gepubliceerd op 26 augustus 2005
Wet houdende wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs en de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, en houdende andere diverse bepalingen
20 JUNI 2005. - Wet houdende wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs en de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, en houdende andere diverse bepalingen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Doel - Definities
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Deze wet heeft inzonderheid de omzetting tot doel van de Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad.
Art. 3.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° de "verzekeringswet" : de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;2° de "bankwet" : de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;3° de "wet op de beleggingsondernemingen" : de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs;4° de "wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" : de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles. HOOFDSTUK II Aanvullend toezicht met betrekking tot financiële dienstengroepen
Art. 4.In de verzekeringswet wordt een hoofdstuk Vllter ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk VIIter - Bijzondere bepalingen betreffende het aanvullende toezicht op Belgische verzekeringsondernemingen in een financiële dienstengroep Artikel 91octies decies. § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder : 1° "groep" : een geheel van ondernemingen dat gevormd wordt door een moederonderneming, haar dochterondernemingen, de ondernemingen waarin de moederonderneming of haar dochterondernemingen rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhouden, alsook de ondernemingen waarmee een consortium wordt gevormd en de ondernemingen die door deze laatste ondernemingen worden gecontroleerd of waarin deze laatste ondernemingen een deelneming aanhouden;2° "financiële dienstengroep" : een groep die voldoet aan de volgende voorwaarden : a) er is in de groep minstens één gereglementeerde onderneming, hetzij aan het hoofd van de groep, hetzij als een dochteronderneming, die een kredietinstelling is, een verzekeringsonderneming of een beleggingsonderneming;b) is de onderneming aan het hoofd van de groep een gereglementeerde onderneming, dan is deze hetzij een moederonderneming van een onderneming behorend tot de financiële sector, hetzij een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhoudt in een onderneming behorend tot de financiële sector, dan wel een onderneming die een consortium vormt met een onderneming behorend tot de financiële sector;c) is de onderneming aan het hoofd van de groep geen gereglementeerde onderneming, dan vinden de activiteiten van de groep in hoofdzaak plaats in de financiële sector;de Koning bepaalt wat moet worden verstaan onder het begrip "in hoofdzaak"; d) de groep is bedrijvig in de verzekeringssector én in de banksector en of de beleggingsdienstensector;e) de activiteiten van de groep in de verzekeringssector en de activiteiten van de groep in de banksector en de beleggingsdienstensector zijn significant;de Koning bepaalt wat moet worden verstaan onder het begrip "significant"; 3° "gereglementeerde onderneming" : een rechtspersoon die hetzij een verzekeringsonderneming is als gedefinieerd in artikel 91bis, 1° en 2°, van deze wet, hetzij een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 1, tweede lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, hetzij een beleggingsonderneming als gedefinieerd in artikel 44 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, hetzij een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging als gedefinieerd in artikel 138 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, en elke andere onderneming opgericht naar buitenlands recht die, indien ze haar maatschappelijke zetel in België zou hebben, een toelating dient te verkrijgen voor de uitoefening van het bedrijf van beleggingsonderneming of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;4° "financiële sector" : een sector die bestaat uit een of meer van de volgende ondernemingen : a) een gereglementeerde onderneming die een kredietinstelling is, een financiële instelling in de zin van artikel 3, § 1, 5°, van de wet van 22 maart 1993, een onderneming die nevendiensten van het bankbedrijf verricht in de zin van artikel 1, punten 5 en 23, van Richtlijn 2000/12/EG van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen;deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de banksector" wordt genoemd; b) een gereglementeerde onderneming die eet verzekeringsonderneming is, een herverzekerings onderneming in de zin van artikel 91bis, 3°, van deze wet, een verzekeringsholding in de zin van artikel 91bis, 9°, van deze wet;deze ondernemingen behoren tot een zelfde financiële sector, die "de verzekeringssector, wordt genoemd; c) een gereglementeerde onderneming die eer beleggingsonderneming is, een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 46, 2°, van de wet van 6 april 1995, een financiële instelling in de zin van artikel 46, 7°, van dezelfde wet;deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de beleggingsdienstensector" wordt genoemd; d) een gemengde financiële holding;5° "gemengde financiële holding" : een moederonderneming, andere dan een gereglementeerde onderneming, aan het hoofd van een financiële dienstengroep;6° "moederonderneming", "dochteronderneming", "controle", "consortium", "deelneming" : de begrippen in de zin van de omschrijving die ervan wordt gegeven in hoofdstuk VlIbis van deze wet, artikel 49 van de wet van 22 maart 1993 of artikel 95 van de wet van 6 april 1995. § 2. Verzekeringsondernemingen naar Belgisch recht die deel uitmaken van een financiële dienstengroep met aan het hoofd een gereglementeerde onderneming zijn onderworpen aan een aanvullend groepstoezicht overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf.
Wanneer een gereglementeerde onderneming naar Belgisch recht aan het hoofd staat van een financiële dienstengroep wordt het aanvullende groepstoezicht uitgeoefend door de CBFA. Het aanvullende toezicht slaat op de financiële positie van de financiële dienstengroep in het algemeen en de solvabiliteit van de groep in het bijzonder, de risicoconcentratie, de intragroepverrichtingen, en de interne controleprocedures en de risicobeheerprocedures voor het geheel van de groep.
De Koning bepaalt de normen die in uitvoering van het tweede en derde lid van toepassing zijn.
Alle ondernemingen in de financiële dienstengroep die behoren tot de financiële sector worden in het aanvullende groepstoezicht opgenomen, volgens de nadere regels die de Koning bepaalt.
De Koning kan het aanvullende groepstoezicht uitbreiden tot andere domeinen en tot groepsondernemingen buiten de financiële sector, conform de Europese regelgeving.
De CBFA kan voorschrijven dat de in het aanvullende groepstoezicht opgenomen gereglementeerde en niet gereglementeerde ondernemingen haar alle inlichtingen dienen te verstrekken die nuttig zijn voor haar aanvullend groepstoezicht. Voor dit toezicht kan de CBFA ter plaatse in alle in het aanvullende groepstoezicht opgenomen ondernemingen de inlichtingen toetsen die zij heeft ontvangen, of, op kosten van de betrokken gereglementeerde onderneming, erkende revisoren, of in voorkomend geval door haar daartoe erkende buitenlandse deskundigen hiermee belasten. De CBFA verricht deze toetsing of laat die verrichten bij een onderneming die in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte is gevestigd, nadat zij de bevoegde toezichthoudende autoriteit van die andere Staat hiervan in kennis heeft gesteld en voorzover deze laatste die toetsing niet zelf verricht of toestaat dat een revisor of deskundige deze verricht.
Indien de CBFA de toetsing niet zelf verricht, kan zij niettemin aan de verificatie deelnemen zo zij dit wenselijk acht.
Het aanvullende groepstoezicht heeft niet tot gevolg dat de CBFA op elke in dit toezicht opgenomen onderneming individueel toezicht uitoefent. Het aanvullende groepstoezicht doet evenmin afbreuk aan het toezicht op vennootschappelijke basis en het aanvullend toezicht overeenkomstig de andere bepalingen van deze wet.
De Koning kan bepalen onder welke voorwaarden Belgische ondernemingen die deel uitmaken van een financiële dienstengroep en opgenomen zijn in het aanvullende groepstoezicht dat wordt uitgeoefend door een buitenlandse toezichthoudende autoriteit, verplicht kunnen worden bepaalde inlichtingen te verstrekken aan die toezichthoudende autoriteit voor de uitoefening van diens aanvullend groepstoezicht, en waarbij deze autoriteit zelf of via door haar gemachtigde revisoren of deskundigen de verstrekte inlichtingen ter plaatse kan toetsen. § 3. Verzekeringsondernemingen naar Belgisch recht die deel uitmaken van een financiële dienstengroep met aan het hoofd een gemengde financiële holding, zijn onderworpen aan een aanvullend groepstoezicht.
Het aanvullende groepstoezicht wordt uitgeoefend met overeenkomstige toepassing van de voorschriften van § 2. Het aanvullende toezicht omvat in dit geval ook het toezicht, uit het oogpunt van een gezond en voorzichtig beleid, op de aandeelhoudersstructuur van de gemengde financiële holding en op het passende karakter van de effectieve leiding van de gemengde financiële holding.
De Koning kan de regels van het aanvullende groepstoezicht nader bepalen en aanvullen, en onder andere de andere voorschriften van deze wet aanwijzen die van toepassing zijn op gemengde financiële holdings. § 4. De Koning bepaalt de regels voor het aanvullende groepstoezicht overeenkomstig de bepalingen van de Richtlijn 2002/87/EG van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad. § 5. In bijzondere gevallen kan de CBFA, met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel, met redenen omklede afwijkingen toestaan van de krachtens dit artikel genomen besluiten en reglementen, voorzover dergelijke afwijkingen gelden voor alle gereglementeerde ondernemingen die zich in gelijkwaardige omstandigheden bevinden. Gebruik van deze bevoegdheid mag niet indruisen tegen de bepalingen van Europees recht. »
Art. 5.In titel II, hoofdstuk III, afdeling l, van de bankwet wordt een artikel 49bis ingevoegd, luidende : «
Artikel 49bis.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder : 1° "groep" : een geheel van ondernemingen dat gevormd wordt door een moederonderneming, haar dochterondernemingen, de ondernemingen waarin de moederonderneming of haar dochterondernemingen rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhouden, alsook de ondernemingen waarmee een consortium wordt gevormd en de ondernemingen die door deze laatste ondernemingen worden gecontroleerd of waarin deze laatste ondernemingen een deelneming aanhouden;2° "financiële dienstengroep" : een groep die voldoet aan de volgende voorwaarden : a) er is in de groep minstens één gereglementeerde onderneming, hetzij aan het hoofd van de groep, hetzij als een dochteronderneming, die een kredietinstelling is, een verzekeringsonderneming of een beleggingsonderneming;b) is de onderneming aan het hoofd van de groep een gereglementeerde onderneming, dan is deze hetzij een moederonderneming van een onderneming behorend tot de financiële sector, hetzij een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhoudt in een onderneming behorend tot de financiële sector, dan wel een onderneming die een consortium vormt met een onderneming behorend tot de financiële sector;c) is de onderneming aan het hoofd van de groep geen gereglementeerde onderneming, dan vinden de activiteiten van de groep in hoofdzaak plaats in de financiële sector;d) de groep is bedrijvig in de verzekeringssector én in de banksector en/of de beleggingsdienstensector;e) de activiteiten van de groep in de verzekeringssector en de activiteiten van de groep in de banksector en de beleggingsdienstensector zijn significant; De Koning bepaalt wat moet worden verstaan onder de begrippen "in hoofdzaak" en "significant"; 3° "gereglementeerde onderneming" : een rechtspersoon die hetzij een kredietinstelling is als gedefinieerd in artikel 1, tweede lid, van deze wet, hetzij een verzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 91bis, 1° en 2°, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, hetzij een beleggingsonderneming als gedefinieerd in artikel 44 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, hetzij een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging als gedefinieerd in artikel 138 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, en elke andere onderneming opgericht naar buitenlands recht die, indien ze haar maatschappelijke zetel in België zou hebben, een toelating dient te verkrijgen voor de uitoefening van het bedrijf van beleggingsonderneming of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;4° "financiële sector" : een sector die bestaat uit een of meer van de volgende ondernemingen : a) een gereglementeerde onderneming die een kredietinstelling is, een financiële instelling in de zin van artikel 3, § 1, 5°, van deze wet, een onderneming die nevendiensten van het bankbedrijf verricht in de zin van artikel 1, punten 5 en 23, van Richtlijn 2000/12/EG van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen;deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de banksector" wordt genoemd; b) een gereglementeerde onderneming die een verzekeringsonderneming is, een herverzekeringsonderneming in de zin van artikel 91bis, 3°, van de wet van 9 juli 1975, een verzekeringsholding in de zin van artikel 91bis, 9°, van dezelfde wet;deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de verzekeringssector" wordt genoemd; c) een gereglementeerde onderneming die een beleggingsonderneming is, een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 46, 2°, van de wet van 6 april 1995, een financiële instelling in de zin van artikel 46, 7°, van dezelfde wet;deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de beleggingsdienstensector" wordt genoemd; d) een gemengde financiële holding;5° "gemengde financiële holding" : een moederonderneming, andere dan een gereglementeerde onderneming, aan het hoofd van een financiële dienstengroep;6° "moederonderneming", "dochteronderneming", "controle", "consortium", "deelneming" : de begrippen in de zin van de omschrijving die ervan wordt gegeven in artikel 49 van deze wet, hoofdstuk VIIbis van de wet van 9 juli 1975 of artikel 95 van de wet van 6 april 1995. § 2. Kredietinstellingen naar Belgisch recht die deel uitmaken van een financiële dienstengroep met aan het hoofd een gereglementeerde onderneming zijn onderworpen aan een aanvullend groepstoezicht overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf.
Wanneer een gereglementeerde onderneming naar Belgisch recht aan het hoofd staat van een financiële dienstengroep wordt het aanvullende groepstoezicht uitgeoefend door de CBFA. Het aanvullende toezicht slaat op de financiële positie van de financiële dienstengroep in het algemeen en de solvabiliteit van de groep in het bijzonder, de risicoconcentratie, de intragroepverrichtingen, en de interne controleprocedures en de risicobeheerprocedures voor het geheel van de groep.
De Koning bepaalt de normen die in uitvoering van het tweede en derde lid van toepassing zijn.
Alle ondernemingen in de financiële dienstengroep die behoren tot de financiële sector worden in het aanvullende groepstoezicht opgenomen, volgens de nadere regels die de Koning bepaalt.
De Koning kan het aanvullende groepstoezicht uitbreiden tot andere domeinen en tot groepsondernemingen buiten de financiële sector, conform de Europese regelgeving.
De CBFA kan voorschrijven dat de in het aanvullende groepstoezicht opgenomen gereglementeerde en niet gereglementeerde ondernemingen haar alle inlichtingen dienen te verstrekken die nuttig zijn voor haar aanvullend groepstoezicht. Voor dit toezicht kan de CBFA ter plaatse in alle in het aanvullende groepstoezicht opgenomen ondernemingen de inlichtingen toetsen die zij heeft ontvangen, of, op kosten van de betrokken gereglementeerde onderneming, erkende revisoren, of in voorkomend geval door haar daartoe erkende buitenlandse deskundigen hiermee belasten. De CBFA verricht deze toetsing of laat die verrichten bij een onderneming die in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte is gevestigd, nadat zij de bevoegde toezichthoudende autoriteit van die andere Staat hiervan in kennis heeft gesteld en voorzover deze laatste die toetsing niet zelf verricht of toestaat dat een revisor of deskundige deze verricht.
Indien de CBFA de toetsing niet zelf verricht, kan zij niettemin aan de verificatie deelnemen zo zij dit wenselijk acht.
Het aanvullende groepstoezicht heeft niet tot gevolg dat de CBFA op elke in dit toezicht opgenomen onderneming individueel toezicht uitoefent. Het aanvullende groepstoezicht doet evenmin afbreuk aan het toezicht op vennootschappelijke en op geconsolideerde basis overeenkomstig de andere bepalingen van deze wet.
De Koning kan bepalen onder welke voorwaarden Belgische ondernemingen, die deel uit maken van een financiële dienstengroep en opgenomen zijn in het aanvullende groepstoezicht dat wordt uitgeoefend door een buitenlandse toezichthoudende autoriteit, verplicht kunnen worden bepaalde inlichtingen te verstrekken aan die toezichthoudende autoriteit voor de uitoefening van diens aanvullend groepstoezicht, en waarbij deze autoriteit zelf of via door haar gemachtigde revisoren of deskundigen de verstrekte inlichtingen ter plaatse kan toetsen. § 3. Kredietinstellingen naar Belgisch recht die deel uitmaken van een financiële dienstengroep met aan het hoofd een gemengde financiële holding, zijn onderworpen aan een aanvullend groepstoezicht.
Het aanvullende groepstoezicht wordt uitgeoefend met overeenkomstige toepassing van de voorschriften van § 2. Het aanvullende toezicht omvat in dit geval ook het toezicht, uit het oogpunt van een gezond en voorzichtig beleid, op de aandeelhoudersstructuur van de gemengde financiële holding en op het passende karakter van de effectieve leiding van de gemengde financiële holding.
De Koning kan de regels van het aanvullende groepstoezicht nader bepalen en aanvullen, en onder andere de andere voorschriften van deze wet aanwijzen die van toepassing zijn op gemengde financiële holdings. § 4. De Koning bepaalt de regels voor het aanvullende groepstoezicht overeenkomstig de bepalingen van de Richtlijn 2002/87/EG van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad. § 5. In bijzondere gevallen kan de CBFA, met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel, met redenen omklede afwijkingen toestaan van de krachtens dit artikel genomen besluiten en reglementen, voorzover dergelijke afwijkingen gelden voor alle gereglementeerde ondernemingen die zich in gelijkwaardige omstandigheden bevinden. Gebruik van deze bevoegdheid mag niet indruisen tegen de bepalingen van Europees recht. »
Art. 6.In de wet op de beleggingsondernemingen wordt een artikel 95bis ingevoegd, luidende : « Art. 95bis.- § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder : 1° "groep" : een geheel van ondernemingen dat gevormd wordt door een moederondememing, haar dochterondernemingen, de ondernemingen waarin de moederonderneming of haar dochterondememingen rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhouden, alsook de ondernemingen waarmee een consortium wordt gevormd en de ondernemingen die door deze laatste ondernemingen worden gecontroleerd of waarin deze laatste ondernemingen een deelneming aanhouden;2° "financiële dienstengroep" : een groep die voldoet aan de volgende voorwaarden : a) er is in de groep minstens één gereglementeerde onderneming, hetzij aan het hoofd van de groep, hetzij als een dochteronderneming, die een kredietinstelling is, een verzekeringsonderneming of een beleggingsonderneming;b) is de onderneming aan het hoofd van de groep een gereglementeerde onderneming, dan is deze hetzij een moederonderneming van een onderneming behorend tot de financiële sector, hetzij een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhoudt in een onderneming behorend tot de financiële sector, dan wel een onderneming die een consortium vormt met een onderneming behorend tot de financiële sector;c) is de onderneming aan het hoofd van de groep geen gereglementeerde onderneming, dan vinden de activiteiten van de groep in hoofdzaak plaats in de financiële sector;d) de groep is bedrijvig in de verzekeringssector én in de banksector en of de beleggingsdienstensector;e) de activiteiten van de groep in de verzekeringssector en de activiteiten van de groep in de banksector en de beleggingsdienstensector zijn significant; De Koning bepaalt wat moet worden verstaan onder de begrippen "in hoofdzaak" en "significant"; 3° "gereglementeerde onderneming" : een rechtspersoon die hetzij een beleggingsonderneming is als gedefinieerd in artikel 44 van deze wet, hetzij een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 1, tweede lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, hetzij een verzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 91bis, 1° en 2°, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, hetzij een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging als gedefinieerd in artikel 138 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, en elke andere onderneming opgericht naar buitenlands recht die, indien ze haar maatschappelijke zetel in België zou hebben, een toelating dient te verkrijgen voor de uitoefening van het bedrijf van beleggingsonderneming of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;4° "financiële sector" : een sector die bestaat uit een of meer van de volgende ondernemingen : a) een gereglementeerde onderneming die een kredietinstelling is, een financiële instelling in de zin van artikel 3, § 1, 5°, van de wet van 22 maart 1993, een onderneming die nevendiensten van het bankbedrijf verricht in de zin van artikel 1, punten 5 en 23, van Richtlijn 2000/12/EG van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen;deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de banksector" wordt genoemd; b) een gereglementeerde onderneming die een verzekeringsonderneming is, een herverzekeringsonderneming in de zin van artikel 91bis, 3°, van de wet van 9 juli 1975, een verzekeringsholding in de zin van artikel 91bis, 9°, van dezelfde wet;deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de verzekeringssector" wordt genoemd; c) een gereglementeerde onderneming die een beleggingsonderneming is, een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 46, 2°, van deze wet, een financiële instelling in de zin van artikel 46, 7°, van deze wet;deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die "de beleggingsdienstensector" wordt genoemd; d) een gemengde financiële holding;5° "gemengde financiële holding" : een moederonderneming, andere dan een gereglementeerde onderneming, aan het hoofd van een financiële dienstengroep;6° "moederonderneming", "dochteronderneming", "controle", "consortium", "deelneming" : de begrippen in de zin van de omschrijving die ervan wordt gegeven in artikel 95 van deze wet, artikel 49 van de wet van 22 maart 1993 of hoofdstuk VIIbis van de wet van 9 juli 1975. § 2. Beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die deel uitmaken van een financiële dienstengroep met aan het hoofd een gereglementeerde onderneming zijn onderworpen aan een aanvullend groepstoezicht overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf.
Wanneer een gereglementeerde onderneming naar Belgisch recht aan het hoofd staat van een financiële dienstengroep wordt het aanvullende groepstoezicht uitgeoefend door de CBFA. Het aanvullende toezicht slaat op de financiële positie van de financiële dienstengroep in het algemeen en de solvabiliteit van de groep in het bijzonder, de risicoconcentratie, de intragroepverrichtingen, en de interne controleprocedures en de risicobeheerprocedures voor het geheel van de groep.
De Koning bepaalt de normen die in uitvoering van het tweede en derde lid van toepassing zijn.
Alle ondernemingen van de financiële dienstengroep die behoren tot de financiële sector worden in het aanvullende groepstoezicht opgenomen, volgens de nadere regels die de Koning bepaalt.
De Koning kan het aanvullende groepstoezicht uitbreiden tot andere domeinen en tot groepsondernemingen buiten de financiële sector, conform de Europese regelgeving.
De CBFA kan voorschrijven dat de in het aanvullende groepstoezicht opgenomen gereglementeerde en niet gereglementeerde ondernemingen haar alle inlichtingen dienen te verstrekken die nuttig zijn voor haar aanvullend groepstoezicht. Voor dit toezicht kan de CBFA ter plaatse in alle in het aanvullende groepstoezicht opgenomen ondernemingen de inlichtingen toetsen die zij heeft ontvangen, of, op kosten van de betrokken gereglementeerde onderneming, erkende revisoren, of in voorkomend geval door haar daartoe erkende buitenlandse deskundigen hiermee belasten. De CBFA verricht deze toetsing of laat die verrichten bij een onderneming die in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte is gevestigd, nadat zij de bevoegde toezichthoudende autoriteit van die andere Staat hiervan in kennis heeft gesteld en voorzover deze laatste die toetsing niet zelf verricht of toestaat dat een revisor of deskundige deze verricht.
Indien de CBFA de toetsing niet zelf verricht, kan zij niettemin aan de verificatie deelnemen zo zij dit wenselijk acht.
Het aanvullende groepstoezicht heeft niet tot gevolg dat de CBFA op elke in dit toezicht opgenomen onderneming individueel toezicht uitoefent. Het aanvullende groepstoezicht doet evenmin afbreuk aan het toezicht op vennootschappelijke en op geconsolideerde basis overeenkomstig de andere bepalingen van deze wet.
De Koning kan bepalen onder welke voorwaarden Belgische ondernemingen, die deel uit maken van een financiële dienstengroep en opgenomen zijn in het aanvullende groepstoezicht dat wordt uitgeoefend door een buitenlandse toezichthoudende autoriteit, verplicht kunnen worden bepaalde inlichtingen te verstrekken aan die toezichthoudende autoriteit voor de uitoefening van diens aanvullend groepstoezicht, en waarbij deze autoriteit zelf of via door haar gemachtigde revisoren of deskundigen de verstrekte inlichtingen ter plaatse kan toetsen. § 3. Beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die deel uitmaken van een financiële dienstengroep met aan het hoofd een gemengde financiële holding, zijn onderworpen aan een aanvullend groepstoezicht.
Het aanvullende groepstoezicht wordt uitgeoefend met overeenkomstige toepassing van de voorschriften van § 2. Het aanvullende toezicht omvat in dit geval ook het toezicht, uit het oogpunt van een gezond en voorzichtig beleid, op de aandeelhoudersstructuur van de gemengde financiële holding en op het passende karakter van de effectieve leiding van de gemengde financiële holding.
De Koning kan de regels van het aanvullende groepstoezicht nader bepalen en aanvullen, en onder andere de andere voorschriften van deze wet aanwijzen die van toepassing zijn op gemengde financiële holdings. § 4. De Koning bepaalt de regels voor het aanvullende groepstoezicht overeenkomstig de bepalingen van de Richtlijn 2002/87/EG van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad. § 5. In bijzondere gevallen kan de CBFA, met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel, met redenen omklede afwijkingen toestaan van de krachtens dit artikel genomen besluiten en reglementen, voorzover dergelijke afwijkingen gelden voor alle gereglementeerde ondernemingen die zich in gelijkwaardige omstandigheden bevinden. Gebruik van deze bevoegdheid mag niet indruisen tegen de bepalingen van Europees recht. » HOOFDSTUK III. - Overige wijzigingen in de verzekeringswet, de bankwet, de wet op de beleggingsondernemingen en de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles Afdeling 1. - Wijzigingen in de verzekeringswet
Art. 7.In de verzekeringswet wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidende : « Art. 6bis.- Wanneer de vraag om een vergunning uitgaat van een verzekeringsonderneming die hetzij de dochteronderneming is van een andere verzekeringsonderneming, van een kredietinstelling, van een beleggingsonderneming of van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning in een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte, hetzij de dochteronderneming van een moederonderneming van een andere verzekeringsonderneming, van een kredietinstelling, van een beleggingsonderneming of van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning in een andere lidstaat, hetzij onder de controle staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als een andere verzekeringsonderneming, een kredietinstelling, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning in een andere lidstaat, raadpleegt de CBFA, vooraleer een beslissing te nemen, de nationale toezichthoudende autoriteiten van deze andere lidstaten voor de verzekeringsonderneming(en), kredietinstelling(en), beleggingsonderneming(en) en beheervennootschap(pen) waaraan zij krachtens hun recht een vergunning of toelating hebben verleend.
De CBFA raadpleegt eveneens vooraf de toezichthoudende autoriteiten waarvan sprake in het eerste lid voor het beoordelen van de geschiktheid van de aandeelhouders en de leiding overeenkomstig de artikelen 8 en 90, § 1, wanneer deze aandeelhouder een onderneming is als bedoeld in het eerste lid en de bij de leiding van de verzekeringsonderneming betrokken persoon eveneens betrokken is bij de leiding van een van de in het eerste lid bedoelde ondernemingen. Deze autoriteiten delen elkaar alle informatie mee die relevant is voor het beoordelen van de geschiktheid van de in dit lid bedoelde aandeelhouders en bij de leiding betrokken personen. »
Art. 8.Artikel 15bis, § 4, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 en vervangen bij het koninklijk besluit van 26 mei 2004, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 4. De beschikbare solvabiliteitsmarge wordt berekend na aftrek van de volgende posten : 1° eigen aandelen en de in § 1, 5°, 6° en 7°, bedoelde elementen die zijn uitgegeven door de verzekeringsonderneming en die rechtstreeks door de verzekeringsonderneming worden gehouden;2° deelnemingen in andere verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen en verzekeringsholdings;3° deelnemingen in een kredietinstelling of een financiële instelling in de zin van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, in een beleggingsonderneming of een financiële instelling in de zin van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, of in een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging in de zin van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;4° de in § 1, 5°, 6° en 7°, bedoelde achtergestelde leningen, instrumenten en vorderingen die zijn uitgegeven door de in 2° vermelde ondernemingen waarin de verzekeringsonderneming een deelneming heeft;5° de achtergestelde leningen, instrumenten en vorderingen die zijn uitgegeven door de in 3° vermelde ondernemingen waarin de verzekeringsonderneming een deelneming heeft, welke een bestanddeel zijn van het eigen vermogen van deze ondernemingen dat in aanmerking wordt genomen voor het toezicht op de naleving van de solvabiliteitsvereisten van deze laatste;6° de deelnemingen in gemengde financiële holdings en de in 4° en 5° bedoelde elementen die zijn uitgegeven door gemengde financiële holdings waarin de verzekeringsonderneming een deelneming heeft. Verzekeringsondernemingen die onderworpen zijn aan aanvullend toezicht als bedoeld in hoofdstuk Vllbis of hoofdstuk VIIter worden voor de berekening van de solvabiliteitsmarge op vennootschappelijke basis vrijgesteld van de in het eerste lid, 2° tot 6°, bepaalde aftrekken, indien deze aftrekken betrekking hebben op eigen vermogensbestanddelen van ondernemingen die worden opgenomen in de berekening van de groepspositie voor de toepassing van de hoofdstukken VIIbis en VIIter.
De CBFA kan de verzekeringsonderneming vrijstellen van de in het eerste lid, 2° tot 6° bedoelde verplichting tot aftrek, wanneer het bezit van bedoelde elementen kadert in een sanerings- of reddingsoperatie van bedoelde ondernemingen.
De CBFA kan de verzekeringsonderneming toestaan of opleggen om in plaats van de in het eerste lid, 3°, 5° en 6°, bedoelde aftrekken, een van de solvabiliteitsmethodes toe te passen die de Koning toestaat met toepassing van artikel 91 octies decies van de wet. Het gebruik van de methode op basis van de geconsolideerde rekeningen is afhankelijk van het aanwezig zijn van een geïntegreerd groepsbeheer en een geïntegreerde interne controle m.b.t. de instellingen die in het geconsolideerde toezicht zouden worden opgenomen. Elke verandering van methode dient vooraf door de CBFA te worden goedgekeurd. »
Art. 9.In artikel 23bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 juli 1991 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 1994 en 25 maart 2003, wordt een § 1bis ingevoegd, luidende : « § 1bis. Indien de verwervende onderneming een verzekeringsonderneming, een kredietinstelling, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging is waaraan in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte een vergunning is verleend, of een moederonderneming van een dergelijke verzekeringsonderneming, kredietinstelling, beleggingsonderneming of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, dan wel een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zo een verzekeringsonderneming, kredietinstelling, beleggingsonderneming of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging controleert, en indien de verzekeringsonderneming waarin de verwerver een deelneming wil verkrijgen daardoor een dochteronderneming van deze onderneming of instelling wordt of onder de controle komt van deze onderneming of instelling, van deze moederonderneming of van deze natuurlijke of rechtspersoon, raadpleegt de CBFA de toezichthoudende autoriteiten waarvan sprake in artikel 6bis omtrent de verwerver. »
Art. 10.In artikel 81 van dezelfde wet, vernummerd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, worden de woorden ", een verzekeringsholding, een gemengde verzekeringsholding of een gemengde financiële holding" ingevoegd tussen het woord "verzekeringsonderneming" en de woorden "geen gevolg geeft".
Art. 11.In artikel 82 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 19 juli 1991, vernummerd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 en gewijzigd bij de wetten van 26 juni 2000 en 2 augustus 2002 en bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden "een onderneming" vervangen door de woorden "een verzekeringsonderneming, verzekeringsholding, gemengde verzekeringsholding of gemengde financiële holding, opgericht naar Belgisch of buitenlands recht en gevestigd in België,";2° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Geen administratieve geldboete mag worden opgelegd dan nadat de in § 1 bedoelde ondernemingen in hun verweer zijn gehoord, minstens behoorlijk opgeroepen. »
Art. 12.Artikel 90 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 19 juli 1991, vernummerd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt aangevuld met de volgende paragrafen : « § 3. De statuten van de verzekeringsondernemingen kunnen de raad van bestuur toestaan alle of een deel van de in artikel 522, § 1, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen bedoelde bevoegdheden over te dragen aan een in deze raad opgericht directiecomité waarvan hij de leden benoemt en ontslaat en de bezoldiging vaststelt.
Deze bevoegdheidsdelegatie kan evenwel niet slaan op de vaststelling van het algemeen beleid noch op de handelingen die bij andere bepalingen van datzelfde Wetboek van vennootschappen zijn voorbehouden aan de raad van bestuur. § 4. Onverminderd artikel 14bis mogen de bestuurders of directeuren van een verzekeringsonderneming en alle personen die, onder welke benaming of in welke hoedanigheid ook, deelnemen aan het bestuur of het beleid van de onderneming, al dan niet ter vertegenwoordiging van de verzekeringsonderneming, op de voorwaarden en binnen de grenzen die vastgesteld zijn in dit artikel, mandaten als bestuurder of zaakvoerder waarnemen dan wel deelnemen aan het bestuur of het beheer van een handelsvennootschap of een vennootschap met handelsvorm, een onderneming met een andere Belgische of buitenlandse rechtsvorm of een Belgische of buitenlandse openbare instelling met industriële, commerciële of financiële werkzaamheden.
De in het eerste lid bedoelde externe functies worden beheerst door de interne regels die de verzekeringsonderneming moet invoeren en doen naleven teneinde : 1° te vermijden dat personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de verzekeringsonderneming, door de uitoefening van die functies niet langer voldoende beschikbaar zouden zijn om deze leiding waar te nemen, 2° te voorkomen dat bij de verzekeringsonderneming belangenconflicten zouden optreden alsook risico's die gepaard gaan met de uitoefening van die functies, onder andere op het vlak van transacties van ingewijden;3° te zorgen voor een passende openbaarmaking van die functies. De CBFA bepaalt, bij reglement dat conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Koning, hoe die verplichtingen ten uitvoer worden gelegd.
Indien de CBFA in gebreke blijft het in het derde lid bedoelde reglement vast te stellen of het in de toekomst te wijzigen, is de Koning gemachtigd om zelf dit reglement vast te stellen of te wijzigen.
De mandatarissen van een vennootschap die worden benoemd op voordracht van de verzekeringsonderneming, moeten personen zijn die deelnemen aan de effectieve leiding van de verzekeringsonderneming dan wel personen die zij aanwijst.
De bestuurders die niet deelnemen aan de effectieve leiding van de verzekeringsonderneming, mogen geen bestuurder zijn van een vennootschap waarin de verzekeringsonderneming een deelneming bezit, tenzij zij niet deelnemen aan het dagelijks bestuur. Voor een beperkte duur van zes jaar geldt dit verbod echter niet voor de bestuurders die worden benoemd naar aanleiding van de verwerving van een deelneming of de overname van de activiteiten van de vennootschap waarin diezelfde personen deelnemen aan de effectieve leiding.
De personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de verzekeringsonderneming mogen geen mandaat uitoefenen dat een deelname aan het dagelijks bestuur inhoudt, tenzij in een vennootschap als bedoeld in artikel 32, § 4, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, waarmee de verzekeringsonderneming nauwe banden heeft, in een instelling voor collectieve belegging die geregeld is bij statuten, in een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging bedoeld in de zin van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, in een onderneming met een activiteit in het verlengde van het verzekeringsbedrijf zoals een makelaarskantoor of een schaderegelingkantoor, in een patrimoniumvennootschap waarin zij of hun familie in het kader van het normale beheer van hun vermogen een significant belang bezitten, of in een vennootschap waarvan zij de enige leiders zijn en waarvan het bedrijf beperkt is tot het verlenen van beheersdiensten aan de voornoemde vennootschappen of tot dat van een patrimoniumvennootschap.
Met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit artikel, maken de verzekeringsondernemingen zonder uitstel aan de CBFA de functies bekend die buiten de verzekeringsonderneming worden uitgeoefend door de in het eerste lid bedoelde personen. § 5. In geval van faillissement van een verzekeringsonderneming zijn, met betrekking tot de boedel, alle betalingen nietig en zonder gevolg die deze onderneming, hetzij in contanten, hetzij anderszins, heeft gedaan aan haar bestuurders of zaakvoerders in de vorm van tantièmes of andere winstdeelnemingen, tijdens de twee jaren die het tijdstip voorafgaan dat door de rechtbank is vastgesteld als het ogenblik waarop zij haar betalingen heeft gestaakt.
Het eerste lid is niet van toepassing wanneer de rechtbank erkent dat geen enkele ernstige en duidelijke fout van deze personen tot het faillissement heeft bijgedragen. ».
Art. 13.In artikel 91bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003 en bij de wet van 19 november 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 7° wordt vervangen als volgt : « 7° deelnemende onderneming.een onderneming die een moederonderneming is of een andere onderneming die een deelneming bezit, en elke onderneming waarmee een consortium wordt gevormd als gedefinieerd in artikel 10 van het Wetboek van vennootschappen; »; 2° het 8° wordt vervangen als volgt : « 8° verbonden onderneming : een dochteronderneming en elke andere onderneming waarin een deelneming bestaat, alsmede elke onderneming waarmee een consortium wordt gevormd als gedefinieerd in artikel 10 van het Wetboek van vennootschappen »;3° het 9° wordt vervangen als volgt : « 9° verzekeringsholding.een moederonderneming waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het verkrijgen en houden van deelnemingen in dochterondernemingen die uitsluitend of hoofdzakelijk verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen of verzekeringsondernemingen van derde landen zijn en waarvan ten minste één dochteronderneming een verzekeringsonderneming is, en die geen gemengde financiële holding is in de zin van artikel 91octies decies »; 4° het 10°wordt vervangen als volgt : « 10° gemengde verzekeringsholding : een moederonderneming die geen verzekeringsonderneming, verzekeringsonderneming van een derde land, herverzekeringsonderneming, verzekeringsholding of gemengde financiële holding is, en waarvan ten minste één dochteronderneming een verzekeringsonderneming is ».
Art. 14.In hoofdstuk Vllbis van dezelfde wet wordt een afdeling Ibis ingevoegd, luidende : « Afdeling Ibis - Verzekeringsholdings naar Belgisch recht Artikel 91ter 1. Niettegenstaande het bepaalde in artikel 91ter, § 2 : 1° moet de CBFA in kennis worden gesteld van de identiteit van de natuurlijke personen of rechtspersonen die het voornemen hebben om rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde deelneming te verwerven in een verzekeringsholding naar Belgisch recht, alsook van hun voornemen de omvang ervan te vergroten of te verkleinen;het bepaalde bij artikel 23bis van de wet is op overeenkomstige wijze van toepassing; 2° moet de effectieve leiding van een verzekeringsholding naar Belgisch recht worden toevertrouwd aan ten minste twee personen; de personen die met de effectieve leiding worden belast, de zaakvoerders en algemene lasthebbers moeten de vereiste professionele betrouwbaarheid en de bij hun functies passende ervaring bezitten; het bepaalde bij artikel 90, §§ 2 tot 5, is op overeenkomstige wijze van toepassing. ».
Art. 15.Artikel 91quater van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt : «
Art. 91quater.De CBFA ziet er op toe dat iedere verzekeringsonderneming die aan het aanvullend toezicht onderworpen is, beschikt over adequate risicobeheer- en interne controleprocedures, met inbegrip van passende rapportering- en jaarrekeningsystemen, om de gegevens en inlichtingen te kunnen verschaffen die relevant zijn voor de uitoefening van dat aanvullend toezicht. Deze procedures en systemen moeten een correcte identificering, meting en opvolging waarborgen van de in artikel 91octies bedoelde verrichtingen. »
Art. 16.Artikel 91septies, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt aangevuld als volgt : « Indien de CBFA de verificatie niet zelf verricht, kan zij niettemin daaraan deelnemen, zo zij dit noodzakelijk acht. ».
Art. 17.In artikel 91 octies, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt : « De Belgische verzekeringsondernemingen rapporteren aan de CBFA volgens de door haar bepaalde frequentie, en minstens eenmaal per jaar, alle significante verrichtingen binnen de groep. »
Art. 18.In artikel 91 nonies van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt aangevuld met het volgende lid : « Wanneer een deelnemende Belgische verzekeringsonderneming een verbonden onderneming is van een andere verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming of een verzekeringsholding, met maatschappelijke zetel in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, kan de CBFA de Belgische verzekeringsonderneming vrijstellen van de verplichting tot het berekenen van een aangepaste solvabiliteit indien de CBFA en de bevoegde autoriteit uit de andere lidstaat overeenkomen dat deze laatste instaat voor het aanvullende toezicht.,"; 2° een § 2bis wordt ingevoegd, luidende : « § 2bis.Kredietinstellingen en financiële instellingen in de zin van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en financiële instellingen in de zin van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in de zin van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, worden onder de voorwaarden en volgens de nadere regels die hierna worden vermeld, opgenomen in het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen voor de berekening van de aangepaste solvabiliteit : a) indien de moederonderneming of de onderneming die de deelneming houdt een verzekeringsonderneming of een verzekeringsholding is die aan het hoofd staat van een financiële dienstengroep welke conform hoofdstuk VIIter aan aanvullend toezicht is onderworpen, worden bedoelde ondernemingen buiten het aanvullend toezicht gelaten voor de berekening van de aangepaste solvabiliteit;b) indien de moederonderneming of de onderneming die de deelneming houdt niet het hoofd is van een financiële dienstengroep in de zin van hoofdstuk VIIter, worden bedoelde ondernemingen in het aanvullend toezicht opgenomen voor de berekening van de aangepaste solvabiliteit; de CBFA kan een van de berekeningsmethodes waarin in hoofdstuk VIIter is voorzien voor financiële dienstengroepen, dan wel de toepassing van de in artikel 15bis, § 4, bedoelde aftrekregel toestaan of opleggen. ».
Art. 19.In artikel 91 decies van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 worden de woorden "artikel 8, § 1, van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen, zoals van toepassing verklaard op de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen door het koninklijk besluit van 13 februari 1996" vervangen door de woorden "artikel 113 van het Wetboek van vennootschappen";2° in § 4, eerste lid, worden de woorden "artikelen 13, 14 en 15 van het voormelde koninklijk besluit van 6 maart 1990, zoals van toepassing verklaard op de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen door het koninklijk besluit van 13 februari 1996" vervangen door de woorden "artikelen 107, 108 en 109 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen";3° in § 4, tweede lid, worden de woorden "artikel 13, eerste lid, 1°, van het voornoemde besluit van 6 maart 1990" vervangen door de woorden "artikel 107, eerste lid, 1 °, van het voormelde koninklijk besluit van 30 januari 2001".
Art. 20.In artikel 91 duodecies van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001, worden de woorden "artikel 73 van het voornoemde koninklijk besluit van 6 maart 1990, zoals van toepassing verklaard op de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen door het koninklijk besluit van 13 februari 1996" vervangen door de woorden "artikel 146 van het Wetboek van vennootschappen".
Art. 21.Artikel 91terdecies, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001, wordt aangevuld met het volgende lid : « In geval van opeenvolgende deelnemingen kan de CBFA toestaan dat de Belgische verzekeringsonderneming enkel onderworpen wordt aan de methode van aanvullend toezicht op het niveau van de uiteindelijke moederonderneming van deze Belgische verzekeringsonderneming, die een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een verzekeringsholding of een verzekeringsonderneming van een derde land is, met betrekking tot welke de CBFA het aanvullend toezicht uitoefent. ».
Art. 22.In artikel 91 quinquies decies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, worden de woorden "artikel 73 van het voornoemde koninklijk besluit van 6 maart 1990, zoals van toepassing verklaard op de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen door het koninklijk besluit van 13 februari 1996" vervangen door de woorden "artikel 146 van het Wetboek van vennootschappen". Afdeling 2. - Wijzigingen in de bankwet
Art. 23.Artikel 3, § 1, 5°, tweede lid, van de bankwet, gewijzigd bij de wet van 15 december 2004, wordt vervangen als volgt : « voor de toepassing van de artikelen 49 en 49bis worden met een financiële instelling gelijkgesteld, de beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de vereffeningsinstellingen bedoeld in artikel 2, 17°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en de instellingen waarvan het bedrijf bestaat uit het gehele of gedeeltelijke operationele beheer van diensten die verstrekt worden door dergelijke vereffeningsinstellingen".
Art. 24.In artikel 9 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 november 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bestaande tekst, die het eerste lid zal vormen, wordt vervangen als volgt : « Wanneer de vraag om een vergunning uitgaat van een kredietinstelling die hetzij de dochteronderneming is van een andere kredietinstelling, van een verzekeringsonderneming, van een beleggingsonderneming of van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, hetzij de dochteronderneming van een moederonderneming van een andere kredietinstelling, van een verzekeringsonderneming, van een beleggingsonderneming of van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning in een andere lidstaat, hetzij onder de controle staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersoon als een andere kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning in een andere lidstaat, raadpleegt de CBFA, vooraleer een beslissing te nemen, de nationale toezichthoudende autoriteiten van deze andere lidstaten voor de kredietinstelling(en), verzekerings-onderneming(en), beleggingsonderneming(en) en -beheersvennoot-schap(pen) van instellingen voor collectieve belegging waaraan zij krachtens hun recht een vergunning of toelating hebben verleend.»; 2° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « De CBFA raadpleegt eveneens vooraf de toezichthoudende autoriteiten waarvan sprake in het eerste lid voor het beoordelen van de geschiktheid van de aandeelhouders en de leiding overeenkomstig de artikelen 17 en 18, wanneer deze aandeelhouder een onderneming is als bedoeld in het eerste lid en de bij de leiding van de kredietinstelling betrokken persoon eveneens betrokken is bij de leiding van een van de in het eerste lid bedoelde ondernemingen.Deze autoriteiten delen elkaar alle informatie mee die relevant is voor het beoordelen van de geschiktheid van de in dit lid bedoelde aandeelhouders en bij de leiding betrokken personen. ».
Art. 25.Artikel 24, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 november 2004, wordt vervangen als volgt : « Indien de verwerver een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging is waaraan in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte een vergunning is verleend, of een moederonderneming van zo een kredietinstelling, verzekeringsonderneming, beleggingsonderneming of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, dan wel een natuurlijke of rechtspersoon die zo een kredietinstelling, verzekeringsonderneming, beleggingsonderneming of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging controleert, en indien de kredietinstelling waarin de verwerver een deelneming wil verkrijgen daardoor een dochteronderneming van deze instelling of onderneming wordt of onder de controle komt van deze instelling of onderneming, van deze moederonderneming of van deze natuurlijke of rechtspersoon, raadpleegt de CBFA de in artikel 9 bedoelde toezichthoudende autoriteiten omtrent de verwerver. ».
Art. 26.In artikel 49 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, 2°, wordt vervangen als volgt : « 2° moet onder financiële holding' worden verstaan, een financiële instelling waarvan de dochterondernemingen uitsluitend of hoofdzakelijk een of meer kredietinstellingen of financiële instellingen zijn en waarvan ten minste één een kredietinstelling is, en die geen gemengde financiële holding is in de zin van artikel 49bis.»; 2° § 5, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « Ondernemingen die uitsluitend of samen met andere de controle hebben over een kredietinstelling en de dochterondernemingen van deze ondernemingen moeten, indien die ondernemingen niet vallen binnen het toepassingsgebied van de §§ 2, 3 en 4 betreffende het toezicht op geconsolideerde basis of binnen het toepassingsgebied van artikel 49bis betreffende het aanvullend groepstoezicht, de CBFA en de bevoegde buitenlandse autoriteiten alle gegevens en inlichtingen verstrekken die nuttig zijn voor het toezicht op de kredietinstellingen waarover deze ondernemingen de controle hebben.».
Art. 27.In artikel 102 van dezelfde wet worden de woorden ", een financiële holding, een gemengde holding in de zin van artikel 1(22) van Richtlijn 2000/12/EG van 20 maart 2000 of een gemengde financiële holding," ingevoegd tussen de woorden "Belgische of buitenlandse kredietinstelling" en de woorden "geen gevolg heeft gegeven".
Art. 28.In artikel 103 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 2 augustus 2002 en 19 november 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden ", financiële holding, gemengde holding als bedoeld in artikel 102 of gemengde financiële holding," ingevoegd tussen het woord "kredietinstelling" en de woorden "naar Belgisch of buitenlands recht die in België is gevestigd";2° in § 1, derde lid, wordt het woord "instelling" vervangen door het woord "onderneming";3° in § 2 worden de woorden ", financiële holding, gemengde holding als bedoeld in artikel 102 of gemengde financiële holding," ingevoegd tussen de woorden "een kredietinstelling" en de woorden "naar Belgisch of buitenlands recht en gevestigd in België".
Art. 29.In artikel 104 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 5°, worden de woorden ",49bis, § 2, zevende lid," ingevoegd tussen de woorden "eerste en tweede lid" en de woorden "of de artikelen 85 tot 88";2° in § 1, 7°, worden de woorden "49bis, § 2, vierde en laatste lid, § 3, derde lid, en § 4," ingevoegd tussen de woorden "en § 6" en de woorden "72, 89 of 90". Afdeling 3 Wijzigingen in de wet op de beleggingsondernemingen
Art. 30.In artikel 46, 7°, van de wet op de beleggingsondernemingen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "in artikel 3, § 1, 5°" vervangen door de woorden "in artikel 3, § 1, 5°, eerste lid";2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : "voor de toepassing van de artikelen 95 en 95bis worden met een financiële instelling gelijkgesteld, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de vereffeningsinstellingen bedoeld in artikel 2, 17°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en de instellingen waarvan het bedrijf bestaat uit het gehele of gedeeltelijke operationele beheer van diensten die verstrekt worden door dergelijke vereffeningsinstellingen".
Art. 31.In artikel 49 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bestaande tekst, die het eerste lid zal vormen, wordt vervangen als volgt : « Wanneer de vraag om een vergunning uitgaat van een beleggingsonderneming die hetzij de dochteronderneming is van een andere beleggingsonderneming, van een kredietinstelling, van een verzekeringsonderneming of van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, hetzij de dochteronderneming van een moederonderneming van een andere beleggingsonderneming, van een kredietinstelling, van een verzekeringsonderneming of van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning in een andere lidstaat, hetzij onder de controle staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersoon als een andere beleggingsonderneming, een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning in een andere lidstaat, raadpleegt de CBFA vooraleer een beslissing te nemen de nationale toezichthoudende autoriteiten van deze lidstaten voor de beleggingsonderneming(en), kredietinstelling(en), verzekeringsonderneming(en) en beheervennootschap(pen) van instellingen voor collectieve belegging waaraan zij krachtens hun recht een vergunning of toelating hebben verleend.»; 2° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « De CBFA raadpleegt eveneens vooraf de in het eerste lid bedoelde toezichthoudende autoriteiten voor het beoordelen van de geschiktheid van de aandeelhouders en de leiding overeenkomstig de artikelen 59 en 60, wanneer deze aandeelhouder een in het eerste lid bedoelde onderneming is en de bij de leiding van de beleggingsonderneming betrokken persoon eveneens betrokken is bij de leiding van een van de in het eerste lid bedoelde ondernemingen.Deze autoriteiten delen elkaar alle informatie mee die relevant is voor het beoordelen van de geschiktheid van de in dit lid bedoelde aandeelhouders en bij de leiding betrokken personen. »
Art. 32.Artikel 67, § 2, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 2. Indien de verwerver een beleggingsonderneming, een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging is waaraan in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte een vergunning is verleend, of een moederonderneming van zo een beleggingsonderneming, kredietinstelling, verzekeringsonderneming of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, dan wel een natuurlijke of rechtspersoon die zo een beleggingsonderneming, kredietinstelling, verzekeringsonderneming of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging controleert, en indien de beleggingsonderneming waarin de verwerver een deelneming wil verkrijgen daardoor een dochteronderneming van deze onderneming of instelling wordt of onder de controle komt van deze onderneming of instelling, van deze moederonderneming of van deze natuurlijke of rechtspersoon, raadpleegt de CBFA de in artikel 49 bedoelde toezichthoudende autoriteiten omtrent de verwerver. »
Art. 33.In artikel 95 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, eerste lid, 2°, wordt vervangen als volgt : « 2° moet onder "financiële holding" worden verstaan, een financiële instelling waarvan de dochterondernemingen uitsluitend of hoofdzakelijk één of meer kredietinstellingen, beleggingsondernemingen of financiële instellingen zijn en waarvan ten minste één een kredietinstelling of een beleggingsonderneming is, en die geen gemengde financiële holding is in de zin van artikel 95bis.»; 2° in § 2, worden het zevende en het elfde lid opgeheven;3° § 5, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « Ondernemingen die uitsluitend of samen met andere de controle hebben over een beleggingsonderneming en de dochterondernemingen van deze ondernemingen moeten, indien die ondernemingen niet vallen binnen het toepassingsgebied van de §§ 2, 3 en 4 betreffende het toezicht op geconsolideerde basis of binnen het toepassingsgebied van artikel 95bis betreffende het aanvullend groepstoezicht, de CBFA en de bevoegde buitenlandse autoriteiten alle gegevens en inlichtingen verstrekken die nuttig zijn voor het toezicht op de beleggingsondernemingen waarover deze ondernemingen de controle hebben.»
Art. 34.In artikel 108 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste zin worden de woorden ",een financiële holding, een gemengde holding in de zin van artikel 1(22) van Richtlijn 2000/12/EG van 20 maart 2000 of een gemengde financiële holding," ingevoegd tussen de woorden "beleggingsonderneming" en "geen gevolg";2° in de tweede zin wordt het woord "beleggingsonderneming" vervangen door het woord "onderneming".
Art. 35.In artikel 109 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden : ", een financiële holding, een gemengde holding als bedoeld in artikel 108 of een gemengde financiële holding" ingevoegd tussen de woorden "beleggingsonderneming" en "een termijn";2° in § 1, tweede lid, wordt het woord "beleggingsonderneming" vervangen door de woorden "betrokken onderneming";3° in § 2 worden de woorden ",een financiële holding, een gemengde holding als bedoeld in artikel 108 of een gemengde financiële holding," ingevoegd tussen het woord "beleggingsonderneming" en de woorden "naar Belgisch of buitenlands recht en gevestigd in België".
Art. 36.In artikel 148 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, het koninklijk besluit van 13 juli 2001 en de wet van 2 augustus 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 4, 4°, worden de woorden ", en 95bis, § 2, zevende lid," ingevoegd tussen de woorden "eerste en tweede lid" en het woord "overtreedt";2° in § 4, 6°, worden de woorden "95bis, § 2, vierde en laatste lid, § 3, derde lid, en § 4," ingevoegd tussen de woorden "en § 6" en "en 139". Afdeling 4. - Wijzigingen in de wet betreffende bepaalde vormen van
collectief beheer van beleggingsportefeuilles
Art. 37.Artikel 142 van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles wordt aangevuld met het volgende lid : « De CBFA raadpleegt eveneens vooraf de in het eerste lid bedoelde toezichthoudende autoriteiten voor het beoordelen van de geschiktheid van de aandeelhouders en de leiding bedoeld in de artikelen 150 en 151, wanneer deze aandeelhouder een in het eerste lid bedoelde onderneming is en de bij de leiding van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging betrokken persoon eveneens betrokken is bij de leiding van een van de in het eerste lid bedoelde ondernemingen. Deze autoriteiten delen elkaar alle informatie mee die relevant is voor het beoordelen van de geschiktheid van de in dit lid bedoelde aandeelhouders en bij de leiding betrokken personen. »
Art. 38.In artikel 159, § 2, van dezelfde wet worden de woorden "een verzekeringsonderneming" ingevoegd tussen de woorden "beleggingsonderneming" en "of een kredietinstelling".
Art. 39.In artikel 189 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, eerste lid, 2°, wordt vervangen als volgt : « 2° moet onder « financiële holding » worden verstaan, een financiële instelling waarvan de dochterondernemingen uitsluitend of hoofdzakelijk een of meer kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging of financiële instellingen zijn en waarvan te minste één en kredietinstelling, beleggingsonderneming of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging is, en die geen gemengde financiële holding is in de zin van artikel 49bis van de wet van 22 maart 1993, artikel 95bis van de wet van 6 april 1995 of artikel 91octies decies van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.»; 2°§ 1, tweede en derde lid, wordt vervangen als volgt : « Voor hun groepstoezicht zijn groepen van ondernemingen met een kredietinstelling, beleggingsonderneming of verzekeringsonderneming onderworpen aan artikel 49 van de wet van 22 maart 1993, artikel 95 van de wet van 6 april 1995 of hoofdstuk VIIbis van voormelde wet van 9 juli 1975.
Groepen van ondernemingen met een beheersvennootschap van instelling voor collectieve belegging, maar zonder een kredietinstelling, beleggingsonderneming of verzekeringsonderneming, zijn onderworpen aan de bepalingen van dit artikel. »; 3° § 2, 7 en 11 lid, wordt opgeheven;4° § 5, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « Ondernemingen die uitsluitend of samen met andere de controle hebben over een beheersvennootschap van instellingen voor collectieve belegging en de dochterondernemingen van deze ondernemingen moeten, indien die ondernemingen niet vallen binnen het toepassingsgebied van de 2, 3 en 4 betreffende het toezicht op geconsolideerde basis of binnen het toepassingsgebied van artikel 49bis van de wet van 22 maart 1993, artikel 95bis van de wet van 6 april 1995 of artikel 91octies decies van de voormelde wet van 9 juli 1975, de CBFA en de bevoegde buitenlandse autoriteiten alle gegevens en inlichtingen verstrekken die nuttig zijn voor het toezicht op de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging waarover deze ondernemingen de controle hebben.»
Art. 40.In artikel 201 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste zin worden de woorden ",een financiële holding, een gemengde holding in de zin van artikel 1(22) van Richtlijn 2000/12/EG van 20 maart 2000 of een gemengde financiële holding" ingevoegd tussen de woorden "beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging" en de woorden "geen gevolg";2° in de tweede zin worden de woorden "beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging" vervangen door het woord "onderneming".
Art. 41.In artikel 202 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden ",financiële holding, een gemengde holding als bedoeld in artikel 201 of een gemengde financiële holding" ingevoegd tussen de woorden "beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging" en de woorden "een termijn";2° in § 1, tweede lid, worden de woorden "beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging" vervangen door de woorden "betrokken.onderneming"; 3° in § 2 worden de woorden "een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht of een in België gevestigde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht" vervangen door de woorden "een beheersvennootschap van instellingen voor collectieve belegging, een financiële holding, een gemengde holding als bedoeld in artikel 201 of een gemengde financiële holding, opgericht naar Belgisch recht of opgericht naar buitenlands recht en in België gevestigd,". HOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingen
Art. 42.Artikel 4 van de wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles wordt aangevuld met de volgende leden : « Zijn niet onderworpen aan de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen : 1° de vennootschappen waarvan de effecten het voorwerp uitmaken of uitgemaakt hebben van een openbaar bod in België, en waarvan de activiteit in hoofdorde bestaat uit het uitoefenen van controle of gezamenlijke controle over andere vennootschappen, zoals omschreven in de artikelen 5 tot 9 van het Wetboek van vennootschappen, of het houden van deelnemingen, zoals omschreven in artikel 13 van het Wetboek van vennootschappen;2° de vennootschappen a) waarvan de effecten het voorwerp uitmaken, of uitgemaakt hebben van een openbaar bod in België, als die effecten, voor 90 % of een ander door de Koning te bepalen percentage van hun nominale waarde of fractiewaarde en van de prijs waartegen ze worden aangeboden, onvoorwaardelijk en onherroepelijk worden gegarandeerd door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of door een van zijn regionale of plaatselijke overheden;en, b) die zijn onderworpen aan bijzondere wetgeving die ertoe strekt investeringen in niet genoteerde vennootschappen te bevorderen en die op grond van de wetgeving of hun statuten ertoe gehouden zijn informatieverplichtingen na te leven die gelijkwaardig zijn aan de informatieverplichtingen die gelden in uitvoering van artikel 10, § 1, 1° tot 3°, van de wet van 2 augustus 2002. Een in het 1° van het derde lid bedoelde vennootschap kan niettemin de inschrijving aanvragen of behouden als openbare instelling voor collectieve belegging met een vast aantal rechten van deelneming die belegt in de in artikel 7, eerste lid, 5°, 6°, 8° en 9°, bedoelde activa. »
Art. 43.In artikel 8, § 2, 2°, van dezelfde wet worden de woorden "of die zich van elkaar onderscheiden op grond van andere criteria die door de Koning zijn vastgesteld" ingevoegd tussen de woorden "of waarop verschillende kosten of verschillende provisies van toepassing zijn" en de woorden "met dien verstande dat er geen onderscheid mogelijk is wat de deelname betreft in het resultaat van de portefeuille van de beleggingsvennootschap of van het compartiment;".
Art. 44.Artikel 8, § 3, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 3. De statuten van een vennootschap voor belegging in schuldvorderingen of het beheerreglement van een gemeenschappelijk fonds voor belegging in schuldvorderingen bepalen dat de winst van de vennootschap of van het fonds wordt uitgekeerd of wordt gereserveerd voor latere uitkering of voor de dekking van risico's van tekortkomingen in de betalingen van de schuldvorderingen. »
Art. 45.Artikel 11 van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt : « § 5. Elke inbreng gebeurt in geld. Deze bepaling is niet van toepassing in geval van inbreng van de activa van een instelling voor collectieve belegging die is ingeschreven op de in artikel 31 bedoelde lijst, of in geval van inbreng van de korf van de samenstellende effecten van een index, wanneer in het beheersreglement van het gemeenschappelijk beleggingsfonds bepaald is dat zijn beleggingsbeleid gericht is op het volgen van een bepaalde effectenindex. § 6. In geval van ontbinding, vereffening of herstructurering van een gemeenschappelijk beleggingsfonds zijn de bepalingen van boek IV, titel IX of boek XI van het Wetboek van vennootschappen van overeenkomstige toepassing. »
Art. 46.In artikel 13, § 3, van dezelfde wet worden de woorden "alsook de terbeschikkingstelling" vervangen door de woorden "alsook de wijze van terbeschikkingstelling".
Art. 47.In artikel 15, § 4, van dezelfde wet worden de woorden "op de lijst" vervangen door de woorden "op de in artikel 31 bedoelde lijst".
Art. 48.In artikel 17, 1 °, van dezelfde wet worden de woorden "in artikel 7, eerste lid, 2° tot 6° en 9°, bedoelde" vervangen door de woorden "in artikel 7, eerste lid, 2° tot 9°, bedoelde".
Art. 49.In artikel 30, eerste lid, eerste zin, van dezelfde wet worden de woorden "en die effectief worden verhandeld" ingevoegd na de woorden "de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen".
Art. 50.In artikel 31 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord "jaarlijks" ingevoegd tussen het woord "worden" en de woorden "bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad ";2° het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « De wijzigingen die in de lijst worden aangebracht tussen twee jaarlijkse bekendmakingen van die lijst in het Belgisch Staatsblad, worden met regelmatige tussenpozen openbaar gemaakt op de website van de CBFA".
Art. 51.In artikel 60 van dezelfde wet worden de woorden "Binnen de 15 werkdagen na de ontvangst van een volledig dossier, beslist de CBFA" vervangen door de woorden "Onverminderd artikel 33, tweede lid, beslist de CBFA, binnen vijftien werkdagen na de ontvangst van een volledig dossier,".
Art. 52.Artikel 62, § 2, van dezelfde wet wordt opgeheven. Paragraaf 1 wordt het enig lid van artikel 62.
Art. 53.In artikel 64 van dezelfde wet worden de woorden "artikel 7, eerste lid, 3° tot 7° en 9°," vervangen door de woorden "artikel 7, eerste lid, 3° tot 9°,".
Art. 54.In artikel 65, 3°, van dezelfde wet worden de woorden "artikel 7, eerste lid, 3° tot 5° en 7°," vervangen door de woorden "artikel 7, eerste lid, 3° tot 9°,".
Art. 55.In artikel 67, § 3, van dezelfde wet worden de woorden "artikel 7, eerste lid, 5°, 6° en 9°," vervangen door de woorden "artikel 7, eerste lid, 5°, 6°, 8° en 9°,".
Art. 56.In artikel 68 van dezelfde wet worden de woorden "met de effectenhouders van de beleggingsvennootschap" vervangen door de woorden "met de effectenhouders van de instelling voor collectieve belegging".
Art. 57.In artikel 72 van dezelfde wet worden de woorden "de beleggingsvennootschap" tweemaal vervangen door de woorden "de instelling voor collectieve belegging".
Art. 58.In artikel 73, § 2, van dezelfde wet worden de woorden "een kredietinstelling naar Belgisch recht" vervangen door de woorden "een kredietinstelling".
Art. 59.Artikel 74, 3°, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « 3° de aard van de kosten alsook de wijze waarop de kosten en provisies kunnen worden aangerekend".
Art. 60.In artikel 76, § 1, tweede lid, van dezelfde wet vervallen de woorden "van haar activa en passiva en van haar resultaten".
Art. 61.In artikel 88, § 1, 2°, van dezelfde wet worden de woorden ", volgens een door haar bij reglement bepaalde regelmaat," ingevoegd tussen de woorden "voor de CBFA" en de woorden "dat de jaarverslagen".
Art. 62.In artikel 98, § 1, van dezelfde wet worden de woorden "Artikel 11, §§ 1, 2, en 4," vervangen door de woorden "Artikel 11, §§ 1, 2, 4 en 5,".
Art. 63.In artikel 109, eerste lid, van dezelfde wet vervallen de woorden "voor eensluidend gewaarmerkt".
Art. 64.In artikel 114, § 1, van dezelfde wet worden de woorden "Artikel 11, § 1, 2 en 4," vervangen door de woorden "Artikel 11, §§ 1, 2, 4 en 5".
Art. 65.In artikel 128 van dezelfde wet worden de woorden "en die effectief worden verhandeld. » ingevoegd na de woorden "de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen. »
Art. 66.In artikel 129 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord "jaarlijks" ingevoegd tussen het woord "worden" en de woorden "bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad ";2° het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « De wijzigingen die in de lijst worden aangebracht tussen twee jaarlijkse bekendmakingen van die lijst in het Belgisch Staatsblad, worden met regelmatige tussenpozen openbaar gemaakt op de website van de CBFA.»
Art. 67.In artikel 130 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 3°, worden de woorden "en haar vereenvoudigd prospectus" ingevoegd na de woorden "haar prospectus";2° in het tweede lid worden de woorden "een kredietinstelling naar Belgisch recht" vervangen door de woorden "een kredietinstelling" en vervallen de woorden "in het Nederlands, in het Frans of in het Duits";3° in het derde lid worden de woorden "met de wettelijke en reglementaire bepalingen terzake" vervangen door de woorden "met de wettelijke bepalingen terzake of met de reglementaire bepalingen terzake die de Koning kan vaststellen";4° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « De Koning kan bijkomende regels vaststellen inzake de stukken die overeenkomstig het eerste lid aan de CBFA worden voorgelegd, evenals inzake de taal en de wijze van publicatie in België van de informatie die in de lidstaat waar de instelling voor collectieve belegging gevestigd is, moet worden verspreid.»
Art. 68.Artikel 135 van dezelfde wet, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2, luidende : « § 2. Wanneer effecten van een instelling voor collectieve belegging die openbaar worden aangeboden in de zin van artikel 3, 1°, a) of b), gelijktijdig of kort daarvoor in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte openbaar te koop worden of werden aangeboden of verkocht, dan wel worden of werden toegelaten tot de officiële notering van een effectenbeurs, en daarvoor een prospectus werd opgesteld dat, na goedkeuring door de bevoegde overheid van deze andere lidstaat, werd gepubliceerd overeenkomstig de nationale bepalingen uitgevaardigd ter uitvoering van de Richtlijn 2001/134/EG of de Richtlijn 89/298/EEG, dan mag dit prospectus, in de door de Koning bepaalde gevallen en onder voorbehoud van een eventuele vertaling, in België worden gebruikt zonder inlassing van bijkomende inlichtingen en zonder nieuwe controle of nieuwe goedkeuring.
Het door de bevoegde overheid van de andere lidstaat goedgekeurde prospectus wordt met het oog op de verspreiding ervan in België evenwel vervolledigd wat de specifieke gegevens voor de Belgische markt betreft, inzonderheid met betrekking tot de fiscale regeling voor de inkomsten, de financiële instellingen die instaan voor de financiële dienst in België alsmede de wijze waarop de berichten voor het publiek worden openbaar gemaakt.
Het in het eerste lid bedoelde prospectus wordt, eventueel na vervollediging overeenkomstig het tweede lid, voor controle van de in het tweede lid bedoelde gegevens voorgelegd aan de CBFA, ten minste vijftien dagen vóór de aanvang van het aanbod.
De Koning bepaalt de nadere regels en de procedure voor de toepassing van deze paragraaf. ».
Art. 69.In artikel 176, § 1, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid vervalt in punt 2 het woord "en," en wordt punt 3 opgeheven;2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 70.Artikel 181, eerste en tweede lid, van dezelfde wet worden vervangen als volgt : « In het in artikel 180 bedoelde geval, komen de beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging enkel in aanmerking voor de wederzijdse erkenning als geregeld bij artikel 6ter van Richtlijn 85/611 /EEG mits ze aangesteld zijn door instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die beleggen in de categorie van toegelaten beleggingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, 1°. »
Art. 71.In artikel 207 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 1 °wordt als volgt vervangen : « zij die openbaar effecten aanbieden van een Belgische instelling voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 4, eerste lid, 1°, a), terwijl die niet is ingeschreven overeenkomstig artikel 28 of terwijl de inschrijving als Belgische openbare instelling voor collectieve belegging of de vergunning als openbare beleggingsvennootschap is ingetrokken of herroepen, of met miskenning van een schorsingsmaatregel als bedoeld in de artikelen 90, eerste lid, 91, tweede lid, eerste zin, of 92, § 1, tweede lid, 3°;" 2° in de Nederlandse tekst van het 3° van dezelfde wet worden de woorden "collectief beleggingsfonds" vervangen door de woorden "gemeenschappelijk beleggingsfonds".
Art. 72.In artikel 234, § 2, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden ", tot het ogenblik waarop zij worden ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 31 van deze wet," vervangen door de woorden "tot 31 december 2005 of tot een latere door de Koning te bepalen datum,";2° in het derde lid, eerste zin, wordt het cijfer "77" ingevoegd tussen het cijfer "76" en de woorden "en 80".
Art. 73.In artikel 235, § 2, tweede lid, van dezelfde wet wordt het cijfer "77" ingevoegd tussen het cijfer "72" en de woorden "en 80".
Art. 74.In artikel 236, § 2, vierde lid, eerste zin, van dezelfde wet wordt het cijfer "77" ingevoegd tussen het cijfer "76" en de woorden "en 80".
Art. 75.Artikel 239 van dezelfde wet wordt met het volgende lid aangevuld : « In afwijking van het tweede lid zijn de instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht, en in voorkomend geval hun compartimenten, die op datum van 20 juli 2004 zijn ingeschreven op de in artikel 137 van de voormelde wet van 4 december 1990 bedoelde lijst en die krachtens het tweede lid aan de toepassing van artikel 236 van deze wet zijn onderworpen, gerechtigd om, ook na 13 februari 2007, de regels van hun beleggingsbeleid te handhaven zoals deze bestonden vóór de datum van de inwerkingtreding van de wet van... houdende wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs en de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles. Elke wijziging die de instellingen voor collectieve belegging die van deze mogelijkheid gebruik maken, wensen uit te brengen in de regels van hun beleggingsbeleid, of van het beleggingsbeleid van voormelde compartimenten, moet ertoe strekken deze regels beter in overeenstemming te brengen met de bepalingen van Deel II van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen. De instellingen voor collectieve belegging die van deze mogelijkheid gebruik maken, mogen geen gebruik maken van de in artikel 236, § 2, derde lid, van deze wet bedoelde mogelijkheid. Zij worden ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 129 van deze wet zodra zij, met uitzondering van de regels inzake beleggingsbeleid, voldoen aan de bepalingen van artikel 236, § 3, van deze wet. »
Art. 76.In artikel 242, tweede lid, van dezelfde wet, wordt het cijfer "106" ingevoegd tussen de woorden "de artikelen" en het cijfer "115, § 6".
Art. 77.Artikel 242, tweede lid, van dezelfde wet wordt ingetrokken wat de opheffing betreft op de datum van inwerkingtreding van deze wet, van de artikelen 137 en 141, § 1, van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten.
Art. 78.Artikel 96, § 1, van de verzekeringswet, gewijzigd bij de wet van 30 november 1935, vernummerd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt aangevuld met het volgende lid : « De raadpleging van de Commissie voor Verzekeringen is niet vereist voor de door de Koning met toepassing van artikel 36 te bepalen regels. »
Art. 79.Artikel 62 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt aangevuld met het volgende lid : « De raadpleging van de Commissie voor Verzekeringen is niet vereist voor de door de Koning met toepassing van artikel 41 te bepalen regels. »
Art. 80.Artikel 14 van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen wordt aangevuld met het volgende lid : « De raadpleging van de Commissie voor Verzekeringen is niet vereist voor de door de Koning met toepassing van artikel 10, 7°, te bepalen regels. »
Art. 81.Artikel 39 van de wet op de beleggingsondernemingen, opgeheven door de wet van 2 augustus 2002, wordt hersteld in de volgende lezing : « De CBFA is belast met het toezicht op de naleving van de artikelen 36 tot 38. Voor de vervulling van die opdracht beschikt zij over de bevoegdheden die haar worden toegekend door de artikelen 34 tot 37 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. » HOOFDSTUK V. - Uitvoeringsbepalingen en inwerkingtreding
Art. 82.De Koning oefent de bevoegdheden, Hem toegekend door de bepalingen van hoofdstuk II van deze wet uit, op gezamenlijke voordracht van de ministers die bevoegd zijn voor Financiën en Economie.
Art. 83.Met uitzondering van de artikelen 42 tot 81, zijn de bepalingen van deze wet van toepassing vanaf de boekjaren die aanvangen op 1 januari 2005 of daarna.
De artikelen 78 tot 80 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2004.
Artikel 81 treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven, te Brussel, 20 juni 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Zitting 2004-2005 Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire Handelingen.- Wetsontwerp nr. 51-1713/1. - Amendementen, nrs. 51-1713/2. - Verslag van de Commissie, nr. 51-1713/3. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 51-1713/4.
Tekst aangenomen in de plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 51-1713/5.
Parlementaire Handeling. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 26 mei 2005.
Senaat : Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 3-1208/1. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.