De interne controleprocedures omvatten met name een regeling voor het beheer van de beleggingen in financiële instrumenten met het oog op de investering van haar beginkapitaal.

Deze procedures moeten onder meer waarborgen dat elke transactie van de beleggingsvennootschap of, in voorkomend geval, van haar compartimenten, kan worden gereconstrueerd wat betreft de oorsprong en de aard van de transactie, de betrokken partijen en het tijdstip en de plaats waar zij heeft plaatsgevonden, en, dat de activa van de beleggingsvennootschap worden belegd overeenkomstig de statuten van de beleggingsvennootschap en de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen.

Wat haar administratieve en boekhoudkundige organisatie betreft, dient de beleggingsvennootschap een systeem van interne controle te organiseren dat een redelijke mate van zekerheid verschaft over de betrouwbaarheid van het financiële verslaggevingproces, zodat inzonderheid de jaarrekening en de halfjaarlijkse rekening, alsook het jaarverslag en halfjaarlijks verslag in overeenstemming zijn met de geldende boekhoudreglementering. § 4. De beleggingsvennootschap werkt een passend integriteitsbeleid uit dat geregeld wordt geactualiseerd.

Ze neemt de nodige maatregelen om blijvend te kunnen beschikken over een passende onafhankelijke compliance-functie, om de naleving door de beleggingsvennootschap, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden te verzekeren van de rechtsregels in verband met de integriteit van het bedrijf van beleggingsvennootschap.

De beleggingsvennootschap moet zodanig gestructureerd en georganiseerd zijn dat het risico dat belangenconflicten afbreuk doen aan de belangen van haar effectenhouders, tot een minimum wordt beperkt.

De beleggingsvennootschap werkt passende regels uit voor de rechtstreekse en onrechtstreekse persoonlijke verrichtingen in financiële instrumenten die worden uitgevoerd door de beleggingsvennootschap, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden.

Op advies van de CBFA bepaalt de Koning de desbetreffende nadere regels en verplichtingen. Deze regels en verplichtingen kunnen inzonderheid betrekking hebben op : - de relevante personen op wie deze regels en verplichtingen van toepassing zijn; -de persoonlijke verrichtingen die in strijd worden geacht met de wet; - de modaliteiten waaronder de relevante personen hun persoonlijke verrichtingen dienen mee te delen aan de beleggingsvennootschap; - de wijze waarop de beleggingsvennootschappen de gegevens over de persoonlijke verrichtingen dienen te bewaren.

De beleggingsvennootschap moet zodanig gestructureerd en georganiseerd zijn dat het risico dat belangenconflicten afbreuk doen aan de belangen van haar effectenhouders, tot een minimum wordt beperkt. § 5. De beleggingsvennootschap moet een methode voor risicobeheer toepassen die specifiek is afgestemd op de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor zij geopteerd heeft en waarmee zij te allen tijde het risico van de posities kan controleren en meten en kan nagaan wat het aandeel daarvan is in het totale risicoprofiel van de portefeuille of, in voorkomend geval, van haar verschillende compartimenten.

De beleggingsvennootschap moet een methode hanteren die een accurate en onafhankelijke evaluatie moet toelaten van de waarde van de OTC-derivaten (afgeleide buiten-beursinstrumenten) in haar portefeuille of, in voorkomend geval, in de portefeuille van haar verschillende compartimenten. Zij moet de CBFA volgens de gedetailleerde regels en de periodiciteit die deze Commissie heeft vastgelegd bij reglement genomen conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, in kennis stellen van de soorten derivaten, de onderliggende risico's, de kwantitatieve begrenzingen en de gekozen methodes voor de raming van de inherente risico's aan de transacties in derivaten. § 6. De beleggingsvennootschap moet dusdanig georganiseerd zijn dat zij, naast de informatie die is bekendgemaakt in het prospectus en in de jaar- en halfjaarlijkse verslagen, op verzoek van de effectenhouders aanvullende inlichtingen kan verstrekken over de kwantitatieve begrenzingen die gelden voor het risicobeheer van de beleggingsvennootschap, over de gehanteerde methoden om deze begrenzingen na te leven en over de recente ontwikkelingen op het vlak van risico's en rendement van de activa die de categorie van toegelaten beleggingen vormen waarvoor de beleggingsvennootschap heeft geopteerd. § 7. De CBFA kan, in voorkomend geval bij reglement genomen conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, nader bepalen wat moet worden verstaan onder een passende beleidsstructuur, een passende interne controle, een passende onafhankelijke compliancefunctie en een passende risicobeheerfunctie.

Ze kan tevens organisatorische regels uitwerken voor het beheer van belangenconflicten. § 8. De personen belast met de effectieve leiding van de beleggingsvennootschap nemen onder toezicht van de raad van bestuur de nodige maatregelen voor de naleving van het bepaalde bij de paragrafen 1 tot en met 6.

Onverminderd de bepalingen van het wetboek van vennootschappen, dient de raad van bestuur minstens jaarlijks te controleren of de beleggingsvennootschap beantwoordt aan het bepaalde bij de paragrafen 1 tot en met 6 en het eerste lid van deze paragraaf, en neemt het kennis van de genomen passende maatregelen.

De personen belast met de effectieve leiding lichten minstens jaarlijks de raad van bestuur, de CBFA en de erkende commissaris in over de naleving van het bepaalde in het eerste lid van deze paragraaf en over de genomen passende maatregelen.

De informatieverstrekking aan de CBFA en de erkende commissaris gebeurt volgens de modaliteiten die de CBFA bepaalt. § 9. De erkende commissaris brengt bij de raad van bestuur tijdig verslag uit over de belangrijke kwesties die aan het licht zijn gekomen bij de wettelijke controleopdracht, in het bijzonder over ernstige tekortkomingen in het financiële verslaggevingproces. »

Art. 59.In artikel 76 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 20 juni 2005 en 16 juni 2006, wordt in § 2 na het eerste lid een nieuw lid toegevoegd, luidende : « De personen belast met de effectieve leiding van de instelling voor collectieve belegging, verklaren aan de CBFA dat de in § 1 bedoelde periodieke verslagen en financiële staten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen.

Daartoe is vereist dat deze verslagen en financiële staten volledig zijn, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke verslagen en de financiële staten worden opgesteld, en juist zijn, d.i. correct de gegevens weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke verslagen en financiële staten worden opgesteld.

Zij bevestigen het nodige gedaan te hebben opdat voornoemde verslagen en staten volgens de geldende richtlijnen van de CBFA opgemaakt zijn, en opgesteld zijn met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening voor de periodieke verslagen en financiële staten per einde boekjaar of met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar voor de andere periodieke verslagen en financiële staten. »

Art. 60.In artikel 81 van dezelfde wet wordt na het tweede lid een nieuw lid toegevoegd, luidende : « De personen belast met de effectieve leiding van de instelling voor collectieve belegging, verklaren aan de CBFA dat de in het eerste lid bedoelde periodieke financiële staten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen. Daartoe is vereist dat deze periodieke staten volledig zijn, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke financiële staten worden opgesteld, en juist zijn, d.i. correct de gegevens weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke financiële staten worden opgesteld.

Zij bevestigen het nodige gedaan te hebben opdat voornoemde staten volgens de geldende richtlijnen van de CBFA opgemaakt zijn en opgesteld zijn met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening. »

Art. 61.In artikel 88 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 20 juni 2005 en 16 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, wordt het onderdeel 1° vervangen als volgt : « 1° beoordelen zij de maatregelen van interne controle die de instelling voor collectieve belegging heeft getroffen als bedoeld in artikel 40, § 3, en delen zij hun bevindingen ter zake mee aan de CBFA;» 2° in § 1, eerste lid, wordt het onderdeel 2° vervangen als volgt : « 2° bevestigen zij aan de CBFA, dat de jaarverslagen en de halfjaarlijkse verslagen, alsook de driemaandelijkse financiële staten, die haar door de instelling voor collectieve belegging worden bezorgd krachtens artikel 76, § 1, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze periodieke verslagen en financiële staten worden opgesteld, en inzake juistheid, d.i. correct de gegevens weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze periodieke verslagen en financiële staten worden opgesteld; zij bevestigen tevens dat zij geen kennis hebben van feiten waaruit zou blijken dat voornoemde verslagen en staten niet volgens de geldende richtlijnen van de CBFA zijn opgemaakt, en, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft, niet zijn opgesteld met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening voor de periodieke verslagen en financiële staten per einde boekjaar, of, met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar voor de andere periodieke verslagen en financiële staten; dezelfde bevestigingen als deze bedoeld in het vorige lid worden, volgens een door de CBFA bij reglement bepaalde regelmaat, gegeven over de periodieke financiële staten die de CBFA worden verstrekt krachtens artikel 81. » 3° in § 1, eerste lid, wordt het onderdeel 3° vervangen als volgt : « 3° brengen zij bij de CBFA op haar verzoek, bijzonder verslag uit over de organisatie, de werkzaamheden en de financiële structuur van de instelling voor collectieve belegging;de kosten voor de opstelling van dit verslag worden door de instelling voor collectieve belegging gedragen; ».

Art. 62.In artikel 151 van dezelfde wet wordt het tweede lid vervangen als volgt : « De personen die deelnemen aan het bestuur of het beleid van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, zonder deel te nemen aan de effectieve leiding, moeten over de voor de uitoefening van hun taak vereiste deskundigheid en passende ervaring beschikken. »

Art. 63.In dezelfde wet wordt een artikel 161bis ingevoegd, luidende : « Art. 161bis De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging brengen de CBFA voorafgaandelijk op de hoogte van de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming, van de niet-hernieuwing van benoeming of van het ontslag, van de personen die deelnemen aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de vennootschap.

In geval van voordracht tot benoeming van een persoon die deelneemt aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, delen de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging de CBFA de informatie en documenten mee die haar toelaten te beoordelen of deze persoon de vereiste professionele betrouwbaarheid, deskundigheid en de passende ervaring bezit, als bedoeld in artikel 151.

De CBFA verstrekt binnen een redelijke termijn haar advies bij een voordracht tot benoeming of hernieuwing van een benoeming. Wanneer de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming een persoon die deel uitmaakt van de effectieve leiding betreft, is voor de benoeming of hernieuwing van benoeming het eensluidend advies van de CBFA vereist.

De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging informeren de CBFA tevens over de eventuele taakverdeling tussen de personen die deelnemen aan het bestuur, het beleid of de effectieve leiding van de vennootschap, in voorkomend geval over de eventuele taakverdeling tussen de leden van het directiecomité, en over de belangrijke wijzigingen in deze taakverdeling. »

Art. 64.In artikel 162 van dezelfde wet worden in paragraaf 3 de woorden « in artikel 167 van deze wet of »en « in een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, » weggelaten.

Art. 65.Artikel 184 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 184.- § 1. De CBFA bepaalt bij reglement de normen inzake solvabiliteit, liquiditeit en risicoconcentratie, en andere begrenzingsnormen, die door de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging moeten worden nageleefd. De in deze paragraaf bedoelde normen kunnen zowel van kwantitatieve als van kwalitatieve aard zijn. § 2. Onverminderd het bepaalde bij de eerste paragraaf, moet elke beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging beschikken over een voor haar werkzaamheden en voorgenomen werkzaamheden passend beleid inzake kapitaalbehoeften. De personen belast met de effectieve leiding van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, in voorkomend geval het directiecomité, werken daartoe onder toezicht van het wettelijk bestuursorgaan een beleid uit dat de huidige en toekomstige kapitaalbehoeften van de vennootschap identificeert en vastlegt, rekening houdend met de aard, de omvang en de complexiteit van deze werkzaamheden, de eraan verbonden risico's, en het beleid van de vennootschap inzake risicobeheer. De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging evalueert regelmatig haar beleid inzake kapitaalbehoeften en past dit beleid zonodig aan.

De CBFA kan bij reglement de frequentie van deze evaluatie nader bepalen. § 3. Wanneer de CBFA van oordeel is dat het beleid van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging inzake haar kapitaalbehoeften niet beantwoordt aan het risicoprofiel van de vennootschap, kan zij, onverminderd het bepaalde bij artikel 197, in het licht van de doelstellingen van deze wet vereisten opleggen inzake solvabiliteit, liquiditeit, risicoconcentratie en risicoposities, ter aanvulling van deze bedoeld in de eerste paragraaf. Zij kan bij reglement de criteria en procedures bepalen die zij daarbij in acht neemt. § 4. De CBFA bepaalt bij reglement welke informatie de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging publiek moeten maken over hun solvabiliteits-, liquiditeits-, risicoconcentratie- en andere risicoposities, alsook over hun beleid inzake kapitaalbehoeften.

Zij bepaalt tevens de wijze waarop deze informatie moet worden bekendgemaakt en de frequentie van bekendmaking. § 5. De in dit artikel bedoelde reglementen worden genomen conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. § 6. In bijzondere gevallen kan de CBFA binnen de perken van de Europese wetgeving afwijkingen toestaan van de bepalingen van de met toepassing van dit artikel genomen reglementen. »

Art. 66.In artikel 185 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° na het eerste lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende : « De effectieve leiding van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, in voorkomend geval het directiecomité, verklaart aan de CBFA dat voornoemde periodieke staten die zij aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar overmaakt in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen.

Daartoe is vereist dat de periodieke staten volledig zijn, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juist zijn, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld. Zij bevestigt het nodige gedaan te hebben opdat de voornoemde staten volgens de geldende richtlijnen van de CBFA opgemaakt zijn, en opgesteld zijn met toepassing van de boekingsen waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening, of, voor de periodieke rapporteringsstaten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar. »; 2° in het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden « tweede lid » vervangen door de woorden « derde lid ».

Art. 67.In artikel 186 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° na het eerste lid wordt een nieuw tweede en derde lid ingevoegd, luidende : « De CBFA ziet er op toe dat elke beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging werkt overeenkomstig de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.

De CBFA beoordeelt inzonderheid het passende karakter van de beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 153, en het passende karakter van het beleid van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging inzake haar kapitaalbehoeften als bedoeld in artikel 184, § 2. Zij stelt de frequentie en de omvang van deze beoordeling Centrale drukkerij van de Kamer - Imprimerie centrale de la Chambre vast en houdt daarbij rekening met het belang van de werkzaamheden van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging voor het financiële stelsel, en met de aard, omvang en complexiteit ervan alsmede met het evenredigheidsbeginsel.

De beoordeling wordt minimaal eenmaal per jaar bijgewerkt. »; 2° in het derde lid, dat het vijfde lid wordt, wordt in het onderdeel 2° de woorden « en de interne controle van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging » vervangen door de woorden « , de interne controle en het beleid van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging inzake haar kapitaalbehoeften; ».

Art. 68.In artikel 189 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 1°, worden de woorden « artikel 185, tweede lid » vervangen door de woorden « artikel 185, derde lid, »; 2° in § 2, tweede lid, worden de woorden « interne controle procedures voor het geconsolideerde geheel » vervangen door de woorden « interne controle procedures als bedoeld in artikel 153, voor het geconsolideerde geheel, »;3° § 2, zesde lid, wordt aangevuld als volgt : « Indien de CBFA de toetsing niet zelf verricht, kan zij niettemin aan de verificatie deelnemen zo zij dit wenselijk acht.»; 4° in § 4 wordt tussen de woorden « financiële holding » en het woord « is » de woorden « uit een Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte » ingevoegd;5° § 4 wordt aangevuld met een nieuw lid luidende : « Voor iedere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging waarvan de moederonderneming een financiële holding van buiten de Europese Economische Ruimte is, geschiedt het toezicht op basis van de geconsolideerde financiële positie van de financiële holding volgens de regels bepaald door de Koning.»; 6° § 6 wordt vervangen als volgt : « § 6.De Koning regelt tevens het toezicht op geconsolideerde basis overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking). »

Art. 69.In artikel 195 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het onderdeel 1° vervangen als volgt : « 1° beoordelen zij de interne controlemaatregelen die de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging hebben getroffen als bedoeld in artikel 153, § 3, eerste lid, en delen zij hun bevindingen ter zake mee aan de CBFA »; 2° in het eerste lid wordt het onderdeel 2° vervangen als volgt : « 2° bevestigen zij aan de CBFA dat de periodieke staten die haar aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar worden bezorgd, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten niet volgens de geldende richtlijnen van de CBFA zijn opgemaakt, en, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft, niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening, of, voor de periodieke staten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de CBFA kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen »; 3°in het eerste lid wordt het onderdeel 3° vervangen als volgt : « 3° brengen zij bij de CBFA op haar verzoek een bijzonder verslag uit over de organisatie, de werkzaamheden en de financiële structuur van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging; de kosten voor de opstelling van dit verslag worden door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging gedragen, ».

Art. 70.In artikel 197 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 22 juli 2004 en 16 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, wordt het woord « beheerstructruren » vervangen door het woord « beleidsstructuren »; 2° in § 1, tweede lid, wordt na het onderdeel 1° een onderdeel 1°bis ingevoegd, luidende : « 1bis ° aanvullende vereisten opleggen inzake solvabiliteit, liquiditeit, risicoconcentratie en andere begrenzingen, buiten deze bedoeld in artikel 184;».

Art. 71.In artikel 201 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 juni 2005, worden de woorden « artikel 1(22) van Richtlijn 2000/12/EG van 20 maart 2000 » vervangen door de woorden « artikel 4(20) van Richtlijn 2006/48/ EG van 14 juni 2006 ».

Art. 72.In artikel 208 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 16 juni 2006, worden in § 1, 6°, de woorden « 185, eerste lid, tweede zin, en tweede lid » vervangen door de woorden « 185, eerste lid, tweede zin, en derde lid ».

Art. 73.In dezelfde wet wordt in Deel V, Wijzigingsbepalingen en Diverse bepalingen een artikel 230bis ingevoegd, luidende : « Art. 230 bis De Koning kan, op advies van de CBFA, bepalen dat de CBFA op haar website de volgende informatie verstrekt : 1° de wetgeving op het statuut van en het toezicht op de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, en de besluiten, reglementen en circulaires genomen in uitvoering of met toepassing van deze wetgeving; 2° een omzettingstabel van de bepalingen van de Europese richtlijnen inzake prudentieel toezicht op beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, met opgaaf van de weerhouden opties;3° de toetsingscriteria en de methodiek die zij gebruikt bij haar beoordeling als bedoeld in artikel 186, derde lid;4° geaggregeerde statistische gegevens over de belangrijkste aspecten inzake toepassing van de in 1° bedoelde wetgeving;5° andere informatie, als voorgeschreven bij besluiten en reglementen genomen in uitvoering van deze wet. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt in voorkomend geval op de website bekendgemaakt op de wijze als overeengekomen tussen de landen van de Europese Economische Ruimte. De CBFA zorgt, in voorko mend geval, voor een geregelde actualisering van de op haar website verstrekte informatie. » HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 74.De personen bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de voormelde wet van 22 maart 1993, in artikel 60, tweede lid, van de voormelde wet van 6 april 1995, en in de artikelen 38, § 2, en 151, tweede lid, van de voormelde wet van 20 juli 2004, die op de datum van bekendmaking van onderhavige wet deelnemen aan het bestuur of het beleid, worden tot aan de eerstvolgende voordracht tot hernieuwing van hun benoeming geacht over de vereiste deskundigheid en passende ervaring te beschikken.

Art. 75.Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007.

Gegeven te Brussel, 15 mei 2007.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-êerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Parlementaire verwijzingen : Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51 3047/2006/2007 001 : Wetsontwerp 002 : Verslag 003 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat Integraal versalg : 19 april 2007 Documenten van de Senaat : 3-2422-2006/2007 Nr.1 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 2 : Tekst aangenomen zonder amendering en overzending aan Kamer ter bekrachtiging.

Nr. 3 : Aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

^