Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 maart 2003
gepubliceerd op 16 april 2003

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 202, § 2, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de vaststelling van de aandelen die de aard van financiële vaste activa hebben ten name van de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen en de beursvennootschappen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2003003190
pub.
16/04/2003
prom.
27/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/27/2003003190/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 MAART 2003. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 202, § 2, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de vaststelling van de aandelen die de aard van financiële vaste activa hebben ten name van de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen en de beursvennootschappen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij de eer hebben aan de ondertekening van Uwe Majesteit voor te leggen wordt genomen in uitvoering van artikel 202, § 2, tweede lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), zoals gewijzigd bij artikel 9 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken.

De wijzigingen die aan de artikelen 202 en 203, WIB 92 zijn aangebracht door de artikelen 9 en 10 van voormelde wet beogen de versterking van de aftrekregels inzake de definitief belaste inkomsten uit aandelen op grond van de volgende drie voorwaarden : - een verhoging van de minimale participatiedrempel, die van 5 op 10 % wordt gebracht. De participatiedrempel van 1.200.000 euro die momenteel in artikel 202, § 2, eerste lid is vermeld, blijft ongewijzigd; - een voorwaarde van bezitsduur van de aandelen in volle eigendom gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar; de aandelen moeten bovendien op het ogenblik van de toekenning of de betaalbaarstelling van de dividenden de aard van financiële vaste activa hebben; - een voorwaarde van minimale belastingheffing van de inkomsten die aanleiding hebben gegeven tot de uitkering van de dividenden.

In verband met de tweede voorwaarde, verduidelijkt artikel 202, § 2, tweede lid van het WIB 92, gewijzigd bij artikel 9 van voormelde wet, wat, met betrekking tot de aandelen die in volle eigendom worden aangehouden gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar door de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen en de beursvennootschappen, onder aandelen die de aard van financiële vaste activa hebben, moet worden verstaan.

Ten name van de andere vennootschappen heeft het begrip financiële vaste activa de betekenis welke er aan wordt gegeven door de wetgeving m.b.t. de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, overeenkomstig artikel 2 van het WIB 92.

Artikel 95 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen bepaalt met betrekking tot de aandelen van de rubriek IV "Financiële vaste activa", drie posten.

Deze drie posten zijn de volgende : A . Verbonden ondernemingen. 1. Deelnemingen B .Andere ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat. 1. Deelnemingen C .Andere financiële vaste activa. 1. Aandelen De kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen en de beursvennootschappen zijn, in principe, niet onderworpen aan die boekhoudwetgeving. Het past evenwel, door een koninklijk besluit dat het begrip financiële vaste activa voor die drie sectoren vastlegt, een zekere coherentie te waarborgen tegenover de definitie die het gemeen boekhoudrecht er aan geeft.

De kredietinstellingen vallen onder het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekeningen van de kredietinstellingen.

Hoofdstuk I, afdeling I, onderafdeling VII van de bijlage aan het koninklijk besluit van 23 september 1992 definieert post VII "Financiële vaste activa" als zijnde samengesteld uit dezelfde rubrieken als post IV "Financiële vaste activa" in het gemeen boekhoudrecht. Daarom verwijst dit koninklijk besluit terecht naar die post.

De verzekeringsondernemingen vallen onder het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen (genomen in uitvoering van de Richtlijn van de Raad (91/674/EEG) van 19 december 1991 betreffende de jaarrekeningen en de geconsolideerde rekeningen van verzekeringsondernemingen).

Dit koninklijk besluit bevat geen enkele verwijzing naar het begrip financiële vaste activa.

Dit besluit maakt echter wel een onderscheid tussen enerzijds de deelnemingen in verbonden ondernemingen of in ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat (post C.II., 1 en 3) en anderzijds, de post C.III.1 die alle aandelen omvat die geen deelnemingen vormen en de post D. "Beleggingen betreffende de verrichtingen verbonden aan een beleggingsfonds van de groep activiteiten "leven" en waarbij het beleggingsrisico niet gedragen wordt door de onderneming".

De posten C.II.1 en 3 worden op gelijkaardige wijze omschreven als de in het gemeen recht omschreven posten IV.A. "Verbonden ondernemingen" en IV.B. "Andere ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat".

De post IV.C. "Andere financiële vaste activa" van het gemeen boekhoudrecht heeft echter geen equivalent in het boekhoudrecht voor de verzekeringsondernemingen. Het bezit van de in bovenvermelde posten C.III.1 en D. geboekte aandelen strekt er inderdaad niet toe door het scheppen van een duurzame en specifieke band met die ondernemingen, de eigen bedrijfsuitvoering van de vennootschap te bevorderen.

In zijn advies stelt de Raad van State de vraag of "de ontworpen hervorming verenigbaar is met het gelijkheidsbeginsel, aangezien zij ertoe leidt vennootschappen die zich in onderscheiden situaties bevinden op bijna identieke wijze te behandelen".

De Raad van State besluit met deze overweging aan de hand van de vaststelling dat de verzekeringsondernemingen verplicht zouden zijn hun mathematische reserve inzonderheid te beleggen in aandelen van vennootschappen waarvan de dividenden voortaan aan een economische dubbele belasting zouden zijn onderworpen wegens de bepalingen van de wet van 24 december 2002, waarvan dit besluit de uitvoering beoogt.

De opmerking van de Raad van State brengt de volgende overwegingen met zich mee.

Artikel 10 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, somt de regels op welke de dekkingswaarden van de technische voorzieningen en schulden van verzekeringsondernemingen moeten naleven, met name behoren tot beleggingscategorieën die in een beperkende lijst zijn opgesomd. De aandelen en andere niet-vastrentende deelnemingen maken met name deel uit van deze opsomming (artikel 10, § 3, 2°).

Paragraaf 4 van hetzelfde artikel 10 bepaalt dat de dekkingswaarden, voor het geheel van de waarden vermeld in één rubriek, bepaalde verhoudingen uitgedrukt in percentages van het totaal van de technische voorzieningen en schulden niet mogen overschrijden.

Wat betreft de beleggingen in aandelen, andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren en obligaties, die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld, mag de verhouding 10 %niet overschrijden. Het gaat hier dus om een opgelegd plafond en niet om een minimum drempel voor beleggingen in aandelen.

Dit houdt in dat verzekeringsondernemingen niet verplicht zijn hun mathematische reserves te beleggen in aandelen van vennootschappen en dat zij zich in dit opzicht op reglementair vlak niet in een verschillende situatie bevinden. Het beleggingsbeleid wordt aan de beoordeling van de verzekeringsondernemingen overgelaten.

Trouwens, in de mate dat de dividenden welke uit de dekkingswaarden van de technische voorzieningen voortkomen, bijdragen tot het verzekeren van het rendement welke uiteindelijk aan de contracten wordt toegekend, bevinden deze zich niet in de belastbare winst van de verzekeringsonderneming. Derhalve is het, naar het principe van het vermijden van de economische dubbele belasting die aan de basis ligt van het stelsel van de definitief belaste inkomsten (DBI), a priori, ten name van de verzekeringsondernemingen, niet verantwoord de aftrek als DBI toe te staan voor dividenden welke voortkomen uit de dekkingswaarden van de technische reserves en die in deze technische reserves worden aangewend. Deze dekkingswaarden komen hoofdzakelijk voor in de post C.III. "Overige financiële beleggingen", maar het is niet uitgesloten dat deze eveneens gedeeltelijk voorkomen onder de post C.II. "Beleggingen in verbonden ondernemingen en deelnemingen".

De Regering heeft derhalve de oplossing weerhouden waarvan de toepassing haar het zekerste lijkt, door enerzijds, te verwijzen naar de volledige post C.II. en anderzijds, de post C.III. buiten beschouwing te laten.

Deze benadering wordt bovendien versterkt door het feit dat de waarden geboekt in bovenvermelde post C.III., hoofdzakelijk de karakteristieken vertonen van geldbeleggingen en niet van financiële vaste activa overeenkomstig de criteria van het gemeen boekhoudrecht.

Het spreekt vanzelf dat hetgeen voorafgaat eveneens toepassing vindt op dividenden uit beleggingen die zijn geboekt in de actiefpost D., van de jaarrekening van de verzekeringsondernemingen (D. "Beleggingen betreffende de verrichtingen verbonden aan een beleggingsfonds van de groep van activiteiten "leven" en waarbij het beleggingsrisico niet gedragen wordt door de onderneming"), zodat, voor de toepassing van artikel 202, § 2, eerste lid, 2°, WIB 92, deze post D. eveneens moet worden uitgesloten. Inderdaad, deze beleggingen en de daarop betrekking hebbende opbrengsten (inzonderheid de dividenden die voortkomen uit de onder deze post geboekte waarden) verzekeren, op risico van de verzekerden, het rendement dat aan de contracten wordt toegekend, en deze opbrengsten bevinden zich niet in de belastbare winst van de verzekeringsonderneming.

De Hoge Raad van Financiën heeft reeds de aandacht gevestigd op deze bijzonderheden van de verzekeringssector in het kader van zijn rapport van april 2001 (Hoge Raad van Financiën, De hervorming van de vennootschapsbelasting : het kader, de inzet en de mogelijke scenario's, april 2001, blz. 34).

Dit besluit werd eveneens opgesteld rekening houdende met dit aspect van het probleem dat in de algemene context werd geplaatst van de hervorming ingevoerd door de wet van 24 december 2002, zodat het principe van het vermijden van de economische dubbele belasting van dividenden een billijke toepassing vindt, die zo eenvoudig en praktisch mogelijk is voor alle activiteitensectoren, rekening houdende met de specificiteit van ieder van hen.

Tenslotte is de specifieke behandeling die de Raad van State voorstelt door verwijzing naar het stelsel van de gespreide belasting van meerwaarden (artikel 47, WIB 92) op terreinen en gebouwen die voorkomen onder de actiefpost "Beleggingen" van de verzekeringsondernemingen (in plaats van de post "Materiële vaste activa" in het gemeen boekhoudrecht) terzake niet omzetbaar.

Inderdaad, daar de jaarrekeningen van verzekeringsondernemingen niet in een rekening materiële vaste activa voorzien, maar slechts een actiefrekening (C. "Beleggingen") bevatten die de terreinen en gebouwen omvat, was het onontbeerlijk in bijzondere voorwaarden te voorzien voor de verzekeringssector in het kader van artikel 47, WIB 92. De indeling van deze terreinen en gebouwen onder een ander bestanddeel dan datgene van de materiële vaste activa, vindt in casu geen toepassing : immers het begrip onroerend goed-koopwaar (voorraadrekening), dat eigen is aan vastgoedhandelaars en dat moet worden onderscheiden van materiële vaste activa voor de toepassing van artikel 47, WIB 92, ten name van de andere ondernemingen, doet zich in beginsel niet voor ten name van de verzekeringsondernemingen. Zulks is evenwel niet het geval inzake aandelen waarvoor het onderscheid van het gemeen boekhoudrecht tussen de financiële vaste activa en de geldbeleggingen, naar het principe, in de reglementering betreffende de jaarrekening van de verzekeringsondernemingen wordt behouden.

De beursvennootschappen vallen nog niet onder de toepassing van een specifiek koninklijk besluit, hoewel het gemeen boekhoudrecht in principe niet op hen van toepassing is (artikel 91 van de wet van 6 april 1995 en artikel 16 van de wet van 17 juli 1975, ondertussen toegevoegd aan het Wetboek van vennootschappen). In afwachting van een voor hen specifieke wetgeving, passen de beursvennootschappen echter het gemeen boekhoudrecht toe.

Het spreekt dus voor zich om, in het kader van dit koninklijk besluit, te verwijzen naar het begrip financiële vaste activa zoals vastgesteld door het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS

ADVIES 34.559/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 13 december 2002 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogdte drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot uitvoering van artikel 202, § 2, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstendelastingen 1992 inzake de vaststelling van de aandelen die de aard van financiële vaste activa hebben ten name van de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen en de beursvennootschappen", heeft op 17 december 2002 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief als volgt : L'urgence est motivée par le fait : - que l'article 202, § 2, du Code des impôts sur les revenus 1992, tel qu'il a été modifié par l'article 9 de la loi du 24 décembre 2002 modifiant le régime des sociétés en matière d'impôts sur les revenus et instituant un système de décision anticipée, en matière fiscale trouve à s'applique à partir de l'exercice d'imposition 2004 pour la déduction des revenus d'actions ou parts à titre de revenus définitivement taxés; - que le présent arrêté royal a pour but de déterminer les actions ou parts qui ont la nature d'immobilisations financières en vue de la déduction desdits revenus à titre de revenus définitivement taxés dans le chef des trois catégories de contribuables visées à l'article 202, § 2, alinéa 2, du même Code; - qu'il convient dès lors de préciser aussi rapidement que possible les revenus d'actions ou parts se rattachant à l'exercice d'imposition 2004, soit les revenus qui sont perçus dans la plupart des cas au cours de l'exercice social 2003, qui peuvent donner lieu à une déduction à titre de revenus définitivement taxé dans le chef de ces contribuables.

Uit de informatie waarover de Raad van State beschikt, blijkt dat de wet die de rechtsgrond van het ontworpen besluit moet vormen niet als een definitieve regeling kan worden beschouwd, aangezien ze nog niet is aangenomen in de plenaire vergadering van de Senaat.

De adviesaanvraag is dus voorbarig.

De Raad van State vindt het evenwel nuttig de aandacht van de steller van het ontwerp op het volgende punt te vestigen.

Het ontwerp van koninklijk besluit wordt vastgesteld ter uitvoering van artikel 202, § 2, tweede lid, van het WIB, zoals het gewijzigd wordt door de thans aan het parlement voorgelegde wet tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen. Volgens deze bepaling (bepaalt) de Koning, bij in Ministerraad overleg besluit , de aandelen die de aard van financiële vaste activa hebben voor de toepassing van het eerste lid, 2° (van het nieuwe artikel 202) ten name van kredietinstellingen (...) de verzekeringsondernemingen (... en de beursvennootschappen (...).

Wat de verzekeringsmaatschappijen betreft, behoort volgens de ontworpen bepalingen onder aandelen die de aard van financiële vaste activa hebben, verstaan te worden de in post C II Beleggingen in verbonden ondernemingen en deelnemingen van de balans te boeken aandelen en deelbewijzen, zoals die belanspost wordt omschreven in het koninklijk besluit van 17 november1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen.

De ontworpen hervorming zal voor de verzekeringsmaatschappijen, die verplicht zijn hun mathematische reserve inzonderheid in aandelen van vennootschapppen te beleggen, tot gevog hebben dat de dividende van die beleggingen voortaan niet meer van de balastbare winsten van de verzekeringsmaatschappijen zullen kunnen worden afgetrokken als definitief belast inkomen, waardoor zij uit economisch standpunt twee keer zullen worden belast.

De vraag rijst of de ontworpen hervorming verenigbaar is met het gelijkheidsbeginsel, aangezien zij ertoe leidt vennootschappen die zich in onderscheiden situaties bevinden op bijna identieke wijze te behandelen.

Wat de verzekeringsmaatschappijen betreft, zou de steller van het ontwerp kunnen voorzien in een afwijking van het begrip vaste activa, zoals die waarin voorzien wordt door artikel 47, § 1, tweede lid, van het WIB wat betreft de toepassing van de vrijstelling van de meerwaarden die verwezenlijkt zijn op materiële vaste activa : met materiële vaste activa worden gelijkgesteld, de terreinen en gebouwen die voorkomen onder de actiefpost beleggingen, overeenkomstig de wetgeving betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen (tekst gewijzigd bij de wet van 22 december 1998 houdende fiscale en andere bepalingen).

De kamer was samengesteld uit : de heer Y. Kreins, kamervoorzitter, Mevr. P. Quertainmont et M. Baguet, staatsraden, de heer J. Kirkpatrick, assessor van de afdeling wetgeving, Mevr. A.-C. Van Geersdaele, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H. J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de H.P. Brouwers, referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H.J. Jaumotte, staatsraad.

DE GRIFFIER, A.-C. Van Geersdaele.

DE VOORZITTER, Y. Kreins.

27 MAART 2003. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 202, § 2, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de vaststelling van de aandelen die de aard van financiële vaste activa hebben ten name van de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen en de beursvennootschappen (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid op artikel 202, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 25 van het koninklijk besluit van 20 december 1996, aangevuld door artikel 50 van de wet van 10 maart 1999, gewijzigd bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 juli 2000 en vervangen bij artikel 9 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken;

Gelet op het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 5 december 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 5 december 2002;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat : - artikel 202, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals gewijzigd door artikel 9 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, voor de aftrek van de inkomsten uit aandelen als definitief belaste inkomsten, met ingang van het aanslagjaar 2004 wordt toegepast; - dit koninklijk besluit ertoe strekt de aandelen vast te stellen die de aard van financiële vaste activa hebben met het oog op de aftrek van deze inkomsten als definitief belaste inkomsten ten name van de drie categorieën belastingplichtigen zoals bedoeld in artikel 202, § 2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek; - het dan ook past zo spoedig mogelijk te verduidelijken welke de inkomsten uit aandelen zijn die zijn verbonden met het aanslagjaar 2004, hetzij welke de inkomsten zijn die in het merendeel van de gevallen zijn verkregen tijdens het boekjaar 2003, die aanleiding kunnen geven tot een aftrek als definitief belaste inkomsten ten name van deze belastingplichtigen;

Gelet op het advies nr. 34.559/2 van de Raad van State gegeven op 17 december 2002 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In afdeling XXVIIquater van hoofdstuk I van het KB/WIB 92, zoals laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 13 februari 2003, wordt een artikel 734ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 734ter.Voor de toepassing van artikel 202, § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 wordt onder aandelen die de aard van financiële vaste activa hebben, verstaan : 1° ten name van de in artikel 56, § 1, van hetzelfde Wetboek bedoelde kredietinstellingen, de in post VII "Financiële vaste activa" te boeken aandelen, zoals die balanspost wordt omschreven in het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen; 2° ten name van de in artikel 56, § 2, 2°, h, van hetzelfde Wetboek bedoelde verzekeringsondernemingen, de in post C.II. "Beleggingen in verbonden ondernemingen en deelnemingen" van de balans te boeken aandelen en deelbewijzen, zoals die balanspost wordt omschreven in het koninklijk besluit van 17 november 1994 betreffende de jaarrekening van verzekeringsondernemingen; 3° ten name van de in artikel 47 van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs bedoelde beursvennootschappen, de aandelen te boeken in post IV "Financiële vaste activa", zoals die balanspost wordt omschreven in het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen.

Art. 2.Dit besluit treedt in werking met ingang van het aanslagjaar 2004.

Gegeven te Brussel, 27 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, koninklijk besluit van 10 april 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juli 1992. Koninklijk besluit van 20 december 1996 Belgisch Staatsblad van 31 december 1996, 4e editie.

Wet van 10 maart 1999 Belgisch Staatsblad van 14 april 1999, 2e editie.

Koninklijk besluit van 20 juli 2000 Belgisch Staatsblad van 30 juli 1992, erratum : 8 maart 2001, 2e editie.

Wet van 24 december 2002, Belgisch Staatsblad van 31 december 2002, 2e editie.

Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, Belgisch Staatsblad van 13 september 1993.

Gecoördineerde wetten op de Raad van State, wet van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.

Koninklijk besluit van 13 februari 2003, Belgisch Staatsblad van 21 februari 2003, erratum : 7 maart 2003.

Koninklijk besluit van 23 september 1992, Belgisch Staatsblad van 6 oktober 1992.

Koninklijk besluit van 17 november 1994, Belgisch Staatsblad van 21 december 1994.

Koninklijk besluit van 30 januari 2001, Belgisch Staatsblad van 6 februari 2001.

^