Etaamb.openjustice.be
Wet van 22 december 1998
gepubliceerd op 15 januari 1999

Wet houdende fiscale en andere bepalingen

bron
ministerie van financien
numac
1998003665
pub.
15/01/1999
prom.
22/12/1998
ELI
eli/wet/1998/12/22/1998003665/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 DECEMBER 1998. - Wet houdende fiscale en andere bepalingen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK I. - Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992

Art. 2.Artikel 17, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. Inkomsten uit roerende goederen en kapitalen zijn alle opbrengsten van roerend vermogen aangewend uit welken hoofde ook, namelijk : 1° dividenden;2° interest;3° inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen;4° inkomsten die begrepen zijn in lijfrenten of tijdelijke renten die geen pensioenen zijn en na 1 januari 1962 onder bezwarende titel zijn aangelegd ten laste van enige rechtspersoon of onderneming.»

Art. 3.In artikel 18 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 28 juli 1992, bij artikel 3 van de wet van 20 maart 1996 en bij artikel 3 van het koninklijk besluit van 20 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, 1°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° alle voordelen toegekend door een vennootschap aan aandelen en winstbewijzen hoe ook genaamd, uit welken hoofde en op welke wijze ook verkregen;»; 2° in het eerste lid wordt een 2°bis ingevoegd, luidend als volgt : « 2°bis gehele of gedeeltelijke terugbetalingen van uitgiftepremies, onder dezelfde voorwaarde en in dezelfde mate als de terugbetalingen van maatschappelijk kapitaal;".

Art. 4.In artikel 21 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 28 december 1992, bij artikel 134 van de wet van 22 maart 1993, bij de artikelen 2 en 92, 1°, van de wet van 22 juli 1993, bij artikel 5 van de wet van 6 juli 1994, bij artikel 2 van de wet van 22 maart 1995, bij artikel 2 van de wet van 20 december 1995 en bij artikel 5 van de wet van 20 maart 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 2° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° inkomsten van aandelen, andere dan die vermeld in artikel 19, § 1, 4°, betaald of toegekend bij gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen of bij verkrijging van eigen aandelen door vennootschappen;»; 2° in het 5° worden de woorden "met toepassing van het koninklijk besluit nr.185 van 9 juli 1935" geschrapt.

Art. 5.Artikel 29, § 2, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld als volgt : « 5° verenigingen van medeëigenaars die krachtens artikel 577-5, § 1, van het Burgerlijk Wetboek rechtspersoonlijkheid bezitten. »

Art. 6.Artikel 45 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 45.Vrijgesteld zijn eveneens de meerwaarden op aandelen in binnenlandse vennootschappen of in vennootschappen die hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen hebben, wanneer die meerwaarden zijn verkregen of vastgesteld naar aanleiding van een fusie, een splitsing of het aannemen van een andere rechtsvorm tot stand gebracht in toepassing van hetzij de artikelen 211, § 1, of 214, § 1, voor zover de verrichting wordt vergoed met nieuwe aandelen die daartoe worden uitgegeven, hetzij van bepalingen van gelijke aard in die andere Staat.

In dat geval worden meerwaarden of minderwaarden op de in ruil ontvangen aandelen bepaald met inachtneming van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de omgeruilde aandelen, eventueel verhoogd met de belaste meerwaarden of verminderd met de aangenomen minderwaarden, zowel vóór als na de ruil; voor de toepassing van artikel 44, § 1, 2°, worden de in ruil ontvangen aandelen geacht te zijn verkregen op de datum waarop de geruilde aandelen zijn verkregen. »

Art. 7.Artikel 46, § 1, zevende lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 2 van de wet van 30 januari 1996, wordt ingetrokken.

Art. 8.In artikel 47 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 8 van het koninklijk besluit van 20 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende deelzin van § 1, eerste lid, worden de woorden "de verkoopprijs" vervangen door de woorden "de verkoopwaarde";2° paragraaf 1, eerste lid, 2°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° bij een niet in het 1° vermelde vervreemding van immateriële vaste activa waarop fiscaal afschrijvingen werden aangenomen of van materiële vaste activa en voor zover de vervreemde goederen sedert meer dan 5 jaar vóór hun vervreemding de aard van vaste activa hadden, »;3° paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Met materiële vaste activa worden gelijkgesteld, de terreinen en gebouwen die voorkomen onder de actiefpost beleggingen, overeenkomstig de wetgeving betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen.»

Art. 9.Artikel 52, 8°, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : « 8° de sommen die de belastingplichtige voor zichzelf, voor zijn echtgenoot en voor de gezinsleden te zijnen laste aan een bij koninklijk besluit erkend ziekenfonds bijdraagt in het kader van een aanvullende verzekering voor het verkrijgen van een tegemoetkoming in de kosten van geneeskundige verstrekkingen die terugbetaalbaar zijn ingevolge de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, doch niet onder de toepassing vallen van het koninklijk besluit van 30 juli 1964 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van diezelfde gecoördineerde wet tot de zelfstandigen wordt verruimd, tot het bedrag van de tegemoetkoming die ingevolge de voornoemde gecoördineerde wet kan worden verstrekt; ».

Art. 10.In artikel 56 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 10 van de wet van 6 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1.Voor de toepassing van artikel 55 wordt geen beperking toegepast voor sommen betaald door de kredietinstellingen onderworpen aan de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen evenals door de Nationale Bank van België en het Herdisconterings- en Waarborginstituut. »; 2° paragraaf 2, 2°, b, wordt vervangen door de volgende bepaling : « b) vennootschappen vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit nr.64 van 10 november 1967 tot regeling van het statuut van de portefeuillemaatschappijen, vervangen bij artikel 7 van de wet van 20 januari 1978 tot organisatie van de associatie der holdings bij de economische planning en tot wijziging van het statuut der portefeuillemaatschappijen; »; 3° paragraaf 2, 2°, d, wordt vervangen door de volgende bepaling : « d) ondernemingen van hypothecaire leningen onderworpen aan het koninklijk besluit nr.225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen, zomede hypotheekondernemingen onderworpen aan de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet; »; 4° § 2, 2°, f en g, wordt opgeheven;5° § 2, 2°, j, wordt opgeheven.

Art. 11.In artikel 104 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 81 van de wet van 28 december 1992, bij artikel 18 van de wet van 18 juni 1993, bij artikel 16 van de wet van 6 juli 1994, bij artikel 1 van de wet van 22 februari 1995, bij artikel 2 van de wet van 2 april 1996 en bij artikel 2 van de wet van 4 juni 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 3°, b, worden de woorden "aan het Instituut tot Aanmoediging van het Wetenschappelijk Onderzoek in Nijverheid en Landbouw," geschrapt;2° in het 3°, d, worden de woorden "bij een in Ministerraad overlegd besluit" geschrapt; 3° het 3° wordt aangevuld als volgt : « j) aan instellingen die het behoud of de zorg voor monumenten en landschappen ten doel hebben, waarvan het invloedsgebied het gehele land, één van de gewesten of de Duitstalige Gemeenschap bestrijkt en die door de Koning erkend zijn;".

Art. 12.Artikel 108 van hetzelfde Wetboek, opgeheven door artikel 18 van de wet van 18 juni 1993, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 108.De Koning bepaalt de verplichtingen en de formaliteiten die de begiftigden moeten vervullen opdat de giften voor aftrek in aanmerking kunnen komen. » .

Art. 13.In artikel 110 van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 2 van de wet van 22 februari 1995 en gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 14 juli 1997, worden de woorden "in artikel 104, 3°, b, e, g, i, 4° en 4°bis," vervangen door de woorden "in artikel 104, 3°, b, d, e, g, i, j, 4° en 4°bis,".

Art. 14.Artikel 135, eerste lid, 1°, derde streepje, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : « - ofwel na de periode van primaire ongeschiktheid, bepaald in artikel 87 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, zijn verdienvermogen is verminderd tot een derde of minder, zoals bepaald in artikel 100 van dezelfde gecoördineerde wet;".

Art. 15.Artikel 143, 3°, van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 16.In artikel 14515, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "de in artikel 56, § 1 en § 2, 2°, f en g, vermelde instellingen en ondernemingen" vervangen door de woorden "de in artikel 56, § 1, vermelde instellingen. ».

Art. 17.Artikel 180, 2° van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 82 van de wet van 28 juli 1992, bij artikel 7 van de wet van 28 december 1992, bij artikel 25 van de wet van 6 juli 1994 en bij artikel 2 van de wet van 6 juli 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° de Naamloze Vennootschap Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen, de Maatschappij der Brugse Zeevaartinrichtingen, de Haven van Brussel, het gemeentelijk havenbedrijf Antwerpen, het gemeentebedrijf haven Oostende en de autonome havens van Luik, Charleroi en Namen; ».

Art. 18.Artikel 181, 7°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de artikelen 26 en 85 van de wet van 6 juli 1994 en bij artikel 3 van de wet van 14 juli 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 7° erkend zijn voor de toepassing van artikel 104, 3°, b, d, e, h, i en j, 4° en 4°bis, of erkend zouden zijn indien ze daartoe een aanvraag indienden of omdat ze aan alle voorwaarden voldoen waaraan de erkenning is onderworpen behoudens die welke erin bestaat de bedrijvigheid op nationaal vlak te ontwikkelen of een invloedssfeer te hebben die één van de gemeenschappen of gewesten of het gehele land bestrijkt, naar het geval. »

Art. 19.In artikel 184, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 16 van de wet van 28 juli 1992 en bij artikel 10, 1°, van de wet van 30 januari 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Het gestort kapitaal omvat mede, onder dezelfde voorwaarde en in dezelfde mate als het maatschappelijk kapitaal, de uitgiftepremies.»; 2° het artikel wordt aangevuld met de volgende leden : « Wanneer een bedrijfsafdeling of een algemeenheid van goederen wordt ingebracht onder de voorwaarden voor toepassing van artikel 46, § 1, eerste lid, 2°, is het door die inbreng gestorte kapitaal gelijk aan de fiscale nettowaarde die de inbreng had bij de inbrenger. Wanneer een Belgische inrichting in een binnenlandse vennootschap wordt ingebracht onder de voorwaarden voor toepassing van artikel 231, § 3, is het door die inbreng gestorte kapitaal gelijk aan de fiscale nettowaarde die, op het ogenblik van de inbreng, de inrichting had bij de inbrenger, na aftrek van : 1° de voorheen belaste reserves;2° de vrijgestelde reserves, andere dan : a) de in artikel 44, § 1, 1°, vermelde meerwaarden die waren vrijgesteld;b) de in artikel 48 vermelde vrijgestelde waardeverminderingen en voorzieningen.»; 3° het artikel wordt daarenboven aangevuld met het volgende lid : « Wordt evenwel, onverminderd de toepassing van artikel 214, § 1, niet als gestort kapitaal aangemerkt, het netto-actief vermeld in artikel 26sexies van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend, dat het maatschappelijk kapitaal uitmaakt van een vennootschap met een sociaal oogmerk of dat op een onbeschikbare reserverekening van die vennootschap wordt geboekt.Dat maatschappelijk kapitaal en die reserverekening worden slechts vrijgesteld voor zover is voldaan aan de voorwaarden als vermeld in artikel 190. ».

Art. 20.Artikel 190 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 190.Het voor de personenbelasting geldende meerwaardenstelsel, bepaald in de artikelen 44, §§ 1 en 3, 45, 46, § 1, eerste lid, 2°, en 47, is ook voor vennootschappen van toepassing.

Met betrekking tot het vrijgestelde of voorlopig niet belaste gedeelte van de meerwaarden vermeld in de artikelen 44, §§ 1 en 3 en 47, is dat meerwaardenstelsel slechts van toepassing in zoverre dat gedeelte op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief geboekt is en blijft en niet tot grondslag dient voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of toekenning.

De voormelde voorwaarden zijn mede van toepassing op de in artikel 45 en 46, § 1, eerste lid, 2°, vermelde meerwaarden, behalve ingeval die meerwaarden niet worden uitgedrukt overeenkomstig de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen.

Indien en in zoverre die voorwaarden niet langer worden nageleefd in enig belastbaar tijdperk, wordt het vroeger vrijgestelde of voorlopig niet belaste gedeelte van de meerwaarden als winst van dat belastbare tijdperk beschouwd. ».

Art. 21.In artikel 191 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "De vennootschappen van huisvestigingskrediet" worden vervangen door de woorden "De vennootschappen voor huisvesting";2° de woorden "ingevolge artikel 216, 2°," worden vervangen door de woorden "ingevolge artikel 216, 2°, b,".

Art. 22.In artikel 192 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 8 van de wet van 28 december 1992 en bij artikel 21 van het koninklijk besluit van 20 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden tussen de woorden "eveneens de" en "meerwaarden" de woorden "niet in artikel 45, eerste lid, bedoelde" ingevoegd;2° in het artikel waarvan de aldus gewijzigde tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 ingevoegd, luidend als volgt : « § 2.Wanneer met betrekking tot verrichtingen als vermeld in artikel 46, § 1, eerste lid, 2°, de herbelegging als bedoeld in artikel 47 deel uitmaakt van de inbreng of, in voorkomend geval, wanneer de inbrengverkrijgende vennootschap zich onherroepelijk verbonden heeft die herbelegging te verwezenlijken, wordt het op het ogenblik van de verrichting voorlopig niet belaste gedeelte van de meerwaarde als vermeld in artikel 47, ten name van de vroegere belastingplichtige volledig vrijgesteld, onverminderd de toepassing betreffende die meerwaarde, van de bepalingen van artikel 190 ten name van de inbrengverkrijgende vennootschap. Het boekhoudkundig uitdrukken van die meerwaarde ten name van de inbrengverkrijgende vennootschap blijft zonder invloed op de vaststelling van het resultaat van het belastbaar tijdperk. ».

Art. 23.In artikel 198 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 17 van de wet van 28 juli 1992, bij artikel 5 van de wet van 22 juli 1993, bij artikel 7 van de wet van 27 december 1993, bij artikel 28 van de wet van 6 juli 1994, bij artikel 11 van de wet van 20 december 1995 en bij artikel 24 van het koninklijk besluit van 20 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, 5°, wordt opgeheven;2° tussen het eerste en het tweede lid wordt het volgende lid ingevoegd : « Uitsluitend voor de toepassing van het eerste lid, 7°, worden, in afwijking van artikel 184, toch als gestort kapitaal aangemerkt, de verminderingen van gestort kapitaal die voorheen zijn gedaan om geleden verliezen boekhoudkundig aan te zuiveren of om een reserve tot dekking van een voorzienbaar verlies te vormen waarmede het geleden verlies boekhoudkundig is aangezuiverd.».

Art. 24.Artikel 199 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 199.Met uitzondering van de in artikel 21, 5° en 6°, vermelde inkomsten en van de in artikel 104, 5°, b, vermelde giften in de vorm van kunstwerken worden, bij het bepalen van het belastbare inkomen, krachtens dit Wetboek of krachtens bijzondere wettelijke bepalingen vrijgestelde inkomsten die begrepen zijn in de winst van het belastbare tijdperk, van die winst afgetrokken. ».

Art. 25.In artikel 203 van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 26 van het koninklijk besluit van 20 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, tweede lid, worden de woorden "krachtens artikel 192" vervangen door de woorden "krachtens artikel 192, § 1."; 2° in § 2, derde lid, worden de woorden "rechtmatige financiële en economische behoeften" vervangen door de woorden "rechtmatige financiële of economische behoeften".

Art. 26.In artikel 206, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 1 van de wet van 6 augustus 1993, worden de woorden "met toepassing van artikel 46, § 1, eerste lid, 2°, en tweede lid," vervangen door de woorden "met toepassing van artikel 46, § 1, eerste lid, 2° en derde lid,".

Art. 27.Artikel 210, § 2, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 6 augustus 1993, wordt aangevuld met het volgende lid : « Bij fusie door overneming of door oprichting van een nieuwe vennootschap en bij splitsing door overneming of door oprichting van nieuwe vennootschappen, uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen en van de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, wordt ten name van de overnemende of verkrijgende vennootschap : - het door de inbreng gestorte kapitaal geacht overeen te stemmen met de werkelijke waarde van het maatschappelijk vermogen als bedoeld in het vorige lid, dat bij deze vennootschap is ingebracht, voor zover de inbrengen worden vergoed met nieuwe aandelen die daartoe worden uitgegeven; - de aanschaffingswaarde van de ingebrachte bestanddelen geacht overeen te stemmen met de werkelijke waarde die zij hadden bij de overgenomen of gesplitste vennootschap op de datum waarop de verrichting heeft plaatsgevonden. »

Art. 28.In artikel 211 van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 3 van de wet van 6 augustus 1993 en gewijzigd bij artikel 102 van de wet van 21 december 1994 en bij artikel 5 van de wet van 16 april 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, 1°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° komen de meerwaarden als vermeld in de artikelen 44, § 1, 1°, en 47, die op het ogenblik van de verrichting zijn vrijgesteld, de kapitaalsubsidies vermeld in artikel 362, die op het ogenblik van de verrichting nog niet als winst worden aangemerkt, alsmede de meerwaarden die naar aanleiding van die verrichting worden verwezenlijkt of vastgesteld, niet in aanmerking voor belastingheffing ingevolge artikel 208, tweede lid, of artikel 209;»; 2° in de Franse tekst van § 1, eerste lid, 2°, worden de woorden "émises en rémunération des apports" vervangen door de woorden "émises à cette fin";3° in de Franse tekst van § 2, tweede lid, worden de woorden "réserves immunisées" vervangen door de woorden "réserves exonérées";4° paragraaf 2, vierde lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Geen enkele vermindering wordt aangerekend op de in § 1, eerste lid, 1°, vermelde meerwaarden en kapitaalsubsidies, noch op de in artikel 48 vermelde vrijgestelde waardeverminderingen en voorzieningen die als dusdanig in de boekhouding van de overnemende of verkrijgende vennootschappen worden teruggevonden.».

Art. 29.In artikel 212 van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 4 van de wet van 6 augustus 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt tussen het woord "investeringsaftrekken," en de woorden "minderwaarden of meerwaarden" het woord "kapitaalsubsidies," ingevoegd;2° in het tweede lid wordt het woord "subsidies" vervangen door het woord "kapitaalsubsidies";3° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « Voor de toepassing van dit Wetboek worden de in artikel 211, § 1, eerste lid, 1°, bedoelde meerwaarden die naar aanleiding van die verrichting worden verwezenlijkt of vastgesteld, geacht niet te zijn verwezenlijkt.».

Art. 30.In de Franse tekst van artikel 213 van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 5 van de wet van 6 augustus 1993, worden de woorden "les réserves taxées et immunisées" vervangen door de woorden "les réserves taxées et exonérées".

Art. 31.In artikel 215 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 22 van de wet van 28 juli 1992, bij artikel 10 van de wet van 28 december 1992, bij artikel 7 van de wet van 22 juli 1993 en bij artikel 30 van het koninklijk besluit van 20 december 1996 en gedeeltelijk vernietigd bij de arresten van het Arbitragehof van 1 juni 1994 en 14 december 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde lid, 1°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° op vennootschappen, andere dan door de Nationale Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, die aandelen bezitten waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50 pct., hetzij van de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal, hetzij van het gestort kapitaal verhoogd met de belaste reserves en de geboekte meerwaarden. In aanmerking komen de waarde van de aandelen en het bedrag van het gestorte kapitaal, de reserves en de meerwaarden op de dag waarop de vennootschap die de aandelen bezit haar jaarrekening heeft opgesteld. Om te bepalen of de grens van 50 pct. overschreden is, worden de aandelen, die ten minste 75 pct. vertegenwoordigen van het gestorte kapitaal van de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven, niet in aanmerking genomen; »; 2° het derde lid, 4°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° op vennootschappen, andere dan door de Nationale Raad van de coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, die ten laste van het resultaat van het belastbare tijdperk niet aan ten minste één van hun bedrijfsleiders een bezoldiging hebben toegekend die gelijk is aan of hoger is dan het belastbare inkomen van de vennootschap, wanneer die bezoldiging minder bedraagt dan 1 000 000 frank;»; 3° het vierde lid wordt ingetrokken.

Art. 32.Artikel 216, 2°, van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 35 van de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij artikel 29 van de wet van 6 juli 1994 en bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 24 december 1996 houdende coördinatie van wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° 5 pct : a) voor de plaatselijke handelsvennootschappen en de gewestelijke of beroepsverenigingen van die vennootschappen, die tot uitvoering van het statuut van de N.V. Beroepskrediet krediet voor ambachtsoutillage mogen verstrekken; b) voor vennootschappen voor huisvesting zijnde de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting, de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, de Société régionale Wallonne du logement, de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, de Nationale Landmaatschappij, de Vlaamse Landmaatschappij en de door hen erkende maatschappijen, de coöperatieve vennootschappen Woningfonds van de Bond der kroostrijke gezinnen van België, Vlaams Woningfonds van de grote gezinnen, Fonds du logement de la Ligue des familles nombreuses de Belgique, Fonds du Logement des familles nombreuses de Wallonie en Woningfonds van de gezinnen van het Brusselse Gewest, zomede door de Algemene Spaar- en Lijfrentekas erkende naamloze of coöperatieve vennootschappen die uitsluitend ten doel hebben leningen toe te staan voor het bouwen, het aankopen of het inrichten van sociale woningen, kleine landeigendommen of daarmede gelijkgestelde woningen, of voor de uitrusting daarvan met geschikt meubilair;».

Art. 33.Artikel 221, 2°, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° inkomsten en opbrengsten van roerende goederen en kapitalen, met inbegrip van de in artikel 21, 5° en 6°, vermelde eerste inkomstenschijven, evenals in artikel 90, 5° tot 7°, vermelde diverse inkomsten. ».

Art. 34.Artikel 228, § 2, 3°, e, van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 5 van de wet van 30 januari 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling : « e) uit de hoedanigheid van vennoot in vennootschappen, samenwerkingsverbanden of verenigingen die krachtens artikel 29, § 2, worden geacht verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid te zijn; ».

Art. 35.Artikel 231, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 3 van de wet van 30 januari 1996, wordt ingetrokken.

Art. 36.In artikel 238 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "artikel 198, 1°" vervangen door de woorden "artikel 198, eerste lid, 1°".

Art. 37.In artikel 241, 2°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 85 van de wet van 6 juli 1994 en bij artikel 4 van de wet van 14 juli 1997, worden de woorden "artikel 104, 3°, a tot i, 4°, 4°bis en 5°" vervangen door de woorden "artikel 104, 3°, a tot j, 4°, 4°bis en 5°".

Art. 38.Artikel 246, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 30 januari 1996 wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° onverminderd de toepassing van artikel 218, wordt de belasting berekend volgens de tarieven en regels bepaald in artikel 215, met dien verstande dat, met betrekking tot de in dat artikel 215, tweede en derde lid, 4°, vastgestelde regels, alleen de winst vermeld in artikel 233, eerste lid, in aanmerking wordt genomen;".

Art. 39.In artikel 253, 2°, van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 38 van de wet van 6 juli 1994, worden de woorden "in artikel 231, 1°," vervangen door de woorden "in artikel 231, § 1, 1°,".

Art. 40.Artikel 261, 2°, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° door de in België gevestigde tussenpersonen die op enige wijze zijn betrokken bij de uitbetaling van inkomsten van roerende goederen en kapitalen van buitenlandse oorsprong of loten van effecten van leningen van buitenlandse oorsprong, tenzij hun wordt bewezen dat een vorige tussenpersoon de voorheffing heeft ingehouden;".

Art. 41.In artikel 262, 5°, van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 6 van de wet van 20 maart 1996, worden de woorden "zelfs indien ze niet betrokken waren bij een openbaar aanbod in België," ingetrokken.

Art. 42.In artikel 269, derde lid, c, van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 20 van de wet van 30 maart 1994, worden de woorden ", die geen dividenden zijn als vermeld in artikel 21, 2°" geschrapt.

Art. 43.Artikel 270, 1°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 december 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° de in de artikelen 3, 179 of 220 vermelde belastingplichtigen die als schuldenaar, bewaarder, mandataris of tussenpersoon in België of in het buitenland bezoldigingen, pensioenen, renten en toelagen betalen of toekennen, evenals de in artikel 227 vermelde niet-inwoners voor wie de bezoldigingen, pensioenen, renten en toelagen die ze in België of in het buitenland betalen of toekennen, beroepskosten zijn in de zin van artikel 237; ».

Art. 44.In artikel 294 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden "in de artikelen 243 tot 245 en 246, 1°" vervangen door de woorden "in de artikelen 243 tot 245 en 246, eerste lid, 1°, en tweede lid,";2° in het tweede lid, worden de woorden "de artikelen 243 tot 246, 1°" vervangen door de woorden "de artikelen 243 tot 245 en 246, eerste lid, 1°, en tweede lid";3° in het derde lid, worden de woorden "artikel 246, 2°" vervangen door de woorden "artikel 246, eerste lid, 2°".

Art. 45.In de Franse tekst van artikel 313, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen door artikel 8 van de wet van 16 april 1997, worden de woorden "biens immobiliers" vervangen door de woorden "biens mobiliers".

Art. 46.Artikel 362 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid : « Wanneer met betrekking tot verrichtingen als vermeld in artikel 46, § 1, eerste lid, 2°, gesubsidieerde activa deel uitmaken van de inbreng wordt het gedeelte van de kapitaalsubsidie dat, op het ogenblik van de verrichting, nog niet als winst werd aangemerkt ten name van de vroegere belastingplichtige volledig vrijgesteld, onverminderd de toepassing van het eerste lid ten name van de inbrengverkrijgende vennootschap. Het boekhoudkundig uitdrukken van die kapitaalsubsidie ten name van de inbrengverkrijgende vennootschap blijft zonder invloed op de vaststelling van het resultaat van het belastbaar tijdperk. ».

Art. 47.In artikel 414 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "een intrest op die is vastgesteld op 0,8 pct.per kalendermaand" vervangen door de woorden "de wettelijke intrest op, berekend per kalendermaand"; 2° het tweede lid wordt geschrapt.

Art. 48.In artikel 418 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "tegen een rentevoet van 0,8 pct.per kalendermaand" vervangen door de woorden "tegen de wettelijke rentevoet, berekend per kalendermaand"; 2° het tweede lid wordt geschrapt.

Art. 49.Artikel 440, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : « Met het akkoord van de belastingschuldige zijn de banken onderworpen aan de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de ondernemingen onderworpen aan het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen, zomede de hypotheekondernemingen onderworpen aan de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, gemachtigd het in artikel 433 bedoelde bericht toe te sturen en bekwaam om de in artikel 434 bedoelde kennisgeving te ontvangen. ».

Art. 50.Artikel 442bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 december 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art 442bis. § 1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 433 tot 440, is de overdracht in eigendom of in vruchtgebruik, van een geheel van goederen, samengesteld uit onder meer elementen die het behoud van de clientèle mogelijk maken, die voor de uitoefening van een vrij beroep, ambt of post of een industrieel, handels- of landbouwbedrijf worden aangewend, evenals de vestiging van een vruchtgebruik op dezelfde goederen, niet tegenstelbaar aan de ontvangers van de belastingen dan na verloop van de maand die volgt op die waarin een met het origineel eensluidend afschrift van de akte tot overdracht of vestiging ter kennis is gebracht van de ontvanger van de woonplaats of van de maatschappelijk zetel van de overdrager. § 2. De overnemer is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belastingschulden verschuldigd door de overdrager na verloop van de in § 1 vermelde termijn, tot beloop van het bedrag dat reeds door hem is gestort of verstrekt, of van een bedrag dat overeenstemt met de nominale waarde van de aandelen die in ruil voor de overdracht zijn toegekend vóór de afloop van de voornoemde termijn. § 3. De §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de overdrager bij de akte van overdracht een certificaat voegt dat uitsluitend met dit doel is opgemaakt door de in § 1 bedoelde ontvanger van de belastingen binnen dertig dagen die de kennisgeving van de overeenkomst voorafgaan.

De uitreiking van dit certificaat is afhankelijk van een door de overdrager ingediende aanvraag in tweevoud bij de bevoegde ontvanger van de belastingen van de woonplaats of maatschappelijke zetel van de overdrager.

Het certificaat wordt geweigerd door de ontvanger indien op de dag van de aanvraag een aanslag ten laste van de overdrager werd gevestigd die een zekere en vaststaande schuld vormt of indien de aanvraag is ingediend na de aankondiging van of tijdens een belastingonderzoek of na het verzenden van een vraag om inlichtingen met betrekking tot zijn belastingstoestand.

Het certificaat wordt ofwel uitgereikt ofwel geweigerd binnen een termijn van dertig dagen na de indiening van de vraag van de overdrager. § 4. Niet onderworpen aan de bepalingen van dit artikel zijn de overdrachten die worden uitgevoerd door een curator, een commissaris inzake opschorting of in geval van fusie, splitsing, inbreng van de algemeenheid van goederen of van een tak van werkzaamheid verricht overeenkomstig de bepalingen van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen. § 5. De in dit artikel bedoelde aanvraag en het in dit artikel bedoelde certificaat worden opgemaakt overeenkomstig de door de Minister van Financiën vastgestelde modellen. » .

Art. 51.In artikel 463bis, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 22 van de wet van 22 juli 1993 en gewijzigd bij artikel 25 van de wet van 30 maart 1994, bij artikel 106 van de wet van 21 december 1994 en bij artikel 21 van de wet van 20 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 1°, worden de woorden "in de artikelen 219 en 246, 2°;" en de woorden "en 246, eerste lid," respectievelijk vervangen door de woorden "in de artikelen 219 en 246, eerste lid, 2°;" en de woorden "en 246, eerste lid, 1°, en tweede lid,"; 2° in het tweede lid worden de woorden "en 246, eerste lid," vervangen door de woorden "en 246, eerste lid, 1°, en tweede lid,".

Art. 52.In titel VIII van hetzelfde Wetboek wordt een Hoofdstuk III, met een artikel 470bis, ingevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk III. - Bijzondere invorderingsregels

Art. 470bis.De administratie van de directe belastingen kent aan de provincies, de gemeenten en agglomeraties van gemeenten de voor hun rekening verwezenlijkte ontvangsten voor orde toe, verminderd met de ontheffingen die voor hun rekening worden uitbetaald tijdens de maand van de inning van die ontvangsten.

Wanneer de ontheffingen die in de loop van een maand zijn betaald ten laste van een provincie, gemeente of agglomeratie van gemeenten, meer bedragen dan de ontvangsten die door de administratie van de directe belastingen gedurende diezelfde maand voor rekening van die overheid werden geïnd, vormt dat excedent voor genoemde administratie een in hoofde van de provincie, gemeente of agglomeratie van gemeenten terugvorderbare schuldvordering.

De voormelde schuldvordering wordt ingevorderd door ambtshalve inhouding op de toekenning van de ontvangsten van de maand die volgt op die van de verrekening van de ontheffingen; dat uitstel van één maand wordt door de administratie van de thesaurie gefinancierd.

Alvorens over te gaan tot de voormelde ambtshalve inhouding, geeft de administratie van de directe belastingen kennis van het bedrag van haar schuldvordering aan de provincie, de gemeente of de agglomeratie van gemeenten.

Indien het bedrag van de ontvangsten toegekend gedurende de maand die volgt op die van de verrekening van de ontheffing ontoereikend is om het bedrag van de schuldvordering dat overblijft na toepassing van het derde lid te vrijwaren, wordt dat laatste bedrag aangezuiverd door een ambtshalve debitering van de financiële rekening die de provincie, de gemeente of de agglomeratie van gemeenten heeft aangeduid voor de storting van de voor haar rekening geïnde ontvangsten.

De administratie van de directe belastingen geeft vooraf kennis aan de provincie, de gemeente of de agglomeratie van gemeenten, alsmede aan de kredietinstelling van het bedrag van de schuldvordering dat moet worden aangezuiverd.

De Koning stelt de nadere regels vast die nodig zijn voor de toepassing van dit artikel. ».

Art. 53.In artikel 519bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 48 van de wet van 28 juli 1992, worden de woorden "artikel 190, tweede lid," vervangen door de woorden "artikel 190, vierde lid," en worden de woorden "het eerste lid van dit artikel 190" vervangen door de woorden "artikel 190, eerste tot derde lid".

Art. 54.In artikel 524 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 6 van de wet van 27 oktober 1997, wordt het woord "1996" vervangen door het woord "1998". HOOFDSTUK II Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen

Art. 55.In artikel 2 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, vervangen door het koninklijk besluit van 29 maart 1994, worden de woorden "en 422 tot 442" vervangen door de woorden ", 422 tot 442 en 470bis". HOOFDSTUK III Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten

Art. 56.In artikel 19 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, gewijzigd bij de wetten van 13 augustus 1947, 12 juli 1960, 5 juli 1963 en 3 juli 1972 en het koninklijk besluit van 12 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de bepaling onder 7° opgeheven;2° in het tweede lid worden de woorden "nrs.2, 3, 5 en 7" vervangen door de woorden "nrs. 2, 3 en 5".

Art. 57.In artikel 211 van hetzelfde Wetboek, hernummerd bij de wet van 13 augustus 1947 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 december 1996, worden de woorden "artikel 19, 2°, 3° of 7°" vervangen door de woorden "artikel 19, 2° of 3°".

Art. 58.Artikel 31, eerste lid, 1°ter, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 december 1996, wordt opgeheven.

Art. 59.Artikel 32, 9° van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 december 1996, wordt opgeheven.

Art. 60.Artikel 33, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 december 1996, wordt opgeheven.

Art. 61.In artikel 35, eerste lid, 6°, van hetzelfde Wetboek gewijzigd bij de wet van 14 april 1965 en het koninklijk besluit van 12 december 1996, worden de woorden "artikel 19, 2°, 3°, 5° en 7°" vervangen door de woorden "artikel 19, 2°, 3° en 5°".

Art. 62.In artikel 170, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 december 1996, worden de woorden "artikel 19, 2°, 3° of 7°" vervangen door de woorden "artikel 19, 2° of 3°".

Art. 63.Artikel 83 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 13 augustus 1947 en de wet van 23 december 1958, wordt aangevuld met het volgende lid : « Dit recht is evenwel niet verschuldigd in geval van toepassing van artikel 140bis. » .

Art. 64.Artikel 922 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 12 van 18 april 1967, wordt aangevuld met het volgende lid : « Dit recht is evenwel niet verschuldigd in geval van toepassing van artikel 140bis. ».

Art. 65.Artikel 117 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 12 augustus 1985, wordt aangevuld met de volgende paragraaf : « § 3. Het bij artikel 115 bepaalde recht is eveneens niet verschuldigd in geval van inbreng van aandelen of deelbewijzen die maatschappelijke rechten vertegenwoordigen, die tot gevolg heeft dat de vennootschap bij wie de inbreng gebeurt, ten minste 75 pct. van het maatschappelijk kapitaal verwerft van de vennootschap waarvan de aandelen of deelbewijzen zijn ingebracht.

Wanneer dat percentage ten gevolge van verscheidene inbrengen is bereikt, is deze paragraaf alleen toepasselijk op de inbrengen die het bereiken van het percentage mogelijk hebben gemaakt, alsmede op de daaropvolgende inbrengen.

Bovendien vindt deze paragraaf alleen toepassing wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° de vennootschap die verkrijgt en de vennootschap waarvan de aandelen of deelbewijzen zijn ingebracht, moeten beide hun zetel der werkelijke leiding of hun statutaire zetel hebben op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen;2° de inbreng moet uitsluitend door uitgifte van aandelen of nieuwe deelbewijzen van de verkrijgende vennootschap vergoed worden, samen met een storting in contanten die het tiende van de nominale waarde van de toegekende maatschappelijke aandelen of deelbewijzen niet overschrijdt;3° de akte van inbreng moet vermelden dat bij de inbreng ten minste 75 pct.van het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap waarvan de aandelen of deelbewijzen zijn ingebracht, door de verwervende vennootschap wordt verkregen; 4° een attest van een bedrijfsrevisor dat het vermelde feit overeenkomstig het 3° van dit lid bevestigt, moet aan de akte worden aangehecht. In geval van niet-nakoming van een van de toepassingsvoorwaarden van deze paragraaf uiterlijk wanneer de akte ter formaliteit wordt aangeboden, wordt deze akte tegen het gewoon recht geregistreerd. ».

Art. 66.In artikel 121, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, vervangen door de wet van 14 april 1965, worden tussen de woorden "van een verschillende soort" en ". Deze bepaling" de woorden " en de omzetting van een vereniging zonder winstoogmerk in een vennootschap met een sociaal oogmerk" ingevoegd.

Art. 67.In titel I, hoofdstuk IV, afdeling XII van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling I ingevoegd die de huidige artikelen 131 tot 140 bevat, luidend als volgt : « Onderafdeling I. - Algemene bepalingen ».

Art. 68.In titel I, hoofdstuk IV, afdeling XII van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling II ingevoegd die de artikelen 140bis tot 140octies bevat, luidend als volgt : « Onderafdeling II. - Bijzondere bepalingen voor schenkingen van ondernemingen

Art. 140bis.Het bij artikel 131 vastgestelde recht wordt verlaagd tot 3 pct. voor : 1° de bij authentieke akte vastgestelde overeenkomsten die de overdracht ten kosteloze titel vaststellen van de volle eigendom van een universaliteit van goederen of van een bedrijfstak, waarmee een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, een vrij beroep of een ambt of post wordt uitgeoefend. Het bij artikel 131 vastgestelde recht blijft niettemin toepasselijk op de overdrachten van onroerende goederen die gedeeltelijk of geheel tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd; 2° de bij authentieke akte vastgestelde overeenkomsten die de overdracht ten kosteloze titel vaststellen van de volle eigendom van aandelen of deelbewijzen van een vennootschap waarvan de zetel van haar werkelijke leiding is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie en die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, een vrij beroep, of een ambt of post tot doel heeft.

Art. 140ter.Het bij artikel 140bis vastgestelde verlaagde recht is onderworpen aan de volgende voorwaarden : 1° de schenker en de begiftigde moeten natuurlijke personen zijn;2° in geval van toepassing van artikel 140bis, 1° : - moet in de akte of in een door de schenker en de begiftigde gewaarmerkte en ondertekende verklaring onderaan op de akte uitdrukkelijk worden vermeld : a) dat de schenking betrekking heeft op de volle eigendom van een universaliteit van goederen of van een bedrijfstak, waarmee een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, een vrij beroep of een ambt of post wordt uitgeoefend;b) in geval de schenking onroerende goederen bevat, of deze al dan niet gedeeltelijk of geheel tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd; - moet in de akte of in een door de begiftigde gewaarmerkte en ondertekende verklaring onderaan op de akte bovendien uitdrukkelijk worden vermeld : a) dat de begiftigde zich ertoe verbindt de activiteit zonder onderbreking voort te zetten gedurende vijf jaar te rekenen van de datum van de authentieke akte van schenking;b) dat de begiftigde zich ertoe verbindt aan de ontvanger der registratie van het kantoor waar de akte werd geregistreerd jaarlijks het bewijs te leveren van het behoud van de activiteit;c) dat de begiftigde zich ertoe verbindt de onroerende goederen die met toepassing van het verlaagde recht werden overgedragen, niet gedeeltelijk of geheel tot bewoning aan te wenden gedurende een ononderbroken periode van vijf jaar te rekenen van de datum van de authentieke akte van schenking;3° in geval van toepassing van artikel 140bis, 2° : - moet de begiftigde een door een notaris, een bedrijfsrevisor of een accountant ondertekend attest afleveren dat bevestigt dat de schenking betrekking heeft op een geheel van aandelen of deelbewijzen, dat minstens 10 pct.van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigt; - in geval het geheel van de geschonken aandelen of deelbewijzen minder dan 50 pct. van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigt, moet de begiftigde tevens een aandeelhouderschapsovereenkomst voorleggen, die betrekking heeft op ten minste 50 pct. van de stemrechten in de algemene vergadering en waarvan de modaliteiten door de Koning worden vastgesteld.

De hogervermelde documenten worden aan de authentieke akte gehecht; - moet in de akte of in een door de begiftigde gewaarmerkte en ondertekende verklaring onderaan op de akte bovendien uitdrukkelijk worden vermeld : a) dat de begiftigde zich ertoe verbindt de volle eigendom van de aandelen of deelbewijzen die het voorwerp van de schenking uitmaken gedurende een ononderbroken periode van vijf jaar te rekenen van de datum van de authentieke akte van schenking te behouden;b) dat de begiftigde zich ertoe verbindt aan de ontvanger der registratie van het kantoor waar de akte werd geregistreerd jaarlijks het bewijs te leveren dat hij de volle eigendom van de geschonken aandelen of deelbewijzen heeft behouden.

Art. 140quater.Indien een van de onder de artikelen 140bis en 140ter gestelde voorwaarden uiterlijk bij de aanbieding van de akte ter registratie niet is vervuld, wordt de akte geregistreerd tegen betaling van het bij de artikelen 131 tot 140 vastgestelde recht. Geen enkele vordering tot teruggaaf is ontvankelijk.

Art. 140quinquies.Behalve in geval van overmacht, wordt het overeenkomstig de artikelen 131 tot 140 verschuldigde recht, vermeerderd met de wettelijke interest tegen de rentevoet bepaald in burgerlijke zaken te rekenen van de datum van registratie van de schenking, opeisbaar ten laste van de begiftigde, indien deze laatste : a) de overeenkomstig artikel 140ter, 2° of 3° aangegane verbintenissen niet nakomt;b) in geval van een door artikel 140bis, 1°, bedoelde schenking, de goederen, die dienen voor de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, een vrij beroep, of een ambt of post, geheel of gedeeltelijk heeft overgedragen binnen de in artikel 140ter bepaalde termijn van vijf jaar;deze bepaling is echter niet van toepassing indien de overdracht gerechtvaardigd is door de uitoefening van de activiteit, van het vrij beroep of van het ambt of de post; c) in geval van een door artikel 140bis, 2°, bedoelde schenking, binnen de in artikel 140ter bepaalde termijn van vijf jaar de aandelen of deelbewijzen geheel of gedeeltelijk heeft overgedragen of de zetel van werkelijke leiding van de vennootschap heeft overgebracht naar een staat die geen lid is van de Europese Unie. Dit artikel is niet van toepassing op de overdrachten van goederen bepaald onder hogervermeld punt b), indien ze plaats hebben door erfopvolging of schenking en de rechthebbenden of de begiftigden de door de overledene of de schenker aangegane verbintenissen overnemen.

Dit artikel is evenmin van toepassing op de overdrachten van aandelen of deelbewijzen als bepaald onder hogervermeld punt c), indien ze plaats hebben door erfopvolging, door schenking of door overdracht ten bezwarende titel aan een ander lid van de aandeelhouderschapsovereenkomst, en dat de rechthebbenden, de begiftigden of de verwerver de door de overledene, de schenker of de overdrager aangegane verbintenissen overnemen.

Art. 140sexies.De begiftigde die de toepassing van het verlaagd recht heeft genoten kan aanbieden om het overeenkomstig de artikelen 131 tot 140 verschuldigde recht, vermeerderd met de wettelijke interest tegen de rentevoet bepaald in burgerlijke zaken, opeisbaar te rekenen van de datum van registratie van de schenking, te betalen alvorens de termijn van vijf jaar is verstreken gedurende dewelke de activiteit moet worden voortgezet of de volle eigendom van de aandelen of deelbewijzen behouden moet blijven.

Art. 140septies.Het overeenkomstig artikel 140quinquies opeisbare recht is evenwel niet opeisbaar indien de volle eigendom van de goederen waarop het verlaagd recht werd toegepast, het voorwerp uitmaakt van een overdracht ten kosteloze titel ten voordele van de oorspronkelijke schenker alvorens de termijn van vijf jaar is verstreken gedurende dewelke de activiteit moet worden voortgezet of de volle eigendom van de aandelen of deelbewijzen moet behouden blijven.

Art. 140octies.Indien artikel 140quinquies van toepassing is, worden het recht en de interesten vereffend op een verklaring die ter registratie moet worden aangeboden op het kantoor waar het verlaagde recht werd geheven, binnen de eerste vier maanden na het verstrijken van het jaar tijdens hetwelk één van de oorzaken van opeisbaarheid van het overeenkomstig de artikelen 131 tot 140 verschuldigde recht zich heeft voorgedaan en dit op straf van een boete gelijk aan dit recht.

Indien artikel 140sexies van toepassing is, moet de begiftigde die de toepassing van het verlaagde recht heeft genoten op het voormelde registratiekantoor een verklaring ter registratie aanbieden waarin de samenstelling en de waarde van de goederen waarvoor hij het overeenkomstig de artikelen 131 tot 140 verschuldigde recht wenst te betalen wordt aangegeven.

De bij dit artikel voorgeschreven verklaringen, welke door de begiftigde die de toepassing van het verlaagde recht heeft genoten, werden ondertekend, worden in dubbel gesteld, waarvan één exemplaar op het registratiekantoor blijft. Deze verklaringen vermelden de akte, het nieuwe feit waaruit de opeisbaarheid van het overeenkomstig de artikelen 131 tot 140 verschuldigde recht voortvloeit en al de voor de vereffening van het recht vereiste gegevens. ».

Art. 69.In artikel 161 van hetzelfde Wetboek, wordt een 11° ingevoegd, luidend als volgt : « 11° de akten en attesten die verplicht bij de akten bedoeld in artikel 140bis moeten worden bijgevoegd. »

Art. 70.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 169bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 169bis.Voor de toepassing van de artikelen 115bis en 140bis, moet de aanwending of de bestemming van een onroerend goed worden nagegaan per kadastraal perceel of per gedeelte van kadastraal perceel wanneer dat gedeelte is ofwel een afzonderlijke huisvesting, ofwel een afdeling van de productie of van de werkzaamheden die, of een onderdeel daarvan dat, afzonderlijk kan werken, ofwel een eenheid die van de andere goederen of delen die het perceel vormen kan worden afgezonderd. ».

Art. 71.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 182bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 182bis.De personen die de toepassing van artikel 140bis vragen, zijn er toe gehouden, zonder verplaatsing, van alle boeken en bescheiden betreffende hun activiteit bij iedere vordering van de ambtenaren van de administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen inzage te verlenen teneinde bedoelde ambtenaren toe te laten zich te vergewissen van de juiste heffing van de door de verzoekers of derden verschuldigde rechten.

Elke weigering van inzageverlening wordt bij proces-verbaal vastgesteld en wordt gestraft met een geldboete van 50.000 frank. ».

Art. 72.§ 1. Het evenredige registratierecht geheven op de inbreng van aandelen of deelbewijzen onder de voorwaarden van artikel 117, § 3, eerste, tweede en derde lid, 1° en 2°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, ingevoegd door artikel 65 van deze wet, kan worden teruggegeven onder aftrek van het algemeen vast recht, indien de akte van inbreng werd verleden in de periode van 1 juli 1997 tot en met de dag van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.

De vennootschap die het recht heeft betaald moet het verzoek tot teruggave indienen binnen de twee jaar te rekenen van de dag van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad. Het verzoek moet vermelden dat bij de inbreng ten minste 75 pct. van het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap waarvan de aandelen of deelbewijzen werden ingebracht, door de verwervende vennootschap wordt verkregen. Een attest van een bedrijfsrevisor dat dit feit bevestigt dient bovendien aan het verzoek te worden gehecht. § 2. Het evenredige registratierecht geheven op de omzetting van een vereniging zonder winstgevend doel in een vennootschap met een sociaal oogmerk gerealiseerd in de periode van 1 juli 1996 tot en met de dag van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad, kan worden teruggegeven onder aftrek van het algemeen vast recht, op verzoek daartoe van de vennootschap die het recht heeft betaald, ingediend binnen de twee jaar te rekenen van de dag van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad. § 3. Voor het overige zijn de bepalingen van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten van toepassing op de teruggaven bepaald in §§ 1 en 2. HOOFDSTUK IV. - Wetboek der zegelrechten

Art. 73.In artikel 591 van het Wetboek der zegelrechten, wordt een 61° ingevoegd, luidend als volgt : « 61° de akten en attesten die verplicht bij de akten bedoeld in artikel 140bis van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechtenmoeten worden bijgevoegd.». HOOFDSTUK V. - Niet-fiscale bepalingen

Art. 74.Artikel 1, eerste lid, van de wet van 12 juni 1930 tot oprichting van een Muntfonds, gewijzigd bij de wet van 23 december 1988, wordt vervangen door het volgende lid : « De grens van de uitgifte van deelmunt door de Schatkist is vastgesteld op vijfentwintig miljard frank. De Koning mag deze grens echter op achtentwintig miljard frank brengen door achtereenvolgens drie tranches van elk één miljard frank vrij te geven. ».

Art. 75.In artikel 26 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, gewijzigd bij de wet van 13 april 1995, wordt een als volgt luidend lid toegevoegd : « De Koning bepaalt welke bijdrage in de werkingskosten van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen is verschuldigd door de vennootschappen die worden ingeschreven op, geschrapt van of weggelaten uit de lijst bedoeld in het vijfde lid. ».

Art. 76.In de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen, wordt een artikel 14bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 14bis.De Koning bepaalt welke bijdrage in de werkingskosten van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen is verschuldigd door de personen die krachtens dit hoofdstuk aan de Commissie een kennisgeving moeten richten. ».

Art. 77.Artikel 5 van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, wordt aangevuld met de volgende paragraaf : « § 3. Onverminderd artikel 31, zesde lid, bepaalt de Koning welke bijdrage in de werkingskosten van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen verschuldigd is door de marktautoriteiten, de vennootschappen en ondernemingen waarvan de financiële instrumenten zijn toegelaten tot de markten of de leden van deze markten. ».

Art. 78.Artikel 826, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 14 mei 1981 en 29 augustus 1988, wordt aangevuld als volgt : « , met uitzondering van de goederen bedoeld bij artikel 140bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten. ».

Art. 79.Artikel 922 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met de volgende bepaling : « In afwijking van het vorige lid wordt de waarde ten tijde van de schenking in aanmerking genomen wanneer het goederen betreft die werden geschonken met toepassing van artikel 140bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten. ».

Art. 80.De inwerkingtreding van deze wet wordt vastgesteld als volgt : § 1. De artikelen 2, 3, 1°, 21, 1°, 23, 1°, 24 en 40 hebben uitwerking met ingang van het aanslagjaar 1992. § 2. Artikel 3, 2°, is van toepassing op de terugbetalingen verricht vanaf 1 juli 1997 tijdens een boekjaar dat is verbonden aan het aanslagjaar 1998 of aan een later aanslagjaar. § 3. De artikelen 4, 2°, 10, 1° en 2° en 49, wat de banken betreft, hebben uitwerking op 19 april 1993, maar wanneer het gaat om gemeentespaarkassen heeft artikel 10, 1°, uitwerking met ingang van 1 januari 1995. § 4. De artikelen 5 en 34 hebben uitwerking op de verenigingen van medeëigenaars die vanaf 1 augustus 1995 rechtspersoonlijkheid bezitten. § 5. De artikelen 6, 20, 22, 1°, 27, 28, 2° en 3°, 30 en 53 zijn van toepassing op de verrichtingen van fusie, splitsing, aannemen van een andere rechtsvorm of inbreng die vanaf 1 oktober 1993 hebben plaatsgevonden. § 6. Artikel 29, 3°, is van toepassing op de verrichtingen van fusie of splitsing die vanaf 1 oktober 1993 hebben plaatsgevonden.

Met betrekking tot de in artikel 29, 3°, vermelde meerwaarden, verwezenlijkt of vastgesteld bij een verrichting van fusie of splitsing die vóór de datum van bekendmaking van deze wet heeft plaatsgevonden, moeten de voorwaarden van artikel 190, tweede lid, zoals gewijzigd door deze wet, en van artikel 211, § 2, vierde lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ten laatste worden vervuld bij de afsluiting van de eerste jaarrekeningen die vanaf de datum van bekendmaking van deze wet afgesloten worden. § 7. De artikelen 4, 1°, 8, 1° en 2°, 10, 4° en 5°, 16, 18, 19, 1°, 21, 2°, 32 en 33 treden in werking met ingang van het aanslagjaar 1998. § 8. Artikel 8, 3°, wordt voor het eerst toegepast op de jaarrekening afgesloten op het einde van het boekjaar dat ingaat na 31 december 1994. § 9. Artikel 10, 3°, heeft uitwerking op 1 januari 1993, zomede artikel 49 wat de hypotheekondernemingen betreft onderworpen aan de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet. § 10. Artikel 11, 1°, heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1995. § 11. De artikelen 11, 3°, 13 en 37 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1997. § 12. De artikelen 11, 2°, 12 en 31, 1°, treden in werking met ingang van het aanslagjaar 1999.

Elke wijziging die vanaf 1 juli 1997 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aangebracht, is zonder uitwerking voor de toepassing van artikel 31, 1°. § 13. Artikel 31, 2°, heeft uitwerking met ingang van het aanslagjaar 1994.

Elke wijziging die vanaf 4 augustus 1992 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aangebracht, is zonder uitwerking voor de toepassing van artikel 31, 2°. § 14. De artikelen 15 en 45 treden in werking met ingang van het aanslagjaar 1997. § 15. De artikelen 17 en 36 hebben uitwerking met ingang van het aanslagjaar 1996. § 16. Artikel 19, 2°, is van toepassing op de inbrengverrichtingen die plaatsvinden vanaf 30 maart 1996. § 17. De artikelen 22, 2°, 25, 1°, en 46 zijn van toepassing op de belastingvrije inbrengen verricht vanaf de dag van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad. § 18. Artikel 23, 2°, is van toepassing op de minderwaarden op aandelen die vanaf 1 januari 1997 zijn geleden naar aanleiding van de gehele verdeling van het maatschappelijk vermogen van de emitterende vennootschap, voor zover de desbetreffende vermindering van gestort kapitaal ten vroegste vanaf 24 juli 1991 is gedaan. § 19. Artikel 25, 2°, is van toepassing op de vanaf 1 januari 1997 toegekende of betaalbaar gestelde inkomsten. § 20. De artikelen 26, 44 en 51 hebben uitwerking vanaf 2 januari 1995. § 21. De artikelen 28, 1° en 4° en 29, 1° en 2°, zijn van toepassing op de verrichtingen van fusie of splitsing die vanaf de dag van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad plaatsvinden. § 22. Artikel 38 heeft uitwerking met ingang van het aanslagjaar 1996.

Het is eveneens van toepassing op de belastingen betreffende de vorige aanslagjaren waartegen hetzij een bezwaar is ingediend in de vormen en binnen de termijnen vermeld in artikel 371 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, hetzij een voorziening in beroep of in Cassatie is ingesteld, waarover op 10 april 1996 nog geen uitspraak werd gedaan. § 23. Artikel 39 heeft uitwerking met ingang van het aanslagjaar 1993. § 24. Artikel 41 is van toepassing op de met ingang van 7 april 1995 uitgegeven aandelen en onderschreven contracten. § 25. Artikel 42 is van toepassing op de vanaf 1 januari 1994 toegekende of betaalbaar gestelde inkomsten. § 26. Artikel 43 is van toepassing op de, vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin deze wet in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt, betaalde of toegekende inkomsten. § 27. De artikelen 52 en 55 zijn van toepassing op de toekenningen die gebeuren vanaf de maand die volgt op de maand waarin deze wet in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. § 28. De artikelen 65, 66 en 72, treden in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt. § 29. Artikel 19, 3°, heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1996. § 30. De artikelen 47 en 48 treden in werking op 1 januari 1999. § 31. De artikelen 50 en 56 tot 62 treden in werking de eerste dag van de derde maand na die waarin deze wet in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. § 32. Artikel 74 treedt in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en uiterlijk op 31 december 1998.

Art. 81.Wat betreft de in artikel 104, 3°, i, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde giften, hebben de artikelen 2 en 3 van de wet van 14 juli 1997 tot wijziging van artikel 110 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met het oog op de uitvoering van artikel 104, 3°, i), van hetzelfde Wetboek, uitwerking met ingang van het aanslagjaar 1997 en is artikel 4 van dezelfde wet van toepassing op de giften gedaan vanaf 14 juni 1996.

Wat betreft de in artikel 104, 4°bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde giften, heeft artikel 3 van dezelfde wet uitwerking met ingang van het aanslagjaar 1996 en is artikel 4 van dezelfde wet van toepassing op de giften gedaan vanaf 10 april 1995.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 22 december 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Parlementaire verwijzingen : Gewone zitting 1997-1998 en 1998-1999 Kamer van volksvertegenwoordigers Parlementaire stukken.- Wetsontwerp, nr. 1608/1. - Amendementen, nrs. 1608/2 tot 1608/7. - Verslag, nr. 1608/8. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 1608/9. - Amendementen, nr. 1608/10. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1608/11.

Parlementaire Handelingen. - Handelingen van de Kamer : 25 en 26 november 1998.

Senaat Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1-1171-1. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, nr. 1-1171-2.

^