Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 april 2003
gepubliceerd op 18 april 2003

Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht en van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers

bron
federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2003021092
pub.
18/04/2003
prom.
04/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/04/2003021092/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 APRIL 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht en van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers


VERSLAG AAN DE KONING Sire, 1. Situering en doel van dit besluit Het koninklijk besluit dat wij U ter ondertekening voorleggen strekt ertoe diverse wetten aan te passen in het kader van de uitvoering van de projecten « De Elektronische Unieke Startersaangifte » (DEUS) en « Kruispuntbank van Ondernemingen ». Om de E-portal van de federale overheid verder uit te bouwen tot een transactioneel portaal werd geopteerd om een aantal transacties in de loop van 2003 beschikbaar te stellen via de portal.

Een van de projecten die werd weerhouden bestond uit de ontwikkeling van DEUS voor twee sectoren, nl. de horeca en de kredietbemiddelaars.

Volgende procedures werden onder andere weerhouden : - inschrijving kredietbemiddelaar (FOD Economie); - aangifte 240V bij de Accijnzen (FOD Financiën) : vergunningsrecht op het verstrekken van sterke drank; - aanvraag voor een licentie C : uitbating van een zaak met kansspelen van klasse III (Kansspelcommissie - FOD Justitie).

Zoals reeds vermeld, dienen een aantal wetten aangepast te worden.

Overeenkomstig artikel 73 e.v. van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister en tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, kunnen bestaande wetten bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit (kaderbesluit), na advies van de overeenkomstig deze wet opgerichte Coördinatiecommissie, gewijzigd worden teneinde de regels inzake de identificatie van ondernemingen te harmoniseren.

De besluiten die in uitvoering van bovenvermelde wettelijke bepaling genomen werden, moeten wel binnen de twee jaar na hun publicatie in het Belgisch Staatsblad door de wetgever bekrachtigd worden, zoniet houden zij op van kracht te zijn.

Bovendien machtigt artikel 409 van de programmawet (I) van 24 december 2002 de Koning om, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de van kracht zijnde wettelijke bepalingen op te heffen, aan te vullen of te wijzigen teneinde de elektronische communicatie tussen de burger en de ondernemingen, enerzijds, en de overheid, anderzijds, mogelijk te maken. Hiertoe kunnen o.a. naast de bestaande administratieve werkwijzen, het vervullen van allerlei administratieve formaliteiten en procedures alsook formulieren aangepast worden zodat gegevens waarover de overheid beschikt niet langer door de ondernemingen moeten worden verstrekt (uitvoering van het principe van unieke verzameling van gegevens).

De besluiten genomen krachtens deze programmawet dienen binnen de 12 maanden na hun publicatie in het Belgisch Staatsblad bij wet bekrachtigd te worden.

Precies omdat het onmogelijk is om het onderscheid te maken tussen beide artikelen waarop dit besluit steunt, zal, zoals de Raad van State in zijn advies suggereert, erover gewaakt worden dat het besluit bij wet bekrachtigd wordt uiterlijk de eerste dag van de twaalfde maand volgend op deze van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad .

Tevens dient rekening gehouden te worden met de vastgestelde datum van de ontbinding van het parlement, de na te leven procedure bij het opstellen en het goedkeuren van een kaderbesluit, en de in dit verband te verstrekken informatie aan het Parlement.

De door dit besluit aangebrachte aanpassingen aan de bestaande wetten beperken zich tot de volgende doelstellingen : de betreffende procedures vereenvoudigen, de aanvraag ervan "on line" mogelijk maken en ze in overeenstemming brengen met de wet houdende oprichting van de Kruispuntbank van Ondernemingen (invoering ondernemingsnummer, schrapping vermeldingen uittreksels handelsregister, ...), zonder dat aan de in de betreffende regelgevingen opgenomen principes geraakt wordt.

De in dit ontwerp vervatte wijzigingen kaderen volledig in het door de Regering uitgestippelde vereenvoudigingsbeleid. Ze laten toe het principe van de unieke inzameling van gegevens te realiseren door gebruik te maken van het uniek ondernemingsnummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen. Daarnaast wordt aan de betrokken ondernemingen de mogelijkheid geboden deze procedures elektronisch in te dienen via de federale portal. Ongeacht of de procedure elektronisch, op papier of via een ondernemingsloket wordt ingeleid, worden de ondernemingen bovendien vrijgesteld van de verplichting een aantal attesten van andere federale overheden bij te voegen.

Met het oog op de administratieve vereenvoudiging en het realiseren van een « papierloze » administratie, wordt voorgesteld om de gemachtigde ambtenaren het centraal stafregister on line te laten raadplegen teneinde de verplichting af te schaffen om bij een aanvraag het bewijs van goed zedelijk gedrag of een gelijkwaardig document voor te leggen. Teneinde de bepalingen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer te respecteren zal deze raadpleging slechts op een beperkte wijze kunnen gebeuren : de administraties zullen slechts informatie ontvangen met betrekking tot personen en de inbreuken opgenomen in hun wetgeving.

Tenslotte worden door de gevolgde aanpak de betrokken procedures aangeboden vertrekkende vanuit het standpunt van de startende onderneming (in casu horecasector en kredietbemiddelaars) en niet langer vanuit het standpunt van de overheidsdienst. 2. Motivering van de hoogdringendheid Het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State werd gevraagd met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. Door FEDICT werden immers op technisch vlak, binnen de daartoe voorziene budgettaire middelen, reeds alle analyses en voorbereidingen getroffen. De programmering van de betreffende toepassingen is momenteel lopende. In de loop van de maand mei zullen de betrokken applicaties in test kunnen gaan, om vervolgens op 1 juli 2003 aangeboden te worden via de transactionele federale portal.

Daarnaast moet dit besluit, door U ondertekend, nog vóór de bekendmaking meegedeeld worden aan de Voorzitters van Kamer en Senaat.

Wat uiteraard nog moeten kunnen gebeuren vóór de ontbinding van het Parlement.

Teneinde de administratieve continuïteit niet in gevaar te brengen, gezien verschillende administratieve procedures op een gecoördineerde wijze op elkaar moeten afgestemd worden en tenslotte om te beletten dat de reeds uitgevoerde investeringen geheel of gedeeltelijk verloren zouden gaan, werd het advies van de Raad van State gevraagd binnen een termijn van drie dagen. 3. Bespreking van de verschillende hoofdstukken van dit besluit HOOFDSTUK I.- Wijzigingen aan de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (artikelen 1 tot 5) De voorgestelde bepalingen moeten toelaten de aanvraagformulieren met betrekking tot de erkenning als kredietgever of de inschrijving als kredietbemiddelaar te vereenvoudigen. De verbintenissen opgenomen in deze aanvraagformulieren worden vervangen door wettelijke verplichtingen.

De vermelding van het ondernemingsnummer gevolgd door de naam en het adres van het bevoegd toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand & Energie wil op termijn het bestaande inschrijvings- of erkenningsnummer vervangen en aan de consument een rechtstreekse aanduiding geven van de toezichthoudende overheid tot wie hij zich kan wenden.

Deze laatste vermelding wordt overigens uitdrukkelijk voorzien door richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad.

Op grond van de wet van 8 augustus 1997 betreffende het Centraal Strafregister en artikel 28 van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de toegang van bepaalde openbare besturen tot het Centraal Strafregister, hebben de ambtenaren van de bevoegde dienst rechtstreeks toegang tot het Centraal Strafregister.

Teneinde de raadpleging praktisch te kunnen organiseren is een uitbreiding van bovenvermeld artikel 28 noodzakelijk.

Deze raadpleging zou in de nabije toekomst « on-line » gebeuren.

Wanneer deze vorm van snelle raadpleging niet mogelijk zou zijn omwille van een technische of andere reden, dan moeten de betrokken ambtenaren nog steeds in staat zijn om zich rechtsreeks te wenden tot de betrokkene om hem een bewijs van goed zedelijk gedrag of een gelijkwaardig document te vragen. Hetzelfde geldt voor de controle van bestuurders van vreemde nationaliteit die uiteraard niet in het Centraal Strafregister opgenomen zijn.

In zijn advies merkt de Raad van State op dat de wijzigingen van artikel 14 van de wet van 12 juni 1991 geen betrekking hebben op § 2, maar wel op § 3. Dit is ook zo, maar bij de opmaak van dit besluit werd reeds rekening gehouden met de wijzigingen aangebracht aan artikel 14 door het ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, dat de wet van 24 maart 2003 is geworden. Zo werd onder andere § 2 opgeheven en de overige paragrafen hernummerd. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument (artikel 6) De principes vervat in de wijzigingen voorgesteld voor het consumentenkrediet werden overgenomen in de wet betreffende de minnelijke invordering van schulden. Het betreft het gebruik van het ondernemingsnummer.

HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht (artikelen 7 tot 13) De verplichtingen in hoofde van de belastingplichtige inzake vergunningsrecht worden vereenvoudigd door volgende wijzigingen aan bovenvermelde wet aan te brengen : De termijn en de modaliteiten voor het indienen van de aangifte worden gewijzigd. Voortaan moet de aangifte ingediend worden vóór de aanvang van de activiteit, daar waar voordien een periode van 15 dagen voorzien was. Deze harmonisatie van de termijnen met de andere procedures was noodzakelijk om een unieke aangifte mogelijk te maken.

Naast de papieren aangifte wordt de mogelijkheid geboden om deze op elektronische wijze te verrichten.

De aangifte inzake vergunningsrecht zal voortaan niet meer moeten vergezeld worden van een door de aangever gedagtekend en ondertekend plan van de drankgelegenheid.

De belanghebbende zal voortaan slechts 1 plan moeten indienen bij de Administratie van het Kadaster, die dit plan via interne communicatiemiddelen, zal overmaken aan de bevoegde ontvanger der accijnzen.

Ter verificatie zal de aangever in zijn aangifte moeten verklaren of hij al dan niet een plan heeft ingediend bij de Administratie van het Kadaster. In het positieve geval, dient hij de referte ervan te vermelden en te bevestigen dat geen wijzigingen of uitbreidingen werden aangebracht aan dit plan. In het negatieve geval wordt hij gevraagd deze formaliteit uit te voeren. e verplichting tot het indienen van een afschrift van de vergunning afgegeven door de Algemene Eetwareninspectie (nu : Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid) wordt opgeheven. Inderdaad, deze bepaling was voorzien teneinde de uitbaters van een drankgelegenheid te informeren dat zij onder de toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 4 december 1995 vielen en aan het AEWI (FAVV) toe te laten deze drankgelegenheden te identificeren.

Dit argument vervalt daar : - de drankgelegenheden via DEUS de nodige informatie verkrijgen; - het FAVV, indien zij het wenst, informatie kan verkrijgen met betrekking tot de oprichting van een drankgelegenheid via de Kruispuntbank van Ondernemingen.

Op grond van de wet van 8 augustus 1997 betreffende het Centraal Strafregister en artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de toegang van bepaalde openbare besturen tot het Centraal Strafregister, hebben bepaalde de ambtenaren rechtstreeks toegang tot het Centraal Strafregister.

Teneinde de raadpleging praktisch te kunnen organiseren is een uitbreiding van bovenvermeld artikel noodzakelijk.

In de nabije toekomst zou het Centraal Strafregister rechtstreeks "on line" kunnen geraadpleegd worden. Indien deze rechtstreekse raadpleging niet mogelijk blijkt om technische of andere redenen, laat de voorgestelde tekst aan de bevoegde ambtenaren toe om het bewijs van goed zedelijk gedrag of een gelijkaardig document, rechtstreeks aan de belanghebbende op te vragen.

Tenslotte wordt ook de verplichting tot het indienen van een attest van het Kadaster voor de belanghebbende opgeheven, daar deze informatie direct zal worden meegedeeld door de diensten van de Administratie van het Kadaster aan de bevoegde ontvanger der accijnzen.

HOOFDSTUK IV. - Wijziging aan de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers (artikelen 14 tot 20) Volgende bepalingen worden aangepast : De mogelijkheid tot het elektronisch overmaken van de vergunning wordt voorzien door het schrappen van het woord « schriftelijk » in het desbetreffende artikel.

De bestaande procedure « klasse A » wordt vereenvoudigd door het gebruik van het ondernemingsnummer en van de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen in de hoedanigheid van handelsonderneming.

Ook voor de vergunningsprocedure voor de « klasse B » en « klasse C » worden dezelfde aanpassingen doorgevoerd.

Wat de gegevens betreft die opgevraagd worden voor de behandeling van de dossiers van buitenlanders, wordt de verwijzing naar het nummer van het paspoort vervangen door de verwijzing naar het nummer toegekend krachtens het koninklijk besluit van 8 februari 1991 betreffende de samenstelling en de wijze van toekenning van het identificatienummer van de natuurlijke personen die niet ingeschreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen. Deze bepaling heeft tot doel het principe van het gebruik van het uniek ondernemingsnummer uit te voeren.

HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding (artikelen 21 tot 24) Met uitzondering van de artikelen 1 en 4 (waarvoor een overgangsbepaling voorzien werd), treedt het kaderbesluit in werking op 1 juli 200 3.

Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaren : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand, R. DAEMS De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER

ADVIES 35.129/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 20 maart 2003 door de Eerste Minister verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht en van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers", heeft op 25 maart 2003 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat - « de regering beslist heeft tengevolge van de opstart van de Kruispuntbank van de Ondernemingen en de mogelijkheden geboden door de federale Portal, om een aantal praktische toepassingen inzake E-government en meer bepaald de ontwikkeling van De Elektronische Unieke Startersaangifte (DEUS). - de beoogde aanpassingen van de wetgevingen slechts van aard zijn om de afwikkeling van de bestaande administratieve procedures eenvoudiger te laten verlopen voor de ondernemingen, door de realisatie van de in de wet op de Kruispuntbank ondernemingen opgenomen principes inzake de éénmalige inzameling dankzij het gebruik van de bij de diverse administraties reeds beschikbare gegevens, en het hen tevens moet mogelijk maken om de desbetreffende procedures on line af te handelen, zonder dat aan de in de betreffende regelgevingen opgenomen principes geraakt wordt. - op het technisch vlak, binnen de daartoe voorziene budgettaire middelen, reeds alle analyses en voorbereidingen getroffen werden en dat de programmering van de betreffende toepassingen momenteel lopende is. - de elektronische unieke startersaangifte op de 1ste juli 2003 aan de ondernemingen dient aangeboden te worden via de transactionele federale portal. - dit besluit, na ondertekening, nog voor de bekendmaking medegedeeld moet worden aan de Voorzitters van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat. Wat uiteraard nog moeten kunnen gebeuren voor de ontbinding van het parlement. - de administratieve continuïteit niet in gevaar mag gebracht worden, dat verschillende administratieve procedures op een gecoördineerde wijze op elkaar moeten afgestemd worden en te beletten dat de reeds uitgevoerde investeringen geheel of gedeeltelijk verloren zouden gaan. ».

De afdeling wetgeving heeft zich, met toepassing van het bepaalde in artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, in hoofdzaak beperkt tot « het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan ».

STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 1. Het om advies voorgelegde ontwerp strekt ertoe diverse wetten aan te passen in het kader van de uitvoering van de projecten "Elektronische Unieke Startersaangifte" (DEUS, afkorting van "Déclaration Electronique Unique Starters") en "Kruispuntbank van ondernemingen".De in het ontwerp vervatte aanpassingen hebben tot doel de betrokken procedures te vereenvoudigen, ze in overeenstemming te brengen met de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, en de elektronische aangifte on line mogelijk te maken. 2. Rechtsgrond daarvoor kan worden gevonden in artikel 73 van voornoemde wet van 16 januari 2003, en in artikel 409, eerste en tweede lid, van de Programmawet (I) van 24 december 2002. 2.1. Krachtens artikel 73 van de wet van 16 januari 2003 kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de Coördinatiecommissie van de Kruispuntbank van Ondernemingen, de van kracht zijnde wettelijke bepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen "teneinde op eenvormige wijze te voorzien in de identificatie van de titularissen van de inschrijving bedoeld in artikel 4, het verzamelen van de gegevens bedoeld in artikel 6, de éénmalige verzameling bedoeld in artikel 7, eerste lid, het onderlinge en wederzijdse gebruik van het ondernemingsnummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen voorzien in artikel 11, evenals de invoering van het inschrijvingsrecht bedoeld in artikel 34".

Artikel 86 van de wet bepaalt dat de koninklijke besluiten genomen krachtens artikel 73 ophouden uitwerking te hebben indien zij niet bij wet zijn bekrachtigd op de eerste dag van de vierentwintigste maand volgend op deze van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad . 2.2. Krachtens artikel 409, eerste en tweede lid, van de Programmawet (I) van 24 december 2002 kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de van kracht zijnde wettelijke bepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen teneinde de elektronische communicatie tussen burgers en ondernemingen enerzijds en de overheid anderzijds mogelijk te maken. Hiertoe kan Hij (1°) naast de bestaande administratieve werkwijzen, het vervullen van allerhande formaliteiten en het meedelen van administratieve beslissingen elektronisch mogelijk maken, (2°) de administratieve procedures en formulieren aldus aanpassen dat gegevens waarover de overheid reeds beschikt niet langer door de burger of ondernemingen moeten worden verstrekt, (3°) het gebruik van fiscale zegels of andere vormen van rechtstreekse betaling, vooraf of op het ogenblik van het vervullen van de administratieve formaliteiten, vervangen door andere vormen van betaling, (4°) de bestaande regels inzake de openbaarheid en bekendmaking van bepaalde administratieve beslissingen aanpassen aan de mogelijkheden die geboden worden via de federale portal.

Volgens het derde lid van hetzelfde artikel houden deze koninklijke besluiten op uitwerking te hebben indien zij niet bij wet worden bekrachtigd op de eerste dag van de twaalfde maand volgend op deze van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad . 2.3. Volgens de gemachtigde van de regering was het niet mogelijk om onderscheid te maken tussen de uitvoering op grond van artikel 73 van de wet van 16 januari 2003, enerzijds, en de uitvoering op grond van artikel 409 van de wet van 24 december 2002, anderzijds. Daaruit volgt dat, wil men de regeling bestendigen, de bekrachtiging zal moeten tussenkomen uiterlijk op de eerste dag van de twaalfde maand volgend op deze van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad .

ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 1. In het tweede lid van de aanhef dient te worden gespecifieerd dat het om "Programmawet (I)" gaat.2. Verder dient in de aanhef melding te worden gemaakt van alle normen die het ontwerp beoogt te wijzigen, mét vermelding van de te wijzigen artikelen en van hun wetshistoriek.3. Het zevende tot veertiende lid worden best weergegeven op de legistiek gebruikelijke wijze.Daartoe kunnen die leden worden gesteld als volgt : « Gelet op verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat ... (overname van de motivering zoals ze voorkomt in de adviesaanvraag);

Gelet op advies 35.129/1 van de Raad van State, gegeven op 25 maart 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;".

Artikel 1 Artikel 1 van het ontwerp bevat wijzigingen aan artikel 14, § 2, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. De bedoelde wijzigingen hebben echter geen betrekking op paragraaf 2 van dat artikel, maar op paragraaf 3, zodat "§ 2" telkens dient te worden vervangen door "§ 3".

Artikelen 9, 10 en 12 Artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de toegang van bepaalde openbare besturen tot het Centraal Strafregister, bepaalt welke personen van de Administratie van Douane en Accijnzen gemachtigd zijn om toegang te hebben tot de gegevens opgenomen in het Centraal Strafregister met het oog op de toepassing van, onder meer, artikel 11 van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht.

Aangezien het niet de bedoeling kan zijn dat het om advies voorgelegde ontwerp afbreuk doet aan de regeling opgenomen in het koninklijk besluit van 19 juli 2001, wordt in de ontworpen teksten beter geschreven : "... gaat een daartoe bevoegd persoon van de Administratie der Douane en Accijnzen ... » .

De kamer was samengesteld uit de Heren : M. Van Damme, kamervoorzitter, J. Baert, J. Smets, staatsraden, Mevrouw A. Beckers, griffier, De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. J. Baert.

Het verslag werd uitgebracht door de H. P. Depuydt, eerste auditeur.

De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de H. L. Van Calenbergh, referendaris.

4 APRIL 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht en van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister en tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, inzonderheid op de artikelen 22 en 73;

Gelet op de programmawet (I) van 24 december 2002, inzonderheid op artikel 409;

Gelet op de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, inzonderheid op artikel 14, gewijzigd bij de wetten van 7 januari 2001, 10 augustus 2001 en 24 maart 2003, op artikel 69, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1992, 4 augustus 1992, 5 mei 1998, 11 december 1998 en 10 augustus 2001, op artikel 75, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, op artikel 75bis, ingevoegd bij de wet van 11 februari 1994, en op artikel 77, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1992;

Gelet op de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, inzonderheid op artikel 6;

Gelet op de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, op artikel 4, op artikel 7, op artikel 14, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 november 1996, de wet van 22 december 1998 en het koninklijk besluit van 20 juli 2000, op artikel 16, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, en op artikel 17, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998;

Gelet op de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kanspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, inzonderheid op de artikelen 4, 31, 32, 36, 37, 42 en 55;

Gelet op het advies van de Kansspelcommissie, gegeven op 5 februari 2001;

Gelet op het advies van de Coördinatiecommissie, gegeven op 13 maart 2003;

Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 februari 2003, 12 maart 2003 en 13 maart 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 14 maart 2003;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de Regering beslist heeft tengevolge van de opstart van de Kruispuntbank van Ondernemingen en de mogelijkheden geboden door de federale Portal, om een aantal praktische toepassingen inzake E-government en meer bepaald de ontwikkeling van « De Elektronische Unieke Startersaangifte » (DEUS) te realiseren; - dat de beoogde aanpassingen van de wetgevingen slechts van aard zijn om de afwikkeling van de bestaande administratieve procedures eenvoudiger te laten verlopen voor de ondernemingen, door de realisatie van de in de wet op de Kruispuntbank van Ondernemingen opgenomen principes inzake de éénmalige inzameling dankzij het gebruik van de bij de diverse administraties reeds beschikbare gegevens, en het hen tevens moet mogelijk maken om de desbetreffende procedures "on line" af te handelen, zonder dat aan de in de betreffende regelgevingen opgenomen principes geraakt wordt; - dat op technisch vlak, binnen de daartoe voorziene budgettaire middelen, reeds alle analyses en voorbereidingen getroffen werden en dat de programmering van de betreffende toepassingen momenteel lopende is; - dat de elektronische unieke startersaangifte op 1 juli 2003 aan de ondernemingen dient aangeboden te worden via de transactionele federale portal; - dat dit besluit, na ondertekening, nog vóór zijn bekendmaking medegedeeld moet worden aan de Voorzitters van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat, wat uiteraard nog moeten kunnen gebeuren vóór de ontbinding van het Parlement; - dat de administratieve continuïteit niet in gevaar mag gebracht worden, dat verschillende administratieve procedures op een gecoördineerde wijze op elkaar moeten afgestemd worden en dat moet belet worden dat de reeds uitgevoerde investeringen geheel of gedeeltelijk verloren zouden gaan;

Gelet op het advies 35.129/1 van de Raad van State, gegeven op 25 maart 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Eerste Minister, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand, Onze Minister van Economie en Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet

Artikel 1.In artikel 14, § 2, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, gewijzigd bij de wetten van 10 augustus 2001 en 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 2° worden de woorden « en zijn inschrijvingsnummer in het handelsregister of in het ambachtsregister, evenals zijn erkenningsnummer bij het Ministerie van Economische Zaken » vervangen door de woorden « en zijn ondernemingsnummer evenals de benaming en adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand & Energie »; 2° in het 3° worden de woorden « en zijn inschrijvingsnummer in het handelsregister of in het ambachtsregister, evenals zijn inschrijvingsnummer bij het Ministerie van Economische Zaken » vervangen door de woorden « en zijn ondernemingsnummer evenals de benaming en het adres van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand & Energie ».

Art. 2.In artikel 69, § 4, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 6°, a), ingevoegd bij de wet van 6 juli 1992, wordt vervangen als volgt : « a) opgericht zijn onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;»; 2° het 6°, d), ingevoegd bij de wet van 6 juli 1992, wordt opgeheven.

Art. 3.In artikel 75 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Om te worden erkend moeten de in artikel 74 bedoelde personen bij hun aanvraag : 1° opgericht zijn in de vorm van een handelsvennootschap of als rechtspersoon voor de economische samenwerkingsverbanden die geen vennootschappen zijn;2° ingeschreven zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen in de hoedanigheid van handelsonderneming. De door de Minister van Economische Zaken aangestelde ambtenaren kunnen aan de natuurlijke personen en de rechtspersonen met betrekking tot hun bestuurders, zaakvoerders, directeurs of gevolmachtigden een bewijs van goed zedelijk gedrag of een gelijkwaardig document bestemd voor een openbaar bestuur vragen in de mate dat zij geen toegang zouden hebben tot het Centraal Strafregister of voornoemde personen niet vatbaar zijn voor registratie in dit register. »; 2° in § 3 worden de woorden « Bovendien moeten de aanvragers er zich toe verbinden » vervangen door de woorden « Bovendien zijn zij gehouden om »;3° in § 4 worden de woorden « de verbintenis » vervangen door de woorden « de verplichting »;4° in § 5 worden de woorden « Zij moeten zich ook ertoe verbinden » vervangen door de woorden « Zij zijn er ook toe gehouden ».

Art. 4.In artikel 75bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 11 februari 1994, wordt de laatste zin van § 1, vierde lid, vervangen als volgt : « Van deze registratie wordt melding gemaakt aan de Kruispuntbank van Ondernemingen die ernaar verwijst via het ondernemingsnummer. ».

Art. 5.In artikel 77, § 2, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 6 juli 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Bij hun aanvraag om inschrijving moeten de in § 1 bedoelde personen : 1° opgericht zijn in de vorm van een handelsvennootschap of als rechtspersoon voor de economische samenwerkingsverbanden die geen vennootschappen zijn;2° ingeschreven zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen in de hoedanigheid van handelsonderneming. De door de Minister van Economische Zaken aangestelde ambtenaren kunnen aan de natuurlijke personen en de rechtspersonen met betrekking tot hun bestuurders, zaakvoerders, directeurs of gevolmachtigden een bewijs van goed zedelijk gedrag of een gelijkwaardig document bestemd voor een openbaar bestuur vragen in de mate dat zij geen toegang zouden hebben tot het Centraal Strafregister of voornoemde personen niet vatbaar zijn voor registratie in dit register. »; 2° in het tweede lid worden de woorden « Bovendien moeten zij zich verbinden » vervangen door de woorden « Bovendien zijn zij gehouden om ». HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument

Art. 6.In artikel 6, § 2, van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1° worden tussen de woorden « de identiteit, » en de woorden « het adres, » de woorden « het ondernemingsnummer, » ingevoegd; 2° het 2° wordt vervangen als volgt : « 2° de naam of de benaming, het adres en, desgevallend, het ondernemingsnummer van de persoon die tot minnelijke invordering overgaat evenals de gegevens van het bevoegd toezichthoudend bestuur bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand & Energie; ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht

Art. 7.Artikel 3 van de wet van 28 december 1983 betreffende het verstrekken van sterke drank en betreffende het vergunningsrecht, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, wordt vervangen als volgt : «

Art. 3.§ 1. Om de vergunning te verkrijgen, moet de houder van een drankgelegenheid vóór het begin van zijn activiteiten daartoe een aanvraag doen door middel van een aangifte bij de dienst aangewezen door de Minister van Financiën.

De aangever kan die aangifte op elektronische wijze via de hiertoe door de overheidsdienst ter beschikking gestelde toepassing indienen en verklaart daarbij of er reeds eerder een plan werd ingediend bij de Administratie van het Kadaster en onder welke referentie dit in voorkomend geval werd geregistreerd.

Op verzoek van de aangever betekent de Administratie van het Kadaster hem het afgesplitste gedeelte van het kadastraal inkomen dat zal dienen als heffingsgrondslag van de belasting voor de vaststelling van het vergunningsrecht.

Deze aangifte moet de tot de drankgelegenheid behorende plaatsen en lokaliteiten nauwkeurig vermelden.

De Administratie der douane en accijnzen gaat via consultatie van het Centraal Strafregister na of de houder van de drankgelegenheid zich niet bevindt in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 1. Aan de hand van het rijksregisternummer van de bij hem inwonende of in de inrichting wonende personen die aan de exploitatie van de drankgelegenheid deelnemen, dat dient te worden vermeld op de aangifte, zal de Administratie der douane en accijnzen tevens nagaan of die personen zich niet bevinden in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 3. § 2. Indien de houder zijn drankgelegenheid exploiteert door bemiddeling van een lasthebber, gaat de Administratie der douane en accijnzen via consultatie van het Centraal Strafregister na of deze laatste zich niet bevindt in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 1, 2° tot 7° en 9°.

De aangifte moet bovendien het rijksregisternummer bevatten van de bij de lasthebber inwonende of in de inrichting wonende personen die aan de exploitatie van de drankgelegenheid deelnemen, teneinde de Administratie der douane en accijnzen toe te laten na te gaan of zij zich niet bevinden in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 3. § 3. Indien de houder van een drankgelegenheid of de lasthebber een rechtspersoon is, gaat een daartoe bevoegd persoon van de Administratie der douane en accijnzen via consultatie van het Centraal Strafregister na of elk orgaan dat belast is met het vervullen van de bij deze wet opgelegde verplichtingen of dat op enigerlei wijze betrokken is bij de exploitatie van de drankgelegenheid, zich niet bevindt in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 1, 2° tot 7° en 9°. § 4. Indien de houder van een drankgelegenheid een feitelijke vereniging is, gaat een daartoe bevoegd persoon van de Administratie der douane en accijnzen via consultatie van het Centraal Strafregister na of elk van de natuurlijke personen die van de vereniging deel uitmaken en van elk orgaan van de rechtspersonen dat belast is met het vervullen van de bij deze wet opgelegde verplichtingen of dat op enigerlei wijze betrokken is bij de exploitatie van de drankgelegenheid, zich niet bevinden in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 1, 2° tot 7° en 9°. ».

Art. 8.Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 4.Indien de Administratie der douane en accijnzen beslist tot de weigering van de aangifte inzake het vergunningsrecht op basis van het feit dat de houder van de drankgelegenheid, de eventuele lasthebber of de bij hen inwonende of in de inrichting wonende personen die aan de exploitatie van de drankgelegenheid deelnemen, niet voldoen aan de moraliteitsvoorwaarden, kan de houder van de drankgelegenheid beroep instellen binnen dertig dagen na de weigering bij de Minister van Justitie. De Minister of zijn gemachtigde doet uitspraak over het beroep ten gronde. ».

Art. 9.Artikel 7 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 7.Elke verandering van lasthebber moet vooraf worden medegedeeld door middel van een aangifte.

In dit geval gaat een daartoe bevoegd persoon van de Administratie der douane en accijnzen via consultatie van het Centraal Strafregister na of de nieuwe lasthebber zich niet bevindt in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 1, 2° tot 7° en 9°. Deze aangifte tot wijziging moet eveneens het rijksregisternummer van de bij de lasthebber inwonende of in de inrichting wonende personen die aan de exploitatie van de drankgelegenheid deelnemen bevatten, teneinde de Administratie der douane en accijnzen toe te laten bij de bevoegde autoriteiten na te gaan of zij zich niet bevinden in één van de gevallen van uitsluiting bepaald in artikel 11, § 3. ».

Art. 10.In dezelfde wet wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidende : «

Art. 7bis.De door de Minister van Financiën aangestelde ambtenaren kunnen aan de personen vermeld in artikel 3 en 7 een afschrift van het moraliteitsattest vragen in de mate dat zij geen toegang zouden hebben tot het centraal strafregister of voornoemde personen niet vatbaar zijn voor registratie in dit register. ».

Art. 11.Artikel 14, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998 en het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt vervangen als volgt : « De vergunning voor het verstrekken van sterke drank voor gebruik ter plaatse wordt pas afgegeven na betaling van een jaarlijks en ondeelbaar recht, vastgesteld per kalenderjaar op 10 % van de geïndexeerde heffingsgrondslag van de belasting. ».

Art. 12.Artikel 16 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, wordt vervangen als volgt : «

Art. 16.De aangifte tot het verkrijgen van een vergunning en de aangifte van verandering van de drankgelegenheid worden door de ontvanger der accijnzen van het gebied geverifieerd in functie van het aan hem door de Administratie van het Kadaster meegedeelde afgesplitste gedeelte van het kadastraal inkomen. ».

Art. 13.Artikel 17, eerste lid, van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt : « Het vergunningsrecht moet voor de eerste maal worden betaald bij het indienen van de aangifte op het bevoegde kantoor der accijnzen of binnen de 8 werkdagen volgend op de datum van verzending van de uitnodiging tot betaling door de Administratie der douane en accijnzen bij het indienen van de aangifte op elektronische wijze. De exploitatie van de drankgelegenheid kan pas aanvangen na de betaling van het verschuldigd vergunningsrecht. Voor de volgende jaren moet het vergunningsrecht worden betaald in de tweede helft van de maand januari van het jaar waarvoor het verschuldigd is. ». HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de wet 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers

Art. 14.In artikel 4, tweede lid, van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, wordt het woord « schriftelijke » geschrapt.

Art. 15.Artikel 31 van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt : « 5. ingeschreven zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen in de hoedanigheid van handelsonderneming. ».

Art. 16.Artikel 32, 4., van dezelfde wet wordt opgeheven.

Het punt 5. wordt punt 4.

Art. 17.Artikel 36 van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt : « 6. ingeschreven zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen in de hoedanigheid van handelsonderneming. ».

Art. 18.Artikel 37, 4., van dezelfde wet wordt opgeheven.

Het punt 5. wordt punt 4.

Art. 19.Artikel 42 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 42.De aanvrager van een vergunning klasse C moet zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen in de hoedanigheid van handelsonderneming. ».

Art. 20.Artikel 55, 4°, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « 4° het identificatienummer bedoeld in artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen of, bij ontstentenis van dit nummer, het nummer toegekend krachtens het koninklijk besluit van 8 februari 1991 betreffende de samenstelling en de wijze van toekenning van het identificatienummer van de natuurlijke personen die niet ingeschreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen. ». HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding

Art. 21.De artikelen 2, 3 en 5 treden in werking op 1 juli 2003.

Artikel 1 treedt in werking op 1 januari 2005. Niettemin kunnen de personen en ondernemingen die reeds over een ondernemingsnummer beschikken dit nummer, onverminderd de toepassing van de artikelen 11 tot 13 en 87 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, vanaf 1 juli 2003 aanwenden ter vervanging van het inschrijvingsnummer in het handelsregister of in het ambachtsregister.

Art. 22.Artikel 4 treedt in werking op l juli 2003. Tot 1 januari 2005 zal niettemin het toegekende registratienummer blijven gelden als erkenningsnummer waarvan sprake in artikel 14, § 2, 2°, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.

Art. 23.Artikel 6 treedt in werking op 1 januari 2005. Niettemin kunnen de schuldeisers en personen die tot minnelijke invordering overgaan en die reeds over een ondernemingsnummer beschikken, onverminderd de toepassing van de artikelen 11 tot 13 en 87 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, dit nummer vanaf 1 juli 2003 aanwenden ter vervanging van het inschrijvingsnummer in het handelsregister en het BTW - identificatienummer.

Art. 24.De artikelen 7 tot 20 treden in werking op 1 juli 2003.

Art. 25.Onze Eerste Minister, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand, Onze Minister van Economie, en Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 april 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand, R. DAEMS De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER

^