gepubliceerd op 09 maart 2005
Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen over het eigen vermogen van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging
4 MAART 2005. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen over het eigen vermogen van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggings-portefeuilles, inzonderheid op de artikelen 158, 184 en 189;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het bij dit besluit gevoegde reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 14 december 2004 over het eigen vermogen van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging wordt goedgekeurd.
Art. 2.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles in werking treedt.
Gegeven te Brussel, 4 maart 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Mnister en Minister van Financiën, D. REYNDERS
Reglement van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen over het eigen vermogen van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, Gelet op de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, inzonderheid op de artikelen 158, 184 en 189;
Gelet op de raadpleging van de beroepsorganisaties;
Gelet op het advies van de raad van toezicht van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, Besluit : Afdeling 1 - Algemene bepaling, definities en toepassingsgebied
Artikel 1.Dit reglement heeft de gedeeltelijke omzetting tot doel van Richtlijn 2001/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 januari 2002 tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) met het oog op de reglementering van beheermaatschappijen en vereenvoudigde prospectussen.
Art. 2.Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : 1° « de wet » : de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;2° « beleggingsportefeuilles beheerd door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging » : de portefeuilles van instellingen voor collectieve belegging die de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging beheert in de hoedanigheid van beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aangesteld door een instelling voor collectieve belegging, niettegenstaande de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, in voorkomend geval, de uitoefening van bepaalde beheertaken voor die portefeuilles heeft toevertrouwd aan een derde conform artikel 154 van de wet;3° « beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aangesteld door een instelling voor collectieve belegging » : de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die het beheer waarneemt van een gemeenschappelijk beleggingsfonds conform artikel 11, § 1 van de wet, of de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die is aangesteld door een beleggingsvennootschap conform artikel 43 van de wet;4° « CBFA » : de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen;5° « reglement op het eigen vermogen van de beursvennootschappen » : het besluit van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen van 5 december 1995 over het reglement op het eigen vermogen van de beursvennootschappen;
Art. 3.De bepalingen van dit reglement zijn van toepassing op de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht als bedoeld in Boek II van Deel III van de wet. Afdeling 2 - Eigen vermogen
Art. 4.Het eigen vermogen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging moet steeds minstens gelijk zijn aan het bedrag van het minimumkapitaal dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 149 van de wet.
Art. 5.Als eigen-vermogensbestanddelen worden de bestanddelen in aanmerking genomen die als dusdanig zijn gedefinieerd in de artikelen 14 en 15 van het reglement op het eigen vermogen van de beursvennootschappen. Afdeling 3 - Solvabiliteitscoëfficiënten en -normen
Art. 6.Het eigen vermogen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging moet steeds minstens gelijk zijn : 1° aan het totaal van de vaste activa, met uitsluiting van de activa die met toepassing van artikel 14, § 1, 1°, b) en § 4 van het reglement op het eigen vermogen van de beursvennootschappen moeten worden afgetrokken voor de berekening van het eigen vermogen;2° aan de som : a) van het minimumkapitaal verhoogd met 0,02 % van het bedrag waarmee de waarde van de beleggingsportefeuilles beheerd door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging 250 miljoen EUR te boven gaat, zonder dat het totaal van het aldus vereiste eigen vermogen 10 miljoen EUR dient te overschrijden;en b) de som van de vereisten opgelegd door de hoofdstukken III en VIII van het reglement op het eigen vermogen van de beursvennootschappen;3° aan een vierde van de algemene kosten van het voorafgaande jaar.
Art. 7.§ 1. Voor de toepassing van artikel 6, 2°, a) wordt de waarde van de beleggingsportefeuilles beheerd door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, bepaald overeenkomstig de boekhoud- en waarderingsregels die van toepassing zijn op de categorie van toegelaten beleggingen van de beleggingsportefeuilles beheerd door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging; § 2. Voor de toepassing van artikel 6, 3°, omvatten de algemene kosten die in aanmerking worden genomen : a) de diensten en diverse goederen;b) de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen;c) de afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten;d) de andere bedrijfskosten, met uitzondering van de bedragen waarvan de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aantoont dat zij rechtstreeks verband houden met het bedrijfsvolume. De CBFA kan die berekeningsgrondslag aanpassen bij een relevante wijziging in de werkzaamheden van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging ten aanzien van het voorafgaande jaar.
Wanneer de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging haar werkzaamheden minder dan één jaar heeft uitgeoefend, met inbegrip van de dag waarop zij die werkzaamheden heeft aangevat, bedraagt de eigen-vermogensvereiste een vierde van het bedrag van de algemene kosten waarin het bedrijfsprogramma voorziet. De CBFA kan eisen dat dit programma wordt aangepast.
Art. 8.De vereisten die voortvloeien uit artikel 6, 1° en 3°, worden berekend op het gehele bedrijf van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging.
De vereisten die voortvloeien uit artikel 6, 2°, a) worden berekend op het bedrijf als beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aangesteld door een instelling voor collectieve belegging, niettegenstaande de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, in voorkomend geval, de uitoefening van bepaalde beheertaken voor de beleggingsportefeuilles van die instelling voor collectieve belegging heeft toevertrouwd aan een derde conform artikel 154 van de wet.
De vereisten die voortvloeien uit artikel 6, 2°, b) worden berekend op het bedrijf van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging dat bestaat uit de uitoefening van de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 3, 9°, van de wet, op grond van een lastgevingsovereenkomst of een aannemingsovereenkomst afgesloten met een instelling voor collectieve belegging, en uit het verrichten van de beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 3, 10° van de wet.
Art. 9.De eigen-vermogensvereisten van artikel 6, 2°, a), ter aanvulling van het minimumkapitaal, kunnen, met de voorafgaande goedkeuring van de CBFA, met 50% worden verminderd indien de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging een onherroepelijke, onvoorwaardelijke, rechtstreekse en uitdrukkelijke garantie geniet voor een bedrag dat gelijk is aan de aldus verminderde eigen-vermogensvereisten.
De in het eerste lid bedoelde garantie moet aan de volgende voorwaarden voldoen : a) zij moet verleend zijn door een kredietinstelling of een verzekeringsonderneming waaraan door een externe credit-ratinginstelling, erkend door de CBFA, een rating is toegekend die hoger is dan de « investment grade »;b) haar resterende looptijd moet minimum 1 jaar bedragen;c) indien de in het bovenstaande punt a) bedoelde kredietinstelling of verzekeringsonderneming ressorteert onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, moet deze kredietinstelling of verzekeringsonderneming onderworpen zijn aan prudentieel toezicht dat de CBFA beschouwt als evenwaardig aan het prudentieel toezicht dat wordt uitgeoefend op de kredietinstellingen en verzekeringsondernemingen die ressorteren onder het recht van een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte. De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging dient de nodige maatregelen te treffen opdat zij onverwijld in kennis wordt gesteld van een eventuele wijziging van de rating als bedoeld in het tweede lid, punt a).
Elk wijziging die wordt aangebracht in de voorwaarden van het tweede lid moet onmiddellijk worden meegedeeld aan de CBFA. Afdeling 4 - Toezicht op geconsolideerde basis
Art. 10.De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die een moederonderneming zijn, moeten de bij de artikelen 6 tot 9 voorgeschreven verplichtingen naleven op basis van hun geconsolideerde positie.
Voor de toepassing van de bepalingen van deze afdeling wordt onder geconsolideerde positie, de geconsolideerde positie verstaan als gedefinieerd in artikel 189 van de wet en haar uitvoeringsbesluiten, onverminderd het bepaalde bij artikel 11 van die reglement.
Art. 11.Om de eigen-vermogensvereiste op geconsolideerde basis te berekenen voor de toepassing van hoofdstuk VIII van het reglement op het eigen vermogen van de beursvennootschappen, worden de vereisten opgeteld die op vennootschappelijke basis zijn berekend voor elk van de in de consolidatie opgenomen ondernemingen.
Art. 12.Voor de berekening van het eigen vermogen op geconsolideerde basis is artikel 87 van het reglement op het eigen vermogen van de beursvennootschappen van toepassing.
Art. 13.Voor het nazicht van de in artikel 6, 1°, voorgeschreven solvabiliteitscoëfficiënt is artikel 88, eerste lid van het reglement op het eigen vermogen van de beursvennootschappen van toepassing. Afdeling 5 - Overgangsbepaling en inwerkingtreding
Art. 14.De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die op de datum van inwerkingtreding van de wet erkend zijn conform artikel 120, § 2, 1°, van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, moeten zich uiterlijk 13 februari 2007 conformeren aan de bepalingen van dit reglement.
Art. 15.Dit reglement treedt in werking de dag waarop het koninklijk besluit ter goedkeuring ervan in werking treedt.
Brussel, 14 december 2004.
De Voorzitter, E. WYMEERSCH