gepubliceerd op 31 januari 2017
Oproep tot kandidaatstelling voor één van de twee mandaten van adjunct-inspecteur-generaal van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie REFERENTIES - Wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het - Wet van 15 mei 2007 op de algemene inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechts(...)
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
Oproep tot kandidaatstelling voor één van de twee mandaten van adjunct-inspecteur-generaal van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie REFERENTIES -
Wet van 26 april 2002Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
26/04/2002
pub.
30/04/2002
numac
2002000334
bron
ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie
Wet houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten
sluiten houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten (Exodus). -
Wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
15/05/2007
pub.
15/06/2007
numac
2007000560
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet op de Algemene Inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspositie van sommige leden van de politiediensten
type
wet
prom.
15/05/2007
pub.
18/06/2007
numac
2007003293
bron
federale overheidsdienst financien
Wet tot wijziging van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, en van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles
type
wet
prom.
15/05/2007
pub.
13/07/2007
numac
2007011352
bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
Wet tot wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, wat de fusie door overneming van onderlinge verzekeringsverenigingen betreft
sluiten op de algemene inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspolitie van sommige leden van de politiediensten. -
Koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
30/03/2001
pub.
31/03/2001
numac
2001000327
bron
ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie
Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten
sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol). -
Koninklijk besluit van 20 juli 2001Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
20/07/2001
pub.
18/08/2001
numac
2001000818
bron
ministerie van binnenlandse zaken
Koninklijk besluit betreffende de werking en het personeel van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie
sluiten betreffende de werking en het personeel van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie. -
Koninklijk besluit van 6 februari 2007Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
06/02/2007
pub.
19/02/2007
numac
2007000020
bron
federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Koninklijk besluit tot vaststelling van de eerste taaltrap van de centrale diensten van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie en het controleorgaan bedoeld in artikel 44/7 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, met het oog op de toepassing van artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966
sluiten tot vaststelling van de eerste taaltrap van de centrale diensten van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie en het controleorgaan bedoeld in artikel 44/7 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, met het oog op de toepassing van artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966. -
Koninklijk besluit van 29 januari 2014Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
29/01/2014
pub.
13/02/2014
numac
2014000048
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie
Koninklijk besluit tot vaststelling van de taalkaders van de eerste taaltrap van de centrale diensten van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie en van het controleorgaan bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het politieambt
sluiten tot vaststelling van de taalkaders van de eerste taaltrap van de centrale diensten van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie en van het controleorgaan bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het politieambt. -
Koninklijk besluit van 23 mei 2013Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
23/05/2013
pub.
07/06/2013
numac
2013000384
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie
Koninklijk besluit betreffende de nadere regels voor de aanwijzing in de mandaten van inspecteur-generaal en van adjunct-inspecteur-generaal en houdende diverse statutaire bepalingen hieromtrent
sluiten betreffende de nadere regels voor de aanwijzing in de mandaten van inspecteur-generaal en van adjunct-inspecteur-generaal en houdende diverse statutaire bepalingen hieromtrent. -
Ministerieel besluit van 30 maart 2012Relevante gevonden documenten
type
ministerieel besluit
prom.
30/03/2012
pub.
23/04/2012
numac
2012000238
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie
Ministerieel besluit tot vaststelling van de functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van de inspecteur-generaal en van de adjunct-inspecteur-generaal van de federale politie en van de lokale politie
sluiten tot vaststelling van de functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van de inspecteur-generaal en van de adjunct-inspecteur-generaal van de federale politie en van de lokale politie.
DE ALGEMENE INSPECTIE VAN DE FEDERALE POLITIE EN VAN DE LOKALE POLITIE 1. Krachtlijnen van de controle op de politieactiviteit De controle op de uitoefening van de politiefunctie door de politiediensten en -ambtenaren vormt een fundamenteel element voor elke Rechtsstaat.Het respect voor en de bescherming van de individuele rechten en vrijheden evenals de democratische ontwikkeling van de maatschappij vormen de doeleinden van de politiefunctie en moeten als leidraad dienen voor het optreden van de politiediensten.
In dat opzicht is de aan de politie toegewezen bevoegdheid geen doel op zich, maar één van de middelen ter beschikking gesteld aan de bevoegde overheden om de maatschappelijke orde te handhaven.
De politiediensten voeren hun opdrachten immers steeds uit onder het gezag en de verantwoordelijkheid van specifieke overheden aangewezen door of krachtens de wet. De wetgever heeft het accent gelegd zowel op de rol van de overheden in de aanwending van de politiefunctie als op de verantwoordelijkheid die hier mee samengaat. De minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie hebben op dat vlak specifieke verantwoordelijkheden wanneer het gaat om erop toe te zien dat het optreden van de politiediensten binnen de grenzen van de wettelijkheid en de hen toevertrouwde opdrachten en bevoegdheden blijft, meer in het bijzonder wanneer de maatschappelijke orde verantwoordt dat er afgeweken wordt van de fundamentele vrijheden van de burger. 2. Externe controle-instantie Om de goede uitoefening van die verantwoordelijkheid van de politieke overheid ten opzichte van de politiestructuur te verzekeren, is het voor de wetgever aanbevolen gebleken om de federale politie en de lokale politie te voorzien van een eigen algemene inspectie.Als instrument onder het rechtstreekse gezag van de twee verantwoordelijke ministers, is de algemene inspectie een dienst van interne inspectie onder de uitvoerende macht die autonoom en onafhankelijk van de politiediensten functioneert.
De algemene inspectie strekt ertoe de ministers bij te staan in de follow-up van de werking van de politiediensten, zowel betreffende de correcte toepassing van wetten, verordeningen, bevelen, onderrichtingen en richtlijnen die de interventie van de politiediensten regelen, als betreffende de efficiënte en doeltreffende aanwending door die diensten van het veiligheids- en politiebeleid. De wetgever heeft de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie immers belast met het coördineren van het algemeen politiebeleid en in het raam van de hen toegekende bevoegdheden moeten zij er bovendien over waken de politiediensten op zodanige wijze te organiseren dat een doeltreffende operationele samenwerking en een geïntegreerde politiezorg gewaarborgd worden. 3. Instantie onder ministerieel gezag In tegenstelling tot het vast comité van toezicht op de politiediensten dat een instrument onder het rechtstreekse gezag van het Parlement is en deelneemt aan het algemene mandaat van parlementaire controle, functioneert de algemene inspectie onder het gezag van de uitvoerende macht.De minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie zijn gezamenlijk bevoegd om de algemene principes inzake haar organisatie, haar werking en haar algemeen beheer vast te leggen. Zo wordt het dagelijks beheer toevertrouwd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, die de minister van Justitie betrekt, wanneer de behandeling van die dossiers de algemene directie van de gerechtelijke politie, de gerechtelijke diensten of het informatiebeheer rechtstreeks beïnvloedt.
De wet op de algemene inspectie machtigt de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie bovendien om instructies te geven aan de algemene inspectie voor de uitoefening van haar activiteiten zonder dat deze laatste de uitvoering ervan kan betwisten. Daarnaast worden alle resultaten van de opdrachten die zij uitvoert, voorgelegd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, ongeacht de instantie die de opdrachten aangevraagd heeft. 4. Opdrachten en bevoegdheden van de algemene inspectie De algemene inspectie waakt over het optimaliseren van het functioneren van de federale politie en de lokale politie evenals van hun componenten, en dit met respect voor de democratie en de bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden. De algemene inspectie onderzoekt de werking, de activiteiten en de werkwijzen van de politiediensten. Zij gaat in het bijzonder de toepassing na van de wetten, verordeningen, bevelen, onderrichtingen en richtlijnen, alsook van de normen en standaarden. Zij neemt deel aan de definiëring, het naleven en de actualisering van de politionele deontologie. Zij onderzoekt regelmatig de efficiëntie en de doeltreffendheid van de federale politie en van de korpsen van de lokale politie.
Onverminderd eventuele gerechtelijke stappen, geeft de algemene inspectie gevolg aan de klachten en aangiften die zij ontvangt. Zij zorgt voor de vereiste bemiddeling ten opzichte van de klachten die feiten betreffen die geen inbreuk vormen wanneer een geschil, tussen een burger en een lid van de politiediensten naar aanleiding van de uitoefening van één van zijn opdrachten of zelfs tussen de personeelsleden van de politiediensten, lijkt opgelost te kunnen worden met een verzoening. Zodoende draagt zij bij tot het herstel van het vertrouwen tussen de bevolking en de politieambtenaren.
De algemene inspectie oefent bepaalde opdrachten uit inzake het statuut van het personeel van de geïntegreerde politie.
De algemene inspectie handelt hetzij ambtshalve, hetzij op bevel van de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken of de minister van Justitie, hetzij op verzoek van de gerechtelijke of bestuurlijke overheden, ieder in het raam van hun bevoegdheden.
De commissaris-generaal, evenals de directeurs-generaal van de federale politie, kunnen om een inspectie of een audit binnen de federale politie verzoeken. De korpschef van een zone van de lokale politie kan dit eveneens doen voor zijn eigen korps.
Voor de uitvoering van hun opdrachten beschikken de leden van de algemene inspectie over een algemeen en permanent recht tot inspectie binnen de federale politie en de lokale politie. Zo kunnen zij bijgevolg de leden van de federale politie en de lokale politie vrij horen, de lokalen betreden waarin en gedurende de tijd dat deze politieambtenaren hun ambt uitoefenen en alle documenten en stukken die nodig zijn voor hun inspectie ter plaatse raadplegen en, indien nodig, een kopie ervan maken.
AMBT VAN ADJUNCT-INSPECTEUR-GENERAAL VAN DE ALGEMENE INSPECTIE VAN DE FEDERALE POLITIE EN VAN DE LOKALE POLITIE 1. Aanwijzing De adjunct-inspecteur-generaal wordt aangewezen door de Koning voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar, op gezamenlijke voordracht van de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie. 2. Inhoud van de functie 2.1. Wettelijk en reglementair kader Artikel 4, § 2, van de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007000560 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de Algemene Inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspositie van sommige leden van de politiediensten type wet prom. 15/05/2007 pub. 18/06/2007 numac 2007003293 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, en van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles type wet prom. 15/05/2007 pub. 13/07/2007 numac 2007011352 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, wat de fusie door overneming van onderlinge verzekeringsverenigingen betreft sluiten op de algemene inspectie bepaalt het volgende : « De algemene inspectie staat onder leiding van en wordt georganiseerd door de inspecteur-generaal en de adjuncten-inspecteur-generaal ».
De inspecteur-generaal of de adjunct-inspecteur-generaal is voorzitter van de raad van beroep (art. VII.I.21 RPPol), de evaluatiecommissie voor het ambt van bestuurlijk directeur-coördinator (art. VII.III.74 RPPol) en de evaluatiecommissie voor het ambt van gerechtelijk directeur (art. VII.III.75 RPPol).
De inspecteur-generaal of de adjunct-inspecteur-generaal is lid van de plaatselijke selectiecommissie voor het ambt van korpschef (art.
VII.III.58 RPPol), de selectiecommissie voor het ambt van directeur (art. VII.III.67 RPPol), de evaluatiecommissie voor het ambt van korpschef (art. VII.III.71 RPPol) en de evaluatiecommissie voor het ambt van directeur (art. VII.III.76 RPPol).
In het kader van de procedure tot het verkrijgen van het directiebrevet bedoeld in artikel 32, 3°, van de wet van 26 april 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/04/2002 pub. 30/04/2002 numac 2002000334 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten sluiten, wordt de jury voorgezeten door de inspecteur-generaal of één van de door hem aangewezen adjuncten inspecteur-generaal (art. 6 KB 12 oktober 2006 tot bepaling van het directiebrevet). 2.2. Resultaatsgebieden van de functie van adjunct-inspecteur-generaal van de federale politie en van de lokale politie De adjunct-inspecteur-generaal van de federale politie en van de lokale politie : o zet het door de inspecteur-generaal gedefinieerde beleidsplan om in operationele doelstellingen en actieplannen voor de directies en diensten van de algemene inspectie; o verzekert de follow-up van de coördinatie van de directies, de gedeconcentreerde posten en de diensten van de algemene inspectie en van de verwezenlijking in hun midden van de operationele doelstellingen en van de uitvoering van de hen toevertrouwde opdrachten door de totstandbrenging van de geschikte procedures; o waakt over de ontwikkeling van de expertise die nodig is voor de uitvoering van de opdrachten van de algemene inspectie door de uitwisseling van nuttige informatie tussen haar directies, haar gedeconcentreerde posten en haar diensten te bevorderen; o ontwikkelt, in overleg met de directeurs en diensthoofden, een human resources management dat de strategische en operationele doelstellingen ondersteunt; o optimaliseert het gebruik van de human resources, de logistieke en budgettaire middelen in overleg met de algemene beleidsadviseurs van de betrokken domeinen; o leidt, motiveert, evalueert en ontwikkelt de competenties van de medewerkers met het oog op de verwezenlijking van de operationele en individuele doelstellingen; o vervangt de inspecteur-generaal tijdens zijn afwezigheid om de continuïteit van de dienst te verzekeren; o heeft de permanente zorg om de samenhang en de goede geïntegreerde werking tussen de verschillende politiediensten te verzekeren en ligt in de lijn van het concept van de gemeenschapsgerichte politiezorg. 3. Profielvereisten 3.1. Generieke competenties van de inspecteur-generaal en van de adjunct-inspecteur-generaal van de federale politie en van de lokale politie Denkwijze : o Analytisch denkvermogen; o Flexibele, vernieuwende en oplossingsgerichte ingesteldheid.
Human resources management : o Coaching, motivatie en ontwikkeling van het personeel; o Leiden; o Zich omringen met bekwame medewerkers en delegeren.
Interactie met de omgeving : o Samenwerken en een netwerk van professionele contacten ontwikkelen; o Toegankelijk zijn voor en gericht zijn naar burgers en overheden; o Er zorg voor dragen dat in volkomen transparantie rekenschap wordt afgelegd aan de overheid.
Doelstellingen : o Een visie overbrengen (opdrachten, waarden); o De voorkeur geven aan rationele werkwijzen; o De doelstellingen verwezenlijken door de middelen inzake personeel en materieel in te zetten; o Onderhandeling aanmoedigen of bevoorrechten.
Persoonlijk functioneren : o Loyaliteit, transparantie, integriteit en voorbeeldfunctie; o Duidelijk en transparant communiceren en kunnen overtuigen; o Zijn verantwoordelijkheden kunnen opnemen; o Autonoom beslissen zonder de problemen aan de kant te schuiven of op anderen af te schuiven; o Leiderschap en gezag; o Stressbestendigheid en aanpassingsvermogen; o Zich ontwikkelen (opleiding - cognitief engagement); o Praktische ervaring hebben in een leidinggevende functie. 3.2. Specifieke competenties van de adjunct-inspecteur-generaal van de federale politie en van de lokale politie o Grondige kennis van de organisatie, de werking, de structuren en de bevoegdheden van de politiediensten en van de regelgeving die relevant is voor de uitoefening van de functie; o Grondig inzicht in de uitdagingen en de context van de controle van de politiediensten; o Inzicht in de technieken inzake audit, inspectie, onderzoeken (gerechtelijke, tuchtrechtelijke en bestuurlijke) en bemiddeling; o Coherent inzicht in de functie en de functievereisten; o Voldoende en overtuigende motivatie op professioneel vlak; o De bevoegdheden van de leden van de algemene inspectie in acht nemen wanneer het gaat over het verzekeren van hun coördinatie en de follow-up van hun activiteiten; o De betrokkenheid van de medewerkers kunnen opwekken; o Kennis van het algemene organisatiebeheer en het projectbeheer binnen een overheidsdienst; o Functionele kennis van de tweede landstaal. 4. Aanwijzingsvoorwaarden 4.1. Aanwijzingsvoorwaarden voor een kandidaat die personeelslid van de politiediensten is (operationeel kader of administratief en logistiek kader) Voor de aanwijzing in het mandaat van adjunct-inspecteur-generaal van de federale politie en van de lokale politie komt uitsluitend in aanmerking de kandidaat die personeelslid is van het operationeel kader of van het administratief en logistiek kader van de politiediensten en die aan de volgende voorwaarden voldoet : 1. Ten minste tien jaar dienstanciënniteit tellen (artikelen 10, § 2 Wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007000560 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de Algemene Inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspositie van sommige leden van de politiediensten type wet prom. 15/05/2007 pub. 18/06/2007 numac 2007003293 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, en van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles type wet prom. 15/05/2007 pub. 13/07/2007 numac 2007011352 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, wat de fusie door overneming van onderlinge verzekeringsverenigingen betreft sluiten en 44, 1° KB van 20 juli 2001);2. Bekleed zijn met de graad van hoofdcommissaris van politie of houder zijn van het directiebrevet of zich in klasse A4 bevinden;3. Geen evaluatie hebben verkregen met de eindvermelding « onvoldoende »;4. Zich in een administratieve stand bevinden waar hij zijn aanspraken op bevordering en baremische loopbaan kan doen gelden;5. Geen niet-uitgewiste zware tuchtstraf, in de zin van artikel 5 van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, hebben opgelopen;6. De leeftijd van 60 jaar niet hebben bereikt;7. Minimum 35 jaar oud zijn;8. Beantwoorden aan de profielvereisten van het te begeven ambt van adjunct-inspecteur-generaal;9. Geschikt bevonden zijn door de selectiecommissie voor het ambt van adjunct-inspecteur-generaal. Op de uiterste datum voor indiening van de kandidaturen dient voldaan te zijn aan de voorwaarden bedoeld in de punten 1 tot 7. 4.2. Aanwijzingsvoorwaarden voor een kandidaat die geen personeelslid is van de politiediensten Voor de aanwijzing in het mandaat van adjunct-inspecteur-generaal van de federale politie en van de lokale politie komt uitsluitend in aanmerking de kandidaat die geen personeelslid is van de politiediensten en die aan de volgende voorwaarden voldoet : 1. Belg zijn (art.10, § 1, 1° Wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007000560 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de Algemene Inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspositie van sommige leden van de politiediensten type wet prom. 15/05/2007 pub. 18/06/2007 numac 2007003293 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, en van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles type wet prom. 15/05/2007 pub. 13/07/2007 numac 2007011352 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, wat de fusie door overneming van onderlinge verzekeringsverenigingen betreft sluiten); 2. De burgerlijke en politieke rechten genieten;3. Van onberispelijk gedrag zijn;4. Voor de mannelijke kandidaten, aan de dienstplichtwetten hebben voldaan;5. Ten minste 35 jaar zijn en de leeftijd van 60 jaar niet hebben bereikt;6. Houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift dat ten minste evenwaardig is met die welke in aanmerking worden genomen voor de aanwerving in de betrekkingen van niveau A bij de federale Rijksbesturen, zoals opgenomen in de bijlage I van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel;7. Over een managementervaring van minstens zes jaar beschikken of minimaal tien jaar nuttige professionele ervaring hebben in het licht van de functiebeschrijving;8. Geschikt bevonden zijn voor het mandaat van adjunct-inspecteur-generaal door de selectiecommissie op grond van het profiel van de toe te kennen functie;9. Beantwoorden aan de profielvereisten van het ambt van adjunct-inspecteur-generaal. Op de uiterste datum voor indiening van de kandidaturen dient voldaan te zijn aan de voorwaarden bedoeld in de punten 1, 2, 4, 5, 6 en 7.
De voorwaarde bedoeld in punt 3 vloeit voort uit een uittreksel uit het strafregister dat minder dan drie maanden oud is op de datum van indiening van de kandidatuur en uit een onderzoek van de omgeving en de antecedenten. 5. Gewone plaats van het werk Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 6. Selectie van de kandidaten 6.1. Procedure voor de selectiecommissie De selectiecommissie voor het ambt van adjunct-inspecteur-generaal onderzoekt de ontvankelijkheid van de kandidaatstellingen en vergelijkt met het oog op de beoordeling van de geschiktheid, de aanspraken en verdiensten van de kandidaten.
De selectiecommissie kan de kandidaten horen. Indien één kandidaat wordt gehoord, worden alle kandidaten uitgenodigd om gehoord te worden.
De selectiecommissie gaat over tot het horen van de kandidaten waarvan zij de kandidatuur ontvankelijk verklaart indien tenminste één van hen geen personeelslid is van de politiediensten. 6.2. Samenstelling van de selectiecommissie De samenstelling van de selectiecommissie voor het ambt van adjunct-inspecteur-generaal is de volgende : Voorzitter Willem DEBEUCKELAERE Voorzitter van de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer Effectieve bijzitters Ignacio de la SERNA Lid van het College van procureurs-generaal Jack VISSERS Lid van het vast comité van toezicht op de politiediensten Plaatsvervangende bijzitters Christian DE VALKENEER Lid van het College van procureurs-generaal Koen VERLINDEN Gedelegeerd bestuurder a.i. van SELOR 6.3. Wraking De kandidaat die meent dat hij een reden van wraking in de zin van artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek kan doen gelden tegen de voorzitter of een bijzitter, of die meent dat de voorzitter of een bijzitter hem onmogelijk onpartijdig kan beoordelen, moet de betrokken voorzitter of bijzitter op straffe van niet-ontvankelijkheid wraken vóór het verstrijken van de termijn van 30 dagen waarbinnen de kandidaatstelling moet worden ingediend.
De wraking wordt, op straffe van niet-ontvankelijkheid, bij gemotiveerd verzoekschrift gevraagd aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken en moet worden verzonden aan de Algemene Directie Veiligheid en Preventie, Waterloolaan 76 te 1000 BRUSSEL. De minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken spreekt zicht uit over de wrakingsgronden en vervangt, in voorkomend geval, de gewraakte voorzitter of bijzitter door een plaatsvervanger die voldoet aan de aanwijzingsvoorwaarden van de gewraakte voorzitter of bijzitter. De voorzitter, de gewraakte bijzitter en de betrokken kandidaat worden in kennis gesteld van die met redenen omklede beslissing. 7. Kandidaatstelling 7.1. Geldigheid Om geldig te zijn, moet de kandidaatstelling worden ingediend binnen een termijn van 30 dagen te rekenen vanaf de dag van publicatie van de huidige oproep in het Belgisch Staatsblad.
De kandidaturen moeten, op straffe van niet-ontvankelijkheid, worden ingediend volgens één van de hierna vermelde modaliteiten : o Opgestuurd per aangetekend schrijven aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Veiligheid en Preventie, Waterloolaan 76 te 1000 BRUSSEL; o Door overhandiging van het document tegen ontvangstbewijs bij de Algemene Directie Veiligheid en Preventie, Waterloolaan 76 te 1000 BRUSSEL, alle werkdagen tussen 8.30 uur en 17.00 uur. 7.2. Voor een kandidaat die personeelslid is van het operationeel kader of van het administratief en logistiek kader van de politiediensten Voor een kandidaat die personeelslid is van het operationeel kader of van het administratief en logistiek kader van de politiediensten, dient de kandidatuur te worden vergezeld van de volgende documenten : 1. Een kopie van de identiteitskaart;2. Een attest waaruit blijkt dat de kandidaat over minstens 10 jaar dienstanciënniteit beschikt;3. Een attest of een kopie van het benoemingsbesluit waaruit blijkt dat de kandidaat aan de vereiste voldoet van punt 2; 4. Voor de niet-mandaathouders, de evaluatie zoals bedoeld in titel VII.I RPPol of een verklaring afgeleverd door de functionele overste waaruit blijkt dat kandidaat geen evaluatie met eindvermelding « onvoldoende » kreeg; 5. Voor de mandaathouders, een kopie van het besluit houdende aanwijzing in hun ambt en een door de bevoegde overheid afgeleverd attest waaruit blijkt dat er geen tussentijdse evaluatieprocedure lopende is op uitgiftedatum van deze oproep;6. Een verklaring afgeleverd door de functionele overste waaruit blijkt dat betrokkene geen evaluatie met eindvermelding « onvoldoende » kreeg in de loop van de 5 jaren die de indiening van de kandidatuur voorafgingen;7. Een verklaring afgeleverd door de overheid waaruit blijkt dat de kandidaat zich bevindt in een administratieve stand waar het zijn aanspraken op bevordering en baremische loopbaan kan doen gelden;8. Een verklaring afgeleverd door de functionele overste waaruit de afwezigheid blijkt van een niet-uitgewiste zware tuchtstraf; 9.Een getuigschrift van talenkennis afgeleverd door SELOR (Selectiebureau van de Overheid) tot bewijs van het slagen in het taalexamen bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001002020 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966 sluiten tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966;
Bij ontstentenis zal de aangewezen kandidaat onverwijld het bewijs moeten bezorgen van het slagen in het voormelde taalexamen; 10. Een curriculum vitae vergezeld van een nota waarin de kandidaat de aanspraken en verdiensten uiteenzet die hij meent te kunnen doen gelden voor de uitoefening van het te begeven mandaat alsook zijn motivatie;11. Telefoonnummer(s) waarop de kandidaat bereikbaar is. De documenten met betrekking tot de punten 1 tot 8 en 10 moeten, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ten laatste worden medegedeeld op de uiterste datum van indiening van kandidaturen. 7.3. Voor een kandidaat die geen personeelslid van de politiediensten is Voor een kandidaat die geen personeelslid van de politiediensten is, dient de kandidatuur te worden vergezeld van de volgende documenten : 1. Een kopie van de identiteitskaart;2. Een uittreksel uit het strafregister dat minder dan drie maanden oud is op de datum van indiening van de kandidatuur;3. Een militiegetuigschrift afgeleverd door de gemeente waar de kandidaat woont;4. Een kopie van het diploma of van het studiegetuigschrift dat ten minste evenwaardig is met die welke in aanmerking worden genomen voor de aanwerving in de betrekkingen van niveau A bij de federale Rijksbesturen;5. Elk nuttig document waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereiste om over een managementervaring van minstens zes jaar te beschikken, in het bijzonder de referenties of de aanbevelingen van zijn vorige werkgevers, of minimaal tien jaar nuttige professionele ervaring hebben in het licht van de functiebeschrijving; Onder managementervaring dient te worden verstaan, een beleidservaring binnen een overheidsdienst of in de privésector; 6. Een getuigschrift van talenkennis afgeleverd door SELOR (Selectiebureau van de Overheid) tot bewijs van het slagen in het taalexamen bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001002020 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966 sluiten tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966; Bij ontstentenis zal de aangewezen kandidaat onverwijld het bewijs moeten bezorgen van het slagen in het voormelde taalexamen; 7. Een curriculum vitae vergezeld van een nota waarin de kandidaat de aanspraken en verdiensten uiteenzet die hij meent te kunnen doen gelden voor de uitoefening van het te begeven mandaat alsook zijn motivatie;8. Telefoonnummer(s) waarop de kandidaat bereikbaar is. De documenten met betrekking tot de punten 1 tot 5, en 7 moeten, op straffe van niet-ontvankelijkheid, ten laatste worden medegedeeld op de uiterste datum van indiening van kandidaturen. 8. Bijkomende inlichtingen Bijkomende inlichtingen betreffende deze oproep tot kandidaatstelling kunnen bekomen worden bij de heer Jan KERREMANS, Attaché, Algemene Directie Veiligheid en Preventie, FOD Binnenlandse Zaken, Waterloolaan 76 te 1000 Brussel. Tel: 02-557 34 25 Fax: 02-557 33 27 Email: jan.kerremans@ibz.fgov.be Brussel, 24 januari 2017.
De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld