Etaamb.openjustice.be
Wet van 04 mei 1999
gepubliceerd op 12 juni 1999

Wet houdende diverse fiscale bepalingen

bron
ministerie van financien
numac
1999003331
pub.
12/06/1999
prom.
04/05/1999
ELI
eli/wet/1999/05/04/1999003331/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 MEI 1999. - Wet houdende diverse fiscale bepalingen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK I. - Directe belastingen

Art. 2.In artikel 32 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vervangen door artikel 5 van het koninklijk besluit van 20 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) Het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Bezoldigingen van bedrijfsleiders zijn alle beloningen verleend of toegekend aan een natuurlijk persoon die : 1° een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies uitoefent;2° in de vennootschap een leidende functie of een leidende werkzaamheid van dagelijks bestuur, van commerciële, financiële of technische aard, uitoefent buiten een arbeidsovereenkomst.» .

B) Het artikel aanvullen met een derde lid, luidend als volgt : « Het eerste lid is niet van toepassing op natuurlijke personen, die onbezoldigd een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies uitoefenen in verenigingen zonder winstoogmerk of andere rechtspersonen zoals bedoeld in artikel 220, 3°, mits de inkomsten van onroerende goederen die zij uit diezelfde vereniging of rechtspersoon verkrijgen niet voor de in het tweede lid, 3°, bedoelde herkwalificatie tot bezoldiging in aanmerking komen ».

Art. 3.In artikel 69 van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 11 van de wet van 28 juli 1992 en gewijzigd bij artikel 5 van de wet van 20 december 1995, waarvan de huidige tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 ingevoegd, luidend als volgt : « § 2. In afwijking van § 1, eerste lid, 1°, is de investeringsaftrek gelijk aan 3 %, wanneer het gaat om materiële vaste activa die uitsluitend bestemd zijn voor het verzekeren van het produktieproces van herbruikbare verpakkingen van dranken en nijverheidsprodukten, zoals vermeld in boek III « Milieutaksen » van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur.

Dit percentage is eveneens van toepassing op de materiële vaste activa die uitsluitend bestemd zijn voor het verzekeren van de terugname in de verkooppunten, de tussentijdse stockage, de verzending naar de afvuller of een distributiecentrale met het oog op de verdere sortering en reiniging en de sortering en reiniging met het oog op de terugzending naar de respectievelijke afvullers van de in eerste lid vermelde herbruikbare verpakkingen.

De Koning bepaalt de wijze waarop de in het eerste en tweede lid vermelde investeringsaftrek moet worden toegepast, de verplichtingen die de belastingplichtigen moeten naleven om recht te hebben op het voordeel ervan, alsmede de kenmerken waaraan de vaste activa moeten voldoen om recht te geven op de aftrek en Hij bepaalt wat onder produktieproces moet worden verstaan. » .

Art. 4.In artikel 74 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « als vermeld in artikel 69, eerste lid, 2°, » vervangen door de woorden « als vermeld in artikel 69, § 1, eerste lid, 2°, ».

Art. 5.In artikel 77 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 6 van de wet van 20 december 1995, worden de woorden « ingevolge artikel 69, eerste lid, 2° » vervangen door de woorden « ingevolge artikel 69, § 1, eerste lid, 2° ».

Art. 6.Artikel 80 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld als volgt : « of tenzij de vennoten of leden bewijzen dat die beroepsverliezen voortspruiten uit verrichtingen die beantwoorden aan rechtmatige financiële of economische behoeften. ».

Art. 7.Artikel 93, 3°, van hetzelfde Wetboek, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 3° een overdracht onder bezwarende titel van goederen die toebehoren : a) aan al dan niet ontvoogde minderjarigen of aan onbekwaamverklaarden ingeval de familieraad of een gerechtelijke instantie daartoe machtiging heeft gegeven;b) aan personen aan wie een voorlopige bewindvoerder is toegevoegd overeenkomstig de artikelen 488bis, a tot 488bis, k, van het Burgerlijk Wetboek, krachtens een bijzondere machtiging van de vrederechter;».

Art. 8.Artikel 93bis, 2°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 16 van het koninklijk besluit van 20 december 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° een overdracht onder bezwarende titel van goederen die toebehoren : a) aan al dan niet ontvoogde minderjarigen of aan onbekwaamverklaarden ingeval de familieraad of een gerechtelijke instantie daartoe machtiging heeft gegeven;b) aan personen aan wie een voorlopige bewindvoerder is toegevoegd overeenkomstig de artikelen 488bis, a tot 488bis, k, van het Burgerlijk Wetboek, krachtens een bijzondere machtiging van de vrederechter;».

Art. 9.In artikel 131, 2°, van hetzelfde Wetboek, wordt het cijfer « 130 000 » vervangen door het cijfer « 131 000 ».

Art. 10.In artikel 134, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, wordt het cijfer « 130 000 » vervangen door het cijfer « 131 000 ».

Art. 11.Artikel 171, 4°, i), van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 89, 6°, van de wet van 28 december 1992 en bij artikel 30, 3°, van de wet van 24 december 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling : « i) de premies en vergoedingen ingesteld door de Europese Gemeenschappen als steunregeling voor de landbouwsector ».

Art. 12.Artikel 184 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 19 van de wet van 22 december 1998, wordt aangevuld met het volgende lid : « Wordt evenwel, onverminderd de toepassing van artikel 210, § 1, 3°, niet als gestort kapitaal aangemerkt, het netto actief vermeld in Hoofdstuk Vquinquies van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, dat het maatschappelijk kapitaal van een handelsvennootschap uitmaakt of dat op een onbeschikbare reserverekening van die vennootschap wordt geboekt. Dat maatschappelijk kapitaal en die reserverekening worden slechts vrijgesteld voor zover voldaan is aan de voorwaarden als vermeld in artikel 190. ».

Art. 13.§ 1. In titel III, hoofdstuk II, afdeling III, van hetzelfde Wetboek, wordt een als volgt luidende onderafdeling III ingevoegd : « Onderafdeling III. - Technische voorzieningen van verzekeringsondernemingen". § 2. In hetzelfde Wetboek wordt een als volgt luidend artikel 194bis ingevoegd : «

Art. 194bis.- Binnen de grenzen en onder de voorwaarden bepaald door de Koning worden de technische voorzieningen bedoeld in artikel 16, § 1, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen vrijgesteld. ».

Art. 14.Artikel 197 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 197.- Niet verantwoorde kosten en verdoken meerwinsten, die ingevolge artikel 219 aan de afzonderlijke aanslag worden onderworpen, worden als beroepskosten aangemerkt. ».

Art. 15.Artikel 198, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° de vennootschapsbelasting, met inbegrip van de ingevolge artikel 219bis verschuldigde afzonderlijke aanslagen, de in mindering van de vennootschapsbelasting gestorte sommen en de roerende voorheffing die de schuldenaar van het inkomen met miskenning van artikel 261, tot ontlasting van de verkrijger heeft gedragen, doch met uitzondering van de ingevolge artikel 219 verschuldigde afzonderlijke aanslag; ».

Art. 16.In de inleidende zin van artikel 201, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 18 van de wet van 28 juli 1992, worden de woorden « In de gevallen die niet in de artikelen 69, eerste lid, 2°, en 70 vermeld zijn » vervangen door de woorden « In de gevallen als vermeld in artikel 69, § 1, eerste lid, 1°, ».

Art. 17.In artikel 203, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 26 van het koninklijk besluit van 20 december 1996 en gewijzigd bij artikel 51 van de wet van 10 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : « 1° in het vijfde lid, 1°, worden de woorden « zijn ingeschreven in de officiële notering aan een effectenbeurs » vervangen door de woorden « zijn opgenomen in de notering aan een effectenbeurs »; 2° het zesde lid wordt ingetrokken.

Art. 18.Artikel 214 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 21 van de wet van 28 juli 1992 en bij artikel 6 van de wet van 6 augustus 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 214.- § 1. Behoudens wanneer een binnenlandse vennootschap wordt omgezet in een landbouwvennootschap die niet voor de heffing van de vennootschapsbelasting heeft gekozen, en niettegenstaande het bepaalde van artikel 210, § 1, 3°, blijft belastingheffing ingevolge de artikelen 208 en 209 achterwege bij het aannemen van een andere rechtsvorm, wanneer de waardering van de activa- en passivabestanddelen, met inbegrip van het kapitaal en de reserves, geen wijziging ondergaat naar aanleiding van de verrichting. Artikel 212 is van toepassing op de aldus omgezette vennootschappen.

Artikel 212 is mede van toepassing ingeval vennootschappen die zijn opgericht in een der vormen bepaald in het Wetboek van koophandel, met vrijstelling van belasting zijn omgezet vóór de inwerkingtreding van de wet van 23 februari 1967 tot wijziging, wat de omzetting van vennootschappen betreft, van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen. § 2. Artikel 212 zoals het bestaat na de wet van 22 december 1998, houdende fiscale en andere bepalingen, is mede van toepassing in geval van fusie of splitsing van vennootschappen die vóór 1 oktober 1993 met vrijstelling van belasting hebben plaatsgevonden. § 3. Voor de toepassing van de artikelen 212 en 213 worden de fusies, splitsingen en omzettingen, alsmede de inbreng van één of meer bedrijfsafdelingen of takken van werkzaamheid of van een algemeenheid van goederen waarin de overgenomen, gesplitste of omgezette vennootschappen voorheen met vrijstelling van belasting hebben deelgenomen, geacht niet te hebben plaatsgevonden. ».

Art. 19.In artikel 216, 2°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 32 van de wet van 22 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) b) wordt vervangen door de volgende bepaling : « b) voor vennootschappen voor huisvesting zijnde de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, de Société régionale Wallonne du logement, de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, de Vlaamse Landmaatschappij en de door hen erkende maatschappijen, de coöperatieve vennootschappen « Woningfonds van de Bond der kroostrijke gezinnen van België », « Vlaams Woningfonds van de grote gezinnen », « Fonds du logement des familles nombreuses de Wallonie » en « Woningfonds van de gezinnen van het Brusselse Gewest », zomede door de Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Bank erkende naamloze of coöperatieve vennootschappen of door het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of het Waals Gewest erkende vennootschappen, die uitsluitend tot doel hebben leningen toe te staan voor het bouwen, het aankopen of het inrichten van sociale woningen, kleine landeigendommen of daarmede gelijkgestelde woningen, of voor de uitrusting daarvan met geschikt meubilair. »;

B) b) wordt vervangen door de volgende bepaling : « b) voor vennootschappen voor huisvesting zijnde de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, de Société régionale Wallonne du logement, de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, de Vlaamse Landmaatschappij en de door hen erkende maatschappijen, de coöperatieve vennootschappen « Woningfonds van de Bond der kroostrijke gezinnen van België », « Vlaams Woningfonds van de grote gezinnen », « Fonds du logement des familles nombreuses de Wallonie » en « Woningfonds van de gezinnen van het Brusselse Gewest », zomede door het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of het Waals Gewest erkende vennootschappen, die uitsluitend tot doel hebben leningen toe te staan voor het bouwen, het aankopen of het inrichten van sociale woningen, kleine landeigendommen of daarmede gelijkgestelde woningen, of voor de uitrusting daarvan met geschikt meubilair. ».

Art. 20.De hoofding van Titel III, Hoofdstuk III, Afdeling II, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door : « Afdeling II. - Afzonderlijke aanslagen. ».

Art. 21.In artikel 219 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Een afzonderlijke aanslag wordt gevestigd op kosten vermeld in artikel 57, die niet worden verantwoord door individuele fiches en een samenvattende opgave alsmede op de verdoken meerwinsten die niet onder de bestanddelen van het vermogen van de vennootschap worden teruggevonden. »;

B) een derde lid wordt toegevoegd, luidend : « Als verdoken meerwinsten worden niet aangemerkt, de reserves als bedoeld in artikel 24, eerste lid, 2° tot 4°. » .

Art. 22.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 219bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 219bis.- § 1. Ten name van de kredietverenigingen en van de maatschappijen voor onderlinge borgstelling die lid zijn van het net van het beroepskrediet en van de kredietkassen erkend door de N.V. Landbouwkrediet, wordt een afzonderlijke aanslag gevestigd bij het uitgesloten worden of de ontslagname uit dat net, of bij de intrekking of de afstand van die erkenning.

Die aanslag wordt gevestigd voor het belastbaar tijdperk tijdens hetwelk deze vereniging, maatschappij of kas wordt uitgesloten of ontslag neemt uit het net van het beroepskrediet, of tijdens hetwelk de erkenning wordt ingetrokken of afstand wordt gedaan van de erkenning.

Die aanslag is gelijk aan 34 % van het totaal bedrag van de belaste reserves zoals die bestonden op het einde van de belastbare periode verbonden aan het aanslagjaar 1993. § 2. Ten name van de vennootschappen als vermeld in artikel 216, 2°, a, en van de vennootschappen als bedoeld in artikel 216, 2°, b, erkend hetzij door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, de Société régionale wallonne du logement, de Brusselse gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of de Vlaamse Landmaatschappij, hetzij door het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of het Waals Gewest, wordt een afzonderlijke aanslag gevestigd bij het uitgesloten worden of de ontslagname uit het net van het beroepskrediet, of bij de intrekking of de afstand van die erkenning.

Die aanslag wordt gevestigd voor het belastbaar tijdperk tijdens hetwelk de vennootschap of vereniging wordt uitgesloten of ontslag neemt uit het net van het beroepskrediet of tijdens hetwelk de erkenning van de vennootschap wordt ingetrokken of afstand wordt gedaan van de erkenning.

Die aanslag is gelijk aan 34 % van het totaal bedrag van de belaste reserves bij het begin van het belastbaar tijdperk. § 3. Ten name van de vennootschappen als bedoeld in artikel 216, 2°, wordt een afzonderlijke aanslag gevestigd op de dividenduitkering.

Die aanslag is gelijk aan 34 % van die dividenduitkering. ».

Art. 23.Artikel 222 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld als volgt : « 6° de meerwaarden op in België gelegen gebouwde onroerende goederen of op zakelijke rechten met betrekking tot zulke onroerende goederen die naar aanleiding van een in artikel 90, 10°, vermelde overdracht onder bezwarende titel worden verwezenlijkt; het belastbaar bedrag van die meerwaarden wordt overeenkomstig de artikelen 101, §§ 2 en 3, en 103, § 3, vastgesteld. ».

Art. 24.In artikel 225, tweede lid, 3°, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « op in artikel 222, 5°, » vervangen door de woorden « op in artikel 222, 5° en 6°, ».

Art. 25.Artikel 233, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Daarenboven wordt een afzonderlijke aanslag gevestigd op de niet-verantwoorde kosten en op de verdoken meerwinsten als vermeld in artikel 219. ».

Art. 26.In artikel 240, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 29 van de wet van 28 juli 1992, worden de woorden « in de niet in de artikelen 69, eerste lid, 2°, en 70 vermelde gevallen » vervangen door de woorden « in de gevallen als vermeld in artikel 69, § 1, eerste lid, 1°, ».

Art. 27.Artikel 246, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 18 van de wet van 30 maart 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° wordt de afzonderlijke aanslag op niet-verantwoorde kosten en op verdoken meerwinsten berekend tegen 300 %. ».

Art. 28.Artikel 289bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 15 van de wet van 20 december 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 289bis.- § 1. Met betrekking tot de in artikel 23, § 1, 1° en 2°, vermelde winst en baten, wordt met de personenbelasting een belastingkrediet verrekend van 10 pct., met een maximum van 150 000 frank, van het meerdere van : - het op het einde van het belastbare tijdperk bestaande positieve verschil tussen de fiscale waarde van de in artikel 41 vermelde vaste activa en het totale bedrag van de schulden met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar die betrekking hebben op uitgeoefende beroepswerkzaamheden die winst of baten opbrengen; - ten opzichte van het op het einde van één van de drie voorafgaande belastbare tijdperken bereikte hoogste bedrag van dit verschil.

Het verlenen van het belastingkrediet is onderworpen aan de voorwaarde dat de belastingplichtige bij zijn aangifte in de inkomstenbelastingen een attest voegt waarvan het model door de Minister die bevoegd is voor het sociaal statuut van de zelfstandigen wordt vastgesteld en waarbij wordt bevestigd dat hij in orde is met de betaling van zijn sociale zekerheidsbijdragen als zelfstandige.

In de gevallen vermeld in artikel 46, § 1, eerste lid, 1° en 3°, wordt het belastingkrediet bepaald alsof er geen verandering van belastingplichtige is geweest.

Wanneer de aanslag op naam van beide echtgenoten wordt gevestigd, worden het percentage, het bedrag en de grens bepaald in het eerste lid per echtgenoot beoordeeld. § 2. Met de overeenkomstig artikel 215, tweede lid, berekende vennootschapsbelasting wordt een belastingkrediet verrekend van 7,5 %, met een maximum van 800 000 frank, van het positieve verschil tussen : - het in het geld gestorte kapitaal op het einde van het belastbare tijdperk; - en het hoogste bedrag van het op het einde van enig belastbaar tijdperk in geld gestorte kapitaal dat vroeger werd weerhouden om het verlenen van het belastingkrediet te bepalen, of bij het ontbreken daarvan het op het einde van één van de drie voorafgaande belastbare tijdperken bereikte hoogste bedrag ervan.

In geval van overdracht door de aandeelhouders, bestuurders, zaakvoerders of vennoten van de vennootschap-cessionaris van hetzij goederen die voorheen werden aangewend voor hun beroepswerkzaamheid, hetzij aandelen die deel uitmaken van hun vermogen, hetzij goederen die hebben toebehoord aan een vennootschap waarvan zij aandeelhouders, bestuurders, zaakvoerders of vennoten zijn of geweest zijn, wordt enkel het bedrag van het in geld gestorte kapitaal dat de overdrachtprijs overschrijdt in aanmerking genomen voor de toepassing van het eerste lid.

Hetgeen voorafgaat is eveneens van toepassing op de overdracht gedaan door een natuurlijke of rechtspersoon die in eigen naam maar voor rekening van een hiervoor vermelde persoon handelt. § 3. Om recht te kunnen hebben op het belastingkrediet, moet de belastingplichtige bij zijn aangifte in de inkomstenbelastingen voor het aanslagjaar waarvoor hij de verrekening vraagt, een ingevulde, gedagtekende en ondertekende opgave voegen, waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn afgevaardigde wordt vastgesteld. ».

Art. 29.In artikel 290 van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 13 van de wet van 22 juli 1993 en gewijzigd bij artikel 22 van de wet van 30 maart 1994 en bij artikel 17 van de wet van 20 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 2° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° mogen de als forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting en als belastingkrediet verrekenbare sommen niet meer bedragen dan het deel van de personenbelasting dat evenredig betrekking heeft op de beroepsinkomsten.»; 2° het 3° wordt opgeheven.

Art. 30.In artikel 291, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 18 van de wet van 20 december 1995, worden de woorden « artikel 290, eerste lid, 3°, » vervangen door de woorden « artikel 290, 2°, ».

Art. 31.Artikel 292, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 14 van de wet van 22 juli 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Geen voorheffingen worden verrekend met de afzonderlijke aanslagen gevestigd ingevolge de artikelen 219 en 219bis. ».

Art. 32.In artikel 292bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 19 van de wet van 20 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « in artikel 289bis, tweede lid, vermeld » geschrapt;2° tussen het tweede en het derde lid wordt het volgende lid ingevoegd : « In geval van verwerving of wijziging van de controle van een vennootschap in de loop van het belastbare tijdperk die niet beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften, wordt het nog niet verrekende belastingkrediet niet overgedragen op de vennootschapsbelasting met betrekking tot dat belastbare tijdperk, noch tot enig ander later belastbaar tijdperk.»; 3° in het derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden « , en derde lid » geschrapt.

Art. 33.In artikel 304, § 2, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in het tweede lid worden de woorden « de bijzondere afzonderlijke aanslagen gevestigd ingevolge artikel 219 » vervangen door de woorden « de afzonderlijke aanslagen gevestigd ingevolge de artikelen 219 en 219bis »;

B) na het tweede lid wordt het volgende lid ingevoegd : « Bij belastingplichtigen die aan de rechtspersonenbelasting zijn onderworpen, worden de niet-verrekende voorafbetalingen teruggegeven indien zij ten minste 100 frank bedragen. ».

Art. 34.In artikel 345, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 36 van de wet van 28 juli 1992, bij artikel 19 van de wet van 28 december 1992, bij artikel 16, 3°, van de wet van 22 juli 1993, bij artikel 7 van de wet van 6 augustus 1993, bij artikel 23 van de wet van 30 maart 1994 en bij artikel 43 van het koninklijk besluit van 20 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 2° en 3° wordt opgeheven;2° tussen het 3° en het 4° een 3°bis invoegen luidend : « 3°bis dat de beroepsverliezen bedoeld in artikel 80 voortvloeien uit verrichtingen die beantwoorden aan wettelijke behoeften van financiële of economische aard;»; 3° het 6° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 6° een verwerving of een wijziging van de controle van een vennootschap, als vermeld in de artikelen 207, derde lid, of 292bis, derde lid, wel degelijk beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften.».

Art. 35.In artikel 463bis, § 1, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 22 van de wet van 22 juli 1993 en gewijzigd bij artikel 25 van de wet van 30 maart 1994, bij artikel 106 van de wet van 21 december 1994, bij artikel 21 van de wet van 20 december 1995 en bij artikel 51 van de wet van 22 december 1998, worden de woorden « de bijzondere afzonderlijke aanslagen vermeld in de artikelen 219 en 246, eerste lid, 2° » vervangen door de woorden « de afzonderlijke aanslagen vermeld in de artikelen 219, 219bis en 246, eerste lid, 2° ».

Art. 36.In artikel 523, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 23 van de wet van 20 december 1995, worden de woorden « tweede lid » vervangen door de woorden « § 2".

Art. 37.Voor het aanslagjaar 2000 zijn de elektriciteitsproducenten, bedoeld in artikel 34 van de wet van 28 december 1990 betreffende verscheidene fiscale en niet-fiscale bepalingen, bovenop de bijzondere aanslag bedoeld in artikel 35 van voornoemde wet, een buitengewone bijdrage verschuldigd van 1.500 miljoen frank.

Voor de berekening van het gedeelte van de buitengewone bijdrage dat per elektriciteitsproducent moet worden geheven, is artikel 35, § 2, van dezelfde wet van toepassing.

De bepalingen van de artikelen 36 en 37 van dezelfde wet zijn ook van toepassing op deze buitengewone bijdrage.

Art. 38.In artikel 2, eerste lid, van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 23 november 1965, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 maart 1994, en gewijzigd bij de wet van 22 december 1998 houdende fiscale en andere bepalingen, worden de woorden « de artikelen 298, 300 tot 302, 307, 337, 354 tot 359, 365 tot 378 » vervangen door de woorden « de artikelen 298, 300 tot 302, 304, 307, 337, 354 tot 359, 366 tot 378. ». HOOFDSTUK II. - Indirecte belastingen

Art. 39.Het koninklijk besluit van 10 november 1997 betreffende producten in papier en/of karton die in het verbruik gebracht worden en die aan milieutaks worden onderworpen, wordt bekrachtigd met uitwerking op de datum van inwerkingtreding ervan.

Art. 40.In artikel 73, zesde lid, van de wet van 28 juli 1992 houdende fiscale en financiële bepalingen, worden tussen de woorden « de Nationale Kas voor Beroepskrediet » en « overeenkomstig een daartoe voor vijf jaren gesloten overeenkomst tussen het Fonds en de Kas. » de woorden « en/of aan een filiaal van deze laatste » ingevoegd.

Art. 41.In tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, wordt een rubriek XXIIIbis toegevoegd, opgesteld als volgt : « XXIIIbis. Leveringen van goederen door instellingen met sociaal oogmerk De leveringen van goederen met uitzondering van de investeringsgoederen, die in het kader van de normale activiteit worden verricht door instellingen met een sociaal oogmerk en met betrekking tot hulpverlening aan minderbedeelden, die gezamenlijk erkend zijn door de minister van Financiën en door een federaal, regionaal of gemeenschapsminister die terzake bevoegd is, op voorwaarde dat deze instellingen worden bestuurd en beheerd door personen, die noch ten persoonlijke titel noch via tussenpersonen, enig direct of indirect persoonlijk financieel belang in het exploitatie-resultaat hebben en dat de financiële opbrengsten die het resultaat zijn van deze leveringen van goederen volledig worden toegewezen aan de verwezenlijking van het sociaal voorwerp van de erkende instelling voor zover dat hun statuten bepalen dat ingeval van liquidatie het totaal van het netto-actief opnieuw geïnvesteerd wordt in een andere erkende instelling, zoals bepaald in onderhavige bepaling.

De toepassingsmodaliteiten van deze rubriek worden bepaald door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde. ».

Art. 42.Dezelfde tabel wordt aangevuld met een rubriek XXXV, luidend als volgt : « XXXV. - Diensten verricht door instellingen met sociaal oogmerk De diensten, die in het kader van de normale activiteit worden verricht door instellingen met een sociaal oogmerk en met betrekking tot hulpverlening aan minderbedeelden, die gezamenlijk erkend zijn door de minister van Financiën en door een federaal, regionaal of gemeenschapsminister die terzake bevoegd is, op voorwaarde dat deze instellingen worden bestuurd en beheerd door personen, die noch ten persoonlijke titel noch via tussenpersonen, enig direct of indirect persoonlijk financieel belang in het exploitatie-resultaat hebben en dat de financiële opbrengsten die het resultaat zijn van deze diensten volledig worden toegewezen aan de verwezenlijking van het sociaal voorwerp van de erkende instelling voor zover dat hun statuten bepalen dat ingeval van liquidatie het totaal van het netto-actief opnieuw wordt geïnvesteerd in een andere erkende instelling, zoals bepaald in onderhavige bepaling.

De toepassingsmodaliteiten van deze rubriek worden bepaald door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde. ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiele stelsel voor het witwassen van geld

Art. 43.In artikel 11, § 2, van de wet van 11 januari 1993, tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, gewijzigd bij de wetten van 7 april 1995 en 10 augustus 1998, worden de woorden « door de controle- en toezichthoudende overheden krachtens artikel 21 » vervangen door de woorden « door de overheden beoogd in artikel 21 krachtens voornoemd artikel ».

Art. 44.Artikel 21 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid : « In afwijking van de wettelijke en reglementaire bepalingen die hun beroepsgeheim regelen, brengen de marktautoriteiten van de Belgische gereglementeerde markten en de tuchtcommissie van de markt bij de Effectenbeursvennootschap van Brussel wanneer zij feiten vaststellen die bewijsmateriaal voor het witwassen van geld kunnen vormen, de Cel voor financiële informatieverwerking daarvan op de hoogte. ». HOOFDSTUK IV. - Opheffingsbepalingen, voorlopige bepalingen, overgangsbepalingen en inwerkingtreding

Art. 45.§ 1. Titel I van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen, die de artikelen 1 tot 11 bevat, opnieuw opgenomen bij artikel 8 van de wet van 27 december 1993, gewijzigd bij de artikelen 73 en 74 van het koninklijk besluit van 7 april 1995, bij artikel 3 van het koninklijk besluit van 19 december 1996, bij de artikelen 27 tot 33 van het koninklijk besluit van 23 december 1996 en geïnterpreteerd door artikel 2 van de wet van 8 juni 1998, wordt opgeheven. § 2. Artikel 54 van de wet van 22 december 1998 wordt ingetrokken. § 3. De artikelen 31 tot 34, 38, 1°, en 47 van het koninklijk besluit van 20 december 1996 houdende diverse fiscale maatregelen, met toepassing van de artikelen 2, § 1, en 3, § 1, 2° en 3°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, worden ingetrokken.

Artikel 2, 1°, van de wet van 13 juni 1997 tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, en van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, wordt eveneens ingetrokken, voorzover die bepaling de bekrachtiging inhoudt van de artikelen 31 tot 34, 38, 1°, en 47 van het voormeld koninklijk besluit van 20 december 1996. § 4. Artikel 4 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten wordt opgeheven.

Art. 46.Voor de aanslagjaren 1997 tot 1999 wordt artikel 289bis van hetzelfde Wetboek, zoals het bestond alvorens te worden gewijzigd door artikel 28 van deze wet, aangevuld met het volgende lid : « Wanneer de aanslag op naam van beide echtgenoten wordt gevestigd, worden het percentage, het bedrag en de grens bepaald in het eerste lid per echtgenoot beoordeeld. ».

Art. 47.§ 1. Voor de aanslagjaren 1999 tot 2001, wordt artikel 219bis, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd door artikel 22 van deze wet, vervangen door de volgende bepaling : « § 2. Ten name van de vennootschappen als vermeld in artikel 216, 2°, a, en van de vennootschappen als bedoeld in artikel 216, 2°, b, erkend hetzij door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, de Société régionale wallonne du logement, de Brusselse Gewestlijke Huisvestingsmaatschappij of de Vlaamse Landmaatschappij, hetzij door de Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Bank, hetzij door het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of het Waals Gewest, wordt een afzonderlijke aanslag gevestigd bij het uitgesloten worden of de ontslagname uit het net van het beroepskrediet, of bij de intrekking of de afstand van die erkenning.

Die aanslag wordt gevestigd voor het belastbaar tijdperk tijdens hetwelk de vennootschap of vereniging wordt uitgesloten of ontslag neemt uit het net van het beroepskrediet of tijdens hetwelk de erkenning van de vennootschap wordt ingetrokken of afstand wordt gedaan van de erkenning.

Die aanslag is gelijk aan 34 % van het totaal bedrag van de belaste reserves bij het begin van het belastbaar tijdperk.

In afwijking van het eerste lid is de aanslag wat de in artikel 216, 2°, b, bedoelde vennootschappen betreft, niet verschuldigd wanneer een door de Algemene Spaar-en Lijfrentekas-Bank niet meer erkende vennootschap met ingang van de datum van de intrekking of afstand van haar erkenning, opnieuw erkend wordt door het bevoegde gewest. ». § 2. De aanslag als bedoeld in artikel 219bis, § 2, van hetzelfde Wetboek, is mede van toepassing wanneer een tot het belastbaar tijdperk verbonden aan het aanslagjaar 2001 door de Algemene Spaar- en Lijfrentekas-Bank erkende vennootschap als bedoeld in artikel 216, 2°, b, van hetzelfde Wetboek, met ingang van de eerste dag van het belastbaar tijdperk verbonden aan het aanslagjaar 2002 niet opnieuw door het bevoegde gewest wordt erkend.

Die aanslag wordt gevestigd voor het belastbaar tijdperk verbonden aan het aanslagjaar 2002.

Art. 48.§ 1. De artikelen 2, 19, A, 23, 24 en 33, B, hebben uitwerking vanaf het aanslagjaar 1998. § 2. De artikelen 3 tot 5, 14 tot 16, 20, 21, 25 tot 27, 31, 33, A en 35 treden in werking met ingang van het aanslagjaar 1999, alsmede artikel 22 voor zover het artikel 219bis, § 1, in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 invoegt.

Artikel 22 treedt in werking vanaf het aanslagjaar 2002 voorzover het artikel 219bis, § 2, van hetzelfde Wetboek invoegt en is van toepassing op de vanaf 18 december 1998 uitgekeerde dividenden, voor zover het artikel 219bis, § 3, in hetzelfde Wetboek invoegt.

Artikel 19, B, treedt in werking vanaf het aanslagjaar 2002.

Artikel 45, § 1, is van toepassing op het uitgesloten worden of op de ontslagname uit het net van het beroepskrediet, op de intrekking van de erkenning of op de afstand van de erkenning, die plaatsvinden gedurende een boekjaar dat ten vroegste afsluit vanaf 31 december 1998.

Elke wijziging die vanaf 1 januari 1998 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aangebracht is zonder uitwerking voor de toepassing van de artikelen 19, B, 22, 45, § 1 en 47, § 1.

De artikelen 3 tot 5, 16 en 26 zijn ook van toepassing op de vaste activa die verkregen of tot stand gebracht zijn vanaf 1 januari 1993, doch in een aanslagjaar vóór het aanslagjaar 1999. De daarmee verband houdende investeringsaftrek, wordt in aanmerking genomen voor de aanslagjaren 1999 tot 2002 telkens ten belope van 25 % van het totaal. § 3. Artikel 6 treedt in werking vanaf het aanslagjaar 1999.

Dit artikel is eveneens van toepassing op de aanslagen betreffende de aanslagjaren 1991 tot 1998, die het voorwerp uitmaken van een gemotiveerd bezwaarschrift ingediend binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de dag van publicatie van de huidige wet in het Belgisch Staatsblad bij de directeur van de belastingen van de provincie of het gewest van het ambtsgebied waarin de aanslag werd gevestigd.

Geen enkele moratoriuminterest wordt toegekend in geval van teruggave van de belasting verleend ingevolge de ontheffing van de aanslagen gevestigd in strijd met de bepalingen van artikel 6 van de huidige wet. § 4. De artikelen 9, 10, 28, 32, 34, 3°, en 36 treden in werking met ingang van het aanslagjaar 2000. § 5. De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 11 en 34, 1°. § 6. Artikel 12 heeft uitwerking vanaf 1 januari 1999. § 7. Artikel 17 is van toepassing op de vanaf 1 januari 1997 toegekende of betaalbaar gestelde inkomsten. § 8. Artikel 18 heeft uitwerking vanaf 18 december 1998. § 9. De artikel 29 en 30 hebben uitwerking vanaf het aanslagjaar 1997. § 10. Artikel 38 heeft uitwerking vanaf het aanslagjaar 1999. § 11. De artikelen 41 en 42 treden in werking de eerste dag van de derde maand die volgt op die gedurende welke deze wet in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. § 12. Artikel 2 van de wet van 4 juni 1997 tot wijziging van artikel 104, 8°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, met het oog op de bescherming van het onroerend cultureel erfgoed, treedt in werking met ingang van het aanslagjaar 1998.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 4 mei 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Parlementaire verwijzingen. Gedr. St. van de Kamer van volksvertegenwoordigers : - 1949 -98/99 : -Nr. 1 : Wetsontwerp. -Nrs. 2 en 3 : Amendementen. -Nr. 4 : Advies van de Raad van State. -Nrs. 5 tot 7 : Amendementen. -Nr. 8 : Verslag. -Nr. 9 : Tekst aangenomen door de commissie -Nr. 10 : Amendementen. -Nr. 11 : Artikelen aangenomen in de plenaire vergadering. -Nr. 12 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Handelingen van de Kamer : 30 maart, 1 en 22 april 1999.

Gedr. St. van de Senaat : 1-1398 -1998/1999 : -Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers. -Nr. 2 : Amendementen. -Nr. 3 : Verslag. -Nr. 4 : Tekst aangenomen door de commissie. -Nr. 5 : Beslissing om niet te amenderen.

Handelingen van de Senaat : 30 april 1999.

^