Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 juni 2013
gepubliceerd op 08 juli 2013

Koninklijk besluit waarbij bepaalde informatieverplichtingen worden opgelegd bij de commercialisering van gereglementeerde spaarrekeningen

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2013011306
pub.
08/07/2013
prom.
18/06/2013
ELI
eli/besluit/2013/06/18/2013011306/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 JUNI 2013. - Koninklijk besluit waarbij bepaalde informatieverplichtingen worden opgelegd bij de commercialisering van gereglementeerde spaarrekeningen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, geeft uitvoering aan artikel 3, § 1, derde lid, van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, dat U machtigt om regels vast te tellen voor de inhoud en de voorstellingswijze van reclame en andere documenten en berichten met betrekking tot een bij een financiële instelling geopende rekening, en om het toezicht op de naleving van die bepalingen aan de FSMA toe te vertrouwen.

Ter uitvoering van die bepaling legt het besluit informatieverplichtingen op aan de kredietinstellingen die gereglementeerde spaarrekeningen aanbieden op het Belgisch grondgebied.

Er is beslist om, in eerste instantie, prioriteit te geven aan een reglementering van de aan de spaarders verstrekte informatie bij de commercialisering van zgn. gereglementeerde spaarrekeningen. Met « gereglementeerde spaarrekening » wordt verwezen naar de spaardeposito's die voldoen aan de voorwaarden van artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92), i.e. de spaardeposito's die in aanmerking komen voor de gedeeltelijke vrijstelling van de roerende voorheffing.

De gereglementeerde spaarrekeningen zijn, in tegenstelling tot andere financiële producten waarvoor de informatieverstrekking aan het publiek al gereglementeerd is, momenteel enkel vanuit fiscaal oogpunt gereglementeerd. Nu blijkt het echter nodig om de informatie die voor de spaarder verkrijgbaar wordt gesteld vóór hij een contract voor de opening van een gereglementeerde spaarrekening aangaat, te omkaderen en in bepaalde gevallen zelfs te uniformiseren.

Het feit dat in eerste instantie de informatieverstrekking rond gereglementeerde spaarrekeningen wordt geregeld, is met name verantwoord door de alsmaar groeiende markt van dergelijke rekeningen, als gevolg van het ter zake geldende fiscale voordeel dat de Belgische spaarders ertoe aanzet dergelijke rekeningen te openen. Een bijkomende reden voor de invoering van een reglementering voor de informatie die bij de aanbieding van dergelijke producten wordt verstrekt, is dat die problematiek nagenoeg elke Belgische ingezetene aanbelangt.

Het onderscheid in behandeling tussen gereglementeerde spaarrekeningen en andere spaarrekeningen dat op deze wijze in het leven wordt geroepen beantwoordt overigens aan een verschillende nood aan consumentenbescherming, en aan de verschillende juridische aard van de gereglementeerde spaarrekening t.a.v. de andere spaarrekeningen : * Het onderscheid gereglementeerde spaarrekeningen/deposito's en termijnrekeningen wordt gebruikt in de statistische informatie gepubliceerd door de Nationale Bank. Uit deze informatie blijkt dat de markt van de gereglementeerde spaarrekeningen sedert de aanvang van de financiële crisis een verhoudingsgewijs veel belangrijkere groei kent dat de markt van de andere financiële producten en diensten. * In tegenstelling tot andere spaarrekeningen zijn de gereglementeerde spaarrekeningen homogene financiële diensten in de zin van de wet van 6 april 2010. De functionering en uniforme karakteristieken zijn in het KB/WIB 92 gedefinieerd : o fiscaliteit : geen roerende voorheffing tot en met 1.830 euro aan interesten en daarboven 15 % i.p.v. 25 %; o vergoeding : steeds samengesteld uit een basisrente en een getrouwheidspremie, beperkt in het KB/WIB 92 voor beide elementen; o functionering : geen negatieve interesten, terugbetalingen en overschrijvingen zijn beperkt.

De homogeniteit van de gereglementeerde spaarrekeningen laat toe dat aan de spaarders één enkele gestandaardiseerde informatiefiche, het « document met essentiële spaardersinformatie » wordt bezorgd.

Het ligt in de bedoeling de algemene informatieverplichtingen naar niet-gereglementeerde spaarrekeningen uit te breiden. Intussen wordt echter, omwille van het hierboven geschetste onderscheid en rekening houdend met de relevantie van de betrokken markt, prioriteit verleend aan de gereglementeerde spaarrekeningen.

Hoofdstuk II van dit besluit voert eerst en vooral de verplichting in om de spaarder systematisch een gestandaardiseerde informatiefiche, die « document met essentiële spaardersinformatie » wordt genoemd, te bezorgen met daarin essentiële en geüniformiseerde informatie die het hem mogelijk maakt om, met kennis van zaken, de spaarrekening te kiezen die het best bij zijn persoonlijke situatie aansluit. Die verplichting is een essentiële stap in de richting van een grotere transparantie en vergelijkbaarheid van de spaarrekeningen.

Daarnaast legt hoofdstuk III van dit besluit bepaalde voorwaarden op die de kredietinstellingen moeten naleven als zij mededelingen van verkoopsbevorderende aard of andere documenten en adviezen op eigen initiatief verspreiden. Nu het vertrouwen in de financiële sector ernstig geschonden is, is het immers aangewezen dat enige voorzichtigheid aan de dag wordt gelegd bij de verspreiding van dergelijke informatie bij het publiek, meer in het bijzonder met betrekking tot bankdiensten die voor iedereen toegankelijk zijn, zoals spaarrekeningen.

Op aangeven van de Raad van State wordt in verband met de beteugeling van de niet-naleving van de bepalingen van het voorliggende besluit het volgende gepreciseerd.

Artikel 3 van de wet betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming machtigt de Koning om « regels vast [te] stellen aangaande de inhoud en de voorstellingswijze van reclame en andere documenten en berichten die betrekking hebben op een rekening bij een financiële instelling en het toezicht op de naleving van deze bepalingen aan de FSMA opdragen volgens de modaliteiten die Hij vaststelt ». Op grond van deze machtiging vertrouwt de Koning in het voorliggende ontwerpbesluit aan de FSMA een voorafgaand toezicht op reclame toe. Het besluit spreekt daarentegen zich niet uit over de sanctionering a posteriori. De machtigingsbepaling laat de Koning immers niet toe specifieke sancties te voorzien in geval van niet-naleving van de regels die Hij zal vaststellen. Bijgevolg zullen de bepalingen van de wet van 6 april 2010, met name de artikelen 113, 123 en 133, in dat geval toepassing vinden.

Volgens de Raad van State moet dit besluit aangemeld worden bij de Europese Commissie overeenkomstig Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij.

Deze opmerking kan niet worden gevolgd.

Deze richtlijn, die gewijzigd is door de Richtlijn 98/48, is eveneens van toepassing op de diensten van de informatiemaatschappij, krachtens artikel 1, 2. Doch, op grond van artikel 1, 5 van de gewijzigde richtlijn geldt dit niet voor de regels die niet specifiek op de diensten van de informatiemaatschappij van toepassing zijn.

Aangezien dit ontwerp van besluit niet specifiek de diensten van de informatiemaatschappij viseert, maar er hoogstens op incidentele wijze een invloed op heeft, is de Richtlijn 98/34 dus niet van toepassing, en is geen aanmelding aan de diensten van de Europese Commissie nodig.

Commentaar bij de artikelen Artikel 1 Deze bepaling omschrijft het doel van het besluit, nl. de vaststelling van bepaalde verplichtingen met betrekking tot de verstrekking van zowel precontractuele als reclamegerelateerde informatie, die door de kredietinstellingen en hun tussenpersonen moeten worden nageleefd bij de commercialisering van gereglementeerde spaarrekeningen bij spaarders op het Belgisch grondgebied.

Artikel 2 Deze bepaling bevat een aantal definities.

Zo wordt het begrip « spaarrekening » gedefinieerd onder verwijzing naar artikel 68bis van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt (hierna « de wet van 16 juni 2006 » genoemd), dat betrekking heeft op het openbaar beroep op het spaarderspubliek. Hier worden echter enkel gelddeposito's geviseerd, en niet de deposito's van andere terugbetaalbare gelden die de kredietinstellingen in ontvangst nemen.

Het begrip « spaarrekening » staat tegenover het begrip « betaalrekening », waarbij zo'n betaalrekening in de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten wordt gedefinieerd als een rekening die wordt gebruikt om betalingstransacties uit te voeren.

Een betaalrekening is een rekening voor het deponeren, overmaken of opnemen van geldmiddelen.

Bijgevolg moeten alle rekeningen van waarop, krachtens wettelijke of contractuele begrenzingen, geen betalingen mogen worden uitgevoerd, als spaarrekeningen worden beschouwd. Aan dat criterium beantwoorden met name de termijnrekeningen, de gereglementeerde spaarrekeningen alsook alle andere soorten rekeningen waarvan het gebruik voor betalingsdoeleinden contractueel wordt beperkt.

De betaalrekeningen zijn op hun beurt onderworpen aan de reglementering inzake betalingsdiensten.

Ook de via een levensverzekering of een pensioenspaarfonds opgebouwde spaartegoeden worden uit de definitie uitgesloten.

Artikel 2 van het besluit definieert ook het begrip « spaarder » en viseert daarmee alle houders van een gereglementeerde spaarrekening of alle personen die een contract voor de opening van een spaarrekening wensen aan te gaan, en die niet als professionele cliënten worden gezien in de zin van artikel 2, eerste lid, 28°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. Als voorbeeld van professionele cliënten in de zin van die bepaling (die dus niet in aanmerking komen voor de door dit besluit geboden bescherming) wordt verwezen naar gereglementeerde ondernemingen zoals kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen of pensioenfondsen, naar grote ondernemingen die aan bepaalde becijferde criteria voldoen, en naar de overheden. De cliënten van kredietinstellingen die als professionele cliënten wensen te worden behandeld, zonder aan de betrokken reglementaire criteria te voldoen (« opt-out »-optie), worden, voor de toepassing van dit besluit, als spaarders beschouwd.

Alle opmerkingen van de Raad van State met betrekking tot artikel 2 zijn in het ontwerp verwerkt.

Artikel 3 Deze bepaling poneert de regel op grond waarvan de kredietinstellingen een gestandaardiseerde informatiefiche, die het « document met essentiële spaardersinformatie » wordt genoemd, moeten opstellen telkens wanneer zij een nieuwe gereglementeerde spaarrekening commercialiseren, wat betekent dat zij, via om het even welk middel (reclame, folder, website van de bank, in de agentschappen of bij een adviseur beschikbare informatie), een gereglementeerde spaarrekening aanbieden aan potentiële cliënten met de bedoeling hen ertoe aan te zetten of te adviseren om zo'n rekening te openen dan wel om geld op zo'n rekening te storten.

Die regel is sterk geënt op het « document met essentiële beleggersinformatie » dat voor de beleggers verkrijgbaar moet worden gesteld bij de commercialisering van gemeenschappelijke beleggingsfondsen door een beleggingsvennootschap of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, conform de artikelen 78 en volgende van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten, die in Belgisch recht zijn omgezet bij de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles.

Het document met essentiële spaardersinformatie is bedoeld om een passende kennis over de aangeboden financiële dienst te garanderen en de voor de spaarders verkrijgbaar gestelde informatie te harmoniseren.

Dat document is geen reclamestuk, in zoverre het door de kredietinstellingen op grond van een reglementaire verplichting en dus niet op eigen initiatief wordt opgesteld.

De vorm en de inhoud van het document met essentiële spaardersinformatie zijn gestandaardiseerd en moeten in overeenstemming zijn met het model dat als bijlage bij het besluit gaat. Alle in dat model opgesomde gegevens moeten in dat document worden vermeld, zonder dat er extra informatie mag worden in opgenomen. Een dergelijke harmonisering versterkt de vergelijkbaarheid, niet alleen tussen de verschillende gereglementeerde spaardeposito's die op de markt worden gecommercialiseerd, maar op termijn ook tussen de verschillende financiële producten en diensten die aan de spaarders worden aangeboden.

Naast de verplichting om zo'n document op te stellen, zijn de kredietinstellingen ook verplicht om dat document kosteloos verkrijgbaar te stellen voor de spaarders, en dit uiterlijk op het moment waarop zij een contract voor de opening van de rekening aangaan, en op één van de in artikel 3, § 2, van het besluit opgesomde wijzen. Het besluit verduidelijkt verder dat die verplichting ook voor de tussenpersonen (agenten of makelaars) van de kredietinstellingen geldt, wat dus de gemeenrechtelijke regel bevestigt dat laatstgenoemden de voor hun principalen geldende regels moeten naleven.

Voornoemd document moet op een duurzame drager (bij voorkeur op papier) dan wel via een website verkrijgbaar worden gesteld. Wanneer het document niet op papier wordt overhandigd, moet aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan die geënt zijn op de geldende voorwaarden voor de overlegging van het document met essentiële beleggersinformatie bij de commercialisering van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging. Zo moet, als een kredietinstelling of haar tussenpersoon een andere duurzame drager dan papier gebruikt, de verstrekking van de betrokken informatie op die drager worden aangepast aan de context waarin de kredietinstelling met de spaarder zakendoet of gaat zakendoen. Bovendien moet de spaarder er specifiek voor geopteerd hebben om de informatie op die drager te ontvangen. Het besluit bepaalt ook specifieke voorwaarden voor het geval de informatie via een website wordt verstrekt, zonder persoonlijk aan de spaarder te zijn gericht. Daarbij wordt met name het geval geviseerd waarbij het document met essentiële spaardersinformatie uitsluitend verkrijgbaar zou worden gesteld voor de spaarders op de website van de kredietinstelling, zonder dat zij een beveiligde en gepersonaliseerde toegang hebben tot die website of tot de plaats op die website waar de betrokken informatie wordt gepubliceerd. In dat geval zou ook voldaan moeten zijn aan de andere geldende voorwaarden voor de verstrekking van informatie op een andere duurzame drager dan papier.

Alle opmerkingen van de Raad van State met betrekking tot artikel 3 zijn in het ontwerp verwerkt.

In het bijzonder preciseert de tekst de samenloop van de verplichting om het document met essentiële spaardersinformatie kosteloos ter beschikking te stellen van de spaarders,met de verplichtingen die de wet van 6 april 2010 oplegt in geval van een aanbod van financiële diensten op afstand : * paragraaf 2 stelt uitdrukkelijk dat de in artikel 3 vervatte verplichting om het document met essentiële spaardersinformatie kosteloos ter beschikking te stellen, geen afbreuk doet aan de informatieverplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 49 tot 55 van de wet van 6 april 2010; * paragraaf 3 preciseert wanneer het document met essentiële spaardersinformatie ter beschikking moet worden gesteld in de hypothese dat een gereglementeerde spaarrekening op afstand wordt aangeboden.

Artikelen 4 en 5 Artikel 4 bepaalt dat de in het document met essentiële spaardersinformatie vermelde informatie duidelijk, correct, niet-misleidend en in overeenstemming met de andere, aan de spaarder overhandigde contractuele of precontractuele informatie moet zijn.

Bovendien moet dat document nauwgezet worden geactualiseerd en moeten ook de actualiseringen ter kennis worden gebracht van de spaarders.

Krachtens artikel 5 berust de verantwoordelijkheid voor de opstelling van het document met essentiële spaardersinformatie bij de kredietinstelling die de betrokken gereglementeerde spaarrekening commercialiseert. In zoverre de verplichting om dat document verkrijgbaar te stellen, ook voor de agenten en de makelaars van de kredietinstelling geldt, verduidelijkt deze bepaling eveneens dat de kredietinstellingen verplicht zijn om de documenten met essentiële spaardersinformatie en de betrokken opeenvolgende actualiseringen kosteloos verkrijgbaar te stellen voor hun tussenpersonen, met de bedoeling hen in staat te stellen te voldoen aan de krachtens dit besluit voor hen geldende verplichtingen.

Artikel 6 Deze bepaling legt de regel vast op grond waarvan de documenten met essentiële spaardersinformatie pas openbaar mogen worden gemaakt na door de FSMA te zijn goedgekeurd. Zo kan de FSMA controleren dat de informatie wordt overgelegd conform de bepalingen van het besluit. Om te voldoen aan het proportionaliteitsbeginsel, hoeven niet alle actualiseringen van het document met essentiële spaardersinformatie door de FSMA te worden goedgekeurd. Enkel de actualiseringen met betrekking tot de naam, de vergoeding, de voorwaarden in verband met de inschrijving op het product, en de kosten moeten vooraf door de FSMA worden goedgekeurd. Toch moeten alle actualiseringen aan de FSMA worden meegedeeld vóór ze verkrijgbaar worden gesteld voor de spaarders.

Artikel 6, § 3, bepaalt dat de goedkeuring door de FSMA geenszins een beoordeling inhoudt van de kwaliteit van de betrokken spaarrekening (bv. wat het niveau van de vergoeding betreft ten opzichte van andere spaarrekeningen die op hetzelfde moment op de markt worden gecommercialiseerd) of van de financiële positie van de depothoudende kredietinstelling. Naar analogie van de geldende regels voor de goedkeuring van een prospectus door de FSMA bij een openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten, of bij de goedkeuring van essentiële beleggersinformatie die verkrijgbaar wordt gesteld voor de beleggers met betrekking tot ICB's, mag geen gewag worden gemaakt van het optreden van de FSMA in het document met essentiële spaardersinformatie, met uitzondering, in voorkomend geval, van de vermelding dat het document door haar werd goedgekeurd.

Alle opmerkingen van de Raad van State met betrekking tot artikel 6 zijn in het ontwerp verwerkt.

Artikel 7 Deze bepaling legt de regel vast op grond waarvan de mededelingen van verkoopsbevorderende aard en de andere documenten en berichten die in het kader van de commercialisering van gereglementeerde spaarrekeningen worden verspreid, aan bepaalde vereisten moeten voldoen die in het besluit worden omschreven.

Het begrip « mededelingen van verkoopsbevorderende aard » verwijst naar elke advertentie die ertoe strekt een gereglementeerde spaarrekening te promoten, ongeacht het kanaal waarlangs of de wijze waarop dat gebeurt.

De vereisten van dit besluit worden uitgebreid tot andere documenten en berichten die met betrekking tot een gereglementeerde spaarrekening worden verspreid, en die, zonder aan de definitie van « mededelingen van verkoopsbevorderende aard » te beantwoorden, ook bij de spaarders worden verspreid op initiatief van de kredietinstelling. Het document met essentiële spaardersinformatiewordt echter niet door die bepalingen geviseerd, omdat het op grond van een reglementaire verplichting en dus niet op eigen initiatief wordt opgesteld door de kredietinstellingen.

Deze uitbreiding, die ook in de wet van 16 juni 2006 is ingeschreven, is met name gerechtvaardigd door het feit dat de lijn tussen de mededelingen van verkoopsbevorderende aard en de andere documenten en berichten die de kredietinstellingen op eigen initiatief verspreiden, relatief dun kan zijn.

Artikel 8 Deze bepaling beschrijft de verschillende vereisten waaraan de reclame de andere documenten en berichten moeten voldoen die de kredietinstellingen op eigen initiatief verspreiden met betrekking tot een gereglementeerde spaarrekening.

Met die vereisten wordt in hoofdzaak een dubbele doelstelling nagestreefd : de mededelingen van verkoopsbevorderende aard en de andere documenten en berichten moeten, enerzijds, in eenvoudige bewoordingen worden geformuleerd die gemakkelijk te begrijpen zijn door alle spaarders, en, anderzijds, informatie bevatten die niet alleen correct en niet-misleidend, maar ook passend en volledig is.

Dat is de bedoeling van artikel 8, §§ 1 en 2.

Artikel 8, § 3, maakt het voor de FSMA mogelijk om individuele afwijkingen toe te staan van de verplichte vermeldingen die conform § 2 in de mededelingen van verkoopsbevorderende aard en de andere documenten en berichten moeten worden opgenomen, als het materieel onmogelijk is om die informatie daarin te vermelden. Deze bepaling viseert in hoofdzaak de via het internet verspreide banneradvertenties en de boodschappen op radio of televisie. Ook voor die gevallen is bepaald welke informatie minimaal moet worden verstrekt.

Alle opmerkingen van de Raad van State met betrekking tot artikel 8 zijn in het ontwerp verwerkt.

Artikel 9 Deze bepaling stelt als regel dat de mededelingen van verkoopsbevorderende aard en de andere documenten en berichten met betrekking tot een gereglementeerde spaarrekening pas openbaar mogen worden gemaakt na door de FSMA te zijn goedgekeurd, en dit om haar in staat te stellen om, alvorens die mededelingen van verkoopsbevorderende aard en die andere documenten en berichten worden verspreid, na te gaan of ze in overeenstemming zijn met de bepalingen van het besluit.

Naar analogie van de bepalingen van het besluit over het document met essentiële spaardersinformatie, bepaalt artikel 9, § 3, dat geen gewag mag worden gemaakt van het optreden van de FSMA in de reclame en de andere documenten en berichten, met uitzondering, in voorkomend geval, van de vermelding dat zij door de FSMA zijn goedgekeurd.

Artikel 10 Om de sector toe te laten zich aan de nieuwe verplichtingen aan te passen, treedt het besluit in werking vier weken na de datum van zijn publicatie.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van zijne Majesteur, de zeer respectvolle en zeer trouwe dienaars.

De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE Le Ministre des Finances, K. GEENS

ADVIES 52.773/1 VAN 20 FEBRUARI 2013 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT WAARBIJ BEPAALDE INFORMATIEVERPLICHTINGEN WORDEN OPGELEGD BIJ DE COMMERCIALISERING VAN GEREGLEMENTEERDE SPAARREKENINGEN' Op 21 januari 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Economie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit waarbij bepaalde informatieverplichtingen worden opgelegd bij de commercialisering van gereglementeerde spaarrekeningen'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 14 februari 2013.

De kamer was samengesteld uit Marnix Van Damme, kamervoorzitter, Wilfried Van Vaerenbergh en Jeroen Van Nieuwenhove, staatsraden, Marc Rigaux en Michel Tison, assessoren, en Wim Geurts, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Paul Depuydt, eerste auditeur-afdelingshoofd.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Marnix Van Damme, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 20 februari 2013. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe bepaalde verplichtingen op het vlak van informatieverstrekking op te leggen aan kredietinstellingen die gereglementeerde spaarrekeningen aanbieden op het Belgische grondgebied.De in het ontwerp bedoelde gereglementeerde spaarrekeningen zijn de spaarrekeningen die voldoen aan de voorwaarden die worden omschreven in artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92)' (artikel 2. 2°, van het ontwerp).

De verplichting tot informatieverstrekking houdt in dat, enerzijds, een document met essentiële spaardersinformatie ter beschikking van de spaarders moet worden gesteld (artikelen 3 tot 6) en, anderzijds, kredietinstellingen en hun tussenpersonen bepaalde voorwaarden moeten naleven wanneer zij reclame of andere documenten en berichten verspreiden (artikelen 7 tot 9). 3. De ontworpen regeling vindt rechtsgrond in artikel 3, § 1, derde lid, van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming'.Het betrokken lid luidt : « De Koning kan regels vaststellen aangaande de inhoud en de voorstellingswijze van reclame en andere documenten en berichten die betrekking hebben op een rekening bij een financiële instelling en het toezicht op de naleving van deze bepalingen aan de FSMA opdragen volgens de modaliteiten die Hij vaststelt. » Vormvereisten 4. Vraag is of het ontwerp overeenkomstig Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij' niet dient te worden aangemeld bij de Europese Commissie. Hierover om toelichting gevraagd antwoordde de gemachtigde : « Krachtens artikel 1, punt 5, van de Richtlijn 98/34/EG vindt de richtlijn geen toepassing op regels betreffende zaken die vallen onder een communautaire regeling inzake financiële diensten, als genoemd in de indicatieve lijst van bijlage VI. Deze lijst omvat o.m. bankdiensten (derde streepje). Het aanbieden van spaarrekeningen is een bankdienst. » Er valt in dat verband evenwel op te merken dat er geen specifieke communautaire regeling bestaat met betrekking tot het opleggen van informatieverplichtingen bij spaarrekeningen (1). Daarenboven ligt aan Richtlijn 98/34/EG de bedoeling ten grondslag om « met het oog op de goede werking van de interne markt [te zorgen] voor een zo groot mogelijke doorzichtigheid van de nationale initiatieven tot vaststelling van normen of technische voorschriften » (2), inclusief regels betreffende diensten. Het ontwerp dient bijgevolg te worden aangemeld bij de Europese Commissie.

Onderzoek van de tekst Algemene opmerkingen 5. In het ontwerp wordt uitgegaan van het onderscheid tussen gereglementeerde spaarrekeningen, zoals omschreven in artikel 2, 2°, en alle andere, niet-gereglementeerde spaarrekeningen (3) met betrekking tot welke niet de in het ontwerp geregelde verplichtingen tot informatieverstrekking gelden. Dergelijk verschil in behandeling dient uiteraard verantwoord te kunnen worden in het licht van de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie zoals die zijn vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

De gemachtigde haalde in dat verband de volgende verantwoording aan : « Het onderscheid in behandeling beantwoordt aan een verschillende nood aan consumentenbescherming, en aan de verschillende juridische aard van de gereglementeerde spaarrekening t.a.v. de andere spaarrekeningen : - Op [...] vlak van de consumentenbescherming : De markt van de gereglementeerde spaarrekeningen is een groeiende markt (in de laatste 5 jaar van 140 tot 212 miljard euro) gericht naar particulieren. De markt van de andere deposito's en termijnrekeningen (niet gereglementeerde spaarrekeningen), is een stabiele markt (in de laatste 5 jaar rond 80 miljard euro) inclusief ondernemingen en professionele beleggers.

NB : het verschil gereglementeerde spaarrekeningen/deposito's en termijnrekeningen wordt ook door de Nationale Bank gebruikt. - Op juridisch vlak : In tegenstelling tot andere spaarrekeningen zijn de gereglementeerde spaarrekeningen homogene financiële diensten in de zin van de WMP. De functionering en uniforme karakteristieken zijn in het KB/WIB 92 gedefinieerd : fiscaliteit : geen roerende voorheffing tot en met 1880€ interesten en 15 % i.p.v. 25 % daarboven; vergoeding : steeds samengesteld uit een basisrente en een getrouwheidspremie, beperkt in het KB/WIB 92 voor beide elementen; functionering : geen negatieve interesten, terugbetalingen en overschrijvingen zijn beperkt.

De homogeniteit van de gereglementeerde spaarrekeningen laat toe dat één enkele gestandaardiseerde informatiefiche, het document met essentiële spaardersinformatie', aan de spaarders wordt bezorgd.

De algemene informatieverplichtingen zullen binnenkort naar niet gereglementeerde spaarrekeningen uitgebreid worden. Intussen wordt echter, omwille van het hierboven geschetste onderscheid en rekening houdend met de relevantie van de betrokken markt, prioriteit gegeven aan de gereglementeerde spaarrekeningen. » Deze verantwoording maakt aannemelijk dat het in het ontwerp gehanteerde onderscheid tussen de gereglementeerde en de overige, niet-gereglementeerde spaarrekeningen te wettigen valt in het licht van de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie. Tevens wordt in de verantwoording een duidelijk beeld geschetst van de redenen die ten grondslag liggen aan het tot de gereglementeerde spaarrekeningen beperkte toepassingsgebied van de ontworpen regeling en de te verwachten uitbreiding ervan tot andere categorieën van spaarrekeningen. De duidelijkheid zou er derhalve mee zijn gebaat indien de in de verantwoording vervatte gegevens ook in het verslag aan de Koning zouden worden verwerkt. 6. In artikel 2, 24°, van de wet van 6 april 2010 wordt een « financiële dienst » omschreven als « iedere dienst van bancaire aard of op het gebied van kredietverstrekking, verzekering, individuele pensioenen, beleggingen en betalingen ».Ook het openen van een spaarrekening moet worden geacht onder het aldus omschreven begrip « financiële dienst » te vallen. Aangezien het om advies voorgelegde ontwerp tevens de mogelijkheid insluit van het online openen van een spaarrekening rijst de vraag hoe de ontworpen regeling zich verhoudt tot de regeling die inzake overeenkomsten op afstand met betrekking tot financiële diensten is vervat in de artikelen 49 tot 55 van de voornoemde wet van 6 april 2010.

Hierover om nadere toelichting verzocht, heeft de gemachtigde het volgende verklaard : « L'offre de compte d'épargnes réglementés constitue une offre de services financiers' au sens de la LPM. Les dispositions de la LPM en matière de services financiers à distance s'appliquent dès lors en cas d'offre à distance de comptes d'épargne. Il y a alors application conjointe des deux corps de règles.

L'article 4.2 de la Directive 2002/65/CE sur les services financiers à distance admet l'adoption de règles plus strictes par les Etats membres : dans l'attente d'une plus grande harmonisation, les Etats membres peuvent maintenir ou adopter des dispositions plus strictes concernant les exigences en matière d'information préalable dès lors que ces dispositions sont conformes au droit communautaire'. C'est l'objet du présent avant-projet d'arrêté royal.

Néanmoins, afin d'assurer une parfaite cohabitation entre les règles de la loi et de l'avant-projet d'arrêté royal, il peut être envisagé de prévoir dans le présent projet un article 3, § 3 nouveau, en vertu duquel lorsque le contrat d'ouverture de compte est conclu, à la demande du consommateur, en utilisant une technique de communication à distance ne permettant pas de transmettre le document d'informations clés pour l'épargnant avant la conclusion du contrat conformément au § 2, l'établissement de crédit ou son intermédiaire en services bancaires et en services d'investissement remplit l'obligation qui lui incombe en vertu du § 2, immédiatement après la conclusion du contrat à distance'. Cette disposition est inspirée du mécanisme prévu à l'article 52, § 2 LPM. » De vaststelling dat zowel informatie moet worden verstrekt met toepassing van de in de wet van 6 april 2010 vervatte regeling inzake overeenkomsten op afstand met betrekking tot financiële diensten, als met toepassing van de ontworpen regeling, maakt het vanuit een oogpunt van rechtszekerheid aangewezen dat dit op een expliciete wijze tot uitdrukking wordt gebracht in de tekst van het ontwerp. Daartoe zou kunnen worden vermeld dat het « document met essentiële spaardersinformatie », bedoeld in hoofdstuk 2 van het ontwerp, bestaat uit, eensdeels, de informatie welke op grond van de artikelen 49 tot 55 van de wet van 6 april 2010 (4) moet worden verstrekt (5) en, anderdeels, de bijkomende informatie die met toepassing van de ontworpen regeling dient te worden verstrekt. 7. In de ontworpen regeling wordt niets voorzien omtrent de handhaving en de sanctionering van de overtredingen ervan.Hierover om nadere toelichting verzocht, verklaarde de gemachtigde : « Le projet d'arrêté royal prévoit une procédure d'approbation préalable par la FSMA du document d'informations clés pour l'épargnant et des communications à caractère promotionnel et autres documents et avis. Le projet d'arrêté royal ne prévoit par contre pas de sanctions pénales ou administratives en cas de non respect de ses dispositions.

Il est en effet douteux que le Roi puisse ainsi prévoir de telles mesures.

Il parait effectivement inopportun d'établir un parallélisme avec l'arrêté royal du 5 décembre 2000, dont tout le monde s'accorde à considérer qu'il est obsolète » De door de gemachtigde verstrekte toelichting noopt tot een dubbele opmerking.

In de eerste plaats spoort de verstrekte toelichting niet met de bedoeling van de wetgever zoals die aan de invoeging van artikel 3, § 1, derde lid, van de wet van 6 april 2010 ten grondslag lag en die als volgt werd verwoord tijdens de parlementaire voorbereiding van die wetsbepaling : « De sanctionering bij miskenning van de bepalingen die in toepassing van de nieuw ingevoegde bepaling worden vastgesteld, is analoog aan de sanctionering bij miskenning van de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 december 2000 waarbij sommige bepalingen van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, van toepassing worden verklaard op financiële instrumenten, effecten en waarden. » (6) Daarnaast is er de vaststelling dat het koninklijk besluit van 5 december 2000 is tot stand gebracht met toepassing van een bepaling in de wet van 14 juli 1991 die identiek is aan artikel 3, § 1, tweede lid, van de wet van 6 april 2010, dat luidt : « Onder de voorwaarden en rekening houdend met de aanpassingen die Hij bepaalt, kan de Koning evenwel sommige bepalingen van deze wet van toepassing verklaren op voornoemde effecten en andere financiële instrumenten of op categorieën daarvan. » (7) De vraag naar het bestaan van een handhavings- en sanctieregeling met betrekking tot de ontworpen regeling is des te relevanter in het licht van de vaststelling dat eraan kan worden getwijfeld of, in algemene zin, kan worden besloten tot de toepasselijkheid van het handhavings- en sanctioneringsmechanisme dat voortvloeit uit de wet van 6 april 2010 in geval van niet-naleving van de in het ontwerp vervatte informatieverplichtingen. Het gevolg daarvan is dat bijvoorbeeld onduidelijk blijft welke gevolgen er zijn verbonden aan een verspreiding van spaardersinformatie door een financiële instelling zonder of in afwijking van de door de FSMA verleende voorafgaande goedkeuring. Evenmin is duidelijk of bijvoorbeeld door een financiële instelling een vordering tot staking kan worden ingesteld indien deze van oordeel is dat reclame of andere documenten en berichten uitgaande van een concurrerende instelling onjuist of voor haar nadelig zijn.

Uit het voorgaande blijkt, eensdeels, dat het ontbreken van een handhavings- en sanctioneringsmechanisme in het ontwerp (8) bezwaarlijk kan worden geacht te stroken met de bedoeling van de wetgever en dat, anderdeels, het onduidelijk is of en in welke mate toepassing kan worden gemaakt van de in de wet van 6 april 2010 vervatte handhavings- en sanctiemechanismen. De tekst van het ontwerp of - wat het laatste aspect betreft - van het verslag aan de Koning zou op dat punt moeten worden aangevuld of verduidelijkt.

Bijzondere opmerkingen Aanhef 8. In het eerste lid van de aanhef dienen de nog van kracht zijnde teksten te worden vermeld die in het verleden wijzigingen hebben aangebracht in de rechtsgrond biedende bepaling.Men redigere het eerste lid van de aanhef derhalve als volgt : « Gelet op de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, artikel 3, § 1, derde lid, ingevoegd bij de wet van 2 juli 2010 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011; ».

Dispositief Artikel 2 9. In de Nederlandse tekst van artikel 2, 1°, van het ontwerp schrijve men « , van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en... ». 10. In artikel 2, 6°, van het ontwerp wordt een omschrijving gegeven van het begrip « reclame » (in de Franse tekst : communication à caractère promotionnel).Zowel het begrip « reclame » als het begrip « communication à caractère promotionnel » komen voor in artikel 3, § 1, derde lid, van de wet van 6 april 2010, waaraan de ontworpen regeling uitvoering beoogt te geven. In tegenstelling tot wat in de Franse tekst van artikel 2, 19°, van de voornoemde wet het geval is - en waarin niet het begrip « communication à caractère promotionnel » wordt gedefinieerd -, is in de Nederlandse tekst van die wetsbepaling evenwel al een definitie van het begrip « reclame » opgenomen (in de Franse tekst van artikel 2, 19°, van de wet : publicité).

In dat verband om nadere toelichting verzocht, deelde de gemachtigde het volgende mee : « Formellement, le projet d'arrêté royal réglemente les communications à caractère promotionnels et autres documents et avis' relatifs aux comptes d'épargne réglementés.

L'habilitation au Roi, figurant à l'article 3 de la LPM, qui constitue la base légale du présent avant-projet d'arrêté royal, utilise en effet les termes communications à caractère promotionnel et autres documents et avis' plutôt que le terme publicité', terme généralement utilisé dans la LPM. Les termes communications à caractère promotionnel et autres documents et avis' sont issus de la loi du 16 juin 2006 relative aux offres publiques d'instruments de placement et aux admissions d'instruments de placement à la négociation sur des marchés financiers réglementés, dite loi prospectus', dont la FSMA assure le contrôle. L'arrêté en projet présente d'ailleurs plusieurs autres points de convergence avec la loi prospectus (notamment quant à la portée du contrôle a priori effectué par la FSMA).

Eu égard à ces parallélismes, il parait préférable d'éviter de renvoyer à des concepts issus de la LPM. D'ailleurs, on notera que dans le présent projet, le concept d''épargnant' a été défini en renvoyant à la définition d''investisseur professionnel' au sens de la réglementation financière et non en renvoyant à la définition du consommateur' au sens de la LPM. » De Koning vermag met de omschrijving van het begrip « reclame », in de Nederlandse tekst van artikel 2, 6°, van het ontwerp, niet af te wijken van de omschrijving die van dat begrip wordt gegeven in de Nederlandse tekst van artikel 2, 19°, van de wet van 6 april 2010. In de Nederlandse tekst van artikel 2, 6°, van het ontwerp dient derhalve van het gebruik van het woord « reclame » te worden afgezien en wordt, mede in het licht van de door de gemachtigde verstrekte toelichting, best geopteerd voor bijvoorbeeld het gebruik van de woorden « communicatie » of « mededeling » van « promotionele » of « verkoopsbevorderende aard ».

Dezelfde opmerking kan worden gemaakt bij het opschrift en de diverse bepalingen van hoofdstuk 3 van het ontwerp. 11. Nog in de Nederlandse tekst van artikel 2, 6°, van het ontwerp heeft de term « advertentie » (in de Franse tekst : annonce) een te beperkte draagwijdte en wordt deze best vervangen door bijvoorbeeld « aankondiging » of « mededeling ».12. Het model van het in artikel 2, 7°, bedoelde document wordt in de bijlage bij het ontwerp weergegeven.Het verdient bijgevolg aanbeveling om aan het einde van artikel 2, 7°, te schrijven « conform artikel 3 en de bijlage bij dit besluit ». 13. In de omschrijving van het begrip « duurzame drager » in artikel 2, 8°, van het ontwerp, schrijve men naar analogie van de definitie die is opgenomen in artikel 2, 25°, van de wet van 6 april 2010 « gemakkelijk toegankelijk » in plaats van « toegankelijk », en in de Franse tekst « de s'y reporter aisément » in plaats van « de s'y reporter ». Artikel 3 14. In de Nederlandse tekst van artikel 3, § 1, van het ontwerp vervange men, ter wille van de redactionele eenvormigheid, de woorden « een document met essentiële informatie voor de spaarders » door de woorden « een document met essentiële spaardersinformatie ».15. Aangezien er maar één bijlage is, dient deze niet als « bijlage A » te worden omschreven.Men vervange derhalve in artikel 3, § 1, van het ontwerp de vermelding « bijlage A » door « bijlage ». 16. In tegenstelling tot wat het geval is in de Franse tekst van de inleidende zin van artikel 3, § 2, eerste lid, van het ontwerp, wordt in de Nederlandse tekst niet bepaald dat het beoogde document « kosteloos » verkrijgbaar wordt gesteld voor de spaarders.Deze discordantie moet worden weggewerkt. 17. In de inleidende zin van artikel 3, § 2, eerste lid, wordt bepaald dat het document met essentiële spaardersinformatie [kosteloos] verkrijgbaar gesteld wordt « uiterlijk op het moment waarop het contract voor de opening van de rekening wordt aangegaan ».In het licht van hetgeen in dit advies is opgemerkt omtrent de informatieverplichtingen die reeds voortvloeien uit de in de wet van 6 april 2010 vervatte regeling inzake overeenkomsten op afstand met betrekking tot financiële diensten, dienen die woorden te worden vervangen door de woorden « te gelegener tijd, voordat de spaarder gebonden is door een overeenkomst of door een aanbod ». Deze woorden komen immers ook voor in de inleidende zin van artikel 50, § 1, eerste lid, van de voornoemde wet. 18. Aan het einde van de Nederlandse tekst van artikel 3, § 2, derde lid, b), moet het woord « kiest » worden weggelaten.19. In artikel 3, § 2, derde lid, d), is de draagwijdte van de zinsnede « zolang de spaarder redelijkerwijs nodig heeft om die informatie te raadplegen » niet duidelijk.De gemachtigde verstrekte wat dat betreft de volgende toelichting : « Deze bepaling is geïnspireerd op een gelijkaardige bepaling in de ontwerp Verordening van het Europese Parlement en de Raad on key information documents for investment products' (COM(2012) 352 final).

In het Engels luidt het : it is ensured that the key information remains accessible on the website for such period of time as the retail investor may reasonably need to consult it'.

De Nederlandse tekst kan inderdaad beter worden afgestemd op de Franse tekst : zolang de spaarder die informatie redelijkerwijs zal willen kunnen raadplegen'. Het begrip dient begrepen te worden o.m. in het licht van de looptijd van het betrokken spaarproduct en de geldigheidsduur van de essentiële spaardersinformatie zelf. » De Raad van State kan instemmen met deze voorgestelde aanpassing.

Artikel 6 20. In verband met de zinsnede « [o]ndanks het vorige lid », in artikel 6, § 1, derde lid, verduidelijkte de gemachtigde : « Het tweede lid duidt de elementen uit de essentiële spaardersinformatie aan waarvan de actualisering aan de voorafgaande goedkeuring door de FSMA zijn onderworpen.Het derde lid heeft betrekking op de actualisering van de essentiële spaardersinformatie in haar geheel, dus ook de elementen die niet aan voorafgaande goedkeuring zijn onderworpen. De volledige actualisering moet sowieso en los van de voorafgaande goedkeuring van bepaalde elementen ervan, aan de FSMA worden meegedeeld vooraleer verspreid te worden : vandaar de omschrijving ondanks'. Misschien zou de omschrijving zonder afbreuk te doen aan het vorige lid/sans préjudice de l'alinéa précédent' gepaster zijn ? » Rekening houdend met de door de gemachtigde verstrekte verduidelijking late men artikel 6, § 1, derde lid, aanvangen als volgt : « Onverminderd het tweede lid... ». 21. Aan de gemachtigde werd gevraagd bij welke instantie het in artikel 6, § 4, bedoelde beroep moet worden ingesteld.De gemachtigde antwoordde : « De specifieke bepalingen aangaande de beroepen tegen beslissingen van de FSMA zijn opgenomen in de artikelen 121 en 122 van haar organieke wet, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. In zoverre de beslissingen die de FSMA treft op grond van voorliggend voorontwerp van K.B. niet vermeld zijn in deze bepalingen, geldt het gemeenrecht, te weten de gecoördineerde wetten op de Raad van State (inzonderheid de artikelen 14 en 17). » In de mate het bepaalde in artikel 6, § 4, impliceert dat het betrokken beroep bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dient te worden ingesteld (9) en eruit volgt dat tegen bepaalde beslissingen geen dergelijk beroep kan worden ingesteld, valt op te merken dat het niet aan de Koning toekomt om de toegang tot de Raad van State te regelen. Het staat aan de wetgever om dergelijke regeling uit te werken, nog afgezien van de vraag of de uitsluiting van een beroep bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State te dezen verenigbaar is met het recht op toegang tot een rechter, zoals onder meer gewaarborgd bij artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.

Dezelfde opmerking geldt voor het bepaalde in artikel 9, § 4, van het ontwerp.

Artikel 8 22. In verband met de vraag op welke wijze en door welk orgaan wordt bepaald of de informatie « begrijpelijk is voor een representatieve persoon uit de doelgroep tot wie zij gericht is of die zij wellicht bereikt », zoals artikel 8, § 1, 4°, van het ontwerp voorschrijft, verklaarde de gemachtigde : « Krachtens artikel 9, § 1, van het voorliggende voorontwerp van K.B. ziet de FSMA naar aanleiding van de voorafgaande goedkeuring van de reclame en andere documenten en berichten toe op de naleving van het vereiste vervat in artikel 8, § 1, 4°.

De toetssteen begrijpelijk is voor een representatieve persoon uit de doelgroep tot wie zij is gericht of die zij wellicht bereikt' bestaat reeds in het K.B. van 3 juni 2007 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten (art. 8, § 2, derde lid : De informatie is toereikend en wordt voorgesteld op een wijze waarvan aannemelijk is dat ze begrijpelijk is voor het gemiddelde lid van de groep tot wie zij is gericht of door wie zij waarschijnlijk zal worden ontvangen'). De FSMA ziet vandaag reeds toe op de naleving van het K.B. van 3 juni 2007. » 23. Ter wille van de leesbaarheid schrijve men in artikel 8, § 1, 5°, « of met alle andere contractuele of precontractuele informatie... » in plaats van « of in alle andere contractuele of precontractuele informatie... ». 24. Ook in de Franse tekst moet aan het einde van de opsomming van onderdelen van artikel 8, § 2, worden melding gemaakt van de aanduiding « 10° ».25. Ter wille van de duidelijkheid vervange men in artikel 8, § 3, van het ontwerp de verwijzingen naar « de vorige paragraaf » en « het vorige lid » telkens best door respectievelijk de woorden « paragraaf 2 » en « het eerste lid ».26. Aan het einde van artikel 9, § 3, van het ontwerp wordt als uitzondering op het verbod van vermelding van het optreden van de FSMA omschreven « de vermelding dat het document met essentiële spaardersinformatie door haar werd goedgekeurd ».Onder voorbehoud van de opmerking sub 9 lijkt de uitzondering evenwel te moeten slaan op de vermelding van de goedkeuring door de FSMA van « de reclame en de andere documenten en berichten met betrekking tot een gereglementeerde spaarrekening », zoals bedoeld in artikel 9, § 1, van het ontwerp (10).

Artikel 10 27. De ontworpen regeling houdt in dat bijkomende informatieverplichtingen worden opgelegd aan de betrokken kredietinstellingen en hun tussenpersonen.Het ontwerp leent zich derhalve niet tot een retroactieve inwerkingtreding.

Bijlage 28. De bijlage dient te worden voorafgegaan door het woord « Bijlage ».Onder de bijlage moet de formule « Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van (datum en opschrift) » worden vermeld, gevolgd door de ondertekening en de medeondertekening door dezelfde personen als die welke het ontworpen koninklijk besluit ondertekenen en medeondertekenen (11). 29. De tekst onder « 2.Rekeningvergoeding » strookt, wat het recht op de getrouwheidspremie betreft, niet volkomen met de mogelijkheden die artikel 2 van het KB/WIB 92 biedt. Artikel 2, 4°, b), vijfde lid, van het besluit laat immers ook toe dat de getrouwheidspremie verworven is voor bedragen die per kalenderjaar gedurende ten minste 11 opeenvolgende maanden van datzelfde kalenderjaar op dezelfde rekening ingeschreven zijn. 30. Onder « 1.Voorwaarden » is er een gebrek aan overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst van het eerste onderdeel.

Enkel in de Nederlandse tekst wordt immers melding gemaakt van een opening « op verzoek ». Deze discordantie moet worden weggewerkt. 31. De tekst onder « 4.Fiscaliteit » is niet meer actueel wat het percentage van de roerende voorheffing en de bijkomende heffing betreft. 32. In de omschrijving van de gegevens van de bank, onderaan de bijlage, dient in de Nederlandse tekst de vermelding « RPM » te worden vervangen door « RPR » en « TVA » door « BTW ».(1) Weliswaar is Richtlijn 2002/65/EG van van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad' eveneens van toepassing op de aanbieding van spaarrekeningen.Deze richtlijn betreft evenwel enkel een regeling voor de verhouding met « consumenten », terwijl het voorliggende ontwerp elke niet-professionele cliënt beoogt te beschermen. Bovendien laat artikel 4, lid 2 van voornoemde richtlijn de bevoegdheid van de lidstaten onverlet om strengere informatieverplichtingen te handhaven of in te voeren. (2) Overweging 3 van Richtlijn 98/34/EG.(3) Zijnde andere deposito's en termijnrekeningen.(4) Aan die wetsbepalingen moet dan uiteraard uitdrukkelijk worden gerefereerd in de tekst van het ontwerp teneinde te vermijden dat de indruk zou worden gewekt dat de Koning zou kunnen inwerken op de toepassing van de desbetreffende bepalingen die evenwel uitsluitend zaak zijn van de wetgever.(5) Hieronder mede begrepen het herroepingsrecht, bedoeld in artikel 53 van de wet. (6) Parl.St. Kamer 2009-10, 2408/001, 30. (7) In voorkomend geval zou aan die wetsbepaling kunnen worden gerefereerd indien zou worden geopteerd voor een handhavings- en sanctieregeling naar het voorbeeld van die in het koninklijk besluit van 5 december 2000.(8) Het inschrijven van dergelijk handhavings- en sanctioneringsmechanisme in het ontwerp vergt hoe dan ook een voldoende wettelijke grondslag.(9) Dergelijk beroep zal alsdan niet volgens een versnelde procedure, in de zin van artikel 30, § 2bis, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State worden behandeld.(10) Zie in die zin ook de commentaar die in het verslag aan de Koning bij artikel 9, § 3, van het ontwerp wordt gegeven.(11) Zie Beginselen van de wetgevingstechniek.Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, aanbeveling nr. 172 en formule F 4-8-1, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be).

De griffier, W. Geurts.

De voorzitter, M. Van Damme.

18 JUNI 2013. - Koninklijk besluit waarbij bepaalde informatieverplichtingen worden opgelegd bij de commercialisering van gereglementeerde spaarrekeningen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, artikel 3, § 1, derde lid, ingevoegd bij de wet van 2 juli 2010 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de Regering prioriteit wenst te geven aan de in het regeerakkoord ingeschreven hervorming van het spaarwezen en van de financiële producten en diensten, die onontbeerlijk is om, in deze tijden van financiële crisis, voor de vereiste stabiliteit en transparantie te zorgen om, enerzijds, de bescherming van de spaarders en de versterking van hun vertrouwen in de financiële producten en diensten te garanderen, en, anderzijds, een efficiënte en snelle opleving van de Belgische economie mogelijk te maken;

Gelet op advies 52.773/1 van de Raad van State, gegeven op 20 februari 2013, met toepassing van artikel 84, § 3, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Financiën en de Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Doelstelling en definities

Artikel 1.Dit besluit stelt bepaalde informatieverplichtingen vast die bij de commercialisering van gereglementeerde spaarrekeningen bij spaarders op het Belgisch grondgebied moeten worden nageleefd.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° spaarrekening : een rekening waarmee gelddeposito's in ontvangst worden genomen door de kredietinstellingen als bedoeld in artikel 68bis, eerste lid, 1°, van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, met uitzondering van de betaalrekeningen in de zin van artikel 2, 8°, van de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten;2° gereglementeerde spaarrekeningen : de spaarrekeningen die voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 2 van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92);3° spaarders : de houders van een gereglementeerde spaarrekening en de natuurlijke of rechtspersonen die een contract wensen aan te gaan voor de opening van een gereglementeerde spaarrekening en die geen professionele cliënten zijn in de zin van artikel 2, eerste lid, 28°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.De cliënten die op eigen verzoek worden behandeld als professionele cliënten als bedoeld in Bijlage A, II van het koninklijk besluit van 3 juni 2007 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten, worden, voor de toepassing van dit besluit, als spaarders beschouwd; 4° kredietinstellingen : de kredietinstellingen naar Belgisch recht en de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen naar buitenlands recht;5° commercialisering : de voorstelling van een gereglementeerde spaarrekening, via om het even welk middel, met de bedoeling een spaarder ertoe aan te zetten of te adviseren om een dergelijke rekening te openen dan wel om geld op een dergelijke rekening te storten;6° mededeling van verkoopsbevorderende aard : elke mededeling die er specifiek toe strekt de opening van een gereglementeerde spaarrekening of de storting van geld op een dergelijke rekening te promoten, ongeacht het kanaal waarlangs of de wijze waarop dat gebeurt;7° document met essentiële spaardersinformatie : gestandaardiseerde informatiefiche die de kredietinstellingen moeten opstellen als zij bij spaarders gereglementeerde spaarrekeningen commercialiseren conform artikel 3 en de bijlage bij dit besluit;8° duurzame drager : een hulpmiddel dat de spaarder in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie gemakkelijk toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt. HOOFDSTUK 2. - Document met essentiële spaardersinformatie

Art. 3.§ 1. Bij de commercialisering van gereglementeerde spaarrekeningen bij spaarders stellen de kredietinstellingen, voor elk van die rekeningen, een document met essentiële spaardersinformatie op, dat qua vorm en inhoud in overeenstemming is met het model dat als bijlage bij dit besluit gaat. § 2. Onverminderd de informatie die op grond van de artikelen 49 tot 55 van de wet van 6 april 2010 moet worden verstrekt, wordt het document met essentiële spaardersinformatie door de kredietinstelling of door haar tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten te gelegener tijd, vóór de spaarders door een overeenkomst of door een aanbod gebonden zijn, kosteloos voor hen verkrijgbaar gesteld op één van de volgende wijzen : a) op papier;b) op een andere duurzame drager, als aan de in het tweede lid bedoelde voorwaarden is voldaan, mits de spaarders het document met essentiële spaardersinformatie op eenvoudig verzoek kosteloos kunnen verkrijgen op papier;c) via een website, als aan de in het derde lid bedoelde voorwaarden is voldaan, mits de spaarders het document met essentiële spaardersinformatie op eenvoudig verzoek kosteloos kunnen verkrijgen op papier. Een andere duurzame drager dan papier is slechts toegestaan als : a) de verstrekking van die informatie op die drager in de context past waarin de kredietinstelling of de tussenpersoon met de spaarder zakendoet of gaat zakendoen;en b) de spaarder aan wie de informatie moet worden verstrekt, wanneer hij voor de keuze tussen informatieverstrekking op papier of op die andere duurzame drager wordt gesteld, uitdrukkelijk voor de informatieverstrekking op die andere drager kiest. Wanneer het document met essentiële spaardersinformatie via een website verkrijgbaar wordt gesteld, en deze informatie niet persoonlijk tot de spaarder gericht is, moet ook aan de volgende cumulatieve voorwaarden zijn voldaan : a) de verstrekking van die informatie via een website past in de context waarin de kredietinstelling of de tussenpersoon met de spaarder zakendoet of gaat zakendoen;b) de spaarder aan wie de informatie moet worden verstrekt, kiest, wanneer hij voor de keuze tussen informatieverstrekking op papier of via een website wordt gesteld, uitdrukkelijk voor de informatieverstrekking via de website;c) de spaarder wordt op de hoogte gebracht van het webadres en van de plaats op de website waar hij toegang kan krijgen tot het document met essentiële spaardersinformatie;d) het document met essentiële spaardersinformatie blijft op de website beschikbaar zolang de spaarder die informatie redelijkerwijs zal willen raadplegen. Voor de toepassing van het tweede en het derde lid, wordt de informatieverstrekking via een website geacht te passen in de context waarin de kredietinstelling of de tussenpersoon met de spaarder zakendoet of gaat zakendoen, als laatstgenoemde regelmatig toegang heeft tot het internet. De regelmatige toegang tot het internet wordt geacht bewezen te zijn als de spaarder een e-mailadres heeft opgegeven om zaken te kunnen doen. § 3. Wanneer het contract voor de opening van een rekening, op verzoek van de spaarder, wordt gesloten met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand waarmee het document met essentiële spaardersinformatie niet, conform paragraaf 2, kan worden overgelegd vóór de spaarder het contract sluit, vervult de kredietinstelling of haar tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten de krachtens paragraaf 2 geldende verplichting onmiddellijk na het sluiten van het contract op afstand.

Art. 4.§ 1. De informatie in het document met essentiële spaardersinformatie is correct, duidelijk, niet-misleidend en in overeenstemming met de informatie vervat in alle andere, door de kredietinstelling of haar tussenpersoon opgestelde documenten met contractuele of precontractuele informatie. § 2. Het document met essentiële spaardersinformatie wordt geactualiseerd zolang de spaarrekening op het Belgisch grondgebied wordt gecommercialiseerd. Het geactualiseerde document met essentiële spaardersinformatie moet uiterlijk op het moment waarop de actualisering in werking treedt, kosteloos verkrijgbaar worden gesteld voor de spaarders volgens de in artikel 3, § 2, vastgestelde modaliteiten.

Art. 5.§ 1. Het document met essentiële spaardersinformatie wordt door de kredietinstelling die de betrokken gereglementeerde spaarrekening commercialiseert, op haar eigen uitsluitende verantwoordelijkheid opgesteld. § 2. De kredietinstellingen stellen de documenten met essentiële spaardersinformatie en de eventuele actualiseringen daarvan kosteloos verkrijgbaar voor hun tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten die hun gereglementeerde spaarrekeningen commercialiseren, om hen in staat te stellen aan de in artikel 3, § 2, vastgestelde verplichting te voldoen.

Art. 6.§ 1. De documenten met essentiële spaardersinformatie mogen pas verkrijgbaar worden gesteld voor de spaarders na te zijn goedgekeurd door de FSMA die op de naleving van de regels van dit hoofdstuk toeziet.

De geactualiseerde versie van de volgende gegevens in de documenten met essentiële spaardersinformatie mag pas aan de spaarders worden meegedeeld nadat zij door de FSMA is goedgekeurd : - de naam van het product; - de in punt 1 van het document met essentiële spaardersinformatie vermelde voorwaarden; - de in punt 2 van het document met essentiële spaardersinformatie vermelde vergoeding van de rekening; - de in punt 3 van het document met essentiële spaardersinformatie vermelde kosten.

Onverminderd het vorige lid moet elke actualisering van het document met essentiële spaardersinformatie aan de FSMA worden overgelegd vóór ze wordt verspreid. § 2. De FSMA spreekt zich uit binnen 15 werkdagen na ontvangst van het document met essentiële spaardersinformatie of de geactualiseerde versie ervan. § 3. De goedkeuring van het document met essentiële spaardersinformatie door de FSMA houdt geenszins een beoordeling in van de kwaliteit van de betrokken gereglementeerde spaarrekening of van de positie van kredietinstelling. In het document met essentiële spaardersinformatie mag geen gewag worden gemaakt van het optreden van de FSMA, met uitzondering van de vermelding dat het document door haar werd goedgekeurd. HOOFDSTUK 3. - Mededelingen van verkoopsbevorderende aard en andere documenten en berichten

Art. 7.Bij de commercialisering van gereglementeerde spaarrekeningen moeten de mededelingen van verkoopsbevorderende aard en de andere documenten en berichten die door de kredietinstellingen of hun tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten worden verspreid, voldoen aan de in dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden.

Art. 8.§ 1. De mededelingen van verkoopsbevorderende aard en de andere documenten en berichten moeten aan de volgende vereisten voldoen : 1° zij moeten zijn opgesteld in naam van de kredietinstelling die de betrokken gereglementeerde spaarrekening commercialiseert en mogen geen verwarring scheppen met een andere kredietinstelling of een andere financiële tussenpersoon;2° de mededelingen van verkoopsbevorderende aard moeten duidelijk als zodanig herkenbaar zijn;3° de erin vervatte informatie mag niet onjuist of misleidend zijn.De mededelingen van verkoopsbevorderende aard en de andere documenten en berichten mogen belangrijke elementen, verklaringen of waarschuwingen niet verhullen, afzwakken of verdoezelen; 4° de erin vervatte informatie moet worden voorgesteld op een manier die begrijpelijk is voor een representatieve persoon uit de doelgroep tot wie zij gericht is of die zij wellicht bereikt;5° de erin vervatte informatie moet in overeenstemming zijn met de informatie in het document met essentiële spaardersinformatie of met alle andere contractuele of precontractuele informatie die de kredietinstelling of haar tussenpersoon verstrekt;6° de mededelingen van verkoopsbevorderende aard en de andere documenten en berichten mogen geen gezamenlijk aanbod vermelden;7° als de mededelingen van verkoopsbevorderende aard en de andere documenten en berichten tegelijkertijd betrekking hebben op een gereglementeerde spaarrekening en een ander financieel product of een andere financiële dienst, moet zowel qua inhoud als qua vorm een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de informatie die betrekking heeft op de spaarrekening, en de informatie die betrekking heeft op de andere financiële producten of diensten;8° er mag geen gewag worden gemaakt van het optreden van de FSMA in de mededelingen van verkoopsbevorderende aard en de andere documenten en berichten. § 2. Onverminderd § 1 bevatten de mededelingen van verkoopsbevorderende aard en de andere documenten en berichten over de gereglementeerde spaarrekeningen minstens de volgende informatie : 1° de naam van de instelling waarbij het geld wordt gestort;2° de rechtsvorm van de instelling waarbij het geld wordt gestort;3° de Staat van herkomst van de instelling waarbij het geld wordt gestort;4° de vermelding dat het om een gereglementeerde spaarrekening gaat;5° de formule voor de vergoeding van de rekening, bestaande uit de basisrentevoet en de getrouwheidspremie, die als brutopercentages zonder kosten en belastingen en op jaarbasis worden voorgesteld;de percentages mogen niet zodanig worden voorgesteld dat de spaarder ertoe wordt aangezet om ze op te tellen; de voorstellingswijze van de informatie over de vergoeding moet voldoende duidelijk zijn, en de spaarder in staat stellen om de onderdelen van de vergoeding gemakkelijk te vergelijken met de onderdelen van de vergoeding voor andere gereglementeerde spaarrekeningen; 6° de eventuele voorwaarden die aan de aangeboden vergoedingsformule zijn gekoppeld, met uitzondering van de wettelijke of reglementaire voorwaarden;die voorwaarden moeten leesbaar worden voorgesteld in een karaktergrootte die minstens identiek is aan de karaktergrootte die voor de vergoedingsformule wordt gebruikt; 7° de toepasselijke belastingregeling en met name de vermelding van de in voorkomend geval toepasselijke roerende voorheffing;8° in voorkomend geval, de vermelding dat de basisrentevoet en de getrouwheidspremie kunnen worden aangepast, alsook de wijze waarop die gewijzigde percentages zullen worden gepubliceerd;9° de vermelding van de plaats waar het document met essentiële spaardersinformatie verkrijgbaar wordt gesteld, ofwel de wijze waarop de spaarder er toegang kan toe krijgen;10° als een door een ratingbureau aan de kredietinstelling toegekende rating wordt vermeld, de ratingschaal en de betekenis van die rating, of een verwijzing naar een website waar die informatie te vinden is, op voorwaarde echter dat die informatie ook bij de betrokken kredietinstelling zelf verkrijgbaar is;een dergelijke rating mag slechts in bijkomende orde worden vermeld. § 3. De FSMA kan afwijkingen van paragraaf 2 toestaan, als het materieel onmogelijk is om die informatie in de reclame te vermelden, en in zoverre die reclame naar het document met essentiële spaardersinformatie verwijst en dat document rechtstreeks toegankelijk is voor de spaarder.

Bij toepassing van het eerste lid moet de betrokken mededeling van verkoopsbevorderende aard minimaal de in de bepalingen onder 1°, 4°, 5° en 6° van de vorige paragraaf bedoelde informatie bevatten.

Art. 9.§ 1. De mededelingen van verkoopsbevorderende aard en de andere documenten en berichten met betrekking tot een gereglementeerde spaarrekening mogen pas openbaar worden gemaakt na te zijn goedgekeurd door de FSMA die op de naleving van de regels van dit hoofdstuk toeziet. Daartoe bezorgen de kredietinstellingen de FSMA hun reclame en de andere documenten en berichten op de wijze die zij bepaalt. § 2. De FSMA spreekt zich uit binnen 15 werkdagen na ontvangst van de in § 1 bedoelde mededelingen van verkoopsbevorderende aard en andere documenten en berichten. § 3. In de in § 1 bedoelde mededelingen van verkoopsbevorderende aard en andere documenten en berichten mag geen gewag worden gemaakt van het optreden van de FSMA, met uitzondering van de vermelding dat het document met essentiële spaardersinformatie door haar werd goedgekeurd. HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding en diverse bepalingen

Art. 10.Dit besluit treedt in werking vier weken na de datum van zijn publicatie.

Art. 11.De Minister van Financiën en de Minister van Economie zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 juni 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, K. GEENS

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 18 juni 2013 waarbij bepaalde informatieverplichtingen worden opgelegd bij de commercialisering van gereglementeerde spaarrekeningen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, K. GEENS

^