gepubliceerd op 28 mei 2014
Wet houdende invoeging van boek VII "Betalings- en kredietdiensten" in het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van de definities eigen aan boek VII en van de straffen voor de inbreuken op boek VII, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere bepalingen
19 APRIL 2014. - Wet houdende invoeging van boek VII "Betalings- en kredietdiensten" in het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van de definities eigen aan boek VII en van de straffen voor de inbreuken op boek VII, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere bepalingen (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Het Wetboek van economisch recht
Art. 2.In boek I, titel 2, van het Wetboek van economisch recht, wordt een hoofdstuk 5 ingevoegd, luidende : "HOOFDSTUK 5. - Definities eigen aan boek VII Art. I. 9. Voor de toepassing van boek VII gelden de volgende definities : 1° betalingsdienst : elke dienst, te koop aangeboden in het raam van een bedrijfsactiviteit, als hierna vermeld : a) diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten op een betaalrekening te plaatsen alsook alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn;b) diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten van een betaalrekening op te nemen alsook alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn;c) uitvoering van betalingstransacties, met inbegrip van de overmaking van geldmiddelen op een betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder van de gebruiker of bij een andere betalingsdienstaanbieder : - uitvoering van domiciliëringen; - uitvoering van betalingstransacties via een betaalinstrument; - uitvoering van overschrijvingen, met inbegrip van doorlopende betalingsopdrachten; d) uitvoering van betalingstransacties waarbij de geldmiddelen zijn gedekt door een krediet die aan de betalingsdienstgebruiker wordt verstrekt : - uitvoering van domiciliëringen; - uitvoering van betalingstransacties via een betaalinstrument; - uitvoering van overschrijvingen, met inbegrip van doorlopende betalingsopdrachten; e) uitgifte van en/of aanvaarding van betaalinstrumenten;f) geldtransfers;g) uitvoering van betalingstransacties waarbij de instemming van de betaler met een betalingstransactie wordt doorgegeven met behulp van een telecommunicatie-, digitaal- of informatica-instrument en de betaling rechtstreeks geschiedt aan de beheerder van de telecommunicatiediensten, het informaticasysteem of het netwerk, die louter optreedt als tussenpersoon tussen de betalingsdienstgebruiker en de persoon die de goederen levert of de diensten verricht;2° betalingsdienstaanbieder : iedere rechtspersoon die betalingsdiensten verstrekt aan een betalingsdienstgebruiker en beantwoordt aan de kenmerken van een van de hierna opgesomde instellingen : a) de kredietinstellingen bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut en het toezicht op de kredietinstellingen;b) de instellingen voor elektronisch geld bedoeld in artikel 4, 31°, van de wet van 21 december 2009;c) de naamloze vennootschap van publiek recht bpost;d) betalingsinstellingen : de rechtspersonen die gemachtigd zijn betalingsdiensten aan te bieden en uit te voeren overeenkomstig de wet van 21 december 2009;e) de Nationale Bank van België en de Europese Centrale Bank, wanneer zij niet handelen in hun hoedanigheid van monetaire- of andere publieke autoriteit;f) de Belgische federale, regionale en lokale overheden voor zover zij krachtens de wetgeving die hun opdrachten regelt en/of hun statuten hiertoe gemachtigd zijn en zij niet handelen in hun hoedanigheid van publieke autoriteit. De persoon die als gewoon beroep of bedrijf betalingsdiensten verstrekt aan betalingsdienstgebruikers of elektronisch geld levert aan een houder van elektronisch geld zonder hiertoe over de nodige vergunning of toelating te beschikken blijft niettemin onderworpen aan de dwingende bepalingen van deze wet; 3° betalingsdienstgebruiker : de natuurlijke of rechtspersoon die in de hoedanigheid van betaler, begunstigde of beide van een betalingsdienst gebruikmaakt;4° betaler : de natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een betaalrekening en een betalingstransactie vanaf die betaalrekening toestaat, of de natuurlijke of rechtspersoon die bij het ontbreken van een betaalrekening, een betalingsopdracht geeft;5° begunstigde : de natuurlijke of rechtspersoon die de beoogde uiteindelijke ontvanger is van de geldmiddelen waarop een betalingstransactie betrekking heeft;6° betalingstransactie : een door de betaler of de begunstigde geïnitieerde handeling waarbij geldmiddelen worden gedeponeerd, overgemaakt of opgenomen, ongeacht of er onderliggende verplichtingen tussen de betaler en de begunstigde zijn;7° betalingsopdracht : door een betaler of begunstigde aan zijn betalingsdienstaanbieder gegeven instructie om een betalingstransactie uit te voeren;8° betaalrekening : een op naam van een of meer betalingsdienstgebruikers aangehouden rekening die voor de uitvoering van betalingstransacties wordt gebruikt;9° geldmiddelen : bankbiljetten en muntstukken, giraal geld en elektronisch geld zoals bedoeld in artikel 4, 11°, van de wet van 21 december 2009;10° betaalinstrument : elk gepersonaliseerd instrument en/of geheel van procedures, overeengekomen tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder, waarvan de betalingsdienstgebruiker gebruikmaakt om een betalingsopdracht te initiëren;11° authentificatie : een procedure die de betalingsdienstaanbieder in staat stelt het gebruik van een welbepaald betaalinstrument na te gaan met inbegrip van de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken;12° unieke identificator : de door de betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker opgegeven combinatie van letters, nummers of symbolen, door laatstgenoemde te verstrekken om voor een betalingstransactie de andere betrokken betalingsdienstgebruiker en/of zijn betaalrekening ondubbelzinnig te identificeren;13° domiciliëring : een betalingsdienst voor het debiteren van de betaalrekening van een betaler, waarbij een betalingstransactie wordt geïnitieerd door de begunstigde op basis van een door de betaler aan de begunstigde, aan de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde of aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler verstrekte instemming;14° geldtransfer : een betalingsdienst waarbij, zonder opening van betaalrekeningen op naam van de betaler of de begunstigde, van een betaler geldmiddelen worden ontvangen met als enig doel het daarmee overeenstemmende bedrag over te maken aan een begunstigde of aan een andere, voor rekening van de begunstigde handelende betalingsdienstaanbieder, en/of waarbij dergelijke geldmiddelen voor rekening van de begunstigde worden ontvangen en aan de begunstigde beschikbaar worden gesteld;15° betalingssysteem : een systeem met formele en gestandaardiseerde procedures en gemeenschappelijke regels voor de verwerking, verrekening en/of afwikkeling van betalingstransacties dat toelaat geldmiddelen over te maken;16° raamcontract : een betalingsdienstencontract dat de toekomstige uitvoering regelt van afzonderlijke en opeenvolgende betalingstransacties en dat de verplichtingen en voorwaarden voor de opening van een betaalrekening kan omvatten;17° werkdag : een dag waarop de relevante betalingsdienstaanbieder van de betaler of de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde die betrokken is bij de uitvoering van een betalingstransactie toegankelijk is voor de bij de uitvoering van een betalingstransactie vereiste werkzaamheden;18° valutadatum : het referentietijdstip dat door een betalingsdienstaanbieder wordt gebruikt voor de berekening van de interesten op de geldmiddelen waarmee een betaalrekening wordt gedebiteerd of gecrediteerd;19° referentiewisselkoers : de wisselkoers die als berekeningsgrondslag wordt gehanteerd bij een valutawissel en die door de betalingsdienstaanbieder beschikbaar wordt gesteld of afkomstig is van een bron die voor het publiek toegankelijk is;20° referentierentevoet : de rentevoet die als berekeningsgrondslag wordt gehanteerd voor het aanrekenen van interesten en die afkomstig is van een voor het publiek toegankelijke bron en door beide partijen bij een betalingsdienstencontract kan worden nagegaan;21° techniek voor communicatie op afstand : ieder middel dat, zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker, kan worden gebruikt voor het sluiten van een betalingsdienstencontract;22° duurzame drager : ieder hulpmiddel dat een persoon in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie gemakkelijk toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;23° gepersonaliseerde veiligheidskenmerken : elk technisch middel toegewezen door een betalingsdienstaanbieder aan een bepaalde betalingsdienstgebruiker voor het gebruik van een betaalinstrument. Deze kenmerken, eigen aan de betalingsdienstgebruiker en onder zijn toezicht, laat toe om het gebruik van een welbepaald betaalinstrument na te gaan en beoogt de gebruiker te authentiseren; 24° agent : een natuurlijke of rechtspersoon die bij de uitvoering van betalingsdiensten voor rekening van een betalingsdienstaanbieder optreedt;25° bijkantoor : een bedrijfszetel die niet het hoofdkantoor is en die een onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een betalingsdienstaanbieder, van een kredietgever of van een kredietbemiddelaar en rechtstreeks, geheel of gedeeltelijk, de handelingen verricht die eigen zijn aan de werkzaamheden van een betalingsdienstaanbieder een kredietgever of een kredietbemiddelaar; verscheidene bedrijfszetels in eenzelfde lidstaat van een betalingsdienstaanbieder een kredietgever of een kredietbemiddelaar met hoofdkantoor in een andere lidstaat worden als één bijkantoor beschouwd; 26° elektronisch geld : elektronisch, met inbegrip van magnetisch, opgeslagen monetaire waarde vertegenwoordigd door een vordering op de uitgever, die is uitgegeven in ruil voor ontvangen geld om betalingstransacties te verrichten en die wordt aanvaard door een andere natuurlijke of rechtspersoon dan de uitgever van elektronisch geld;27° uitgever van elektronisch geld : een uitgever van elektronisch geld als bedoeld in artikel 4, 32° van de wet van 21 december 2009;28° instelling voor elektronisch geld : een instelling voor elektronisch geld als bedoeld in artikel 4, 31°, van de wet van 21 december 2009;29° houder van elektronisch geld : een natuurlijke of rechtspersoon die geld overhandigt aan een uitgever van elektronisch geld in ruil voor de uitgifte van elektronisch geld door die uitgever;30° wet van 21 december 2009 : wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen;31° overschrijving : een betalingsdienst voor het crediteren van de betaalrekening van een begunstigde met een betalingstransactie of een reeks betalingstransacties van een betaalrekening van een betaler door de betalingsdienstaanbieder die de betaalrekening van de betaler beheert, op basis van een door de betaler gegeven instructie;32° Verordening (EG) nr.924/2009 : Verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2560/2001; 33° Verordening (EU) nr.260/2012 : Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009; 34° kredietgever : elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon die, in het raam van zijn handels- of beroepsactiviteiten, een krediet toestaat, met uitzondering van de persoon die een kredietovereenkomst aanbiedt of sluit wanneer deze overeenkomst het voorwerp uitmaakt van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een vergunninghoudende of geregistreerde kredietgever aangewezen in de overeenkomst;35° kredietbemiddelaar : een natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet optreedt als kredietgever en die in het raam van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten tegen een vergoeding in de vorm van geld of een ander overeengekomen economisch voordeel : a) aan consumenten kredietovereenkomsten voorstelt of aanbiedt;b) consumenten anderszins dan onder a) bedoeld, bijstaat bij de voorbereiding van het sluiten van kredietovereenkomsten;c) namens de kredietgever met consumenten kredietovereenkomsten sluit. Wordt hiermee gelijkgesteld de persoon die kredietovereenkomsten aanbiedt of toestaat wanneer deze overeenkomsten het voorwerp uitmaken van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een andere vergunninghoudende of geregistreerde kredietgever aangewezen in de overeenkomst; 36° verbonden agent : een kredietbemiddelaar die handelt voor rekening van en onder de volle en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van : a) slechts één kredietgever;b) slechts één groep van kredietgevers, of c) een aantal kredietgevers of groepen die niet de meerderheid van de markt vertegenwoordigen;37° kredietmakelaar : de kredietbemiddelaar die geen verbonden agent is;38° groep : groep kredietgevers die geconsolideerd moeten worden voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening als omschreven in Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen;39° kredietovereenkomst : elke overeenkomst waarbij een kredietgever een krediet verleent of toezegt aan een consument, in de vorm van uitstel van betaling, van een lening, of van elke andere gelijkaardige betalingsregeling;40° kredietaanbod : de definitieve uitdrukking van de wil van de kredietgever die door de consument enkel nog moet worden aanvaard opdat de overeenkomst zou zijn gesloten;41° totale kosten van het krediet voor de consument : alle kosten die de consument moet betalen in verband met de kredietovereenkomst en die de kredietgever bekend zijn, met uitzondering van de notariskosten. Zijn hierin onder meer begrepen : a) de debetrente;b) commissielonen en/of vergoedingen die de kredietbemiddelaar ontvangt voor zijn bemiddeling;c) belastingen;d) vergoedingen van welke aard ook, onder meer, onderzoekskosten, kosten voor het samenstellen van het dossier en het raadplegen van de bestanden, kosten van beheer, administratie en inning, alle kaartkosten behoudens hetgeen onder f) wordt bedoeld;e) de kosten betreffende nevendiensten die verbonden zijn aan de kredietovereenkomst, onder meer verzekeringspremies, indien het sluiten van deze dienstenovereenkomst verplicht is om het krediet zelf te verkrijgen of tegen de commerciële bedingen en voorwaarden waaronder het verhandeld wordt;f) de kosten voor het beheer van een rekening, waaronder een betaalrekening, verbonden aan een kredietovereenkomst waarop zowel betalingsverrichtingen als kredietopnemingen worden geboekt, de kosten voor het gebruik van een betaalinstrument waarmee zowel betalingen als kredietopnemingen kunnen worden verricht en de overige kosten voor deze betalingstransacties, tenzij de opening van de rekening facultatief is en de kosten voor deze rekening duidelijk en afzonderlijk in de kredietovereenkomst of een andere met de consument gesloten overeenkomst zijn vastgesteld. De totale kosten van het krediet voor de consument omvatten niet : a) kosten en vergoedingen die de consument moet betalen wegens niet naleving van een in de kredietovereenkomst opgenomen verbintenis;b) de andere kosten dan de aankoopprijs die de consument bij het verwerven van goederen of diensten in elk geval moet betalen, ook indien contant wordt betaald;42° jaarlijkse kostenpercentage : het percentage dat de gelijkheid uitdrukt op jaarbasis, van de geactualiseerde waarden van het geheel van de verbintenissen van de kredietgever (kredietopnemingen) en de consument (aflossingen en totale kosten van het krediet voor de consument), bestaand of toekomstig, en die berekend wordt aan de hand van de elementen die de Koning aanduidt en op de wijze die Hij bepaalt;43° reclame : iedere mededeling als bedoeld in artikel I.8, 13° ; 44° debetrentevoet : de rentevoet, uitgedrukt op jaarbasis en toegepast in een vast of veranderlijk percentage op het gedeelte van het kapitaal dat is opgenomen en berekend aan de hand van de elementen die de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, aanduidt en op de wijze die Hij bepaalt, desgevallend met inbegrip van de berekeningsmethode van de hieraan verbonden nalatigheidsinteresten;45° vaste debetrentevoet : de debetrentevoet voorzien door een bepaling in de kredietovereenkomst waarbij de kredietgever en de consument voor de volledige duur van de kredietovereenkomst een enkele debetrentevoet of voor deeltermijnen verschillende debetrentevoeten overeenkomen waarvoor uitsluitend een vast specifiek percentage wordt gebruikt;46° verkoop op afbetaling : elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, welke normaal leidt tot de verkrijging van goederen of levering van diensten, verkocht door de kredietgever of de kredietbemiddelaar bedoeld in 35°, c), laatste zin, en waarvan de prijs betaald wordt door middel van periodieke stortingen;47° financieringshuur : elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij de ene partij zich ertoe verbindt de andere het genot van een lichamelijk roerend goed te verschaffen tegen een bepaalde prijs, die de laatstgenoemde zich verbindt periodiek te betalen en waarin, eveneens expliciet of stilzwijgend, een koopaanbod is vervat.Voor de toepassing van deze wet wordt de verhuurder beschouwd als kredietgever, of de kredietbemiddelaar bedoeld in 35°, c), laatste zin; 48° lening op afbetaling : elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij geld of een ander betaalmiddel ter beschikking wordt gesteld van een consument, die zich ertoe verbindt de lening terug te betalen door periodieke stortingen;49° kredietopening : elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij koopkracht, geld of gelijk welk ander betaalmiddel ter beschikking wordt gesteld van de consument, die ervan gebruik kan maken door een of meerdere kredietopnemingen te verrichten onder meer met behulp van een betaalinstrument of op een andere wijze, en die zich ertoe verbindt terug te betalen volgens de overeengekomen voorwaarden. Als het niet mogelijk is om een wederopneming te doen tenzij mits een voorafgaand akkoord met de kredietgever of mits de naleving van andere voorwaarden dan degene die initieel waren overeengekomen, dan wordt deze wederopneming beschouwd als een nieuwe kredietovereenkomst; 50° kredietovereenkomst op afstand : elke kredietovereenkomst gesloten overeenkomstig artikel I.8, 15° van dit Wetboek; 51° geoorloofde debetstand op een rekening : een uitdrukkelijke kredietopening waarbij een kredietgever een consument de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op de hiermee verbonden betaalrekening te boven gaan;52° overschrijding : een stilzwijgend aanvaarde debetstand waarbij een kredietgever een consument de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op zijn betaalrekening of de overeengekomen geoorloofde debetstand op een rekening van de consument te boven gaan;53° hypothecair krediet : het krediet bestemd voor het financieren van het verwerven of behouden van onroerende zakelijke rechten, toegekend aan een consument, en dat : a) hetzij gewaarborgd wordt door een hypotheek of een voorrecht op onroerend goed of door de inpandgeving van een op dezelfde wijze gewaarborgde schuldvordering, b) hetzij een schuldvordering uitmaakt die voortspruit uit de indeplaatsstelling van één of meer derde personen in de rechten van een schuldeiser die bevoorrecht is op een onroerend goed, c) hetzij bedongen werd met het recht een hypothecaire waarborg te eisen, zelfs indien dit recht in een afzonderlijke akte bedongen is, d) hetzij een garantiekrediet waarbij aan de borg of garant een hypothecaire waarborg wordt toegekend;54° consumentenkrediet : het krediet dat, ongeacht de benaming of de vorm, wordt verstrekt aan een consument en dat geen hypothecair krediet uitmaakt;55° schuldbemiddeling : de dienstverlening, met uitsluiting van het sluiten van een kredietovereenkomst, met het oog op het totstandbrengen van een regeling omtrent de wijze van betaling van de schuldenlast die geheel of ten dele uit een of meer kredietovereenkomsten voortvloeit;56° verwerking van gegevens : de verwerking van persoonsgegevens omschreven in artikel 1, § 2, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;57° bestand : het bestand, omschreven in artikel 1, § 3, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;58° verantwoordelijke voor de verwerking : de verantwoordelijke voor de verwerking omschreven in artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;59° vestiging van de kredietgever of van de kredietbemiddelaar : de plaatsen waar hij gewoonlijk zijn bedrijf uitoefent of de vestiging van een andere kredietgever of kredietbemiddelaar;60° kapitaal : de schuld in hoofdsom die het voorwerp uitmaakt van de kredietovereenkomst. Voor de geoorloofde debetstanden op een rekening en de overschrijdingen zonder regeling voor gespreide terugbetaling van de hoofdsom : het door de consument opgenomen bedrag, vermeerderd met de vervallen debetintresten en, in het geval van eenvoudige betalingsachterstand zoals bedoeld in artikel VII.106, § 2, vervallen nalatigheidsinteresten op het bedrag van de overschrijding; 61° aflossing van het kapitaal : de wijze van terugbetaling van het kapitaal waarbij de consument zich verbindt tijdens de looptijd van het krediet stortingen te doen die het kapitaal onmiddellijk met de overeenkomstige som verminderen;62° wedersamenstelling van kapitaal : de wijze van terugbetaling van het kapitaal waarbij de consument de verbintenis aangaat om, tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst, stortingen te doen die, alhoewel contractueel aangewend voor de terugbetaling van het kapitaal, niet onmiddellijk een overeenkomstige bevrijding tegenover de kredietgever meebrengen.Zij komen slechts in mindering van het kapitaal op de tijdstippen en volgens de voorwaarden die in de overeenkomst of door dit boek bepaald worden; 63° verschuldigd blijvende saldo : het bedrag dat moet gestort worden om het opgenomen kapitaal af te lossen, weder samen te stellen of terug te betalen;64° gelieerde kredietovereenkomst : een kredietovereenkomst waarbij geldt dat : a) het betreffende krediet uitsluitend dient ter financiering van een overeenkomst voor het verwerven van een bepaald goed of de verrichting van een bepaalde dienst, en b) die twee overeenkomsten objectief gezien een commerciële eenheid vormen.Een commerciële eenheid wordt geacht te bestaan indien de leverancier of de dienstenaanbieder zelf het krediet van de consument financiert of, in het geval van financiering door een derde, indien de kredietgever bij het voorbereiden of sluiten van de kredietovereenkomst gebruik maakt van de diensten van de leverancier of dienstenaanbieder, dan wel indien bepaalde goederen of de levering van een bepaalde dienst uitdrukkelijk worden vermeld in de kredietovereenkomst; 65° kredietbedrag : het plafond of de som van alle bedragen die op grond van een kredietovereenkomst beschikbaar worden gesteld;66° totale door de consument te betalen bedrag : de som van het kredietbedrag en de totale kosten van het krediet voor de consument, met inbegrip van de te betalen residuele waarde van het goed bij het lichten van de koopoptie in geval van financieringshuur;67° FSMA : de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten zoals bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002;68° Bank : de Nationale Bank van België; 69° Centrale : de Centrale voor Kredieten aan Particulieren belast met de opdrachten als bedoeld in artikel VII.127; 70° nevendienst : een dienst aangeboden aan de consument in samenhang met de kredietovereenkomst of de betalingsdienst;71° kredietinstelling : de kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;72° verzekeringsonderneming : de onderneming bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;73° gereglementeerde onderneming : een onderneming zoals bedoeld in artikel 1, 7°, van het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekerings-ondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen;74° subagent : de natuurlijke of rechtspersoon die als kredietbemiddelaar handelt voor rekening van en onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van slechts één kredietbemiddelaar;75° vestigingsakte" : het geheel van de authentieke en onderhandse akten en elk document dat bepalingen bevat die eenzelfde krediet regelen;76° lidstaat van herkomst : a) indien de kredietgever of kredietbemiddelaar een natuurlijk persoon is, de lidstaat waar hij zijn hoofdkantoor heeft; b) indien de kredietgever of kredietbemiddelaar een rechtspersoon is, de lidstaat waar zijn statutaire zetel is gevestigd of, indien deze rechtspersoon volgens zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar zijn hoofdkantoor is gevestigd.; 77° lidstaat van ontvangst : de lidstaat, die niet de lidstaat van herkomst is, waar de kredietgever of kredietbemiddelaar een bijkantoor heeft of diensten verricht;78° verantwoordelijke voor de distributie : elke natuurlijke persoon behorend tot de leiding van een kredietgever, een kredietbemiddelaar of elke werknemer in dienst van dergelijke persoon, die de facto de verantwoordelijkheid heeft op de kredietbemiddelingswerkzaamheid of hierop toezicht uitoefent;79° persoon die in contact staat met het publiek : de andere personen bij een kredietgever of een kredietbemiddelaar die, op welke wijze dan ook, in contact staan met het publiek met het oog op het voorstellen van kredietovereenkomsten of hierover informatie verstrekt;80° wet van 2 augustus 2002 : wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten; 81° agenten in een nevenfunctie : de verkopers van goederen en diensten van niet-financiële aard die, bij wijze van nevenactiviteit en voor rekening van een of meer kredietgevers, als bemiddelaar inzake consumentenkrediet optreden."
Art. 3.In hetzelfde Wetboek wordt een boek VII ingevoegd, luidende : "BOEK VII. - BETALINGS- EN KREDIETDIENSTEN TITEL 1. - Algemene principes Art. VII. 1. Dit boek beoogt voornamelijk de regeling van de betalingsdiensten en de kredietovereenkomsten.
Het zet de bepalingen om van : 1° Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG;2° Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad;3° Verordening (EG) nr.924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van de Verordening (EG) nr. 2560/2001; 4° Richtlijn 2011/90/EU van de Commissie van 14 november 2011 tot wijziging van deel II van bijlage I bij Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanvullende hypothesen voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage;5° Verordening (EU) nr.260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009.
TITEL 2. - Toepassingsgebied Art. VII. 2. § 1. Titels 3 en 5 tot 7 van dit boek zijn van toepassing op betalingsdiensten, in de mate dat zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder in een lidstaat gevestigd is.
Artikel VII. 47 is van toepassing op de betalingsdiensten, van zodra de betalingsdienstaanbieder van ofwel de betaler of de begunstigde in België gevestigd is.
De artikelen VII. 35 en VII. 36 zijn eveneens van toepassing op de betalingsdiensten, van zodra de betalingsdienstaanbieder van de betaler in België is gevestigd.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, rekening houdend met vergelijkbare wettelijke bepalingen toegepast in de overige lidstaten, de aard en de beschikbaarheid van de aangeboden betalingsdienst en de reële mogelijkheden voor de betalingsdienstaanbieders tot het verstrekken van bijkomende informatie, de lijst met artikelen opgesomd in het voorgaande lid geheel of gedeeltelijk uitbreiden tot de artikelen VII.4 tot VII.19, VII.21, § 1, VII.22, VII.24 tot VII.27, VII.29 tot VII.33, VII.39 tot VII.41, VII.48 en VII.55, § 1.
Behoudens andersluidende bepalingen is dit boek van toepassing op de betalingsdiensten uitgevoerd in euro of in de valuta van een lidstaat buiten de eurozone. De artikelen VII.35 en VII.36 van dit boek zijn evenwel van toepassing op de betalingsdiensten ongeacht de gehanteerde valuta.
Dit boek is ook van toepassing op de uitgifte en terugbetaalbaarheid van elektronisch geld door uitgevers van elektronisch geld. § 2. Titels 4 tot 7 van dit boek zijn van toepassing op de kredietovereenkomsten gesloten met een consument die in België zijn gewone verblijfplaats heeft, op voorwaarde dat 1° de kredietgever zijn commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in België, of 2° dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op België of op verscheidene landen, met inbegrip van België, en de overeenkomst onder die activiteiten valt. Hoofdstuk 1 van titel 4 is enkel van toepassing op het consumentenkrediet.
Hoofdstuk 2 van titel 4 is enkel van toepassing op het hypothecair krediet.
Hoofdstuk 2 van titel 5 is enkel van toepassing op het consumentenkrediet.
Hoofdstuk 3 van titel 5 is enkel van toepassing op het hypothecair krediet. § 3. Niettegenstaande de bepalingen van §§ 1 en 2 kunnen partijen, overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I), het recht kiezen dat van toepassing is op een overeenkomst die voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, lid 1 van deze Verordening. Deze keuze mag er evenwel niet toe leiden dat de consument de bescherming verliest welke hij geniet op grond van bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken volgens de toepasselijke Belgische regelgeving bij gebreke van rechtskeuze. § 4. Onverminderd de bepalingen van de artikelen VII. 26, VII. 54 en VII. 194 tot VII. 208, is elk met de bepalingen van dit boek en van zijn uitvoeringsbesluiten strijdig beding verboden en nietig van rechtswege voor zover het ertoe strekt de rechten van de consument of van de betalingsdienstgebruiker in te perken of zijn verplichtingen te verzwaren.
Onverminderd de bepalingen van artikelen VII.54 zijn elk van de bedingen en voorwaarden of de combinaties van bedingen en voorwaarden verboden en nietig van rechtswege voor zover die ertoe strekken de bewijslast voor de naleving van alle of een deel van de in dit boek bedoelde verplichtingen die rusten op de betalingsdienstaanbieder, de kredietgever of de kredietbemiddelaar, op de betalingsdienstgebruiker of de consument te leggen. Het komt aan de kredietgever toe het bewijs te leveren dat hij heeft voldaan aan de verplichtingen inzake kredietwaardigheidsbeoordeling, bedoeld in de artikelen VII.69, VII.75 en VII.77, van de consument en desgevallend van de steller van een persoonlijke zekerheid.
Art. VII. 3. § 1. Dit boek is niet van toepassing op : 1° betalingstransacties die uitsluitend in contanten, rechtstreeks door de betaler aan de begunstigde worden verricht, zonder enige tussenkomst;2° betalingstransacties die door de betaler aan de begunstigde worden uitgevoerd via een handelsagent die gemachtigd is om voor rekening van de betaler of de begunstigde de verkoop of aankoop van goederen of diensten tot stand te brengen of te sluiten;3° beroepsmatig fysiek transport van bankbiljetten en muntstukken, inclusief ophaling, verwerking en levering;4° betalingstransacties die bestaan in de niet-beroepsmatige ophaling en levering van contanten in het kader van een activiteit zonder winstoogmerk of voor liefdadigheidsdoeleinden;5° diensten waarbij contanten door de begunstigde aan de betaler worden verstrekt als onderdeel van een betalingstransactie op uitdrukkelijk verzoek van de betalingsdienstgebruiker vlak voor de uitvoering van een betalingstransactie in de vorm van een betaling voor de aankoop van goederen of diensten;6° geldwisseltransacties, dat wil zeggen uitwisseling van contanten waarbij de geldmiddelen niet op een betaalrekening worden aangehouden;7° betalingstransacties die zijn gebaseerd op een van de volgende documenten die door een betalingsdienstaanbieder zijn uitgegeven met de bedoeling geldmiddelen beschikbaar te stellen aan de begunstigde : a) een papieren cheque bedoeld in artikel 1 van de wet van 1 maart 1961 betreffende de invoering in de nationale wetgeving van de eenvormige wet op de cheque en de inwerkingtreding van deze wet, of iedere andere gelijkaardige vorm van papieren cheque, zoals de postcheque bedoeld in de wet van 2 mei 1956 op de postcheque, een circulaire cheque of enige andere titel die, ongeacht de benaming, dezelfde rechtsgevolgen met zich meebrengt;b) een papieren wisselbrief bedoeld in artikel 1 van de wet van 31 december 1955 op de gecoördineerde wetten op wisselbrieven en orderbriefjes en iedere gelijkaardige vorm van papieren wisselbrief die, ongeacht de benaming, dezelfde rechtsgevolgen met zich meebrengt;c) een papieren tegoedbon waaronder een papieren dienstencheque zoals bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, en papieren maaltijdcheques;d) een papieren reischeque;e) een papieren postwissel uitgegeven en/of betaald in speciën aan een loket van een postkantoor of in een ander postaal servicepunt;8° betalingstransacties die worden uitgevoerd binnen een betalings- of een effectenafwikkelingssysteem of tussen afwikkelingsagenten, centrale tegenpartijen, verrekenkamers en/of centrale banken en andere deelnemers van het systeem, en betalingsdienstaanbieders, onverminderd het bepaalde bij artikel 49 van de wet van 21 december 2009;9° betalingstransacties in verband met dienstverlening op effecten, met inbegrip van uitkeringen van dividend, inkomsten en dergelijke, en aflossing en verkoop, uitgevoerd door personen als bedoeld onder 8° of door beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, instellingen voor collectieve belegging of vermogensbeheerders die beleggingsdiensten aanbieden, alsmede andere instellingen aan welke bewaarneming van financiële instrumenten is toegestaan;10° door technische dienstverleners verrichte diensten die de aanbieding van betalingsdiensten ondersteunen zonder dat de betrokken dienstverleners op enig moment in het bezit komen van de over te maken geldmiddelen, met inbegrip van verwerking en opslag van gegevens, diensten ter bescherming van het vertrouwen en het privéleven, authentificatie van gegevens en entiteiten, aanbieding van informatietechnologie (IT)- en communicatienetwerken, alsook aanbieding en onderhoud van voor betalingsdiensten gebruikte automaten en instrumenten;11° diensten gebaseerd op betaalinstrumenten die kunnen worden gebruikt om, louter in de door de uitgevende instelling gebruikte bedrijfsgebouwen of uit hoofde van een handelsovereenkomst met de uitgevende instelling, hetzij binnen een beperkt netwerk van dienstverleners, hetzij voor een beperkte reeks goederen en diensten, goederen en diensten te verkrijgen, en waarbij : - deze betaalinstrumenten niet - rechtstreeks of onrechtstreeks - verbonden zijn aan een kredietovereenkomst, of - in geval het een betaalinstrument betreft waarop elektronisch geld kan worden op- of ontladen, er aan de hand van dit instrument geen rechtstreekse toegang mogelijk is tot een betaalrekening die gehanteerd wordt voor het op- of ontladen;12° betalingstransacties uitgevoerd via een telecommunicatie-, digitaal of IT-instrument, wanneer de gekochte goederen of diensten geleverd worden aan, en gebruikt moeten worden via, een telecommunicatie-, digitaal of IT-instrument, mits de telecommunicatie-, digitale of IT-exploitant niet uitsluitend als intermediair optreedt tussen de betalingsdienstgebruiker en de leverancier van de goederen en diensten;13° betalingstransacties die worden uitgevoerd tussen betalingsdienstaanbieders, hun agenten of bijkantoren, voor eigen rekening;14° betalingstransacties tussen een moederonderneming en haar dochteronderneming of tussen dochternemingen van dezelfde moederonderneming, waarbij geen andere betalingsdienstaanbieder dan een tot dezelfde groep behorende onderneming tussenkomt; 15° diensten van aanbieders bestaande uit het opnemen van contanten via geldautomaten namens een of meer kaartuitgevers die geen partij zijn bij het raamcontract met de cliënt die geld van een betaalrekening opneemt, mits die aanbieders geen andere betalingsdiensten uitvoeren zoals opgesomd in artikel I.9, 1°. § 2. Dit boek is niet van toepassing op : 1° de verzekeringsovereenkomsten alsook de overeenkomsten voor doorlopende dienstverlening en doorlopende levering van dezelfde goederen, waarbij de consument, zolang de diensten of goederen worden geleverd, de kosten daarvan in termijnen betaalt;2° de huurovereenkomsten waarbij noch in het contract zelf noch bij afzonderlijke overeenkomst een verplichting is voorzien om het goed te kopen.Dergelijke verplichting wordt geacht te bestaan indien de verhuurder hiertoe eenzijdig beslist; 3° de consumentenkredietovereenkomsten zonder interest waarbij het opgenomen krediet binnen een termijn van twee maanden wordt terugbetaald en de kredietgever kosten vraagt die lager zijn dan 4,17 euro op maandbasis.Die kosten omvatten de kosten bedoeld in artikel I. 9, 41°, zo nodig berekend op basis van de elementen bedoeld in artikel I. 9, 42°.
Het drempelbedrag wordt geïndexeerd op 1 januari van elk jaar op basis van de volgende formule : 4,17 euro vermenigvuldigd met de nieuwe index en gedeeld door de aanvangsindex. De nieuwe index is de index van de consumptieprijzen van de maand december van het vorige jaar en de aanvangsindex is de index van de consumptieprijzen van de maand december 2010. Het geïndexeerde bedrag wordt afgerond overeenkomstig de regelen die gelden voor de afronding van de debetrentevoet op grond van artikel I.9, 44°. De Koning kan het bedrag van deze drempel wijzigen; 4° de consumentenkredietovereenkomsten die het resultaat zijn van een schikking voor de rechter of een andere daartoe van overheidswege bevoegde instantie;5° de overeenkomsten van huwelijksbemiddeling die onder de toepassing vallen van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren;6° de consumentenkredietovereenkomsten die voorzien in kosteloos uitstel van een bestaande schuld;7° de kredietovereenkomsten toegestaan door de bergen van barmhartigheid bedoeld door de wet van 30 april 1848 op de herinrichting der bergen van barmhartigheid;8° de kredietovereenkomsten zonder interesten en zonder kosten die onder de toepassing vallen van artikel 18 van de wet van 28 augustus 2011 betreffende de bescherming van de consumenten inzake overeenkomsten betreffende het gebruik van goederen in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling. § 3. Dit boek is evenmin van toepassing op : 1° de kredietovereenkomsten die betrekking hebben op bedragen van minder dan 200 euro, met uitzondering van de bepalingen van de artikelen VII.1, VII. 2, §§ 2 tot 4, VII. 3, §§ 2 tot 4, VII.64 tot VII. 66, VII. 67 tot VII.74, VII. 75, eerste lid,VII.79, derde lid, VII. 80, VII. 85 tot VII. 90, VII. 94, VII. 98, VII. 99, VII. 105 tot VII. 115, VII. 158 tot VII. 188, VII. 194 tot VII. 208,VII. 215 tot VII. 219; 2° de geoorloofde debetstanden op een rekening die binnen een maand moeten worden afgelost, met uitzondering van de bepalingen bedoeld in de artikelen VII.1, VII.2, §§ 2 tot 4, VII. 3, §§ 2 tot 4, VII. 68, VII. 71, § 3, VII. 72 en VII. 73, VII. 77, VII. 85 tot VII. 87, VII. 88 en VII. 89, VII. 99, § 1, VII. 100 en VII. 101, VII. 105 en VII. 106, VII. 107, VII. 112, VII 114 tot VII. 122, VII. 158 tot VII. 188, VII. 196, VII. 199, VII.200, VII. 201, 1° en 2°, VII. 204, VII. 205, VII. 215 tot VII. 219; 3° de geoorloofde debetstanden op een rekening terugbetaalbaar op verzoek van de kredietgever of binnen een termijn van drie maanden, met uitzondering van de bepalingen van de artikelen VII.1, VII. 2, §§ 2 tot 4, VII. 3, §§ 2 tot 4, VII. 64, § 1, eerste lid, 1° tot 3°, en § 2, VII. 65 en VII. 66, VII. 67 tot VII. 69, VII. 71 tot VII. 77, VII. 78, §§ 1 en 2, 1° tot 13°, § 4, 1° en 2°, VII. 79, VII. 84 tot VII. 95, VII. 96, § 1, VII. 97, § 2, VII. 98, VII.99, § 1, VII. 100 tot VII. 122, VII. 148 tot VII. 188, VII. 194 tot VII. 208, VII. 215 tot VII. 219; 4° de overschrijdingen, met uitzondering van de bepalingen van de artikelen VII.1, VII. 2, §§ 2 tot 4, VII. 3, §§ 2 tot 4, VII. 64, § 2, VII. 65 en VII. 66, VII. 68, VII. 85, VII. 86, §§ 1 tot 3, 5 tot 6, VII. 87 tot VII. 89, VII. VII. 94, VII. 97, § 1, VII. 97, § 2, VII. 101, VII. 105 tot VII. 107, VII. 112 tot 122, VII. 148 tot VII. 188, VII. 196, VII. 199 en VII. 200, VII. 205, VII. 215 tot VII. 219; 5° de kredietovereenkomsten gesloten met een beleggingsonderneming bedoeld in de wet van 2 augustus 2002 of met een kredietinstelling bedoeld in artikel 1, tweede lid, 1°, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut en het toezicht op de kredietinstellingen waarbij een belegger transacties kan verrichten op één of meer van de financiële instrumenten bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 2 augustus 2002 en waarbij de beleggingsonderneming of de kredietinstelling die het krediet verleent, bij deze transactie betrokken is, met uitzondering van de bepalingen van de artikelen VII.1, VII. 2, §§ 2 tot 4, VII. 3, §§ 2 tot 4, VII. 64 tot VII. 78, VII. 86 tot VII. 89, VII. 94, VII. 96 tot VII. 108, VII. 112 tot VII. 122, VII. 148 tot VII. 188, VII. 194 tot VII. 208, VII. 215 tot VII. 219. In die gevallen zorgt de kredietinstelling of de beleggingsonderneming ook, met betrekking tot het gebruik van het krediet, voor de naleving van de regels bedoeld in artikel 27 van de wet van 2 augustus 2002; 6° consumentenkredietovereenkomsten die erin voorzien dat de kredietgever en de consument regelingen voor uitstel of aflossing treffen als de consument zijn verplichtingen op grond van de oorspronkelijke kredietovereenkomst niet is nagekomen, en : a) met deze regelingen een rechtsvordering tot ingebrekestelling zou kunnen worden vermeden, en b) de voorwaarden voor de consument daardoor niet ongunstiger worden dan de voorwaarden van de oorspronkelijke kredietovereenkomst, met uitzondering van de bepalingen bedoeld in de artikelen VII.1, VII. 2, §§ 2 tot 4, VII. 3, §§ 2 tot 4, VII.64 tot VII. 66, VII. 67 tot VII.69, VII. 71 tot VII. 77, VII. 78, §§ 1, 2, 1° tot 8°, 3, 2°, 3° en 4°, VII. 79, VII. 84, VII. 91, VII. 93, VII. 94 tot VII. 108, VII. 112 tot VII. 122, VII. 148 tot VII. 188, VII. 194 tot VII. 208, VII. 215 tot VII. 219. Valt de kredietovereenkomst onder 3°, dan zijn uitsluitend de bepalingen van dat lid van toepassing. De uitzondering bedoeld in dit lid kan slechts eenmalig worden toegepast. § 4. De Koning kan bepalen dat sommige artikelen van dit boek, die hij aanwijst, niet van toepassing zijn : 1° op kredietovereenkomsten waarbij het krediet als nevenactiviteit door een werkgever rentevrij of tegen een jaarlijks kostenpercentage dat lager is dan gebruikelijk op de markt, aan zijn werknemers wordt toegekend, en die niet aan het publiek in het algemeen worden aangeboden;2° op kredietovereenkomsten die door overheidsinstellingen of door particuliere instellingen die daartoe door de bevoegde overheid zijn erkend worden toegestaan, met een doelstelling van algemeen belang, aan een beperkt publiek worden toegekend tegen een lagere dan op de markt gebruikelijke rentevoet, dan wel rentevrij, of onder andere voorwaarden die voor de consument gunstiger zijn dan de op de marktgebruikelijke voorwaarden en tegen rentetarieven die niet hoger zijn dan de op de markt gebruikelijke. TITEL 3. - Betalingsdiensten HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling Art. VII. 4. De bepalingen van deze titel doen geen afbreuk aan andere wettelijke bepalingen opgenomen in titel 4 van dit boek waarbij bijkomende vereisten inzake voorafgaande informatie of bijzondere voorwaarden, rechten en plichten worden opgelegd inzake kredietverlening aan consumenten. HOOFDSTUK 2. - Eenmalige betalingstransacties Afdeling 1. - Toepassingsgebied
Art. VII. 5. Dit hoofdstuk is van toepassing op eenmalige betalingstransacties die niet onder een raamcontract vallen. Afdeling 2. Voorafgaande informatie en voorwaarden
Art. VII. 6. Wanneer een betalingsopdracht voor een eenmalige betalingstransactie wordt doorgegeven via een onder een raamcontract vallend betaalinstrument, is de betalingsdienstaanbieder niet verplicht informatie te verstrekken of beschikbaar te stellen die reeds uit hoofde van een raamcontract met een andere betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker is verstrekt of volgens het raamcontract aan hem zal worden verstrekt.
Art. VII. 7. § 1. Voordat de betalingsdienstgebruiker gebonden is door een contract of een aanbod betreffende een eenmalige betalingstransactie dient de betalingsdienstaanbieder hem op een gemakkelijk toegankelijke wijze de in artikel VII.8 bedoelde informatie en voorwaarden ter beschikking te stellen.
Deze informatie en voorwaarden worden door de betalingsdienstaanbieder, op verzoek van de betalingsdienstgebruiker, verstrekt op een duurzame drager.
De informatie en voorwaarden worden in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in duidelijke en bevattelijke vorm verstrekt in de taal of de talen van het taalgebied waar de betalingsdienst wordt aangeboden of in een andere taal die tussen de partijen is overeengekomen. § 2. Indien het contract betreffende een eenmalige betalingstransactie op verzoek van de betalingsdienstgebruiker is gesloten met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand welke het de betalingsdienstaanbieder onmogelijk maakt zich aan paragraaf 1 te houden, voldoet deze onmiddellijk na de uitvoering van de betalingstransactie aan zijn verplichtingen voortvloeiend uit genoemde paragraaf. § 3. De verplichtingen voortvloeiend uit § 1 kunnen ook worden nagekomen door het verstrekken van een exemplaar van het ontwerpcontract betreffende een eenmalige betalingstransactie of de ontwerpbetalingsopdracht waarin de in artikel VII. 8 bedoelde informatie en voorwaarden zijn opgenomen.
Art. VII. 8. § 1. De aan de betalingsdienstgebruiker te verstrekken of ter beschikking te stellen informatie en voorwaarden bevat minstens : 1° gedetailleerde informatie of de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker moet worden verstrekt voor een correcte uitvoering van een betalingsopdracht;2° de maximale uitvoeringstermijn voor de aangeboden betalingsdienst;3° alle kosten die door de betalingsdienstgebruiker aan zijn betalingsdienstaanbieder verschuldigd zijn en, desgevallend, de uitsplitsing van de bedragen van eventuele kosten;4° desgevallend, de bij de betalingstransactie toe te passen werkelijke wisselkoers of referentiewisselkoers. § 2. Desgevallend moeten de overige in artikel VII. 13 bedoelde informatie en voorwaarden op gemakkelijk toegankelijke wijze aan de betalingsdienstgebruiker ter beschikking worden gesteld. Afdeling 3. - Informatie na betalingsopdracht en na
betalingstransactie Art. VII. 9. Onmiddellijk na de ontvangst van de betalingsopdracht wordt, op de wijze bedoeld in artikel VII. 7, § 1, de volgende informatie door de betalingsdienstaanbieder van de betaler, aan de betaler verstrekt of ter beschikking gesteld : 1° een referentie aan de hand waarvan de betaler kan uitmaken om welke betalingstransactie het gaat, en, desgevallend, de informatie betreffende de begunstigde;2° het bedrag van de betalingstransactie in de in de betalingsopdracht gebruikte valuta;3° het bedrag van de voor de betalingstransactie door de betaler verschuldigde kosten en, desgevallend, de uitsplitsing van de bedragen van deze kosten;4° desgevallend, de wisselkoers gehanteerd door de betalingsdienstaanbieder van de betaler bij de betalingstransactie, of een desbetreffende referentie, indien deze verschilt van de overeenkomstig artikel VII.8, § 1, 4°, aangeboden wisselkoers en het bedrag van de betalingstransactie na die valutawissel; 5° de datum van ontvangst van de betalingsopdracht. Art. VII. 10. Onmiddellijk na de uitvoering van de betalingstransactie wordt, op de wijze bedoeld in artikel VII. 7, § 1, de volgende informatie door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, aan de begunstigde verstrekt of ter beschikking gesteld : 1° de referentie aan de hand waarvan de begunstigde kan uitmaken om welke betalingstransactie en, desgevallend, om welke betaler het gaat, en alle bij de betalingstransactie gevoegde informatie;2° het bedrag van de betalingstransactie, in de valuta waarin de geldmiddelen ter beschikking van de begunstigde worden gesteld;3° het bedrag van de voor de betalingstransactie door de begunstigde verschuldigde kosten en, desgevallend, de uitsplitsing van de bedragen van deze kosten;4° desgevallend, de door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie vóór die valutawissel;5° de valutadatum van de creditering. HOOFDSTUK 3. - Raamcontract en de daaronder vallende afzonderlijke betalingstransacties Afdeling 1. - Toepassingsgebied
Art. VII. 11. Dit hoofdstuk is van toepassing op betalingstransacties die onder een raamcontract vallen. Afdeling 2. - Raamcontract
Onderafdeling 1. - Voorafgaande informatie en voorwaarden Art. VII. 12. § 1. Te gelegener tijd voordat de betalingsdienstgebruiker door een raamcontract of aanbod gebonden is, verstrekt de betalingsdienstaanbieder hem op een duurzame drager de in artikel VII. 13 bedoelde informatie en voorwaarden.
De informatie en voorwaarden worden in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in duidelijke en bevattelijke vorm verstrekt in de taal van het taalgebied waar de betalingsdienst wordt aangeboden of in een andere taal die tussen de partijen is overeengekomen. § 2. Wanneer het raamcontract op verzoek van de betalingsdienstgebruiker is gesloten met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand welke het de betalingsdienstaanbieder onmogelijk maakt zich aan § 1 te houden, voldoet deze onmiddellijk na het sluiten van het raamcontract aan zijn verplichtingen voortvloeiend uit genoemde paragraaf. § 3. De verplichtingen voortvloeiend uit § 1 kunnen ook worden nagekomen door het verstrekken van een exemplaar van het ontwerpraamcontract waarin de in artikel VII. 13 bedoelde informatie en voorwaarden zijn opgenomen.
Wanneer het raamcontract betrekking heeft op de opening van een betaalrekening en de mogelijkheid bestaat dat de consument een overschrijding wordt toegestaan, dan vermeldt het raamcontract de informatie omtrent de debetrentevoet bedoeld in artikel VII. 71, § 2, tweede lid, 5°. De betalingsdienstaanbieder verstrekt in elk geval, op een duurzame drager, die informatie regelmatig, ongeacht of er een daadwerkelijke overschrijding plaats vindt of niet.
Art. VII. 13. De aan de betalingsdienstgebruiker te verstrekken informatie en voorwaarden bevat minstens de volgende elementen betreffende 1° de betalingsdienstaanbieder : a) de identiteit van de betalingsdienstaanbieder, desgevallend zijn ondernemingsnummer, het geografische adres van zijn hoofdkantoor en, in voorkomend geval, het geografische adres van zijn agent of bijkantoor in België waar de betalingsdienst wordt aangeboden, en enig ander adres, met inbegrip van het e-mailadres, dat relevant is voor de communicatie met de betalingsdienstaanbieder, en b) de gegevens betreffende de bevoegde toezichthoudende prudentiële autoriteit en het relevante register bij deze autoriteit waarin de betalingsdienstaanbieder met het oog op zijn vergunning is ingeschreven en het registratienummer of gelijkaardig middel waarmee de registerinschrijvingen gecontroleerd kunnen worden, 2° het gebruik van een betalingsdienst : a) een beschrijving van de voornaamste kenmerken van de aan te bieden betalingsdienst, en, desgevallend, een beschrijving van de gebruiksmogelijkheden van het betaalinstrument en in het bijzonder het feit of de mogelijkheid bestaat uitgavenlimieten voor het gebruik van het betaalinstrument overeenkomstig artikel VII.29, § 1, overeen te komen, b) de gedetailleerde informatie of de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker moet worden verstrekt opdat een betalingsopdracht correct kan worden uitgevoerd, c) de vorm waarin en de procedure volgens welke de instemming met het uitvoeren van een betalingstransactie wordt gegeven, respectievelijk wordt ingetrokken, overeenkomstig de artikelen VII.27 en VII. 41, d) een referentie aan het in artikel VII.39 omschreven tijdstip van ontvangst van een betalingsopdracht en aan het eventueel door de betalingsdienstaanbieder bepaalde uiterste tijdstip, e) de maximumuitvoeringstermijn voor de aangeboden betalingsdiensten, 3° de kosten, rentevoeten en wisselkoersen : a) alle kosten die door de betalingsdienstgebruiker aan zijn betalingsdienstaanbieder verschuldigd zijn en, desgevallend, de uitsplitsing van de bedragen van deze kosten, b) desgevallend, de toe te passen rentevoet op jaarbasis en wisselkoers, of, indien referentierentevoet e.wisselkoers te hanteren zijn, de wijze van berekening van de feitelijke interesten en de relevante datum en de index of basis voor de vaststelling van die referentierentevoet o. wisselkoers en c) indien overeengekomen, de onmiddellijke toepassing van wijzigingen in de referentierentevoet o.wisselkoers en de informatievereisten met betrekking tot de wijzigingen overeenkomstig artikel VII.15, § 2, 4° de communicatie : a) desgevallend, de technieken voor communicatie, met inbegrip van de technische vereisten van de apparatuur van de betalingsdienstgebruiker, zoals tussen de partijen voor de mededeling van informatie en kennisgevingen overeenkomstig deze wet overeengekomen;b) de wijze waarop en de frequentie waarmee informatie krachtens deze wet wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld; c) de taal of talen waarin het raamcontract wordt gesloten en waarin de communicatie gedurende de looptijd van de contractuele betrekking plaatsvindt, en d) het recht van de betalingsdienstgebruiker om de contractuele voorwaarden van het raamcontract en informatie en voorwaarden overeenkomstig artikel VII.14 te ontvangen, 5° de beschermende en corrigerende maatregelen a) desgevallend, een beschrijving van de risico's en de voorzorgsmaatregelen die de betalingsdienstgebruiker neemt om de veilige bewaring van een betaalinstrument te waarborgen, alsook de wijze waarop de betalingsdienstaanbieder in kennis wordt gesteld voor de toepassing van artikel VII.30, § 1, 2°, b) indien overeengekomen, de voorwaarden waaronder de betalingsdienstaanbieder zich het recht voorbehoudt het gebruik van een betaalinstrument te blokkeren overeenkomstig artikel VII.29, c) de aansprakelijkheid van de betaler overeenkomstig artikel VII.36, met inbegrip van de vermelding van het relevante bedrag, d) de wijze waarop en de termijn waarbinnen de betalingsdienstgebruiker de betalingsdienstaanbieder in kennis stelt van een niet-toegestane of foutief uitgevoerde betalingstransactie overeenkomstig artikel VII.33, onder vermelding van de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor niet-toegestane betalingstransacties overeenkomstig artikel VII. 35, e) de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor de uitvoering van betalingstransacties overeenkomstig de artikelen VII. 49 tot VII. 51, f) de voorwaarden voor terugbetaling overeenkomstig de artikelen VII. 37 en VII. 38, 6° de wijziging en de opzegging van het raamcontract a) indien overeengekomen, het feit dat de betalingsdienstgebruiker geacht wordt overeenkomstig artikel VII.15 wijzigingen in de voorwaarden te hebben aanvaard tenzij hij de betalingsdienstaanbieder vóór de voorgestelde datum van inwerkingtreding van die wijzigingen ervan in kennis heeft gesteld dat hij de wijzigingen niet aanvaardt, b) de looptijd van het raamcontract, c) het recht van de betalingsdienstgebruiker om een raamcontract op te zeggen en alle afspraken met betrekking tot de opzegging overeenkomstig de artikelen VII.15, § 1 en VII. 16, 7° de rechtsmiddelen : a) de contractuele bepalingen inzake het op de overeenkomst toepasselijke recht en/of inzake de bevoegde rechter, b) de klachten- en de buitengerechtelijke beroepsprocedures die voor de betalingsdienstgebruiker overeenkomstig boek XVI openstaan met inbegrip van het geografisch adres van de instelling waartoe de betalingsdienstgebruiker zijn klachten kan richten, waaronder de benaming en het adres van de Algemene Directie Economische Inspectie bij de FOD Economie. Art. VII. 14. Gedurende de contractuele looptijd heeft de betalingsdienstgebruiker te allen tijde het recht de contractuele voorwaarden van het raamcontract alsmede de in artikel VII.13 vermelde informatie en voorwaarden op een duurzame drager te vragen.
Onderafdeling 2. - Wijziging van de voorwaarden en opzegging van het raamcontract Art. VII. 15. § 1. Elke wijziging van het raamcontract en van de in artikel VII. 13 vermelde informatie en voorwaarden wordt uiterlijk twee maanden vóór de datum van de beoogde inwerkingtreding ervan door de betalingsdienstaanbieder voorgesteld op dezelfde wijze als in artikel VII. 12, § 1, is bepaald.
In geval artikel VII. 13, 6°, a), van toepassing is, deelt de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker mee dat hij wordt geacht deze wijzigingen te hebben aanvaard indien hij de betalingsdienstaanbieder niet vóór de voorgestelde datum van inwerkingtreding van die wijzigingen ervan in kennis heeft gesteld dat hij de wijzigingen niet aanvaardt. In dat geval vermeldt de betalingsdienstaanbieder eveneens dat de betalingsdienstgebruiker het recht heeft het raamcontract onmiddellijk kosteloos op te zeggen voor de datum waarop de voorgestelde wijzigingen van toepassing worden. § 2. Wijzigingen in de rentevoet of de wisselkoers kunnen met onmiddellijke ingang zonder kennisgeving worden toegepast, mits het recht daartoe in het raamcontract is overeengekomen en de wijzigingen gebaseerd zijn op de overeenkomstig artikel VII. 13, 3°, b) en c), overeengekomen referentierentevoet of wisselkoers.
De betalingsdienstgebruiker wordt zo spoedig mogelijk van elke wijziging in de rentevoet in kennis gesteld op dezelfde wijze als in artikel VII. 12, § 1, is bepaald, tenzij door de partijen is overeengekomen dat de informatie met een specifieke frequentie of op een specifieke wijze wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld.
Wijzigingen in de rentevoet of de wisselkoers die ten gunste van de betalingsdienstgebruiker uitvallen, kunnen zonder kennisgeving worden toegepast. § 3. Wijzigingen in de bij betalingstransacties gebruikte rentevoet of wisselkoers worden uitgevoerd en berekend op een neutrale wijze die betalingsdienstgebruikers niet discrimineert.
Art. VII. 16. § 1. De betalingsdienstgebruiker kan het raamcontract te allen tijde kosteloos opzeggen met onmiddellijke ingang, tenzij een opzegtermijn van maximaal één maand werd overeengekomen.
Indien zulks in het raamcontract is overeengekomen, kan de betalingsdienstaanbieder een voor onbepaalde duur gesloten raamcontract opzeggen op de wijze als bepaald in artikel VII. 12, § 1, mits inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twee maanden. § 2. Op gezette tijden aangerekende kosten voor betalingsdiensten zijn slechts naar evenredigheid verschuldigd door de betalingsdienstgebruiker tot aan het einde van het contract. Indien die kosten vooraf zijn betaald, worden zij naar evenredigheid onverwijld terugbetaald vanaf de maand volgend op de datum van de beëindiging.
De betalingsdienstverlener zal het positieve saldo, met inbegrip van alle intresten waarop hij of zij ingevolge de wettelijke en reglementaire bepalingen en de algemene voorwaarden recht heeft, van de betaalrekening, zonder bijkomende kost aan de betalingsdienstgebruiker uitbetalen hetzij overschrijven op een door de betalingsdienstgebruiker aangegeven betaalrekening van een betalingsdienstverlener.
Na het afsluiten van een betaalrekening is de betalingsdienstverlener ertoe gehouden de door de betalingsdienstgebruiker op jaarbasis betaalde beheerskosten voor de betaalrekening terug te betalen naar evenredigheid van het aantal volledige kalendermaanden vanaf de maand volgend op de datum van het afsluiten van de rekening tot het einde van de periode waarvoor de beheerskosten werden betaald. § 3. Dit artikel is eveneens van toepassing op de spaarrekeningen bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Afdeling 3. - Afzonderlijke betalingstransacties
Onderafdeling 1. - Informatie vóór de uitvoering van de betalingstransactie Art. VII. 17. In geval van een door de betaler geïnitieerde afzonderlijke betalingstransactie uit hoofde van een raamcontract, verstrekt een betalingsdienstaanbieder, op verzoek van de betaler en voorafgaand aan deze betalingstransactie, duidelijke informatie over haar maximum uitvoeringstermijn en de door de betaler verschuldigde kosten en, desgevallend, de uitsplitsing van de bedragen van deze kosten.
Onderafdeling 2. - Informatie vóór de uitvoering van de betalingstransactie Art. VII. 18. § 1. Nadat het bedrag van een afzonderlijke betalingstransactie van de rekening van de betaler is gedebiteerd of, indien de betaler geen betaalrekening gebruikt, na de ontvangst van de betalingsopdracht, verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de betaler op de wijze als bedoeld in artikel VII. 12, § 1, de betaler onverwijld de volgende informatie : 1° een referentie aan de hand waarvan de betaler kan uitmaken om welke betalingstransactie het gaat en, desgevallend, de informatie betreffende de begunstigde;2° het bedrag van de betalingstransactie in de valuta waarin de betaalrekening van de betaler wordt gedebiteerd of in de voor de betalingsopdracht gebruikte valuta;3° het bedrag van de voor de betalingstransactie door de betaler verschuldigde kosten en voor zover van toepassing, de uitsplitsing daarvan, ofwel de aan de betaler aan te rekenen debetinteresten;4° desgevallend, de door de betalingsdienstaanbieder van de betaler bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie na die valutawissel;5° de valutadatum van de debitering of de datum van ontvangst van de betalingsopdracht. § 2. Een raamcontract kan de voorwaarde omvatten dat de in § 1 bedoelde informatie op gezette tijden en ten minste eenmaal per maand wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld op de overeengekomen wijze die de betaler de mogelijkheid biedt informatie ongewijzigd op te slaan en te reproduceren, teneinde hem toe te laten zijn uitgaven op een redelijke manier bij te houden. § 3. De Koning kan, in afwijking van § 2 en volgens de modaliteiten die hij bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de betalingsdienstaanbieder verplichten om de in § 1 bedoelde informatie eenmaal per maand kosteloos op papier op vraag van de betaler te verstrekken.
Art. VII. 19. § 1. Na de uitvoering van een afzonderlijke betalingstransactie verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde op de wijze als bepaald in artikel VII. 12, § 1, de begunstigde onverwijld de volgende informatie : 1° de referentie aan de hand waarvan de begunstigde kan uitmaken om welke betalingstransactie en, desgevallend, om welke betaler het gaat, en alle bij de betalingstransactie gevoegde informatie;2° het bedrag van de betalingstransactie, in de valuta waarin de rekening van de begunstigde wordt gecrediteerd;3° het bedrag van de voor de betalingstransactie verschuldigde kosten, en voor zover van toepassing de uitsplitsing daarvan, ofwel de aan de begunstigde aan te rekenen interesten;4° voor zover van toepassing, de door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie vóór die valutawissel;5° de valutadatum van de creditering. § 2. Een raamcontract kan de voorwaarde bevatten dat de in § 1 bedoelde informatie op gezette tijden en ten minste eenmaal per maand wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld op een overeengekomen wijze die de begunstigde de mogelijkheid biedt informatie ongewijzigd op te slaan en te reproduceren, teneinde hem toe te laten zijn uitgaven op een redelijke manier bij te houden. § 3. De Koning kan, in afwijking van § 2 en volgens de modaliteiten die hij bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de betalingsdienstaanbieder verplichten om de in § 1 bedoelde informatie eenmaal per maand kosteloos op papier op vraag van de begunstigde te verstrekken. Afdeling 4. - Afwijkende bepalingen
Art. VII. 20. § 1. In geval van betaalinstrumenten die overeenkomstig het raamcontract ofwel uitsluitend worden gebruikt voor afzonderlijke betalingstransacties van maximaal 30 euro ofwel een uitgavenlimiet van 150 euro hebben of waarop maximaal een bedrag van 150 euro tegelijk kan worden opgeslagen is dit hoofdstuk van toepassing in de mate zoals hierna bepaald : 1° in afwijking van de artikelen VII.12, VII. 13 en VII. 17 verstrekt de betalingsdienstaanbieder de betaler uitsluitend informatie over de voornaamste kenmerken van de betalingsdienst, met inbegrip van de wijze waarop van het betaalinstrument gebruik kan worden gemaakt, de aansprakelijkheid, alle in rekening gebrachte kosten en andere belangrijke informatie die nodig is om een weloverwogen besluit te nemen, en geeft hij tevens aan waar andere in artikel VII. 13 bedoelde informatie en voorwaarden op gemakkelijk toegankelijke wijze beschikbaar zijn gesteld; 2° overeengekomen kan worden dat, in afwijking van artikel VII.15 de betalingsdienstaanbieder niet verplicht is wijzigingen in de voorwaarden van het raamcontract voor te stellen op de wijze als bepaald in artikel VII. 12, § 1; 3° overeengekomen kan worden dat in afwijking van de artikelen VII.18 en VII. 19, na uitvoering van een betalingstransactie : a) de betalingsdienstaanbieder uitsluitend een referentie verstrekt of beschikbaar stelt waarmee de gebruiker van de betalingsdienst de betalingstransactie, het daarmee gemoeide bedrag en de kosten ervan kan identificeren, en/of in het geval van verschillende gelijkaardige betalingstransacties aan dezelfde begunstigde, uitsluitend informatie over het totale bedrag en de kosten van deze betalingstransacties;b) de betalingsdienstaanbieder niet verplicht is de onder a) bedoelde informatie te verstrekken of beschikbaar te stellen als het betaalinstrument anoniem wordt gebruikt of als de verstrekking hiervan voor de betalingsdienstaanbieder uit technisch oogpunt onmogelijk is. De betalingsdienstaanbieder biedt de betaler echter een mogelijkheid de opgeslagen bedragen te verifiëren. § 2. Voor binnenlandse betalingstransacties kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de in § 1, eerste lid, genoemde bedragen verlagen of verdubbelen, en voor voorafbetaalde betaalinstrumenten verhogen tot 500 euro. HOOFDSTUK 4. - Bepalingen die gelden voor alle betalingstransacties bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3 Art. VII. 21. § 1. De betalingen vinden plaats in de valuta die tussen de partijen zijn overeengekomen. § 2. Wanneer vóór het initiëren van de betalingstransactie een valutawisseldienst wordt aangeboden door een derde ten aanzien van. het raamcontract en wanneer die valutawisseldienst op het verkooppunt of door de begunstigde wordt aangeboden, stelt de partij die de valutawisseldienst aan de betaler aanbiedt, de betaler in kennis van alle aan te rekenen kosten, alsook van de wisselkoers die bij de omrekening van de betalingstransactie zal worden gehanteerd.
De betaler stemt in met de op deze basis aangeboden valutawisseldienst.
Art. VII. 22. Wanneer de begunstigde een vergoeding verlangt of een korting aanbiedt voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument, wordt de betaler daarover door de begunstigde ingelicht voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd.
Wanneer een betalingsdienstaanbieder of een derde een vergoeding verlangt voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument, licht hij de betalingsdienstgebruiker daarover in voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd.
Art. VII. 23. Indien een contract betreffende betalingsdiensten, op afstand wordt gesloten, vervangt de informatie bedoeld in de artikelen VII. 7, VII. 8, VII. 12 en VII. 13, de informatie bedoeld in artikel VI. 55, § 1, van het Wetboek van economisch recht met uitzondering van 2°, c) tot g), 3°, a), d) en e), en 4°, b).
Art. VII. 24. § 1. De betalingsdienstaanbieder mag de betalingsdienstgebruiker geen kosten aanrekenen voor krachtens deze titel verstrekte informatie. § 2. De betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker kunnen overeenkomen dat kosten worden aangerekend voor bijkomende, veelvuldiger of met andere communicatiemiddelen verstrekte informatie dan in het raamcontract is bepaald, en verstrekt op verzoek van de betalingsdienstgebruiker.
Kosten die de betalingsdienstaanbieder krachtens het vorige lid mag aanrekenen zijn passend en in overeenstemming met de kosten die de betalingsdienstaanbieder daadwerkelijk heeft gemaakt.
Art. VII. 25. De bewijslast inzake het naleven van de informatieverplichtingen bedoeld in deze titel komt aan de betalingsdienstaanbieder toe.
Art. VII. 26. Behoudens wanneer de betalingsdienstgebruiker een consument is, kunnen partijen overeenkomen dat de bepalingen van deze titel in het geheel of ten dele niet van toepassing zijn. HOOFDSTUK 5. - Toestaan van betalingstransacties Afdeling 1. - Instemming met de uitvoering van betalingsopdrachten en
mogelijke beperkingen van gebruik van betaalinstrumenten Art. VII. 27. § 1. Een betalingstransactie wordt pas als toegestaan aangemerkt indien de betaler heeft ingestemd met de uitvoering van de betalingsopdracht.
Een betalingstransactie kan voorafgaand aan de uitvoering of, indien overeengekomen door de betaler en zijn betalingsdienstaanbieder, na de uitvoering door de betaler worden toegestaan. § 2. De instemming om een betalingstransactie of een reeks betalingstransacties te doen uitvoeren wordt verleend in de tussen de betaler en zijn betalingsdienstaanbieder overeengekomen vorm en volgens de overeengekomen procedure.
Bij gebreke van een dergelijke instemming wordt een betalingstransactie als niet toegestaan aangemerkt. § 3. De instemming kan te allen tijde door de betaler worden ingetrokken, doch uiterlijk op het tijdstip van het onherroepelijk worden bedoeld in artikel VII. 41.
Hetzelfde geldt voor een instemming met de uitvoering van een reeks betalingstransacties, die kan worden ingetrokken met als gevolg dat iedere toekomstige betalingstransactie als niet-toegestaan wordt aangemerkt.
Art. VII. 28. § 1. De totstandkoming van de domiciliëring vereist het verlenen van een lastgeving door de betaler aan, naargelang, één of meerdere van de hierna volgende personen : 1° de begunstigde;2° de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde;3° de betalingsdienstaanbieder van de betaler. Een exemplaar dient overhandigd te worden aan de betaler. § 2. Ongeacht of de lastgeving bedoeld in § 1, eerste lid, al dan niet is opgenomen in hetzelfde instrumentum van de hoofdverbintenis waarvan zij uitvoering waarborgt, beantwoordt de lastgeving minstens aan de volgende voorwaarden : 1° een uitdrukkelijke instemming van de betaler;2° de te geven volmacht moet uitdrukkelijk verwijzen naar de onderliggende overeenkomst die op haar beurt de draagwijdte van de gedomicilieerde schuldvorderingen bepaalt met betrekking tot de aard, de vervaltermijn en zo mogelijk het juiste bedrag. De domiciliëring kan slechts rechtgeldig tot stand komen indien de betaler voorafgaand in kennis werd gesteld van de onderliggende overeenkomst. § 3. Onverminderd de toepassing van artikel VII. 37, § 3, indien het juiste bedrag of de datum van debitering niet bepaald is bij het sluiten van de domiciliëring, geeft de begunstigde hiervan kennis aan de betaler op de overeengekomen datum binnen een redelijke termijn voorafgaand aan het initiëren van iedere betalingstransactie. § 4. Een domiciliëring en de hiermee verbonden lastgeving kan door elke partij ten allen tijde rechtsgeldig worden opgezegd, door de kennisgeving aan de medecontractant/tegenpartij.
De opzegging van de domiciliëring door de betaler is rechtsgeldig, en tegenstelbaar aan al zijn lasthebbers, wanneer de betaler hiervan kennis geeft hetzij aan zijn schuldeiser, hetzij aan zijn betalingsdienstaanbieder indien dit laatste uitdrukkelijk werd overeengekomen.
Art. VII. 29. § 1. Wanneer voor het verlenen van de instemming van een specifiek betaalinstrument gebruik wordt gemaakt, kunnen de betaler en zijn betalingsdienstaanbieder uitgavenlimieten overeenkomen voor betalingsdiensten die met dat betaalinstrument zijn verricht. § 2. Indien zulks in het raamcontract is overeengekomen, kan de betalingsdienstaanbieder zich het recht voorbehouden een betaalinstrument te blokkeren om objectief gerechtvaardigde redenen die verband houden met de veiligheid van het betaalinstrument, het vermoeden van niet-toegestaan of bedrieglijk gebruik van het betaalinstrument of, in geval van een betaalinstrument met een kredietovereenkomst, het aanzienlijk toegenomen risico dat de betaler niet in staat is zijn betalingsplicht na te komen.
In die gevallen informeert de betalingsdienstaanbieder de betaler op de overeengekomen wijze, onverminderd de toepassing van artikel VII. 98, § 2, van de blokkering van het betaalinstrument en van de redenen daarvoor, indien mogelijk voordat het betaalinstrument wordt geblokkeerd, en ten laatste onmiddellijk daarna.
De informatieverstrekking, bedoeld in het voorgaande lid, is niet vereist wanneer dit objectief gerechtvaardigde veiligheidsoverwegingen zou doorkruisen of verboden is krachtens andere toepasselijke wetgeving.
De betalingsdienstaanbieder deblokkeert het betaalinstrument of vervangt dit door een nieuw betaalinstrument zodra de redenen voor de blokkering niet langer bestaan. Afdeling 2. - Verplichtingen met betrekking tot betaalinstrumenten
Art. VII. 30. § 1. De betalingsdienstgebruiker die gemachtigd is om een betaalinstrument te gebruiken, voldoet aan de volgende verplichtingen : 1° hij gebruikt het betaalinstrument overeenkomstig de voorwaarden die op de uitgifte en het gebruik van het betaalinstrument van toepassing zijn;2° hij stelt de betalingsdienstaanbieder, of de door laatstgenoemde aangeduide entiteit, onverwijld in kennis wanneer hij zich rekenschap geeft van het verlies, de diefstal of onrechtmatig gebruik van het betaalinstrument of van het niet-toegestane gebruik ervan. § 2. Voor de toepassing van § 1, 1°, neemt de betalingsdienstgebruiker, zodra hij een betaalinstrument ontvangt, alle redelijke maatregelen om de veiligheid van het betaalinstrument en de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken ervan te waarborgen.
Art. VII. 31. De betalingsdienstaanbieder die het betaalinstrument uitgeeft, voldoet aan de volgende verplichtingen : 1° hij zorgt ervoor dat de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken van een betaalinstrument niet toegankelijk zijn voor andere partijen dan de betalingsdienstgebruiker die gerechtigd is het betaalinstrument te gebruiken, onverminderd de verplichtingen van de betalingsdienstgebruiker bedoeld in artikel VII.30; 2° hij zendt niet ongevraagd een betaalinstrument toe, tenzij een betaalinstrument dat reeds aan de betalingsdienstgebruiker verstrekt is, moet worden vervangen;3° hij zorgt ervoor dat er te allen tijde passende middelen beschikbaar zijn om de betalingsdienstgebruiker in staat te stellen een kennisgeving bedoeld in artikel VII.30, § 1, 2°, te verrichten of om deblokkering te verzoeken op grond van artikel VII. 29, § 2, laatste lid, de betalingsdienstaanbieder verstrekt de betalingsdienstgebruiker desgevraagd de middelen waarmee laatstgenoemde kan bewijzen, tot achttien maanden na de kennisgeving, dat hij een dergelijke kennisgeving heeft gedaan; 4° hij belet dat het betaalinstrument nog kan worden gebruikt zodra de kennisgeving overeenkomstig artikel VII.30, § 1, 2°, is verricht; 5° hij draagt het risico van het zenden van een betaalinstrument aan de betaler of het zenden van elk middel dat het gebruik ervan toelaat, in het bijzonder de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken. Art. VII. 32. De betalingsdienstaanbieder dient een interne registratie bij te houden van de betalingstransacties, gedurende een periode van ten minste vijf jaar te rekenen vanaf de uitvoering van de transacties.
Deze bepaling doet geen afbreuk aan andere wettelijke bepalingen inzake het leveren van bewijsstukken. Afdeling 3. - Kennisgeving en betwisting in geval van niet-toegestane
of niet correct uitgevoerde betalingstransacties Art. VII. 33. De betalingsdienstgebruiker die zich rekenschap geeft van ofwel een niet-toegestane betalingstransactie, ofwel een niet correct uitgevoerde betalingstransactie, welke aanleiding geeft tot een vordering, met inbegrip van een vordering bedoeld in de artikelen VII. 49 tot VII. 51, verkrijgt alleen rechtzetting van zijn betalingsdienstaanbieder indien hij hem onverwijld en uiterlijk dertien maanden na de valutadatum van de debitering of creditering, kennis geeft van de bewuste transactie, tenzij de betalingsdienstaanbieder, desgevallend, de informatie betreffende die betalingstransactie niet overeenkomstig de artikelen VII. 4 tot VII. 26 van dit boek heeft verstrekt of ter beschikking heeft gesteld.
Art. VII. 34. § 1. Wanneer een betalingsdienstgebruiker ontkent dat hij een uitgevoerde betalingstransactie heeft toegestaan of aanvoert dat de betalingstransactie niet correct is uitgevoerd, is zijn betalingsdienstaanbieder gehouden het bewijs te leveren dat de betalingstransactie geauthentiseerd is, juist geregistreerd en geboekt is en niet door een technische storing of enig ander falen is beïnvloed. § 2. Wanneer een betalingsdienstgebruiker ontkent dat hij een uitgevoerde betalingstransactie heeft toegestaan, vormt het feit dat het gebruik van een betaalinstrument door de betalingsdienstaanbieder is geregistreerd op zichzelf niet noodzakelijkerwijze afdoende bewijs dat de betalingstransactie door de betaler is toegestaan of dat de betaler bedrieglijk heeft gehandeld of opzettelijk of met grove nalatigheid een of meer van zijn verplichtingen uit hoofde van artikel VII. 30 niet is nagekomen. § 3. De Koning kan de regels opleggen waaraan het bewijs inzake de authentificatie, de registratie en het boeken van de betwiste betalingstransactie, moet voldoen. Hij kan een onderscheid maken in functie van de aard van de betalingstransactie en het betaalinstrument dat werd gebruikt voor het initiëren van een betalingsopdracht. De Koning kan eveneens de sancties bepalen die van toepassing zijn bij niet-naleving van de aldus opgelegde regels. Afdeling 4. - Aansprakelijkheid in geval van niet-toegestane
betalingstransacties Art. VII. 35. Onverminderd de toepassing van artikel VII. 33 dient de betalingsdienstaanbieder van de betaler, in geval van een niet-toegestane betalingstransactie, na een prima facie onderzoek met betrekking tot bedrog in hoofde van de betaler, de betaler onmiddellijk het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terug te betalen en, in voorkomend geval, de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, te herstellen in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de niet-toegestane betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden, desgevallend vermeerderd met de rente op dat bedrag.
Bovendien dient de betalingsdienstaanbieder van de betaler de eventueel verdere financiële gevolgen, in het bijzonder het bedrag van de door de betalingsdienstgebruiker gedragen kosten ter bepaling van de te vergoeden schade, te vergoeden.
Art. VII. 36. § 1. In afwijking van artikel VII. 35 draagt de betaler tot aan de kennisgeving verricht overeenkomstig artikel VII. 30, § 1, 2°, het verlies tot een bedrag van ten hoogste 150 euro met betrekking tot niet-toegestane betalingstransacties dat voortvloeit uit het gebruik van een verloren of gestolen betaalinstrument of, indien de betaler heeft nagelaten de veiligheid van de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken ervan te waarborgen, uit onrechtmatig gebruik van een betaalinstrument.
De betaler draagt alle verliezen die uit niet-toegestane betalingstransacties voortvloeien, indien deze zich hebben voorgedaan doordat hij hetzij bedrieglijk heeft gehandeld, hetzij opzettelijk of met grove nalatigheid een of meer verplichtingen uit hoofde van artikel VII. 30 niet is nagekomen. In dergelijke gevallen is het in het eerste lid bedoelde maximumbedrag niet van toepassing.
Wanneer de betaler niet bedrieglijk heeft gehandeld of opzettelijk zijn verplichtingen uit hoofde van artikel VII. 30 heeft verzaakt, draagt hij, in afwijking van de voorgaande leden, geen enkel verlies, in volgende gevallen : 1° indien het betaalinstrument werd gebruikt zonder fysieke voorlegging en zonder elektronische identificatie;2° indien het betaalinstrument werd nagemaakt door een derde of onrechtmatig werd gebruikt voor zover de betaler op het moment van de betwiste transactie in het bezit was van het betaalinstrument. § 2. Na de kennisgeving overeenkomstig artikel VII. 30 § 1, 2°, heeft het gebruik van het verloren, gestolen of wederrechtelijk toegeëigende betaalinstrument geen financiële gevolgen voor de betaler, tenzij de betalingsdienstaanbieder bewijst dat de betaler bedrieglijk heeft gehandeld. § 3. De bewijslast inzake bedrog, opzet of grove nalatigheid komt aan de betalingsdienstaanbieder toe.
Worden onder andere beschouwd als grove nalatigheid zoals bedoeld in § 1, het feit, vanwege de betaler, zijn gepersonaliseerde veiligheidskenmerken, zoals een identificatienummer of enige andere code in een gemakkelijk herkenbare vorm te noteren, en met name op het betaalinstrument, of op een voorwerp of een document dat de betaler bij het instrument bewaart of met dat instrument bij zich draagt, alsook het feit van de betalingsdienstaanbieder, of de door laatstgenoemde aangeduide entiteit, niet onverwijld in kennis te hebben gesteld van het verlies of de diefstal.
Wat de beoordeling van de nalatigheid betreft, houdt de rechter rekening met het geheel van de feitelijke omstandigheden. Het produceren door de betalingsdienstaanbieder van de registraties bedoeld in artikel VII. 34, en het gebruik van het betaalmiddel met de code die enkel door de betalingsdienstgebruiker is gekend, vormen geen voldoende vermoeden van nalatigheid vanwege deze laatste. Afdeling 5. - Terugbetaling van door of via een begunstigde
geïnitieerde betalingstransactie Art. VII. 37. § 1. De betalingsdienstaanbieder van de betaler dient een toegestane, door of via een begunstigde geïnitieerde, betalingstransactie die reeds is uitgevoerd, terug te betalen aan de betaler, indien de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° toen de transactie werd toegestaan, werd het precieze bedrag van de betalingstransactie niet gespecificeerd, en 2° het bedrag van de betalingstransactie ligt hoger dan de betaler, op grond van zijn eerdere uitgavenpatroon, de voorwaarden van zijn raamcontract en relevante aspecten van de zaak, redelijkerwijs had kunnen verwachten. De betaler verstrekt de betalingsdienstaanbieder op diens verzoek de feitelijke elementen omtrent die voorwaarden.
De terugbetaling bestaat uit het volledige bedrag van de uitgevoerde betalingstransactie.
Voor domiciliëringen kunnen de betaler en zijn betalingsdienstaanbieder in het raamcontract overeenkomen dat de betaler ook recht heeft op een terugbetaling door zijn betalingsdienstaanbieder als de in het eerste lid vermelde voorwaarden voor terugbetaling niet vervuld zijn. § 2. Voor de toepassing van § 1, eerste lid, 2°, kan de betaler evenwel geen met een valutawissel verband houdende redenen aanvoeren indien de referentiewisselkoers is toegepast die hij overeenkomstig artikelen VII. 8, § 1, 4° en VII. 13, 3°, b), met zijn betalingsdienstaanbieder is overeengekomen. § 3. In het raamcontract tussen de betaler en de betalingsdienstaanbieder kan worden overeengekomen dat de betaler geen recht heeft op terugbetaling op voorwaarde dat : 1° hij zijn instemming met de uitvoering van de betalingstransactie of een reeks betalingstransacties rechtstreeks aan zijn betalingsdienstaanbieder heeft gericht, én 2° er voorafgaande informatie betreffende de toekomstige betalingstransactie gedurende ten minste vier weken voor de vervaldag op een overeengekomen wijze door de betalingsdienstaanbieder of door de begunstigde aan de betaler was verstrekt of ter beschikking was gesteld. Art. VII. 38. § 1. De betaler kan gedurende een periode van acht weken na de datum waarop de geldmiddelen zijn gedebiteerd, de in artikel VII. 37 bedoelde terugbetaling van een toegestane, door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransactie verzoeken. § 2. Binnen de tien werkdagen na ontvangst van een verzoek om terugbetaling betaalt de betalingsdienstaanbieder het volledige bedrag van de betalingstransactie terug, of motiveert hij waarom hij weigert tot terugbetaling over te gaan, met opgave van de instanties waarbij de betaler de zaak overeenkomstig de bepalingen van boek XV en artikel VII. 216 aanhangig kan maken indien hij de aangevoerde motivering niet aanvaardt.
Het in het eerste lid bedoelde recht van de betalingsdienstaanbieder om de terugbetaling te weigeren, is niet van toepassing in het geval bedoeld in artikel VII. 37, § 1, laatste lid. HOOFDSTUK 6. - Uitvoeren van betalingstransacties Afdeling 1. - Betalingsopdrachten en overgemaakte bedragen
Art. VII. 39. § 1. Het tijdstip van ontvangst van de betalingsopdracht is het tijdstip waarop de rechtstreeks door de betaler of onrechtstreeks door of via een begunstigde gegeven betalingsopdracht door de betalingsdienstaanbieder van de betaler wordt ontvangen.
Indien het tijdstip van ontvangst voor de betalingsdienstaanbieder niet op een werkdag valt, wordt de ontvangen betalingsopdracht geacht op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen.
De betalingsdienstaanbieder kan een uiterste tijdstip aan het einde van een werkdag vaststellen, na welk tijdstip een ontvangen betalingsopdracht geacht wordt op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen. § 2. Indien de betalingsdienstgebruiker die een betalingsopdracht initieert, en zijn betalingsdienstaanbieder overeenkomen dat de uitvoering van de betalingsopdracht aanvangt hetzij op een specifieke datum, hetzij aan het einde van een bepaalde termijn, hetzij op de dag waarop de betaler geldmiddelen ter beschikking van zijn betalingsdienstgebruiker heeft gesteld, wordt het tijdstip van ontvangst van de opdracht voor de toepassing van artikel VII. 44 geacht op de overeengekomen dag te vallen. Indien de overeengekomen dag geen werkdag is voor de betalingsdienstaanbieder, wordt de ontvangen betalingsopdracht geacht op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen.
Art. VII. 40. § 1. Wanneer de betalingsdienstaanbieder weigert een betalingsopdracht uit te voeren, wordt de betalingsdienstgebruiker in kennis gesteld van deze weigering en, indien mogelijk, van de redenen daarvoor en van de procedure voor de correctie van eventuele feitelijke onjuistheden die tot de weigering hebben geleid, onverminderd de toepassing van artikel 12 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme of andere toepasselijke wetgeving die dit verbiedt.
De betalingsdienstaanbieder verstrekt zo spoedig mogelijk de kennisgeving of stelt deze ter beschikking op de overeengekomen wijze, en in elk geval binnen de termijnen bedoeld in artikel VII. 44.
In het raamcontract kan de voorwaarde worden gesteld dat de betalingsdienstaanbieder voor die kennisgeving kosten mag aanrekenen indien de weigering objectief gerechtvaardigd is. § 2. Indien alle in het raamcontract van de betaler gestelde voorwaarden vervuld zijn, weigert de betalingsdienstaanbieder van de betaler niet een toegestane betalingsopdracht uit te voeren, ongeacht of de betalingsopdracht door een betaler dan wel door een begunstigde is geïnitieerd, onverminderd de toepassing van artikel 12 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme of andere toepasselijke wetgeving die dit verbiedt. § 3. Voor de toepassing van de artikelen VII. 44, VII. 49 en VII. 50 wordt een betalingsopdracht waarvan de uitvoering is geweigerd, geacht niet ontvangen te zijn.
Art. VII. 41. De betalingsdienstgebruiker kan een betalingsopdracht niet meer herroepen zodra de betalingsdienstaanbieder van de betaler die heeft ontvangen, tenzij anders is bepaald in dit artikel.
Wanneer de betalingstransactie door of via de begunstigde is geïnitieerd, kan de betaler de betalingsopdracht niet herroepen nadat hij de betalingsopdracht of zijn instemming met de uitvoering van de betalingstransactie aan de begunstigde heeft verstrekt.
In het geval van een domiciliëring en onverminderd de rechten inzake terugbetaling kan de betaler de betalingsopdracht evenwel herroepen, ten laatste aan het einde van de werkdag die voorafgaat aan de overeengekomen dag waarop de betaalrekening wordt gedebiteerd.
In het in artikel VII. 39, § 2, bedoelde geval kan de betalingsdienstgebruiker een betalingsopdracht herroepen tot uiterlijk het einde van de werkdag die aan de overeengekomen dag voorafgaat.
Na het verstrijken van de in het eerste tot vierde lid bedoelde termijnen kan de betalingsopdracht alleen worden herroepen indien zulks tussen de betalingsdienstgebruiker en zijn betalingsdienstaanbieder is overeengekomen. In het in tweede en derde lid bedoelde geval is ook het akkoord van de begunstigde vereist.
Indien zulks in het raamcontract is overeengekomen, mag de betalingsdienstaanbieder voor de uitoefening van dit bijkomend herroepingsrecht kosten aanrekenen.
Art. VII. 42. De betalingsdienstaanbieder van de betaler, de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde en eventuele tussenpersonen van de betalingsdienstaanbieders maken het volledige bedrag van de betalingstransactie over en houden op het overgemaakte bedrag geen kosten in.
De begunstigde en zijn betalingsdienstaanbieder kunnen evenwel overeenkomen dat de betalingsdienstaanbieder zijn kosten op het overgemaakte bedrag inhoudt voordat hij de begunstigde daarmee crediteert. In dat geval worden het volledige bedrag van de betalingstransactie en de kosten afzonderlijk vermeld in de informatie die aan de begunstigde wordt verstrekt.
Indien andere kosten dan die bedoeld in het tweede lid op het overgemaakte bedrag worden ingehouden, zorgt de betalingsdienstaanbieder van de betaler ervoor dat de begunstigde het volledige bedrag van de door de betaler geïnitieerde betalingstransactie ontvangt. Wanneer de betalingstransactie door de begunstigde wordt geïnitieerd, zorgt diens betalingsdienstaanbieder ervoor dat het volledige bedrag van de betalingstransactie door de begunstigde wordt ontvangen. Afdeling 2. - Uitvoeringstermijn en valutadatum
Art. VII. 43. Deze afdeling is van toepassing op 1° betalingstransacties in euro;2° betalingstransacties met slechts één valutawissel tussen de euro en de valuta van een lidstaat die de euro niet als munt heeft, mits de vereiste valutawissel wordt uitgevoerd in de betrokken lidstaat waar de euro niet de munteenheid is en, bij grensoverschrijdende betalingstransacties, de overmaking in euro geschiedt. § 2. Deze afdeling is van toepassing op andere betalingstransacties, tenzij tussen de betalingsdienstgebruiker en zijn betalingsdienstaanbieder anders overeengekomen is, met uitzondering van artikel VII. 47, waarvan partijen niet kunnen afwijken.
Indien de betalingsdienstgebruiker en zijn betalingsdienstaanbieder een periode overeenkomen die langer is dan in artikel VII. 44 is bepaald, mag die periode voor betalingstransacties binnen de EER niet langer zijn dan vier werkdagen na het tijdstip van ontvangst overeenkomstig artikel VII. 39.
Art. VII. 44. § 1. De betalingsdienstaanbieder van de betaler zorgt er voor dat de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde uiterlijk aan het einde van de eerstvolgende werkdag na het tijdstip van ontvangst overeenkomstig artikel VII. 39 voor het bedrag van de betalingstransactie wordt gecrediteerd. Deze termijn kan voor betalingstransacties die op papier worden geïnitieerd, met een bijkomende werkdag worden verlengd.
Voor de uitvoering van elektronisch geïnitieerde binnenlandse betalingstransacties tussen twee betaalrekeningen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler en van de begunstigde dezelfde persoon is, wordt de termijn bedoeld in het vorige lid, herleid tot het einde van dezelfde werkdag van het moment van de ontvangst overeenkomstig artikel VII. 39. § 2. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde valuteert het bedrag van de betalingstransactie en stelt het beschikbaar op de betaalrekening van de begunstigde zodra de betalingsdienstaanbieder het geld ontvangen heeft overeenkomstig artikel VII. 47. § 3. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde maakt een door of via de begunstigde geïnitieerde betalingsopdracht over aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler binnen de tussen de begunstigde en zijn betalingsdienstaanbieder overeengekomen termijnen, zodat de afwikkeling van de domiciliëring op de overeengekomen vervaldatum kan plaatsvinden.
Art. VII. 45. Wanneer de begunstigde geen betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder heeft, worden de geldmiddelen door de betalingsdienstaanbieder die de geldmiddelen ten behoeve van de begunstigde ontvangt, aan de begunstigde ter beschikking gesteld binnen de in artikel VII. 44 bepaalde termijn.
Art. VII. 46. Wanneer een consument contanten op een betaalrekening bij deze betalingsdienstaanbieder deponeert in de valuta van die betaalrekening, zorgt die betalingsdienstaanbieder ervoor dat het bedrag onmiddellijk na het tijdstip van ontvangst van de geldmiddelen beschikbaar wordt gesteld en wordt gevaluteerd.
Wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is, wordt het bedrag uiterlijk op de eerstvolgende werkdag na de ontvangst van de geldmiddelen op de betaalrekening van de begunstigde beschikbaar gesteld en gevaluteerd.
Art. VII. 47. § 1. De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de begunstigde valt uiterlijk op de werkdag waarop het bedrag van de betalingstransactie op de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde wordt gecrediteerd.
De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde zorgt ervoor dat het bedrag van de betalingstransactie ter beschikking van de begunstigde komt onmiddellijk nadat het bedrag op de rekening van de betalingsdienst-aanbieder van de begunstigde is gecrediteerd. § 2. De valutadatum van de debitering van de betaalrekening van de betaler valt niet vroeger dan het tijdstip waarop het bedrag van de betalingstransactie van die rekening is gedebiteerd. Afdeling 3. - Aansprakelijkheid in geval van onjuiste unieke
identificator, niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering Art. VII. 48. § 1. Een betalingsopdracht uitgevoerd in overeenstemming met de unieke identificator, wordt geacht correct te zijn uitgevoerd wat betreft de in de unieke identificator gespecificeerde begunstigde.
De betalingsdienstaanbieder gaat niettemin na, voor zover zulks technisch en zonder manuele tussenkomst mogelijk is, of de unieke identificator coherent is. Indien niet, weigert hij de betalingsopdracht uit te voeren en licht hij de betalingsdienstgebruiker die de identificator heeft verstrekt hierover in. § 2. Indien de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker is verstrekt, onjuist is, is de betalingsdienstaanbieder uit hoofde van artikelen VII.49 en VII 50 niet aansprakelijk voor de niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van de betalingstransactie voor zover hij de controle bedoeld in § 1 heeft uitgevoerd.
De betalingsdienstaanbieder van de betaler levert evenwel redelijke inspanningen om de met de betalingstransactie gemoeide geldmiddelen terug te verkrijgen.
Indien zulks in het raamcontract is overeengekomen, mag de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker voor het terugverkrijgen kosten aanrekenen. § 3. Indien de betalingsdienstgebruiker aanvullende informatie verstrekt naast de informatie die krachtens de artikelen VII. 8, § 1, 1° of VII.13, 2°, b), vereist is, is de betalingsdienstaanbieder alleen aansprakelijk voor de uitvoering van betalingstransacties overeenkomstig de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker is verstrekt.
Art. VII. 49. § 1. Wanneer een betalingsopdracht door de betaler wordt geïnitieerd, is zijn betalingsdienstaanbieder, onverminderd de toepassing van de artikelen VII. 33, VII. 48, §§ 2 en 3, en VII. 53, jegens de betaler aansprakelijk voor de juiste uitvoering van de betalingstransactie.
In afwijking van het eerste lid is de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk jegens de begunstigde voor de juiste uitvoering van de betalingstransactie in geval de betalingsdienstaanbieder van de betaler tegenover de betaler en, voor zover relevant, tegenover de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, kan bewijzen dat de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde het bedrag van de betalingstransactie heeft ontvangen overeenkomstig artikel VII. 44. § 2. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk is uit hoofde van § 1, betaalt hij de betaler onverwijld het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie terug en herstelt hij, in voorkomend geval, de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden.
Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van § 1, stelt hij onmiddellijk het bedrag van de betalingstransactie ter beschikking van de begunstigde en crediteert hij, voor zover van toepassing, de betaalrekening van de begunstigde met het overeenkomstige bedrag. § 3. Wanneer een betalingstransactie niet of gebrekkig is uitgevoerd en de betalingsopdracht door de betaler was geïnitieerd, tracht de betalingsdienstaanbieder van de betaler, ongeacht de aansprakelijkheid uit hoofde van dit artikel, op vraag van de betaler, onmiddellijk de betalingstransactie te traceren en stelt hij de betaler op de hoogte van de resultaten daarvan.
Art. VII. 50. § 1. Wanneer een betalingsopdracht door of via de begunstigde wordt geïnitieerd, is de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, onverminderd de artikelen VII. 33, VII. 48, §§ 2 en 3, en VII. 53, aansprakelijk jegens de begunstigde voor de juiste verzending van de betalingsopdracht aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler, overeenkomstig artikel VII. 44, § 3.
Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van het vorige lid, geeft hij de betrokken betalingsopdracht onmiddellijk door aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler. § 2. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde is, onverminderd de toepassing van de artikelen VII. 33, VII. 48, §§ 2 en 3, en VII. 53, aansprakelijk jegens de begunstigde voor het behandelen van de geldtransactie overeenkomstig zijn verplichtingen krachtens artikel VII. 47.
Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van het vorige lid, zorgt hij ervoor dat het bedrag van de betalingstransactie onmiddellijk ter beschikking van de begunstigde wordt gesteld zodra de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde met het overeenkomstige bedrag is gecrediteerd. § 3. Bij een niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie waarvoor de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde niet aansprakelijk is uit hoofde van de §§ 1 en 2 van dit artikel, is de betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk jegens de betaler.
Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk is uit hoofde van het vorige lid, betaalt hij, in voorkomend geval, de betaler onverwijld het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie terug en herstelt hij onverwijld de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden. § 4. Wanneer een betalingstransactie niet of gebrekkig is uitgevoerd en de betalingsopdracht door of via de begunstigde was geïnitieerd, tracht de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, ongeacht de aansprakelijkheid uit hoofde van dit artikel, desgevraagd onmiddellijk de betalingstransactie te traceren en stelt hij de begunstigde op de hoogte van de resultaten daarvan.
Art. VII. 51. Betalingsdienstaanbieders zijn aansprakelijk jegens hun respectieve betalingsdienstgebruikers voor de kosten waarvoor zij verantwoordelijk zijn en de interesten die de betalingsdienstgebruiker worden aangerekend wegens niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van de betalingstransactie.
De betalingsdienstgebruiker heeft ook recht op aanvullende vergoedingen voor eventuele verdere financiële gevolgen naast die waarin deze afdeling voorziet.
Art. VII. 52. Wanneer de aansprakelijkheid van een betalingsdienstaanbieder uit hoofde van de artikelen VII. 49 tot VII. 50 kan worden toegerekend aan een andere betalingsdienstaanbieder of een tussenpersoon, vergoedt die betalingsdienstaanbieder of die tussenpersoon eerstgenoemde betalingsdienstaanbieder voor alle verliezen die zijn opgelopen en/of de bedragen die zijn betaald uit hoofde van de artikelen VII. 49 tot VII. 50.
Aanvullende financiële vergoeding kan worden vastgesteld conform tussen de betalingsdienstaanbieders en/of tussenpersonen gesloten overeenkomsten en het recht dat van toepassing is op de tussen hen gesloten overeenkomst.
Art. VII. 53. De aansprakelijkheid bedoeld in de artikelen VII.27 tot VII.52, geldt niet in geval van overmacht, noch wanneer een betalingsdienstaanbieder uit hoofde van nationale of Europese gemeenschapswetgeving andere wettelijke verplichtingen heeft. HOOFDSTUK 7. - Bepalingen die gelden voor alle betalingstransacties bedoeld in de hoofdstukken 5 en 6 Art. VII. 54. Wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is, kunnen partijen overeenkomen dat de artikelen VII. 27, § 3, VII. 28, VII. 34, VII. 36 tot VII. 38, VII. 41, VII. 49 tot VII. 51, en VII. 55, § 1, in het geheel of ten dele niet van toepassing zijn. Partijen kunnen ook een andere termijn overeenkomen dan die welke is bepaald in artikel VII. 33.
Art. VII. 55. § 1. De betalingsdienstaanbieder mag uit hoofde van de artikelen VII. 27 tot VII. 53 en behoudens andersluidende bepaling, de betalingsdienstgebruiker geen kosten aanrekenen voor het vervullen van zijn verplichtingen.
In afwijking van de voorgaande leden, kan de betalingsdienstaanbieder kosten aanrekenen in de gevallen bedoeld in de artikelen VII. 40, § 1, VII. 41, vijfde lid, of VII. 48, § 2, voor zover dit in het raamcontract werd overeengekomen tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder en in de mate dat de aan te rekenen kosten passend zijn en in overeenstemming met de kosten die de betalingsdienstaanbieder feitelijk gemaakt heeft. § 2. Wanneer met een betalingstransactie geen valutawissel gemoeid is, betalen de betaler en de begunstigde elk voor zich de door hun respectieve betalingsdienstaanbieder in rekening gebrachte kosten. § 3. De betalingsdienstaanbieder belet niet dat de begunstigde van de betaler een vergoeding vraagt of een korting aanbiedt voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument.
Deze vergoeding mag niet hoger zijn dan de werkelijke kosten voor de begunstigde als gevolg van het gebruik van dit betaalinstrument.
In afwijking van het eerste lid, kan de Koning, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, rekening houdend met de noodzaak om de mededinging en het gebruik van efficiënte betaalinstrumenten aan te moedigen, de begunstigde het recht ontzeggen of inperken om een vergoeding te vragen voor het verrichten van betalingstransacties met behulp van een betaalinstrument.
De Koning kan ook, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, maxima bepalen voor de vergoedingen, ongeacht de benaming of de vorm, die door de betalingsdienstaanbieder aan de begunstigde worden aangerekend voor de terbeschikkingstelling van uitrusting die het verstrekken van betalingsdiensten verbonden met een betaalinstrument vergemakkelijken.
Art. VII. 56. § 1. In geval van betaalinstrumenten die overeenkomstig het raamcontract ofwel uitsluitend worden gebruikt voor afzonderlijke betalingstransacties van maximaal 30 euro ofwel een uitgavenlimiet van 150 euro hebben of waarop maximaal een bedrag van 150 euro tegelijk kan worden opgeslagen, kunnen betalingsdienstaanbieders met hun betalingsdienstgebruikers overeenkomen dat : 1° artikelen VII.30, § 1, 2°, VII. 31, 3° en 4°, en VII. 36, § 2, niet van toepassing zijn als het betaalinstrument niet kan worden geblokkeerd of verder gebruik ervan niet kan worden voorkomen; 2° artikelen VII.34, VII. 35, en VII. 36, § 1, eerste en tweede lid, niet van toepassing zijn als het betaalinstrument anoniem wordt gebruikt of de betalingsdienstaanbieder om andere redenen inherent aan het betaalinstrument niet het bewijs kan leveren dat de betalingstransactie is toegestaan; 3° in afwijking van artikel VII.40, § 1, de betalingsdienstaanbieder niet verplicht is de betalingsdienstgebruiker in kennis te stellen van de weigering van een betalingsopdracht als uit de context duidelijk blijkt dat de opdracht niet is uitgevoerd; 4° in afwijking van artikel VII.41 de betaler de betalingsopdracht niet kan herroepen nadat hij de betalingsopdracht heeft overgemaakt of de begunstigde heeft ingestemd met de uitvoering van de betalingstransactie; 5° in afwijking van de artikelen VII.44 en VII. 45, andere uitvoeringstermijnen worden toegepast. § 2. Voor binnenlandse betalingstransacties kan de Koning, bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in § 1, eerste lid, genoemde bedragen verlagen of verdubbelen, en voor voorafbetaalde betaalinstrumenten verhogen tot 500 euro. § 3. De artikelen VII. 35 en VII. 36 zijn ook van toepassing op elektronisch geld, tenzij de betalingsdienstaanbieder van de betaler niet de mogelijkheid heeft de betaalrekening of het betaalinstrument te blokkeren en het instrument voldoet aan de gebruiksvoorwaarden zoals bedoeld in de inleidende bepaling van § 1. HOOFDSTUK 8. - Basisbankdienst Art. VII. 57. § 1. De basisbankdienst is een betalingsdienst die bestaat uit de diensten bedoeld in artikel I. 9, 1°, a) tot c), met uitzondering van iedere uitgestelde betalingsverrichting aan de hand van een betaalinstrument, en de boeking van cheques.
De mogelijkheid om contanten op een betaalrekening te plaatsen of op te nemen geldt enkel in België.
De Koning kan de lijst van deze diensten wijzigen en aanvullen. § 2. Iedere kredietinstelling moet de basisbankdienst aanbieden. Elke consument heeft recht op de basisbankdienst.
De toegang tot een basisbankdienst mag niet afhankelijk worden gesteld van het sluiten van een overeenkomst betreffende een nevendienst. § 3. De maximale prijs voor de basisbankdienst mag het bedrag van 12 euro per jaar niet overschrijden.
De Koning bepaalt het aantal verrichtingen dat vervat is in deze prijs. Hij kan dit tarief aanpassen. § 4. Ingeval het toegestane aantal verrichtingen wordt overschreden, mag de kredietinstelling die verrichtingen tegen het gewone tarief aanrekenen.
De Koning kan een maximale prijs per verrichting vaststellen. § 5. De kredietinstelling mag noch uitdrukkelijk noch stilzwijgend een kredietopening aanbieden of toestaan verbonden met een basisbankdienst .
Een betalingstransactie uitgevoerd in het raam van een basisbankdienst kan niet worden uitgevoerd wanneer deze leidt tot een debetstand.
Art. VII. 58. De consument die een basisbankdienst aanvraagt, mag niet reeds beschikken over een basisbankdienst, een andere betaalrekening of een rekening waarvan het jaarlijkse gemiddelde gecumuleerde creditsaldo hoger is dan 6.000 euro.
Voor de bepaling van dit maximumbedrag worden de waarborgen bedoeld bij artikel 10 van het Burgerlijk Wetboek, Boek III, Titel VIII, Hoofdstuk II, Afdeling 2, niet in rekening gebracht.
De Koning kan dit bedrag wijzigen.
Art. VII. 59. § 1. De aanvraag tot opening van een basisbankdienst dient schriftelijk te geschieden door middel van een formulier dat ter beschikking wordt gesteld door de kredietinstelling Het aanvraagformulier bevat een verklaring waarin de consument bevestigt niet reeds te beschikken over een basisbankdienst of een betaalrekening.
De Koning kan de vermeldingen bepalen die op het aanvraagformulier moeten voorkomen. § 2. De kredietinstelling mag een aanvraag weigeren of de basisbankdienst opzeggen in geval van oplichting, misbruik van vertrouwen, bedrieglijke bankbreuk, valsheid in geschrifte, witwassen van geld of financieren van terrorisme door de consument, en niet-naleving van artikel VII. 58, eerste tot derde lid.
De beschikking van toelaatbaarheid van een verzoek tot collectieve schuldenregeling kan geen reden zijn om een betaalrekening te weigeren of op te zeggen.
De beslissing tot weigering of opzegging dient op het aanvraagformulier te worden aangebracht met inbegrip van de gronden en de rechtvaardiging van de beslissing. In dit formulier worden uitdrukkelijk de klachten- en buitengerechtelijke beroepsprocedures vermeld die voor de consument open staan, evenals de volledige naam, het adres en het telefoonnummer van het bevoegde orgaan, bedoeld in artikel VII. 59, § 3, eerste lid, ter betwisting van een weigering tot opening of een opzegging van deze basisbankdienst. De consument ontvangt in geval van weigering of opzegging gratis een afschrift van het aanvraagformulier.
Deze informatieverstrekking is niet vereist wanneer dit objectief gerechtvaardigde veiligheidsmaatregelen zou doorkruisen of verboden is krachtens andere toepasselijke wetgeving. § 3. Onverminderd de toepassing van § 2, laatste lid, brengt de kredietinstelling haar beslissing van weigering of opzegging onverwijld, schriftelijk en gratis ter kennis aan het orgaan dat bevoegd is om een klachten- en buitengerechtelijke beroepsprocedure te behandelen en, desgevallend, de schuldbemiddelaar.
Dit orgaan kan de beslissing van de kredietinstelling vernietigen of de tenlasteneming van de basis-bankdienstverlening door een andere kredietinstelling opleggen, volgens de voorwaarden die het bepaalt. § 4. De kredietinstelling zendt elk jaar aan het bevoegde orgaan, bedoeld in § 3, informatie over het aantal geopende rekeningen, het aantal weigeringen en opzeggingen alsook over de motivering ervan. De informatie over het afgelopen kalenderjaar wordt ten laatste op 31 januari van het daaropvolgend jaar overgezonden. HOOFDSTUK 9. - Uitgifte en terugbetaalbaarheid van elektronisch geld en verbod op rente Art. VII. 60. Uitgevers van elektronisch geld geven elektronisch geld uit tegen de nominale waarde, in ruil voor ontvangen geld.
Art. VII. 61. § 1. Uitgevers van elektronisch geld betalen de nominale monetaire waarde van het aangehouden elektronisch geld op elk ogenblik terug wanneer de houder van het elektronisch geld daarom verzoekt. § 2. De terugbetalingsvoorwaarden, met inbegrip van de eventuele vergoeding die hiermee samenhangt, worden duidelijk en opvallend vermeld in de overeenkomst tussen de uitgever van elektronisch geld en de houder van elektronisch geld, en de houder van het elektronisch geld wordt in kennis gesteld van deze voorwaarden voordat hij wordt gebonden door een overeenkomst of een aanbod. § 3. Voor terugbetaling kan er enkel een vergoeding in rekening worden gebracht indien dit in de overeenkomst is vermeld overeenkomstig § 2, en enkel in een van de volgende gevallen : 1° indien er om terugbetaling wordt gevraagd vóór de overeenkomst is beëindigd;2° indien de overeenkomst voorziet in een beëindigingsdatum en de houder van het elektronisch geld de overeenkomst vóór deze datum beëindigt, of 3° indien er meer dan een jaar na de beëindiging van de overeenkomst om terugbetaling wordt gevraagd. Dergelijke vergoeding staat in verhouding tot de werkelijke kosten die de uitgever van elektronisch geld heeft gemaakt.
De Koning kan de criteria vastleggen die toelaten de werkelijke kosten te bepalen die de uitgever van elektronisch geld in aanmerking kan nemen. § 4. Indien er om terugbetaling wordt gevraagd vóór de beëindiging van de overeenkomst, kan de houder van elektronisch geld verzoeken om de gedeeltelijke of volledige terugbetaling van het elektronisch geld. § 5. Wanneer de houder van het elektronisch geld om terugbetaling vraagt op de datum van beëindiging van de overeenkomst of binnen een termijn van een jaar na die datum : 1° wordt de volledige monetaire waarde van het aangehouden elektronisch geld terugbetaald, of 2° worden alle middelen terugbetaald waarom de houder van het elektronisch geld verzoekt, indien de instelling voor elektronisch geld een of meer activiteiten uitoefent conform artikel 77, § 1, van de wet van 21 december 2009 en het op voorhand niet geweten is welk deel van de middelen zal worden gebruikt als elektronisch geld. § 6. Niettegenstaande de §§ 3 tot 5, is het recht op terugbetaling van personen die elektronisch geld aanvaarden en die geen consumenten zijn, vastgelegd in een contractueel beding tussen de uitgevers van elektronisch geld en die personen.
Art. VII. 62. Uitgevers van elektronisch geld mogen geen rente of andere voordelen toekennen die samenhangen met de lengte van de periode gedurende dewelke een houder van elektronisch geld het elektronisch geld aanhoudt. HOOFDSTUK 1 0. - Gegevensbescherming Art. VII. 63. Onverminderd de toepassing van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, is de verwerking van persoonsgegevens door betalingssystemen en betalingsdienstaanbieders toegelaten wanneer dit noodzakelijk en relevant is voor de voorkoming van, het onderzoek naar en de opsporing van betalingsbedrog.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de verwerkingsmodaliteiten voor de in dit boek omschreven en gerechtvaardigde doeleinden nader bepalen.
TITEL 4. - Kredietovereenkomsten HOOFDSTUK 1. - Consumentenkrediet Afdeling 1. - Kredietpromotie
Onderafdeling 1. - Reclame Art. VII. 64. § 1. Alle reclame waarin een rentevoet of cijfers betreffende de kosten van het krediet voor de consument worden vermeld, bevat op een duidelijke, beknopte, opvallende en desgevallend hoorbare wijze aan de hand van een representatief voorbeeld de volgende standaardinformatie : 1° de debetrentevoet, vast en/of veranderlijk, alsook nadere informatie over eventuele kosten die in de totale kosten van het krediet voor de consument zijn opgenomen;2° het kredietbedrag;3° het jaarlijkse kostenpercentage;4° de duur van de kredietovereenkomst;5° in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een bepaald goed of een bepaalde dienst, de contante prijs en het bedrag van eventuele voorschotten, en 6° in voorkomend geval, het totale door de consument te betalen bedrag en het bedrag van de afbetalingstermijnen. De Koning bepaalt voor iedere reclame, wat ook de gebruikte drager is, de grootte van de lettertekens inzake informatie met betrekking tot de aard van de verrichting, haar duur, de vaste of veranderlijke aard van de debetrentevoet, het bedrag van de aflossingen, het jaarlijkse kostenpercentage, en, indien het om een promotiepercentage gaat, de periode gedurende de welke dit percentage wordt toegepast.
Het kredietbedrag is gebaseerd op het gemiddelde kredietbedrag dat, naargelang het soort van kredietovereenkomst waarvoor reclame wordt gemaakt, representatief is voor de aanbiedingen van de kredietgever of de kredietbemiddelaar. Indien er meerdere soorten van kredietovereenkomsten tegelijkertijd worden aangeboden dient er voor iedere soort kredietovereenkomst een afzonderlijk representatief voorbeeld te worden gegeven. § 2. Elke reclame met betrekking tot consumentenkrediet vermeldt de volgende boodschap : "Let op, geld lenen kost ook geld.".
De Koning bepaalt desgevallend, wat ook de gebruikte drager is, de grootte van de lettertekens van deze boodschap. § 3. Indien in verband met de kredietovereenkomst het sluiten van een contract voor een nevendienst, onder meer een verzekering, verplicht is om het krediet, in voorkomend geval op de geadverteerde voorwaarden, te verkrijgen, en de kosten van die dienst niet vooraf bepaald kunnen worden, moet de verplichting tot het sluiten van die overeenkomst ook op een duidelijke, beknopte, opvallende en hoorbare wijze, tezamen met het jaarlijkse kostenpercentage worden vermeld.
Art. VII. 65. § 1. Verboden is elke reclame voor een kredietovereenkomst die specifiek gericht is op : 1° het aanzetten van de consument, die het hoofd niet kan bieden aan zijn schulden, tot het opnemen van krediet;2° het benadrukken van het gemak of de snelheid waarmee het krediet kan worden verkregen;3° het aansporen tot hergroepering of centralisatie van lopende kredieten of die tot uiting brengt dat lopende kredietovereenkomsten bij de beoordeling van een kredietaanvraag geen of een ondergeschikte rol spelen. § 2. Is eveneens verboden elke reclame voor een kredietovereenkomst die : 1° verwijst naar een vergunning, een registratie of een inschrijving als kredietgever of kredietbemiddelaar;2° door verwijzing naar het maximale jaarlijkse kostenpercentage of naar de wettelijkheid van de toegepaste kostenpercentages de indruk wekt dat deze de enige zijn die kunnen worden toegepast. Iedere verwijzing naar het wettelijk toegestane maximale jaarlijkse kostenpercentage en naar de wettelijk toegestane maximale debetrentevoet moet ondubbelzinnig, leesbaar en goed zichtbaar of, in voorkomend geval, hoorbaar worden voorgesteld en moet het wettelijk toegestane maximale jaarlijkse kostenpercentage nauwkeurig aanduiden; 3° aanduidt dat een kredietovereenkomst kan worden gesloten zonder informatie die zou toelaten de financiële toestand van de consument na te gaan;4° een andere identiteit, adres of hoedanigheid vermeldt dan door de adverteerder opgegeven in het raam van zijn vergunning, registratie of inschrijving als kredietgever of kredietbemiddelaar;5° om een kredietsoort aan te duiden enkel een benaming hanteert die verschilt van degene die door dit boek worden aangewend;6° voordeeltarieven vermeldt zonder opgave van de bijzondere of beperkende voorwaarden waaraan de toekenning van deze tarieven is onderworpen;7° aanduidt met bewoordingen, tekenen of symbolen dat het kredietbedrag ter beschikking wordt gesteld in baar geld of contant;8° de vermelding "gratis krediet "of een gelijkaardige vermelding, anders dan de verwijzing naar het jaarlijkse kostenpercentage, bevat;9° een daad in de hand werkt die beschouwd moet worden als een niet-naleving van of een inbreuk op dit boek of zijn besluiten Art.VII.66. Wanneer reclame tegelijk betrekking heeft op consumentenkrediet als hypothecair krediet of eveneens kredietovereenkomsten betreft die buiten het toepassingsgebied van dit boek vallen en de reclameboodschap niet op een duidelijke, opvallende en desgevallend hoorbare wijze aanduidt welke informatie betrekking heeft op welke kredietovereenkomst dan zijn de bepalingen van deze onderafdeling van toepassing op de ganse reclame.
Onderafdeling 2. - Leuren Art. VII. 67. Het leuren voor kredietovereenkomsten is verboden. Wordt als leuren beschouwd : 1° het bezoek van de kredietgever of de kredietbemiddelaar, aan de woonplaats, de verblijfplaats of de werkplaats van de consument, alsook aan de woonplaats of de verblijfplaats van een andere consument, ter gelegenheid waarvan een kredietaanbod wordt geformuleerd of een kredietaanvraagformulier of een kredietovereenkomst ter ondertekening aan de consument wordt voorgelegd, behalve wanneer de kredietgever of de kredietbemiddelaar zich aldaar heeft begeven op uitdrukkelijk en voorafgaandelijk verzoek van de consument.Het bewijs van dat verzoek kan alleen geleverd worden door een van het kredietaanbod, het kredietaanvraagformulier of de kredietovereenkomst onderscheiden duurzame drager, opgesteld voor het bezoek; 2° het benaderen van de consument door de kredietgever of de kredietbemiddelaar om hem een bezoek voor te stellen;3° het versturen naar de consument, aan de hand van om het even welk communicatiemiddel, van een kredietaanbod, een kredietmiddel of een betaalinstrument, behalve indien de kredietgever dit heeft overgemaakt op uitdrukkelijk en voorafgaandelijk verzoek van de consument tenzij dit versturen gebeurde om te voldoen aan zijn verplichtingen krachtens de bepalingen opgenomen in hoofdstuk 2 van titel 3 van boek VI.Het bewijs van dit verzoek kan alleen geleverd worden door een van het kredietaanbod of de kredietovereenkomst onderscheiden duurzame drager, opgesteld voor het versturen van het betaalinstrument, het kredietmiddel of het kredietaanbod; 4° het organiseren van verkooppunten of het benaderen van de consument met het oog op het hem aanbieden van een krediet op de plaatsen bedoeld in artikel 4, § 1, eerste en tweede lid, van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten;5° het benaderen van een consument ter gelegenheid van een uitstap georganiseerd door of voor rekening van een verkoper of een dienstverlener, of van een kredietgever of een kredietbemiddelaar, met als doel de consument aan te zetten goederen of diensten te verwerven, tenzij dit doel duidelijk en vooraf werd kenbaar gemaakt aan de consument als zijnde het hoofddoel van de beoogde uitstap.Het bewijs van deze kennisgeving rust op de persoon die de uitstap organiseert.
Onderafdeling 3. - Promotieaanbiedingen Art. VII. 68. Het is de verkoper van goederen of diensten verboden om prijsverminderingen te koppelen aan het opnemen van krediet, het gebruik van een kredietopening of van een hiermee verbonden kaart of betaalinstrument. Afdeling 2. - Totstandkoming van de kredietovereenkomst
Onderafdeling 1. - Inlichtingen te vragen door de kredietgever en de kredietbemiddelaar Art. VII. 69. § 1. In het raam van het beoordelen van de kredietwaardigheid vragen de kredietgever en de kredietbemiddelaar aan de consument die om een kredietovereenkomst verzoekt en, in voorkomend geval, aan de steller van een persoonlijke zekerheid, de juiste en volledige informatie die de kredietgever noodzakelijk acht om hun financiële toestand en hun terugbetalingsmogelijkheden te beoordelen.
De consument en de steller van een zekerheid zijn ertoe gehouden daarop juist en volledig te antwoorden.
In geen enkel geval mag de gevraagde informatie betrekking hebben op het ras, de etnische afstamming, het seksueel gedrag, de gezondheid, de overtuigingen of activiteiten op politiek, levensbeschouwelijk of godsdienstig gebied of het lidmaatschap van een vakbond of van een ziekenfonds. § 2. De kredietgever of desgevallend de kredietbemiddelaar legt respectievelijk aan de consument en aan de persoonlijke zekerheidssteller een kredietaanvraagformulier of, desgevallend, een informatieaanvraagformulier voor onder de vorm van een vragenlijst met een beschrijving van alle informatie gevraagd door de kredietgever en/of de kredietbemiddelaar overeenkomstig § 1, eerste lid. Met het oog op de bewijslevering van de verbintenissen die voortvloeien uit dit artikel is de kredietgever gehouden dit formulier te bewaren zolang het opgenomen krediet niet werd terugbetaald. De informatie verstrekt door de consument of door de persoonlijke zekerheidssteller mag slechts worden meegedeeld aan en uitsluitend verwerkt worden door de personen bedoeld in artikel VII. 119, § 1, en, desgevallend, door de kredietbemiddelaar.
De vragenlijst heeft minstens betrekking op het doel van het krediet, het inkomen, de personen ten laste, de lopende financiële verbintenissen waaronder het openstaand bedrag en het aantal kredieten in omloop. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, deze lijst aanvullen ingeval het kredietbedrag 3.000 euro overschrijdt.
De vragenlijst vermeldt de bestanden die, overeenkomstig artikel VII. 79, zullen worden geraadpleegd.
Onverminderd § 1, is het eerste lid niet van toepassing in geval het kredietbedrag 500 euro niet overschrijdt.
Onderafdeling 2. - Precontractuele informatie Art. VII. 70. § 1. Te gelegener tijd, voordat de consument door een kredietovereenkomst of een kredietaanbod wordt gebonden, verstrekt de kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar op basis van de door de kredietgever aangeboden kredietvoorwaarden en de eventueel door de consument kenbaar gemaakte voorkeur en verstrekte informatie, de consument de gepersonaliseerde informatie noodzakelijk om verschillende aanbiedingen te kunnen vergelijken en zo een geïnformeerd besluit te kunnen nemen over het sluiten van een kredietovereenkomst. Die informatie wordt, op een duurzame drager verstrekt met behulp van het formulier "Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet (SECCI)" in bijlage 1 bij dit boek. De kredietgever en, desgevallend, de kredietbemiddelaar worden inzake consumentenkrediet geacht te hebben voldaan aan de voorschriften van deze paragraaf en van artikel VI. 55, § 1, van het Wetboek van economisch recht, wanneer zij de SECCI hebben verstrekt.
Deze informatie heeft betrekking op : 1° het soort krediet;2° de identiteit, met inbegrip van het ondernemingsnummer, van de kredietgever en desgevallend van de betrokken kredietbemiddelaar evenals hun geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument;3° het kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming;4° de duur van de kredietovereenkomst;5° in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een goed of een dienst en gelieerde kredietovereenkomsten, het goed of de dienst en de contante prijs daarvan;6° de debetrentevoet, de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen en, voor zover beschikbaar, indices of referentierentevoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet en de termijnen, de voorwaarden en de procedure voor wijziging daarvan.Indien naargelang van de verschillende omstandigheden verschillende debetrentevoeten worden toegepast, wordt deze informatie met betrekking tot alle toepasselijke debetrentevoeten verstrekt; 7° het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, aan de hand van een representatief voorbeeld en met vermelding van alle voor de berekening van dit percentage gebruikte veronderstellingen.Indien de consument de kredietgever in kennis heeft gesteld van één of meer elementen van het krediet waarnaar zijn voorkeur uitgaat, zoals de duur van de kredietovereenkomst en het kredietbedrag, houdt de kredietgever met deze elementen rekening.
Indien een kredietovereenkomst verschillende mogelijkheden van kredietopneming met verschillende kosten of debetrentevoeten biedt en de kredietgever gebruikmaakt van een veronderstelling te bepalen door de Koning die dit geval weerspiegelt, geeft hij aan dat andere kredietopnemingsmechanismen voor dat soort kredietovereenkomst hogere jaarlijkse kostenpercentages tot gevolg kunnen hebben; 8° het bedrag, het aantal en de frequentie van de door de consument te verrichten betalingen en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing;9° de eventuele kosten voor het aanhouden van een of meer rekeningen indien dat vereist is voor de boeking van zowel betalingen als kredietopnemingen, tenzij het openen van de rekening facultatief is, tezamen met de kosten voor het gebruik van een betaalinstrument voor zowel betalingen als kredietopnemingen, andere uit de kredietovereenkomst voortvloeiende kosten, alsmede de voorwaarden waaronder die kosten kunnen worden gewijzigd overeenkomstig artikel VII.86; 10° in voorkomend geval, het bestaan van kosten die door de consument bij het sluiten van de kredietovereenkomst aan een notaris moeten worden betaald;11° de eventuele verplichting tot het sluiten van een overeenkomst voor nevendiensten in verband met de kredietovereenkomst, onder meer een verzekering, indien het sluiten van dergelijke overeenkomst voor deze dienst verplicht is om het krediet, in voorkomend geval op de geadverteerde voorwaarden, te verkrijgen;12° de geldende rentevoet ingeval van betalingsachterstand alsmede de wijzigingsmodaliteiten ervan en, in voorkomend geval, de kosten van niet-nakoming van de kredietovereenkomst;13° een waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling;14° in voorkomend geval, de gevraagde zekerheden;15° het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht;16° het recht van vervroegde terugbetaling en, in voorkomend geval, informatie over het recht van de kredietgever op een vergoeding en de wijze waarop deze wordt vastgesteld overeenkomstig artikel VII.97; 17° het recht van de consument om, overeenkomstig artikel VII.79, onverwijld en kosteloos geïnformeerd te worden over het resultaat van de raadpleging van een gegevensbestand ter beoordeling van zijn kredietwaardigheid; 18° het recht van de consument om op verzoek een kosteloos exemplaar van de ontwerpkredietovereenkomst te ontvangen. Deze bepaling is niet van toepassing indien de kredietgever ten tijde van het verzoek niet voornemens is de overeenkomst met de consument aan te gaan; 19° in voorkomend geval, de periode gedurende welke de kredietgever door de precontractuele informatie gebonden is. Alle aanvullende informatie die de kredietgever aan de consument geeft, wordt verstrekt in een afzonderlijk document, dat aan de SECCI, kan worden gehecht. § 2. Bij communicatie via spraaktelefonie, als bedoeld in artikel VI. 56, van het Wetboek van economisch recht, omvat de beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de financiële dienst bedoeld in artikel VI. 56, tweede lid, b) voor wat betreft het consumentenkrediet ten minste de informatie bedoeld in § 1, tweede lid, 3° tot 6° en 8°, evenals het jaarlijkse kostenpercentage weergegeven aan de hand van een representatief voorbeeld en het totale door de consument te betalen bedrag. § 3. Indien de overeenkomst op verzoek van de consument gesloten is met gebruikmaking van een middel voor communicatie op afstand dat informatieverstrekking overeenkomstig § 1 niet mogelijk maakt, onder meer in het in § 2 bedoelde geval, verstrekt de kredietgever de volledige precontractuele informatie door middel van het SECCI-formulier na het sluiten van de kredietovereenkomst. § 4. Aan de consument wordt, op verzoek en kosteloos, behalve de SECCI, een exemplaar van de ontwerpkredietovereenkomst verstrekt. Deze bepaling is niet van toepassing indien de kredietgever ten tijde van het verzoek niet voornemens is de kredietovereenkomst met de consument aan te gaan.
Art. VII. 71. § 1. Dit artikel is van toepassing op : 1° de geoorloofde debetstanden op een rekening terugbetaalbaar op verzoek van de kredietgever of binnen een termijn van drie maanden;2° de geoorloofde debetstanden op een rekening die binnen een maand moeten worden afgelost voor wat betreft § 3;3° de kredietovereenkomsten gesloten met een beleggingsonderneming bedoeld in artikel VII.3, § 3, 5° ; 4° de kredietovereenkomsten die een regeling voor uitstel voorzien bedoeld in artikel VII.3 § 3, 6°. § 2. In afwijking van artikel VII. 70, § 1, ter gelegener tijd en voordat de consument door een kredietovereenkomst of een aanbod wordt gebonden, verstrekt de kredietgever en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaarop basis van de door de kredietgever aangeboden kredietvoorwaarden en de eventueel door de consument kenbaar gemaakte voorkeur en verstrekte informatie, de consument de nodige informatie om verschillende aanbiedingen te kunnen vergelijken en zo een geïnformeerd besluit te kunnen nemen over het sluiten van een kredietovereenkomst. Die informatie wordt op een duurzame drager verstrekt overeenkomstig het SECCI-formulier in bijlage 2 bij dit boek. De kredietgever wordt geacht te hebben voldaan aan de voorschriften van deze paragraaf en van artikel VI. 55 wanneer hij de "Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet" heeft verstrekt.
Deze informatie heeft betrekking op : 1° het soort krediet;2° de identiteit, met inbegrip van het ondernemingsnummer, van de kredietgever en desgevallend van de betrokken kredietbemiddelaar evenals hun geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument;3° het kredietbedrag;4° de duur van de kredietovereenkomst;5° de debetrentevoet, de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen, en indices of referentierentevoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet, de vanaf het sluiten van de kredietovereenkomst in rekening te brengen kosten, alsmede in voorkomend geval de voorwaarden waaronder deze gewijzigd kunnen worden;6° het jaarlijkse kostenpercentage, aan de hand van een representatief voorbeeld en met vermelding van alle voor de berekening van dit percentage gebruikte veronderstellingen;7° de voorwaarden en de procedure voor beëindiging van de kredietovereenkomst;8° in voorkomend geval, de vermelding dat de consument te allen tijde gevraagd kan worden het kredietbedrag volledig terug te betalen;9° de geldende rentevoet ingeval van laattijdige betaling alsmede de wijzigingsmodaliteiten ervan en, in voorkomend geval, de kosten van niet-nakoming van de kredietovereenkomst;10° het recht van de consument om overeenkomstig artikel VII.79, onverwijld en gratis geïnformeerd te worden over het resultaat van de raadpleging van een gegevensbestand ter beoordeling van zijn kredietwaardigheid; 11° de informatie over de vanaf het sluiten van de kredietovereenkomst in rekening te brengen kosten en de voorwaarden waaronder deze kosten kunnen worden gewijzigd overeenkomstig artikel VII.86; 12° in voorkomend geval, de periode gedurende welke de kredietgever door de precontractuele informatie gebonden is. § 3. In afwijking van artikel VII. 70, § 2, bij communicatie via spraaktelefonie, als bedoeld in artikel VI. 56 en indien de consument verzoekt de geoorloofde debetstand op de rekening met onmiddellijke ingang beschikbaar te stellen, omvat de beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de financiële dienst, bedoeld in artikel VI. 56, tweede lid, b), ten minste de informatie bedoeld in § 2, tweede lid, 3°, 5°, 6° en 8°. § 4. Op verzoek wordt aan de consument, behalve de SECCI, een kosteloos exemplaar van de ontwerpkredietovereenkomst verstrekt. Deze bepaling is niet van toepassing indien de kredietgever ten tijde van het verzoek niet voornemens is de kredietovereenkomst met de consument aan te gaan. § 5. Indien de overeenkomst op verzoek van de consument gesloten is met gebruikmaking van een middel voor communicatie op afstand dat informatieverstrekking overeenkomstig § 2 niet mogelijk maakt, met inbegrip van de in § 4 bedoelde gevallen, komt de kredietgever onmiddellijk na het sluiten van de kredietovereenkomst zijn verplichtingen uit hoofde van § 2 na door de contractuele informatie overeenkomstig artikel VII. 78 te verstrekken, voor zover dat artikel van toepassing is.
Art. VII. 72. De artikelen VII. 70, VII. 71, VII. 74 en VII. 75, zijn niet van toepassing op leveranciers van goederen of aanbieders van diensten die bij wijze van nevenactiviteit als kredietbemiddelaar optreden. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de verplichting van de kredietgever ervoor te zorgen dat de consument de in die artikelen bedoelde precontractuele informatie daadwerkelijk ontvangt.
Oefent geen nevenactiviteit uit, de kredietbemiddelaar die tegelijkertijd een kredietovereenkomst en een betaalinstrument aanbiedt dat kan aangewend worden buiten zijn vestiging of een kredietovereenkomst aanbiedt die geheel of gedeeltelijk bestemd is voor de aankoop van goederen of diensten die niet door hem worden aangeboden.
Onderafdeling 3. - Plicht tot bijzondere informatieverstrekking van de kredietbemiddelaar Art. VII. 73. Elke kredietbemiddelaar moet de consument op de hoogte brengen van zijn hoedanigheid van kredietbemiddelaar, alsook van de aard en de draagwijdte van zijn bevoegdheden, zowel in zijn reclame als in de documenten bestemd voor het cliënteel. Deze informatie heeft onder meer betrekking op de hoedanigheid van kredietmakelaar of verbonden agent.
De verbonden agent geeft in alle documenten bestemd voor het cliënteel de elementen ter identificatie van de kredietgever aan.
Onderafdeling 4. - Passende toelichtingen Art. VII. 74. De kredietgevers en, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaars verstrekken de consument een passende toelichting om hem in staat te stellen te beoordelen of de voorgestelde kredietovereenkomst aan zijn behoeften en financiële situatie beantwoordt, zo nodig door de ingevolge artikel VII.70, § 1 te verstrekken precontractuele informatie, de voornaamste kenmerken van de voorgestelde producten en de specifieke gevolgen hiervan voor de consument toe te lichten, met inbegrip van de gevolgen indien de consument niet betaalt.
Indien een kredietopening wordt aangeboden op een verkooppunt buiten de vestiging van de kredietgever of op afstand wordt een passende toelichting verstrekt door de kredietgever of desgevallend door de kredietbemiddelaar met betrekking tot de voor- en nadelen tussen deze kredietsoort en de verkoop of lening op afbetaling aangegaan voor hetzelfde kredietbedrag, indien deze kredietsoorten worden aangeboden door de kredietgever of de kredietbemiddelaar. Deze toelichting heeft onder meer betrekking op de aflossing van het kapitaal, de aanrekening van interesten, de maximale jaarlijkse kostenpercentages, de nulstellingstermijn en de eisbaarheid van het verschuldigd saldo in geval van eenzijdige opzegging bedoeld in artikel VII. 98, § 1, tweede lid.
Onderafdeling 5. - Raadgevingsverbintenissen Art. VII. 75. De kredietgever en de kredietbemiddelaar zijn gehouden om voor de kredietovereenkomsten die zij gewoonlijk aanbieden of waarvoor zij gewoonlijk bemiddelen, het krediet te zoeken dat qua soort en bedrag het best is aangepast, rekening houdend met de financiële toestand van de consument op het ogenblik van het sluiten van de kredietovereenkomst en met het doel van het krediet.
Onderafdeling 6. - Onderzoeksplicht Art. VII. 76. De kredietgever mag slechts een kredietovereenkomst of een zekerheidsovereenkomst sluiten na onderzoek van de identiteitsgegevens op basis van, al naargelang het geval : - de identiteitskaart bedoeld in artikel 6 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen; - de verblijfsvergunning uitgereikt op het tijdstip van de inschrijving in het wachtregister bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 2°, van de hierboven vermelde wet van 19 juli 1991; - de identiteitskaart, het paspoort of de vervangende reisvergunning, uitgereikt aan een vreemdeling die geen verblijf houdt in het Rijk, door de Staat waar hij verblijft of waarvan hij onderdaan is.
Art. VII. 77. § 1. Vooraleer de kredietovereenkomst te sluiten gaat de kredietgever over tot de beoordeling van de kredietwaardigheid van de consument en gaat na of hij in staat zal zijn om zijn betalingsverplichtingen na te komen. Hij gaat eveneens over tot de beoordeling van de kredietwaardigheid van de persoonlijke zekerheidsstellers.
Hiertoe is de kredietgever bovendien gehouden tot het raadplegen van de Centrale, behoudens in het geval van een overschrijding. De Koning stelt de nadere regels vast betreffende deze raadpleging.
De Koning bepaalt op welke wijze de kredietgever het bewijs levert van de raadpleging van de Centrale evenals de termijn gedurende welke dit bewijs dient bewaard te worden.
Voor de toepassing van het eerste tot het derde lid houdt iedere wijziging van het kredietbedrag het sluiten van een nieuwe kredietovereenkomst in.
Bovendien is de kredietgever, voor de kredietovereenkomsten van onbepaalde duur, gehouden om elk jaar uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de jaardag van het sluiten van de kredietovereenkomst de kredietwaardigheid van de consument te herbeoordelen op basis van een nieuwe raadpleging van de Centrale overeenkomstig de bepalingen van het eerste tot derde lid. Deze bepaling is niet van toepassing wanneer voor deze kredietovereenkomsten een nulstellingstermijn van minder dan of gelijk aan 1 jaar van toepassing is. § 2 De kredietgever mag slechts een kredietovereenkomst sluiten wanneer hij, gelet op de gegevens waarover hij beschikt of zou moeten beschikken, redelijkerwijze moet aannemen dat de consument in staat zal zijn de verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst, na te komen.
Wanneer er in hoofde van een consument een wanbetaling(en) geregistreerd staat in de Centrale voor een totaal achterstallig bedrag van meer dan 1.000 euro in het kader van een consumentenkrediet die niet werd afgelost dan kan een kredietgever geen nieuwe kredietovereenkomst sluiten. In de andere gevallen van een niet-afgeloste wanbetaling kan een kredietgever slechts een nieuwe kredietovereenkomst sluiten mits een bijzondere motivering in het kredietdossier.
Onderafdeling 7. - Sluiten van de kredietovereenkomst Art. VII. 78. § 1. De kredietovereenkomst wordt gesloten door de handmatige handtekening of de elektronische ondertekening, bedoeld in artikel XII.25, § 4, van alle contracterende partijen en wordt opgesteld op een duurzame drager die het geheel van alle contractuele voorwaarden en vermeldingen bedoeld in dit artikel bevat. Elke overeenkomstsluitende partij die een onderscheiden belang heeft evenals de kredietbemiddelaar krijgt een exemplaar van de kredietovereenkomst.
Behalve voor de kredietopening is geen enkele kredietovereenkomst van bepaalde duur met aflossing van kapitaal voltrokken zolang er geen aflossingstabel, bedoeld in § 3, 4° van dit artikel, werd overhandigd aan iedere overeenkomstsluitende partij met een onderscheiden belang.
Bij een kredietopening laat de consument zijn handtekening voorafgaan door de vermelding van het kredietbedrag : "Gelezen en goedgekeurd voor... euro op krediet.". Bij alle overige kredietovereenkomsten laat de consument zijn handtekening voorafgaan door de vermelding van het totale door de consument terug te betalen bedrag : "Gelezen en goedgekeurd voor... euro terug te betalen.". In beide gevallen vermeldt de consument de datum en het juiste adres van de ondertekening van het contract. § 2. De kredietovereenkomst vermeldt op beknopte en duidelijke wijze : 1° het soort krediet;2° de naam, voornaam, geboorteplaats e.datum alsook de woonplaats van de consument en, desgevallend, de personen die een zekerheid stellen; 3° de identiteit van de kredietgever met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie;4° desgevallend, de identiteit van de kredietbemiddelaar met inbegrip van zijn ondernemingsnummer, zijn geografisch adres dat relevant is voor de betrekkingen met de consument evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie;5° de duur van de kredietovereenkomst;6° het kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming;7° de debetrentevoet, de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen en, voor zover beschikbaar, indices of referentierentevoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet, en de termijnen, voorwaarden en procedures voor wijziging ervan.Indien naargelang van de verschillende omstandigheden verschillende debetrentevoeten worden toegepast, wordt deze informatie met betrekking tot alle toepasselijke rentevoeten verstrekt; 8° het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, berekend bij het sluiten van de kredietovereenkomst. Alle bij de berekening van dit percentage gebruikte veronderstellingen worden vermeld; 9° de te volgen procedure om een einde te stellen aan de kredietovereenkomst;10° de clausule : "Deze overeenkomst maakt het voorwerp uit van registratie in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren overeenkomstig artikel VII.148 van het Wetboek van economisch recht"; 11° de doeleinden van de verwerking in de Centrale;12° de naam van de Centrale;13° het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste. § 3. Naast de informatie bedoeld in § 2, vermeldt de kredietovereenkomst, met uitzondering van de kredietovereenkomsten bedoeld in § 4, op beknopte en duidelijke wijze : 1° indien over het krediet door middel van een betaalinstrument kan worden beschikt, de regelen toepasselijk krachtens de wetgeving op de betalingsdiensten in geval van verlies, diefstal of onrechtmatig gebruik van de kaart of titel, evenals, desgevallend, het maximum bedrag ten belope waarvan de consument het risico draagt voortvloeiend uit onrechtmatig gebruik ervan door een derde;2° in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een goed of een dienst of van gelieerde kredietovereenkomsten, het goed of de dienst en de contante prijs daarvan;3° het bedrag, het aantal en de frequentie van de door de consument te verrichten betalingen, met inbegrip van een eventueel voorschot en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing;4° in geval van aflossing van het kapitaal van een kredietovereenkomst met bepaalde duur, het recht van de consument om gratis en op verzoek op elk ogenblik tijdens de loop van de kredietovereenkomst een overzicht van de rekening in de vorm van een aflossingstabel te ontvangen.Deze geeft aan : a) de te betalen bedragen en de betalingstermijnen en voorwaarden;b) elke periodieke betaling uitgesplitst in afgelost kapitaal, op basis van de debetrentevoet berekende rente en, in voorkomend geval, bijkomende kosten;c) indien krachtens de kredietovereenkomst de debetrentevoet niet vast is, een duidelijke en beknopte vermelding dat de gegevens van de tabel alleen gelden tot de wijziging van de debetrentevoet of van de bijkomende kosten overeenkomstig de kredietovereenkomst;5° indien kosten en interesten worden betaald zonder aflossing van het kapitaal, een overzicht van de betalingstermijnen e.voorwaarden voor de betaling van de rente en terugkerende en niet-terugkerende kosten; 6° de eventuele kosten voor het aanhouden van een of meer rekeningen voor de boeking van zowel betalingen als kredietopnemingen, tenzij het openen van een rekening facultatief is, tezamen met de kosten voor het gebruik van een betaalmiddel voor zowel betalingen als kredietopnemingen, andere uit de kredietovereenkomst voortvloeiende kosten, alsmede de voorwaarden waaronder die kosten kunnen worden gewijzigd overeenkomstig artikel VII.86; 7° de op het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst geldende nalatigheidsintrestvoet ingeval van betalingsachterstand, de wijzigingsmodaliteiten van deze rentevoet en, in voorkomend geval, de kosten van niet-nakoming;8° een waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling;9° desgevallend, dat notariskosten in rekening worden gebracht;10° desgevallend, de gevraagde zekerheden en verzekeringen;11° het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht en de termijn voor de uitoefening daarvan, alsmede andere uitoefeningsvoorwaarden, zoals informatie over de verplichting voor de consument om overeenkomstig artikel VII.83, het opgenomen kapitaal en de rente terug te betalen en het bedrag van de rente per dag; 12° informatie over de uit artikel VII.92 voortvloeiende rechten en de voorwaarden voor de uitoefening daarvan; 13° het recht op vervroegde terugbetaling, de te volgen procedure alsmede, in voorkomend geval, informatie over het recht van de kredietgever op een vergoeding en de wijze waarop deze vergoeding wordt bepaald;14° de klachten- en de buitengerechtelijke beroepsprocedures die voor de consument overeenkomstig boek XVI openstaan met inbegrip van het geografisch adres van de instelling waartoe de consument zijn klachten kan richten, waaronder de benaming en het adres van de Algemene Directie Economische Inspectie bij de FOD Economie;15° in voorkomend geval, de overige bedingen en contractvoorwaarden. § 4. Naast de informatie bedoeld in § 2, vermelden de geoorloofde debetstanden op een rekening terugbetaalbaar op verzoek van de kredietgever of binnen een termijn van drie maanden, op een duidelijke en beknopte wijze : 1° in voorkomend geval, de vermelding dat de consument te allen tijde gevraagd kan worden het kredietbedrag volledig terug te betalen;2° de informatie over de vanaf het sluiten van de kredietovereenkomst verschuldigde kosten en de voorwaarden waaronder deze kosten kunnen gewijzigd worden overeenkomstig artikel VII.86. § 5. In afwijking van hetgeen voorzien is in paragraaf 1, indien de kredietovereenkomst gesloten wordt met gebruikmaking van een middel voor communicatie via spraaktelephonie op verzoek van de consument, wordt onverwijld een door de kredietgever getekend exemplaar van de kredietovereenkomst overgemaakt aan de consument. § 6. De oorzaken van vervroegde eisbaarheid of ontbinding van de kredietovereenkomst worden hernomen in de kredietovereenkomst door een afzonderlijk beding..
Onderafdeling 8. - Kredietweigering Art. VII. 79. In geval van kredietweigering deelt de kredietgever aan de consument onverwijld en kosteloos het resultaat van de raadpleging mee evenals de identiteit en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking van de bestanden die hij heeft geraadpleegd met inbegrip van, in voorkomend geval, de identiteit en het adres van de geraadpleegde kredietverzekeraar, en tot wie de consument zich kan wenden overeenkomstig artikel VII. 121.
De mededeling bedoeld in het eerste lid is niet vereist wanneer artikel 12 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme of andere toepasselijke wetgeving die de openbare orde of de openbare veiligheid raakt dit verbiedt.
Indien het krediet wordt geweigerd mag geen vergoeding van welke aard ook van de consument worden geëist, met uitzondering van de kosten inzake raadpleging van de Centrale door de kredietgever betaald.
Onderafdeling 9. - Bijzondere bepalingen inzake financieringshuur Art. VII. 80. De financieringshuur heeft een welbepaalde duur. Met de eigendomsoverdracht of de lichting van de koopoptie komt er een einde aan de kredietverrichting.
De kredietgever verwittigt de consument bij een ter post aangetekende brief dat hij de mogelijkheid heeft de koopoptie te lichten een maand voor de laatste hiertoe overeengekomen datum. Wanneer de koopoptie niet wordt gelicht of de eigendomsoverdracht niet plaats vindt kan de financieringshuur slechts omgezet worden in huur middels het sluiten van een huurcontract.
Art. VII. 81. § 1. Inzake financieringshuur is het kredietbedrag, de contante prijs van het lichamelijk roerend goed, verminderd met het btw-bedrag, dat in financieringshuur wordt aangeboden. De prijs van bijkomende dienstverrichtingen is, wanneer die ter financiering worden aangeboden, verminderd met het btw-bedrag en onverminderd de toepassing van artikel VII. 87, eveneens begrepen in het kredietbedrag. In dat geval vermeldt het contract ook de prijs van de samenstellende delen van het kredietbedrag. § 2. Indien een financieringshuur een of meerdere tijdstippen voorziet waarop een koopoptie kan gelicht worden, moet de kredietovereenkomst ook telkens de overeenstemmende residuele waarden vermelden.
Indien deze residuele waarden niet kunnen bepaald worden bij het sluiten van de kredietovereenkomst dan moet het contract parameters vermelden die de consument moeten toelaten bij het lichten van de koopoptie deze residuele waarden te bepalen.
De Koning kan deze parameters en hun gebruik bepalen. § 3. Onverminderd de bepalingen van artikel VII. 78, vermeldt de overeenkomst van financieringshuur : 1° indien de koopoptie op verschillende tijdstippen kan worden gelicht, het totale door de consument te betalen bedrag op het ogenblik dat de optie de eerste en de laatste maal wordt gelicht. Indien bij het sluiten van de kredietovereenkomst de residuele waarde slechts kan worden bepaald met behulp van parameters, moet de kredietovereenkomst, enerzijds, het totale bedrag van de betalingen vermelden en, anderzijds, de minimale en maximale residuele waarde berekend op basis van deze parameters die de consument moet betalen bij het lichten van de koopoptie; 2° in voorkomend geval, het bedrag van de zekerheid en de verplichting vanwege de kredietgever om de financiële opbrengst van het tot zekerheid gestelde deposito ter beschikking van de consument te stellen. Art. VII. 82. Indien de verhuurder vanwege de consument een zakelijke zekerheid vraagt, kan deze niet worden gesteld dan bij wege van een deposito tot zekerheid in de vorm van een termijnrekening, daartoe op naam van de consument geopend bij een kredietinstelling.
De interest opgebracht door het aldus in deposito gegeven bedrag wordt gekapitaliseerd.
De verhuurder heeft een bijzonder voorrecht op het saldo van de in het eerste lid bedoelde rekening, voor elke schuldvordering wegens niet-nakoming van de financieringshuurovereenkomst.
Over het saldo kan niet worden beschikt dan op grond van een beslissing van de rechter of van een schriftelijk akkoord gesloten na wanprestatie of na uitvoering van de overeenkomst. Die beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande verzet of hoger beroep en zonder borgtocht noch kantonnement. Afdeling 3. - Herroepingsrecht
Art. VII. 83. § 1. De consument heeft het recht om, zonder opgave van redenen, de kredietovereenkomst te herroepen binnen een termijn van veertien dagen. De termijn van dit herroepingsrecht gaat in : 1° op de dag van het sluiten van de kredietovereenkomst, of 2° op de dag waarop de consument de contractuele voorwaarden en informatie bedoeld in artikel VII.78 ontvangt, als die dag later valt dan de onder het 1° van dit lid bedoelde datum. § 2. Wanneer de consument van zijn herroepingsrecht gebruik maakt : 1° stelt hij de kredietgever, bij een ter post aangetekende brief of op een andere door de kredietgever overeenkomstig artikel VII.78, § 3, 11°, aanvaarde drager hiervan in kennis. De termijn wordt geacht te zijn nageleefd indien die kennisgeving vóór het verstrijken ervan is verzonden, en 2° geeft hij in geval van kredietovereenkomsten waarbij krachtens deze overeenkomst lichamelijke roerende goederen ter beschikking worden gesteld van de consument, na het versturen van de kennisgeving onmiddellijk de ontvangen goederen terug en betaalt hij aan de kredietgever de voor de kredietopnemingsperiode verschuldigde rente;3° betaalt hij voor de overige kredietovereenkomsten onverwijld en uiterlijk binnen dertig dagen nadat hij de kennisgeving van de herroeping aan de kredietgever heeft gestuurd, het kapitaal, terug aan de kredietgever en de op dit kapitaal lopende rente vanaf de datum waarop het krediet is opgenomen tot de datum waarop het kapitaal wordt terugbetaald. De verschuldigde rente wordt berekend aan de hand van de overeengekomen debetrentevoet. De kredietgever heeft geen recht op een andere vergoeding van de consument, met uitzondering van de vergoeding voor niet voor terugbetaling in aanmerking komende kosten die de kredietgever aan een overheidsinstelling heeft betaald. De betalingen die werden verricht na het sluiten van de kredietovereenkomst worden teruggestort aan de consument binnen de dertig dagen volgend op de herroeping. § 3. De herroeping van de kredietovereenkomst brengt van rechtswege de ontbinding van de nevendienstovereenkomstenmet zich mee. § 4. Indien de consument het herroepingsrecht inroept bedoeld in dit artikel zijn de artikelen VI. 58, VI. 59, en VI. 67 niet van toepassing. § 5. Dit artikel is niet van toepassing op kredietovereenkomsten die volgens dit boek door tussenkomst van een notaris moeten worden gesloten, mits de notaris verklaart dat de consument de rechten bedoeld in de artikelen VII.70, VII.74 en VII.78 geniet. Afdeling 4. - Onrechtmatige bedingen
Onderafdeling 1. - Onrechtmatige betalingen Art. VII. 84. Telkens een prijs geheel of ten dele zal worden betaald met behulp van een kredietovereenkomst waarbij de verkoper of dienstverlener als kredietgever of kredietbemiddelaar optreedt met het oog op het sluiten van deze kredietovereenkomst, kan de consument geen enkele verbintenis geldig aangaan ten aanzien van de verkoper of de dienstverlener, noch kan een betaling gedaan worden van de ene aan de andere, zolang de consument de kredietovereenkomst niet heeft ondertekend.
Nietig is elk beding waarbij de consument zich verbindt, indien het krediet geweigerd wordt, de overeengekomen prijs contant te betalen.
Art. VII. 85. Is verboden en wordt voor niet geschreven gehouden elk beding in de kredietovereenkomst dat de kredietgever toelaat om een vergoeding te vragen aan de consument wanneer hij het toegestane kredietbedrag niet geheel of gedeeltelijk heeft opgenomen.
Onderafdeling 2. - Berekening van de debetintresten en veranderlijkheid van de debetrentevoet en de kosten Art. VII. 86. § 1. De debetrentevoet is vast of veranderlijk. Indien één of meer vaste debetrentevoeten bedongen zijn, gelden deze voor de duur bedongen in de kredietovereenkomst. § 2. Behoudens de uitzonderingen bedoeld in dit artikel met betrekking tot de veranderlijkheid van de debetrentevoet en de kosten van opnemen van contanten via een geldautomaat en, onverminderd de toepassing van artikel VII. 3, § 3, 6°, wordt elk beding dat er toe strekt de voorwaarden van de kredietovereenkomst te wijzigen voor niet geschreven gehouden. § 3. De kredietovereenkomst kan bepalen dat de debetrentevoet wordt gewijzigd binnen de perken van de artikelen VII. 78, § 2, 7°, en VII. 94. Onverminderd het bepaalde in artikel VII.97, §§ 1 en 3, kunnen de kredietovereenkomsten, met uitzondering van de kredietopening zonder hypotheekstelling, slechts de veranderlijkheid van de debetrentevoet voorzien in de gevallen en volgens de regelen gesteld in en krachtens artikel VII. 128, §§ 1 tot 3 en § 5. Het in dat artikel VII. 128 vermelde begrip "vestigingsakte" moet dan worden gelezen als "kredietovereenkomst".
De kredietopening kan bepalen dat de kosten verbonden aan diensten bestaande uit het opnemen van contanten via een geldautomaat, wanneer zij niet worden opgenomen in het jaarlijkse kostenpercentage, eenzijdig worden gewijzigd. In geval van wijziging van deze kosten heeft de consument het recht om de kredietopening kosteloos op te zeggen binnen een termijn van twee maand vanaf de kennisgeving van de wijziging. De bepalingen van artikel VII. 15, § 1, zijn overeenkomstig van toepassing. Deze wijziging kan gedurende de looptijd van de kredietopening slechts eenmaal geschieden en de initieel voorziene kosten kunnen maximaal met 25 pct. worden verhoogd. De Koning kan voor deze kosten een berekeningsmethode en een maximum bepalen. § 4. In voorkomend geval wordt de consument op een duurzame drager in kennis gesteld van een wijziging van de debetrentevoet voordat de wijziging van kracht wordt. Daarbij wordt ook, desgevallend, het bedrag van de na de inwerkingtreding van de nieuwe debetrentevoet te verrichten betalingen vermeld evenals bijzonderheden betreffende een eventuele verandering in het aantal of de frequentie van de betalingen.
De partijen kunnen echter in de kredietovereenkomst overeenkomen dat de in het vorige lid bedoelde informatie periodiek aan de consument wordt verstrekt indien de wijziging van de debetrentevoet het gevolg is van een wijziging van een referentierentevoet en het publiek via passende middelen kennis kan nemen van de nieuwe referentierentevoet en de informatie over de nieuwe referentierentevoet ook beschikbaar is in de gebouwen van de kredietgever. § 5. Wanneer bij een kredietopening zonder hypotheekstelling, de wijziging van de debetrentevoet meer dan 25 pct. bedraagt van de aanvankelijk of voorheen overeengekomen rentevoet en in het geval van overeenkomsten gesloten voor een termijn van meer dan één jaar, dan heeft de consument de mogelijkheid de kredietovereenkomst eenzijdig en kosteloos opzeggen, binnen de perken van artikel VII. 98. Elk hiermee strijdig beding in de overeenkomst is nietig. § 6. Indien niet alle debetrentevoeten in de kredietovereenkomst worden gespecificeerd, wordt de debetrentevoet alleen geacht vast te zijn voor die deeltermijnen waarvoor de debetrentevoeten, bij het sluiten van de kredietovereenkomst overeengekomen, uitsluitend aan de hand van een vast specifiek percentage zijn vastgesteld.
Onderafdeling 3. - Nevendiensten Art. VII. 87. § 1. Het is de kredietgever en de kredietbemiddelaar verboden om de consument te verplichten in het raam van het sluiten van een kredietovereenkomst een andere overeenkomst te ondertekenen bij de kredietgever, de kredietbemiddelaar of een door hen aangewezen derde.
De bewijslast dat de consument de vrije keuze heeft gehad met betrekking tot het sluiten van iedere nevendienstcontract, die bijkomend met de kredietovereenkomst wordt gesloten, komt toe aan de kredietgever en de kredietbemiddelaar.. § 2. Het is de kredietgever en de kredietbemiddelaar eveneens verboden om bij het sluiten van een kredietovereenkomst, van de consument te bedingen om het ontleende kapitaal, geheel of gedeeltelijk, in pand te geven, of om het, geheel of gedeeltelijk, te bestemmen als deposito of voor de aankoop van effecten of andere financiële instrumenten. § 3. Het stelsel van wedersamenstelling van het kapitaal, is verboden. § 4. Elk beding strijdig met dit artikel wordt voor niet geschreven gehouden.
Onderafdeling 4. - Ongeoorloofde waarborgen Art. VII. 88. In het raam van een kredietovereenkomst is het de consument, of, desgevallend, de steller van een zekerheid verboden, op een wisselbrief of orderbriefje de betaling te beloven of te waarborgen van de verbintenissen die hij naar aanleiding van een kredietovereenkomst heeft aangegaan. Het is eveneens verboden een cheque te laten ondertekenen als zekerheid van de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde bedrag.
Art. VII. 89. § 1. Elke afstand van rechten betreffende de bedragen bepaald in artikel 1410, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, gedaan in het raam van een kredietovereenkomst beheerst door dit boek, is onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 27 tot 35 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers en kan slechts uitgevoerd en aangewend worden tot beloop van de op de dag van de kennisgeving van de overdracht krachtens de kredietovereenkomst opeisbare bedragen. § 2. De inkomsten of het loon van de minderjarigen, ontvoogd of niet, zijn niet vatbaar voor overdracht en beslag uit hoofde van kredietovereenkomsten. Afdeling 5. - Uitvoering van de kredietovereenkomst
Onderafdeling 1. - Terbeschikkingstelling van het kredietbedrag Art. VII. 90. § 1. Zolang de kredietovereenkomst niet door alle partijen is ondertekend, mag geen betaling worden gedaan, noch door de kredietgever aan de consument of voor diens rekening, noch door de consument aan de kredietgever.
Behoudens andersluidend beding in de kredietovereenkomst stelt de kredietgever het kredietbedrag met een overschrijving onmiddellijk ter beschikking op de rekening van de consument of op de rekening van een door de consument aangewezen derde of met een cheque.
De terbeschikkingstelling van het kredietbedrag in baar geld of contant kan slechts geschieden in de gevallen aangeduid door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, rekeninghoudend met het kredietbedrag, het soort krediet, het oogmerk en het tijdstip van het sluiten de kredietovereenkomst. § 2. Voor de gelden die de kredietgever aan de kredietbemiddelaar heeft overgemaakt ter uitvoering van de kredietovereenkomst, blijft hij instaan tot deze volledig zijn ter beschikking gesteld van de consument of aan een door de consument aangewezen derde.
Onderafdeling 2. - Financiering van goederen en diensten Art. VII. 91. Wanneer het gefinancierde goed of de gefinancierde dienstverlening in de kredietovereenkomst wordt vermeld, of wanneer het bedrag van de kredietovereenkomst rechtstreeks door de kredietgever aan de verkoper of de dienstverlener wordt gestort, krijgen de verplichtingen van de consument slechts uitwerking vanaf de levering van het goed of de verlening van de dienst, ingeval van een verkoop of dienstverlening met opeenvolgende uitvoeringen, krijgen de verplichtingen uitwerking vanaf de aanvang van de leveringen van het goed of de verlening van de dienst en houden ze op te werken wanneer deze onderbroken worden, tenzij de consument zelf het kredietbedrag ontvangt en de identiteit van de verkoper of de dienstverlener niet gekend is door de kredietgever.
Het kredietbedrag mag pas aan de verkoper of de dienstverlener overgemaakt worden na kennisgeving aan de kredietgever van de levering van het goed of de verlening van de dienst.
De kennisgeving bedoeld in het tweede lid gebeurt op een duurzame drager, onder meer een leveringsbewijs, dat door de consument gedagtekend en ondertekend moet zijn.
De krachtens de kredietovereenkomst verschuldigde rente gaat eerst in op de dag van deze kennisgeving.
Art. VII. 92. Indien de consument een contract voor de levering van een goed of de verrichting van een dienst heeft herroepen, is hij niet langer gebonden aan de daarmee gelieerde kredietovereenkomst.
Indien de onder de gelieerde kredietovereenkomst vallende goederen of diensten niet of slechts gedeeltelijk geleverd, respectievelijk verricht worden of niet met de voorwaarden van het contract voor de levering van een goed of het verrichten van een dienst in overeenstemming zijn, heeft de consument het recht om verhaal uit te oefenen bij de kredietgever, indien hij niet de genoegdoening heeft gekregen waarop hij overeenkomstig de wet of het contract voor de levering van een goed of het verrichten van een dienst recht heeft, na zijn rechten te hebben doen gelden jegens de leverancier, respectievelijk de dienstverrichter.
Elk verweermiddel kan ten opzichte van de kredietgever slechts worden ingeroepen op voorwaarde dat : 1° de consument bij een ter post aangetekende brief, de verkoper van het goed of de dienstverlener met het oog op de uitvoering van de overeenkomst in gebreke heeft gesteld, zonder dat hij genoegdoening heeft verkregen binnen een termijn van een maand vanaf de afgifte ter post van de aangetekende brief;2° de consument de kredietgever op de hoogte heeft gesteld dat wanneer hij van de verkoper van het goed of van de dienstverlener geen genoegdoening heeft bekomen overeenkomstig het punt 1°, hij de nog verschuldigde betalingen op een geblokkeerde rekening zal storten.De Koning kan de regels voor de opening en de werking van de rekening vastleggen.
De intrest opgebracht door het in deposito gegeven bedrag wordt gekapitaliseerd.
Door het enkele feit van het deposito verkrijgt de kredietgever voor elke schuldvordering wegens de gehele of gedeeltelijke niet-nakoming van de verplichtingen door de consument een voorrecht op het tegoed van de rekening.
Over het in deposito gegeven bedrag kan niet worden beschikt dan ten bate van de ene of de andere partij, mits ofwel een schriftelijke overeenkomst, gesloten nadat het bedrag op de voorvermelde rekening werd geblokkeerd, ofwel een voor eensluidend verklaard afschrift van de uitgifte van een rechterlijke beslissing wordt voorgelegd. Die beslissing is uitvoerbaar bij voorraad niettengestaande verzet of hoger beroep en zonder borgtocht, noch kantonnement.
Art. VII. 93. Wanneer de kredietovereenkomst op afstand het gefinancierde goed, verkocht op afstand, vermeldt of wanneer het kredietbedrag of het opgenomen bedrag rechtstreeks door de kredietgever aan de verkoper op afstand wordt gestort, kan de levering van het goed, in afwijking van de artikelen VII. 90 en VII. 84, eerste lid, plaats vinden voor het sluiten van de kredietovereenkomst in zoverre deze laatste te gelegener tijd voor de levering, beschikt over de contractvoorwaarden en de informatie bedoeld in artikel VI. 57, § 1.
Onderafdeling 3. - Maximale kosten en terugbetalingstermijnen Art. VII. 94. § 1. De Koning bepaalt de methode tot vaststelling en, in voorkomend geval, tot aanpassing van de maximale jaarlijkse kostenpercentages en bepaalt, het maximale jaarlijkse kostenpercentage in functie van de soort, het bedrag en eventueel, de duur van het krediet. § 2. Wanneer de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage het gebruik van veronderstellingen noodzaakt, kan de Koning eveneens, overeenkomstig de regels bedoeld in § 1, de maximale kredietkosten bepalen zoals onder meer de maximale debetrentevoet en, in voorkomend geval, de maximale terugkerende kosten en de maximale niet-terugkerende kosten bij een kredietopening. § 3. De krachtens dit artikel vastgestelde kostenpercentages en rentevoeten blijven hoe dan ook van toepassing tot aan hun herziening.
Iedere verlaging van het maximale jaarlijkse kostenpercentage en, in voorkomend geval, van de maximale kredietkosten is onmiddellijk van toepassing op de lopende kredietovereenkomsten die, binnen de perken van deze wet, de veranderlijkheid van het jaarlijkse kostenpercentage of de debetrentevoet voorzien.
Art. VII. 95. § 1. De Koning kan de maximale termijn voor de terugbetaling van het krediet bepalen, rekening houdend met het geleende bedrag en de kredietsoort. § 2. De kredietopeningen van onbepaalde duur of met een looptijd van meer dan vijf jaar moeten een termijn van nulstelling voorzien waarbinnen het totaal terug te betalen bedrag dient betaald te worden.
De Koning kan een maximale nulstellingstermijn bepalen. § 3. Indien een kredietovereenkomst, terugbetaalbaar in vaste termijnbedragen, de veranderlijkheid van de debetrentevoet toelaat, bepaalt de kredietovereenkomst dat bij aanpassing de consument het behoud van het termijnbedrag mag eisen, en eveneens de verlenging of de vermindering van de overeengekomen terugbetalingstermijn. De uitoefening van dit recht mag leiden tot overschrijding van de maximale terugbetalingstermijn bedoeld in § 1.
De kredietgever licht de consument uitdrukkelijk en voorafgaand aan het sluiten van de kredietovereenkomst over dit recht in. § 4. Uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de nulstellingstermijn verwittigt de kredietgever de consument hiervan door middel van ieder nuttig communicatiemiddel.
Onderafdeling 4. - Vervroegde terugbetalingsmodaliteiten en beëindiging Art. VII. 96. De consument heeft te allen tijde het recht om geheel of gedeeltelijk het verschuldigd kapitaalsaldo vervroegd terug te betalen. In dat geval heeft hij recht op een verlaging van de totale kosten van het krediet voor de consument die overeenstemmen met de interesten en de kosten verschuldigd voor de resterende duur van de overeenkomst.
De consument die wenst, geheel of gedeeltelijk, vervroegd zijn krediet terug te betalen, brengt de kredietgever ten minste tien dagen voor de terugbetaling bij ter post aangetekende brief van zijn voornemen op de hoogte.
Art. VII. 97. § 1. De kredietgever kan een billijke en objectief gegronde vergoeding bedingen in geval van volledige of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling.
De kredietgever deelt aan de consument op een duurzame drager het gevraagde bedrag mee binnen de tien dagen na de ontvangst van de brief bedoeld in artikel VII. 96, tweede lid of na de ontvangst op zijn rekening van de door de consument terugbetaalde sommen. Deze mededeling herneemt onder meer de berekening van de vergoeding.
Indien de termijn tussen de vervroegde aflossing en het overeengekomen einde van de overeenkomst meer dan één jaar bedraagt, mag dergelijke vergoeding niet hoger zijn dan 1 pct. van het bedrag in kapitaal dat vervroegd werd afgelost.
Indien de termijn niet meer dan één jaar bedraagt, mag de vergoeding ten hoogste 0,5 pct. bedragen van het bedrag in kapitaal dat vervroegd werd afgelost. § 2. De kredietgever mag geen enkele vergoeding vragen : 1° indien, door toepassing van de artikelen VII.194 tot VII. 196, VII. 200 of VII. 201, de verplichtingen van de consument werden verminderd tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag; 2° in geval van terugbetaling in uitvoering van een verzekeringsovereenkomst die contractueel de terugbetaling van het krediet waarborgt;3° in geval van een kredietopening;4° indien de aflossing valt in een termijn waarvoor geen vaste debetrentevoet geldt. § 3. Een vergoeding mag niet hoger zijn dan het rentebedrag dat de consument zou hebben betaald gedurende de termijn tussen de vervroegde aflossing en de overeengekomen datum waarop de kredietovereenkomst eindigt.
Art. VII. 98. § 1. De consument kan een kredietovereenkomst van onbepaalde duur te allen tijde kosteloos beëindigen, tenzij de partijen een opzeggingstermijn zijn overeengekomen. Deze termijn mag niet langer zijn dan één maand. Wanneer de consument zijn recht uitoefent, stelt hij de kredietgever hiervan in kennis bij een ter post aangetekende brief of op een andere door de kredietgever aanvaarde drager.
Indien zulks in de kredietovereenkomst is overeengekomen, kan de kredietgever een kredietovereenkomst van onbepaalde duur beëindigen door de consument op een duurzame drager een opzegging met ten minste twee maanden te doen toekomen. Wanneer de kredietgever zijn recht uitoefent, stelt hij de consument hiervan in kennis, bij een ter post aangetekende brief of op een andere door de consument aanvaarde drager. § 2. Indien dit in de kredietovereenkomst is overeengekomen, kan de kredietgever op objectieve gronden, onder meer wanneer de kredietgever over inlichtingen beschikt waaruit hij kan afleiden dat de consument niet langer in staat zal zijn zijn verbintenissen na te komen, het recht van de consument om krediet op te nemen op grond van een kredietovereenkomst op te schorten. De kredietgever stelt de consument, op een duurzame drager, indien mogelijk van tevoren en uiterlijk onmiddellijk na de opschorting, van die opschorting in kennis, alsook van de gronden hiervoor, tenzij het verstrekken van dergelijke informatie op grond van andere wetgeving is verboden of indruist tegen doelstellingen van openbare orde of openbare veiligheid.
Onderafdeling 5. - Rekeningafschrift Art. VII. 99. § 1. Bij iedere kredietopening wordt de consument regelmatig op de hoogte gebracht met een rekeningafschrift op een duurzame drager van de volgende informatie : 1° de juiste periode waarop het rekeningafschrift betrekking heeft;2° de opgenomen bedragen en de datum van opneming;3° het totaal verschuldigd blijvend bedrag en de datum van het vorige afschrift;4° het nieuwe totaal verschuldigd blijvend bedrag;5° de datum en het bedrag van de door de consument verrichte betalingen;6° de toegepaste debetrentevoet(en);7° de afzonderlijke bedragen van de eventueel toegepaste kosten;8° in voorkomend geval, het te betalen minimumbedrag en intresten. § 2. Bij de kredietopeningen, behoudens de geoorloofde debetstanden op een rekening, wordt bijkomend de volgende informatie verstrekt : 1° in voorkomend geval, het verschuldigd blijvend saldo van het voorgaand overzicht;2° in voorkomend geval, de onderscheiden data van de verschuldigde kosten;3° de datum en het bedrag van de verschuldigde interesten per toegepaste debetrentevoet evenals een aanduiding van de wijze waarop deze interesten worden berekend op het verschuldigd blijvend saldo aan de hand van de debetrentevoet. Onderafdeling 6. - Ongeoorloofde debetstand en overschrijding Art. VII. 100. § 1. Wanneer een debetstand zich voordoet in het raam van een kredietopening terwijl de kredietgever iedere debetstand die het toegestane kredietbedrag te boven gaat uitdrukkelijk verboden heeft, schort de kredietgever de kredietopnemingen op en eist de terugstorting van het bedrag in niet geoorloofde debetstand binnen een termijn van maximaal vijfenveertig dagen te rekenen vanaf de dag van de niet geoorloofde debetstand.
In dat geval kunnen slechts de uitdrukkelijk overeengekomen en door dit Boek geoorloofde verwijlinteresten en kosten worden gevraagd. De verwijlinteresten worden berekend op het bedrag van de niet geoorloofde debetstand.
De kredietgever brengt onverwijld de consument, op een duurzame drager, op de hoogte van : 1° de niet geoorloofde debetstand;2° het bedrag van de niet geoorloofde debetstand;3° de eventuele boetes, kosten of verwijlinteresten toepasselijk op het bedrag van de niet geoorloofde debetstand. § 2. In geval de consument de verplichtingen die voortvloeien uit de vorige paragraaf niet nakomt, stelt de kredietgever een einde aan de overeenkomst binnen de perken van artikel VII. 105, eerste lid, 3°, of sluit bij wege van schuldvernieuwing een nieuwe overeenkomst met een verhoogd kredietbedrag en dit met eerbiediging van alle bepalingen van dit boek.
Art. VII. 101. Wanneer een overschrijding minstens 1.250 euro bedraagt en langer dan een maand aanhoudt, brengt de kredietgever onverwijld de consument, op een duurzame drager, op de hoogte van : 1° de overschrijding;2° het overschreden bedrag;3° van de debetrentevoet, de eventuele toepasselijke boetes en kosten toepasselijk op het overschreden bedrag. De Koning kan dit bedrag wijzigen. Tot zolang de informatie bedoeld in het voorgaande lid niet wordt verstrekt, kan de kredietgever op het overschreden bedrag slechts de laatst toegepaste debetrentevoet toepassen, met uitsluiting van iedere boete, vergoeding of verwijlinterest.
Indien de overschrijding bij het verstrijken van een termijn van drie maand vanaf haar ontstaan niet is aangezuiverd, schort de kredietgever de kredietopnemingen op en stelt hij een einde aan de overeenkomst binnen de perken van artikel VII. 105, eerste lid, 3°, of sluit hij bij wege van schuldvernieuwing een nieuwe overeenkomst met een verhoogd kredietbedrag en dit met eerbiediging van alle bepalingenvan dit boek. Afdeling 6. - Overdracht van de kredietovereenkomst en van de
vorderingen die voortvloeien uit deze overeenkomst Art. VII. 102. De overeenkomst of de schuldvordering uit de kredietovereenkomst kan slechts worden overgedragen aan, of, na indeplaatsstelling slechts worden verworven door een op grond van dit boek vergunninghoudende of geregistreerde kredietgever, dan wel overgedragen worden aan of verworven worden door de Bank, het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten, de kredietverzekeraars, de instellingen voor collectieve beleggingen zoals bedoeld in de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles of andere daartoe door de Koning aangewezen personen.
Art. VII. 103. Onverminderd het bepaalde in artikel VII. 102 kan de overdracht of de indeplaatsstelling aan de consument niet worden tegengeworpen dan nadat hem hiervan bij een ter post aangetekende brief kennis is gegeven, behalve wanneer de onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling uitdrukkelijk is bepaald in het contract, en wanneer de identiteit van de overnemer of van de indeplaatsgestelde in de kredietovereenkomst is vermeld. Deze kennisgeving is niet verplicht wanneer de oorspronkelijke kredietgever, in overleg met de nieuwe houder van de schuldvordering, tegenover de consument het krediet verder beheert.
Art. VII. 104. Bij overdracht van of indeplaatsstelling voor de vordering uit de kredietovereenkomst, behoudt de consument tegenover de overnemer of de indeplaatsgestelde schuldeiser, de verweermiddelen, het beroep op de schuldvergelijking inbegrepen, die hij de overdrager of de indeplaatssteller kan tegenwerpen. Elk hiermee strijdig beding wordt voor niet geschreven gehouden. Afdeling 7. - Niet-uitvoering van de kredietovereenkomst
Art. VII. 105. Elk beding dat voorziet in het verval van de termijnbepaling of in een uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde, is verboden en wordt als niet geschreven beschouwd, tenzij : 1° ingeval de consument ten minste twee termijnen of een bedrag gelijk aan 20 pct.van het totale door de consument terug te betalen bedrag niet heeft betaald en hij één maand na het ter post afgeven van een aangetekende brief tot ingebrekestelling zijn verplichtingen niet is nagekomen. Die regels moeten door de kredietgever bij de consument in herinnering worden gebracht bij de ingebrekestelling; 2° ingeval de consument het goed vervreemdt vóór het betalen van de prijs, of het gebruikt in strijd met de bedongen voorwaarden van de overeenkomst, terwijl de kredietgever zich de eigendom ervan had voorbehouden of er, overeenkomstig de regelen inzake financieringshuur, nog geen eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden;3° ingeval de consument het kredietbedrag bedoeld in de artikelen VII. 100 en VII. 101 overschrijdt, en hij, een maand na het ter post afgeven van een aangetekende brief houdende ingebrekestelling, zijn verplichtingen niet is nagekomen. Die regels moeten door de kredietgever aan de consument in herinnering worden gebracht bij de ingebrekestelling.
Onverminderd de toepassing van artikel VII. 98 is elk beding dat voorziet dat de kredietgever op elk ogenblik de terugbetaling van het opgenomen kredietbedrag kan eisen verboden en wordt dit als niet geschreven beschouwd.
Art. VII. 106. § 1. Bij ontbinding van de kredietovereenkomst of bij verval van de termijnbepaling wegens de niet-uitvoering door de consument van zijn verbintenissen mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld : - het verschuldigd blijvende saldo; - het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet voor de consument; - het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsintrest berekend op het verschuldigd blijvende saldo; - de overeengekomen straffen of schadevergoedingen voor zover ze worden berekend op het verschuldigd blijvende saldo en beperkt worden tot de volgende maximumbedragen : - ten hoogste 10 % van de schijf van het verschuldigd blijvende saldo tot 7.500 euro; - ten hoogste 5 % van de schijf van het verschuldigd blijvende saldo boven 7.500 euro. § 2. Bij eenvoudige betalingsachterstand die geen ontbinding van de overeenkomst noch een verval van de termijnbepaling met zich brengt, mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld : - het vervallen en niet-betaalde kapitaal; - het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet voor de consument; - het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsintrest berekend op het vervallen en niet-betaalde kapitaal; - de overeengekomen kosten voor de maanbrieven en de brieven voor ingebrekestelling, a rato van één verzending per maand. Deze kosten bestaan uit een forfaitair maximumbedrag van 7,50 euro, vermeerderd met de op het ogenblik van de verzending geldende portokosten. De Koning kan dat forfaitair bedrag aanpassen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Wanneer de overeenkomst wordt opgezegd, overeenkomstig artikel VII. 98, § 1, of een einde heeft genomen en de consument zijn verplichtingen niet is nagekomen drie maanden na het ter post afgeven van een aangetekende brief tot ingebrekestelling, mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld : - het vervallen en niet-betaalde kapitaal; - het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet voor de consument; - het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsintrest berekend op het vervallen en niet-betaalde kapitaal; - de overeengekomen straffen of schadevergoedingen binnen de grenzen en maximumbedragen bedoeld bij § 1. § 3. De overeengekomen nalatigheidsinterestvoet mag niet meer bedragen dan de debetrentevoet laatst toegepast op het betreffende bedrag of de betreffende deeltermijn, verhoogd met een coëfficiënt van hoogstens 10 pct. § 4. Elke betaling gevraagd overeenkomstig de §§ 1 en 2 moet omstandig omschreven en verklaard worden in een document dat gratis aan de consument overhandigd wordt.
Een nieuw document dat de bedragen verschuldigd bij toepassing van §§ 1 en 2 omstandig omschrijft en verklaart, moet ten hoogste drie keer per jaar gratis worden ter beschikking gesteld aan de consument die hierom vraagt.
De Koning kan bepalen welke vermeldingen dat document moet bevatten en kan een afrekeningsmodel opleggen. § 5. Bij ontbinding van de overeenkomst of bij verval van de termijnbepaling mag, in afwijking van artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek, iedere betaling gedaan door de consument, de borg of de steller van een persoonlijke zekerheid, eerst toegerekend worden op het bedrag van de nalatigheidsinteresten of andere straffen en schadevergoedingen nadat het verschuldigd blijvende saldo en de totale kosten van het krediet voor de consument zijn betaald. § 6. Verboden is en als niet geschreven wordt beschouwd elk beding dat, ingeval de consument zijn verbintenissen niet uitvoert, straffen of schadevergoedingen oplegt waarin dit boek niet voorziet.
Art. VII. 107. § 1. De vrederechter kan de betalingsfaciliteiten, die hij bepaalt, toestaan aan de consument wiens financiële toestand is verslechterd.
Wanneer het toestaan van betalingsfaciliteiten de kosten van de kredietovereenkomst verhoogt, bepaalt de vrederechter het deel dat door de consument moet worden gedragen.
De bevoegde rechter kan aan de consument uitstel of herschikking van betaling van de schulden bedoeld in artikel VII. 106, §§ 1 en 2, toekennen, zelfs wanneer de kredietgever een clausule als bedoeld in artikel VII. 105 toepast of de toepassing ervan eist. § 2. In afwijking van de artikelen 2032, 4°, en 2039 van het Burgerlijk Wetboek, moeten de borg, en, desgevallend, elke steller van een zekerheid, zich houden aan het door de vrederechter aan de consument toegestane betalingsfaciliteitenplan. § 3. Wanneer de borg en, desgevallend, de steller van een zekerheid, door de schuldeiser in betaling worden aangesproken, kunnen zij de vrederechter om het toestaan van betalingsfaciliteiten verzoeken, volgens dezelfde voorwaarden en modaliteiten als bepaald door de artikelen 1337bis tot 1337octies van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot het toestaan van betalingsfaciliteiten aan de consument inzake consumentenkrediet.
Art. VII. 108. § 1. Onverminderd de toepassing van § 2, wanneer de consument reeds sommen gelijk aan ten minste 40 % heeft betaald van de prijs bij contante betaling van een goed dat het voorwerp is, hetzij van een beding van eigendomsvoorbehoud, hetzij van een pandbelofte met onherroepelijke volmacht, kan dit goed niet worden teruggenomen dan op grond van een gerechtelijke beslissing, of van een schriftelijke overeenkomst, gesloten na een ingebrekestelling bij ter post aangetekend schrijven.
De kredietgever moet binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de verkoopsdatum van het gefinancierde goed de verkregen prijs ter kennis brengen van de consument en hem het teveel gestorte terugstorten. § 2. Wanneer een consument, in het raam van een financieringshuur, 40 pct. of meer van de prijs bij contante betaling van een lichamelijk roerend goed betaald heeft, kan hij slechts eisen het bezit van het goed te bewaren op grond van een uitdrukkelijk akkoord tussen de partijen, gesloten na de totstandkoming van de kredietovereenkomst of bij beschikking van de rechter. § 3. In geen geval mag een lastgeving of een akkoord gesloten met het oog op de terugname van een goed gefinancierd door een kredietovereenkomst leiden tot een ongerechtvaardigde verrijking. Afdeling 8. - Zekerheden
Art. VII. 109. § 1. De borgtocht en, desgevallend, elke andere vorm van zekerheid voor de verbintenissen die voortvloeien uit een kredietovereenkomst geven nauwkeurig het bedrag weer dat gewaarborgd is. De gevraagde zekerheden gelden enkel voor deze bedragen, eventueel verhoogd met de nalatigheidsintresten, met uitsluiting van alle andere boetes of kosten van niet-uitvoering. De kredietgever dient hiertoe voorafgaandelijk en gratis aan de borg en, desgevallend, aan de steller van een zekerheid een exemplaar van het kredietcontract te overhandigen. § 2. Elke overeenkomst tot zekerheidsstelling, waarvan de zekerheidssteller wordt geregistreerd overeenkomstig artikel VII. 148. § 2, 1°, vermeldt : 1° de clausule : "De kredietovereenkomst, waarvoor u deze zekerheid hebt gesteld maakt het voorwerp uit van een registratie bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren waarbij u overeenkomstig artikel VII.148, § 2, 1°, wordt geregistreerd als zekerheidssteller"; 2° de doeleinden van de verwerking in de Centrale;3° de naam van de Centrale;4° het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste. § 3. De kredietgever stelt iedere steller van een zekerheid in kennis van de totstandkoming van de kredietovereenkomst en, voorafgaandelijk, van elke wijziging van deze overeenkomst.
Voor de kredietovereenkomsten gesloten voor een onbepaalde duur kan door de kredietgever slechts een borgtocht of een persoonlijke zekerheid worden gevraagd voor een periode van vijf jaar. Deze periode kan slechts hernieuwd worden bij afloop en met het uitdrukkelijk goedvinden van de borg of de persoon die een persoonlijke zekerheid heeft gesteld.
Art. VII. 110. De kredietgever verwittigt de borg en, desgevallend, de steller van een zekerheid, wanneer de consument twee betalingen of minstens een vijfde van de totale te betalen som achterstaat. Hij geeft hem kennis van de toegekende betalingsfaciliteiten en deelt hem vooraf elke wijziging van de oorspronkelijke kredietovereenkomst mee.
Art. VII. 111. In afwijking van artikel 2021 van het Burgerlijk Wetboek kan de kredietgever de borg en, desgevallend, de steller van een zekerheid dan eerst aanspreken wanneer de consument ten minste twee termijnen of een bedrag gelijk aan 20 pct. van de totale terug te betalen som of de laatste termijn niet betaald heeft en, nadat de kredietgever de consument bij een ter post aangetekende brief in gebreke heeft gesteld, de consument een maand na het ter post afgeven van de aangetekende brief zijn verplichtingen niet is nagekomen. Afdeling 9. - Kredietbemiddelaars
Art. VII. 112. § 1. De kredietbemiddelaar mag enkel bemiddelen voor kredietovereenkomsten met vergunninghoudende of geregistreerde kredietgevers. § 2. De kredietmakelaar mag zijn activiteit slechts onder zijn eigen naam uitoefenen.
Art. VII. 113. § 1. De kredietbemiddelaar kan geen kredietaanvraag indienen voor een consument waarvoor hij, gelet op de inlichtingen waarover hij beschikt of zou moeten beschikken, onder meer op basis van de inlichtingen bedoeld in artikel VII. 69, van oordeel is dat de consument duidelijk niet in staat zal zijn de verplichtingen voortvloeiend uit de kredietovereenkomst, na te komen. § 2. De kredietbemiddelaar mag de kredietaanvragen niet opsplitsen.
Hij moet aan de kredietgever de noodzakelijke inlichtingen bedoeld in artikel VII. 69 mededelen. § 3. Eenieder die optreedt als kredietbemiddelaar moet alle aangezochte kredietgevers in kennis stellen van het bedrag van de andere kredietovereenkomsten welke hij heeft aangevraagd of ontvangen ten behoeve van dezelfde consument gedurende twee maanden voorafgaand aan het indienen van iedere nieuwe kredietaanvraag.
Art. VII. 114. § 1. De kredietbemiddelaar mag van de consument die om zijn bemiddeling heeft verzocht, geen enkele vergoeding in welke vorm ook, rechtstreeks of onrechtstreeks ontvangen. § 2. De kredietbemiddelaar heeft slechts recht op een commissie voor de kredietovereenkomsten die met zijn bemiddeling geldig en volgens de vormregels zijn tot stand gekomen. § 3. Volgens de regels door de Koning bepaald moet de betaling van de commissie ten minste voor de helft worden gespreid naargelang van de aard van het krediet en van de duur ervan. § 4. Wanneer een kredietovereenkomst wordt gesloten met het oog op de volledige, vervroegde terugbetaling van een vroegere kredietovereenkomst, is geen commissie verschuldigd zo dezelfde kredietbemiddelaar voor beide overeenkomsten heeft bemiddeld.
Deze bepaling is niet van toepassing bij een betekenisvolle vermindering van het jaarlijkse kostenpercentage van de nieuwe overeenkomst ten aanzien van de vroegere kredietovereenkomst. Afdeling 10. - Schuldbemiddeling
Art. VII. 115. De schuldbemiddeling is verboden, behalve : 1° wanneer zij wordt verricht door een advocaat, een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijk mandataris in de uitoefening van zijn beroep of zijn ambt;2° wanneer zij wordt verricht door overheidsinstellingen of door particuliere instellingen die daartoe door de bevoegde overheid zijn erkend. Afdeling 11. - Verwerking van persoonsgegevens
Onderafdeling 1. - Overmaking van persoonsgegevens Art. VII. 116. Behalve in geval van overdracht of indeplaatsstelling zoals die heeft plaats gevonden overeenkomstig de artikelen VII. 102 en VII. 103, kunnen de persoonsgegevens van een consument of een zekerheidssteller die door de kredietgever verwerkt werden in het raam van het sluiten of het uitvoeren van een kredietovereenkomst enkel aan een derde worden overgemaakt onder de voorwaarden opgesomd in deze afdeling.
Art. VII. 117. § 1. Persoonsgegevens kunnen enkel het voorwerp uitmaken van een verwerking in het raam van de volgende dubbele finaliteit : 1° de beoordeling van de financiële toestand en de kredietwaardigheid van de consument of van de zekerheidssteller;2° in het raam van het verstrekken of het beheer van de kredieten of betalingsdiensten bedoeld in dit boek die van aard zijn het privévermogen van een natuurlijk persoon te bezwaren en waarvan de uitvoering op het privévermogen van deze persoon kan voortgezet worden. In geen geval mogen deze inlichtingen worden gebruikt voor commerciële prospectiedoeleinden. § 2. De ingezamelde gegevens moeten in het licht van de doeleinden opgesomd in de vorige paragraaf relevant, aangepast en niet overdreven zijn.
Art. VII. 118. § 1. Met uitsluiting van alle andere, mogen slechts worden verwerkt de gegevens betreffende de identiteit van de consument of van de zekerheidssteller, het bedrag en de duur van de kredieten, de periodiciteit van de betalingen, de gebeurlijk toegestane betalingsfaciliteiten, de betalingsachterstanden, alsook de identiteit van de kredietgever. Dit laatste gegeven mag uitsluitend aan de verantwoordelijke voor de verwerking en aan de consument worden medegedeeld tenzij het betalingsachterstanden betreft.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de inhoud van de gegevens bedoeld in het voorgaande lid bepalen. § 2. In afwijking van de bepalingen van het eerste lid kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit : 1° bepalen welke categorieën van strafrechtelijke veroordelingen, die tegen de consument of de zekerheidssteller zijn uitgesproken, mogen worden verwerkt voor zover zij daarvan voorafgaandelijk en schriftelijk zijn kennis gegeven;2° de natuurlijke personen en privaat- of publiekrechtelijke rechtspersonen aanwijzen welke de verwerking van de gegevens, zoals bedoeld in het 1°, mogen uitvoeren;3° de bijzondere voorwaarden en modaliteiten vaststellen welke voor deze verwerking moeten worden in acht genomen. Art. VII. 119. § 1. De persoonsgegevens mogen slechts aan de volgende personen worden medegedeeld : 1° de vergunninghoudende of geregistreerde kredietgevers;2° de personen die door de Koning zijn toegelaten om kredietverzekeringsverrichtingen uit te voeren met toepassing van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;3° de FMSA en de Bank in het raam van hun opdrachten;4° de betalingsdienstaanbieders, in de mate dat deze personen hun gegevens inzake betalingsdiensten op basis van regelen inzake wederkerigheid meedelen;5° de verenigingen van personen of instellingen bedoeld in 1°, 2°, en 4°, van dit lid die hiertoe erkend werden door de minister of zijn gemachtigde onder de volgende voorwaarden : a) de rechtspersoonlijkheid bezitten;b) gesticht zijn met een oogmerk dat ieder winstgevend doel uitsluit en enkel opgericht zijn met het oog op het beschermen van de professionele belangen van zijn leden;c) samengesteld zijn uit leden die geen administratieve of strafrechtelijke sanctie hebben opgelopen. De minister of zijn gemachtigde beslist over de aanvraag tot erkenning binnen twee maanden na de dag waarop alle vereiste documenten en gegevens zijn ontvangen.
Indien de aanvraag niet is vergezeld van alle voornoemde documenten en gegevens wordt de aanvrager hiervan op de hoogte gesteld binnen vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag. Bij ontstentenis van een mededeling in die zin binnen deze termijn wordt de aanvraag geacht volledig en regelmatig te zijn.
De weigering tot erkenning is met redenen omkleed en wordt aan de aanvrager meegedeeld bij een ter post aangetekende brief.
De minister kan de erkenning opschorten of intrekken van personen die niet meer aan de bovenvermelde voorwaarden voldoen of die de verbintenissen die zij bij de erkenningsaanvraag hebben aangegaan niet naleven; 6° een advokaat, een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijk mandataris, in de uitoefening van zijn mandaat of ambt, en in het raam van de uitvoering van een kredietovereenkomst;7° de schuldbemiddelaar bij de uitvoering van zijn opdracht in het kader van een collectieve schuldenregeling, zoals bedoeld in de artikelen 1675/2 tot 1675/19 van het Gerechtelijk Wetboek;8° de ambtenaren van de FOD Economie bevoegd om op te treden in het raam van boek XV;9° de personen die een activiteit van minnelijke invordering van schulden van de consument uitoefenen en die hiertoe, overeenkomstig artikel 4, § 1, van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, zijn ingeschreven bij de FOD Economie;10° de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer binnen de uitvoering van haar opdracht. § 2. Zodra de persoonsgegevens verkregen zijn, mogen zij enkel worden meegedeeld aan de personen bedoeld in paragraaf 1. § 3. De aanvragen om inlichtingen gericht aan de verantwoordelijke voor de verwerking en uitgaande van de personen bedoeld in dit artikel, met uitzondering van de FSMA, de Bank, de ambtenaren bedoeld in het eerste lid, 8°, en de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, moeten de consumenten over wie de aanvraag gaat individualiseren, aan de hand van hun naam, voornaam en geboortedatum; die aanvragen mogen worden gegroepeerd.
Onderafdeling 2. - Verwerking van gegevens Art. VII.120. § 1. De gegevens moeten worden uitgewist wanneer het behoud ervan in het bestand niet meer verantwoord is. De Koning kan een termijn bepalen voor de bewaring van de gegevens of van categorieën van gegevens.
De personen die mededeling hebben ontvangen van persoonsgegevens in het raam van het sluiten of het beheer van een kredietovereenkomst, mogen daarover slechts beschikken gedurende de tijd nodig voor het sluiten en het uitvoeren van kredietovereenkomsten, inzonderheid rekening houdend met de door de Koning, krachtens deze paragraaf, bepaalde termijnen voor de bewaring van gegevens. § 2. De verantwoordelijke voor de verwerking is verplicht alle maatregelen te treffen om de perfecte bewaring van de persoonsgegevens te verzekeren.
De personen die mededeling hebben ontvangen van persoonsgegevens zijn ertoe gehouden maatregelen te nemen om het vertrouwelijk karakter van deze gegevens te verzekeren en om ervoor te zorgen dat ze uitsluitend worden aangewend voor de doeleinden door of krachtens dit boek voorzien of voor het vervullen van hun wettelijke verplichtingen. § 3. De verantwoordelijke voor de verwerking wordt in het bijzonder belast met het toezicht op de geautomatiseerde verwerking of de geautomatiseerde uitwisseling van persoonsgegevens en moet inzonderheid erop toezien dat de programma's voor geautomatiseerde verwerking of de geautomatiseerde uitwisseling uitsluitend worden ontwikkeld en aangewend overeenkomstig dit boek en zijn uitvoeringsbesluiten.
De Koning kan de regels bepalen volgens welke de verantwoordelijke voor de verwerking zijn opdracht moet uitvoeren.
Art. VII. 121. § 1. Wanneer een consument of een zekerheidssteller voor de eerste maal in een bestand wordt geregistreerd wegens wanbetaling met betrekking tot kredietovereenkomsten in de zin van dit boek, moet hem daarvan onverwijld door de verantwoordelijke voor de verwerking, rechtstreeks of onrechtstreeks, kennis worden gegeven. § 2. In die kennisgeving wordt vermeld : 1° de identiteit en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking.Wanneer deze geen vaste vestiging op het grondgebied van de Europese Unie heeft, moet hij een op het Belgische grondgebied gevestigde vertegenwoordiger aanwijzen, onverminderd rechtsvorderingen die tegen de verantwoordelijke voor de verwerking zelf kunnen worden ingesteld; 2° het adres van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer;3° de identiteit en het adres van de persoon die het gegeven heeft medegedeeld;4° het recht op toegang tot het bestand, op verbetering van foute gegevens en op uitwissing van gegevens, de modaliteiten voor de uitoefening van genoemde rechten, alsook de bewaringstermijn van de gegevens, zo er een bestaat;5° de doeleinden van de verwerking. Art. VII. 122. § 1. Elke consument of zekerheidssteller heeft met betrekking tot de in de bestanden geregistreerde gegevens die zijn persoon of zijn patrimonium betreffen, de in de artikelen 10 en 12 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens, bedoelde rechten. § 2. De consument en de zekerheidssteller kunnen verkeerde gegevens vrij en kosteloos laten rechtzetten volgens de voorwaarden door de Koning bepaald. In dat geval is de verantwoordelijke voor de verwerking ertoe gehouden deze verbetering mede te delen aan de personen die inlichtingen van hem hebben verkregen en die de geregistreerde persoon aanduidt. § 3. Wanneer in het bestand wanbetalingen verwerkt worden, kan de consument eisen dat de reden van de wanbetaling die hij mededeelt samen met de wanbetaling, wordt vermeld. § 4. De Koning kan de nadere regelen voor de uitoefening van de in dit artikel bedoelde rechten vaststellen. HOOFDSTUK 2. - Hypothecair krediet Afdeling 1. - Reclame en Kosten
Art. VII. 123. § 1. Onverminderd andere wets- of reglementsbepalingen, vermeldt elke reclame voor hypothecair krediet de identiteit of de benaming van de kredietgever. Indien de reclame uitgaat van een kredietbemiddelaar, vermeldt hij zulks uitdrukkelijk met opgave van zijn adres. § 2. De kredietgever stelt de belangstellenden een informatie ter beschikking onder de vorm van prospectussen.
Deze prospectus bevat het tarief van de debetrentevoeten, alle eventuele verminderingen en vermeerderingen van de rentevoet en alle toekenningsvoorwaarden inbegrepen.
De partijen kunnen van de prospectus afwijkende verminderingen of vermeerderingen overeenkomen indien deze voordeliger zijn voor de consument of op zijn initiatief onderhandeld werden. § 3. Wanneer de consument zich verbindt tot de betaling van dossiers- of schattingskosten, worden deze vermeld in een door hem ondertekend aanvraagformulier. § 4. De Koning bepaalt de nadere regels waaraan de reclame, prospectussen en aanvraagformulieren moeten voldoen. Hij kan, in het bijzonder, de kredietgevers en de kredietbemiddelaars het gebruik opleggen van een actuariële debetrentevoet, bedoeld om de vergelijking van de hypothecaire kredieten te vergemakkelijken.
Art. VII. 124. Het is een kredietbemiddelaar verboden rechtstreeks of zijdelings kosten ten laste van de kredietaanvrager te leggen. Afdeling 2. - Algemene bepalingen
Art. VII. 125. De wedersamenstelling van kapitaal moet gebeuren door middel van een aan het krediet toegevoegd contract.
Dit toegevoegd contract mag enkel bestaan uit een levensverzekeringscontract, uit een kapitalisatiecontract of uit een andere vorm van sparen.
Het wedersamengestelde kapitaal is op eender welk ogenblik de afkoopwaarde of het verzekerd of gevormd kapitaal in geval van een levensverzekerings- of kapitalisatieovereenkomst of het reeds gespaarde kapitaal in de andere gevallen van spaarovereenkomsten.
Wanneer de wedersamenstelling bij de kredietgever gebeurt, wordt, ingeval van wettelijke of gerechtelijke ontbinding of van faillissement van deze laatste, het gereconstitueerd kapitaal bij schuldvergelijking aangewend voor de vermindering van de schuldvordering van de kredietgever zonder dat enige vergoeding verschuldigd is.
Wanneer de wedersamenstelling niet bij de kredietgever gebeurt, wordt de wedersamenstellende derde, op het ogenblik waarop het krediet opeisbaar of terugbetaalbaar wordt, de enige schuldenaar van de kredietgever voor het wedersamengesteld kapitaal. In dit geval oefent de kredietgever de rechten uit van de consument tegenover de wedersamenstellende derde.
De Koning kan bijkomende regels bepalen waaraan de wedersamenstelling moet voldoen.
Art. VII. 126. § 1. Er bestaat in de zin van dit hoofdstuk en met het oog op haar toepassing een aangehecht contract wanneer de consument, in uitvoering van een voorwaarde van het krediet waarvan het niet-naleven de opeisbaarheid van de schuldvordering kan veroorzaken, een verzekeringsovereenkomst onderschrijft of handhaaft. Dat aangehecht contract mag niets anders zijn dan : 1° een schuldsaldoverzekering die het overlijdensrisico dekt teneinde contractueel de terugbetaling van het krediet te waarborgen;2° een verzekering die het risico dekt van de beschadiging van het onroerend goed dat in waarborg aangeboden werd;3° een borgtochtverzekering. § 2. Het is de kredietgever verboden zich in de vestigingsakte het recht voor te behouden in de loop van het contract een verhoging van de dekking op te leggen.
Het is de kredietgever verboden de consument rechtstreeks of zijdelings te verplichten het aangehecht contract te sluiten bij een door de kredietgever aangewezen verzekeraar. § 3. Wanneer er een aangehecht contract van schuldsaldoverzekering is, wordt, op het ogenblik van het overlijden van de verzekerde, het verzekerd kapitaal gebruikt om het verschuldigd blijvend saldo terug te betalen en om, in voorkomend geval, de lopende en niet-vervallen interesten te betalen.
Wanneer het kapitaal van zulke verzekering hoger is dan het verschuldigd blijvend saldo, mag de consument op elk ogenblik dat kapitaal doen verminderen tot het passend bedrag.
Wanneer de verzekering slechts op een gedeelte van het kapitaal van het krediet betrekking heeft, worden dezelfde regels proportioneel toegepast. § 4. De Koning bepaalt de bijkomende regels waaraan de aanhechting moet voldoen.
Art. VII. 127. De debetrentevoet is vast of veranderlijk. Indien één of meer vaste rentevoeten bedongen zijn, gelden deze voor de duur bedongen in de kredietovereenkomst.
Art. VII. 128. § 1. Indien de veranderlijkheid van debetrentevoet overeengekomen werd, mag er maar één debetrentevoet zijn per kredietovereenkomst. Op deze debetrentevoet zijn de volgende regels van toepassing : 1° De debetrentevoet moet zowel in meer als in min schommelen.2° De debetrentevoet mag slechts veranderen bij het verstrijken van bepaalde periodes die niet minder dan één jaar mogen bedragen.3° De verandering van de debetrentevoet moet gebonden zijn aan de schommelingen van een referte-index, genomen uit een reeks referte-indexen in functie van de duur van de perioden van verandering van de debetrentevoet. De lijst en de berekeningswijze van de referte-indexen worden bepaald door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, genomen op advies van de Bank en van de FSMA nadat deze de Commissie voor Verzekeringen geraadpleegd heeft. 4° De oorspronkelijke debetrentevoet is de rentevoet waartegen de rente wordt berekend die de consument verschuldigd is op het tijdstip van de eerste rentebetaling. 5° De oorspronkelijke waarde van de referte-index is die van de kalendermaand die voorafgaat aan de datum van het aanbod bedoeld in artikel VII.133. In afwijking op die regel dienen de aan dit boek onderworpen kredietgevers echter de waarde van de referte-index te hanteren die voorkomt op hun tarieflijst van debetrentevoeten voor het desbetreffende type van krediet. In dat geval is die waarde die van de kalendermaand die voorafgaat aan de datum van dat tarief. 6° Bij het verstrijken van de periodes bepaald in de vestigingsakte is de debetrentevoet voor de nieuwe periode gelijk aan de oorspronkelijke debetrentevoet vermeerderd met het verschil tussen de waarde van de referte-index verschenen in de kalendermaand die voorafgaat aan de datum van de verandering, en de oorspronkelijke waarde van die index. Indien de oorspronkelijke debetrentevoet het resultaat is van een voorwaardelijke vermindering, mag de kredietgever voor het bepalen van de nieuwe debetrentevoet uitgaan van een hogere debetrentevoet indien de consument de gestelde voorwaarde of voorwaarden niet langer nakomt.
De verhoging mag niet meer bedragen dan de vermindering toegekend in het begin van het krediet uitgedrukt in percent per periode. 7° Onverminderd hetgeen bepaald is in 8° hierna, moet de vestigingsakte bepalen dat de verandering van de debetrentevoet beperkt wordt zowel in meer als in min, tot een bepaald verschil ten opzichte van de oorspronkelijke debetrentevoet, zonder dat dit verschil in geval van stijging van de debetrentevoet meer mag bedragen dan het verschil in geval van daling. Indien de oorspronkelijke debetrentevoet het resultaat is van een voorwaardelijke vermindering, mag de vestigingsakte bepalen dat bij de in het eerste lid beoogde verandering rekening wordt gehouden met een hogere debetrentevoet, indien de gestelde voorwaarde of voorwaarden voor de vermindering niet langer worden nagekomen. De toegepaste verhoging mag niet meer bedragen dan de vermindering toegekend in het begin van het krediet uitgedrukt in percent per periode.
De vestigingsakte mag verder bepalen dat er geen wijziging van debetrentevoet is dan wanneer de wijziging in meer of in min, ten aanzien van de debetrentevoet van de vorige periode, een bepaald minimumverschil bereikt. 8° Indien de eerste periode een kortere duur heeft dan drie jaren, kan een verhoging van de debetrentevoet niet tot gevolg hebben dat de debetrentevoet die van toepassing is gedurende het tweede jaar verhoogd wordt met meer dan wat overeenstemt met één procentpunt `s jaars ten opzichte van de oorspronkelijke debetrentevoet, noch dat de debetrentevoet die van toepassing is gedurende het derde jaar verhoogd wordt met meer dan wat overeenstemt met twee procentpunten `s jaars ten opzichte van die oorspronkelijke debetrentevoet. § 2. In geval van verandering van de debetrentevoet en wanneer er aflossing is van het kapitaal, worden de bedragen der periodieke lasten berekend aan de nieuwe debetrentevoet volgens de bepalingen van de vestigingsakte.Bij gebrek aan zulke bepalingen worden de periodieke lasten berekend in functie van het verschuldigd blijvend saldo en van de overblijvende looptijd, volgens de technische methode die oorspronkelijk gebruikt werd.
In geval van verandering van de debetrentevoet en wanneer er geen aflossing is van het kapitaal, worden de interesten berekend aan de nieuwe debetrentevoet volgens de technische methode die oorspronkelijk gebruikt werd. § 3. De tijdstippen, voorwaarden en modaliteiten van de verandering van de debetrentevoet evenals de oorspronkelijke waarde van de referte-index moeten voorkomen in de vestigingsakte. § 4. Bij verandering van de debetrentevoet moet de wijziging medegedeeld worden aan de consument ten laatste op de datum dat de interesten aan de nieuwe debetrentevoet beginnen te lopen. In voorkomend geval moet bij die mededeling kosteloos een nieuw aflossingsplan worden gevoegd waarin de gegevens bedoeld in artikel VII. 140, § 1, zijn opgenomen voor de overblijvende looptijd. § 5. Bij een in Ministerraad overlegd besluit bepaalt de Koning de nadere regels welke voor de toepassing van dit artikel nodig zijn.
Art. VII. 129. De debetrente wordt berekend : 1° in geval van aflossing, op het verschuldigd blijvend saldo;2° in geval van wedersamenstelling, op het kapitaal of, na een gedeeltelijke terugbetaling, op het nog terug te betalen kapitaal. In het geval van een kredietopening wordt de debetrente berekend worden op het gedeelte van het kapitaal dat opgenomen is.
Is verboden, het eisen of het doen betalen : 1° van interesten vóór het verstrijken van de periode waarvoor zij berekend zijn;2° van interesten in gedeelten van de perioden waarvoor zij berekend zijn. Indien de debetrente krachtens de vestigingsakte aan een derde worden betaald, is deze betaling bevrijdend voor de consument tegenover de kredietgever.
Art. VII. 130. Behoudens de wettelijke kosten behorend bij de hypotheek en wat krachtens andere wettelijke of reglementaire bepalingen kan verschuldigd zijn, mogen slechts kosten voor de samenstelling van het dossier en kosten voor de schatting der in waarborg aangeboden goederen ten laste van de kredietaanvrager of de consument gelegd worden.
Geen kosten voor schatting zijn verschuldigd dan nadat de schatting is geschied. Geen dossierkosten zijn verschuldigd dan nadat het in artikel VII. 133 bedoelde aanbod is gedaan. Voorschotten dienen in het tegenovergestelde geval terug betaald te worden.
Indien de schattingskosten ten laste van de kredietaanvrager worden gelegd, worden zij hem vooraf worden medegedeeld. Hij ontvangt onverwijld kopie van het schattingsverslag.
Art. VII. 131. § 1. De kredietgever mag een vergoeding bedingen voor het geval van een gehele of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling.
Deze vergoeding dient berekend te worden, aan de debetrentevoet van het krediet, op het bedrag van het verschuldigd blijvend saldo.
Voor deze berekening dient dat bedrag, wanneer er een toegevoegd contract is waarvan de afkoopwaarde niet aangewend wordt voor de terugbetaling, verminderd te worden met die afkoopwaarde.
Bij gedeeltelijke terugbetaling worden deze regels proportioneel toegepast.
Deze vergoeding mag niet méér bedragen dan drie maanden interest.
Er is geen vergoeding verschuldigd in geval van terugbetaling na overlijden, in uitvoering van een aangehecht of toegevoegd contract. § 2. In het geval van een kredietopening mag de kredietgever een vergoeding bedingen voor terbeschikkingstelling van het kapitaal.
Deze vergoeding wordt berekend op het niet-opgenomen deel van het toegestane krediet. § 3. De vergoedingen bedoeld in de §§ 1 en 2 moeten in de vestigingsakte worden vermeld.
Art. VII. 132. Geen andere vergoeding dan deze voorzien in artikel VII. 131, noch een bezoldiging voor bemiddeling, onder welke benaming of vorm en voor wie ook bestemd, mogen ten laste gelegd worden van de kredietaanvrager of van de consument. Afdeling 3. - De kredietovereenkomst
Art. VII. 133. Vooraleer de kredietovereenkomst ondertekend wordt, dient de kredietgever aan de consument een schriftelijk aanbod over te maken dat alle contractvoorwaarden bevat en de geldigheidsduur van het aanbod vermeldt.
Ten laatste bij het overmaken van het aanbod dient de kredietgever aan de consument het aflossingsplan van het aangeboden krediet over te maken.
De kredietovereenkomst bevat de volgende vermeldingen : 1° de clausule : "Deze overeenkomst maakt het voorwerp uit van registratie in de Centrale voor Kredieten aan Particulieren overeenkomstig artikel VII.148 van boek VII van het Wetboek van economisch recht"; 2° de doeleinden van de verwerking in de Centrale;3° de naam van de Centrale;4° het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste. Art. VII. 134. De vestigingsakte mag niet bedingen dat de rechten en verplichtingen van de consument eenzijdig kunnen gewijzigd worden.
Bij de ondertekening van de overeenkomst wordt aan de consument een kopie van de vestigingsakte overhandigd.
Art. VII. 135. Het kapitaal wordt ter beschikking gesteld van de consument in gereed geld of op girale wijze.
Het kapitaal mag aan geen enkele index gekoppeld worden, behalve wanneer het krediet toegestaan is onder de vorm van een lening zonder beding van interest; in dit geval mag geen andere index gebruikt worden dan de index der consumptieprijzen.
Art. VII. 136. § 1. Wanneer de consument het kapitaal geheel of gedeeltelijk aan de kredietgever in pand geeft, brengen de in pand gehouden bedragen interest op ten voordele van de consument aan de debetrentevoet van het krediet. Bij terugbetaling van het krediet bestaat er schuldvergelijking tussen de in pand gehouden bedragen en hun interesten, en de schuldvordering van de kredietgever. § 2. Ingeval van wettelijke of gerechtelijke ontbinding of ingeval van faillissement van de kredietgever worden de in pand gehouden bedragen en hun interesten bij schuldvergelijking aangewend voor de vermindering van de schuldvordering van de kredietgever zonder dat enige vergoeding verschuldigd is.
Art. VII. 137. Het is verboden een hypothecair krediet rechtstreeks of zijdelings afhankelijk te stellen van de verplichting effecten zoals obligaties, aandelen, deelbewijzen of deelnemingen, in welke vorm ook, te kopen, te ruilen of erop in te schrijven.
Het in het vorige lid bedoelde verbod geldt niet voor de inschrijving op de deelbewijzen van de coöperatieve vennootschap of van de onderlinge maatschappij, die het krediet toestaat, voor zover het bedrag van de inschrijving of de storting niet meer bedraagt dan twee ten honderd van het kapitaal van het krediet.
Art. VII. 138. Het verstrekken van hypothecair krediet mag noch rechtstreeks noch zijdelings afhankelijk worden gemaakt van de verplichting een verzekerings- of kapitalisatieovereenkomst te sluiten of van de verplichting te sparen, tenzij bij wege van een toegevoegd of aangehecht contract bedoeld in de artikelen VII. 125 en VII. 126.
Wanneer een verzekerings-, kapitalisatie- of spaartegoed wordt aangewend als bijkomende waarborg, anders dan op grond van een toegevoegd contract, kan zulks niet verplichten tot het betalen van premies of het doen van spaarverrichtingen.
Art. VII. 139. § 1. De uitgifte van wissels en de ondertekening van orderbriefjes ter vertegenwoordiging van een hypothecair krediet zijn verboden. § 2. Onverminderd hun geldigheid als handelspapier, zijn de uitgifte van wissels en de ondertekening van orderbriefjes ter vertegenwoordiging van een hypothecair krediet evenwel onder de volgende voorwaarden toegelaten : 1° het handelspapier dient betaalbaar gesteld op vaste datum, deze vervaldag dient overeen te stemmen met een van de vervaldagen van een aflossingsstorting van het kapitaal zoals bedoeld in artikel VII.140, § 1; 2° het handelspapier mag enkel een bedrag weergeven dat niet hoger is dan het bedrag van de aflossingsstortingen die vervallen gedurende het jaar voorafgaand aan de vervaldag van het effect;3° het handelspapier dient aan order van de kredietgever te luiden;4° de kredietgever verbindt zich ertoe het handelspapier dat aldus werd of zal worden opgemaakt slechts aan een kredietgever die vergunningshouder is overeenkomstig de bepalingen van Titel 4, Hoofdstuk 4, te endosseren, op het handelspapier een verbod te bepalen dit opnieuw te endosseren en het handelspapier slechts te endosseren indien de geëndosseerde voorafgaand en schriftelijk : a) zich ertoe verbindt het handelspapier niet meer te endosseren;b) zich ertoe verbindt elke gehele of gedeeltelijke voorafbetaling van het handelspapier te aanvaarden;c) mandaat geeft aan de kredietgever om elke gehele of gedeeltelijke betaling, voorafgaand of op de vervaldag, te ontvangen en kwijting hiervoor te verlenen.De herroeping van dit mandaat zal tegenwerpelijk zijn aan de consument op voorwaarde dat de kennisgeving hiervan geschiedt bij aangetekend schrijven; d) zich ertoe verbindt de betaling waarvoor de kredietgever kwijting heeft verleend op het handelspapier zelf te vermelden. De vestigingsakte herneemt de tekst van dit artikel in haar geheel en bepaalt uitdrukkelijk dat de kredietgever de verbintenissen aangegeven in punt d) hierboven op zich neemt. Elke uitgifte van een wissel of ondertekening van een orderbriefje dient in een vestigingsakte te worden vastgesteld met vermelding van de datum van uitgifte of ondertekening van het handelspapier, zijn vervaldag en zijn bedrag. § 3. Onverminderd hun geldigheid als handelspapieren, zijn de uitgifte van wissels en de ondertekening van orderbriefjes ter vertegenwoordiging van een hypothecair krediet eveneens toegelaten onder de volgende voorwaarden : a) elk handelspapier dient aan order van de kredietgever opgemaakt en de volledige identiteit van deze laatste te vermelden;b) het totale bedrag vertegenwoordigd door het handelspapier of de handelspapieren opgemaakt ter vertegenwoordiging van eenzelfde hypothecair krediet mag niet hoger zijn dan het kapitaal van het krediet;c) elke uitgifte van een wissel of ondertekening van een orderbriefje in het kader van deze paragraaf moet vastgesteld worden in een onderhands of authentiek document dat deel uitmaakt van de vestigingsakte van het krediet. Dit document zal de datum van het opmaken van de handelspapieren vermelden evenals hun respectieve bedragen. De vestigingsakte moet bovendien uitdrukkelijk bepalen dat het opmaken van wissels of orderbriefjes ter vertegenwoordiging van een hypothecair krediet niet toegelaten is dan in de voorwaarden voorzien in artikel VII. 139 en dat in geval van niet naleven van deze voorwaarden, de consument op grond van artikel VII. 212 recht heeft op de terugbetaling van de opgelopen rente van de kredietovereenkomst; d) het endossement van de handelspapieren bedoeld in deze paragraaf kan slechts gebeuren ten voordele van een kredietgever onderworpen aan Titel 4, Hoofdstuk van de huidige wet.Deze beperking moet door de kredietgever vermeld worden op de desbetreffende handelspapieren, op het moment van hun eerste endossement, evenals de verbintenis bedoeld onder littera a) van paragraaf 4. § 4. Onverminderd hun geldigheid als handelspapieren, is het ter betaling voorleggen van handelspapieren die opgemaakt werden ter vertegenwoordiging van een hypothecair krediet onderworpen aan de volgende voorwaarden : a) de begunstigde van een handelspapier mag dit slechts ter betaling voorleggen nadat hij, in voorkomend geval, zijn bedrag verminderd heeft door gedeeltelijke kwijting, tot een bedrag gelijk aan of lager dan het eisbaar bedrag van het in het kader van het krediet verschuldigd blijvend saldo - zonder het endossement van handelspapieren opgemaakt ter vertegenwoordiging van dit krediet in aanmerking te nemen - op het moment van deze voorlegging;b) met het op de toepassing van littera a) van deze paragraaf verbindt de kredietgever er zich toe om aan elke geëndosseerde van het handelspapier, op eenvoudig verzoek, de inlichtingen mede te delen die toelaten om het eisbaar bedrag van het verschuldigd blijvend saldo te bepalen. Onverminderd het eventueel verhaal van de kredietgever tegen een geëndosseerde van dusdanig handelspapier, wordt elke betaling verricht door de consument op voorlegging van een handelspapier opgemaakt ter vertegenwoordiging van een hypothecair krediet, aangerekend op het verschuldigd blijvend saldo van dat krediet en bevrijdt de consument tegenover de kredietgever tot het passende bedrag. De geëndosseerde kan de consument beletten nog langer aan de kredietgever te betalen.
Art. VII. 140. § 1. Bij aflossing van het kapitaal moet de vestigingsakte de periodieke lasten bestaande uit de aflossingsstorting en de interesten vaststellen, evenals de tijdstippen waarop en de voorwaarden waaronder deze bedragen moeten worden betaald.
Zij moet bovendien een aflossingsplan bevatten dat de samenstelling van iedere periodieke last moet aangeven, alsook het verschuldigd blijvend saldo na iedere betaling.
Wanneer een rentevoetvermindering wordt toegekend, geeft het aflossingsplan de te betalen bedragen evenals de verschuldigde saldi aan, rekening houdend met die vermindering. Wijzigt de vermindering, dan wordt een nieuw aflossingsplan medegedeeld, dat met de wijzigingen rekening houdt. § 2. Bij wedersamenstelling van het kapitaal moet de vestigingsakte de tijdstippen vaststellen waarop en de voorwaarden waaronder de interesten dienen betaald en de wedersamenstellingsstortingen dienen uitgevoerd te worden. Het toegevoegd contract moet nauwkeurig de verplichtingen vermelden die voor de consument voortvloeien uit de toevoeging. § 3. Wanneer noch aflossing noch wedersamenstelling van het kapitaal is bedongen moet de vestigingsakte de tijdstippen en de voorwaarden van betaling van de interesten vermelden.
Art. VII. 141. De wedersamenstellling mag niet slaan op een bedrag dat groter is dan het kapitaal of, na een gedeeltelijke terugbetaling, het nog terug te betalen kapitaal.
Indien voor eenzelfde kapitaal meerdere wijzen van aflossing of wedersamenstelling worden gebruikt, moet de vestigingsakte aanduiden op welk gedeelte van het kapitaal elke wijze betrekking heeft.
Art. VII. 142. Wanneer de duur bepaald voor de wedersamenstelling langer is dan de looptijd van het krediet, heeft de consument het recht te eisen dat de kredietgever het krediet verder zet, tot op het ogenblik dat het kapitaal wedersamengesteld is, zonder enige vergoeding of renteverhoging.
In voorkomend geval wordt de nieuwe vestigingsakte verleden op kosten van de consument.
Art. VII. 143. Werd als bijkomende waarborg voor het krediet loonsoverdracht bedongen, zo kan deze slechts uitgevoerd en aangewend worden tot beloop van de ten dage van de betekening van de overdracht krachtens de vestigingsakte opeisbare bedragen.
De aldus geïnde sommen moeten op het ogenblik van de inning aangewend worden ter betaling van de alsdan opeisbare bedragen.
Art. VII. 144. De oorzaken van vervroegde opeisbaarheid moeten in een afzonderlijke bepaling voorkomen in de vestigingsakte. Zij mogen niet voortvloeien uit een toedoen van de kredietgever.
Art. VII. 145. § 1. De consument heeft het recht op ieder ogenblik het kapitaal geheel terug te betalen.
Behoudens andersluidend beding in de vestigingsakte, heeft de consument het recht op ieder ogenblik het kapitaal gedeeltelijk terug te betalen. Het andersluidend beding mag niet uitsluiten dat er eenmaal per kalenderjaar een gedeeltelijke terugbetaling is, noch dat er terugbetaling is van een bedrag gelijk aan minstens 10 % van het kapitaal. § 2. In geval van wedersamenstelling heeft de consument bij de terugbetaling de keuze. 1° wanneer het gaat om een gehele terugbetaling, het gereconstitueerd kapitaal er geheel of gedeeltelijk toe aan te wenden of het niet aan te wenden;2° wanneer het gaat om een terugbetaling van een fractie van de gehele terugbetaling, dezelfde fractie van het gereconstitueerd kapitaal er geheel of gedeeltelijk toe aan te wenden of niet aan te wenden. Bovendien heeft de consument het recht het niet meer toegevoegd gedeelte van zijn contract te doen in aanmerking nemen om de premies van het contract te verminderen tot hetgeen nodig is om het toegevoegd gedeelte in stand te houden.
De vestigingsakte moet deze modaliteiten vermelden. § 3. De kredietgever mag de afkoop van een toegevoegd contract niet te zijnen gunste bedingen dan voor het geval de opbrengst van de verkoop van het in waarborg gegeven onroerend goed hem niet toelaat de terugbetaling van zijn krediet te bekomen. § 4. Zijn bevrijdend tegenover de kredietgever, de stortingen in kapitaal en vergoeding gedaan krachtens de vestigingsakte aan een derde, met het oog op een vervroegde terugbetaling.
Art. VII. 146. § 1. Het wedersamengesteld kapitaal wordt eisbaar op het ogenblik dat : 1° het krediet de vervaldag bereikt;2° de consument gebruik maakt van zijn wettelijk of bedongen recht het kapitaal terug te betalen;3° de kredietgever de door de consument voorgestelde vervroegde terugbetaling aanvaardt. § 2. Bij wanbetaling van een verschuldigd bedrag dient de kredietgever, binnen drie maanden na de vervaldag, aan de consument een ter post aangetekende verwittiging te zenden die de gevolgen van de wanbetaling vermeldt.
Bij niet-naleving van deze verplichting mag de contractuele verhoging van de debetrentevoet wegens vertraging in de betaling zoals voorzien in artikel 1907 van het Burgerlijk Wetboek voor deze vervaldag niet worden toegepast; bovendien moet voor deze vervaldag een betalingsuitstel van zes maanden te rekenen vanaf de achterstallige vervaldag zonder bijkomende kosten of interesten worden toegekend. Afdeling 4. - Betalingsfaciliteiten
Art. VII. 147. Elke tenuitvoerlegging of beslag dat plaats heeft krachtens een vonnis of een andere authentieke akte, wordt in het kader van dit hoofdstuk, op straffe van nietigheid, voorafgegaan door een poging tot minnelijke schikking, die op het zittingsblad wordt aangetekend, voor de beslagrechter.
Elke aanvraag tot het verkrijgen van betalingsfaciliteiten door de consument, de borg en in voorkomend geval, de steller van een persoonlijke zekerheid, wordt gericht aan de beslagrechter.
De artikelen 732 en 733 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing.
In afwijking van de artikelen 2032, 4°, en 2039 van het Burgerlijk Wetboek, moet de borg en, in voorkomend geval, elke steller van een persoonlijke zekerheid, zich houden aan het door de beslagrechter aan de consument toegestane betalingsfaciliteitenplan. HOOFDSTUK 3. - Centrale voor Kredieten aan Particulieren Afdeling 1. - Registratie
Art. VII. 148. § 1. De Bank is belast met de registratie, in de Centrale, van : 1° de kredietovereenkomsten die vallen onder het toepassingsgebied van dit boek (positieve luik) en 2° de wanbetalingen die hieruit voortvloeien (negatieve luik) die beantwoorden aan de door de Koning vastgestelde criteria. Het voorgaande lid is niet van toepassing op de kredietovereenkomsten bedoeld in artikel VII.3, § 3, 1° en 2°, wat betreft het positieve en negatieve luik, en op de overschrijdingen, wat betreft het positieve luik. § 2. De gegevens die in de Centrale worden geregistreerd betreffen : 1° de identiteit van de consument, de kredietgever en, in voorkomend geval, de cessionaris en de zekerheidssteller;2° de referenties van de kredietovereenkomst;3° het soort krediet;4° de kenmerken van de kredietovereenkomst die het mogelijk maken om de debetstand van de overeenkomst en zijn evolutie te bepalen;5° in voorkomend geval, de reden van de wanbetaling medegedeeld door de consument;6° in voorkomend geval, de betalingsfaciliteiten toegestaan aan de consument. De Koning bepaalt de precieze inhoud, de voorwaarden en de nadere regels voor de bijwerking evenals de bewaartermijnen van deze gegevens. Hij kan deze lijst aanvullen met gegevens die nuttig zijn voor de uitoefening van de taken van de Bank als prudentiële toezichthouder.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, eveneens de bijkomende inlichtingen vaststellen die de Bank, met het oog op het opstellen van statistieken met betrekking tot de schuldenlast van gezinnen, kan vragen aan de personen bedoeld in artikel VII. 149. § 3. De Bank stelt de administratieve en technische richtlijnen vast die moeten worden nageleefd door de personen die gehouden zijn gegevens aan de Centrale mede te delen of haar te raadplegen. Afdeling 2. - Mededeling en raadpleging van gegevens
Art. VII. 149. § 1. Teneinde informatie te verkrijgen over de financiële toestand en de solvabiliteit van de consument, raadplegen de kredietgevers, behoudens in het geval van een overschrijding, de Centrale vooraleer zij een kredietovereenkomst sluiten of het aanbod bedoeld in artikel VII.133, eerste lid, overhandigen. De Koning stelt de nadere regels vast betreffende deze raadpleging. § 2. De kredietgevers die beschikken over een vergunning of geregistreerd zijn om kredietovereenkomsten te sluiten en de door de Koning aangewezen personen delen aan de Centrale de gegevens mee betreffende elke kredietovereenkomst en elke wanbetaling, bedoeld in artikel VII. 148, § 1.
De Koning bepaalt de termijnen voor de mededeling van die gegevens aan de Centrale.
Indien de bevoegde ambtenaren van de FOD Economie vaststellen dat een kredietgever kredietovereenkomsten sluit zonder hiertoe over de nodige vergunning of registratie te beschikken dan kunnen zij de kredietgever verplichten om de overeenkomsten en wanbetalingen toch te laten registreren door de Centrale. Zij brengen de Centrale en het begeleidingscomité hiervan op de hoogte. De registratiekosten zijn ten laste van de kredietgever. De Koning kan betalingsmodaliteiten voorzien en de hoogte van deze kosten bepalen.
Art. VII. 150. Voor de toepassing van dit boek en met het oog op de identificatie van de consumenten en de zekerheidsstellers, gebruiken de kredietgevers het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen.
Bij de aanvraag van een kredietovereenkomst deelt de consument het voornoemde identificatienummer mee.
De Bank is gemachtigd om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken in haar relaties met de consumenten en de personen bedoeld in de artikelen VII. 149, eerste lid, en VII. 153, § 1.
Art. VII. 151. Bij de eerste registratie in het negatieve luik, wordt de consument daarvan onverwijld in kennis gesteld door de Bank. Deze kennisgeving moet vermelden : 1° de referentie van de betrokken overeenkomst;2° de doeleinden van de verwerking in de Centrale;3° de naam en het adres van de persoon die de gegevens heeft medegedeeld;4° het bestaan van een recht op toegang, op verbetering en op uitwissing van de gegevens alsook de bewaartermijnen van deze laatste;5° de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie en van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer. Art. VII. 152. Volgens de door de Koning vastgestelde nadere regels heeft elke consument en elke zekerheidssteller kosteloos toegang tot de op zijn naam geregistreerde gegevens en kan hij, vrij en kosteloos, de rechtzetting vragen van verkeerde gegevens.
In geval van een vraag tot rechtzetting is de Bank ertoe gehouden deze aanvraag over te maken aan de persoon bedoeld in artikel VII. 149, eerste en derde lid, die de gegevens heeft meegedeeld en instaat voor de juiste inhoud ervan. Desgevallend vraagt deze persoon aan de Centrale de verbetering van de geregistreerde gegevens.
In geval van rechtzetting is de Bank ertoe gehouden deze rechtzetting mede te delen aan de personen die inlichtingen van de Centrale hebben verkregen en die de geregistreerde persoon aanduidt.
Art. VII. 153. § 1. Volgens de regels die de Koning bepaalt, mag de Bank de inlichtingen slechts meedelen aan : 1° de personen bedoeld in artikel VII.119, § 1, eerste lid, 1° tot 3°, 6° tot 8° en 10° ; 2° de personen bedoeld in artikel VII.119, § 1, eerste lid, 4°, in de mate dat deze personen ook beschikken over een vergunning als kredietgever; 3° de personen bedoeld in artikel VII.119, § 1, eerste lid, 9°, maar enkel met betrekking tot de gegevens van de kredietovereenkomsten die zij op grond van hun activiteit van minnelijke invordering van schulden daadwerkelijk hebben overgenomen; 4° tijdens een getuigenis in rechte in strafzaken. De buitenlandse kredietcentrales kunnen eveneens mededeling krijgen van de inlichtingen opgenomen in de Centrale, op voorwaarde dat hun doeleinden, de geregistreerde gegevens en de bescherming die zij waarborgen op het vlak van de persoonlijke levenssfeer, gelijkwaardig zijn met die van de Centrale en dat zij hun gegevens, op basis van wederkerigheid, aan de Centrale verstrekken.
De Koning kan, in voorkomend geval, per categorie van personen die mededeling van de in de Centrale opgenomen inlichtingen kunnen krijgen, de mededeling van deze inlichtingen beperken tot bepaalde gegevens of/ de mededeling van bepaalde inlichtingen uitsluiten. § 2. De inlichtingen die door de Bank worden medegedeeld mogen enkel gebruikt worden in het raam van het verstrekken van of het beheer van kredieten of betalingsdiensten, die van aard zijn het privévermogen van een natuurlijk persoon te bezwaren en waarvan de uitvoering op het privévermogen kan voortgezet worden.
Deze inlichtingen mogen niet worden gebruikt voor commerciële prospectiedoeleinden.
De personen bedoeld in artikel VII. 119, § 1, eerste lid,1° en 2° zijn, in voorkomend geval en onder hun verantwoordelijkheid, gemachtigd de kredietbemiddelaar over het geglobaliseerde antwoord van de raadpleging in te lichten, in zoverre de raadpleging heeft plaatsgevonden op basis van een concrete kredietaanvraag waarvoor deze kredietbemiddelaar daden van kredietbemiddeling stelt. Dit geglobaliseerde resultaat kan enkel betrekking hebben op het aantal kredietovereenkomsten en de som van de geregistreerde kredietbedragen.
De kredietbemiddelaar kan deze gegevens slechts gebruiken met het oog op het nakomen van zijn verplichtingen bedoeld in de artikelen VII. 69 tot VII. 71, VII. 74 en VII. 75. Eens het kredietdossier is afgesloten door de kredietgever is het geglobaliseerde antwoord niet langer beschikbaar.
De kredietbemiddelaar mag aan de consument of, desgevallend, aan de zekerheidssteller niet vragen om zijn toegangsrecht tot de Centrale uit te oefenen met het oog op het hem overhandigen van het bekomen antwoord. § 3. De personen die inlichtingen van de Centrale hebben verkregen moeten de nodige maatregelen treffen om het vertrouwelijk karakter van die inlichtingen te waarborgen. § 4. Onverminderd de toepassing van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, is de Bank gemachtigd de in de Centrale geregistreerde gegevens te gebruiken voor wetenschappelijke of statistische doeleinden of in het raam van haar activiteiten uitgevoerd overeenkomstig de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België.
Art. VII. 154. Ter aanvulling van de informatie verkregen bij de raadpleging bedoeld in artikel VII. 77, § 1, tweede lid : 1° wordt de Bank gemachtigd om voor rekening van de kredietgevers ondervragingen te verrichten van het bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest, bedoeld in artikel 1389bis/1 van het Gerechtelijk Wetboek.De Koning bepaalt de gegevens die kunnen worden geraadpleegd; 2° kan de Koning, onder de voorwaarden die Hij zelf bepaalt, de Bank machtigen voor rekening van de kredietgevers andere bestanden te raadplegen met daarin een overzicht van onbetaalde schulden van consumenten.In dit geval bepaalt de Koning de gegevens die mogen worden geraadpleegd. Afdeling 3. - Diverse bepalingen
Art. VII. 155. De Bank is gemachtigd, aan de personen aan wie de inlichtingen van de Centrale mogen worden verstrekt, de terugbetaling te vragen van de kosten gemaakt voor het inzamelen, het registreren, het beheer, de controle en het ter beschikking stellen van de gegevens van de Centrale.
Art. VII. 156. § 1. Er wordt bij de Bank een Begeleidingscomité opgericht dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de kredietgevers, de consumenten, de Bank, de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de minister. De Koning bepaalt de wijze waarop die vertegenwoordigers worden aangewezen alsmede de nadere regels voor de werking van het comité. § 2. Het Begeleidingscomité is belast met het uitbrengen van adviezen over : 1° elk ontwerp van besluit opgesteld in uitvoering van dit hoofdstuk, met uitzondering van het besluit bedoeld in § 1;2° de organisatie van de Centrale en de invloed van de uitbatingprocedures op haar kosten;3° het ontwerp van jaarlijks budget van de Centrale;4° het ontwerp van verslag bedoeld in artikel VII.157. § 3. Het Begeleidingscomité is eveneens belast met : 1° het goedkeuren van de jaarrekeningen van de Centrale en het bestemmen van het eventuele exploitatieoverschot;2° het vaststellen van de structuur en de regels inzake de verdeling van de terugbetaling van de kosten bedoeld in VII.155; 3° het goedkeuren van de administratieve en technische richtlijnen, bedoeld in artikel VII.148, § 3; 4° het goedkeuren van de akkoorden betreffende de uitwisseling van inlichtingen met de buitenlandse kredietcentrales volgens de voorwaarden bedoeld in artikel VII.153, § 1, tweede lid. § 4. Het Begeleidingscomité kan aan het College van revisoren van de Bank vragen om de rekeningen van de Centrale te certificeren.
Art. VII. 157. Tenminste éénmaal per jaar brengt de Bank verslag uit over de werking van de Centrale bij de minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren.
Dit verslag bevat onder meer : 1° een overzicht van het aantal en de aard van de geregistreerde gegevens;2° een overzicht van het aantal raadplegingen van de Centrale;3° een omstandige weergave van de kosten voortvloeiend uit de werking van de Centrale met aanduiding van de eventuele praktische of technische moeilijkheden;4° een analyse van de evolutie van de wanbetalingen. Dit verslag wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. HOOFDSTUK 4. - Toegang tot de activiteit van de kredietgevers en de kredietbemiddelaars Art. VII. 158. Dit hoofdstuk is van toepassing op elke persoon die in België een activiteit van kredietgever of kredietbemiddelaar uitoefent. Afdeling 1. - Kredietgevers
Art. VII. 159. § 1. Niemand mag in België de activiteit van kredietgever uitoefenen als hij niet op voorhand van de FSMA een vergunning heeft verkregen of door haar is geregistreerd.
Niemand mag de titel van kredietgever voeren om aan te geven dat hij de in dit boek bedoelde activiteit van kredietgever uitoefent, als hij niet op voorhand van de FSMA een vergunning heeft verkregen of door haar is geregistreerd. § 2. Onder "kredietgever inzake hypothecair krediet" wordt een kredietgever verstaan die actief is op het vlak van het hypothecair krediet.
Onder "kredietgever inzake consumentenkrediet" wordt een kredietgever verstaan die actief is op het vlak van het consumentenkrediet. § 3. In geval van overdracht van hypothecaire schuldvorderingen onderworpen aan dit boek, is de overnemer, onverminderd de toepassing van de bepalingen inzake consumentenkrediet, onder meer de artikelen VII.102 tot VII.104, eveneens onderworpen aan de bepalingen van dit hoofdstuk en van de artikelen VII.123, VII.124 en VII.146, § 2. Afdeling 2. - Kredietgevers naar Belgisch recht
Onderafdeling 1. - Vergunningsvoorwaarden Art. VII. 160. § 1. Elke vergunningsaanvraag wordt aan de FSMA gericht overeenkomstig de door de Koning vastgestelde vormen en voorwaarden. § 2. Er kan een vergunning worden aangevraagd : 1° hetzij als kredietgever inzake hypothecair krediet;2° hetzij als kredietgever inzake consumentenkrediet. De aanvrager verduidelijkt in zijn aanvraag welk soort vergunning hij wenst te verkrijgen.
Beide vergunningen kunnen door dezelfde rechtspersoon worden gecumuleerd. § 3. Wanneer de aanvraag een vergunning als kredietgever inzake consumentenkrediet betreft, verduidelijkt de aanvrager : 1° of hij voornemens is verkopen of leningen op afbetaling of financieringshuurovereenkomsten aan te bieden, alsook of hij voornemens is als onmiddellijke overnemer of in de plaats gestelde schuldeiser voor deze kredietovereenkomsten op te treden;2° of hij voornemens is om eveneens kredietopeningen of kredietovereenkomsten aan te bieden waarvoor door of krachtens dit boek in geen enkele bijzondere regel is voorzien, alsook of hij voornemens is als onmiddellijk overnemer of in de plaats gestelde schuldeiser voor deze kredietovereenkomsten op te treden. § 4. Bij de vergunningsaanvraag wordt een dossier gevoegd dat beantwoordt aan de door de FSMA gestelde voorwaarden en waarin met name de aard en de omvang van de voorgenomen verrichtingen, alsook de organisatiestructuur van de instelling en haar nauwe banden met andere personen worden vermeld. De aanvrager verstrekt de FSMA alle voor de beoordeling van zijn aanvraag vereiste inlichtingen.
Elke wijziging van de in het vergunningsdossier vermelde gegevens wordt onverwijld aan de FSMA meegedeeld, onverminderd het recht van de FSMA om bij de betrokkene informatie in te winnen of bewijskrachtige documenten op te vragen.
Het vergunningsdossier bevat ook het bewijs dat de modelkredietovereenkomsten, met inbegrip van de aflossingstabellen, die de kredietgever voornemens is te gebruiken, door de FOD Economie voorafgaandelijk zijn goedgekeurd. § 5. De FOD Economie onderzoekt of de modelcontracten beantwoorden aan alle bepalingen van dit boek en van boek VI en hun uitvoeringsbesluiten. De modellen worden voorafgaandelijk ingevuld teneinde onder meer het nazicht van de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage mogelijk te maken.
Elke wijziging van de modelcontracten wordt ter voorafgaandelijke goedkeuring voorgelegd aan de FOD Economie. § 6. De FSMA verleent een vergunning aan de kredietgevers die voldoen aan de in deze onderafdeling vastgestelde voorwaarden. Uiterlijk binnen twee maanden na de ontvangst van een volledig dossier en uiterlijk binnen zes maanden na de indiening van de aanvraag doet zij uitspraak.
De beslissingen over de vergunning worden met een ter post aangetekende brief meegedeeld aan de aanvrager.
De FSMA kan haar beslissing tot vergunning of tot weigering van een vergunning, alsook haar beslissing tot ingebrekestelling, tot verbod, tot schorsing en tot intrekking van de vergunning rechtsgeldig ter kennis brengen van de aanvrager aan de hand van voorgedrukte formulieren voorzien van een door middel van een mecanografisch procedé gereproduceerde handtekening.
Art. VII. 161. De kredietgevers zijn opgericht in de vorm van een handelsvennootschap, met uitzondering van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die is opgericht door één enkele persoon, of als rechtspersoon voor de economische samenwerkingsverbanden die geen vennootschappen zijn.
Art. VII. 162. Om een vergunning te kunnen verkrijgen, is een minimumkapitaal vereist dat aan de hand van de volgende regels wordt vastgesteld : 1° minimaal 250.000 euro per categorie van kredietovereenkomst voor de kredietgevers die verkopen of leningen op afbetaling of financieringshuurovereenkomsten aanbieden, alsook voor de kredietgevers die als onmiddellijk overnemer of in de plaats gestelde schuldeiser voor deze kredietovereenkomsten optreden; 2° minimaal 2.500.000 euro als de kredietgever kredietopeningen of consumentenkredietovereenkomsten aanbiedt waarvoor door of krachtens de wet in geen enkele specifieke regel is voorzien, alsook voor de kredietgevers die als onmiddellijk overnemer of in de plaats gestelde schuldeiser voor deze kredietovereenkomsten optreden; 3° minimaal 2.500.000 euro voor de kredietgevers die hypothecaire kredietovereenkomsten aanbieden, alsook voor de kredietgevers die als onmiddellijke overnemer of in de plaats gestelde schuldeiser voor dergelijke kredietovereenkomsten optreden.
Het kapitaal is volgestort ten belope van het in het eerste lid bepaalde minimumbedrag.
Indien de vennootschap reeds bestond voor de aanvraag, worden de uitgiftepremies, de reserves en het overgedragen resultaat met kapitaal gelijkgesteld. Op zich moet het kapitaal echter minimaal 175.000 euro in het geval bedoeld in het eerste lid, 1°, en minimaal 2.000.000 euro in het geval bedoeld in het eerste lid, 2°, bedragen en voor die bedragen zijn volgestort.
Art. VII. 163. § 1. De FSMA verleent pas een vergunning nadat zij in kennis is gesteld van de identiteit van de natuurlijke of rechtspersonen die, alleen of in onderling overleg, rechtstreeks of onrechtstreeks, een al dan niet stemrechtverlenende deelneming van ten minste 20 % in het kapitaal van de kredietgever bezitten, of die de kredietgever controleren. De kennisgeving vermeldt welke kapitaalfracties en hoeveel stemrechten deze personen bezitten.
De vergunning wordt geweigerd wanneer de FSMA, gelet op de noodzaak om een gezond en voorzichtig beleid van de kredietgever te waarborgen, niet overtuigd is van de geschiktheid van de in het eerste lid bedoelde natuurlijke of rechtspersonen. § 2. Wanneer de vergunning wordt aangevraagd door een kredietgever die hetzij de dochteronderneming is van een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beursvennootschap of een betalingsinstelling, met vergunning in België, hetzij de dochteronderneming van de moederonderneming is van een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beursvennootschap of een betalingsinstelling, met vergunning in België, hetzij onder de controle staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beursvennootschap of een betalingsinstelling, met vergunning in België, raadpleegt de FSMA, vooraleer een beslissing te nemen, de Bank.
Wanneer de vergunning wordt aangevraagd door een kredietgever die hetzij de dochteronderneming is van een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming, een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of een betalingsinstelling, met vergunning in een andere lidstaat, hetzij de dochteronderneming van de moederonderneming is van een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming, een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of een betalingsinstelling, met vergunning in een andere lidstaat, hetzij onder de controle staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming, een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of een betalingsinstelling, met vergunning in een andere lidstaat, raadpleegt de FSMA, vooraleer een beslissing te nemen, de nationale toezichthoudende autoriteiten die in deze andere lidstaten bevoegd zijn voor het toezicht op de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen, de herverzekeringsondernemingen, de beleggingsondernemingen, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging of de betalingsinstellingen, waaraan zij krachtens hun recht een vergunning hebben verleend.
Art. VII. 164. § 1. De leden van het wettelijk bestuursorgaan van de kredietgevers en de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval, de leden van het directiecomité, zijn uitsluitend natuurlijke personen.
De in het eerste lid bedoelde personen moeten permanent over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken, met name rekening houdend met het verstrekken van kredietovereenkomsten als bedoeld in artikel VII. 160, § 3. § 2. De effectieve leiding van de kredietgevers moet aan ten minste twee natuurlijke personen worden toevertrouwd. § 3. De leden van het wettelijk bestuursorgaan van de kredietgevers en de personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval, de leden van het directiecomité, mogen zich niet in één van de in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 bedoelde gevallen bevinden.
Wanneer de FSMA zich dient uit te spreken over de professionele betrouwbaarheid en de passende deskundigheid van een persoon die voor het eerst voor een in deze paragraaf bedoelde functie wordt voorgedragen bij een financiële onderneming die, overeenkomstig artikel 45, § 1, 2°, van de wet van 2 augustus 2002, onder het toezicht staat van de FSMA, raadpleegt de FSMA eerst de Bank. De Bank deelt haar advies aan de FSMA mee binnen een termijn van een week na ontvangst van het verzoek om advies.
Art. VII. 165. § 1. De kredietgevers beschikken over een organisatie die hen in staat stelt te allen tijde de wettelijke en reglementaire verplichtingen na te komen die krachtens dit boek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen voor hen gelden.
Zij voeren met name een organisatie in die hen in staat stelt na te gaan of hun verbonden agenten, alsook de werknemers en de subagenten van die verbonden agenten de wettelijke en reglementaire verplichtingen nakomen die krachtens dit Boek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen voor hen gelden, inzonderheid de geldende bepalingen inzake beroepskennis.
Zij voeren een boekhouding op grond waarvan de door de reglementeringen inzake statistiek vereiste inlichtingen kunnen worden verstrekt.
De kredietgevers inzake hypothecair krediet registreren op passende wijze welke soorten onroerende goederen als zekerheid worden aanvaard en welk acceptatiebeleid inzake aanvragen tot hypothecaire kredietverstrekking wordt gehanteerd. § 2. Het hoofdbestuur van de kredietgevers moet in België zijn gevestigd.
Onderafdeling 2. - Bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden Art. VII. 166. § 1. De bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden worden permanent vervuld tijdens de uitoefening van het bedrijf. § 2. De kredietgevers mogen geen beroep doen op een kredietbemiddelaar die niet overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk is ingeschreven.
Als zij toch een beroep doen op een niet-ingeschreven kredietbemiddelaar, zijn zij burgerrechtelijk aansprakelijk voor de handelingen die deze kredietbemiddelaar in het kader van zijn kredietbemiddelingsbedrijf verricht. § 3. Als de kredietgevers kennis hebben van elementen die twijfel kunnen doen rijzen over de naleving van de in dit hoofdstuk vermelde inschrijvingsvoorwaarden door een kredietbemiddelaar op wie zij een beroep doen of gedaan hebben, delen zij die elementen onverwijld mee aan de FSMA. Zij stellen de FSMA ook in kennis van het feit dat iemand zich als kredietbemiddelaar voordoet zonder in het in dit boek vermelde register te zijn ingeschreven. § 4. De kredietgevers treden toe tot een buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen, zoals bedoeld in artikel VII.216, dragen bij tot de financiering van die geschillenregeling en gaan in op elk verzoek om informatie dat zij in het raam van die geschillenregeling ontvangen.
Art. VII. 167. Het eigen vermogen van de kredietgevers mag niet dalen onder het bedrag van het overeenkomstig artikel VII.162 vastgestelde minimumkapitaal.
In coöperatieve vennootschappen mogen geen aandelen worden terugbetaald als dit voor de kredietgever tot gevolg zou hebben dat hij de bepalingen van het vorige lid niet meer zou naleven.
Art. VII. 168. § 1. Onverminderd de toepassing van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen, geeft iedere alleen of in onderling overleg handelende natuurlijke of rechtspersoon die besloten heeft om, rechtstreeks of onrechtstreeks, een deelneming in het kapitaal van een kredietgever te verwerven of te vergroten, waardoor het percentage van de gehouden stemrechten of aandelen in het kapitaal de drempel van 20 %, 30 % of 50 % zou bereiken of overschrijden, dan wel de kredietgever zijn dochteronderneming zou worden, daarvan vooraf schriftelijk kennis aan de FSMA. De FSMA mag aan die persoon alle inlichtingen vragen die nuttig zijn om te kunnen beoordelen of hij, gelet op de noodzaak om een gezond en voorzichtig beleid van de kredietgever te waarborgen, over de nodige kwaliteiten beschikt.
In voorkomend geval, verricht de FSMA de in artikel VII. 163, § 2, vermelde raadplegingen. § 2. Binnen twee maanden na ontvangst van een volledig dossier kan de FSMA zich tegen de voorgenomen verwerving verzetten, indien zij om gegronde redenen niet overtuigd is van de geschiktheid van de kandidaat-verwerver gelet op de noodzaak om een gezond en voorzichtig beleid van de kredietgever te waarborgen. § 3. Indien de FSMA grond heeft om aan te nemen dat de invloed van een natuurlijke of rechtspersoon die, rechtstreeks of onrechtstreeks, een deelneming van minstens 20 % in het kapitaal van een kredietgever bezit, of die de kredietgever controleert, een gezond en voorzichtig beleid van deze kredietgever kan belemmeren, kan zij, onverminderd de andere bij dit hoofdstuk bepaalde maatregelen : 1° de uitoefening schorsen van de stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen in het bezit van de betrokken aandeelhouder of vennoot; zij kan, op verzoek van elke belanghebbende, toestaan dat de door haar bevolen maatregelen worden opgeheven; haar beslissing wordt op de meest geschikte wijze ter kennis gebracht van de betrokken aandeelhouder of vennoot; haar beslissing is uitvoerbaar zodra zij ter kennis is gebracht; de FSMA kan haar beslissing openbaar maken; 2° de betrokken aandeelhouder of vennoot aanmanen om, binnen de termijn die zij bepaalt, de aandeelhoudersrechten in zijn bezit over te dragen. Als zij niet binnen de vastgestelde termijn worden overgedragen, kan de FSMA bevelen de aandeelhoudersrechten te sekwestreren bij de instelling of de persoon die zij bepaalt. Het sekwester brengt dit ter kennis van de kredietgever die het register van de aandelen op naam dienovereenkomstig wijzigt en de uitoefening van de hieraan verbonden rechten enkel aanvaardt vanwege het sekwester. Het sekwester handelt in het belang van een gezond en voorzichtig beleid van de kredietgever en in het belang van de houder van de gesekwestreerde aandeelhoudersrechten. Het oefent alle rechten uit die aan de aandelen zijn verbonden. De bedragen die het sekwester als dividend of anderszins int, worden slechts aan de voornoemde houder overgemaakt indien hij gevolg heeft gegeven aan de in het eerste lid, 2°, bedoelde aanmaning. Om in te schrijven op kapitaalverhogingen of andere al dan niet stemrechtverlenende effecten, om te kiezen voor dividenduitkering in aandelen van de vennootschap, om in te gaan op openbare overname- of ruilaanbiedingen en om nog niet volgestorte aandelen vol te storten, is de instemming van de voornoemde houder vereist. De in het kader van dergelijke verrichtingen verworven aandeelhoudersrechten worden van rechtswege toegevoegd aan het voornoemde sekwester. De vergoeding van het sekwester wordt vastgesteld door de FSMA en betaald door de voornoemde houder. Het sekwester kan deze vergoeding aftrekken van de bedragen die hem worden gestort in zijn hoedanigheid van sekwester dan wel door de voornoemde houder in het vooruitzicht of na uitvoering van de hierboven bedoelde verrichtingen.
Indien, na afloop van de overeenkomstig het eerste lid, 2°, eerste zin, vastgestelde termijn, stemrechten werden uitgeoefend door de oorspronkelijke houder of door een andere persoon, buiten het sekwester, die optreedt voor rekening van deze houder, niettegenstaande een schorsing van hun uitoefening overeenkomstig het eerste lid, 1°, kan de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waar de vennootschap haar zetel heeft, op verzoek van de FSMA, alle of een deel van de beslissingen van de algemene vergadering nietig verklaren wanneer het voor de genoemde beslissingen vereiste aanwezigheids- of meerderheidsquorum, buiten de onwettig uitgeoefende stemrechten, niet zou zijn bereikt.
Art. VII. 169. De kredietgevers brengen de FSMA voorafgaandelijk op de hoogte van de voordracht tot benoeming van de leden van het wettelijk bestuursorgaan en de leden van het directiecomité of, wanneer er geen directiecomité is, van de personen belast met de effectieve leiding.
In het kader van de krachtens het eerste lid vereiste informatieverstrekking, delen de kredietgevers de FSMA de informatie en documenten mee die haar toelaten te beoordelen of de personen van wie de benoeming wordt voorgesteld, over de voor de uitoefening van hun functie vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikken overeenkomstig artikel VII. 164, § 1, tweede lid.
Het eerste lid is ook van toepassing op de voordracht tot hernieuwing van de benoeming van de aldaar bedoelde personen, en op de niet-hernieuwing van hun benoeming en op hun ontslag.
Voor de benoeming van de in het eerste lid bedoelde personen is de voorafgaande goedkeuring van de FSMA vereist.
Wanneer het de voordracht tot benoeming betreft van een persoon die voor het eerst wordt voorgedragen voor een in het eerste lid bedoelde functie bij een financiële onderneming die, met toepassing van artikel 45, § 1, 2°, van de wet van 2 augustus 2002, onder het toezicht staat van de FSMA, raadpleegt de FSMA eerst de Bank. De Bank deelt haar advies aan de FSMA mee binnen een termijn van een week na ontvangst van het verzoek om advies.
De kredietgevers informeren de FSMA over de eventuele taakverdeling tussen de leden van het wettelijk bestuursorgaan en de personen belast met de effectieve leiding, en over de belangrijke wijzigingen in deze taakverdeling.
Belangrijke wijzigingen in de taakverdeling als bedoeld in het vorige lid, geven aanleiding tot de toepassing van leden 1 tot 4.
Art. VII. 170. Voor de opening, door de kredietgever, van bijkantoren en dochterondernemingen in het buitenland die een activiteit van kredietgever uitoefenen, is de voorafgaande toestemming van de FSMA vereist.
De FSMA kan zich enkel tegen de uitvoering van het project verzetten als zij van oordeel is dat het project nadelige gevolgen zal hebben voor de organisatie van of het toezicht op de kredietgever.
Art. VII. 171. Elke kredietgever moet de FSMA een vergoeding betalen voor de dekking van de toezichtskosten. Het bedrag van die vergoeding, de gevallen waarin zij verschuldigd is, en de termijnen waarbinnen zij moet worden betaald, worden door de Koning bepaald met toepassing van artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002.
Art. VII. 172. De FSMA publiceert op haar website een regelmatig geactualiseerde lijst van de kredietgevers, alsook de historiek van de wijzigingen die tijdens de laatste twaalf maanden in die lijst zijn aangebracht. Die lijst is onderverdeeld als volgt : Lijst van de kredietgevers inzake hypothecair krediet 1° Kredietgevers inzake hypothecair krediet naar Belgisch recht met een vergunning : a.Kredietinstellingen; b. Verzekeringsondernemingen;c. Instellingen voor elektronisch geld;d. Betalingsinstellingen; e. "Sociale" kredietgevers (artikel VII.3, § 4, 2° ); f. Andere kredietgevers.2° Kredietgevers inzake hypothecair krediet naar buitenlands recht met een vergunning : a.Kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte; b. Verzekeringsgondernemingen;c. Instellingen voor elektronisch geld die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte;d. Betalingsinstellingen die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte;e. Instellingen voor elektronisch geld die ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte en waaraan als dusdanig een vergunning is verleend in België;f. Andere kredietgevers inzake hypothecair krediet naar buitenlands recht.3° Geregistreerde kredietgevers inzake hypothecair krediet naar buitenlands recht : a.Kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte; b. Financiële instellingen die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte en die dochterondernemingen zijn van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte (artikel 78 van de wet van 22 maart 1993). Lijst van de kredietgevers inzake consumentenkrediet 1° Kredietgevers inzake consumentenkrediet naar Belgisch recht met een vergunning : a.Kredietinstellingen; b. Instellingen voor elektronisch geld;c. Betalingsinstellingen; d. "Sociale" kredietgevers (artikel VII.3, § 4, 2° ); e. Andere kredietgevers.2° Kredietgevers inzake consumentenkrediet naar buitenlands recht met een vergunning : a.Kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte; b. Instellingen voor elektronisch geld die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte;c. Andere kredietgevers inzake consumentenkrediet naar buitenlands recht.3° Geregistreerde kredietgevers inzake consumentenkrediet naar buitenlands recht : a.Kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte; b. Instellingen voor elektronisch geld die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte;c. Betalingsinstellingen die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte;d. Financiële instellingen die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte en die dochterondernemingen zijn van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte (artikel 78 van de wet van 22 maart 1993). De door de FSMA bekendgemaakte lijst vermeldt, voor elke kredietgever inzake consumentenkrediet, met verwijzing naar artikel VII. 160, § 3, het soort verstrekte krediet.
Art. VII. 173. De artikelen VII. 161 tot VII. 164, en VII. 167 tot VII. 169 zijn niet van toepassing op de kredietgevers die hetzij als kredietinstellingen op de in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993 bedoelde lijst, hetzij als verzekeringsondernemingen op de in artikel 4 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen bedoelde lijst, hetzij als instellingen voor elektronisch geld op de in artikel 64 van de wet van 21 december 2009 bedoelde lijst, hetzij als betalingsinstellingen op de in artikel 9 van deze wet bedoelde lijst zijn ingeschreven. Afdeling 3. - Kredietgevers naar buitenlands recht
Onderafdeling 1. - Bepaalde gereglementeerde financiële ondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat Art. VII. 174. § 1. De kredietinstellingen, de financiële instellingen als bedoeld in artikel 78 van de wet van 22 maart 1993, de instellingen voor elektronisch geld, en de betalingsinstellingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat, die op grond van hun nationaal recht consumentenkredietovereenkomsten mogen verlenen in hun lidstaat van herkomst, mogen, via de vestiging van een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten, in België het bedrijf van kredietgever inzake consumentenkrediet uitoefenen zonder voorafgaande vergunning door de FSMA. De kredietinstellingen en de financiële instellingen als bedoeld in artikel 78 van de wet van 22 maart 1993 die op grond van hun nationaal recht hypothecaire kredietovereenkomsten mogen verlenen in hun lidstaat van herkomst, mogen, via de vestiging van een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten, in België het bedrijf van kredietgever inzake hypothecair krediet uitoefenen zonder voorafgaande vergunning door de FSMA. § 2. Zodra de Bank er, overeenkomstig de toepasselijke bepalingen, door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de instelling van in kennis wordt gesteld dat zij kredietovereenkomsten wil sluiten in België, deelt zij dit aan de FSMA mee, samen met de relevante gegevens die haar door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst zijn toegezonden. § 3. De FSMA deelt aan de betrokken instelling de Belgische wettelijke en reglementaire bepalingen mee die, naar haar weten en in samenspraak met de FOD Economie, van algemeen belang zijn, en stelt haar in kennis van de verplichting om de modellen van hypothecaire kredietovereenkomst of consumentenkredietovereenkomst die zij in België wenst te gebruiken, vooraf aan de FOD Economie voor te leggen.
De in dit lid bedoelde bepalingen van algemeen belang worden op de website van de FSMA bekendgemaakt.
Daartoe legt de betrokken instelling de modelkredietovereenkomsten die zij wenst te gebruiken, ter goedkeuring voor aan de FOD Economie. De FOD Economie onderzoekt of de modelcontracten beantwoorden aan de bepalingen van algemeen belang van dit boek en van boek VI en hun uitvoeringsbesluiten. De modellen worden ingevuld teneinde onder meer het nazicht van de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage mogelijk te maken. De FOD Economie bezorgt de FSMA een kopie van zijn antwoord aan de aanvrager.
Dezelfde procedure is ook van toepassing op elke wijziging van de modelovereenkomsten. § 4. Als de modelovereenkomsten door de FOD Economie worden goedgekeurd, registreert de FSMA de betrokken instelling als kredietgever en stelt zij die instelling daarvan in kennis, waarbij zij een kopie van deze kennisgeving aan de Bank richt. § 5. Bij gebrek aan een kennisgeving binnen twee maanden vanaf de datum van de in § 3, eerste lid, bedoelde mededeling mag de instelling de voorgenomen activiteiten aanvatten, na de FSMA en de FOD Economie hiervan op de hoogte te hebben gebracht. § 6. Als de FOD Economie de modelovereenkomsten niet goedkeurt, geeft de FSMA de instelling hiervan kennis.
Als de instelling geen rekening houdt met deze kennisgeving, kan de FSMA haar verbieden om in België het bedrijf van kredietgever en, in voorkomend geval, van kredietbemiddelaar uit te oefenen. Deze beslissing wordt met een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de instelling, met een kopie aan de Bank en de FOD Economie.
Art. VII. 175. De artikelen VII. 165, § 1, en VII. 166, §§ 2 tot 4, zijn van toepassing op in deze onderafdeling bedoelde instellingen.
De in deze onderafdeling bedoelde instellingen die in België een bijkantoor hebben, zijn onderworpen aan de artikelen VII. 180, § 2, en VII. 184, § 1, tweede lid.
Onderafdeling 2. - Andere kredietgevers naar buitenlands recht Art. VII. 176. § 1. Deze onderafdeling beoogt de andere vennootschappen naar buitenlands recht dan bedoeld in onderafdeling 1.
De door deze onderafdeling beoogde vennootschappen die ressorteren onder het recht van een derde staat, mogen de activiteit van kredietgever niet uitoefenen in België, tenzij ze er zijn gevestigd. § 2. Afdelingen 1 en 2 en de artikelen VII. 180, § 2, en VII. 184, § 1, tweede lid, zijn van toepassing op de in deze onderafdeling bedoelde kredietgevers, met uitzondering van artikel 165, § 2, die niet van toepassing is op de kredietgevers die ressorteren onder het recht van andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte en die in België hun bedrijf van kredietgever uitoefenen in het kader van het vrij verrichten van diensten.
De artikelen VII. 164 en VII. 169 zijn van toepassing op hun effectieve leiding in België, artikel VII. 165, § 1, geldt voor hun Belgische vestiging, en artikel VII. 165, § 2, betreft de verrichtingen die zij op Belgisch grondgebied uitvoeren.
Artikel VII. 170 is niet van toepassing op de bijkantoren van vennootschappen naar buitenlands recht. § 3. De artikelen VII. 161 tot VII. 164, en VII. 167 tot VII. 169 zijn niet van toepassing op de in deze onderafdeling bedoelde kredietgevers die hetzij als bijkantoren van kredietinstellingen op de in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993 bedoelde lijst, hetzij als bijkantoren van verzekeringsondernemingen op de in de artikelen 4 en 66 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen bedoelde lijsten, hetzij als bijkantoren van instellingen voor elektronisch geld op de in de artikelen 64 en 91 van de wet van 21 december 2009 bedoelde lijsten, hetzij als bijkantoren van betalingsinstellingen op de in artikel 39 van voornoemde wet bedoelde lijst zijn ingeschreven. Afdeling 4. - Kredietbemiddelaars
Art. VII. 177. De kredietbemiddelaars worden onderverdeeld in twee categorieën : 1° de bemiddelaars inzake hypothecair krediet;2° de bemiddelaars inzake consumentenkrediet. Onder "bemiddelaar inzake hypothecair krediet" wordt een kredietbemiddelaar verstaan die actief is op het vlak van het hypothecair krediet.
Onder "bemiddelaar inzake consumentenkrediet" wordt een kredietbemiddelaar verstaan die actief is op het vlak van het consumentenkrediet.
Art. VII. 178. Iedere kredietbemiddelaar die is opgericht in de vorm van een rechtspersoon naar Belgisch recht, moet zijn hoofdbestuur in België hebben.
Iedere natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit die een activiteit van kredietbemiddelaar uitoefent, moet zijn hoofdbestuur in België hebben.
Art. VII. 179. Elke kredietbemiddelaar moet de FSMA een vergoeding betalen voor de dekking van de toezichtskosten. Het bedrag van die vergoeding, de gevallen waarin zij verschuldigd is, en de termijnen waarbinnen zij moet worden betaald, worden door de Koning bepaald met toepassing van artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002. Afdeling 5. - Bemiddelaars inzake hypothecair krediet
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen Art. VII. 180. § 1. Geen enkele bemiddelaar inzake hypothecair krediet waarvan België de lidstaat van herkomst is, mag de activiteit van bemiddelaar inzake hypothecair krediet uitoefenen als hij niet op voorhand in het daartoe door de FSMA bijgehouden register is ingeschreven.
Geen enkele bemiddelaar inzake hypothecair krediet met een ander land dan België als lidstaat van herkomst mag in België de activiteit van bemiddelaar inzake hypothecair krediet uitoefenen als hij niet op voorhand door de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst als bemiddelaar inzake hypothecair krediet is ingeschreven.
Geen enkele bemiddelaar inzake hypothecair krediet met woonplaats of maatschappelijke zetel in een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, mag in België de activiteit van bemiddelaar inzake hypothecair krediet uitoefenen als hij niet op voorhand in het door de FSMA bijgehouden register van bemiddelaars inzake hypothecair krediet is ingeschreven. § 2. Niettemin is het de kredietgevers inzake hypothecair krediet die, overenkomstig dit hoofdstuk, op rechtsgeldige wijze een vergunning hebben verkregen of zijn geregistreerd, toegestaan het bedrijf van bemiddelaar inzake hypothecair krediet uit te oefenen zonder in het register te zijn ingeschreven, mits zij aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° zij wijzen één of meer verantwoordelijken voor de distributie aan volgens de in § 5 van dit artikel vastgestelde regels;2° die verantwoordelijken voor de distributie voldoen aan dezelfde vereisten inzake beroepskennis, geschiktheid en professionele betrouwbaarheid als de verantwoordelijken voor de distributie van de bemiddelaars inzake hypothecair krediet; 3° de andere, door de kredietgever tewerkgestelde personen die, op welke wijze ook, in contact staan met het publiek in de zin van artikel I.9, 79°, van het Wetboek van Economisch Recht, voldoen aan dezelfde vereisten inzake beroepskennis als de door de bemiddelaars inzake hypothecair krediet tewerkgestelde personen die in contact staan met het publiek; 4° zij hebben een burgerlijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering gesloten die het hele grondgebied van de Europese Economische Ruimte dekt.De verzekeringsovereenkomst bevat een bepaling die de verzekeringsonderneming de verplichting oplegt om, bij beëindiging van de overeenkomst, de FSMA hiervan in kennis te stellen. De Koning bepaalt op advies van de FSMA de voorwaarden van die verzekering.
De betrokken kredietgevers geven over het bepaalde bij punten 1° en 2° van het vorige lid periodiek rekenschap aan de FSMA door mededeling van een naamlijst van de verantwoordelijken voor de distributie en van alle latere wijzigingen in die lijst. Zij staan in voor de beroepskennis van de personen als bedoeld in het bepaalde bij 2° en 3° van het vorige lid. Zij bewaren alle documenten die aantonen dat die personen over de vereiste beroepskennis beschikken, en houden die documenten ter beschikkking van de FSMA. § 3. Niemand mag de titel van bemiddelaar inzake hypothecair krediet of een van de onderverdelingen daarvan voeren om aan te geven dat hij de in deze afdeling bedoelde activiteit van bemiddelaar inzake hypothecair krediet uitoefent, als hij niet op voorhand in het daartoe door de FSMA bijgehouden register is ingeschreven. § 4. De bemiddelaars inzake hypothecair krediet worden onderverdeeld als volgt : 1° kredietmakelaars;2° verbonden agenten;3° subagenten. § 5. De bemiddelaars inzake hypothecair krediet wijzen één of meer natuurlijke personen als verantwoordelijken voor de distributie aan.
Het aantal verantwoordelijken voor de distributie is aangepast aan de organisatie en de activiteiten van de bemiddelaar. De Koning kan dit aantal vaststellen.
De bemiddelaars inzake hypothecair krediet geven over het bepaalde bij het vorige lid periodiek rekenschap aan de FSMA door mededeling van een naamlijst van de verantwoordelijken voor de distributie en van alle latere wijzigingen in die lijst. Zij bewaren alle documenten die aantonen dat de verantwoordelijken voor de distributie en de personen die in contact staan met het publiek, over de vereiste beroepskennis beschikken, en houden die documenten ter beschikkking van de FSMA. Onderafdeling 2. - Inschrijvingsvoorwaarden Art. VII. 181. § 1. Om in het register van de bemiddelaars inzake hypothecair krediet te kunnen worden ingeschreven, en om die inschrijving te kunnen behouden, dient de aanvrager van een inschrijving aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° de bemiddelaar, de verantwoordelijken voor de distributie en de personen die in contact staan met het publiek, bezitten de vereiste beroepskennis als bepaald door de Koning;2° de bemiddelaar en de verantwoordelijken voor de distributie beschikken over voldoende geschiktheid en professionele betrouwbaarheid voor de uitoefening van hun taken.Zij mogen zich niet in één van de in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 bedoelde gevallen bevinden, noch failliet zijn verklaard, tenzij eerherstel werd verkregen. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen met een gefailleerde gelijkgesteld : de bestuurders en de zaakvoerders van een failliet verklaarde handelsvennootschap van wie het ontslag niet ten minste één jaar vóór de faillietverklaring in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, alsook iedere andere persoon die, zonder bestuurder of zaakvoerder te zijn, werkelijk bevoegd is geweest om de failliet verklaarde vennootschap te beheren; 3° een burgerlijke beroepsaansprakelijkheids-verzekering sluiten die het hele grondgebied van de Europese Economische Ruimte dekt.De verzekeringsovereenkomst bevat een bepaling die de verzekeringsonderneming de verplichting oplegt om, bij beëindiging van de overeenkomst, de FSMA hiervan in kennis te stellen. De Koning bepaalt op advies van de FSMA de voorwaarden van die verzekering. De verbonden agenten en de subagenten zijn evenwel vrijgesteld van deze vereiste van beroepsaansprakelijkheidsverzekering, voor zover de kredietgevers of de kredietbemiddelaars voor wie zij optreden, die aansprakelijkheid onvoorwaardelijk op zich nemen; 4° wat hun activiteit van bemiddelaar inzake hypothecair krediet in België betreft, slechts handelen met ondernemingen of personen die, met toepassing van dit hoofdstuk, een vergunning hebben verkregen of zijn geregistreerd voor de uitoefening van die activiteit in België; 5° tot een buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen zoals bedoeld in artikel VII.216 toetreden, bijdragen tot de financiering van die geschillenregeling en ingaan op elk verzoek om informatie dat hij in het raam van die geschillenregeling ontvangt; 6° de aan de FSMA verschuldigde vergoedingen voor de uitoefening van het toezicht betalen;7° een professioneel e-mailadres meedelen aan de FSMA waarnaar deze op rechtsgeldige wijze alle individuele of collectieve mededelingen kan versturen die zij, ter uitvoering van dit hoofdstuk, verricht. De bemiddelaars inzake hypothecair krediet, alsook, in het in § 5 bedoelde geval, de centrale instelling leveren het bewijs aan de FSMA, volgens de door haar bij reglement vastgestelde regels, inclusief inzake frequentie, dat de in het eerste lid bedoelde bepalingen worden nageleefd. § 2. Als een rechtspersoon zijn inschrijving als bemiddelaar vraagt, gelden bovendien de volgende bepalingen : 1° de leden van het wettelijk bestuursorgaan van deze rechtspersoon beschikken over de door de Koning vereiste beroepskennis, alsook over voldoende geschiktheid en professionele betrouwbaarheid voor de uitoefening van hun taken.Zij mogen zich niet in één van de in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 bedoelde gevallen bevinden, noch failliet zijn verklaard, tenzij eerherstel werd verkregen. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen met een gefailleerde gelijkgesteld : de bestuurders en de zaakvoerders van een failliet verklaarde handelsvennootschap van wie het ontslag niet ten minste één jaar vóór de faillietverklaring in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, alsook iedere andere persoon die, zonder bestuurder of zaakvoerder te zijn, werkelijk bevoegd is geweest om de failliet verklaarde vennootschap te beheren; 2° de rechtspersoon stelt de FSMA in kennis van de identiteit van de aandeelhouders die de vennootschap controleren;die aandeelhouders moeten, naar het oordeel van de FSMA, geschikt zijn gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid. Elke wijziging in de identiteitsgegevens van de aandeelhouders die de vennootschap controleren, wordt aan de FSMA meegedeeld. § 3. De aanvrager van een inschrijving als makelaar inzake hypothecair krediet voegt bij zijn inschrijvingsaanvraag een verklaring op erewoord waaruit blijkt dat hij zijn beroepsactiviteiten uitoefent buiten elke exclusieve agentuurovereenkomst of elke andere juridische verbintenis die hem verplicht zijn hele productie of een bepaald deel ervan te plaatsen bij één kredietgever of bij enkele kredietgevers die tot dezelfde groep behoren.
Elke wijziging in de gegevens waarop de in het eerste lid bedoelde verklaring op erewoord betrekking heeft, wordt onverwijld aan de FSMA meegedeeld. § 4. De aanvrager van een inschrijving als subagent toont in zijn inschrijvingsdossier aan dat hij zijn activiteit voor rekening en onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van één enkele bemiddelaar inzake hypothecair krediet uitoefent. § 5. Onverminderd de voorafgaande paragrafen kunnen meerdere kandidaten hun inschrijvingsaanvraag collectief indienen, indien de naleving van de hun door dit artikel opgelegde verplichtingen door een centrale instelling wordt geverifieerd. Deze centrale instelling moet een kredietgever inzake hypothecair krediet zijn. In dit geval wordt de inschrijvingsaanvraag door de centrale instelling ingediend onder haar verantwoordelijkheid. Zij blijft ook verantwoordelijk voor het toezicht op de permanente naleving van de inschrijvingsvoorwaarden.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt hun dossier behandeld alsof het om het dossier van een enkele onderneming ging. Een kredietbemiddelaar die, overeenkomstig deze procedure, in het register van de kredietbemiddelaars is ingeschreven, wordt ambtshalve uit dat register geschrapt als de centrale instelling de intrekking van zijn inschrijving vraagt. § 6. Wat zijn activiteit van bemiddelaar inzake hypothecair krediet betreft, handelt de verbonden agent onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van de kredietgever inzake hypothecair krediet voor wiens rekening hij handelt.
Laatstgenoemde oefent toezicht uit op de naleving door de verbonden agent van de bepalingen van dit boek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen. § 7. Wat hun activiteit van bemiddelaar inzake hypothecair krediet betreft, handelen de subagenten onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van de bemiddelaar inzake hypothecair krediet voor wiens rekening zij handelen, of van een kredietgever inzake hypothecair krediet als zij voor rekening van een verbonden agent handelen.
De kredietbemiddelaar of de kredietgever oefent toezicht uit op de naleving door de subagent van de bepalingen van dit boek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.
Onderafdeling 3. - Inschrijvingsprocedure Art. VII. 182. § 1. Elke inschrijvingsaanvraag wordt aan de FSMA gericht overeenkomstig de door de Koning vastgestelde vormen en voorwaarden. § 2. Elke wijziging van de in het inschrijvingsdossier vermelde gegevens wordt onverwijld aan de FSMA meegedeeld, onverminderd het recht van de FSMA om bij de betrokkene informatie in te winnen of bewijskrachtige documenten op te vragen. § 3. De FSMA schrijft de bemiddelaars inzake hypothecair krediet in die voldoen aan de in onderafdeling 2 vastgestelde voorwaarden.
Uiterlijk binnen twee maanden na de ontvangst van een volledig dossier en uiterlijk binnen vier maanden na de indiening van de aanvraag doet zij uitspraak. § 4. Het directiecomité van de FSMA kan een door hem aangeduid personeelslid van de FSMA belasten met de kennisgeving van beslissingen tot inschrijving of weigering van inschrijving in het register van de bemiddelaars inzake hypothecair krediet, alsook van beslissingen tot wijziging, aanmaning, verbod, schorsing en schrapping van de inschrijving.
De FSMA kan de in het vorige lid bedoelde beslissingen op rechtsgeldig wijze ter kennis brengen aan de hand van een voorgedrukt formulier voorzien van een door middel van een mecanografisch procedé gereproduceerde handtekening. § 5. De FSMA publiceert op haar website het geactualiseerde register van de bemiddelaars inzake hypothecair krediet, alsook de historiek van de wijzigingen die tijdens de laatste twaalf maanden in dat register zijn aangebracht.
Dat register is onderverdeeld als volgt : A. Bemiddelaars naar Belgisch recht Kredietmakelaars Verbonden agenten Subagenten B. Bemiddelaars naar het recht van een andere lidstaat die in België gevestigd zijn als bijkantoor C. Bemiddelaars naar het recht van een andere lidstaat die in België actief zijn in het kader van het vrij verrichten van diensten D. Andere bemiddelaars naar buitenlands recht Het register vermeldt voor elke bemiddelaar inzake hypothecair krediet : 1° de gegevens die noodzakelijk zijn voor zijn identificatie;2° de datum waarop hij is ingeschreven;3° de categorie waarin hij is ingeschreven;4° de namen van de verantwoordelijken voor de distributie;5° voor de verbonden agenten : de namen van de kredietgevers inzake hypothecair krediet met wie zij verbonden zijn;6° voor de subagenten : de namen van de bemiddelaars inzake hypothecair krediet onder wier verantwoordelijkheid zij hun activiteiten verrichten;7° desgevallend de datum waarop hij is geschrapt;8° alle andere informatie die de FSMA nuttig acht voor een correcte informatieverstrekking aan het publiek. De FSMA bepaalt de voorwaarden waaronder de vermelding van de schrapping van een bemiddelaar van de website wordt weggelaten. § 6. Bij de indiening van zijn inschrijvingsaanvraag vermeldt de aanvrager in welke categorie van het register hij wenst te worden ingeschreven. Een bemiddelaar kan slechts in een enkele categorie van het register worden ingeschreven.
Onderafdeling 4. - Vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverrichting Art. VII. 183. § 1. Elke in België ingeschreven bemiddelaar inzake hypothecair krediet die voornemens is om voor het eerst in een andere lidstaat activiteiten te verrichten in het kader van de vrijheid van vestiging of in het kader van het vrij verrichten van diensten, stelt de FSMA hiervan op voorhand in kennis. Het register vermeldt in welke lidstaten de bemiddelaar actief is in het kader van de vrijheid van vestiging of in het kader van het vrij verrichten van diensten.
Binnen een maand na de kennisgeving stelt de FSMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst van dit voornemen in kennis, en brengt zij de betrokken bemiddelaar van deze kennisgeving op de hoogte.
De FSMA stelt de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidsta(a)t(en) ook in kennis van de kredietgever(s) met wie de bemiddelaar inzake hypothecair krediet verbonden is, en vermeldt of de kredietgever de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid voor de activiteiten van die bemiddelaar draagt.
De FSMA is bevoegd om de beroepskennis na te gaan van de in deze paragraaf bedoelde verantwoordelijken voor de distributie en personen die in contact staan met het publiek, bij de bemiddelaars inzake hypothecair krediet, en die bedrijvig zijn in het kader van het vrij verrichten van diensten in andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte dan België.
Wanneer een in deze paragraaf bedoelde bemiddelaar uit het register wordt geschrapt door de FSMA, brengt deze de autoriteiten van de betrokken lidstaten van ontvangst daarvan binnen veertien dagen op de hoogte. § 2. De bemiddelaar inzake hypothecair krediet aan wie als dusdanig een toelating is verleend in een andere lidstaat dan België, kan zijn werkzaamheden in België aanvangen, hetzij in het kader van de vrijheid van vestiging, hetzij in het kader van het vrij verrichten van diensten, na de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, en nadat die autoriteit de FSMA daarvan op de hoogte heeft gebracht overeenkomstig de desbetreffende Europeesrechtelijke bepaling. De FSMA publiceert de lijst van die bemiddelaars op haar website en ziet erop toe dat die lijst regelmatig wordt geactualiseerd op basis van de gegevens waarover zij beschikt. § 3. De FSMA stelt de betrokken bemiddelaar in kennis van de Belgische wettelijke en reglementaire bepalingen die, voor zover haar bekend en in samenspraak met de FOD Economie, van algemeen belang zijn. De in dit lid bedoelde bepalingen van algemeen belang worden gepubliceerd op de website van de FSMA. § 4. Een maand nadat de betrokken bemiddelaar van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst heeft vernomen dat de in § 2 bedoelde kennisgeving werd verricht, kan hij zijn werkzaamheden aanvangen. § 5. De in § 2 bedoelde bemiddelaars die in België zijn gevestigd in het kader van de vrijheid van vestiging, dienen de volgende voorwaarden na te leven : 1° zij wijzen één of meer verantwoordelijken voor de distributie aan volgens de in artikel VII.180, § 5, vastgestelde regels; 2° die verantwoordelijken voor de distributie voldoen aan dezelfde vereisten inzake beroepskennis, geschiktheid en professionele betrouwbaarheid als de verantwoordelijken voor de distributie van de bemiddelaars inzake hypothecair krediet naar Belgisch recht; 3° de andere, door de kredietbemiddelaar tewerkgestelde personen die, op welke wijze ook, in contact staan met het publiek in de zin van artikel I.9, 81°, voldoen aan dezelfde vereisten inzake beroepskennis als de door de bemiddelaars inzake hypothecair krediet naar Belgisch recht tewerkgestelde personen die in contact staan met het publiek. § 6. De buitenlandse autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op de bemiddelaars inzake hypothecair krediet die in België een bijkantoor hebben gevestigd, kunnen, na voorafgaande kennisgeving aan de FSMA, ter plaatse inspecties verrichten bij dat bijkantoor. Afdeling 6. - Bemiddelaars inzake consumentenkrediet
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen Art. VII. 184. § 1. Niemand mag in België de activiteit van bemiddelaar inzake consumentenkrediet uitoefenen als hij niet op voorhand in het daartoe door de FSMA bijgehouden register is ingeschreven.
Niettemin is het de kredietgevers inzake consumentenkrediet, die op rechtsgeldige wijze een vergunning hebben verkregen of zijn geregistreerd, toegestaan het bedrijf van bemiddelaar inzake consumentenkrediet uit te oefenen zonder te zijn ingeschreven, mits zij aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° zij wijzen één of meer verantwoordelijken voor de distributie aan volgens de in artikel VII.185, § 2, vastgestelde regels; 2° de verantwoordelijken voor de distributie voldoen aan dezelfde vereisten inzake beroepskennis, geschiktheid en professionele betrouwbaarheid als de verantwoordelijken voor de distributie van de bemiddelaars inzake consumentenkrediet; 3° de andere, door de kredietgever tewerkgestelde personen die, op welke wijze ook, in contact staan met het publiek in de zin van artikel I.9, 79°, voldoen aan dezelfde vereisten inzake beroepskennis als de door de bemiddelaars inzake consumentenkrediet tewerkgestelde personen die in contact staan met het publiek; 4° zij hebben een burgerlijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering gesloten die het hele grondgebied van de Europese Economische Ruimte dekt.De verzekeringsovereenkomst bevat een bepaling die de verzekeringsonderneming de verplichting oplegt om, bij beëindiging van de overeenkomst, de FSMA hiervan in kennis te stellen. De Koning bepaalt op advies van de FSMA de voorwaarden van die verzekering.
De betrokken kredietgevers geven over het bepaalde bij punten 1° en 2° van het vorige lid periodiek rekenschap aan de FSMA door mededeling van een naamlijst van de verantwoordelijken voor de distributie en van alle latere wijzigingen in die lijst. Zij staan in voor de beroepskennis van de personen als bedoeld in het bepaalde bij 2° en 3° van het vorige lid. Zij bewaren alle documenten die aantonen dat die personen over de vereiste beroepskennis beschikken, en houden die documenten ter beschikkking van de FSMA. § 2. Niemand mag de titel van kredietbemiddelaar of een van de onderverdelingen daarvan voeren om aan te geven dat hij de in dit hoofdstuk bedoelde activiteit van bemiddelaar inzake consumentenkrediet uitoefent, als hij niet op voorhand in het daartoe door de FSMA bijgehouden register is ingeschreven.
Art. VII. 185. § 1. De bemiddelaars inzake consumentenkrediet worden onderverdeeld in : 1° kredietmakelaars;2° verbonden agenten;3° agenten in een nevenfunctie. § 2. De bemiddelaars inzake consumentenkrediet wijzen één of meer natuurlijke personen als verantwoordelijken voor de distributie aan.
Het aantal verantwoordelijken voor de distributie is aangepast aan de organisatie en de activiteiten van de bemiddelaar. De Koning kan dit aantal vaststellen.
De bemiddelaars inzake consumentenkrediet geven over het bepaalde bij het vorige lid periodiek rekenschap aan de FSMA door mededeling van een naamlijst van de verantwoordelijken voor de distributie en van alle latere wijzigingen in die lijst. Zij bewaren alle documenten die aantonen dat de verantwoordelijken voor de distributie en de personen die in contact staan met het publiek, over de vereiste beroepskennis beschikken, en houden die documenten ter beschikkking van de FSMA. Onderafdeling 2. - Inschrijvingsvoorwaarden Art. VII. 186. § 1. Om in het register van de bemiddelaars inzake consumentenkrediet te kunnen worden ingeschreven, en om die inschrijving te kunnen behouden, dient de aanvrager van een inschrijving als kredietmakelaar of als verbonden agent aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° de bemiddelaar, de verantwoordelijken voor de distributie en de personen die in contact staan met het publiek, bezitten de vereiste beroepskennis als bepaald door de Koning;2° de bemiddelaar en de verantwoordelijken voor de distributie beschikken over voldoende geschiktheid en professionele betrouwbaarheid voor de uitoefening van hun taken.Zij mogen zich niet in één van de in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 bedoelde gevallen bevinden; 3° een burgerlijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering hebben gesloten die het hele grondgebied van de Europese Economische Ruimte dekt.De verzekeringsovereenkomst bevat een bepaling die de verzekeringsonderneming de verplichting oplegt om, bij beëindiging van de overeenkomst, de FSMA hiervan in kennis te stellen. De Koning bepaalt op advies van de FSMA de voorwaarden van de verzekering. De verbonden agenten zijn evenwel vrijgesteld van deze vereiste van beroepsaansprakelijkheidsverzekering, voor zover de kredietgevers voor wie zij optreden, die aansprakelijkheid onvoorwaardelijk op zich nemen; 4° wat hun activiteit van bemiddelaar inzake consumentenkrediet in België betreft, slechts handelen met ondernemingen of personen die, met toepassing van dit hoofdstuk, een vergunning hebben verkregen of zijn geregistreerd voor de uitoefening van die activiteit in België; 5° tot een buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen zoals bedoeld in artikel VII.216 toetreden, bijdragen tot de financiering van die geschillenregeling en ingaan op elk verzoek om informatie dat hij in het raam van die geschillenregeling ontvangt; 6° de aan de FSMA verschuldigde vergoedingen voor de uitoefening van het toezicht betalen;7° een professioneel e-mailadres meedelen aan de FSMA waarnaar deze op rechtsgeldige wijze alle individuele of collectieve mededelingen kan versturen die zij, ter uitvoering van dit hoofdstuk, verricht. De in dit artikel bedoelde bemiddelaars, alsook, in het in § 4 bedoelde geval, de centrale instelling leveren het bewijs aan de FSMA, volgens de door haar bij reglement vastgestelde regels, inclusief inzake frequentie, dat de in het eerste lid bedoelde bepalingen worden nageleefd. § 2. Als een rechtspersoon zijn inschrijving als bemiddelaar vraagt, gelden bovendien de volgende bepalingen : 1° de personen die met de effectieve leiding van deze rechtspersoon zijn belast, bezitten de door de Koning vereiste beroepskennis, alsook over de voor de uitoefening van hun taken een voor de uitoefening van hun taken voldoende geschiktheid en professionele betrouwbaarheid.Zij mogen zich niet in één van de in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 bedoelde gevallen bevinden; 2° de rechtspersoon stelt de FSMA in kennis van de identiteit van de aandeelhouders die de vennootschap controleren;die aandeelhouders moeten, naar het oordeel van de FSMA, geschikt zijn gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid. Elke wijziging in de identiteitsgegevens van de aandeelhouders die de vennootschap controleren, wordt aan de FSMA meegedeeld. § 3. De aanvrager van een inschrijving als makelaar inzake consumentenkrediet voegt bij zijn inschrijvingsaanvraag een verklaring op erewoord waaruit blijkt dat hij zijn beroepsactiviteiten uitoefent buiten elke exclusieve agentuurovereenkomst of elke andere juridische verbintenis die hem verplicht zijn hele productie of een bepaald deel ervan te plaatsen bij één kredietgever of bij enkele kredietgevers die tot dezelfde groep behoren.
Elke wijziging in de gegevens waarop de in het eerste lid bedoelde verklaring op erewoord betrekking heeft, wordt onverwijld aan de FSMA meegedeeld. § 4. Onverminderd de voorafgaande paragrafen kunnen meerdere kandidaten hun inschrijvingsaanvraag collectief indienen, indien de naleving van de hun door dit artikel opgelegde verplichtingen door een centrale instelling wordt geverifieerd. Deze centrale instelling moet een kredietgever inzake consumentenkrediet zijn. In dit geval wordt de inschrijvingsaanvraag door de centrale instelling ingediend onder haar verantwoordelijkheid. Zij blijft ook verantwoordelijk voor het toezicht op de permanente naleving van de inschrijvingsvoorwaarden.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt hun dossier behandeld alsof het om het dossier van een enkele onderneming ging. Een kredietbemiddelaar die, overeenkomstig deze procedure, in het register van de bemiddelaars inzake consumentenkrediet is ingeschreven, wordt ambtshalve uit dat register geschrapt als de centrale instelling de intrekking van zijn inschrijving vraagt. § 5. Wat zijn activiteit van bemiddelaar inzake consumentenkrediet betreft, handelt de verbonden agent onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van een kredietgever inzake consumentenkrediet. Laatstgenoemde oefent toezicht uit op de naleving door de agent van de bepalingen van dit boek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.
Art. VII. 187. § 1. Om in het register van de bemiddelaars inzake consumentenkrediet te kunnen worden ingeschreven, en om die inschrijving te kunnen behouden, dient de aanvrager van een inschrijving als agent in een nevenfunctie aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° de verantwoordelijken voor de distributie en de personen die in contact staan met het publiek, bezitten de vereiste beroepskennis als bepaald door de Koning;2° de verantwoordelijken voor de distributie beschikken over de voldoende geschiktheid en professionele betrouwbaarheid voor de uitoefening van hun taken.Ze mogen zich niet in één van de in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 bedoelde gevallen bevinden; 3° zij hebben een burgerlijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering gesloten die het hele grondgebied van de Europese Economische Ruimte dekt.De verzekeringsovereenkomst bevat een bepaling die de verzekeringsonderneming de verplichting oplegt om, bij beëindiging van de overeenkomst, de FSMA hiervan in kennis te stellen. De Koning bepaalt op advies van de FSMA de voorwaarden van de verzekering; 4° wat hun activiteit van bemiddelaar inzake consumentenkrediet in België betreft, slechts handelen met ondernemingen of personen die, met toepassing van dit hoofdstuk, een vergunning hebben verkregen of zijn geregistreerd voor de uitoefening van die activiteit in België; 5° tot een buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen zoals bedoeld in artikel VII.216 toetreden, bijdragen tot de financiering van die geschillenregeling en ingaan op elk verzoek om informatie dat hij in het raam van die geschillenregeling ontvangt; 6° de aan de FSMA verschuldigde vergoedingen voor de uitoefening van het toezicht betalen;7° een professioneel e-mailadres meedelen aan de FSMA waarnaar deze op rechtsgeldige wijze alle individuele of collectieve mededelingen kan versturen die zij, ter uitvoering van dit hoofdstuk, verricht. § 2. De in dit artikel bedoelde bemiddelaars leveren het bewijs aan de FSMA, volgens de door haar bij reglement vastgestelde regels, inclusief inzake frequentie, dat de in het eerste lid bedoelde bepalingen worden nageleefd.
Onderafdeling 3. - Inschrijvingsprocedure Art. VII. 188. § 1. Elke inschrijvingsaanvraag wordt aan de FSMA gericht overeenkomstig de door de Koning vastgestelde vormen en voorwaarden. § 2. Elke wijziging van de in het inschrijvingsdossier vermelde gegevens wordt onverwijld aan de FSMA meegedeeld, onverminderd het recht van de FSMA om bij de betrokkene informatie in te winnen of bewijskrachtige documenten op te vragen. § 3. De FSMA schrijft de bemiddelaars inzake consumentenkrediet in die voldoen aan de in onderafdeling 2 vastgestelde voorwaarden. Zij doet uitspraak uiterlijk binnen twee maanden na de ontvangst van een volledig dossier en uiterlijk binnen vier maanden na de indiening van de aanvraag. § 4. Het directiecomité van de FSMA kan een door hem aangeduid personeelslid van de FSMA belasten met de kennisgeving van beslissingen tot inschrijving of weigering van inschrijving in het register van de bemiddelaars inzake consumentenkrediet, alsook van beslissingen tot wijziging, aanmaning, verbod, schorsing en schrapping van de inschrijving.
De FSMA kan de in het vorige lid bedoelde beslissingen op rechtsgeldig wijze ter kennis brengen aan de hand van een voorgedrukt formulier voorzien van een door middel van een mecanografisch procedé gereproduceerde handtekening. § 5. De FSMA publiceert op haar website het geactualiseerde register van de bemiddelaars inzake consumentenkrediet, alsook de historiek van de wijzigingen die tijdens de laatste twaalf maanden in dat register zijn aangebracht.
Dat register is onderverdeeld als volgt : 1° kredietmakelaars 2° verbonden agenten 3° agenten in een nevenfunctie Het register vermeldt voor elke bemiddelaar inzake consumentenkrediet de gegevens die noodzakelijk zijn voor zijn identificatie, de datum waarop hij is ingeschreven, de categorie waarin hij is ingeschreven, desgevallend de datum waarop hij is geschrapt, evenals alle andere informatie die de FSMA nuttig acht voor een correcte informatieverstrekking aan het publiek.De FSMA bepaalt de voorwaarden waaronder de vermelding van de schrapping van een bemiddelaar van de website wordt weggelaten.
De FSMA ziet erop toe dat de lijst van de kredietbemiddelaars per 31 december van elk jaar in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. § 6. Bij de indiening van zijn inschrijvingsaanvraag vermeldt de aanvrager in welke categorie van het register hij wenst te worden ingeschreven. Een bemiddelaar kan slechts in een enkele categorie van het register worden ingeschreven.
TITEL 5. - Burgerlijke sancties HOOFDSTUK 1. - Betalingsdiensten Art. VII. 189. Tenzij de betalingsdienstaanbieder bewijst dat de betaler bedrieglijk heeft gehandeld, blijft de betalingsdienstaanbieder aansprakelijk jegens de betaler voor alle gevolgen van het gebruik van een betalingsinstrument door een niet gerechtigde derde in geval van niet-naleving door de betalingsdienstaanbieder van de verplichtingen die hij heeft op grond van de artikelen VII. 13, 5°, a) en c) en VII. 31, 1° en 3°.
Art. VII. 190. Bij niet-naleving door de betalingsdienstaanbieder van de verplichtingen voortvloeiend uit artikel VII. 55, § 1, en onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, wordt de betalingsdienstgebruiker van rechtswege ontslagen van het betalen van de gevraagde kosten.
Art. VII. 191. Bij niet-naleving door de betalingsdienstaanbieder van de verplichtingen voortvloeiend uit de artikelen VII. 12, VII. 13, 2° tot 6°, VII. 14 en VII. 15, VII. 20, VII. 22, tweede lid, VII. 24, VII. 28, VII. 31, VII. 35, eerste lid, VII. 37, VII. 38, § 2,VII. 39 enVII. 40, VII. 42, VII. 44 tot VII.47, VII. 49 tot VII. 51, VII. 55 en VII. 56 kan de betalingsdienstgebruiker, onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, de raamovereenkomst met een gemotiveerd ter post aangetekend schrijven zonder kosten of boete onmiddellijk opzeggen vanaf het ogenblik dat hij kennis had of hoorde te hebben van de niet-nageleefde verplichtingen.
Art. VII. 192. Bij niet-naleving door de uitgever van elektronisch geld van de verplichtingen voortvloeiend uit artikel VII. 61, en onverminderd de gemeenrechtelijke sancties : 1° wordt de houder van elektronisch geld van rechtswege ontslagen van de eventuele vergoeding die samenhangt met de terugbetaling;2° kan de houder van elektronisch geld, de overeenkomst elektronisch geld, en in voorkomend geval de raamovereenkomst inzake betalingsdiensten, met een gemotiveerd ter post aangetekend schrijven zonder kosten of boete onmiddellijk opzeggen vanaf het ogenblik dat hij kennis had of hoorde te hebben van de niet-nageleefde verplichtingen. Art. VII. 193. Wanneer de betalingsdienstaanbieder de informatievereisten bedoeld in artikel 5 (2) en (3). van de Verordening (EU) nr. 260/2012, die nodig zijn voor de correcte uitvoering van een betalingstransactie, niet naleeft of, desgevallend, niet waarborgt dat deze worden nageleefd, kan de betalingsdienstgebruiker, onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, de toepassing vragen van vergoedende maatregelen voor de schade te wijten aan de niet naleving van de verplichtingen.
De betalingsdienstaanbieder is aansprakelijk jegens de betaler voor de gevolgen van de uitvoering van een betalingstransactie die in strijd is met de door de betaler gegegeven opdracht overeenkomstig artikel 5 (3) d), van de Verordening (EU) nr.260/2012. Hij dient de gedebiteerde betaalrekening onverwijld te herstellen zoals die zou zijn geweest mocht de voormelde opdracht wel zijn nageleefd. De betaler heeft ook recht op aanvullende vergoedingen voor eventueel verdere financiële gevolgen.
Wanneer de begunstigde die geen consument is, de informatievereisten bedoeld in artikel 5 (4) van Verordening (EU) nr. 260/2012, die nodig zijn voor de correcte uitvoering van een betalingstransactie, niet naleeft of, desgevallend, niet waarborgt dat deze worden nageleefd, kan de betalingsdienstgebruiker, onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, de toepassing vragen van vergoedende maatregelen voor de schade te wijten aan de niet naleving van de verplichtingen. HOOFDSTUK 2. - Consumentenkrediet Art. VII. 194. Onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, verklaart de rechter de overeenkomst nietig of vermindert de verplichtingen van de consument en dit hoogstens tot de prijs van het goed of de dienst bij contante betaling of tot het ontleende bedrag en dit met behoud van het voordeel van de betaling in termijnen wanneer de kredietovereenkomst werd gesloten naar aanleiding van een in artikel VII. 67 bedoelde onwettige verkoopmethode.
Art. VII. 195. Onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, verklaart de rechter de overeenkomst nietig of vermindert de verplichtingen van de consument en dit hoogstens tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag,wanneer de kredietgever de in artikel VII. 78, § 1, tweede lid, § 2, 5° tot 9°, § 3, 1° tot 7°, 11°, 13° en 14° bedoelde vermeldingen niet naleeft.
De rechter kan een gelijkaardige maatregel nemen wanneer de kredietgever : 1° de in artikel VII.78, § 2, 1° tot 4°, § 3, 8° tot 10°, 12° en 15°, bedoelde vermeldingen niet naleeft; 2° de verplichtingen bedoeld in artikel VII.77, § 1, tweede lid, niet naleeft.
De rechter vermindert de verplichtingen van de steller van een zekerheid en dit hoogstens tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag, wanneer de kredietgever de in artikel VII. 109 opgenomen bepalingen niet naleeft.
In geval van vermindering van de verplichtingen van de consument behoudt deze het voordeel van de betaling in termijnen.
Art. VII. 196. De verplichtingen van de consument zijn van rechtswege beperkt tot de prijs bij contante betaling van het goed of de dienst of tot het ontleende bedrag wanneer : 1° de kredietgever een kredietovereenkomst toegezegd heeft tegen een percentage dat hoger ligt dan het percentage dat de Koning met toepassing van artikel VII.94 heeft vastgesteld; 2° de kredietgever de bepalingen bedoeld in artikel VII.95 niet heeft nageleefd of miskend; 3° de overdracht van de overeenkomst ofwel de overdracht of de indeplaatsstelling in de rechten voortvloeiend uit een kredietovereenkomst, gebeurd is zonder inachtneming van de in artikel VII.102 gestelde voorwaarden; 4° een kredietovereenkomst is gesloten : a) door een niet-vergunde of niet-geregistreerde kredietgever conform de geldende wettelijke of reglementaire bepalingen op het moment van de kredietverlening;b) door een kredietgever die voorheen afstand had gedaan van die registratie of vergunning;c) door bemiddeling van een niet-ingeschreven kredietbemiddelaar conform de geldende wettelijke of reglementaire bepalingen op het moment van de kredietverlening; d) door een kredietgever wiens vergunning of registratie wasgeschrapt, herroepen of opgeschort, of die een verbod had opgelopen op grond van artikel XV.67/3; e) door bemiddeling van een kredietbemiddelaar wiens inschrijving voorheen was geschrapt of opgeschort, of die een verbod had opgelopen op grond van artikel XV.68; 5° de kredietgever de bepalingen bedoeld in de artikelen VII.87 niet heeft nageleefd of heeft miskend.
Het eerste lid is niet van toepassing wanneer de betrokken kredietgever een kredietinstelling, een instelling voor elektronisch geld, een betalingsinstelling die ressorteert onder het recht van een andere EER-lidstaat, of een financiële instelling als bedoeld in artikel 78 van de wet van 22 maart 1993 is, die krachtens haar nationaal recht gemachtigd is om consumentenkredietovereenkomsten te verlenen in haar lidstaat van herkomst en die haar activiteit in België uitoefent via de vestiging van een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten zonder dat de ter zake door de toepasselijke Europese richtlijnen opgelegde formaliteiten zijn vervuld.
In deze gevallen behoudt de consument het voordeel van de betaling in termijnen.
Art. VII. 197. De consument kan de terugbetaling eisen van de door hem gestorte bedragen, verhoogd met de som van de wettelijke intresten, wanneer een betaling gebeurd is ondanks het in de artikelen VII. 79, VII. 90 en VII. 114, § 1, bedoelde verbod, of wanneer zij is gebeurd in het raam van een in artikel VII. 115 verboden schuldbemiddeling.
Art. VII. 198. Wanneer, ondanks het in artikel VII. 90, § 1, eerste lid, bedoelde verbod, de kredietgever of de kredietbemiddelaar een bedrag stort of een levering van een goed of een dienst verricht, is de consument niet gehouden dat bedrag terug te betalen, de geleverde dienst of het geleverde goed te betalen noch dit laatste terug te zenden.
Art. VII. 199. Wanneer van de consument of de steller van een zekerheid straffen of schadevergoedingen worden gevraagd waarin dit boek niet voorziet, worden zij van rechtswege daarvan volledig ontslagen.
Indien de rechter bovendien oordeelt dat de overeengekomen of toegepaste straffen of schadevergoedingen, onder meer in de vorm van strafbedingen, bij niet-uitvoering van de overeenkomst, overdreven of onverantwoord zijn, kan hij deze ambtshalve verminderen of de consument er geheel van ontslaan.
Art. VII. 200. In geval van niet naleving van de bepalingen bedoeld in de artikelen VII. 106, § 4, VII. 86, §§ 2 tot 4 en VII. 99, wordt de consument van rechtswege ontslagen van de interesten en de kosten voor de periode waarop de inbreuk betrekking heeft.
Indien de consument, in weerwil van het verbod van artikel VII. 87, § 3, tot wedersamenstelling van het kapitaal van het krediet is overgegaan, kan hij de onmiddellijke terugbetaling van het wedersamengestelde kapitaal eisen, inclusief de verworven intresten, dan wel de terugbetaling van het krediet, tot beloop van het wedersamengestelde kapitaal inclusief de verworven intresten.
Art. VII. 201. Onverminderd de andere gemeenrechtelijke sancties, kan de rechter de consument ontslaan van het geheel of van een gedeelte van de nalatigheidsintresten en zijn verplichtingen verminderen tot de prijs bij contante betaling van het goed of de dienst of tot het ontleende bedrag wanneer : 1° de kredietgever de verplichtingen bedoeld in de artikelen VII.69, VII. 70, VII. 72, VII. 74, VII. 75 et VII. 77 niet heeft nageleefd; 2° de kredietbemiddelaar de verplichtingen in de artikelen VII.69, § 1, eerste lid, VII. 70, VII. 71, VII. 74, VII. 75 en VII. 112 niet heeft nageleefd; 3° de vormvereisten als bepaald in artikel VII.76 betreffende het sluiten van de kredietovereenkomst niet in acht werden genomen.
In die gevallen behoudt de consument het voordeel van de betaling in termijnen.
Art. VII. 202. De consument is ontslagen van de intresten voor het gedeelte van de betalingen vóór de levering van het goed of de dienstverlening, verricht in strijd met de bepalingen van artikel VII. 91, eerste en vierde lid.
Art. VII. 203. De niet-naleving van de bepalingen van artikel VII. 84, eerste lid, verleent de consument het recht de nietigverklaring van de koop- of dienstverleningsovereenkomst te vorderen en van de verkoper of dienstverlener, de terugbetaling te vorderen van de door hem reeds verrichte betalingen.
Art. VII. 204. Wanneer de consument heeft nagelaten de inlichtingen bedoeld in artikel VII. 69 te verstrekken of wanneer hij onjuiste gegevens heeft verstrekt, kan de rechter, onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, de ontbinding van de overeenkomst ten laste van de consument bevelen.
Art. VII. 205. Hij die, in strijd met artikel VII. 88, een wissel of een orderbriefje doet ondertekenen of een cheque in ontvangst neemt ter betaling of als zekerheid van de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde bedrag, is ertoe gehouden aan de consument de totale kosten van het krediet voor de consument terug te betalen.
Art. VII. 206. De steller van een zekerheid wordt vrijgesteld van elke verplichting indien hij niet overeenkomstig artikel VII. 109, § 1, voorafgaandelijk een exemplaar van het kredietcontract heeft ontvangen.
Art. VII. 207. Indien het lichamelijk roerend goed in strijd met de bepalingen van artikel VII. 108 wordt teruggenomen, is de kredietovereenkomst ontbonden. De kredietgever is ertoe gehouden de gestorte bedragen binnen de dertig dagen volledig terug te betalen.
Art. VII. 208. Geen enkele commissie is verschuldigd wanneer de kredietovereenkomst ontbonden of verbroken wordt of het voorwerp uitmaakt van een termijnverval en de kredietbemiddelaar de bepalingen van artikel VII. 114 niet heeft nageleefd. HOOFDSTUK 3. - Hypothecair krediet Art. VII. 209. § 1. Indien de kredietgever de verplichtingen of verbodsbepalingen, vervat in titel 4, hoofdstuk 2, of in de in uitvoering ervan genomen besluiten, schendt, mag de consument op ieder ogenblik en zonder enige vergoeding het krediet terug betalen. Indien de consument van dit recht gebruik maakt en de debetrentevoet niet kan worden bepaald doordat de vestigingsakte niet de nodige elementen bevat, worden de gelopen interesten berekend aan de wettelijke rentevoet.
Het vorige lid geldt niet indien de kredietgever bewijst dat de bedoelde schending de consument geen nadeel heeft berokkend. § 2. Het in paragraaf 1 bedoelde rechtsmiddel doet geen afbreuk aan alle overige rechten of middelen van verhaal die de consument kan doen gelden. § 3. Onverminderd de gemeenrechtelijke sancties worden de verplichtingen van de kredietnemer van rechtswege verminderd tot het ontleende bedrag, wanneer een kredietovereenkomst is gesloten : a) door een niet-ingeschreven, niet-geregistreerde of niet-vergunde kredietgever conform de geldende wettelijke of reglementaire bepalingen op het moment van de verlening van het hypothecair krediet;b) door een kredietgever die voorheen afstand had gedaan van die inschrijving, registratie of vergunning;c) door een kredietgever wiens vergunning, inschrijving of registratie voorheen was ingetrokken, geschrapt, herroepen of opgeschort, of die een verbod had opgelopen op grond van artikel XV.67/3; d) door bemiddeling van een niet-ingschreven kredietbemiddelaar of een kredietbemiddelaar wiens inschrijving voorheen was geschrapt of opgeschort, of die een verbod had opgelopen op grond van artikel XV.68.
In die gevallen behoudt de kredietnemer behoudt het voordeel van de termijn en van de spreiding van de terugbetaling. § 4. Paragraaf 3 is niet van toepassing : - wanneer de betrokken kredietgever een kredietinstelling die ressorteert onder het recht van een andere EER-lidstaat, of een financiële instelling als bedoeld in artikel 78 van de wet van 22 maart 1993 is, die krachtens haar nationaal recht gemachtigd is om hypothecaire kredietovereenkomsten te verlenen in haar lidstaat van herkomst en die haar activiteit in België uitoefent via de vestiging van een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten zonder dat de ter zake door de toepasselijke Europese richtlijnen opgelegde formaliteiten zijn vervuld; - wanneer de betrokken bemiddelaar een bemiddelaar inzake hypothecair krediet is als bedoeld in artikel VII. 183, § 2, en de ter zake door de toepasselijke Europese richtlijnen opgelegde formaliteiten niet zijn vervuld.
Art. VII. 210. Zijn van rechtswege nietig : 1° de toevoeging of aanhechting van een ander contract dan bedoeld in de artikelen VII.125 en VII. 126; 2° de verplichting effecten te verwerven in strijd met artikel VII. 137; 3° de verplichting tot betaling van premies of tot enig sparen, in strijd met artikel VII.138.
Art. VII. 211. Indien aan de verplichting vervat in artikel VII. 135, eerste lid, niet voldaan werd, zijn de rechten van de kredietgever en de verplichtingen van de consument beperkt tot het gedeelte van het kapitaal dat werkelijk in gereed geld of op girale wijze betaald werd.
Art. VII. 212. Hij die ter vertegenwoordiging van een hypothecair krediet een wissel of een orderbriefje doet ondertekenen of een dergelijk handelspapier ter betaling voorlegt zonder de bepalingen van artikel VII. 139 na te leven, is ertoe gehouden de opgelopen rente van de kredietovereenkomst aan de consument terug te betalen.
Art. VII. 213. Wanneer, wegens het niet-naleven van artikel VII. 140 : 1° het niet mogelijk is de bedragen der aflossingsstortingen te bepalen, is de consument niet verplicht dergelijke stortingen te doen;2° het niet mogelijk is de tijdstippen te bepalen waarop en de voorwaarden waaronder de periodieke lasten, de interesten of de wedersamenstellingsstortingen verschuldigd zijn, is de consument maar verplicht ze te betalen op de verjaardata van het krediet. Art. VII. 214. Wanneer, wegens het niet-naleven van artikel VII. 140, § 2, de verplichtingen die voortvloeien uit de toevoeging niet aangeduid zijn in het toegevoegd contract, verliest het deze hoedanigheid en is de consument niet verplicht tot enige wedersamenstelling. HOOFDSTUK 4. - Gemeenschappelijke bepalingen Art. VII. 215. Na het verstrijken van een termijn van tien dagen te rekenen van de uitspraak, is de griffier van de rechtbank of van het hof ertoe gehouden de minister op de hoogte te brengen van elk vonnis of arrest dat toepassing maakt van één of meerdere burgerlijke of strafrechtelijke sancties.
De griffier is er eveneens toe gehouden de minister elk beroep tegen dergelijke beslissing onverwijld mee te delen.
TITEL 6. - Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen Art. VII. 216. Er wordt een buitengerechtelijke klachtenregeling inzake financiële diensten ingesteld met als doel geschillen tussen een betalingsdienstaanbieder, kredietgever of kredietbemiddelaar aan de ene kant, en een consument, aan de andere kant, te helpen oplossen door hierover advies te verstrekken of op te treden als bemiddelaar.
Deze ombudsdienst voor financiële diensten is een onafhankelijk orgaan dat voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel XVI.25 van het Wetboek van economisch recht.
TITEL 7. - Slotbepalingen Art. VII. 217. De koninklijke besluiten welke worden vastgesteld op grond van de artikelen VII. 3, VII. 57 tot VII. 59, VII. 64, VII. 90, § 1, derde lid, VII. 94, VII. 95, VII. 86, § 3, tweede lid, VII. 101 en VII. 114, § 3 van dit boek worden door de minister voor advies voorgelegd aan de Raad voor het Verbruik. De minister bepaalt de termijn waarbinnen het advies wordt gegeven. Na deze termijn is het advies niet meer vereist.
Art. VII. 218. Onverminderd de andere raadplegingsvereisten die door dit boek zijn opgelegd, oefent de Koning de bevoegdheden uit welke Hem zijn toegekend door de artikelen VII.118, VII.120 en VII.122 na raadpleging van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De koninklijke besluiten genomen in uitvoering van de artikelen VII. 148, VII. 149, VII. 153 en VII. 154 worden door de minister voor advies voorgelegd aan de Raad voor het Verbruik, de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het Begeleidingscomité.
De minister bepaalt de termijn binnen welke het advies wordt gegeven.
Art. VII. 219. De Koning oefent de bevoegdheden, Hem toegekend door de bepalingen van de artikelen VII. 3, VII. 64, VII. 86, § 3, tweede lid, VII. 90, § 1er, derde lid, VII. 94, VII. 95, VII. 101, VII. 120 tot VII. 122 uit op de gezamenlijke voordracht van de Ministers bevoegd voor Economie en Financiën, na raadpleging van de Bank.
Art. VII. 220. De besluiten tot uitvoering van titel 4, hoofdstuk 4, worden genomen op advies van de FSMA.".
Art. 4.In boek XV, titel 1, hoofdstuk 2, van het Wetboek van Economisch Recht, wordt een afdeling 2 ingevoegd luidende : "Afdeling 2. - De bijzondere bevoegdheden inzake opsporing en vaststelling van inbreuken op boek VII Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen Art. XV.17. § 1. Met het oog op het opsporen en vaststellen van inbreuken op de bepalingen van boek VII, en van zijn uitvoeringsbesluiten, hebben de in artikel XV. 2 bedoelde ambtenaren de bevoegdheid de onderneming te benaderen door zich voor te doen als cliënten of potentiële cliënten, zonder dat zij hun hoedanigheid en de omstandigheid dat de bij deze gelegenheid gedane vaststellingen kunnen worden aangewend voor de uitoefening van het toezicht, moeten mededelen. Blijven vrij van straf, de ambtenaren bedoeld in artikel XV. 2, die in dat kader strikt noodzakelijke strafbare feiten plegen.
Zij kunnen daarbij de bevoegdheden uitoefenen bedoeld in de artikelen XV.3, 2° en XV.4.
De betrokken persoon of personen waarbij vaststellingen worden gedaan mogen niet worden geprovoceerd in de zin van het artikel 30 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering.
Deze bevoegdheid kan enkel worden uitgeoefend indien het voor de uitoefening van het toezicht noodzakelijk is om de reële omstandigheden die gelden voor gewone cliënten of potentiële cliënten te kunnen vaststellen.
Tenzij de vaststellingen betrekking hebben op de naleving van een of meer bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel XV. 2 kunnen een proces-verbaal van waarschuwing of een proces-verbaal opstellen of een administratieve sanctie voorstellen die onder meer gesteund is op de overeenkomstig het eerste lid gedane vaststellingen.
Indien een proces-verbaal van waarschuwing, een proces-verbaal of een administratieve sanctie onder meer gesteund is op de overeenkomstig het eerste lid gedane vaststellingen dan wordt de onderneming hierover voorafgaandelijk geïnformeerd, hetzij bij de mededeling van het afschrift van het proces-verbaal van waarschuwing of het proces-verbaal, hetzij uiterlijk één maand voor het aanvatten van de procedure tot het opleggen van een administratieve sanctie. § 2. De in artikel XV. 2 bedoelde ambtenaren zijn eveneens bevoegd voor het opsporen en het vaststellen van de daden die, zonder strafbaar te zijn, het voorwerp kunnen zijn van een vordering tot staking op initiatief van de minister. De processen-verbaal die daaroverworden opgesteld, hebben bewijskracht tot het tegendeel is bewezen.
In de uitoefening van hun ambt beschikken de in het eerste lid bedoelde ambtenaren over de bevoegdheden vermeld in artikel XV.3, 1° tot 3° en 5°.
Art. XV. 18. § 1.Wanneer de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, vaststellen dat een betalingsdienstaanbieder of een uitgever van elektronisch geld een of meer bepalingen van boek VII, van Verordening (EG) nr. 924/2009 of van de artikelen 3 en 5 tot 9 van Verordening (EU) nr. 260/212 niet naleeft, delen zij deze vaststellingen mee aan de Bank. De Bank onderzoekt of en in welke mate er overeenkomstig het specifieke statuut van de betalingsaanbieder of uitgever van elektronisch geld bestuursrechtelijke sancties of andere bijzondere maatregelen dienen te worden genomen. § 2. Wanneer de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, vaststellen dat een kredietgever of een kredietbemiddelaar een of meer bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 niet naleeft, delen zij deze informatie mee aan de FSMA opdat zij in voorkomend geval de nodige maatregelen neemt en/of de administratieve sancties uitspreekt waarin dit boek voorziet.
Onderafdeling 2. - De bevoegdheden van de FSMA Art. XV. 18/1. De FSMA ziet erop toe dat elke kredietgever of kredietbemiddelaar werkt overeenkomstig de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 en van de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering daarvan.
Hiertoe kan de FSMA zich elke informatie en elk document over de organisatie, de werking, de toestand en de verrichtingen van kredietgevers en kredietbemiddelaars doen meedelen. Zij kan tevens aan de centrale instellingen vragen om de naleving aan te tonen van de verbintenissen die op hen rusten met toepassing van de artikelen VII.181, § 5 en VII.186, § 4.
Zij kan ter plaatse inspecties verrichten bij kredietgevers, kredietbemiddelaars en centrale instellingen, en ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk gegeven in het bezit van de kredietgever of de kredietbemiddelaar, om de naleving na te gaan van de wettelijke en reglementaire bepalingen bedoeld in het eerste lid.
Art. XV. 18/2. Onverminderd de wettelijke bepalingen betreffende de onschendbaarheid van de woning en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, mag de FSMA elk onderzoek uitvoeren, inclusief in de lokalen waar de kredietbemiddelaar zijn activiteit uitoefent en in de zetel en de agentschappen van de betrokken kredietgevers, om de juistheid van de verklaring op erewoord bedoeld in de artikelen VII.181, § 3 en VII.186, § 3 na te gaan.
Art. XV. 18/3. De FSMA kan ter plaatse controles verrichten in de bijkantoren gevestigd in de Europese Economische Ruimte van de bemiddelaars, bedoeld in artikel VII.183, § 1, waarvan zij de lidstaat van herkomst is.".
Art. 5.Artikel XV. 31 van hetzelfde Wetboek, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4. Dit artikel is niet van toepassing op de inbreuken op de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4.".
Art. 6.In boek XV, titel 1, van hetzelfde Wetboek, wordt een hoofdstuk 3/1 ingevoegd, luidende "Hoofdstuk 3/1. -Bevel en en dwangsomprocedures"
Art. 7.In hoofdstuk 3/1, ingevoegd bij artikel 6, wordt een artikel 31/3 ingevoegd, luidende : "Art. XV. 31/3. § 1. De FSMA kan een kredietgever of een kredietbemiddelaar gelasten om, binnen de termijn die zij vaststelt, zich te voegen naar de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, of naar de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering daarvan. § 2. Onverminderd de andere maatregelen waarin dit boek of boek VII, hoofdstuk 4 voorziet, kan de FSMA, als een persoon aan wie zij overeenkomstig § 1 een uitdrukkelijk bevel heeft opgelegd in gebreke blijft zich hiernaar te voegen binnen de termijn die hem werd toegekend, mits deze persoon zijn verweermiddelen kon doen gelden : 1° haar standpunt inzake de inbreuk of de tekortkoming bekendmaken.De kosten van die bekendmaking zijn ten laste van de betrokken kredietgever of kredietbemiddelaar; 2° de betaling van een dwangsom opleggen die voor de kredietgevers niet meer mag bedragen dan 5.000 euro per dag vertraging, noch in totaal 50.000 euro per inbreuk, en die voor de kredietbemiddelaars niet meer mag bedragen dan 500 euro per dag vertraging, noch in totaal 25.000 euro. § 3. In geval van hoogdringendheid kan de FSMA de maatregel bedoeld in § 2, 1° nemen zonder een voorafgaandelijk uitdrukkelijk bevel, mits de betrokken persoon voorafgaandelijk zijn verweermiddelen kon doen gelden. § 4. De dwangsommen opgelegd overeenkomstig dit artikel worden ingevorderd ten bate van de Schatkist door de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen.".
Art. 8.Artikel XV. 33, van hetzelfde Wetboek, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De ambtenaren bedoeld in artikel XV. 2 en de Nationale Bank van België en/of de FSMA kunnen in gemeenschappelijk overleg de praktische samenwerkingsmodaliteiten vastleggen voor de gebieden die zij bepalen en die ressorteren onder hun respectieve bevoegdheid."
Art. 9.In titel 1, hoofdstuk 4, van hetzelfde Wetboek, wordt een afdeling 2/1 ingevoegd, luidende "Afdeling 2/1. Informatieverstrekking aan de FSMA in het kader van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4".
Art. 10.In afdeling 2/1, ingevoegd bij artikel 9, wordt een artikel XV. 57/1 ingevoegd, luidende : "Art. XV. 57/1. Ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van een inbreuk op de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 of van een van de bepalingen bedoeld in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen tegen een kredietgever of een kredietbemiddelaar, een effectieve leider of een verantwoordelijke voor de distributie bij een kredietgever of een kredietbemiddelaar, in de zin van de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, en iedere informatie omtrent een inbreuk op de bepalingen van dit hoofdstuk tegen iedere andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, moet ter kennis worden gebracht van de FSMA door de gerechtelijke autoriteit waar dit aanhangig is gemaakt.
Iedere strafrechtelijke vordering op grond van de in het eerste lid bedoelde misdrijven moet door het openbaar ministerie ter kennis worden gebracht van de FSMA."
Art. 11.In boek XV, titel 2, hoofdstuk 2, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel XV. 66 ingevoegd luidende : "Art. XV.66. Onverminderd de maatregelen omschreven door dit boek, door boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 of door andere wetten of reglementen, kan de FSMA, wanneer zij een inbreuk vaststelt op de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 of op de maatregelen genomen ter uitvoering daarvan, een kredietgever een administratieve geldboete opleggen die niet lager mag zijn dan 2 500 euro en niet hoger dan 50 000 euro voor hetzelfde feit of voor hetzelfde geheel van feiten.
Zij kan een kredietbemiddelaar, onder dezelfde voorwaarden, een administratieve geldboete opleggen die niet lager mag zijn dan 500 euro en niet hoger dan 25.000 euro voor hetzelfde feit of voor hetzelfde geheel van feiten.
De procedure waarin de artikelen 70 en volgende van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten voorzien, is van toepassing.
De FSMA informeert de FOD Economie over de definitieve sancties die werden getroffen overeenkomstig het voorgaande lid.
De dwangsommen en geldboetes opgelegd met toepassing van dit artikel worden ingevorderd ten bate van de Schatkist door de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen."
Art. 12.In boek XV, titel 2, van hetzelfde Wetboek, wordt een hoofdstuk 3 ingevoegd luidende : "HOOFDSTUK 3. - Schrapping en andere herstelmaatregelen in het kader van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 Afdeling 1. - Schrapping en andere herstelmaatregelen toepasselijk op
kredietgevers en kredietbemiddelaars naar Belgisch recht Art. XV. 67. Bij beslissing die met een ter post aangetekende brief of met een brief met ontvangstbewijs ter kennis wordt gebracht, schrapt de FSMA de vergunning van de kredietgevers of de inschrijving van de kredietbemiddelaars die hun activiteiten die overeenstemmen met de verleende vergunning of inschrijving niet binnen zes maanden na het verlenen van de vergunning of inschrijving hebben aangevat, die hiervan afstand doen, die failliet zijn verklaard of die hun activiteiten hebben stopgezet.
Art. XV. 67/1. § 1. Wanneer de FSMA vaststelt dat een kredietgever niet werkt overeenkomstig de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 en van de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering daarvan, identificeert zij die tekortkomingen en stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.
Indien de toestand na deze termijn niet is verholpen, kan de FSMA : 1° een bijzonder commissaris aanstellen. In dat geval is voor alle handelingen en beslissingen van alle organen van de kredietgever, inclusief de algemene vergadering, alsook voor die van de personen die instaan voor het beleid, zijn schriftelijke, algemene of bijzondere toestemming vereist; de FSMA kan evenwel de verrichtingen waarvoor toestemming vereist is, beperken.
De bijzonder commissaris mag elk voorstel dat hij nuttig acht ter beraadslaging voorleggen aan alle organen van de kredietgever, inclusief de algemene vergadering. De bezoldiging van de bijzonder commissaris wordt vastgelegd door de FSMA en gedragen door de kredietgever.
De leden van de bestuurs- en beleidsorganen en de personen die instaan voor het beleid die handelingen stellen of beslissingen nemen zonder de vereiste toestemming van de bijzonder commissaris, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voor de kredietgever of voor derden is voortgevloeid.
Indien de FSMA de aanstelling van de bijzonder commissaris in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, met opgave van de handelingen en beslissingen waarvoor zijn toestemming vereist is, zijn alle handelingen en beslissingen zonder die vereiste toestemming nietig, tenzij de bijzonder commissaris ze bekrachtigt. Onder dezelfde voorwaarden zijn alle beslissingen van de algemene vergadering die werden genomen zonder de vereiste toestemming van de bijzonder commissaris nietig, tenzij hij ze bekrachtigt.
De FSMA kan een plaatsvervangend commissaris aanstellen; 2° voor de termijn die zij bepaalt, de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening van de activiteit van de kredietgever geheel of gedeeltelijk schorsen dan wel verbieden. De leden van de bestuurs- en beleidsorganen en de personen die instaan voor het beleid die handelingen stellen of beslissingen nemen in strijd met de schorsing of het verbod, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voor de kredietgever of voor derden is voortgevloeid.
Indien de FSMA de schorsing of het verbod in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, zijn alle hiermee strijdige handelingen en beslissingen nietig; 3° de vervanging gelasten van de bestuurders of zaakvoerders van de kredietgever binnen een termijn die zij bepaalt, en indien binnen die termijn geen vervanging plaatsvindt, in de plaats van de voltallige bestuurs- en beleidsorganen van de kredietgever één of meer voorlopige bestuurders of zaakvoerders aanstellen die alleen of collegiaal, naargelang van het geval, de bevoegdheden hebben van de vervangen personen.De FSMA maakt haar beslissing bekend in het Belgisch Staatsblad.
De bezoldiging van de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) wordt vastgelegd door de FSMA en gedragen door de kredietgever.
De FSMA kan op elk ogenblik de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) vervangen, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een meerderheid van aandeelhouders of vennoten, wanneer zij aantonen dat het beleid van de betrokkenen niet meer de nodige waarborgen biedt; 4° de vergunning herroepen. In uiterst spoedeisende gevallen kan de FSMA de in het voorgaande lid bedoelde maatregelen treffen zonder vooraf een hersteltermijn op te leggen. § 2. De in § 1 bedoelde beslissingen van de FSMA hebben voor de kredietgever uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een ter post aangetekende brief of met een brief met ontvangstbewijs en, voor derden, vanaf de datum van hun bekendmaking overeenkomstig de bepalingen van § 1. § 3. § 1, eerste lid en § 2 zijn niet van toepassing bij schrapping van de vergunning van een kredietgever die failliet is verklaard. § 4. De rechtbank van koophandel spreekt op verzoek van elke belanghebbende de nietigverklaringen uit zoals bedoeld in § 1, tweede lid, 1° en 2°.
De nietigheidsvordering wordt ingesteld tegen de kredietgever. Indien verantwoord om ernstige redenen kan de eiser in kort geding de voorlopige schorsing vorderen van de gewraakte handelingen of beslissingen. Het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring hebben uitwerking ten aanzien van iedereen. Indien de geschorste of vernietigde handeling of beslissing is bekendgemaakt, worden het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring bij uittreksel op dezelfde wijze bekendgemaakt.
Wanneer de nietigheid afbreuk kan doen aan de rechten die een derde te goeder trouw ten aanzien van de kredietgever heeft verworven, kan de rechtbank verklaren dat die nietigheid geen uitwerking heeft ten aanzien van de betrokken rechten, onder voorbehoud van het eventuele recht van de eiser op schadevergoeding.
De nietigheidsvordering kan niet meer worden ingesteld na afloop van een termijn van zes maanden vanaf de datum waarop de betrokken handelingen of beslissingen kunnen worden tegengeworpen aan wie hun nietigheid inroept, dan wel hem bekend zijn. § 5. Wanneer de FOD Economie aan de FSMA bij gemotiveerde kennisgeving meedeelt, na betrokkene te hebben gehoord, dat een kredietgever de bepalingen van boek VII, behalve de bepalingen van titel 4, hoofdstuk 4, of van de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering hiervan heeft geschonden of ernstig schendt, schrapt de FSMA ambtshalve de vergunning van de kredietgever zonder een nieuw onderzoek ten gronde van het dossier.
De FSMA informeert de FOD Economie onverwijld over de uitgesproken schrapping. § 6. Wanneer de kredietgever een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een instelling voor elektronisch geld of een betalingsinstelling is, houdt de FSMA de Bank op de hoogte van de beslissingen die zij neemt met toepassing van paragraaf 1, tweede lid, 1°, 2° en 4°.
Wanneer de FSMA voornemens is om de in paragraaf 1, tweede lid, 3°, bedoelde maatregel te treffen ten aanzien van diezelfde instellingen, is de in artikel 36bis, §§ 3 en 4 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, bedoelde procedure van toepassing. § 7. De kredietgevers waarvan de vergunning werd geschrapt of herroepen op grond van de artikelen XV. 67 en XV.67/1 blijven onderworpen aan de bepalingen van boek VII en zijn uitvoeringsbesluiten en reglementen tot de volledige uitdoving van hun verbintenissen voortvloeiend uit boek VII, tenzij de FSMA hen vrijstelt van sommige bepalingen, in voorkomend geval na advies van de FOD Economie.
Art. XV. 67/2. § 1. Wanneer de FSMA vaststelt dat een kredietbemiddelaar niet werkt overeenkomstig de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 en van de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering daarvan, identificeert zij die tekortkomingen en stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.
Zij kan voor de duur van die termijn de uitoefening van de activiteit van kredietbemiddelaar geheel of gedeeltelijk verbieden en de inschrijving in het register schorsen.
Indien de FSMA na die termijn vaststelt dat de tekortkomingen niet werden verholpen, schrapt zij de inschrijving van de betrokken kredietbemiddelaar.
De schrapping leidt tot het verbod om de gereglementeerde activiteit uit te oefenen en de titel te dragen.
In uiterst spoedeisende gevallen kan de FSMA de in deze paragraaf bedoelde maatregelen treffen zonder vooraf een hersteltermijn op te leggen. § 2. De in § 1 bedoelde beslissingen van de FSMA hebben voor de kredietbemiddelaar uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs. § 3. Wanneer de FOD Economie aan de FSMA bij gemotiveerde kennisgeving meedeelt, na betrokkene te hebben gehoord, dat een kredietbemiddelaar de bepalingen van boek VII, behalve de bepalingen van titel 4, hoofdstuk 4, of van de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering hiervan heeft geschonden of ernstig schendt, schrapt de FSMA ambtshalve de inschrijving van de kredietbemiddelaar zonder een nieuw onderzoek ten gronde van het dossier.
De FSMA informeert de FOD Economie onverwijld over de uitgesproken schrapping. § 4. Wanneer de FSMA vaststelt dat de samenwerking tussen een kredietgever en een verbonden agent, of tussen een kredietbemiddelaar en een subagent wordt beëindigd, schrapt zij de betrokken agent of subagent uit het register waarin hij was ingeschreven, na hem daarvan vooraf in kennis te hebben gesteld. Afdeling 2. - Schrapping en andere herstelmaatregelen van toepassing
op kredietgevers naar buitenlands recht Art. XV. 67/3. § 1. Wanneer de FSMA, onverminderd artikel 75, § 5 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, vaststelt dat een kredietgever naar buitenlands recht die geregistreerd is overeenkomstig artikel VII. 174, § 4, zich niet schikt naar de voor hem geldende bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 of wanneer de FOD Economie de FSMA bij gemotiveerde kennisgeving meedeelt, na betrokkene te hebben gehoord, dat een dergelijke kredietgever de bepalingen van boek VII of zijn uitvoeringsbesluiten en reglementen met uitzondering van de bepalingen van titel 4, hoofdstuk 4, heeft geschonden of ernstig schendt, maant de FSMA de kredietgever aan om de vastsgestelde toestand te verhelpen binnen de termijn die zij bepaalt. Zij stelt de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst van deze kredietgever hiervan in kennis.
Indien de in het eerste lid bedoelde toestand niet is verholpen bij het verstrijken van deze termijn, kan de FSMA, onverminderd de toepassing van artikel 75, § 4 van de wet van 22 maart 1993 en na de in het eerste lid bedoelde toezichthouder hiervan in kennis te hebben gesteld, alle passende maatregelen nemen ten aanzien van deze kredietgever en hem in het bijzonder de instelling verbieden een activiteit van kredietgever en, desgevallend van kredietbemiddelaar, verder te zetten in België. Deze beslissing wordt met een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht aan de kredietgever en hiervan wordt een kopie bezorgd aan de Nationale Bank van België en aan de FOD Economie.
Als de kredietgever een kredietinstelling is, worden de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit onverwijld in kennis gesteld van de maatregelen die conform het vorige lid zijn genomen. § 2. Wanneer de FOD Economie, onverminderd artikel 75, § 5 van de wet van 22 maart 1993, de FSMA bij gemotiveerde kennisgeving meedeelt, na betrokkene te hebben gehoord, dat een kredietgever naar buitenlands recht die geregistreerd is conform artikel VII. 174, § 4 zich niet schikt naar de voor hem geldende bepalingen van algemeen belang, met uitzondering van boek VII, stelt de FSMA de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst van deze kredietgever hiervan in kennis.
Als de betrokken kredietgever, ondanks de maatregelen die zijn genomen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, blijft handelen op een wijze die de belangen van consumenten in België duidelijk schaadt, kan de FSMA, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, alle passende maatregelen nemen ten aanzien van deze kredietgever en hem in het bijzonder verbieden een activiteit van kredietgever en desgevallend van kredietbemiddelaar verder te zetten in België. Deze beslissing wordt met een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de kredietgever en hiervan wordt een kopie bezorgd aan de Nationale Bank van België en aan de FOD Economie.
Als de kredietgever een kredietinstelling is, worden de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit onverwijld in kennis gesteld van de maatregelen die conform het vorige lid zijn genomen.
Art. XV. 67/4. De artikelen XV.67 en XV.67/1 zijn van toepassing op de andere kredietgevers naar buitenlands recht als bedoeld in artikel VII.176. Afdeling 3. Schrapping en andere herstelmaatregelen van toepassing op
bemiddelaars inzake hypothecair krediet naar buitenlands recht Art. XV.68. § 1. Wanneer de FSMA vaststelt dat een bemiddelaar inzake hypothecair krediet naar buitenlands recht als bedoeld in artikel VII. 183, § 2 zich niet schikt naar artikel VII. 183, § 5, maant de FSMA deze bemiddelaar aan om de vastgestelde toestand te verhelpen binnen de termijn die zij bepaalt. Zij stelt de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst van deze bemiddelaar hiervan in kennis.
Indien de in het eerste lid bedoelde toestand niet is verholpen bij het verstrijken van deze termijn, kan de FSMA na de in het eerste lid bedoelde toezichthouder hiervan in kennis te hebben gesteld, alle passende maatregelen nemen ten aanzien van deze kredietbemiddelaar en hem in het bijzonder verbieden een activiteit van bemiddelaar inzake hypothecair krediet verder te zetten in België. Deze beslissing wordt met een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de kredietbemiddelaar en hiervan wordt een kopie bezorgd aan de FOD Economie. De Europese Commissie wordt onverwijld in kennis gesteld van de maatregelen die conform dit lid zijn genomen. § 2. Wanneer de FOD Economie de FSMA bij gemotiveerde kennisgeving, na betrokkene te hebben gehoord, meedeelt dat een bemiddelaar inzake hypothecair krediet naar buitenlands recht als bedoeld in artikel VII. 183, § 2 zich niet schikt naar de voor hem geldende bepalingen van algemeen belang, met uitzondering van boek VII, stelt de FSMA de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst van deze kredietbemiddelaar hiervan in kennis en vraagt haar de passende maatregelen te treffen. § 3. Als de autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze kredietbemiddelaar geen maatregelen neemt binnen een termijn van een maand te rekenen vanaf de ontvangst van de mededeling van de FSMA of als de kredietbemiddelaar, ondanks de maatregelen die zijn genomen door de autoriteit van de lidstaat van herkomst, blijft handelen op een wijze die de belangen van consumenten in België of de goede werking van de markten duidelijk schaadt, kan de FSMA : 1° na de autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis te hebben gesteld, alle passende maatregelen nemen die vereist zijn om de consumenten te beschermen en de goede werking van de markten te vrijwaren, waaronder het verbod voor de betrokken kredietbemiddelaar om op Belgisch grondgebied actief te zijn.De Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit worden onverwijld in kennis gesteld van deze maatregelen; 2° de zaak voorleggen aan de Europese Bankautoriteit en haar om bijstand verzoeken ingevolge artikel 19 van de Verordening (EU) nr. 1093/2010. In dat geval kan de Europese Bankautoriteit optreden overeenkomstig de bevoegdheden die haar zijn verleend door dit artikel."
Art. 13.In boek XV, titel 3, hoofdstuk 2, van hetzelfde Wetboek, wordt een afdeling 5 ingevoegd, luidende : "Afdeling 5. - De straffen voor de inbreuken op boek VII Art. XV. 87. Met een sanctie van niveau 3 wordt gestraft, zij die ter kwader trouw de bepalingen overtreden : 1° van de artikelen VII.57 tot VII. 59; 2° van de artikelen VII.64 tot VII. 66 betreffende de reclame; 3° van artikel VII.123, § 1.
Art. XV. 88. Met een sanctie van niveau 4 wordt gestraft zij die de bepalingen overtreden : 1° van artikel VII.149, § 1, betreffende de verplichting tot raadpleging van de Centrale; 2° van artikel VII.149, § 2, betreffende de mededeling van gegevens aan de Centrale en van de besluiten ter uitvoering van dat artikel; 3° van artikel VII.153, § 2, betreffende het gebruik van de ontvangen inlichtingen; 4° van artikel VII.153, § 2, derde en vierde lid, betreffende de gegevens van de Centrale die de kredietbemiddelaar mag verkrijgen.
Art. XV. 89. Met een sanctie van niveau 5 worden gestraft, zij die de bepalingen overtreden : 1° van de artikelen VII.7, VII. 8 en VII. 9 betreffende de informatievereisten voor eenmalige betalingstransacties; 2° van de artikelen VII.12 en VII. 13 betreffende de informatievereisten van de raamcontracten inzake betalingsdiensten en van artikel VII. 15 betreffende de toegang tot informatie en tot de voorwaarden van het raamcontract; 3° van artikel VII.15 betreffende de wijzigingen in de voorwaarden van het raamcontract; 4° van artikel VII.16 betreffende de opzegging van het raamcontract en de gevolgen hiervan; 5° van de artikelen VII.17, VII. 18 en VII. 19 betreffende de Informatievereisten over afzonderlijke betalingstransacties in het kader van het raamcontract; 6° van artikel VII.20 betreffende de informatievereisten voor instrumenten voor betaling van kleine bedragen en elektronisch geld; 7° van artikel VII.22 betreffende de informatievereisten over bijkomende kosten en kortingen voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument; 8° van artikel VII.24 betreffende de kosten voor informatie; 9° van artikel VII.27 betreffende het toestaan van betalingstransacties en van artikel VII.28 betreffende de domiciliëring; 10° van artikel VII.31 betreffende de plichten van de betalingsdienstaanbieder met betrekking tot betaalinstrumenten; 11° van de artikelen VII.35 en VII. 36, §§ 1 tot 3, betreffende de volledige en gedeelde aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder wegens niet-toegestane betalingstransacties; 12° van de artikelen VII.37, § 1 en VII. 38, § 1, betreffende de terugbetalingen van door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransactie; 13° van de artikelen VII.39 en VII. 40 betreffende de ontvangst en weigering van betalingsopdrachten door de betalingsdienstaanbieder; 14° artikel VII.42 betreffende de overgemaakte en ontvangen bedragen en het inhouden van kosten; 15° van de artikelen VII.44 tot VII. 47 betreffende de uitvoeringstermijn en valutadatum van betalingstransacties; 16° van de artikelen VII.49 tot VII. 51 betreffende de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor de niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van betalingstransacties; 17° van artikel VII.55, §§ 1 en 2, betreffende de kosten toegepast door de betalingsdienstaanbieder en van artikel VII. 55, § 3, betreffende de bijkomende vergoedingen en kortingen voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument toegepast door de begunstigde; 18° van artikel VII.56 betreffende de plichten en aansprakelijkheid inzake instrumenten voor betaling van kleine bedragen en elektronisch geld; 19° van Verordening (EG) nr.924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van de Verordening (EG) nr. 2560/2001; 20° van de artikelen VII.60 tot VII. 62, die betrekking hebben op de uitgifte van elektronisch geld, de terugbetaalbaarheid van elektronisch geld en het verbod op rente; 21° van de artikelen 3 en 5 tot 9 van Verordening (EU) nr.260/2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009.
Deze sanctie is niet van toepassing op de betalingsdienstgebruiker die optreedt in de hoedanigheid van consument.
Art. XV. 90 Met een sanctie van niveau 5 worden gestraft, zij die : 1° als kredietgever de bepalingen van artikel VII.95, §§ 1, 2 of 3 overtreden; 2° aanbiedingen, kredietaanvragen of kredietovereenkomsten bedoeld in boek VII in blanco doet ondertekenen of antidateren;3° een jaarlijks kostenpercentage of een debetrentevoet hanteren die de maxima, bedoeld in artikel VII.94 en vastgesteld door de Koning, overschrijden; 4° gebruik maken van een van de in de artikelen VII.84 tot VII. 89 en VII. 105 bedoelde onrechtmatige bedingen of een inbreuk maakt op artikel VII. 108; 5° in het raam van een consumentenkredietovereenkomst een wissel of een orderbriefje ter betaling of als zekerheid van de overeenkomst doen ondertekenen of een cheque in ontvangst nemen tot zekerheid van de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van het verschuldigde;6° door de consument of elke andere persoon een overdracht bedoeld in artikel VII.89, § 1 en in de artikelen 27 tot en met 35 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers doen ondertekenen, waarvan de modaliteiten de bepalingen bedoeld in deze artikelen niet eerbiedigen; 7° enige betaling of vergoeding eisen buiten de gevallen bepaald bij boek VII;8° in zoverre zulks door artikel VII.115 verboden is, als schuldbemiddelaar optreden; 9° de bepalingen van de artikelen VII.67 betreffende het leuren overtreden; 10° de bepalingen van artikel VII.112, § 1 betreffende de kredietbemiddeling overtreden; 11° in strijd met de bepalingen van artikel VII.69 in het raam van een kredietovereenkomst als kredietgever of kredietbemiddelaar wetens en willens aan de consument of de zekerheidssteller ongeoorloofde, onjuiste of onvolledige informatie vragen; 12° als kredietgever of kredietbemiddelaar aan de consument niet de SECCI bedoeld in de artikelen VII.70 en VII. 71, verstrekken of die in strijd met de artikelen VII. 74 en VII. 75, wetens en willens niet de meest aangepaste informatie verstrekt of niet het best aangepaste krediet zoekt; 13° de bepalingen van artikel VII.68 betreffende de promotieaanbiedingen overtreden; 14° de verplichting tot het ter beschikking stellen van de documenten bedoeld bij de artikelen VII.99, §§ 1 en 2 en VII. 106, § 4 niet nakomen; 15° als kredietgever de bepalingen van de artikelen VII.78, VII. 81 en VII. 109, § 2 overtreden; 16° in strijd met de bepalingen van artikel VII.77, § 2, eerste lid, als kredietgever wetens en willens een kredietovereenkomst sluiten waarvan men redelijkerwijze moet aannemen dat de consument niet in staat zal zijn de verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst na te leven; 17° de artikelen VII.117 tot VII. 122 overtreden; 18° de artikelen VII.125,, VII. 126, § 2, VII. 137, VII. 138 en VII. 143 overtreden; 19° die ter vertegenwoordiging van een hypothecair krediet, een wisselbrief of een orderbriefje doen ondertekenen of een dergelijk handelspapier ter betaling voorleggen zonder de bepalingen van artikel VII.139 na te leven.
Art. XV.91. Met een sanctie van niveau 5 worden gestraft : 1° zij die de activiteit van kredietgever uitoefenen zonder de vergunning of registratie te hebben verkregen als bedoeld in artikel VII.160, § 6, en VII. 174, § 4; 2° zij die de activiteit van kredietbemiddelaar uitoefenen zonder de inschrijving te hebben verkregen voorzien in de artikelen VII.180 en VII.184, of zonder desgevallend het voorwerp te hebben uitgemaakt van een regelmatige kennisgeving van een andere bevoegde autoriteit van de Europese Economische Ruimte; 3° zij die in strijd met artikel VII.159, de activiteit van kredietbemiddelaar uitoefenen en activiteiten verrichten met kredietgevers die niet erkend of geregistreerd zijn conform artikel VII. 160, § 5, en VII. 174, § 4; 4° zij die geen gevolg geven aan een schorsing, een verbod, een schrapping of een herroeping uitgesproken krachtens de artikelen XV.67, XV.67/1, XV.67/2, XV.67/3 en XV.68; 5° zij die, in rechte of feitelijk, functies blijven uitoefenen van effectieve leider bij een kredietgever, terwijl de FSMA heeft geoordeeld dat zij niet over de vereiste professionele betrouwbaarheid en passende deskundigheid beschikten om hun taken waar te nemen, of van effectieve leider bij een kredietbemiddelaar of van verantwoordelijke voor de distributie bij een kredietgever of een kredietbemiddelaar, terwijl de FSMA heeft geoordeeld dat zij niet over een voldoende geschiktheid en professionele betrouwbaarheid beschikten om hun taken waar te nemen; 6° de kredietgever of kredietbemiddelaar die een tewerkgestelde persoon de opdracht geeft kredietovereenkomsten aan te bieden, terwijl deze niet voldoet aan de voorwaarden bepaald door de artikelen VII.180, § 2, 2° en 3°, VII.183, § 5, 3° en VII.184, § 1, 3° ; 7° de kredietgever die een kredietovereenkomst aanvaardt, aangeboden door een kredietbemiddelaar die niet is ingeschreven overeenkomstig de artikelen VII.182, § 3, en VII.188, § 3; 8° de kredietgever die een agentuurovereenkomst aanbiedt aan een kredietbemiddelaar die niet is ingeschreven overeenkomstig de artikelen VII.182, § 3, en VII. 188, § 3; 9° zij die de bepalingen van de artikelen VII.159, § 1, VII.180, § 3, en VII.184, § 2 niet naleven."
Art. 14.In boek XV, titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 12, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel XV.126/1 ingevoegd luidende : "Art. XV.126/1. Met een sanctie van niveau 4 worden gestraft zij die de controles in de weg staan waaraan zij krachtens de bepalingen van de artikelen XV.18/1 tot XV.18/3 in België of in het buitenland zijn onderworpen, of die met opzet valse, onjuiste of onvolledige inlichtingen, documenten of stukken verstrekken.
Een nieuwe inbreuk zoals bedoeld in het eerste lid, voordat vijf jaren zijn verlopen sinds de straf werd ondergaan of sinds de straf verjaard is voor dezelfde inbreuk, wordt bestraft met een sanctie van niveau 5."
Art. 15.In boek XV, titel 3, hoofdstuk 3, van hetzelfde Wetboek, wordt een afdeling 1 ingevoegd, luidende : "Afdeling 1. Definitief of tijdelijk verbod om gereglementeerde verrichtingen uit te oefenen"
Art. 16.In afdeling 1, ingevoegd bij artikel 15, wordt een artikel XV.127 ingevoegd, luidende : "De rechter kan het definitieve of tijdelijke verbod om, zelfs voor rekening van een ander, door het boek VII titel 4, hoofdstuk 1 gereglementeerde verrichtingen uit te oefenen."
Art. 17.In artikel XV.130, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "VII, titel 4, hoofdstuk 1" ingevoegd tussen de woorden "op boeken" en "VIII en IX zijn".
Art. 18.In artikel XV.131, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "VII, titel 4, hoofdstuk 1" ingevoegd tussen de woorden "boeken VI," en de woorden "VIII, XIV, en IX kunnen".
Art. 19.In artikel XV.131/1, van hetzelfde Wetboek,, worden de woorden "of een inbreuk op artikel XV. 91" ingevoegd tussen de woorden "inbreuk op titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 8" en de woorden "kunnen de hoven en rechtbanken". HOOFDSTUK III. - Wijzigingsbepalingen
Art. 20.In de hypotheekwet van 16 december 1851 wordt een afdeling 4 ingevoegd, luidende als volgt : "Afdeling 4. - Hypotheken voor alle sommen
Art. 81bis.§ 1. Een hypotheek mag verleend worden tot zekerheid van toekomstige schuldvorderingen indien de gewaarborgde schuldvorderingen bepaald zijn of bepaalbaar zijn op het ogenblik van de hypotheekstelling; haar rang wordt bepaald naar de dagtekening van haar inschrijving, ongeacht de tijdstippen waarop de gewaarborgde schuldvorderingen ontstaan. § 2. Indien een hypotheek wordt gevestigd tot zekerheid van toekomstige schuldvorderingen die over een onbepaalde duur kunnen ontstaan of tot zekerheid van schuldvorderingen uit hoofde van een overeenkomst van onbepaalde duur, kan de persoon tegen wie de hypotheek wordt ingeschreven of de derde-bezitter van het met hypotheek bezwaarde goed, de hypotheek steeds opzeggen met een opzegging van minstens drie maanden en maximum zes maanden, die aan de schuldeiser wordt gericht bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding. De opzeggingstermijn gaat in op de dag van de ontvangstmelding.
Inzake toekomstige schuldvorderingen heeft de opzegging tot gevolg dat de hypotheek enkel nog strekt tot zekerheid van gewaarborgde schuldvorderingen die bestaan bij het verstrijken van de opzeggingstermijn. Inzake overeenkomsten van onbepaalde duur, blijven slechts die schuldvorderingen gewaarborgd die bij het verstrijken van de opzeggingstermijn bestaan tengevolge van de uitvoering van de overeenkomst.
Wie de hypotheek opzegt, kan eisen dat de schuldeiser hem schriftelijk de inventaris meedeelt van de schuldvorderingen die nog gewaarborgd zijn op het einde van de opzeggingstermijn."
Art. 21.In de hypotheekwet van 16 december 1851 wordt een afdeling 5 ingevoegd, luidende : "Afdeling 5. Overdracht van bevoorrechte en hypothecaire schuldvorderingen
Art. 81ter.Deze afdeling is van toepassing op alle schuldvorderingen gewaarborgd door een hypotheek, alle schuldvorderingen waarvoor een recht werd bedongen om een hypothecaire waarborg te eisen, met inbegrip van een hypothecair mandaat of een hypotheekbelofte, en op alle schuldvorderingen gewaarborgd door een voorrecht op een onroerend goed.
Art. 81quater.§ 1. Wanneer een schuldvordering waarvan sprake is in artikel 81ter wordt overgedragen of in pand gegeven door of aan een instelling of, in voorkomend geval, aan of door een bijzonder vermogen of een compartiment van een instelling dat, op het ogenblik van de overdracht of van de inpandgeving : 1° een mobiliseringsinstelling is in de zin van artikel 2 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende diverse maatregelen ter vergemakkelijking van de mobilisering van schuldvorderingen in de financiële sector, of 2° een Belgische kredietinstelling is in de zin van de de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, met inbegrip van, in voorkomend geval, een bijzonder vermogen van een kredietinstelling die Belgische covered bonds uitgeeft in de zin van deze wet, of 3° een financiële instelling in de zin van artikel 3, 12°, van de wet betreffende de financiële zekerheden, zijn artikelen 5 en 92, derde lid, niet van toepassing op deze overdracht of op deze inpandgeving.De overdrager of de pandgevende schuldenaar van de schuldvordering moet, op verzoek van derden, de nodige informatie verstrekken betreffende de identiteit van de overnemer of van de pandhoudende schuldeiser. § 2. Een voorschot toegestaan in het raam van een bevoorrechte of hypothecaire kredietopening of in het kader van een kredietopening bedongen met het recht om een hypotheekgarantie te eisen, met inbegrip van een hypothecair mandaat of een hypotheekbelofte kan worden overgedragen In het geval bedoeld in de vorige lid geniet de overnemer eveneens de voorrechten en zekerheden die de kredietopening waarborgen en, behoudens andersluidende overeenkomst tussen de overdrager en de overnemer, de rechten om een hypotheekgarantie te eisen ongeacht het bedrag dat krachtens de kredietopening zal verschuldigd blijven. Het overgedragen voorschot wordt bij voorrang betaald boven de voorschotten die na de overdracht in het kader van de kredietopening zijn toegestaan.
De voorschotten die vóór of op datum van de overdracht zijn toegestaan, worden betaald in gelijke rang met de overgedragen voorschotten, behalve indien de overdrager en de overnemer een andere rangregeling of achterstelling zijn overeengekomen. Artikel 5 is niet van toepassing op een dergelijke rangregeling of achterstelling. Een dergelijke rangregeling of achterstelling mag geen afbreuk doen aan de rechten die door derden werden verworven vóór de datum van de overdracht of, in voorkomend geval, vóór de datum van de rangregeling of achterstelling, met inbegrip van de rechten van de overnemer of van de pandhoudende schuldeiser van bestaande schuldvorderingen met betrekking tot voorschotten die vooraf werden overgedragen of in pand gegeven, behoudens uitdrukkelijk akkoord van deze derden.
Het recht op benuttiging van het krediet wordt geschorst ten belope van het bedrag dat de consument verschuldigd blijft uit hoofde van het overgedragen voorschot. De overdrager kan op elk ogenblik eisen dat de overnemer hem informeert over het verschuldigde bedrag bedoeld in het vorige lid. § 3. Onverminderd artikel 92, tweede lid, wordt de akte van toestemming tot doorhaling of vermindering vergezeld van een voor eensluidend verklaard afschrift of van een voor eensluidend verklaard woordelijk uittreksel van de onderhandse akte van overdracht. § 4. Behoudens andersluidende overeenkomst, waarborgt een hypotheek verleend voor bestaande en toekomstige schulden, die bepaald of bepaalbaar zijn op grond van de in de hypotheekakte voorkomende beschrijving van de gewaarborgde schuldvorderingen, eveneens van rechtswege de schuldvorderingen die overeenstemmen met deze beschrijving en die eerder door de hypothecaire schuldeiser werden overgedragen aan een instelling, aan een compartiment van een instelling of een bijzonder vermogen, zoals vermeld in § 1, op voorwaarde dat de schuldenaar van de schuldvordering nog niet in kennis werd gesteld van deze overdracht en evenmin werd erkend door deze schuldenaar op het ogenblik van de hypotheekvestiging.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op overgedragen schuldvorderingen die, op het ogenblik van de overdracht, niet worden gewaarborgd door een hypotheek, een voorrecht op een onroerend goed of een recht om een hypotheekgarantie te eisen, met inbegrip van een hypothecair mandaat of een hypotheekbelofte.
Art. 81quinquies.Wanneer eenzelfde hypotheek ongeacht of dit al dan niet in het kader van een kredietopening gebeurt meerdere schuldvorderingen waarborgt waarvan één is overgedragen aan een instelling of aan een compartiment van een instelling, zoals bepaald in artikel 81quater, § 1, dan wordt deze overgedragen schuldvordering bij voorrang betaald boven de schuldvorderingen ontstaan na de datum van de overdracht.
De schuldvorderingen ontstaan vóór of op de datum van de overdracht worden betaald in gelijke rang met de overgedragen schuldvorderingen, behalve indien de overdrager en de overnemer een andere rangregeling of een achterstelling zijn overeengekomen. Artikel 5 is niet van toepassing op een dergelijke rangregeling of achterstelling. Een dergelijke rangregeling of achterstelling mag geen afbreuk doen aan de rechten die door derden werden verworven vóór de datum van de overdracht of, in voorkomend geval, vóór de datum van de rangregeling of achterstelling, met inbegrip van de rechten van de overnemer of van de pandhoudende schuldeiser van bestaande schuldvorderingen met betrekking tot voorschotten die vooraf werden overgedragen of in pand gegeven, behoudens uitdrukkelijk akkoord van deze derden.
Art. 81sexies.§ 1. Een hypothecair mandaat wordt, behoudens uitdrukkelijk andersluidend beding in het mandaat, van rechtswege geacht te zijn bedongen ten gunste van de erfopvolgers ten bijzondere of ten algemene titel van de houder van de gewaarborgde schuldvordering, met inbegrip van de overnemers van de schuldvordering.
Een hypotheekbelofte wordt, behoudens uitdrukkelijk andersluidend beding, van rechtswege geacht te zijn bedongen ten gunste van de erfopvolgers ten bijzondere of ten algemene titel van de houder van de gewaarborgde schuldvordering, met inbegrip van de overnemers van de schuldvordering § 2. Wanneer een schuldvordering wordt overgedragen overeenkomstig artikel 81quater, § 1, verwerft de overnemer, behoudens andersluidende overeenkomst tussen de overdrager en de overnemer, de rechten die de overdrager geniet ten titel van een hypothecair mandaat of van een hypotheekbelofte, ten belope van de overgedragen schuldvordering. De overnemer mag, behoudens andersluidende overeenkomst tussen de overdrager en de overnemer, deze rechten uitoefenen ten aanzien van de lastgever en ten aanzien van de in het mandaat aangewezen lasthebbers of ten aanzien van hen die de hypotheekbelofte hebben verstrekt. Op grond van het mandaat of de hypotheekbelofte mag de hypotheek worden gevestigd ten gunste van de overnemer voordat de lastgever(s) en de schuldenaar van de overgedragen verbintenissen kennis hadden van de overdracht. § 3. Wanneer een of meer schuldvorderingen die worden gewaarborgd door een hypothecair mandaat of een hypotheekbelofte, vóór de hypotheekvestiging worden overgedragen aan een instelling, een compartiment van een instelling of een bijzonder vermogen, waarvan sprake is in artikel 81quater, § 1, waarborgt de hypotheek die wordt gevestigd ter uitvoering van het mandaat of van de hypotheekbelofte, behoudens andersluidende overeenkomst tussen de overdrager en de overnemer, niet alleen de in de hypotheekakte beschreven bestaande en toekomstige schuldvorderingen van de overdrager, maar ook van rechtswege de schuldvorderingen die eerder werden overgedragen door de overdrager aan de overnemer. De hypotheek kan naar keuze worden ingeschreven alleen op naam van de overdrager, op naam van de overdrager en de overnemer, of alleen op naam van de overnemer.
Ongeacht de keuze van inschrijvingswijze, geniet de overnemer de hypothecaire rechten ten belope van de schuldvordering(en) die aan hem werd (of werden) overgedragen en kan hij deze rechten uitoefenen ten aanzien van degene die de hypotheek verleent en ten aanzien van derden. § 4. Wanneer een hypotheek wordt gevestigd ter uitvoering van een hypothecair mandaat of van een hypotheekbelofte, worden de schuldvorderingen die vóór of na de hypotheekvestiging zijn overgedragen aan een instelling, een bijzonder vermogen of aan een compartiment van een instelling, waarvan sprake is in artikel 81quater, § 1, bij voorrang betaald ten opzichte van de schuldvorderingen die zijn ontstaan na de datum van de overdracht, ongeacht of de schuldvordering al dan niet geschiedt in het kader van een kredietopening. De schuldvorderingen die vóór of op datum van de overdracht zijn ontstaan, worden betaald in gelijke rang met de overgedragen schuldvorderingen, behalve indien de overdrager en de overnemer een andere rangregeling of achterstelling zijn overeengekomen. Artikel 5 is niet van toepassing op de rangregeling of de achterstelling krachtens deze paragraaf. Een dergelijke rangregeling of achterstelling mag geen afbreuk doen aan de rechten die door derden werden verworven vóór de datum van de overdracht of, in voorkomend geval, vóór de datum van de rangregeling of achterstelling, met inbegrip van de rechten van de overnemer of van de pandhoudende schuldeiser van bestaande schuldvorderingen die vooraf werden overgedragen of in pand gegeven, behoudens uitdrukkelijk akkoord van deze derden.
Art. 81septies.Wanneer ter vervanging van een hypothecair mandaat, een hypotheekbelofte of een bestaande hypotheek, een nieuw hypothecair mandaat of een nieuwe hypotheekbelofte wordt verleend of een nieuwe hypotheek wordt gevestigd, wordt een dergelijk hypothecair mandaat, een dergelijke hypotheekbelofte of een dergelijke hypotheek, behoudens andersluidende overeenkomst gesloten tussen de overdrager en de overnemer, of tussen de pandgever en de pandhoudende schuldeiser, en in dezelfde mate als deze bestaande zekerheden, van rechtswege geacht te zijn verleend of gevestigd ten gunste van de overnemer of van de pandhoudende schuldeiser van de schuldvorderingen die worden gewaarborgd door het bestaande hypothecaire mandaat, de bestaande hypotheekbelofte of de bestaande hypotheek en die vóór de vervanging werden overgedragen of in pand gegeven aan of door een instelling, een bijzonder vermogen of een compartiment van een instelling, zoals vermeld in artikel 81quater, § 1.
Art. 81octies.§ 1. Wanneer een schuldvordering die werd overgedragen aan een instelling, een bijzonder vermogen of een compartiment van een instelling, waarvan sprake is in artikel 81quater, § 1, wordt overgedragen door deze instelling, dit bijzonder vermogen of dit compartiment van een instelling : 1° verwerft de overnemer eveneens de rechten die de instelling, het bijzondere vermogen of het compartiment bezit overeenkomstig artikelen 81ter tot 81septies, met inbegrip van de rechten die betrekking hebben op de voorrechten, hypotheken, hypotheekbeloften en hypothecaire mandaten of de hypotheken die worden gevestigd krachtens een mandaat of een hypotheekbelofte;. 2° behoudt de schuldvordering haar rang die wordt bepaald afhankelijk van artikelen 81quinquies, en 81sexies, § 4, behoudens andersluidend beding in de overeenkomst van overdracht.Artikel 5 is niet van toepassing op een dergelijke rangregeling of achterstelling. § 2. Wanneer een schuldvordering in pand wordt gegeven ten gunste van of door een instelling, een bijzonder vermogen of een compartiment van een instelling, waarvan sprake is in artikel 81quater, § 1 : 1° omvat het pand, behoudens andersluidend beding in de pandakte, de rechten van de pandgever met betrekking tot het hypothecair mandaat, de hypotheekbelofte of de hypotheek gevestigd krachtens het hypothecair mandaat of de hypotheekbelofte;2° kan de pandhoudende schuldeiser, behoudens andersluidend beding in de pandakte, ten aanzien van derden, van de lastgever en de in het mandaat aangewezen lasthebbers alsook ten aanzien van degene die de hypotheekbelofte heeft verstrekt, de rechten van de pandgever uitoefenen betreffende het hypothecair mandaat of de hypotheekbelofte of de hypotheek gevestigd krachtens het hypothecair mandaat of de hypotheekbelofte die ten gunste van hem in pand zijn gegeven.De hypotheek kan naar keuze worden ingeschreven alleen op naam van de pandgever, op naam van de pandgever en de overdrager die de schuldvordering heeft overgedragen aan de pandgever, of alleen op naam van de overdrager van de schuldvordering
Art. 81nonies.Wanneer een schuldvordering die opgenomen is in een hypothecaire grosse aan toonder of aan order, wordt overgedragen of in pand gegeven ten gunste van of door een instelling, een bijzonder vermogen of een compartiment van een instelling, waarvan sprake is in artikel 81quater, § 1, zijn de bepalingen van artikelen 81ter tot en met 81octies van toepassing op die overdracht of op die inpandgeving, zonder dat een endossement of een afgifte van de titel aan de overnemer of aan de pandhoudende schuldeiser nodig is.
Art. 81decies.§ 1. Een registratie van een schuldvordering overeenkomstig artikel 64/20, § 2, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen of de schrapping van een schuldvordering uit dit register voor een wederbelegging in het algemene vermogen van de instelling die de Belgische covered bonds uitgeeft waarvoor het register wordt gehouden, wordt op dezelfde manier behandeld als een overdracht van die schuldvorderingen voor de toepassing van de bepalingen in artikelen 81quater tot 81nonies. Het bijzondere vermogen heeft dan de hoedanigheid van overnemer in geval van registratie en de hoedanigheid van overdrager in geval van schrapping uit het register. § 2. In geval van schrapping uit het register wegens overdracht van schuldvordering aan een andere overnemer dan een kredietinstelling die de Belgische covered bonds uitgeeft waarvoor het register wordt gehouden, zijn de bepalingen van artikelen 81quater tot 81nonies van toepassing op de overdracht aan de overnemer en maakt de schrapping een loutere uitvoeringsdaad uit met betrekking tot deze overdracht.
Art. 81undecies.Zonder afbreuk te doen aan artikel 31 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, kan een overdracht van schuldvorderingen zoals bedoeld in artikel 81ter, in het raam van een fusie, overneming of splitsing van ondernemingen of in het raam van de inbreng of verkoop van het geheel of een gedeelte van de hypothecaire bedrijvigheid of van de gehele of een gedeelte van de portefeuille van deze schuldvorderingen, door een kredietgever, worden tegengeworpen aan alle derden door haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad door toedoen van de FSMA."
Art. 22.In artikel VI.52, § 2, van het Wetboek van economisch recht worden de woorden "Onverminderd de toepassing van artikel 24, eerste en tweede lid, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet," vervangen door de woorden "Onverminderd de toepassing van artikel VII. 92, eerste en tweede lid,".
Art. 23.In artikel VI. 58, § 2, van hetzelfde Wetboek, wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt : "3° de hypothecaire kredietovereenkomsten onderworpen aan boek VII, titel 4, hoofdstuk 2.".
Art. 24.In artikel VI.66 van hetzelfde Wetboek, wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt : "4° de consumentenkredietovereenkomsten onderworpen aan boek VII, titel 4, hoofdstuk 1.".
Art. 25.In artikel 2 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 29 maart 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 14° wordt opgeheven; 2° de bepaling onder 16° wordt vervangen als volgt : "16° de kredietgever in de zin van artikel I.9, 34° van boek I van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 26.In artikel 3, § 2, 4) van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 november 2012, worden de woorden "wet van 21 december 2009 betreffende het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen, en van andere wetgeving die betrekking heeft op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld." vervangen door de woorden "wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen.".
Art. 27.In de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt een artikel 4bis ingevoegd, luidende : "
Art. 4bis.Als de verzekeringsondernemingen kennis hebben van elementen die twijfel kunnen doen rijzen over de naleving van de in deze wet vastgestelde inschrijvingsvoorwaarden door een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon op wie zij een beroep doen of gedaan hebben, brengen zij die elementen onverwijld ter kennis van de FSMA. Zij stellen de FSMA ook in kennis van het feit dat iemand zich voordoet als verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon zonder in het in deze wet vermelde register te zijn ingeschreven.".
Art. 28.In artikel 10, eerste lid, van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 3° wordt aangevuld als volgt : "Hij mag evenmin failliet zijn verklaard, tenzij eerherstel werd verkregen.Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende personen met de gefailleerde gelijkgesteld : de bestuurders en de zaakvoerders van een failliet verklaarde handelsvennootschap van wie het ontslag niet ten minste één jaar vóór de faillietverklaring in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, alsook iedere andere persoon die, zonder bestuurder of zaakvoerder te zijn, werkelijk bevoegd is geweest om de failliet verklaarde vennootschap te beheren."; 2° het lid wordt aangevuld met de bepaling onder 9°, luidende : "9° Een professioneel e-mailadres hebben opgegeven aan de FSMA waarnaar zij op rechtsgeldige wijze alle individuele of collectieve mededelingen kan versturen die zij, ter uitvoering van deze wet, verricht.".
Art. 29.Artikel 10bis, van dezelfde wet, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De in het 1° bedoelde personen mogen niet failliet zijn verklaard, tenzij eerherstel werd verkregen. Voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende personen met de gefailleerde gelijkgesteld : de bestuurders en de zaakvoerders van een failliet verklaarde handelsvennootschap van wie het ontslag niet ten minste één jaar vóór de faillietverklaring in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, alsook iedere andere persoon die, zonder bestuurder of zaakvoerder te zijn, werkelijk bevoegd is geweest om de failliet verklaarde vennootschap te beheren.".
Art. 30.Artikel 13quater, van dezelfde wet, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De FSMA kan de in het vorige lid bedoelde beslissingen op rechtsgeldige wijze ter kennis brengen aan de hand van een voorgedrukt formulier voorzien van een handtekening gereproduceerd door middel van een mecanografisch procedé.".
Art. 31.Artikel 15, van dezelfde wet, wordt aangevuld met § 4, luidende : " § 4. Ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van de overtreding van deze wet of een van de bepalingen als bedoeld in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, tegen een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon, een effectieve leider van een dergelijke tussenpersoon, of een verantwoordelijke voor de distributie bij een dergelijke tussenpersoon of bij een gereglementeerde onderneming, in de zin van deze wet, en ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van een overtreding van deze wet tegen iedere andere natuurlijke of rechtspersoon, moet ter kennis worden gebracht van de FSMA door de gerechtelijke autoriteit waar dit aanhangig is gemaakt.
Iedere strafrechtelijke vordering op grond van in het eerste lid bedoelde misdrijven moet door het openbaar ministerie ter kennis worden gebracht van de FSMA."
Art. 32.In artikel 36/8 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt : " § 1. De Sanctiecommissie oordeelt over het opleggen van de administratieve geldboetes en dwangsommen waarin voorzien is door de wetten die van toepassing zijn op de instellingen waarop zij toezicht houdt, evenals over het opleggen van de administratieve geldboetes en dwangsommen waarin voorzien is in de artikelen 50/1 en 50/2 van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen.".
Art. 33.In artikel 36/14, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 november 2012, wordt de bepaling onder 17° vervangen als volgt : "17° de ambtenaren aangesteld door de minister die, in het raam van hun opdracht bedoeld in artikel XV. 2 van het Wetboek van economisch recht bevoegd zijn om de inbreuken op de bepalingen van artikel XV. 89, 1° tot 18°, 20° en 21° van het Wetboek van economisch recht, op te sporen en vast te stellen.".
Art. 34.In artikel 45, § 1, 2° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder c) wordt opgeheven; 2° er wordt een bepaling onder h) toegevoegd, luidende : "de kredietgevers en de kredietbemiddelaars bedoeld in boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, van het Wetboek van economisch recht;".
Art. 35.In artikel 75, § 1, 13° van dezelfde wet worden de woorden ", op het hypothecair krediet" ingevoegd tussen de woorden "op het consumentenkrediet" en de woorden ", op de marktpraktijken".
Art. 36.In artikel 86bis, § 1, eerste lid, 1°, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2013, wordt het woord "hypotheekonderneming" vervangen door de woorden "kredietgever, kredietbemiddelaar".
Art. 37.In artikel 86ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt opgeheven;2° in paragraaf 3 worden de woorden "van paragrafen 1 en 2" vervangen door de woorden "van paragraaf 1".
Art. 38.Artikel 8, eerste lid, van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt aangevuld met de bepaling onder 12°, luidende : "12° een professioneel e-mailadres hebben opgegeven aan de FSMA waarnaar zij op rechtsgeldige wijze alle individuele of collectieve mededelingen kan versturen die zij, ter uitvoering van deze wet, verricht.".
Art. 39.Artikel 10, § 4, van dezelfde wet, wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Als de principaal kennis heeft van elementen die twijfel kunnen doen rijzen over de naleving van de in deze wet vastgestelde inschrijvingsvoorwaarden door een van zijn agenten of een andere tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten op wie hij een beroep doet of gedaan heeft, brengt hij die elementen onverwijld ter kennis brengen van de FSMA. De gereglementeerde ondernemingen stellen de FSMA ook in kennis van het feit dat iemand zich voordoet als tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten zonder in het in deze wet vermelde register te zijn ingeschreven.".
Art. 40.Artikel 20, van dezelfde wet, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De FSMA kan de in het vorige lid bedoelde beslissingen op rechtsgeldige wijze ter kennis brengen aan de hand van een voorgedrukt formulier voorzien van een handtekening gereproduceerd door middel van een mecanografisch procedé.".
Art. 41.Artikel 21, van dezelfde wet, wordt aangevuld met § 4, luidende : " § 4. Ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van de overtreding van deze wet of een van de bepalingen als bedoeld in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, tegen een tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten of een persoon belast met de effectieve leiding bij een dergelijke tussenpersoon, in de zin van deze wet, en ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van een overtreding van deze wet tegen iedere andere natuurlijke of rechtspersoon, moet ter kennis worden gebracht van de FSMA door de gerechtelijke autoriteit waar dit aanhangig is gemaakt.
Iedere strafvordering op grond van in het eerste lid bedoelde misdrijven moet door het openbaar ministerie ter kennis worden gebracht van de FSMA.".
Art. 42.Artikel 4 van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, gewijzigd bij de wet van 27 november 2012, wordt aangevuld met de bepalingen onder 39° tot 42°, luidende : "39° "overschrijving" : een betalingsdienst voor het crediteren van de betaalrekening van een begunstigde met een betalingstransactie of een reeks betalingstransacties van een betaalrekening van een betaler door de betalingsdienstaanbieder die de betaalrekening van de betaler beheert, op basis van een door de betaler gegeven instructie; 40° "Verordening (EU) nr.260/2012" : Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009; 41° "retailbetalingssysteem" : een betalingssysteem dat hoofdzakelijk bedoeld is voor de verwerking, clearing of afwikkeling van overschrijvingen of domiciliëringen die in het algemeen zijn gebundeld met het oog op het versturen ervan en voornamelijk kleine bedragen betreffen en een lage prioriteit hebben, en dat geen betalingssysteem voor grote bedragen is; 42° "exploitant" : entiteit of entiteiten die wettelijk aansprakelijk is of zijn voor de werking van een systeem.".
Art. 43.In artikel 43, § 2, eerste lid, 3°, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 28 juli 2011, worden de woorden "periodiek verslag uit of" opgeheven.
Art. 44.Het opschrift van titel 3 van Boek 2, van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt : "TITEL 3. - Toegang tot de betalingssystemen in België en interoperabiliteit".
Art. 45.In titel 3 van Boek 2, van dezelfde wet, wordt een artikel 49/1 ingevoegd, luidende : "
Artikel 49/1.Wanneer zij overschrijvingen en domiciliëringen uitvoeren, moeten de betalingsdienstaanbieders de nodige maatregelen treffen om de betalingsschema's te gebruiken die voldoen aan de voorwaarden van artikel 4.1. van Verordening (EU) nr. 260/2012"."
Art. 46.In titel 3 van Boek 2, van dezelfde wet, wordt een artikel 49/2 ingevoegd, luidende : "
Artikel 49/2.De exploitant van een in België gevestigd retailbetalingssysteem of, indien er geen exploitant is, de deelnemers aan dit systeem, zien erop toe dat hun systeem interoperabel is met andere retailbetalingssystemen binnen de Unie, overeenkomstig de bepalingen van artikel 4.2 en 4.3 van Verordening (EU) nr. 260/2012.".
Art. 47.In artikel 50, van dezelfde wet, wordt paragraaf 4 opgeheven.
Art. 48.In titel 4 van Boek 2, van dezelfde wet, wordt een artikel 50/1 ingevoegd, luidende : "
Artikel 50/1.Onverminderd de andere maatregelen bepaald in deze wet of in andere wetten, besluiten of reglementen, kunnen ten aanzien van de betalingsdienstaanbieders die artikel 49/1 overtreden, de maatregelen en sancties worden genomen die vastgesteld zijn in artikel 50, paragrafen 1 tot 3."
Art. 49.In titel 4 van Boek 2, van dezelfde wet, wordt een artikel 50/2 ingevoegd, luidende; "
Artikel 50/2.§ 1. Ten aanzien van de exploitant van een in België gevestigd retailbetalingssysteem die artikel 49/2 overtreedt, kunnen de volgende maatregelen en sancties worden genomen : a) de Bank kan een termijn bepalen waarbinnen de exploitant zich dient te conformeren aan de bepalingen van artikel 49/2 en de nodige aanpassingen dient aan te brengen; b) indien de exploitant zich bij het verstrijken van de termijn niet geconformeerd heeft aan artikel 49/2, kan de Bank, na de exploitant te hebben gehoord of hem ten minste te hebben opgeroepen, hem een dwangsom opleggen van maximum 2.500.000 euro per overtreding of maximum 50.000 euro per dag vertraging; c) de Bank kan openbaar maken dat de exploitant geen gevolg heeft gegeven aan haar aanmaningen om zich binnen de door haar vastgestelde termijn te conformeren aan de bepalingen van artikel 49/2; d) onverminderd andere maatregelen bepaald in deze wet en onverminderd de maatregelen bepaald in andere wetten, besluiten of reglementen, kan de Bank, indien zij een inbreuk vaststelt op artikel 49/2 of op de ter uitvoering ervan genomen maatregelen, aan de exploitant een administratieve geldboete opleggen, die niet minder mag bedragen dan 2.500 euro, noch meer dan 2.500.000 euro voor hetzelfde feit of voor hetzelfde geheel van feiten. § 2. Indien er geen exploitant is, kunnen de maatregelen en de sancties bedoeld in paragraaf 1 worden genomen ten aanzien van de deelnemers aan het in België gevestigde retailbetalingssysteem.".
Art. 50.In titel 4 van Boek 2, van dezelfde wet, wordt een artikel 50/3 ingevoegd, luidende : "
Artikel 50/3.De met toepassing van de artikelen 50, paragrafen 2 en 3, 50/1 en 50/2 opgelegde dwangsommen en geldboetes worden ingevorderd ten bate van de Schatkist door het bestuur binnen de Federale Overheidsdienst Financiën die bevoegd is inzake de niet-fiscale vorderingen.".
Art. 51.In artikel 95, § 2, eerste lid, 3°, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 november 2012, worden de woorden "periodiek verslag uit of" opgeheven.
Art. 52.In artikel 105, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 november 2012, worden de woorden "van afdelingen 1 tot 3 van Hoofdstuk 1 van Titel 2" opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Opheffingsbepalingen
Art. 53.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit nr.225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen. Het koninklijk besluit blijft gelden voor de lopende kredietovereenkomsten; 2° de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;3° de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;4° de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren;5° de wet van 24 maart 2003 tot instelling van een basis-bankdienst;6° de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten;7° hoofdstuk 20 van het koninklijk besluit van 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector, bekrachtigd bij artikel 298 van de wet van 3 augustus 2012. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen
Art. 54.§ 1. De reglementaire bepalingen genomen in uitvoering van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, van de wet van 4 augustus 1992 betreffende het hypothecair krediet,van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren en van de wet van 24 maart 2003, tot instelling van een basis-bankdienst blijven van kracht totdat ze uitdrukkelijk worden opgeheven.
De inbreuken op de bepalingen van de besluiten genomen ter uitvoering van de wetten bedoeld in het eerste lid worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig boeken XV en XVII van het Wetboek van economisch recht § 2. Voor de toepassing van de bepalingen in het Wetboek van economisch recht, zoals ingevoegd bij deze wet, blijven de lopende mandaten gegeven in het raam van een domiciliëring rechtgeldig tot aan hun opzegging of herziening. Verandering in het beheer van de domiciliëring ingevolge wijzigingen van de beheersovereenkomsten gesloten tussen de betrokken betalingsdienstaanbieders en desgevallend de begunstigde zijn tegenstelbaar aan de betaler mits naleving van de informatievereisten en opzegmogelijkheid van de domiciliëring overeenkomstig de modaliteiten bedoeld in artikel VII. 15, § 1 zoals ingevoegd bij deze wet in het Wetboek van economisch recht. § 3. De bepalingen betreffende de registratie van de zekerheidsstellers bedoeld in artikel VII. 148, en de vermeldingen in de overeenkomst tot zekerheidsstelling bedoeld in artikel VII. 109, zoals ingevoegd bij deze wet in het Wetboek van economisch recht, zijn slechts vereist voor de nieuwe overeenkomsten gesloten vanaf de datum door de Koning te bepalen in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad na advies van het Begeleidingscomité bij de Centrale voor Kredieten van Particulieren. § 4. De kredietgevers inzake hypothecair krediet die, op de datum van inwerkingtreding van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, op rechtsgeldige wijze door de FSMA als hypotheekonderneming zijn ingeschreven conform artikel 43 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, ontvangen van rechtswege een voorlopige vergunning op grond waarvan zij van hun activiteit verder mogen blijven uitoefenen.
De kredietgevers inzake consumentenkrediet aan wie de minister van Economie, op de datum van inwerkingtreding van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, op rechtsgeldige wijze een vergunning heeft verleend conform artikel 74 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, ontvangen van rechtswege een voorlopige vergunning op grond waarvan zij van hun activiteit verder mogen blijven uitoefenen.
Binnen een maand na de inwerkingtreding van voornoemd hoofdstuk 4 bezorgt de FOD Economie de FSMA de lijst van de in het vorige lid bedoelde kredietgevers.
De bemiddelaars inzake consumentenkrediet die, op de datum van inwerkingtreding van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, al ten minste één jaar de activiteit van consumentenkredietbemiddeling uitoefenen en daartoe op rechtsgeldige wijze zijn ingeschreven bij de FOD Economie conform de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, zijn voorlopig gemachtigd om deze activiteit verder uit te oefenen.
De bemiddelaars inzake hypothecair krediet die, op de datum van inwerkingtreding van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, al ten minste één jaar de activiteit van hypothecairekredietbemiddeling uitoefenen, zijn voorlopig gemachtigd om deze activiteit verder uit te oefenen. § 5. Binnen een termijn van achttien maanden na de inwerkingtreding van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, dienen de in paragraaf 4 bedoelde personen evenwel van de FSMA een definitieve vergunning als kredietgever dan wel een inschrijving als kredietbemiddelaar te verkrijgen.
Als er geen verzoek om vergunning of inschrijving wordt ingediend of als een dergelijke vergunning of inschrijving niet wordt verkregen binnen de in het vorige lid vastgestelde termijn, vervalt de in paragraaf 4 bedoelde voorlopige vergunning of voorlopige machtiging van rechtswege. § 6. De op de datum van inwerkingtreding van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 bestaande registraties als kredietgevers inzake hypothecair krediet conform artikel 43bis van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en als kredietgevers inzake consumentenkrediet conform artikel 75bis van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet blijven rechtsgeldig.
Binnen een maand na de inwerkingtreding van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, bezorgt de FOD Economie de FSMA de lijst van de kredietgevers inzake consumentenkrediet die zijn geregistreerd conform artikel 75bis van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.
De FSMA publiceert op haar website de lijst van de kredietgevers inzake hypothecair krediet en van de kredietgevers inzake consumentenkrediet die met toepassing van het eerste lid zijn geregistreerd.
De in deze paragraaf bedoelde kredietgevers dienen hun modelcontracten echter binnen achttien maanden na de inwerkingtreding van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, ter goedkeuring aan de FOD Economie voor te leggen. § 7. Zolang de Koning boek VII, titel 4, hoofdstuk 4 niet in werking heeft laten treden, blijven de artikelen 74 tot 79, 101, § 1, 1° en 2°, en 106 tot 108 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, en de artikelen 39 tot 44 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet van toepassing. § 8. Gedurende de periode waarin de voorlopige vergunning, inschrijving of machtiging van toepassing is en gedurende de periode als bedoeld in paragraaf 6, vierde lid, zijn artikel VII. 174 van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, artikel XV. 67/1, § 5, artikel XV. 67/2, § 3, en artikel XV. 67/3 van boek XV, hoofdstuk 3, van toepassing op de betrokken kredietgevers en kredietbemiddelaars. Bovendien is artikel VII. 171 van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, van toepassing op de kredietgevers. HOOFDSTUK VI. - Bevoegdheidstoewijzing
Art. 55.De bestaande wetten en uitvoeringsbesluiten die verwijzen naar de bepalingen bedoeld in artikel 53, worden geacht te verwijzen naar de overeenkomstige bepalingen in het Wetboek van economisch recht, zoals ingevoegd bij deze wet.
Art. 56.De Koning kan de verwijzingen in bestaande wetten en koninklijke besluiten naar de bepalingen bedoeld in artikel 47 vervangen door verwijzingen naar de ermee overeenstemmende bepalingen in het Wetboek van economisch recht, zoals ingevoegd bij deze wet.
Art. 57.De Koning kan de bepalingen van het Wetboek van economisch recht, zoals ingevoegd bij deze wet, coördineren met de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot het tijdstip van de coördinatie.
Daartoe kan Hij : 1° de volgorde en de nummering van de te coördineren bepalingen veranderen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen met de nieuwe nummering doen overeenstemmen;3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat zijn, de redactie ervan wijzigen om ze onderling te doen overeenstemmen en eenheid in de terminologie te brengen. HOOFDSTUK VII. - Inwerkingtreding
Art. 58.De Koning bepaalt de inwerkingtreding van elke bepaling van deze wet en elke bepaling ingevoegd door deze wet in het Wetboek van economisch recht.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 19 april 2014.
FILIP Van Koningswege : De minister van Economie en Consumenten, J. VANDE LANOTTE De minister van Financiën, K. GEENS De minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM De minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE Met 's Lands zegel gezegeld : De minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota Kamer van volksvertegenwoordigers : (www.dekamer.be) Stukken : 53-3429 - 2013/2014 Integraal Verslag : 26 en 27 maart 2014.
Senaat : (www.senate.be) Stukken : 5-2817 - 2013/2014.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld