gepubliceerd op 15 januari 2010
Wet betreffende de betalingsdiensten
10 DECEMBER 2009. - Wet betreffende de betalingsdiensten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Zij zet de Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG gedeeltelijk om. HOOFDSTUK 2. - Definities en toepassingsgebied
Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1°« betalingsdienst » : elke dienst, te koop aangeboden in het raam van een bedrijfsactiviteit, als hierna vermeld : a) diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten op een betaalrekening te plaatsen alsook alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn;b) diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten van een betaalrekening op te nemen alsook alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn;c) uitvoering van betalingstransacties, met inbegrip van de overmaking van geldmiddelen op een betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder van de gebruiker of bij een andere betalingsdienstaanbieder : - uitvoering van domiciliëringen; - uitvoering van betalingstransacties via een betaalkaart of een soortgelijk instrument; - uitvoering van overschrijvingen, met inbegrip van doorlopende betalingsopdrachten. d) uitvoering van betalingstransacties waarbij de geldmiddelen zijn gedekt door een kredietovereenkomst die aan de betalingsdienstgebruiker wordt verstrekt : - uitvoering van domiciliëringen; - uitvoering van betalingstransacties via een betaalkaart of een soortgelijk instrument; - uitvoering van overschrijvingen, met inbegrip van doorlopende betalingsopdrachten. e) uitgifte van en/of aanvaarding van betaalinstrumenten;f) geldtransfers;g) uitvoering van betalingstransacties waarbij de instemming van de betaler met een betalingstransactie wordt doorgegeven met behulp van een telecommunicatie-, digitaal- of informatica-instrument en de betaling rechtstreeks geschiedt aan de beheerder van de telecommunicatiediensten, het informaticasysteem of het netwerk, die louter optreedt als tussenpersoon tussen de betalingsdienstgebruiker en de persoon die de goederen levert of de diensten verricht;2° « betalingsdienstaanbieder » : iedere rechtspersoon die betalingsdiensten verstrekt aan een betalingsdienstgebruiker en beantwoordt aan de kenmerken van een van de hierna opgesomde instellingen : a) de in België gevestigde kredietinstellingen bedoeld in artikel 1, tweede lid, 1°, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut en het toezicht op de kredietinstellingen en de kredietinstellingen die zijn opgericht naar het recht van een andere Lidstaat van de Europese Economische ruimte waarvoor de regeling geldt van artikel 66 van voornoemde wet;b) de in België gevestigde instellingen voor elektronisch geld bedoeld in artikel 1, derde lid, 2°, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut en het toezicht op de kredietinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld die zijn opgericht naar het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte waarvoor de regeling geldt van artikel 66bis van voornoemde wet;c) De Post NV van publiek recht;d) betalingsinstellingen : de rechtspersonen die gemachtigd zijn betalingsdiensten aan te bieden en uit te voeren overeenkomstig de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingssystemen;e) de Nationale Bank van België en de Europese Centrale Bank, wanneer zij niet handelen in hun hoedanigheid van monetaire- of andere publieke autoriteit;f) de Belgische federale, regionale en lokale overheden voor zover zij krachtens de wetgeving die hun opdrachten regelt en/of hun statuten hiertoe gemachtigd zijn en zij niet handelen in hun hoedanigheid van publieke autoriteit. De persoon die als gewoon beroep of bedrijf betalingsdiensten verstrekt aan betalingsdienstgebruikers zonder hiertoe over de nodige vergunning of toelating te beschikken blijft niettemin onderworpen aan de dwingende bepalingen van deze wet; 3° « betalingsdienstgebruiker » : de natuurlijke of rechtspersoon die in de hoedanigheid van betaler, begunstigde of beide van een betalingsdienst gebruikmaakt;4° « betaler » : de natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een betaalrekening en een betalingstransactie vanaf die betaalrekening toestaat, of de natuurlijke of rechtspersoon die bij het ontbreken van een betaalrekening, een betalingsopdracht geeft;5° « begunstigde » : de natuurlijke of rechtspersoon die de beoogde uiteindelijke ontvanger is van de geldmiddelen waarop een betalingstransactie betrekking heeft;6° « betalingstransactie » : een door de betaler of de begunstigde geïnitieerde handeling waarbij geldmiddelen worden gedeponeerd, overgemaakt of opgenomen, ongeacht of er onderliggende verplichtingen tussen de betaler en de begunstigde zijn;7° « betalingsopdracht » : door een betaler of begunstigde aan zijn betalingsdienstaanbieder gegeven instructie om een betalingstransactie uit te voeren;8° « betaalrekening » : een op naam van een of meer betalingsdienstgebruikers aangehouden rekening die voor de uitvoering van betalingstransacties wordt gebruikt;9° « geldmiddelen » : bankbiljetten en muntstukken, giraal geld en elektronisch geld zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 7°, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, aangevuld bij de wet van 25 februari 2003;10° « betaalinstrument » : elk gepersonaliseerd instrument en/of geheel van procedures, overeengekomen tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder, waarvan de betalingsdienstgebruiker gebruikmaakt om een betalingsopdracht te initiëren;11° « authentificatie » : een procedure die de betalingsdienstaanbieder in staat stelt het gebruik van een welbepaald betaalinstrument na te gaan met inbegrip van de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken;12° « unieke identificator » : de door de betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker opgegeven combinatie van letters, nummers of symbolen, door laatstgenoemde te verstrekken om voor een betalingstransactie de andere betrokken betalingsdienstgebruiker en/of zijn betaalrekening ondubbelzinnig te identificeren;13° « domiciliëring » : een betalingsdienst voor het debiteren van de betaalrekening van een betaler, waarbij een betalingstransactie wordt geïnitieerd door de begunstigde op basis van een door de betaler aan de begunstigde, aan de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde of aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler verstrekte instemming;14° « geldtransfer » : een betalingsdienst waarbij, zonder opening van betaalrekeningen op naam van de betaler of de begunstigde, van een betaler geldmiddelen worden ontvangen met als enig doel het daarmee overeenstemmende bedrag over te maken aan een begunstigde of aan een andere, voor rekening van de begunstigde handelende betalingsdienstaanbieder, en/of waarbij dergelijke geldmiddelen voor rekening van de begunstigde worden ontvangen en aan de begunstigde beschikbaar worden gesteld;15° « betalingssysteem » : een systeem met formele en gestandaardiseerde procedures en gemeenschappelijke regels voor de verwerking, verrekening en/of afwikkeling van betalingstransacties dat toelaat geldmiddelen over te maken;16° « raamcontract » : een betalingsdienstencontract dat de toekomstige uitvoering regelt van afzonderlijke en opeenvolgende betalingstransacties en dat de verplichtingen en voorwaarden voor de opening van een betaalrekening kan omvatten;17° « werkdag » : een dag waarop de relevante betalingsdienstaanbieder van de betaler of de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde die betrokken is bij de uitvoering van een betalingstransactie toegankelijk is voor de bij de uitvoering van een betalingstransactie vereiste werkzaamheden;18° « valutadatum » : het referentietijdstip dat door een betalingsdienstaanbieder wordt gebruikt voor de berekening van de interesten op de geldmiddelen waarmee een betaalrekening wordt gedebiteerd of gecrediteerd;19° « referentiewisselkoers » : de wisselkoers die als berekeningsgrondslag wordt gehanteerd bij een valutawissel en die door de betalingsdienstaanbieder beschikbaar wordt gesteld of afkomstig is van een bron die voor het publiek toegankelijk is;20° « referentierentevoet » : de rentevoet die als berekeningsgrondslag wordt gehanteerd voor het aanrekenen van interesten en die afkomstig is van een voor het publiek toegankelijke bron en door beide partijen bij een betalingsdienstencontract kan worden nagegaan;21° « techniek voor communicatie op afstand » : ieder middel dat, zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker, kan worden gebruikt voor het sluiten van een betalingsdienstencontract;22° « duurzame drager » : ieder hulpmiddel dat de betalingsdienstgebruiker in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie gemakkelijk toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;23° « consument » : een natuurlijke persoon die, in het raam van betalingsdienstcontracten welke onder deze wet vallen, voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepswerkzaamheden handelt;24° « gepersonaliseerde veiligheidskenmerken » : elk technisch middel toegewezen door een betalingsdienst-aanbieder aan een bepaalde betalingsdienstgebruiker voor het gebruik van een betaalinstrument. Dit dispositief/kenmerk, eigen aan de betalingsdienstgebruiker en onder zijn toezicht, laat toe om het gebruik van een welbepaald betalingsinstrument na te gaan en beoogt de gebruiker te authentiseren; 25° « agent » : een natuurlijke of rechtspersoon die bij de uitvoering van betalingsdiensten voor rekening van een betalingsinstelling optreedt;26° « bijkantoor » : een bedrijfszetel die niet het hoofdkantoor is en die een onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een betalingsinstelling, en rechtstreeks, geheel of gedeeltelijk, de handelingen verricht die eigen zijn aan de werkzaamheden van een betalingsinstelling;verscheidene bedrijfszetels in eenzelfde lidstaat van een betalingsinstelling met hoofdkantoor in een andere lidstaat worden als één bijkantoor beschouwd; 27° « groep » : het geheel van ondernemingen dat gevormd wordt door een moederonderneming, haar dochterondernemingen, de ondernemingen waarin de moederonderneming of haar dochterondernemingen rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhouden, alsook de ondernemingen waarmee een consortium wordt gevormd en de ondernemingen die door deze laatste ondernemingen worden gecontroleerd of waarin deze laatste ondernemingen een deelneming aanhouden;28° « kredietovereenkomst » : een overeenkomst waarbij een betalingsdienstaanbieder aan een betalingsdienstgebruiker krediet verleent of toezegt in de vorm van uitstel van betaling, een lening of een andere, soortgelijke betalingsfaciliteit.
Art. 3.§ 1. Deze wet is van toepassing op betalingsdiensten, in de mate dat zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder in de Europese Unie gevestigd is en de betalingsdiensten in België te koop worden aangeboden.
De artikelen 48 en 61 zijn eveneens van toepassing op de betalingsdiensten, van zodra de betalingsdienstaanbieder van ofwel de betaler of de begunstigde in België gevestigd is.
De artikelen 36 en 37 zijn eveneens van toepassing op de betalingsdiensten, van zodra de betalingsdienstaanbieder van de betaler in België is gevestigd.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, rekening houdend met vergelijkbare wettelijke bepalingen toegepast in de overige lidstaten van de Europese Unie, de aard en de beschikbaarheid van de aangeboden betalingsdienst en de reële mogelijkheden voor de betalingsdienstaanbieders tot het verstrekken van bijkomende informatie, de lijst met artikelen opgesomd in het voorgaande lid geheel of gedeeltelijk uitbreiden tot de artikelen 5 tot 20, 22, § 1, 23, 25 tot 28, 30 tot 34, 40 tot 42, 49 en 56, § 1.
Worden voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met de Lidstaten van de Europese Unie, de staten die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte. § 2. Behoudens andersluidende bepalingen is deze wet van toepassing op de betalingsdiensten zoals bedoeld in § 1, uitgevoerd in euro of in de valuta van een lidstaat buiten de eurozone. De artikelen 36 en 37 zijn evenwel van toepassing op de betalingsdiensten ongeacht de gehanteerde valuta.
Art. 4.De bepalingen van deze wet zijn niet van toepassing op : 1° betalingstransacties die uitsluitend in contanten, rechtstreeks door de betaler aan de begunstigde worden verricht, zonder enige tussenkomst;2° betalingstransacties die door de betaler aan de begunstigde worden uitgevoerd via een handelsagent die gemachtigd is om voor rekening van de betaler of de begunstigde de verkoop of aankoop van goederen of diensten tot stand te brengen of te sluiten;3° beroepsmatig fysiek transport van bankbiljetten en muntstukken, inclusief ophaling, verwerking en levering;4° betalingstransacties die bestaan in de niet-beroepsmatige ophaling en levering van contanten in het kader van een activiteit zonder winstoogmerk of voor liefdadigheidsdoeleinden;5° diensten waarbij contanten door de begunstigde aan de betaler worden verstrekt als onderdeel van een betalingstransactie op uitdrukkelijk verzoek van de betalingsdienstgebruiker vlak voor de uitvoering van een betalingstransactie in de vorm van een betaling voor de aankoop van goederen of diensten;6° geldwisseltransacties, dat wil zeggen uitwisseling van contanten waarbij de geldmiddelen niet op een betaalrekening worden aangehouden;7° betalingstransacties die zijn gebaseerd op een van de volgende documenten die door een betalingsdienstaanbieder zijn uitgegeven met de bedoeling geldmiddelen beschikbaar te stellen aan de begunstigde : a) een papieren cheque bedoeld in artikel 1 van de wet van 1 maart 1961 betreffende de invoering in de nationale wetgeving van de eenvormige wet op de cheque en de inwerkingtreding van deze wet, of iedere andere gelijkaardige vorm van papieren cheque, zoals de postcheque bedoeld in de wet van 2 mei 1956 op de postcheque, een circulaire cheque of enige andere titel die, ongeacht de benaming, dezelfde rechtsgevolgen met zich meebrengt;b) een papieren wisselbrief bedoeld in artikel 1 van de wet van 31 december 1955 op de gecoördineerde wetten op wisselbrieven en orderbriefjes en iedere gelijkaardige vorm van papieren wisselbrief die, ongeacht de benaming, dezelfde rechtsgevolgen met zich meebrengt;c) een papieren tegoedbon waaronder een papieren dienstencheque zoals bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, en papieren maaltijdcheques;d) een papieren reischeque;e) een papieren postwissel uitgegeven en/of betaald in speciën aan een loket van een postkantoor of in een ander postaal servicepunt;8° betalingstransacties die worden uitgevoerd binnen een betalings- of een effectenafwikkelingssysteem of tussen afwikkelingsagenten, centrale tegenpartijen, verrekenkamers en/of centrale banken en andere deelnemers van het systeem, en betalingsdienstaanbieders, onverminderd het bepaalde bij artikel 49 van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot betalingsystemen;9° betalingstransacties in verband met dienstverlening op effecten, met inbegrip van uitkeringen van dividend, inkomsten en dergelijke, en aflossing en verkoop, uitgevoerd door personen als bedoeld onder 8° of door beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, instellingen voor collectieve belegging of vermogensbeheerders die beleggingsdiensten aanbieden, alsmede andere instellingen aan welke bewaarneming van financiële instrumenten is toegestaan;10° door technische dienstverleners verrichte diensten die de aanbieding van betalingsdiensten ondersteunen zonder dat de betrokken dienstverleners op enig moment in het bezit komen van de over te maken geldmiddelen, met inbegrip van verwerking en opslag van gegevens, diensten ter bescherming van het vertrouwen en het privéleven, authentificatie van gegevens en entiteiten, aanbieding van informatietechnologie (IT)- en communicatienetwerken, alsook aanbieding en onderhoud van voor betalingsdiensten gebruikte automaten en instrumenten;11° diensten gebaseerd op betaalinstrumenten die kunnen worden gebruikt om, louter in de door de uitgevende instelling gebruikte bedrijfsgebouwen of uit hoofde van een handelsovereenkomst met de uitgevende instelling, hetzij binnen een beperkt netwerk van dienstverleners hetzij voor een beperkte reeks goederen en diensten, goederen en diensten te verkrijgen, en waarbij : - deze betaalinstrumenten niet - rechtstreeks of onrechtstreeks - verbonden zijn aan een kredietovereenkomst, of - ingeval het een betaalinstrument betreft waarop elektronisch geld kan worden op- of ontladen, er aan de hand van dit instrument geen rechtstreekse toegang mogelijk is tot een betaalrekening die gehanteerd wordt voor het op- of ontladen;12° betalingstransacties uitgevoerd via een telecommunicatie-, digitaal of IT-instrument, wanneer de gekochte goederen of diensten geleverd worden aan, en gebruikt moeten worden via een telecommunicatie-, digitaal of IT-instrument, mits de telecommunicatie-, digitale of IT-exploitant niet uitsluitend als intermediair optreedt tussen de betalingsdienstgebruiker en de leverancier van de goederen en diensten;13° betalingstransacties die worden uitgevoerd tussen betalingsdienstaanbieders, hun agenten of bijkantoren, voor eigen rekening;14° betalingstransacties tussen een moederonderneming en haar dochteronderneming of tussen dochterondernemingen van dezelfde moederonderneming, waarbij geen andere betalingsdienstaanbieder dan een tot dezelfde groep behorende onderneming tussenkomt;15° diensten van aanbieders, bestaande uit het opnemen van contanten via geldautomaten, aangeboden namens een of meer kaartuitgevers die geen partij zijn bij het raamcontract met de cliënt die geld van een betaalrekening opneemt, mits die aanbieders geen andere betalingsdiensten uitvoeren zoals opgesomd in artikel 2, 1°. TITEL II. - Transparantie van aan betalingsdiensten verbonden voorwaarden en informatievereisten HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Art. 5.Deze titel is van toepassing op eenmalige betalingstransacties, op raamcontracten en op de daaronder vallende afzonderlijke betalingstransacties.
De bepalingen van deze titel doen geen afbreuk aan andere wettelijke bepalingen waarbij bijkomende vereisten inzake voorafgaande informatie of bijzondere voorwaarden worden opgelegd inzake kredietverlening aan consumenten. HOOFDSTUK 2. - Eenmalige betalingstransacties Afdeling 1. - Toepassingsgebied
Art. 6.Dit hoofdstuk is van toepassing op eenmalige betalingstransacties die niet onder een raamcontract vallen. Afdeling 2. - Voorafgaande informatie en voorwaarden
Art. 7.Wanneer een betalingsopdracht voor een eenmalige betalingstransactie wordt doorgegeven via een onder een raamcontract vallend betaalinstrument, is de betalingsdienstaanbieder niet verplicht informatie te verstrekken of beschikbaar te stellen die reeds uit hoofde van een raamcontract met een andere betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker is verstrekt of volgens het raamcontract aan hem zal worden verstrekt.
Art. 8.§ 1. Voordat de betalingsdienstgebruiker gebonden is door een contract of een aanbod betreffende een eenmalige betalingstransactie dient de betalingsdienstaanbieder hem op een gemakkelijk toegankelijke wijze de in artikel 9 bedoelde informatie en voorwaarden ter beschikking te stellen.
Deze informatie en voorwaarden worden door de betalingsdienstaanbieder, op verzoek van de betalingsdienstgebruiker, verstrekt op papier of op een andere duurzame drager.
De informatie en voorwaarden worden in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in duidelijke en bevattelijke vorm verstrekt in de taal of de talen van het taalgebied waar de betalingsdienst wordt aangeboden of in een andere taal die tussen de partijen is overeengekomen. § 2. Indien het contract betreffende een eenmalige betalingstransactie op verzoek van de betalingsdienstgebruiker is gesloten met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand welke het de betalingsdienstaanbieder onmogelijk maakt zich aan § 1 te houden, voldoet deze onmiddellijk na de uitvoering van de betalingstransactie aan zijn verplichtingen voortvloeiend uit genoemde paragraaf. § 3. De verplichtingen voortvloeiend uit § 1 kunnen ook worden nagekomen door het verstrekken van een exemplaar van het ontwerpcontract betreffende een eenmalige betalingstransactie of de ontwerpbetalingsopdracht waarin de in artikel 9 bedoelde informatie en voorwaarden zijn opgenomen.
Art. 9.§ 1. De aan de betalingsdienstgebruiker te verstrekken of ter beschikking te stellen informatie en voorwaarden bevat minstens : 1° gedetailleerde informatie of de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker moet worden verstrekt voor een correcte uitvoering van een betalingsopdracht;2° de maximale uitvoeringstermijn voor de aangeboden betalingsdienst;3° alle kosten die door de betalingsdienstgebruiker aan zijn betalingsdienstaanbieder verschuldigd zijn en, desgevallend, de uitsplitsing van de bedragen van eventuele kosten;4° desgevallend, de bij de betalingstransactie toe te passen werkelijke wisselkoers of referentiewisselkoers. § 2. Desgevallend moeten de overige in artikel 14 bedoelde informatie en voorwaarden op gemakkelijk toegankelijke wijze aan de betalingsdienstgebruiker ter beschikking worden gesteld. Afdeling 3. - Informatie na betalingsopdracht en na
betalingstransactie
Art. 10.Onmiddellijk na de ontvangst van de betalingsopdracht wordt, op de wijze bedoeld in artikel 8, § 1, de volgende informatie door de betalingsdienstaanbieder van de betaler, aan de betaler verstrekt of ter beschikking gesteld : 1° een referentie aan de hand waarvan de betaler kan uitmaken om welke betalingstransactie het gaat, en, desgevallend, de informatie betreffende de begunstigde;2° het bedrag van de betalingstransactie in de in de betalingsopdracht gebruikte valuta;3° het bedrag van de voor de betalingstransactie door de betaler verschuldigde kosten en, desgevallend, de uitsplitsing van de bedragen van deze kosten;4° desgevallend, de wisselkoers gehanteerd door de betalingsdienstaanbieder van de betaler bij de betalingstransactie, of een desbetreffende referentie, indien deze verschilt van de overeenkomstig artikel 9, § 1, 4°, aangeboden wisselkoers en het bedrag van de betalingstransactie na die valutawissel;5° de datum van ontvangst van de betalingsopdracht.
Art. 11.Onmiddellijk na de uitvoering van de betalingstransactie wordt, op de wijze bedoeld in artikel 8, § 1, de volgende informatie door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, aan de begunstigde verstrekt of ter beschikking gesteld : 1° de referentie aan de hand waarvan de begunstigde kan uitmaken om welke betalingstransactie en, desgevallend, om welke betaler het gaat, en alle bij de betalingstransactie gevoegde informatie;2° het bedrag van de betalingstransactie, in de valuta waarin de geldmiddelen ter beschikking van de begunstigde worden gesteld;3° het bedrag van de voor de betalingstransactie door de begunstigde verschuldigde kosten en, desgevallend, de uitsplitsing van de bedragen van deze kosten;4° desgevallend, de door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie vóór die valutawissel;5° de valutadatum van de creditering. HOOFDSTUK 3. - Raamcontract en de daaronder vallende afzonderlijke betalingstransacties Afdeling 1. - Toepassingsgebied
Art. 12.Dit hoofdstuk is van toepassing op betalingstransacties die onder een raamcontract vallen. Afdeling 2. - Raamcontract
Onderafdeling 1. - Voorafgaande informatie en voorwaarden
Art. 13.§ 1. Te gelegener tijd voordat de betalingsdienstgebruiker door een raamcontract of aanbod gebonden is, verstrekt de betalingsdienstaanbieder hem op papier of op een andere duurzame drager de in artikel 14 bedoelde informatie en voorwaarden.
De informatie en voorwaarden worden in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in duidelijke en bevattelijke vorm verstrekt in de taal van het taalgebied waar de betalingsdienst wordt aangeboden of in een andere taal die tussen de partijen is overeengekomen. § 2. Wanneer het raamcontract op verzoek van de betalingsdienstgebruiker is gesloten met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand welke het de betalingsdienstaanbieder onmogelijk maakt zich aan § 1 te houden, voldoet deze onmiddellijk na het sluiten van het raamcontract aan zijn verplichtingen voortvloeiend uit genoemde paragraaf. § 3. De verplichtingen voortvloeiend uit § 1 kunnen ook worden nagekomen door het verstrekken van een exemplaar van het ontwerpraamcontract waarin de in artikel 14 bedoelde informatie en voorwaarden zijn opgenomen.
Art. 14.De aan de betalingsdienstgebruiker te verstrekken informatie en voorwaarden bevat minstens de volgende elementen betreffende : 1° de betalingsdienstaanbieder : a) de identiteit van de betalingsdienstaanbieder, desgevallend zijn ondernemingsnummer, het geografische adres van zijn hoofdkantoor en, in voorkomend geval, het geografische adres van zijn agent of bijkantoor in België waar de betalingsdienst wordt aangeboden, en enig ander adres, met inbegrip van het e-mailadres, dat relevant is voor de communicatie met de betalingsdienstaanbieder, en b) de gegevens betreffende de bevoegde toezichthoudende prudentiële autoriteit en het relevante register bij deze autoriteit waarin de betalingsdienstaanbieder met het oog op zijn vergunning is ingeschreven en het registratienummer of gelijkaardig middel waarmee de registerinschrijvingen gecontroleerd kunnen worden, 2° het gebruik van een betalingsdienst : a) een beschrijving van de voornaamste kenmerken van de aan te bieden betalingsdienst, en, desgevallend, een beschrijving van de gebruiksmogelijkheden van het betaalinstrument en in het bijzonder het feit of de mogelijkheid bestaat uitgavenlimieten voor het gebruik van het betaalinstrument overeenkomstig artikel 30, § 1, overeen te komen, b) de gedetailleerde informatie of de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker moet worden verstrekt opdat een betalingsopdracht correct kan worden uitgevoerd, c) de vorm waarin en de procedure volgens welke de instemming met het uitvoeren van een betalingstransactie wordt gegeven, respectievelijk wordt ingetrokken, overeenkomstig de artikelen 28 en 42, d) een referentie aan het in artikel 40 omschreven tijdstip van ontvangst van een betalingsopdracht en aan het eventueel door de betalingsdienstaanbieder bepaalde uiterste tijdstip, e) de maximumuitvoeringstermijn voor de aangeboden betalingsdiensten, 3° de kosten, rentevoeten en wisselkoersen : a) alle kosten die door de betalingsdienstgebruiker aan zijn betalingsdienstaanbieder verschuldigd zijn en, desgevallend, de uitsplitsing van de bedragen van deze kosten, b) desgevallend, de toe te passen rentevoet op jaarbasis en wisselkoers, of, indien referentierentevoet en -wisselkoers te hanteren zijn, de wijze van berekening van de feitelijke interesten en de relevante datum en de index of basis voor de vaststelling van die referentierentevoet of -wisselkoers en c) indien overeengekomen, de onmiddellijke toepassing van wijzigingen in de referentierentevoet of -wisselkoers en de informatievereisten met betrekking tot de wijzigingen overeenkomstig artikel 16, § 2, 4° de communicatie : a) desgevallend, de technieken voor communicatie, met inbegrip van de technische vereisten van de apparatuur van de betalingsdienstgebruiker, zoals tussen de partijen voor de mededeling van informatie en kennisgevingen overeenkomstig deze wet overeengekomen;b) de wijze waarop en de frequentie waarmee informatie krachtens deze wet wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld; c) de taal of talen waarin het raamcontract wordt gesloten en waarin de communicatie gedurende de looptijd van de contractuele betrekking plaatsvindt, en d) het recht van de betalingsdienstgebruiker om de contractuele voorwaarden van het raamcontract en informatie en voorwaarden overeenkomstig artikel 15 te ontvangen, 5° de beschermende en corrigerende maatregelen : a) desgevallend, een beschrijving van de risico's en de voorzorgsmaatregelen die de betalingsdienstgebruiker neemt om de veilige bewaring van een betaalinstrument te waarborgen, alsook de wijze waarop de betalingsdienstaanbieder in kennis wordt gesteld voor de toepassing van artikel 31, § 1, 2°, b) indien overeengekomen, de voorwaarden waaronder de betalingsdienstaanbieder zich het recht voorbehoudt het gebruik van een betaalinstrument te blokkeren overeenkomstig artikel 30, c) de aansprakelijkheid van de betaler overeenkomstig artikel 37, met inbegrip van de vermelding van het relevante bedrag, d) de wijze waarop en de termijn waarbinnen de betalingsdienstgebruiker de betalingsdienstaanbieder in kennis stelt van een niet-toegestane of foutief uitgevoerde betalingstransactie overeenkomstig artikel 34, onder vermelding van de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor niet-toegestane betalingstransacties overeenkomstig artikel 36, e) de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor de uitvoering van betalingstransacties overeenkomstig de artikelen 50 tot 52, f) de voorwaarden voor terugbetaling overeenkomstig de artikelen 38 en 39, 6° de wijziging en de opzegging van het raamcontract : a) indien overeengekomen, het feit dat de betalingsdienstgebruiker geacht wordt overeenkomstig artikel 16 wijzigingen in de voorwaarden te hebben aanvaard tenzij hij de betalingsdienstaanbieder vóór de voorgestelde datum van inwerkingtreding van die wijzigingen ervan in kennis heeft gesteld dat hij de wijzigingen niet aanvaardt, b) de looptijd van het raamcontract, c) het recht van de betalingsdienstgebruiker om een raamcontract op te zeggen en alle afspraken met betrekking tot de opzegging overeenkomstig de artikelen 16, § 1 en 17, 7° de rechtsmiddelen : a) de contractuele bepalingen inzake het op de overeenkomst toepasselijke recht en/of inzake de bevoegde rechter, b) de klachten- en de buitengerechtelijke beroepsprocedures die voor de betalingsdienstgebruiker overeenkomstig de titel IV van deze wet openstaan met inbegrip van het geografisch adres van de instelling waartoe de betalingsdienstgebruiker zijn klachten kan richten, waaronder de benaming en het adres van de Algemene Directie Controle en Bemiddeling bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand & Energie.
Art. 15.Gedurende de contractuele looptijd heeft de betalingsdienstgebruiker te allen tijde het recht decontractuele voorwaarden van het raamcontract alsmede de in artikel 14 vermelde informatie en voorwaarden op papier of op een andere duurzame drager te vragen.
Onderafdeling 2. - Wijziging van de voorwaarden en opzegging van het raamcontract
Art. 16.§ 1. Elke wijziging van het raamcontract en van de in artikel 14 vermelde informatie en voorwaarden wordt uiterlijk twee maanden vóór de datum van de beoogde inwerkingtreding ervan door de betalingsdienstaanbieder voorgesteld op dezelfde wijze als in artikel 13, § 1, is bepaald.
In geval artikel 14, 6°, a), van toepassing is, deelt de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker mee dat hij wordt geacht deze wijzigingen te hebben aanvaard indien hij de betalingsdienstaanbieder niet vóór de voorgestelde datum van inwerkingtreding van die wijzigingen ervan in kennis heeft gesteld dat hij de wijzigingen niet aanvaardt. In dat geval vermeldt de betalingsdienstaanbieder eveneens dat de betalingsdienstgebruiker het recht heeft het raamcontract onmiddellijk kosteloos op te zeggen voor de datum waarop de voorgestelde wijzigingen van toepassing worden. § 2. Wijzigingen in de rentevoet of de wisselkoers kunnen met onmiddellijke ingang zonder kennisgeving worden toegepast, mits het recht daartoe in het raamcontract is overeengekomen en de wijzigingen gebaseerd zijn op de overeenkomstig artikel 14, 3°, b) en c), overeengekomen referentierentevoet of -wisselkoers.
De betalingsdienstgebruiker wordt zo spoedig mogelijk van elke wijziging in de rentevoet in kennis gesteld op dezelfde wijze als in artikel 13, § 1, is bepaald, tenzij door de partijen is overeengekomen dat de informatie met een specifieke frequentie of op een specifieke wijze wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld. Wijzigingen in de rentevoet of de wisselkoers die ten gunste van de betalingsdienstgebruiker uitvallen, kunnen zonder kennisgeving worden toegepast. § 3. Wijzigingen in de bij betalingstransacties gebruikte rentevoet of wisselkoers worden uitgevoerd en berekend op een neutrale wijze die betalingsdienstgebruikers niet discrimineert.
Art. 17.§ 1. De betalingsdienstgebruiker kan het raamcontract te allen tijde kosteloos opzeggen met onmiddellijke ingang, tenzij een opzegtermijn van maximaal één maand werd overeengekomen.
Indien zulks in het raamcontract is overeengekomen, kan de betalingsdienstaanbieder een voor onbepaalde duur gesloten raamcontract opzeggen op de wijze als bepaald in artikel artikel 13, § 1, mits inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twee maanden. § 2. Op gezette tijden aangerekende kosten voor betalingsdiensten zijn slechts naar evenredigheid verschuldigd door de betalingsdienstgebruiker tot aan het einde van het contract. Indien die kosten vooraf zijn betaald, worden zij naar evenredigheid onverwijld terugbetaald vanaf de maand volgend op de datum van de beëindiging.
De betalingsdienstverlener zal het positieve saldo, met inbegrip van alle intresten waarop hij of zij ingevolge de wettelijke en reglementaire bepalingen en de algemene voorwaarden recht heeft, van de betaalrekening, zonder bijkomende kost aan de betalingsdienstgebruiker uitbetalen hetzij overschrijven op een door de betalingsdienstgebruiker aangegeven betaalrekening van een betalingsdienstverlener.
Na het afsluiten van een betaalrekening is de betalingsdienstverlener ertoe gehouden de door de betalingsdienstgebruiker op jaarbasis betaalde beheerskosten voor de betaalrekening terug te betalen naar evenredigheid het aantal volledige kalendermaanden vanaf de maand volgend op de datum van het afsluiten van de rekening tot het einde van de periode waarvoor de beheerskosten werden betaald. § 3. Dit artikel is eveneens van toepassing op de spaarrekeningen bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Afdeling 3. - Afzonderlijke betalingstransacties
Onderafdeling 1. - Informatie vóór de uitvoering van de betalingstransactie
Art. 18.In geval van een door de betaler geïnitieerde afzonderlijke betalingstransactie uit hoofde van een raamcontract, verstrekt een betalingsdienstaanbieder, op verzoek van de betaler en voorafgaand aan deze betalingstransactie, duidelijke informatie over haar maximum uitvoeringstermijn en de door de betaler verschuldigde kosten en, desgevallend, de uitsplitsing van de bedragen van deze kosten.
Onderafdeling 2. - Informatie na de uitvoering van de betalingstransactie
Art. 19.§ 1. Nadat het bedrag van een afzonderlijke betalingstransactie van de rekening van de betaler is gedebiteerd of, indien de betaler geen betaalrekening gebruikt, na de ontvangst van de betalingsopdracht, verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de betaler op de wijze als bedoeld in artikel 13, § 1, de betaler onverwijld de volgende informatie : 1° een referentie aan de hand waarvan de betaler kan uitmaken om welke betalingstransactie het gaat en, desgevallend, de informatie betreffende de begunstigde;2° het bedrag van de betalingstransactie in de valuta waarin de betaalrekening van de betaler wordt gedebiteerd of in de voor de betalingsopdracht gebruikte valuta;3° het bedrag van de voor de betalingstransactie door de betaler verschuldigde kosten en voor zover van toepassing, de uitsplitsing daarvan, ofwel de aan de betaler aan te rekenen debetinteresten;4° desgevallend, de door de betalingsdienstaanbieder van de betaler bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie na die valutawissel;5° de valutadatum van de debitering of de datum van ontvangst van de betalingsopdracht. § 2. Een raamcontract kan de voorwaarde omvatten dat de in § 1 bedoelde informatie op gezette tijden en ten minste eenmaal per maand wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld op de overeengekomen wijze die de betaler de mogelijkheid biedt informatie ongewijzigd op te slaan en te reproduceren, teneinde hem toe te laten zijn uitgaven op een redelijke manier bij te houden. § 3. De Koning kan, in afwijking van § 2 en volgens de modaliteiten die hij bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de betalingsdienstaanbieder verplichten om de in § 1 bedoelde informatie eenmaal per maand kosteloos op papier op vraag van de betaler te verstrekken.
Art. 20.§ 1. Na de uitvoering van een afzonderlijke betalingstransactie verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde op de wijze als bepaald in artikel 13, § 1, de begunstigde onverwijld de volgende informatie : 1° de referentie aan de hand waarvan de begunstigde kan uitmaken om welke betalingstransactie en, desgevallend, om welke betaler het gaat, en alle bij de betalingstransactie gevoegde informatie;2° het bedrag van de betalingstransactie, in de valuta waarin de rekening van de begunstigde wordt gecrediteerd;3° het bedrag van de voor de betalingstransactie verschuldigde kosten, en voor zover van toepassing de uitsplitsing daarvan, ofwel de aan de begunstigde aan te rekenen interesten;4° voor zover van toepassing, de door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie vóór die valutawissel;5° de valutadatum van de creditering. § 2. Een raamcontract kan de voorwaarde bevatten dat de in § 1 bedoelde informatie op gezette tijden en ten minste eenmaal per maand wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld op een overeengekomen wijze die de begunstigde de mogelijkheid biedt informatie ongewijzigd op te slaan en te reproduceren, teneinde hem toe te laten zijn uitgaven op een redelijke manier bij te houden. § 3. De Koning kan, in afwijking van § 2 en volgens de modaliteiten die hij bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de betalingsdienstaanbieder verplichten om de in § 1 bedoelde informatie eenmaal per maand kosteloos op papier op vraag van de begunstigde te verstrekken. Afdeling 4. - Afwijkende bepalingen
Art. 21.§ 1. In geval van betaalinstrumenten die overeenkomstig het raamcontract ofwel uitsluitend worden gebruikt voor afzonderlijke betalingstransacties van maximaal 30 euro ofwel een uitgavenlimiet van 150 euro hebben of waarop maximaal een bedrag van 150 euro tegelijk kan worden opgeslagen is dit hoofdstuk van toepassing in de mate zoals hierna bepaald : 1° in afwijking van de artikelen 13, 14 en 18 verstrekt de betalingsdienstaanbieder de betaler uitsluitend informatie over de voornaamste kenmerken van de betalingsdienst, met inbegrip van de wijze waarop van het betaalinstrument gebruik kan worden gemaakt, de aansprakelijkheid, alle in rekening gebrachte kosten en andere belangrijke informatie die nodig is om een weloverwogen besluit te nemen, en geeft hij tevens aan waar andere in artikel 14 bedoelde informatie en voorwaarden op gemakkelijk toegankelijke wijze beschikbaar zijn gesteld;2° overeengekomen kan worden dat, in afwijking van artikel 16 de betalingsdienstaanbieder niet verplicht is wijzigingen in de voorwaarden van het raamcontract voor te stellen op de wijze als bepaald in artikel 13, § 1;3° overeengekomen kan worden dat in afwijking van de artikelen 19 en 20, na uitvoering van een betalingstransactie : a) de betalingsdienstaanbieder uitsluitend een referentie verstrekt of beschikbaar stelt waarmee de gebruiker van de betalingsdienst de betalingstransactie, het daarmee gemoeide bedrag en de kosten ervan kan identificeren, en/of in het geval van verschillende gelijkaardige betalingstransacties aan dezelfde begunstigde, uitsluitend informatie over het totale bedrag en de kosten van deze betalingstransacties;b) de betalingsdienstaanbieder niet verplicht is de onder a) bedoelde informatie te verstrekken of beschikbaar te stellen als het betaalinstrument anoniem wordt gebruikt of als de verstrekking hiervan voor de betalingsdienstaanbieder uit technisch oogpunt onmogelijk is. De betalingsdienstaanbieder biedt de betaler echter een mogelijkheid de opgeslagen bedragen te verifiëren. § 2. Voor binnenlandse betalingstransacties kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de in § 1, eerste lid, genoemde bedragen verlagen of verdubbelen, en voor voorafbetaalde betaalinstrumenten verhogen tot 500 euro. HOOFDSTUK 4. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 22.§ 1. De betalingen vinden plaats in de valuta die tussen de partijen zijn overeengekomen. § 2. Wanneer vóór het initiëren van de betalingstransactie een valutawisseldienst wordt aangeboden door een derde t.a.v. het raamcontract en wanneer die valutawisseldienst op het verkooppunt of door de begunstigde wordt aangeboden, stelt de partij die de valutawisseldienst aan de betaler aanbiedt, de betaler in kennis van alle aan te rekenen kosten, alsook van de wisselkoers die bij de omrekening van de betalingstransactie zal worden gehanteerd.
De betaler stemt in met de op deze basis aangeboden valutawisseldienst.
Art. 23.Wanneer de begunstigde een vergoeding verlangt of een korting aanbiedt voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument, wordt de betaler daarover door de begunstigde ingelicht voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd.
Wanneer een betalingsdienstaanbieder of een derde een vergoeding verlangt voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument, licht hij de betalingsdienstgebruiker daarover in voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd.
Art. 24.Indien het contract betreffende de betalingsdiensten bedoeld in artikel 5, eerste lid, op afstand wordt gesloten, vervangt de informatie bedoeld in de artikelen 8, 9, 13 en 14, de informatie bedoeld in artikel 83ter, § 1, van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, met uitzondering van 2°, c) tot g), 3°, a), d) en e), en 4°, b).
Art. 25.§ 1. De betalingsdienstaanbieder mag de betalingsdienstgebruiker geen kosten aanrekenen voor krachtens deze titel verstrekte informatie. § 2. De betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker kunnen overeenkomen dat kosten worden aangerekend voor bijkomende, veelvuldiger of met andere communicatiemiddelen verstrekte informatie dan in het raamcontract is bepaald, en verstrekt op verzoek van de betalingsdienstgebruiker.
Kosten die de betalingsdienstaanbieder krachtens het vorige lid mag aanrekenen zijn passend en in overeenstemming met de kosten die de betalingsdienstaanbieder daadwerkelijk heeft gemaakt.
Art. 26.De bewijslast inzake het naleven van de informatieverplichtingen bedoeld in deze titel komt aan de betalingsdienstaanbieder toe.
Art. 27.Behoudens wanneer de betalingsdienstgebruiker een consument is, kunnen partijen overeenkomen dat de bepalingen van deze titel in het geheel of ten dele niet van toepassing zijn.
TITEL III. - Rechten en plichten met betrekking tot het aanbieden en het gebruik van betalingsdiensten HOOFDSTUK 1. - Toestaan van betalingstransacties Afdeling 1. - Instemming met de uitvoering van betalingsopdrachten en
mogelijke beperkingen van gebruik van betaalinstrumenten
Art. 28.§ 1. Een betalingstransactie wordt pas als toegestaan aangemerkt indien de betaler heeft ingestemd met de uitvoering van de betalingsopdracht.
Een betalingstransactie kan voorafgaand aan de uitvoering of, indien overeengekomen door de betaler en zijn betalingsdienstaanbieder, na de uitvoering door de betaler worden toegestaan. § 2. De instemming om een betalingstransactie of een reeks betalingstransacties te doen uitvoeren wordt verleend in de tussen de betaler en zijn betalingsdienstaanbieder overeengekomen vorm en volgens de overeengekomen procedure.
Bij gebreke van een dergelijke instemming wordt een betalingstransactie als niet toegestaan aangemerkt. § 3. De instemming kan te allen tijde door de betaler worden ingetrokken, doch uiterlijk op het tijdstip van het onherroepelijk worden bedoeld in artikel 42.
Hetzelfde geldt voor een instemming met de uitvoering van een reeks betalingstransacties, die kan worden ingetrokken met als gevolg dat iedere toekomstige betalingstransactie als niet-toegestaan wordt aangemerkt.
Art. 29.§ 1. De totstandkoming van de domiciliëring vereist het verlenen van een lastgeving door de betaler aan, naargelang, één of meerdere van de hierna volgende personen : 1° de begunstigde;2° de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde;3° de betalingsdienstaanbieder van de betaler. Een exemplaar dient overhandigd te worden aan de betaler. § 2. Ongeacht of de lastgeving bedoeld in § 1, eerste lid, al dan niet is opgenomen in hetzelfde instrumentum van de hoofdverbintenis waarvan zij uitvoering waarborgt, beantwoordt de lastgeving minstens aan de volgende voorwaarden : 1° een uitdrukkelijke instemming van de betaler; 2° de te geven volmacht moet uitdrukkelijk verwijzen naar de onderliggende overeenkomst die op haar beurt de draagwijdte van de gedomicilieerde schuldvorderingen bepaalt m.b.t. de aard, de vervaltermijn en zo mogelijk het juiste bedrag.
De domiciliëring kan slechts rechtgeldig tot stand komen indien de betaler voorafgaand in kennis werd gesteld van de onderliggende overeenkomst. § 3. Onverminderd de toepassing van artikel 38, § 3, indien het juiste bedrag of de datum van debitering niet bepaald is bij het sluiten van de domiciliëring, geeft de begunstigde hiervan kennis aan de betaler op de overeengekomen datum binnen een redelijke termijn voorafgaand aan het initiëren van iedere betalingstransactie. § 4. Een domiciliëring en de hiermee verbonden lastgeving kan door elke partij ten allen tijde rechtsgeldig worden opgezegd, door de kennisgeving aan de medecontractant/tegenpartij.
De opzegging van de domiciliëring door de betaler is rechtsgeldig, en tegenstelbaar aan al zijn lasthebbers, wanneer de betaler hiervan kennis geeft hetzij aan zijn schuldeiser, hetzij aan zijn betalingsdienstaanbieder indien dit laatste uitdrukkelijk werd overeengekomen.
Art. 30.§ 1. Wanneer voor het verlenen van de instemming van een specifiek betaalinstrument gebruik wordt gemaakt, kunnen de betaler en zijn betalingsdienstaanbieder uitgavenlimieten overeenkomen voor betalingsdiensten die met dat betaalinstrument zijn verricht. § 2. Indien zulks in het raamcontract is overeengekomen, kan de betalingsdienstaanbieder zich het recht voorbehouden een betaalinstrument te blokkeren om objectief gerechtvaardigde redenen die verband houden met de veiligheid van het betaalinstrument, het vermoeden van niet-toegestaan of bedrieglijk gebruik van het betaalinstrument of, in geval van een betaalinstrument met een kredietovereenkomst, het aanzienlijk toegenomen risico dat de betaler niet in staat is zijn betalingsplicht na te komen.
In die gevallen informeert de betalingsdienstaanbieder de betaler op de overeengekomen wijze, onverminderd de toepassing van artikel 59, § 3, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, van de blokkering van het betaalinstrument en van de redenen daarvoor, indien mogelijk voordat het betaalinstrument wordt geblokkeerd, en ten laatste onmiddellijk daarna.
De informatieverstrekking, bedoeld in het voorgaande lid, is niet vereist wanneer dit objectief gerechtvaardigde veiligheidsoverwegingen zou doorkruisen of verboden is krachtens andere toepasselijke wetgeving.
De betalingsdienstaanbieder deblokkeert het betaalinstrument of vervangt dit door een nieuw betaalinstrument zodra de redenen voor de blokkering niet langer bestaan. Afdeling 2. - Verplichtingen met betrekking tot betaalinstrumenten
Art. 31.§ 1. De betalingsdienstgebruiker die gemachtigd is om een betaalinstrument te gebruiken, voldoet aan de volgende verplichtingen : 1° hij gebruikt het betaalinstrument overeenkomstig de voorwaarden die op de uitgifte en het gebruik van het betaalinstrument van toepassing zijn;2° hij stelt de betalingsdienstaanbieder, of de door laatstgenoemde aangeduide entiteit, onverwijld in kennis wanneer hij zich rekenschap geeft van het verlies, de diefstal of onrechtmatig gebruik van het betaalinstrument of van het niet-toegestane gebruik ervan. § 2. Voor de toepassing van § 1, 1°, neemt de betalingsdienstgebruiker, zodra hij een betaalinstrument ontvangt, alle redelijke maatregelen om de veiligheid van het betaalinstrument en de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken ervan te waarborgen.
Art. 32.De betalingsdienstaanbieder die het betaalinstrument uitgeeft, voldoet aan de volgende verplichtingen : 1° hij zorgt ervoor dat de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken van een betaalinstrument niet toegankelijk zijn voor andere partijen dan de betalingsdienstgebruiker die gerechtigd is het betaalinstrument te gebruiken, onverminderd de verplichtingen van de betalingsdienstgebruiker bedoeld in artikel 31;2° hij zendt niet ongevraagd een betaalinstrument toe, tenzij een betaalinstrument dat reeds aan de betalingsdienstgebruiker verstrekt is, moet worden vervangen;3° hij zorgt ervoor dat er te allen tijde passende middelen beschikbaar zijn om de betalingsdienstgebruiker in staat te stellen een kennisgeving bedoeld in artikel 31, § 1, 2°, te verrichten of om deblokkering te verzoeken op grond van artikel 30, § 2, laatste lid, de betalingsdienstaanbieder verstrekt de betalingsdienstgebruiker desgevraagd de middelen waarmee laatstgenoemde kan bewijzen, tot achttien maanden na de kennisgeving, dat hij een dergelijke kennisgeving heeft gedaan;4° hij belet dat het betaalinstrument nog kan worden gebruikt zodra de kennisgeving overeenkomstig artikel 31, § 1, 2°, is verricht;5° hij draagt het risico van het zenden van een betaalinstrument aan de betaler of het zenden van elk middel dat het gebruik ervan toelaat, in het bijzonder de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken.
Art. 33.De betalingsdienstaanbieder dient een interne registratie bij te houden van de betalingstransacties, gedurende een periode van ten minste vijf jaar te rekenen vanaf de uitvoering van de transacties.
Deze bepaling doet geen afbreuk aan andere wettelijke bepalingen inzake het leveren van bewijsstukken. Afdeling 3. - Kennisgeving en betwisting in geval van niet-toegestane
of niet correct uitgevoerde betalingstransacties
Art. 34.De betalingsdienstgebruiker die zich rekenschap geeft van ofwel een niet-toegestane betalingstransactie, ofwel een niet correct uitgevoerde betalingstransactie, welke aanleiding geeft tot een vordering, met inbegrip van een vordering bedoeld in de artikelen 50 tot 52, verkrijgt alleen rechtzetting van zijn betalingsdienstaanbieder indien hij hem onverwijld en uiterlijk dertien maanden na de valutadatum van de debitering of creditering, kennis geeft van de bewuste transactie, tenzij de betalingsdienstaanbieder, desgevallend, de informatie betreffende die betalingstransactie niet overeenkomstig titel II van deze wet heeft verstrekt of ter beschikking heeft gesteld.
Art. 35.§ 1. Wanneer een betalingsdienstgebruiker ontkent dat hij een uitgevoerde betalingstransactie heeft toegestaan of aanvoert dat de betalingstransactie niet correct is uitgevoerd, is zijn betalingsdienstaanbieder gehouden het bewijs te leveren dat de betalingstransactie geauthentiseerd is, juist geregistreerd en geboekt is en niet door een technische storing of enig ander falen is beïnvloed. § 2. Wanneer een betalingsdienstgebruiker ontkent dat hij een uitgevoerde betalingstransactie heeft toegestaan, vormt het feit dat het gebruik van een betaalinstrument door de betalingsdienstaanbieder is geregistreerd op zichzelf niet noodzakelijkerwijze afdoende bewijs dat de betalingstransactie door de betaler is toegestaan of dat de betaler bedrieglijk heeft gehandeld of opzettelijk of met grove nalatigheid een of meer van zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 31 niet is nagekomen. § 3. De Koning kan de regels opleggen waaraan het bewijs inzake de authentificatie, de registratie en het boeken van de betwiste betalingstransactie, moet voldoen. Hij kan een onderscheid maken in functie van de aard van de betalingstransactie en het betaalinstrument dat werd gebruikt voor het initiëren van een betalingsopdracht. De Koning kan eveneens de sancties bepalen die van toepassing zijn bij niet-naleving van de aldus opgelegde regels. Afdeling 4. - Aansprakelijkheid in geval van niet-toegestane
betalingstransacties
Art. 36.Onverminderd de toepassing van artikel 34 dient de betalingsdienstaanbieder van de betaler, in geval van een niet-toegestane betalingstransactie, na een prima facie onderzoek met betrekking tot bedrog in hoofde van de betaler, de betaler onmiddellijk het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terug te betalen en, in voorkomend geval, de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, te herstellen in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de niet-toegestane betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden, desgevallend vermeerderd met de rente op dat bedrag.
Bovendien dient de betalingsdienstaanbieder van de betaler de eventueel verdere financiële gevolgen, in het bijzonder het bedrag van de door de betalingsdienstgebruiker gedragen kosten ter bepaling van de te vergoeden schade, te vergoeden.
Art. 37.§ 1. In afwijking van artikel 36 draagt de betaler tot aan de kennisgeving verricht overeenkomstig artikel 31, § 1, 2°, het verlies tot een bedrag van ten hoogste 150 euro met betrekking tot niet-toegestane betalingstransacties dat voortvloeit uit het gebruik van een verloren of gestolen betaalinstrument of, indien de betaler heeft nagelaten de veiligheid van de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken ervan te waarborgen, uit onrechtmatig gebruik van een betaalinstrument.
De betaler draagt alle verliezen die uit niet-toegestane betalingstransacties voortvloeien, indien deze zich hebben voorgedaan doordat hij hetzij bedrieglijk heeft gehandeld, hetzij opzettelijk of met grove nalatigheid een of meer verplichtingen uit hoofde van artikel 31 niet is nagekomen. In dergelijke gevallen is het in het eerste lid bedoelde maximumbedrag niet van toepassing.
Wanneer de betaler niet bedrieglijk heeft gehandeld of opzettelijk zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 31 heeft verzaakt, draagt hij, in afwijking van de voorgaande leden, geen enkel verlies, in volgende gevallen : 1° indien het betaalinstrument werd gebruikt zonder fysieke voorlegging en zonder elektronische identificatie;2° indien het betaalinstrument werd nagemaakt door een derde of onrechtmatig werd gebruikt voor zover de betaler op het moment van de betwiste transactie in het bezit was van het betaalinstrument. § 2. Na de kennisgeving overeenkomstig artikel 31 § 1, 2°, heeft het gebruik van het verloren, gestolen of wederrechtelijk toegeëigende betaalinstrument geen financiële gevolgen voor de betaler, tenzij de betalingsdienstaanbieder bewijst dat de betaler bedrieglijk heeft gehandeld. § 3. De bewijslast inzake bedrog, opzet of grove nalatigheid komt aan de betalingsdienstaanbieder toe.
Worden onder andere beschouwd als grove nalatigheid zoals bedoeld in § 1, het feit, vanwege de betaler, zijn gepersonaliseerde veiligheidskenmerken, zoals een identificatienummer of enige andere code in een gemakkelijk herkenbare vorm te noteren, en met name op het betaalinstrument, of op een voorwerp of een document dat de betaler bij het instrument bewaart of met dat instrument bij zich draagt, alsook het feit van de betalingsdienstaanbieder, of de door laatstgenoemde aangeduide entiteit, niet onverwijld in kennis te hebben gesteld van het verlies of de diefstal.
Wat de beoordeling van de nalatigheid betreft, houdt de rechter rekening met het geheel van de feitelijke omstandigheden. Het produceren door de betalingsdienstaanbieder van de registraties bedoeld in artikel 35, en het gebruik van het betaalmiddel met de code die enkel door de betalingsdienstgebruiker is gekend, vormen geen voldoende vermoeden van nalatigheid vanwege deze laatste. Afdeling 5. - Terugbetaling van door of via een begunstigde
geïnitieerde betalingstransactie
Art. 38.§ 1. De betalingsdienstaanbieder van de betaler dient een toegestane, door of via een begunstigde geïnitieerde, betalingstransactie die reeds is uitgevoerd, terug te betalen aan de betaler, indien de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° toen de transactie werd toegestaan, werd het precieze bedrag van de betalingstransactie niet gespecificeerd, en 2° het bedrag van de betalingstransactie ligt hoger dan de betaler, op grond van zijn eerdere uitgavenpatroon, de voorwaarden van zijn raamcontract en relevante aspecten van de zaak, redelijkerwijs had kunnen verwachten. De betaler verstrekt de betalingsdienstaanbieder op diens verzoek de feitelijke elementen omtrent die voorwaarden.
De terugbetaling bestaat uit het volledige bedrag van de uitgevoerde betalingstransactie.
Voor domiciliëringen kunnen de betaler en zijn betalingsdienstaanbieder in het raamcontract overeenkomen dat de betaler ook recht heeft op een terugbetaling door zijn betalingsdienstaanbieder als de in het eerste lid vermelde voorwaarden voor terugbetaling niet vervuld zijn. § 2. Voor de toepassing van § 1, eerste lid, 2°, kan de betaler evenwel geen met een valutawissel verband houdende redenen aanvoeren indien de referentiewisselkoers is toegepast die hij overeenkomstig artikelen 9, § 1, 4° en 14, 3°, b), met zijn betalingsdienstaanbieder is overeengekomen. § 3. In het raamcontract tussen de betaler en de betalingsdienstaanbieder kan worden overeengekomen dat de betaler geen recht heeft op terugbetaling op voorwaarde dat : 1° hij zijn instemming met de uitvoering van de betalingstransactie of een reeks betalingstransacties rechtstreeks aan zijn betalingsdienstaanbieder heeft gericht, én 2° er voorafgaande informatie betreffende de toekomstige betalingstransactie gedurende ten minste vier weken voor de vervaldag op een overeengekomen wijze door de betalingsdienstaanbieder of door de begunstigde aan de betaler was verstrekt of ter beschikking was gesteld.
Art. 39.§ 1. De betaler kan gedurende een periode van acht weken na de datum waarop de geldmiddelen zijn gedebiteerd, de in artikel 38 bedoelde terugbetaling van een toegestane, door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransactie verzoeken. § 2. Binnen de tien werkdagen na ontvangst van een verzoek om terugbetaling betaalt de betalingsdienstaanbieder het volledige bedrag van de betalingstransactie terug, of motiveert hij waarom hij weigert tot terugbetaling over te gaan, met opgave van de instanties waarbij de betaler de zaak overeenkomstig de artikelen 72 tot 75 aanhangig kan maken indien hij de aangevoerde motivering niet aanvaardt.
Het in het eerste lid bedoelde recht van de betalingsdienstaanbieder om de terugbetaling te weigeren, is niet van toepassing in het geval bedoeld in artikel 38, § 1, laatste lid. HOOFDSTUK 2. - Uitvoering van betalingstransacties Afdeling 1. - Betalingsopdrachten en overgemaakte bedragen
Art. 40.§ 1. Het tijdstip van ontvangst van de betalingsopdracht is het tijdstip waarop de rechtstreeks door de betaler of onrechtstreeks door of via een begunstigde gegeven betalingsopdracht door de betalingsdienstaanbieder van de betaler wordt ontvangen. Indien het tijdstip van ontvangst voor de betalingsdienstaanbieder niet op een werkdag valt, wordt de ontvangen betalingsopdracht geacht op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen.
De betalingsdienstaanbieder kan een uiterste tijdstip aan het einde van een werkdag vaststellen, na welk tijdstip een ontvangen betalingsopdracht geacht wordt op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen. § 2. Indien de betalingsdienstgebruiker die een betalingsopdracht initieert, en zijn betalingsdienstaanbieder overeenkomen dat de uitvoering van de betalingsopdracht aanvangt hetzij op een specifieke datum, hetzij aan het einde van een bepaalde termijn, hetzij op de dag waarop de betaler geldmiddelen ter beschikking van zijn betalingsdienstgebruiker heeft gesteld, wordt het tijdstip van ontvangst van de opdracht voor de toepassing van de artikelen 45 en 78 geacht op de overeengekomen dag te vallen. Indien de overeengekomen dag geen werkdag is voor de betalingsdienstaanbieder, wordt de ontvangen betalingsopdracht geacht op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen.
Art. 41.§ 1. Wanneer de betalingsdienstaanbieder weigert een betalingsopdracht uit te voeren, wordt de betalingsdienstgebruiker in kennis gesteld van deze weigering en, indien mogelijk, van de redenen daarvoor en van de procedure voor de correctie van eventuele feitelijke onjuistheden die tot de weigering hebben geleid, onverminderd de toepassing van artikel 12 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme of andere toepasselijke wetgeving die dit verbiedt.
De betalingsdienstaanbieder verstrekt zo spoedig mogelijk de kennisgeving - of stelt deze ter beschikking - op de overeengekomen wijze, en in elk geval binnen de termijnen bedoeld in artikelen 45 en 78.
In het raamcontract kan de voorwaarde worden gesteld dat de betalingsdienstaanbieder voor die kennisgeving kosten mag aanrekenen indien de weigering objectief gerechtvaardigd is. § 2. Indien alle in het raamcontract van de betaler gestelde voorwaarden vervuld zijn, weigert de betalingsdienstaanbieder van de betaler niet een toegestane betalingsopdracht uit te voeren, ongeacht of de betalingsopdracht door een betaler dan wel door een begunstigde is geïnitieerd, onverminderd de toepassing van artikel 12 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme of andere toepasselijke wetgeving die dit verbiedt. § 3. Voor de toepassing van de artikelen 45, 50, 51 en 78 wordt een betalingsopdracht waarvan de uitvoering is geweigerd, geacht niet ontvangen te zijn.
Art. 42.De betalingsdienstgebruiker kan een betalingsopdracht niet herroepen zodra de betalingsdienstaanbieder van de betaler die heeft ontvangen, tenzij anders is bepaald in dit artikel.
Wanneer de betalingstransactie door of via de begunstigde is geïnitieerd, kan de betaler de betalingsopdracht niet herroepen nadat hij de betalingsopdracht of zijn instemming met de uitvoering van de betalingstransactie aan de begunstigde heeft verstrekt.
In het geval van een domiciliëring en onverminderd de rechten inzake terugbetaling kan de betaler de betalingsopdracht evenwel herroepen, ten laatste aan het einde van de werkdag die voorafgaat aan de overeengekomen dag waarop de betaalrekening wordt gedebiteerd.
In het in artikel 40, § 2, bedoelde geval kan de betalingsdienstgebruiker een betalingsopdracht herroepen tot uiterlijk het einde van de werkdag die aan de overeengekomen dag voorafgaat.
Na het verstrijken van de in het eerste tot vierde lid bedoelde termijnen kan de betalingsopdracht alleen worden herroepen indien zulks tussen de betalingsdienstgebruiker en zijn betalingsdienstaanbieder is overeengekomen. In het in tweede en derde lid bedoelde geval is ook het akkoord van de begunstigde vereist.
Indien zulks in het raamcontract is overeengekomen, mag de betalingsdienstaanbieder voor de uitoefening van dit bijkomend herroepingsrecht kosten aanrekenen.
Art. 43.De betalingsdienstaanbieder van de betaler, de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde en eventuele tussenpersonen van de betalingsdienstaanbieders maken het volledige bedrag van de betalingstransactie over en houden op het overgemaakte bedrag geen kosten in.
De begunstigde en zijn betalingsdienstaanbieder kunnen evenwel overeenkomen dat de betalingsdienst-aanbieder zijn kosten op het overgemaakte bedrag inhoudt voordat hij de begunstigde daarmee crediteert. In dat geval worden het volledige bedrag van de betalingstransactie en de kosten afzonderlijk vermeld in de informatie die aan de begunstigde wordt verstrekt.
Indien andere kosten dan die bedoeld in het tweede lid op het overgemaakte bedrag worden ingehouden, zorgt de betalingsdienstaanbieder van de betaler ervoor dat de begunstigde het volledige bedrag van de door de betaler geïnitieerde betalingstransactie ontvangt. Wanneer de betalingstransactie door de begunstigde wordt geïnitieerd, zorgt diens betalingsdienstaanbieder ervoor dat het volledige bedrag van de betalingstransactie door de begunstigde wordt ontvangen. Afdeling 2. - Uitvoeringstermijn en valutadatum
Art. 44.§ 1. Deze afdeling is van toepassing op : 1° betalingstransacties in euro;2° betalingstransacties met slechts één valutawissel tussen de euro en de valuta van een Europese lidstaat die de euro niet als munt heeft, mits de vereiste valutawissel wordt uitgevoerd in de betrokken lidstaat waar de euro niet de munteenheid is en, bij grensoverschrijdende betalingstransacties, de overmaking in euro geschiedt. § 2. Deze afdeling is van toepassing op andere betalingstransacties, tenzij tussen de betalingsdienstgebruiker en zijn betalingsdienstaanbieder anders overeengekomen is, met uitzondering van artikel 48, waarvan partijen niet kunnen afwijken.
Indien de betalingsdienstgebruiker en zijn betalingsdienstaanbieder een periode overeenkomen die langer is dan in de artikelen 45 en 78 is bepaald, mag die periode voor betalingstransacties binnen de Europese Unie niet langer zijn dan vier werkdagen na het tijdstip van ontvangst overeenkomstig artikel 40.
Art. 45.§ 1. De betalingsdienstaanbieder van de betaler zorgt er voor dat de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde uiterlijk aan het einde van de eerstvolgende werkdag na het tijdstip van ontvangst overeenkomstig artikel 40 voor het bedrag van de betalingstransactie wordt gecrediteerd. Deze termijn kan voor betalingstransacties die op papier worden geïnitieerd, met een bijkomende werkdag worden verlengd.
Voor de uitvoering van elektronisch geïnitieerde binnenlandse betalingstransacties tussen twee betaalrekeningen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler en van de begunstigde dezelfde persoon is, wordt de termijn bedoeld in het vorige lid, herleid tot het einde van dezelfde werkdag van het moment van de ontvangst overeenkomstig artikel 40. § 2. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde valuteert het bedrag van de betalingstransactie en stelt het beschikbaar op de betaalrekening van de begunstigde zodra de betalingsdienstaanbieder het geld ontvangen heeft overeenkomstig artikel 48. § 3. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde maakt een door of via de begunstigde geïnitieerde betalingsopdracht over aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler binnen de tussen de begunstigde en zijn betalingsdienstaanbieder overeengekomen termijnen, zodat de afwikkeling van de domiciliëring op de overeengekomen vervaldatum kan plaatsvinden.
Art. 46.Wanneer de begunstigde geen betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder heeft, worden de geldmiddelen door de betalingsdienstaanbieder die de geldmiddelen ten behoeve van de begunstigde ontvangt, aan de begunstigde ter beschikking gesteld binnen de in de artikelen 45 en 78 bepaalde termijn.
Art. 47.Wanneer een consument contanten op een betaalrekening bij deze betalingsdienstaanbieder deponeert in de valuta van die betaalrekening, zorgt die betalingsdienstaanbieder ervoor dat het bedrag onmiddellijk na het tijdstip van ontvangst van de geldmiddelen beschikbaar wordt gesteld en wordt gevaluteerd.
Wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is, wordt het bedrag uiterlijk op de eerstvolgende werkdag na de ontvangst van de geldmiddelen op de betaalrekening van de begunstigde beschikbaar gesteld en gevaluteerd.
Art. 48.§ 1. De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de begunstigde valt uiterlijk op de werkdag waarop het bedrag van de betalingstransactie op de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde wordt gecrediteerd.
De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde zorgt ervoor dat het bedrag van de betalingstransactie ter beschikking van de begunstigde komt onmiddellijk nadat het bedrag op de rekening van de betalingsdienst-aanbieder van de begunstigde is gecrediteerd. § 2. De valutadatum van de debitering van de betaalrekening van de betaler valt niet vroeger dan het tijdstip waarop het bedrag van de betalingstransactie van die rekening is gedebiteerd. Afdeling 3
Aansprakelijkheid in geval van onjuiste unieke identificator, niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering
Art. 49.§ 1. Een betalingsopdracht uitgevoerd in overeenstemming met de unieke identificator, wordt geacht correct te zijn uitgevoerd wat betreft de in de unieke identificator gespecificeerde begunstigde. § 2. Indien de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker is verstrekt, onjuist is, is de betalingsdienstaanbieder uit hoofde van artikelen 50 en 51 niet aansprakelijk voor de niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van de betalingstransactie.
De betalingsdienstaanbieder van de betaler levert evenwel redelijke inspanningen om de met de betalingstransactie gemoeide geldmiddelen terug te verkrijgen.
Indien zulks in het raamcontract is overeengekomen, mag de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker voor het terugverkrijgen kosten aanrekenen. § 3. Indien de betalingsdienstgebruiker aanvullende informatie verstrekt naast de informatie die krachtens de artikelen 9, § 1, 1° of 14, 2°, b), vereist is, is de betalingsdienstaanbieder alleen aansprakelijk voor de uitvoering van betalingstransacties overeenkomstig de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker is verstrekt.
Art. 50.§ 1. Wanneer een betalingsopdracht door de betaler wordt geïnitieerd, is zijn betalingsdienstaanbieder, onverminderd de toepassing van de artikelen 34, 49, §§ 2 en 3, en 54, jegens de betaler aansprakelijk voor de juiste uitvoering van de betalingstransactie.
In afwijking van het eerste lid is de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk jegens de begunstigde voor de juiste uitvoering van de betalingstransactie in geval de betalingsdienstaanbieder van de betaler tegenover de betaler en, voor zover relevant, tegenover de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, kan bewijzen dat de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde het bedrag van de betalingstransactie heeft ontvangen overeenkomstig artikel 45. § 2. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk is uit hoofde van § 1, betaalt hij de betaler onverwijld het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie terug en herstelt hij, in voorkomend geval, de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden.
Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van § 1, stelt hij onmiddellijk het bedrag van de betalingstransactie ter beschikking van de begunstigde en crediteert hij, voor zover van toepassing, de betaalrekening van de begunstigde met het overeenkomstige bedrag. § 3. Wanneer een betalingstransactie niet of gebrekkig is uitgevoerd en de betalingsopdracht door de betaler was geïnitieerd, tracht de betalingsdienstaanbieder van de betaler, ongeacht de aansprakelijkheid uit hoofde van dit artikel, op vraag van de betaler, onmiddellijk de betalingstransactie te traceren en stelt hij de betaler op de hoogte van de resultaten daarvan.
Art. 51.§ 1. Wanneer een betalingsopdracht door of via de begunstigde wordt geïnitieerd, is de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, onverminderd de artikelen 34, 49, §§ 2 en 3, en 54, aansprakelijk jegens de begunstigde voor de juiste verzending van de betalingsopdracht aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler, overeenkomstig artikel 45, vierde lid.
Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van het vorige lid, geeft hij de betrokken betalingsopdracht onmiddellijk door aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler. § 2. De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde is, onverminderd de toepassing van de artikelen 34, 49, §§ 2 en 3, 54, aansprakelijk jegens de begunstigde voor het behandelen van de geldtransactie overeenkomstig zijn verplichtingen krachtens artikel 48.
Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van het vorige lid, zorgt hij ervoor dat het bedrag van de betalingstransactie onmiddellijk ter beschikking van de begunstigde wordt gesteld zodra de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde met het overeenkomstige bedrag is gecrediteerd. § 3. Bij een niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie waarvoor de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde niet aansprakelijk is uit hoofde van de §§ 1 en 2 van dit artikel, is de betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk jegens de betaler.
Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk is uit hoofde van het vorige lid, betaalt hij, in voorkomend geval, de betaler onverwijld het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie terug en herstelt hij onverwijld de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden. § 4. Wanneer een betalingstransactie niet of gebrekkig is uitgevoerd en de betalingsopdracht door of via de begunstigde was geïnitieerd, tracht de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, ongeacht de aansprakelijkheid uit hoofde van dit artikel, desgevraagd onmiddellijk de betalingstransactie te traceren en stelt hij de begunstigde op de hoogte van de resultaten daarvan.
Art. 52.Betalingsdienstaanbieders zijn aansprakelijk jegens hun respectieve betalingsdienstgebruikers voor de kosten waarvoor zij verantwoordelijk zijn en de interesten die de betalingsdienstgebruiker worden aangerekend wegens niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van de betalingstransactie.
De betalingsdienstgebruiker heeft ook recht op aanvullende vergoedingen voor eventueel verder financiële gevolgen naast die waarin deze afdeling voorziet.
Art. 53.Wanneer de aansprakelijkheid van een betalings-dienstaanbieder uit hoofde van de artikelen 50 tot 51 kan worden toegerekend aan een andere betalingsdienstaanbieder of een tussenpersoon, vergoedt die betalingsdienstaanbieder of die tussenpersoon eerstgenoemde betalingsdienstaanbieder voor alle verliezen die zijn opgelopen en/of de bedragen die zijn betaald uit hoofde van de artikelen 50 en 51.
Aanvullende financiële vergoeding kan worden vastgesteld conform tussen de betalingsdienstaanbieders en/of tussenpersonen gesloten overeenkomsten en het recht dat van toepassing is op de tussen hen gesloten overeenkomst.
Art. 54.De aansprakelijkheid bedoeld in hoofdstukken 1 en 2 van deze titel, geldt niet in geval van overmacht, noch wanneer een betalingsdienstaanbieder uit hoofde van nationale of Europese gemeenschapswetgeving andere wettelijke verplichtingen heeft. HOOFDSTUK 3. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 55.Wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is, kunnen partijen overeenkomen dat de artikelen 28, § 3, 29, 35, 37 tot 39, 42, 50 tot 52, en 56, § 1, in het geheel of ten dele niet van toepassing zijn. Partijen kunnen ook een andere termijn overeenkomen dan die welke is bepaald in artikel 34.
De bepalingen van deze titel doen geen afbreuk aan andere wettelijke bepalingen waarbij bijkomende rechten en plichten worden opgelegd inzake kredietverstrekking, onder meer deze bedoeld door de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.
Art. 56.§ 1. De betalingsdienstaanbieder mag uit hoofde van deze titel en behoudens andersluidende bepaling, de betalingsdienstgebruiker geen kosten aanrekenen voor het vervullen van zijn verplichtingen.
In afwijking van het voorgaande lid, kan de betalingsdienstaanbieder kosten aanrekenen in de gevallen bedoeld in de artikelen 41, § 1, 42, vijfde lid, of 49, § 2, voor zover dit in het raamcontract werd overeengekomen tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalings-dienstaanbieder en in de mate dat de aan te rekenen kosten passend zijn en in overeenstemming met de kosten die de betalingsdienstaanbieder feitelijk gemaakt heeft. § 2. Wanneer met een betalingstransactie geen valutawissel gemoeid is, betalen de betaler en de begunstigde elk voor zich de door hun respectieve betalingsdienstaanbieder in rekening gebrachte kosten. § 3. De betalingsdienstaanbieder belet niet dat de begunstigde van de betaler een vergoeding vraagt of een korting aanbiedt voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument.
In afwijking van het voorgaande lid, kan de Koning, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, rekening houdend met de noodzaak om de mededinging en het gebruik van efficiënte betaalinstrumenten aan te moedigen, de begunstigde het recht ontzeggen of inperken om een vergoeding te vragen voor het verrichten van betalingstransacties met behulp van een betaalinstrument.
De Koning kan ook, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, maxima bepalen voor de vergoedingen, ongeacht de benaming of de vorm, die door debetalingsdienstaanbieder aan de begunstigde worden aangerekend voor de terbeschikkingstelling van uitrusting die het verstrekken van betalingsdiensten verbonden met een betaalinstrument vergemakkelijken.
Art. 57.§ 1. In geval van betaalinstrumenten die overeenkomstig het raamcontract ofwel uitsluitend worden gebruikt voor afzonderlijke betalingstransacties van maximaal 30 euro ofwel een uitgavenlimiet van 150 euro hebben of waarop maximaal een bedrag van 150 euro tegelijk kan worden opgeslagen, kunnen betalingsdienstaanbieders met hun betalingsdienstgebruikers overeenkomen dat : 1° artikelen 31, § 1, 2°, 32, 3° en 4°, en 37, § 2, niet van toepassing zijn als het betaalinstrument niet kan worden geblokkeerd of verder gebruik ervan niet kan worden voorkomen;2° artikelen 35, 36, en 37, § 1, eerste en tweede lid, niet van toepassing zijn als het betaalinstrument anoniem wordt gebruikt of de betalingsdienstaanbieder om andere redenen inherent aan het betaalinstrument niet het bewijs kan leveren dat de betalingstransactie is toegestaan;3° in afwijking van artikel 41, § 1, de betalingsdienstaanbieder niet verplicht is de betalingsdienstgebruiker in kennis te stellen van de weigering van een betalingsopdracht als uit de context duidelijk blijkt dat de opdracht niet is uitgevoerd;4° in afwijking van artikel 42 de betaler de betalingsopdracht niet kan herroepen nadat hij de betalingsopdracht heeft overgemaakt of de begunstigde heeft ingestemd met de uitvoering van de betalingstransactie;5° in afwijking van de artikelen 45, 46, en 78, andere uitvoeringstermijnen worden toegepast. § 2. Voor binnenlandse betalingstransacties kan de Koning, bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in § 1, eerste lid, genoemde bedragen verlagen of verdubbelen, en voor voorafbetaalde betaalinstrumenten verhogen tot 500 euro. § 3. De artikelen 36 en 37 zijn ook van toepassing op elektronisch geld in de zin van artikel 3, § 1, 7° van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en hettoezicht op de kredietinstellingen, tenzij de betalingsdienstaanbieder van de betaler niet de mogelijkheid heeft de betaalrekening of het betaalinstrument te blokkeren en het instrument voldoet aan de gebruiksvoorwaarden zoals bedoeld in de inleidende bepaling van § 1. HOOFDSTUK 4. - Gegevensbescherming
Art. 58.Onverminderd de toepassing van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, is de verwerking van persoonsgegevens door betalingssystemen en betalingsdienstaanbieders toegelaten wanneer dit noodzakelijk en relevant is voor de voorkoming van, het onderzoek naar en de opsporing van betalingsbedrog.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de verwerkingsmodaliteiten voor de in deze wet omschreven en gerechtvaardigde doeleinden nader bepalen.
TITEL IV. - Klachten en buitengerechtelijke beroepsprocedures voor de beslechting van geschillen HOOFDSTUK 1. - Vordering tot staking
Art. 59.De vordering tot staking, bedoeld in artikel 4 van de wet van 22 december 2009 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en tot instelling van de vordering tot staking van de inbreuken op de wet betreffende de betalingsdiensten, wordt ingesteld overeenkomstig de regelen inzake vordering tot staking voorzien door de wetgeving op de handelspraktijken. HOOFDSTUK 2. - Waarschuwingsprocedure
Art. 60.Wanneer is vastgesteld dat een handeling een inbreuk vormt op deze wet, op een uitvoeringsbesluit ervan of dat zij aanleiding kan geven tot een vordering tot staking kan de door de minister met toepassing van artikel 72, § 1, aangestelde ambtenaar een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van de handeling wordt aangemaand.
De waarschuwing wordt de overtreder ter kennis gebracht binnen een termijn van drie weken volgend op de vaststelling van de feiten, bij een ter post aangetekende brief met ontvangstmelding of door de overhandiging van een afschrift van het proces verbaal waarin de feiten zijn vastgesteld.
De waarschuwing vermeldt : 1° de ten laste gelegde feiten en de geschonden wetsbepaling of -bepalingen;2° de termijn waarbinnen zij dienen te worden stopgezet;3° dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, ofwel een vordering tot staking zal ingesteld worden, ofwel de met toepassing van artikel 72, § 1, of de met toepassing van artikel 74 aangestelde ambtenaren respectievelijk de procureur des Konings kunnen inlichten of de regeling in der minne bepaald in artikel 74 kunnen toepassen, ofwel bij de bevoegde toezichthoudende prudentiële autoriteit de schorsing of intrekking van de vergunning om betalingsdiensten te verstrekken zal gevorderd worden;4° dat de toezegging van de overtreder dat de inbreuk zal worden beëindigd, openbaar kan worden gemaakt. HOOFDSTUK 3. - Sancties Afdeling 1. - Burgerlijke sancties
Art. 61.Verboden en van rechtswege nietig zijn : 1° elk beding waarbij de betalingsdienstgebruiker zelfs gedeeltelijk afstand doet van de hem door deze wet verleende rechten;2° elk beding waarbij de betalingsdienstaanbieder zelfs gedeeltelijk wordt vrijgesteld van de verplichtingen die voortvloeien uit deze wet;3° de bedingen en voorwaarden of de combinaties van bedingen en voorwaarden die ertoe strekken de bewijslast voor de naleving van alle of een deel van in deze wet bedoelde verplichtingen die rusten op de betalingsdienstaanbieder, op de betalingsdienstgebruiker te leggen.
Art. 62.Tenzij de betalingsdienstaanbieder bewijst dat de betaler bedrieglijk heeft gehandeld blijft de betalingsdienstaanbieder aansprakelijk jegens de betaler voor alle gevolgen van het gebruik van een betalingsinstrument door een niet gerechtigde derde in geval van niet-naleving door de betalingsdienstaanbieder van de verplichtingen die hij heeft op grond van de artikelen 14, 5°, a) en 32, 1° en 3°.
Art. 63.Bij niet-naleving door de betalingsdienstaanbieder van de verplichtingen voortvloeiend uit de artikelen 13, 14, 2° tot 6°, 15 en 16, 21, 23, tweede lid, 25, 29, 32, 36, eerste lid, 38, 39, § 2, 40 en 41, 43, 45 tot 48, 50 tot 52, 56, 57 en 78 kan de betalingsdienstgebruiker, onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, de raamovereenkomst met een gemotiveerd ter post aangetekend schrijven zonder kosten of boete onmiddellijk opzeggen vanaf het ogenblik dat hij kennis had of hoorde te hebben van de niet-nageleefde verplichtingen. Afdeling 2. - Strafsancties
Art. 64.Met een geldboete van 250 tot 100.000 euro worden gestraft, zij die de bepalingen overtreden : 1° van de artikelen 8, 9 en 10 betreffende de informatievereisten voor eenmalige betalingstransacties;2° van de artikelen 13 en 14 betreffende de informatievereisten van de raamcontracten inzake betalingsdiensten en van artikel 15 betreffende de toegang tot informatie en tot de voorwaarden van het raamcontract;3° van artikel 16 betreffende de wijzigingen in de voorwaarden van het raamcontract;4° van artikel 17 betreffende de opzegging van het raamcontract en de gevolgen hiervan;5° van de artikelen 18, 19, 20 betreffende de Informatievereisten over afzonderlijke betalingstransacties in het kader van het raamcontract;6° van artikel 21 betreffende de informatievereisten voor instrumenten voor betaling van kleine bedragen en elektronisch geld;7° van artikel 23 betreffende de informatievereisten over bijkomende kosten en kortingen voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument;8° van artikel 25 betreffende de kosten voor informatie;9° van artikel 28 betreffende het toestaan van betalingstransacties en van artikel 29 betreffende de domiciliëring;10° van artikel 32 betreffende de plichten van de betalingsdienstaanbieder met betrekking tot betaalinstrumenten;11° van de artikelen 36 en 37, §§ 1 tot 4, betreffende de volledige en gedeelde aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder wegens niet-toegestane betalingstransacties;12° van de artikelen 38, § 1 en 39, § 1, betreffende de terugbetalingen van door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransactie;13° van de artikelen 40 en 41 betreffende de ontvangst en weigering van betalingsopdrachten door de betalingsdienstaanbieder;14° artikel 43 betreffende de overgemaakte en ontvangen bedragen en het inhouden van kosten;15° van de artikelen 45 tot 48, en 78 betreffende de uitvoeringstermijn en valutadatum van betalingstransacties;16° van de artikelen 50 tot 52 betreffende de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor de niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van betalingstransacties;17° van artikel 56, §§ 1 en 2, betreffende de kosten toegepast door de betalingsdienstaanbieder en van artikel 56, § 3, betreffende de bijkomende vergoedingen en kortingen voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument toegepast door de begunstigde;18° van artikel 57 betreffende de plichten en aansprakelijkheid inzake instrumenten voor betaling van kleine bedragen en elektronisch geld;19° van de Verordening (EG) nr.924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van de Verordening (EG) nr. 2560/2001.
Art. 65.§ 1. Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van 1.000 tot 100.000 euro of met een van die straffen alleen worden gestraft : 1° zij die de beschikking niet naleven van een vonnis of een arrest gewezen krachtens artikel 4 van de wet van 22 december 2009 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en tot instelling van de vordering tot staking van de inbreuken op de wet betreffende de betalingsdiensten, als gevolg van een vordering tot staking;2° zij die het vervullen van de opdracht van de in de artikelen 72 tot 74 genoemde personen met het oog op de opsporing en vaststelling van de inbreuken of het niet-naleven van deze wet, met opzet verhinderen of belemmeren;3° zij die opzettelijk, zelf of door een tussenpersoon, de aanplakbrieven, aangebracht met toepassing van de artikelen 59 en 66, en artikel 4 van de wet van 22 december 2009 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en tot instelling van de vordering tot staking van de inbreuken op de wet betreffende de betalingsdiensten, geheel of gedeeltelijk vernietigen, verbergen of verscheuren.
Art. 66.Wanneer de feiten voorgelegd aan de rechtbank, het voorwerp zijn van een vordering tot staking kan er niet beslist worden over de strafvordering dan nadat een in kracht van gewijsde gegane beslissing is genomen betreffende deze vordering tot staking.
Art. 67.Onverminderd de toepassing van de gewone regelen inzake herhaling, wordt de bij artikelen 64 en 65 bepaalde straf verdubbeld wanneer een inbreuk zich voordoet binnen vijf jaar na een in kracht van gewijsde gegane veroordeling wegens dezelfde overtreding.
Art. 68.De rechtbank kan de aanplakking van het vonnis of van de door haar opgestelde samenvatting ervan bevelen gedurende de door haar bepaalde termijn zowel buiten als binnen de inrichtingen van de overtreder, evenals de bekendmaking van het vonnis of van de samenvatting ervan door middel van kranten of op enige andere wijze, en dit alles op kosten van de overtreder; zij kan bovendien de verbeurdverklaring bevelen van de ongeoorloofde winsten die met behulp van de inbreuk werden gemaakt.
Art. 69.De vennootschappen en verenigingen met rechtspersoonlijkheid zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de veroordelingen tot schadevergoeding, geldboeten, kosten, verbeurdverklaringen, teruggave en geldelijke sancties van welke aard ook, die wegens inbreuk op de bepalingen van deze wet tegen hun organen of aangestelden zijn uitgesproken.
Dit geldt eveneens voor de leden van alle handelsverenigingen die geen rechtspersoonlijkheid bezitten, wanneer de inbreuk door een vennoot, zaakvoerder of aangestelde is gepleegd ter gelegenheid van een tot de werkzaamheid van de vereniging behorende verrichting. Evenwel is de burgerrechtelijk aansprakelijke vennoot persoonlijk niet verder gehouden dan tot de sommen of waarden die de verrichting hem opgebracht heeft.
Deze vennootschappen, verenigingen en leden kunnen rechtstreeks voor de strafrechter gedagvaard worden door het openbaar ministerie of door de burgerlijke partij.
Art. 70.De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn van toepassing op de inbreuken bedoeld in deze wet.
In afwijking van artikel 43 van het Strafwetboek, oordeelt de rechtbank, zo deze een veroordeling uitspreekt naar aanleiding van een van de inbreuken bedoeld in deze wet, of de bijzondere verbeurdverklaring bevolen moet worden. Deze bepaling is niet van toepassing in het geval van herhaling als bedoeld in artikel 67.
Na het verstrijken van een termijn van tien dagen na de uitspraak, is de griffier van de rechtbank of van het hof ertoe gehouden de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren elk vonnis of arrest betreffende een inbreuk bedoeld in deze wet ter kennis te brengen bij een gewone brief.
De griffier is eveneens verplicht de minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren onverwijld in te lichten over elke voorziening tegen een dergelijke uitspraak. Afdeling 3. - Administratieve sancties
Art. 71.Wanneer de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel 72, § 1, vaststellen dat een betalingsdienstaanbieder een of meerdere bepalingen van deze wet niet naleeft delen zij deze vaststellingen mee, aan de toezichthoudende autoriteit die de toelating heeft verleend om betalingsdiensten aan te bieden. Deze laatste onderzoekt of en in welke mate er overeenkomstig het specifieke statuut van de betalingsdienstaanbieder bestuursrechtelijke sancties of andere bijzondere maatregelen moeten worden genomen. HOOFDSTUK 4. - Opsporing en vaststelling van de bij deze wet verboden handelingen
Art. 72.§ 1. Onverminderd de plichten van de officieren van gerechtelijke politie, zijn de door de minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren aangestelde ambtenaren bevoegd om de in de artikelen 64 en 65 vermelde inbreuken op te sporen en vast te stellen.
De processen-verbaal opgesteld door deze ambtenaren hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.
Een afschrift ervan wordt bij een ter post aangetekende brief met ontvangstmelding binnen dertig dagen na de datum van vaststellingen aan de overtreder toegezonden. § 2. In de uitoefening van hun ambt mogen de in § 1 bedoelde ambtenaren : 1° tijdens de gewone openings- of werkuren binnentreden in de werkplaatsen, gebouwen, belendende binnenplaatsen en besloten ruimten waar zij voor het vervullen van hun opdracht toegang moeten hebben;2° alle dienstige vaststellingen doen, zich op eerste vordering ter plaatse de documenten, stukken of boeken die zij voor hun opsporingen en vaststellingen nodig hebben, doen voorleggen en daarvan afschrift nemen;3° tegen ontvangstbewijs, beslag leggen op de onder punt 2 opgesomde documenten, noodzakelijk voor het bewijs van een inbreuk of om de mededaders of medeplichtigen van de overtreders op te sporen;bij ontstentenis van een bevestiging door het openbaar ministerie binnen de vijftien kalenderdagen is het beslag van rechtswege opgeheven; 4° indien zij redenen hebben te geloven aan het bestaan van een inbreuk, in bewoonde lokalen binnentreden met voorafgaande machtiging van de rechter bij de politierechtbank.De bezoeken in bewoonde lokalen moeten tussen acht en achttien uur en door minstens twee ambtenaren gezamenlijk geschieden. § 3. In de uitoefening van hun ambt kunnen de in § 1 bedoelde ambtenaren de bijstand van de politiediensten vorderen. § 4. De gemachtigde ambtenaren oefenen de hun door dit artikel verleende bevoegdheden uit onder het toezicht van de procureur-generaal, onverminderd hun ondergeschiktheid aan hun meerderen in het bestuur. § 5. Wanneer toepassing wordt gemaakt van artikel 60 wordt het in § 1 bedoeld proces verbaal aan de procureur des Konings pas toegezonden, wanneer aan de waarschuwing geen gevolg is gegeven.
Wanneer toepassing wordt gemaakt van artikel 74, wordt het proces verbaal aan de procureur des Konings pas toegezonden, wanneer de overtreder niet op het voorstel tot minnelijke schikking is ingegaan.
Art. 73.§ 1. De in artikel 72, § 1, bedoelde ambtenaren zijn eveneens bevoegd voor het opsporen en het vaststellen van de daden die, zonder strafbaar te zijn, het voorwerp kunnen zijn van een vordering tot staking op initiatief van de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren. De processen verbaal welke daaromtrent worden opgesteld, hebben bewijskracht tot het tegendeel is bewezen. § 2. In de uitoefening van hun ambt beschikken de in § 1 bedoelde ambtenaren over de bevoegdheden vermeld in artikel 72, § 2, 1°, 2° en 3°.
Art. 74.De hiertoe door de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren aangestelde ambtenaren kunnen, in het licht van de processen-verbaal die een inbreuk vaststellen op de bepalingen bedoeld in de artikelen 64 en 65 en opgemaakt zijn door de in artikel 72, § 1, bedoelde ambtenaren, aan de overtreders een som voorstellen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen.
De Koning stelt de tarieven alsook de modaliteiten van betaling en inning vast.
Deze som mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de geldboete bepaald in de artikelen 64 en 65, verhoogd met de opdeciemen.
De binnen de aangegeven termijn uitgevoerde betaling doet de strafvordering vervallen, behalve indien tevoren een klacht gericht werd aan de procureur des Konings, de onderzoeksrechter verzocht werd een onderzoek in te stellen of indien het feit bij de rechtbank aanhangig gemaakt werd. In deze gevallen worden de betaalde bedragen aan de overtreder teruggestort. HOOFDSTUK 5. - Buitengerechtelijk beroep
Art. 75.Ten einde de eventuele geschillen met betrekking tot uit deze wet en uit de Verordening nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van de Verordening (EG) nr. 2560/2001 voortvloeiende rechten en plichten te regelen tussen betalingsdienstgebruikers en hun betalingsdienstaanbieders, stellen deze betalingsdienstaanbieders een aangepaste procedure in van klachtenbehandeling, waarin wordt voorzien door een zelfstandig organisme waarvan de beslissingen kunnen worden aanvaard door de betalingdienstaanbieders.
Dit artikel is enkel van toepassing wanneer de betalingsdienstgebruiker een consument is.
TITEL V. - Wijzigings-, opheffings- en overgangsbepalingen Afdeling 1. - Wijzigingsbepalingen
Art. 76.In de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 1, 12°, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de woorden « een betaal- of legitimatiekaart » vervangen door « betaalinstrument »;2° in artikel 58, § 2, 6°, worden de woorden « door middel van een kaart of titel » vervangen door de woorden « door middel van een betaalinstrument zoals gedefinieerd in de wetgeving op de betalingsdiensten »;3° in artikel 59, § 1, tweede lid, vervangen door de wet van 24 maart 2003, worden de woorden « de wet van 10 juli 1997 betreffende de valutadatum van bankverrichtingen » vervangen door de woorden « de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten »;4° in artikel 74, tweede lid, ingevoegd bij de wet van 11 februari 1994, worden tussen de woorden « toezicht op de kredietinstellingen » en « die daadwerkelijk consumentenkrediet verstrekken » de woorden « en de betalingsinstellingen als bedoeld in de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van de betalingsdienstaanbieder en de toegang tot de betalingssystemen » ingevoegd;5° artikel 75, § 6, gewijzigd bij de wet van 24 augustus 2005, wordt aangevuld met een lid luidende : « Aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden worden eveneens geacht te voldoen, de betalingsinstellingen onderworpen aan het toezicht van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen overeenkomstig de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van de betalingsdienstaanbieder en de toegang tot de betalingssystemen en aan wie een bedrijfsvergunning werd toegestaan op grond waarvan aanvullend krediet mag worden aangeboden in uitvoering van een betalingstransactie.»; 6° in artikel 75bis, § 1, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 11 februari 1994 en gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de woorden « toezicht op de kredietinstellingen, door de controleautoriteiten van het land van herkomst van een in artikel 74, derde lid, bedoelde instellingen » vervangen door de woorden « toezicht op de kredietinstellingen, of overeenkomstig artikel 39 van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en de toegang tot de betalingssystemen, door de controleautoriteiten van het land van herkomst van een in artikel 74, tweede lid, bedoelde instelling »;7° in artikel 75bis, § 2, ingevoegd bij de wet van 11 februari 1994 en gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de woorden « kredietinstellingen en financiële instellingen » vervangen door de woorden « kredietinstellingen, financiële instellingen en betalingsinstellingen »;8° in artikel 75bis, § 3, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 11 februari 1994 en gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de woorden « kredietinstelling of financiële instelling » vervangen door de woorden « kredietinstelling, financiële instelling, of betalingsinstelling ». Afdeling 2. - Opheffingsbepalingen
Art. 77.Opgeheven worden : 1° de wet van 10 juli 1997 betreffende de valutadatum van bankverrichtingen;2° de wet van 9 januari 2000 betreffende grensoverschrijdende geldoverschrijvingen en betalingen, gewijzigd bij de wet van 24 december 2002;3° de wet van 17 juli 2002 betreffende de transacties uitgevoerd met instrumenten voor de elektronische overmaking van geldmiddelen;4° artikel 83novies van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument ingevoegd bij artikel 16 van de wet van 24 augustus 2005 tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy en elektronische communicatie;5° de wet van 15 mei 2007 betreffende bepaalde bankdiensten. Afdeling 3. - Overgangsbepalingen
Art. 78.Voor de binnenlandse betalingstransacties geïnitieerd door de begunstigde en de grensoverschrijdende betalingstransacties kunnen een betaler en zijn betalingsdienstaanbieder, tot 1 januari 2012, de termijn bedoeld in artikel 45, § 1, eerste en tweede lid, verlengen tot ten hoogste drie werkdagen. Deze termijn kan voor betalingstransacties die op papier worden geïnitieerd met een bijkomende werkdag worden verlengd.
Art. 79.Voor de toepassing van deze wet blijven de lopende mandaten gegeven in het raam van een domiciliëring rechtgeldig tot aan hun opzegging of herziening. Verandering in het beheer van de domiciliëring ingevolge wijzigingen van de beheersovereenkomsten gesloten tussen de betrokken betalingsdienstaanbieders en desgevallend de begunstigde zijn tegenstelbaar aan de betaler mits naleving van de procedure en voorwaarden bedoeld in artikel 16, § 1.
Art. 80.Deze wet is van toepassing op alle lopende overeenkomsten en verrichtingen die geregeld worden door deze wet, behalve de bepalingen van de artikelen 7, 8, 9, 13, 14, 24, 29, §§ 1 en 2.
In de mate dat de bepalingen van deze wet tot gevolg hebben dat de contractuele verplichtingen van de lopende overeenkomsten worden gewijzigd, dienen deze laatsten te worden aangepast overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 16 uiterlijk de dag van inwerkingtreding van deze wet.
TITEL VI. - Slotbepalingen
Art. 81.Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin ze in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 10 december 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Klimaat en Energie, belast met Consumentenzaken, P. MAGNETTE De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Nota (1) Zitting 2008-2009. Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Stukken. - Wetsontwerp, 52 -2179 - Nr. 1. - Erratum, 52-2179 - Nr. 2.
Zitting 2009-2010.
Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Stukken. - Amendementen, 52-2179 - Nr. 3. - Verslag, 52-2179 - Nr. 4. - Tekst verbeterd door de commissie, 52-2179 - Nr. 5. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 52-2179 - Nr. 6.
Integraal Verslag. - 12 november 2009.
Senaat.
Stukken. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, 4-1495 - Nr. 1.