Etaamb.openjustice.be
Wet van 08 mei 2014
gepubliceerd op 14 mei 2014

Wet houdende wijziging en coördinatie van diverse wetten inzake Justitie

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2014009238
pub.
14/05/2014
prom.
08/05/2014
ELI
eli/wet/2014/05/08/2014009238/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

8 MEI 2014. - Wet houdende wijziging en coördinatie van diverse wetten inzake Justitie (I)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 2.In artikel 98, zesde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 februari 1998, worden de woorden "bedoeld in het tweede lid" vervangen door de woorden "vermeld in de opdrachtbeschikking".

Art. 3.In artikel 160, § 4, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt het 1° opgeheven.

Art. 4.In artikel 162, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 15 juni 2001, worden de woorden "artikel 186, vierde lid" vervangen door de woorden "artikel 186, § 1, tiende lid".

Art. 5.Artikel 198 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende : "De werkende en plaatsvervangende rechters in sociale zaken worden benoemd per arrondissement.".

Art. 6.In artikel 203 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een lid wordt ingevoegd tussen het eerste en tweede lid, luidende : "De werkende en plaatsvervangende rechters in handelszaken worden benoemd per arrondissement."; 2° in het tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden "artikel 287, eerste lid" vervangen door de woorden "artikel 287sexies, eerste lid".

Art. 7.In artikel 206 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 juli 2012, worden het derde tot het vijfde lid opgeheven.

Art. 8.Artikel 216 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 juli 2012, wordt aangevuld met drie leden, luidende : "Om te worden benoemd tot werkend of plaatsvervangend raadsheer in sociale zaken bij het arbeidshof te Luik moet de kandidaat houder zijn van een studiegetuigschrift of diploma dat getuigt van een opleiding gevolgd in het Frans of in het Duits. De raadsheer in sociale zaken mag slechts zitting houden in zaken van dezelfde taal als het getuigschrift of diploma dat hij bezit.

Hij mag echter zitting houden in zaken van een andere taal dan die van het studiegetuigschrift of diploma dat hij bezit, op voorwaarde dat hij geslaagd is voor een mondeling examen over de kennis van de andere taal alsook voor een schriftelijk examen over de passieve kennis ervan; beide examens worden door de Koning ingericht. De jury's waarvoor de proeven worden afgelegd, zijn samengesteld uit een voorzitter, gekozen uit de werkende leden van het hof van beroep, het arbeidshof, het parket-generaal of het auditoraat-generaal te Luik en uit twee werkende magistraten, die allen aangetoond hebben dat zij kennis hebben van de taal waarop het examen betrekking heeft, alsook uit twee taalprofessoren van het universitair onderwijs.

Het besluit van benoeming bepaalt het taalstelsel waartoe de betrokkene behoort.".

Art. 9.In artikel 259ter van het hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 mei 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, derde en vijfde lid, worden de woorden "artikel 319, tweede lid" telkens vervangen door de woorden "artikel 319, eerste lid, tweede zin, of 319, tweede lid, tweede zin";2° in § 1 wordt het vijfde lid aangevuld met de woorden "of de korpsvergadering".

Art. 10.In artikel 259quater van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, eerste lid, worden de woorden "door middel van een standaardformulier vastgesteld door de minister van Justitie, op voorstel van de Hoge Raad voor de Justitie" ingevoegd tussen de woorden "Belgisch Staatsblad" en de woorden ", een gemotiveerd schriftelijk advies";2° in § 2, tweede lid, worden de woorden "of de korpsvergadering" ingevoegd tussen de woorden "de algemene vergadering" en de woorden "wat het Hof van Cassatie betreft";3° paragraaf 4 wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Toch maakt het mandaat van korpschef een einde aan het mandaat van adjunct-procureur des Konings te Brussel, adjunct-arbeidsauditeur te Brussel, afdelingsvoorzitter, afdelingsprocureur, afdelingsauditeur, ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank. De houders van een adjunct-mandaat waarvan het mandaat geschorst is, kunnen in voorkomend geval in overtal worden vervangen tijdens de duur van het mandaat van korpschef."; 4° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt : " § 5.De aanwijzing in de functie van korpschef van een kandidaat van buiten het rechtscollege of parket geeft aanleiding tot een gelijktijdige benoeming, in voorkomend geval in overtal, in dat rechtscollege of parket zonder dat artikel 287sexies van toepassing is, met uitzondering van de federale procureur die zijn benoeming behoudt en van de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank die tegelijkertijd benoemd wordt hetzij als vrederechter in een kanton van het arrondissement, aangewezen door de Koning, hetzij als rechter in de politierechtbank van het arrondissement.

De aanwijzing in het mandaat van voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg of van procureur des Konings van een kandidaat van buiten het rechtscollege of parket geeft ook aanleiding tot een benoeming in subsidiaire orde, in voorkomend geval in overtal, in de andere rechtbanken van eerste aanleg of parketten van de procureur des Konings van het rechtsgebied van het hof van beroep, overeenkomstig artikel 100 en met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.

Het tweede lid is eveneens van toepassing op de aanwijzingen in de rechtbanken van koophandel, de arbeidsrechtbanken en de arbeidsauditoraten in het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel.

De aanwijzing in het mandaat van voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Eupen van een kandidaat van buiten het rechtscollege geeft ook aanleiding tot een benoeming in subsidiaire orde, in overtal, in de rechtbank van koophandel en in de arbeidsrechtbank te Eupen overeenkomstig artikel 100/1. De aanwijzing in het mandaat van procureur des Konings te Eupen, van een kandidaat van buiten het parket geeft ook aanleiding tot een benoeming in subsidiaire orde, in overtal, in het arbeidsauditoraat te Eupen overeenkomstig artikel 156/1.

De houder van een adjunct-mandaat kan worden vervangen in zijn oorspronkelijk rechtscollege.

Wanneer de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank een vrederechter is, wordt hij in zijn oorspronkelijk vredegerecht vervangen door een vrederechter in overtal die eveneens in subsidiaire orde wordt benoemd in alle kantons van het arrondissement, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.

De uittredende korpschef kan op zijn verzoek door de Koning opnieuw benoemd worden, desnoods in overtal, in het ambt waarin hij het laatst was benoemd voor zijn aanwijzing tot korpschef. In voorkomend geval wordt tevens het adjunct-mandaat waarin hij was aangewezen weer opgenomen in de fase waarin hij had opgehouden die uit te oefenen, voor zover het niet gaat om een mandaat bedoeld in § 4, derde lid.

Bij gebrek aan een verzoek tot heropneming gericht aan de Koning, naargelang van het geval hetzij uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van het mandaat, hetzij binnen een maand voor het einde van het mandaat indien het mandaat niet is verlengd, wordt hij gehandhaafd in het ambt waarin hij bij zijn aanwijzing als korpschef was benoemd."; 5° in § 6, eerste lid, worden de woorden "artikel 287" vervangen door de woorden "artikel 287sexies";6° in § 6, tweede lid, worden de woorden "artikel 287" vervangen door de woorden "artikel 287sexies" en worden de woorden "artikel 319, tweede lid" vervangen door de woorden "artikel 319, tweede lid, tweede zin";7° in § 6, vierde lid, worden de woorden "artikel 319, tweede lid" vervangen door de woorden "artikel 319, tweede lid, tweede zin";8° in § 6, vijfde lid, worden de woorden "artikel 287" vervangen door de woorden "artikel 287sexies".

Art. 11.In artikel 259septies van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de woorden "rechter in de jeugdrechtbank" vervangen door de woorden "rechter in de familie- en jeugdrechtbank".

Art. 12.In artikel 319 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998 en gewijzigd bij de wet van 3 mei 2003, worden het eerste en tweede lid vervangen als volgt : "In de rechtbanken en parketten die zijn samengesteld uit een of meerdere afdelingen, wordt de korpschef vervangen door de afdelingsvoorzitter, de afdelingsprocureur of de afdelingsauditeur die hij aanwijst. Wanneer hij geen vervanger heeft aangewezen, wordt hij vervangen door de afdelingsvoorzitter, de afdelingsprocureur of de afdelingsauditeur met de hoogste dienstanciënniteit.

In de andere gevallen wordt de korpschef vervangen door de magistraat die hij daartoe heeft aangewezen. Wanneer hij geen vervanger heeft aangewezen, wordt hij vervangen door een adjunct-mandaathouder naar orde van dienstanciënniteit of bij ontstentenis van deze door een andere magistraat naar orde van dienstanciënniteit.".

Art. 13.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 319bis ingevoegd, luidende : "

Art. 319bis.De afdelingsvoorzitter, de afdelingsprocureur of de afdelingsauditeur die verhinderd is, wordt vervangen door de magistraat die de korpschef daartoe aanwijst. Wanneer hij geen vervanger heeft aangewezen, wordt hij vervangen door een houder van het adjunct-mandaat van ondervoorzitter of eerste substituut naar orde van dienstanciënniteit of bij ontstentenis van deze door een andere magistraat naar orde van dienstanciënniteit.".

Art. 14.In artikel 330bis van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden "van artikel 329bis" vervangen door de woorden "van de artikelen 328/1 en 329bis".

Art. 15.In artikel 346, § 3, eerste lid, 3°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 december 2006, worden de woorden "artikel 319, tweede lid" vervangen door de woorden "artikel 319, eerste lid, tweede zin, of 319, tweede lid, tweede zin".

Art. 16.In artikel 357, § 4, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 april 2003, wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende : "In afwijking van het tweede lid ontvangen de korpschefs die overeenkomstig de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken de grondige kennis moeten bewijzen van een andere landstaal de premie ambtshalve tijdens hun mandaat.".

Art. 17.In artikel 383 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1998, 3 mei 2003 en 7 mei 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, eerste en tweede lid, worden de woorden ", de voorzitters van de vrederechters en rechters in de politierechtbank" ingevoegd tussen de woorden "de voorzitters van de rechtbanken" en de woorden "of door de procureurs-generaal";2° in § 3 worden de woorden ", de voorzitters van de vrederechters en rechters in de politierechtbank," ingevoegd tussen de woorden "de voorzitters van de rechtbanken," en de woorden "de procureurs des Konings".

Art. 18.Artikel 430, 3, van het hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 november 2001, wordt aangevuld met een lid luidende : "In de arrondissementen waar de balies georganiseerd zijn per afdeling van de rechtbank worden alle in dit Wetboek bedoelde adviezen, gegeven in een gemeenschappelijk advies, naar gelang het geval, van alle stafhouders of van de vertegenwoordigers van de balies van het arrondissement.".

Art. 19.In artikel 516, vijfde lid, van het hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie, worden de woorden "Verviers-Herve en Verviers" telkens vervangen door de woorden "in het eerste kanton Verviers-Herve en in het tweede kanton Verviers".

Art. 20.In artikel 538, eerste lid, van het hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014, wordt de vierde zin aangevuld met de woorden ", aan de eventuele klager en aan de verslaggever van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders".

Art. 21.In artikel 547 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt : "Iedere overtreding van het eerste lid wordt gestraft met schorsing gedurende drie maanden en, per voorwerp dat door de betrokken gerechtsdeurwaarder werd gekocht, met een geldboete van tweehonderdvijftig euro, onverminderd de toepassing van de strafwetten.De totaal opgelegde geldboete bedoeld in dit artikel kan niet meer bedragen dan 25 000 euro."; 2° in het derde lid wordt de tweede zin aangevuld met de woorden "zonder dat het bedrag meer kan bedragen dan 25 000 euro".

Art. 22.In artikel 549 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt het eerste lid vervangen als volgt : "In elk arrondissement is er een arrondissementskamer met zetel in de hoofdplaats van het arrondissement.Zij bestaat uit de gerechtsdeurwaarders van het arrondissement en de kandidaat-gerechtdeurwaarders die voornamelijk werkzaam zijn in dat arrondissement. Zij bezit rechtspersoonlijkheid."; 2° in § 1, tweede lid, worden de woorden "Verviers-Herve en Verviers" telkens vervangen door de woorden "in het eerste kanton Verviers-Herve en in het tweede kanton Verviers";3° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : "De arrondissementskamer wordt beheerd door een raad, waarvan het aantal leden vastgesteld is op : 1° negen in de arrondissementen met meer dan vijftig gerechtsdeurwaarders;2° zeven in de arrondissementen met dertig tot vijftig gerechtsdeurwaarders;3° vijf in de arrondissementen met tien tot dertig gerechtsdeurwaarders;4° vier in de arrondissementen met vijf tot tien gerechtsdeurwaarders; 5° één eenheid minder dan het totaal van het aantal gerechtsdeurwaarders voorzien in het arrondissement indien er dat vier of minder zijn.".

Art. 23.In artikel 552, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het 4° worden de woorden "naar de tuchtcommissie" vervangen door de woorden "deze door tussenkomst van de verslaggever naar de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders";b) in het 10° word het cijfer "555" vervangen door het cijfer "554".

Art. 24.In artikel 553, § 2, eerste lid, derde zin, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014, wordt het woord "raad" vervangen door de woorden "Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders".

Art. 25.In artikel 555 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met de volgende zin : "Zij bestaat uit alle gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders van het land."; 2° in § 3 wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende : "De algemene vergadering kiest op dezelfde wijze voor elke vertegenwoordiger een plaatsvervanger uit."; 3° in § 5 worden de woorden "leden" telkens vervangen door de woorden "leden van het directiecomité";4° in § 6, eerste lid, worden de woorden "vijfentwintig leden" vervangen door de woorden "een vijfde van de leden van de algemene vergadering".

Art. 26.In artikel 555/1 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het eerste lid wordt aangevuld met een 19° tot 22°, luidende : "19° jaarlijks de bijdrage ten laste van de leden vast te stellen;20° alle klachten en bezwaren van derden tegen leden van de kamer in verband met de uitoefening van hun beroep te voorkomen of, zo mogelijk, door minnelijke schikking te regelen;21° de hem onderworpen klachten te onderzoeken en, indien hij daartoe grond ziet, naar de tuchtcommissie door te verwijzen;22° een elektronische lijst op te stellen van alle gerechtsdeurwaarders-titularis en plaatsvervangende gerechtsdeurwaarders en toe te zien op de voortdurende bijwerking ervan.Behoudens tegenbewijs wordt in geval van tegenstrijdigheden de voorkeur gegeven aan de vermeldingen op die lijst boven die welke in de akten van rechtspleging voorkomen. Die lijst is openbaar. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, de nadere regels voor de opstelling, de bewaring en de raadpleging ervan.

De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders wordt gemachtigd bij de gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders hun rijksregisternummer op te vragen om hun identiteit te kunnen nagaan in het informatiesysteem Phenix."; b) in het tweede lid, worden de woorden "13° en 15° " vervangen door de woorden "13°, 15°, 20° en 21° " en worden de woorden "17° en 18° " vervangen door de woorden "17°, 18° en 19° ";c) in het tweede lid, gewijzigd bij de bepaling onder b), worden de woorden "13°, 15°, 20° en 21° " vervangen door de woorden "13°, 15°, 20°, 21° en 22° ".

Art. 27.In artikel 571, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014, worden de woorden "die een tuchtstraf heeft uitgesproken," opgeheven.

Art. 28.Artikel 577 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 11 juli 1994, wordt aangevuld met een lid, luidende : "In afwijking van het eerste lid, wordt het hoger beroep tegen de beslissingen door de vrederechter in eerste aanleg gewezen in de gevallen bedoeld in de artikelen 594, 2°, 3°, 6°, 8°, 9°, 15° tot 16° /2 en 19°, en 596 tot 597, binnen de rechtbank van eerste aanleg behandeld door de familierechtbank.". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 15 juli 2013 tot wijziging van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht

Art. 29.In artikel 4 van de wet van 15 juli 2013 tot wijziging van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht worden twee leden ingevoegd tussen het derde en vierde lid van artikel 259sexies/1 van het Gerechtelijk Wetboek, luidende : "De kandidaturen voor de mandaten van rechter bij de tuchtrechtbank en van raadsheer bij de tuchtrechtbank in hoger beroep worden naar de bevoegde algemene vergadering gestuurd binnen een termijn van een maand vanaf de bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad.

De voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg en de eerste voorzitters van de hoven van beroep bezorgen de naam van de aangewezen rechters en raadsheren aan de minister van Justitie binnen vijfenzeventig dagen na de oproep tot kandidaten.".

Art. 30.Artikel 5 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 31.In artikel 6 van dezelfde wet wordt het woord "respectievelijk" ingevoegd tussen het woord "geschiedt" en de woorden "voor een van de kamers", en worden de woorden "of de tuchtrechtbank in hoger beroep" ingevoegd tussen de woorden "de tuchtrechtbank" en "gevestigd is".

Art. 32.In dezelfde wet wordt een artikel 6/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 6/1.In artikel 340 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, wordt het 6° hersteld als volgt : 6° voor de aanwijzing of de selectie van de kandidaten voor een mandaat van rechter, van raadsheer en assessor in de in artikel 58 bedoelde tuchtrechtscolleges.".

Art. 33.Artikel 7 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 7.In artikel 341 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 worden de woorden "en 7° " vervangen door de woorden ", 6° en 7° "; 2° paragraaf 4 wordt opgeheven.".

Art. 34.In artikel 14 van dezelfde wet wordt de volgende zin ingevoegd tussen de eerste en de tweede zin van artikel 409, § 2, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek : "Voor de toepassing van dit artikel worden de leden van het federaal parket gelijkgesteld met de leden van de parketten-generaal.".

Art. 35.In artikel 16 van dezelfde wet wordt de volgende zin ingevoegd tussen de eerste en de tweede zin van artikel 410, § 2, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek : "Voor de toepassing van dit artikel worden de leden van het federaal parket gelijkgesteld met de leden van de parketten-generaal.".

Art. 36.In artikel 18 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht in artikel 411 van het Gerechtelijk Wetboek : 1° in § 3, tweede lid, worden de woorden "van de algemene vergadering van de vrederechters en van de rechters in de politierechtbank" vervangen door de woorden "van de vrederechters en van de rechters in de politierechtbank";2° in § 4, eerste en derde lid, worden de woorden "of die de bevoegdheid van het openbaar ministerie kunnen uitoefenen" telkens opgeheven;3° in paragraaf 4, derde lid, worden de woorden "parketten-generaal" telkens vervangen door de woorden "parketten-generaal en arbeidsauditoraten generaal"; 4° § 4, derde lid, wordt aangevuld met de volgende zin : "Voor de toepassing van dit artikel worden de leden van het federaal parket gelijkgesteld met de leden van de parketten-generaal."; 5° paragraaf 6 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De namen van de emeriti magistraten die aldus worden aangewezen, worden overgezonden naar de minister van Justitie binnen vijfenzeventig dagen na de oproep tot kandidaten.".

Art. 37.In artikel 19 van dezelfde wet wordt artikel 411/1, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aangevuld met de volgende zin : "In het rechtsgebied Luik mogen de leden die blijk hebben gegeven van de kennis van de Duitse taal niet zijn benoemd, in subsidiaire orde zijn benoemd of opdracht hebben ontvangen in hetzelfde rechtscollege, hetzelfde parket, dezelfde griffie, parketsecretariaat of steundienst als de persoon die tuchtrechtelijk wordt vervolgd.".

Art. 38.In artikel 23 van dezelfde wet wordt artikel 413, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek aangevuld met de volgende zin : "De in artikel 412, § 1, bedoelde overheden, delen aan de minister van Justitie de tuchtrechtelijke beslissingen mee die zij vanaf de kennisgeving ervan nemen.".

Art. 39.In dezelfde wet wordt een artikel 39/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 39/1.Voor de eerste aanwijzingen van leden-assessoren van de tuchtrechtbanken en van de tuchtrechtbanken in hoger beroep bedoeld in artikel 18 van deze wet, oefent de voorzitter van de algemene vergadering van vrederechters en rechters in de politierechtbank de functies uit die toegekend zijn aan de voorzitters van de vrederechters en rechters in de politierechtbank met het oog op de aanwijzingen.". HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank

Art. 40.Artikel 26 van de wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank, dat artikel 220 van het Burgerlijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 26.In artikel 220, § 3, wordt het woord "vrederechter" vervangen door het woord "familierechtbank".".

Art. 41.In artikel 28 van dezelfde wet, dat artikel 223 van het Burgerlijk Wetboek vervangt, worden de woorden "1253ter/5 en 1253ter/6" vervangen door de woorden "1253ter/4 tot 1253ter/6".

Art. 42.Artikel 34 van dezelfde wet, dat artikel 329bis, § 3, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 34.In artikel 329bis, § 3, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 1 juli 2006, worden de woorden ", bij dagvaarding de vernietiging van de erkenning vorderen van de rechtbank van de woonplaats van het kind" vervangen door de woorden ", bij dagvaarding, gezamenlijk verzoekschrift of verzoekschrift op tegenspraak de vernietiging van de erkenning vorderen van de territoriaal bevoegde familierechtbank".".

Art. 43.Artikel 35 van dezelfde wet, dat artikel 330 van het Burgerlijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 35.In artikel 330, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 1 juli 2006, worden de woorden "voor de familierechtbank" ingevoegd tussen de woorden "worden betwist" en de woorden "door de vader, het kind, de vrouw", en worden de woorden "voor de familierechtbank" ingevoegd tussen de woorden "worden betwist" en de woorden "door de moeder, het kind, de man".".

Art. 44.Artikel 39 van dezelfde wet, dat artikel 338 van het Burgerlijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 39.In artikel 338 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wet van 2 juni 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden "voorzitter van de rechtbank" vervangen door het woord "familierechtbank"; 2° paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : "In voorkomend geval verwijst de rechtbank de vordering naar de kamer voor minnelijke schikking, overeenkomstig artikel 731, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek."; 3° in § 2, eerste lid, wordt het woord "voorzitter" vervangen door het woord "rechtbank"; 4° in § 2, wordt het tweede lid opgeheven.".

Art. 45.Artikel 41 van dezelfde wet, dat artikel 348-1 van het Burgerlijk Wetboek wijzigt, wordt opgeheven.

Art. 46.In artikel 64 van dezelfde wet, dat artikel 387bis van het Burgerlijk Wetboek wijzigt, worden de woorden "1253ter/5 en 1253ter/6" vervangen door de woorden "1253ter/4 tot 1253ter/6".

Art. 47.In artikel 65 van dezelfde wet, dat artikel 387ter, § 1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek wijzigt, wordt het 1° aangevuld met de woorden ", overeenkomstig de in artikel 1253ter/7 van het Gerechtelijk Wetboek voorziene procedure".

Art. 48.Artikel 66 van dezelfde wet, dat artikel 389 van het Burgerlijk Wetboek wijzigt, wordt opgeheven.

Art. 49.In artikel 102 van dezelfde wet, dat artikel 76 van het Gerechtelijk Wetboek vervangt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 76, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt vervangen als volgt : " § 1.De rechtbank van eerste aanleg en, in voorkomend geval, de afdelingen ervan, bestaan uit een of meer kamers voor burgerlijke zaken, uit een of meer kamers voor correctionele zaken, uit een of meer kamers voor familiezaken, uit een of meer jeugdkamers en, voor de afdeling van de rechtbank van eerste aanleg waar de zetel van het hof van beroep is gevestigd, uit een of meer strafuitvoeringskamers."; 2° in artikel 76, § 1, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord "afdelingen" vervangen door het woord "secties"; 3° artikel 76, § 1, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangen als volgt : "De familie- en jeugdrechtbank bestaat uit de familiekamer(s) en de kamer(s) voor minnelijke schikking die de familierechtbank vormen en uit de jeugdkamer(s) die de jeugdrechtbank vormen."; 4° in artikel 76, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord "afdeling" vervangen door het woord "sectie";5° in artikel 76 § 3, van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord "afdeling" vervangen door het woord "sectie";6° artikel 76, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangen als volgt : " § 4.Behoudens voor de uitspraak van de vonnissen waarvoor zij zitting houden in elke rechtbank van eerste aanleg gevestigd in het rechtsgebied van het hof van beroep, houden de strafuitvoeringskamers zitting in de gevangenis ten aanzien van de veroordeelden die in de gevangenis verblijven. Zij mogen zitting houden in de gevangenis of in elke rechtbank van eerste aanleg gevestigd in het rechtsgebied van het hof van beroep ten aanzien van de veroordeelden die niet in de gevangenis verblijven. Wanneer artikel 36 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten wordt toegepast, houden zij zitting in elke rechtbank van eerste aanleg gevestigd in het rechtsgebied van het hof van beroep."; 7° het artikel 76 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld met een § 5, luidende : " § 5.De raadkamer kan zitting hebben in de gevangenis voor de behandeling van zaken in toepassing van de artikelen 21, 22 en 22bis van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis".

Art. 50.In artikel 104 van dezelfde wet, wordt het 4° vervangen als volgt : "4° het achtste lid wordt opgeheven.".

Art. 51.In artikel 107 van dezelfde wet, dat artikel 90 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "vervangen bij de wet van 25 april 2007" worden vervangen door de woorden "vervangen bij de wet van 1 december 2013"; b) het 1° wordt vervangen als volgt : "1° de zaken worden verdeeld volgens de criteria beschreven in artikel 629bis, § 1."; c) in de Franse tekst worden de woorden "le président veille, dans la mesure du possible que :" vervangen door de woorden "le président veille, dans la mesure du possible à ce que : ".

Art. 52.In artikel 110 van dezelfde wet, dat artikel 101 van het Gerechtelijk Wetboek vervangt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 101 § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek worden de woorden "familiekamers, jeugdkamers en kamers voor minnelijke schikking" vervangen door de woorden "jeugdkamers en familiekamers, tot die laatste kamers behoren kamers voor minnelijke schikking";2° in artikel 101, § 2, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek worden de woorden "speciale opleiding hebben genoten waarvan de inhoud wordt bepaald door het Instituut voor gerechtelijke opleiding" vervangen door de woorden "gespecialiseerde opleiding hebben genoten verstrekt door het Instituut voor gerechtelijke opleiding", worden de woorden "procureur des Konings" vervangen door de woorden "procureur-generaal" en worden de woorden "speciale opleiding" vervangen door de woorden "gespecialiseerde opleiding";3° artikel 101 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld met een § 3, luidende : " § 3.De kamer van inbeschuldigingstelling kan zitting hebben in de gevangenis voor de behandeling van zaken met toepassing van artikel 30 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis.".

Art. 53.Artikel 112 van dezelfde wet, dat artikel 109bis, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 112.In artikel 109bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 juli 1985, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) In § 1 wordt een 1/1° ingevoegd, luidende : "/1° het hoger beroep tegen beslissingen gewezen door de familierechtbank aangaande de uitoefening van het ouderlijk gezag, de verblijfsregeling, het recht op persoonlijk contact, de ontvoogding, de opheffing van het verbod op het huwelijk tussen minderjarigen, de pleegvoogdij en de onderhoudsverplichtingen ten aanzien van minderjarigen;"; b) paragraaf 1 wordt aangevuld met een 4°, luidende : "4° de minnelijke schikking."."

Art. 54.In artikel 120 van dezelfde wet, dat artikel 210, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboekt wijzigt, worden de woorden "rechter van de familie- en jeugdrechtbank" vervangen door de woorden "familie- en jeugdrechter".

Art. 55.In artikel 125 van dezelfde wet, dat artikel 565, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek vervangt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de Franse tekst van het 1° worden de woorden "visé au § 1er à l'article 629bis" vervangen door de woorden "visé à l'article 629bis, § 1er";b) in het 2° worden de woorden "bedoeld in artikel 594" vervangen door de woorden "bedoeld in de artikelen 628, 3°, en 629quater".

Art. 56.In artikel 128 van dezelfde wet, dat een artikel 572bis in het Gerechtelijk Wetboek invoegt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 572bis, 2° van het Gerechtelijk Wetboek, worden de woorden "en de beroepen tegen de weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand om de akte van verklaring van wettelijke samenwoning op te maken" ingevoegd tussen de woorden "nietigverklaring van de wettelijke samenwoning" en de woorden ", onverminderd de bevoegdheid"; 2° artikel 572bis, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangen als volgt : "4° vorderingen betreffende de uitoefening van het ouderlijk gezag, de verblijfsregeling of het recht op persoonlijk contact ten aanzien van minderjarige kinderen;"; 3° in artikel 572bis, 8°, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt het woord "rechthebbende(n)" telkens vervangen door het woord "bijslagtrekkende(n)";4° in het Franse tekst van artikel 572bis, 9°, van het Gerechtelijk Wetboek, worden de woorden "au régime matrimonial" vervangen door de woorden "aux régimes matrimoniaux"; 5° artikel 572bis, 14°, van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangen als volgt : "14° het verzet tegen de uitbetaling van de gezinsbijslag aan de bijslagtrekkende bedoeld in artikel 69, § 3, van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders gecoördineerd op 19 december 1939, tenzij een vordering bij de jeugdrechtbank aanhangig werd gemaakt op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, en tenzij de vrederechter bevoegd is krachtens artikel 594, 8° ;"; 6° artikel 572bis, 15°, van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangen als volgt : "15° het verzet tegen de uitbetaling aan de bijslagtrekkende van de gezinsbijslag voor zelfstandigen, bedoeld in artikel 31, § 3, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, tenzij een vordering bij de jeugdrechtbank aanhangig werd gemaakt op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, en tenzij de vrederechter bevoegd is krachtens artikel 594, 9°.".

Art. 57.In artikel 132 van dezelfde wet, dat artikel 590 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de inleidende zin worden de woorden "het koninklijk besluit van 20 juli 2000" vervangen door de woorden "de wet van 26 maart 2014 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties, met het oog op de toekenning van bevoegdheid aan de natuurlijke rechter in diverse materies"; b) het 1° wordt vervangen als volgt : "1° in het eerste lid worden de woorden "1 860 EUR" vervangen door de woorden "2 500 euro" en worden de woorden "572bis," ingevoegd tussen de woorden `569 tot 571," en de woorden "573, 574 en 578"."

Art. 58.In artikel 134 van dezelfde wet, dat artikel 594 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt de bepaling onder 16° /2 vervangen als volgt : "16° /2 over vorderingen betreffende het vermoeden van afwezigheid bedoeld in artikel 112 van het Burgerlijk Wetboek;".

Art. 59.Artikel 137 van dezelfde wet, dat artikel 626 van het Gerechtelijk Wetboek vervangt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 137.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 629bis, kunnen vorderingen betreffende de uitkeringen tot onderhoud die verband houden met het recht op een leefloon voor de rechter van de woonplaats van de eiser worden gebracht, met uitzondering van de vorderingen die strekken tot de verlaging of de opheffing van die uitkeringen.".

Art. 60.Artikel 138 van dezelfde wet, dat artikel 627, 15°, van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 138.In artikel 627 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 15 juni 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het 17° worden de woorden "rechtbank van eerste aanleg" vervangen door het woord "familierechtbank";b) in het 18° worden de woorden "vrederechter van het kanton" vervangen door de woorden "familierechtbank van het gerechtelijk arrondissement".

Art. 61.Artikel 140 van dezelfde wet, dat artikel 629 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 140.In artikel 629 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 10 januari 1977 en gewijzigd bij de wet van 30 juni 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het 1° worden de woorden ", 14° " opgeheven; b) het artikel wordt aangevuld met een 7°, luidende : "7° vorderingen ingesteld op grond van de wet van 16 mei 1900 tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen en vorderingen ingesteld op grond van de wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit.".

Art. 62.In artikel 141 van dezelfde wet, dat een artikel 629bis in het Gerechtelijk Wetboek invoegt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 629bis, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek, worden de woorden "artikel 572bis, 13° " vervangen door de woorden "artikel 572bis, 7° ";2° in artikel 629bis, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek, worden de woorden "of van de laatste gemeenschappelijke woonplaats van de wettelijke samenwonenden" ingevoegd tussen de woorden "echtelijke verblijfplaats" en het woord "gebracht".

Art. 63.Artikel 144 van dezelfde wet, dat artikel 630 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 144.In artikel 630 van hetzelfde Wetboek worden de woorden ", 629bis" ingevoegd tussen het woord "629" en de woorden "en dagtekent".".

Art. 64.Artikel 145 van dezelfde wet, dat artikel 633sexies van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 145.In artikel 633sexies, § 1 en § 2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "rechtbank van eerste aanleg" telkens vervangen door de woorden "familierechtbank".".

Art. 65.Artikel 146 van dezelfde wet, dat artikel 633septies van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 146.In artikel 633septies van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "rechtbank van eerste aanleg" vervangen door de woorden "familierechtbank"."

Art. 66.In artikel 151 van dezelfde wet, dat artikel 731 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Franse tekst van artikel 731, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij dit artikel, worden de woorden "celles-ci" vervangen door de woorden "les parties";2° artikel 731, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij dit artikel, wordt vervangen als volgt : "Op verzoek van de partijen of indien hij het opportuun acht, beveelt de rechter de doorverwijzing van de zaak naar de kamer voor minnelijke schikking van dezelfde rechtbank, middels eenvoudige vermelding op het proces-verbaal van de zitting.Binnen drie dagen na die beslissing zendt de griffier het dossier over aan de griffier van de kamer voor minnelijke schikking waarnaar de zaak werd doorverwezen. De griffier van de kamer voor minnelijke schikking roept de partijen bij gerechtsbrief op om te verschijnen op de dag, plaats en uur van de zitting van de kamer van minnelijke schikking waarop de zaak zal worden opgeroepen."; 3° in artikel 731, zesde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij dit artikel, worden de woorden "op grond van de artikelen 661 en volgende" vervangen door de woorden "volgens dezelfde formaliteiten als bepaald in het voorgaande lid";4° in artikel 731, tiende lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij dit artikel, worden de woorden "rechter-verzoener" vervangen door de woorden "rechter bij de kamer voor minnelijke schikking".

Art. 67.Artikel 153 van dezelfde wet, dat artikel 764 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt opgeheven.

Art. 68.In artikel 154 van dezelfde wet, dat artikel 765 van het Gerechtelijk Wetboek vervangt, worden de woorden "hoofdgriffier" telkens vervangen door het woord "griffier".

Art. 69.In artikel 155 van dezelfde wet, dat artikel 872 van het Gerechtelijk Wetboek vervangt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 872, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, worden de woorden "hoofdstuk Xbis bedoelde aangelegenheden kan de rechter" vervangen door de woorden "hoofdstuk Xbis, boek IV van het vierde deel bedoelde aangelegenheden kan de familierechtbank";2° in artikel 872, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt het woord "hij" vervangen door het woord "zij".

Art. 70.In artikel 158 van dezelfde wet, dat een artikel 1004/1 in het Gerechtelijk Wetboek invoegt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin, worden de woorden "artikel 155" vervangen door de woorden "artikel 157";2° artikel 1004/1, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangen als volgt : " § 1.Elke minderjarige heeft het recht gehoord te worden door een rechter in materies die hem aanbelangen aangaande de uitoefening van het ouderlijk gezag, de verblijfsregeling en het recht of het persoonlijk contact. Hij heeft het recht om te weigeren gehoord te worden."; 3° in artikel 1004/1, § 3, worden de woorden ", in voorkomend geval, op het adres van elk van zijn ouders," opgeheven; 4° in artikel 1004/1, § 5, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek worden de woorden "Het verslag wordt hem voorgelezen" vervangen door de woorden "De rechter informeert de minderjarige over de inhoud van het verslag en gaat na of het verslag de mening van de minderjarige verwoordt.".

Art. 71.Artikel 159 van dezelfde wet, dat een artikel 1004/2 in het Gerechtelijk Wetboek invoegt, wordt aangevuld met de woorden ", aan het adres waar het kind verblijft indien het geplaatst is of aan de woonplaats van het kind indien het niet gedomicilieerd is bij één van zijn ouders".

Art. 72.In artikel 160 van dezelfde wet, dat artikel 1016bis van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het 2° wordt vervangen als volgt : "2° in het vierde lid worden de woorden "voorzitter van de rechtbank" vervangen door het woord "familierechtbank"; b) het 4° wordt vervangen als volgt : "4° in het zevende lid wordt het woord "voorzitter" vervangen door het woord "rechtbank".".

Art. 73.Artikel 165 van dezelfde wet, dat artikel 1195, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 165.In artikel 1195 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid wordt het woord "hij" vervangen door het woord "zij"; 2° in het tweede lid worden de woorden "voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg" vervangen door het woord "familierechtbank"."

Art. 74.Artikel 169 van dezelfde wet, dat artikel 1204bis van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 169.Artikel 1204bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 9 april 2001 en gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, wordt vervangen als volgt : "

Art. 1204bis.Wanneer moet worden overgegaan tot vervreemding van roerende goederen die geheel of gedeeltelijk toebehoren aan minderjarigen onder voogdij, beschermde personen die krachtens artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek onbekwaam werden verklaard om roerende goederen te vervreemden, personen die geïnterneerd zijn ingevolge de wet op de bescherming van de maatschappij of wanneer deze goederen behoren tot een onbeheerde nalatenschap of tot een onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaarde nalatenschap, kunnen diegenen die bevoegd zijn om deze verkoping te vorderen, naargelang van het geval, bij de vrederechter of bij de familierechtbank, een aanvraag indienen tot machtiging om onderhands te verkopen. De machtiging wordt verleend als het belang van de beschermde personen het vereist. Deze aanvraag wordt ingediend bij een met redenen omkleed verzoekschrift waarbij een ontwerp van verkoopovereenkomst wordt gevoegd. De personen die de beschermde personen vertegenwoordigen, moeten gehoord of bij gerechtsbrief behoorlijk opgeroepen worden ten minste vijf dagen voor de zittingsdag. De rechter kan de personen die bij de overeenkomst partij zullen zijn, bevelen te verschijnen. Een exemplaar van de ondertekende overeenkomst moet daarna aan de rechter worden bezorgd.".".

Art. 75.Artikel 174 van dezelfde wet, dat artikel 1231-3 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 174.In artikel 1231-3, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2003, worden de woorden "rechtbank van eerste aanleg, of, ingeval de persoon die men wenst te adopteren minder dan achttien jaar oud is, bij de jeugdrechtbank" vervangen door het woord "familierechtbank".".

Art. 76.Artikel 188 van dezelfde wet, dat artikel 1231-48 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt opgeheven.

Art. 77.In artikel 197 van dezelfde wet, dat een artikel 1253ter/3 in het Gerechtelijk Wetboek invoegt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 1253ter/3, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt vervangen als volgt : "Indien de partijen in de zaken bedoeld in artikel 1253ter/4, § 2, eerste lid, 1° tot 4°, niet tot een akkoord zijn gekomen, hoort de familierechtbank de partijen betreffende hun geschil."; 2° in artikel 1253ter/3 § 1, tweede en derde lid, en § 3, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt het woord "rechter" telkens vervangen door het woord "rechtbank";3° artikel 1253ter/3, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt vervangen als volgt : " § 2.Mits alle partijen hiermee akkoord gaan, kan de rechtbank de zaak verdagen naar een vaste datum die de termijn van drie maanden zoals bepaald in artikel 1734 niet mag overschrijden, teneinde de partijen de mogelijkheid te bieden na te gaan of er akkoorden kunnen worden gesloten dan wel de bemiddeling een oplossing zou kunnen bieden aan partijen, of kan zij de zaak, verwijzen naar de kamer van minnelijke schikking, overeenkomstig artikel 731, vijfde lid. De zaak kan op schriftelijk verzoek van een van de partijen op een vroegere datum worden hervat."; 4° in artikel 1253ter/3, § 3, worden de woorden "eerste lid" ingevoegd tussen de woorden" artikel 1253ter/4, § 2," en de woorden ", 1° tot 4° ".

Art. 78.In artikel 198 van dezelfde wet, dat een artikel 1253ter/4 in het Gerechtelijk Wetboek invoegt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) artikel 1253ter/4, § 2, eerste lid, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt vervangen als volgt : "3° de verblijfsregeling en het recht op persoonlijk contact met een minderjarig kind;"; b) in artikel 1253ter/4, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt het 5° vervangen als volgt : "5° het grensoverschrijdend hoederecht en bezoekrecht, onder voorbehoud van de toepassing van hoofdstuk XIIbis, boek IV van het vierde deel;"; c) artikel 1253ter/4, § 2, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt vervangen als volgt : "De uitspraak wordt gedaan zoals in kort geding."; d) in artikel 1253ter/4, § 2, vierde lid, worden de woorden "van het verzoekschrift" ingevoegd tussen de woorden "de neerlegging" en de woorden "ter griffie".

Art. 79.In artikel 199 van dezelfde wet, dat een artikel 1253ter/5 in het Gerechtelijk Wetboek invoegt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin van artikel 1253ter/5, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt het woord "rechter" vervangen door het woord "rechtbank";2° in artikel 1253ter/5, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt het 8° opgeheven;3° in artikel 1253ter/5, derde en vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, worden de woorden "tweede lid" telkens vervangen door de woorden "eerste lid"; 4° de eerste zin van het vijfde lid wordt vervangen als volgt : "In het in het eerste lid, 6°, bedoelde geval kan het vonnis van de familierechtbank worden ingeroepen tegen alle tegenwoordige of toekomstige derdenschuldenaars, nadat het hun, op verzoek van een van de partijen, door de griffier zal zijn betekend.".

Art. 80.In artikel 201 van dezelfde wet, dat een artikel 1253ter/7 in het Gerechtelijk Wetboek invoegt, worden in artikel 1253ter/7, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, de woorden "artikel 1017, vierde lid" vervangen door de woorden "artikel 780bis".

Art. 81.Artikel 203 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 203.In artikel 1253quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1976 en gewijzigd bij de wetten van 19 maart 2010 en 2 juni 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de inleidende zin wordt vervangen als volgt : "Onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 1253ter/4 en 1253ter/7, wanneer de vorderingen gegrond zijn op de artikelen 214, 215, 216, 221, 223, 1420, 1421, 1426, 1442, 1463 en 1469 van het Burgerlijk Wetboek :";2° de a) en de b) worden vervangen als volgt : "a) de rechtbank doet de partijen oproepen en verwijst de partijen, in voorkomend geval, naar de kamers voor minnelijke schikking overeenkomstig artikel 731, vijfde lid; b) de griffier geeft aan de beide echtgenoten kennis van de beschikking;".

Art. 82.In artikel 208 van dezelfde wet, dat artikel 1255 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt het 3° vervangen als volgt : "3° § 7 wordt vervangen als volgt : " § 7. Als een echtgenoot zich in een toestand als bedoeld in artikel 488/1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bevindt, wordt hij als verweerder vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder of, bij gebreke, door een beheerder ad hoc die vooraf door de familierechtbank aangewezen wordt op verzoek van de eisende partij.".".

Art. 83.Artikel 209 van dezelfde wet, dat artikel 1256 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 209.In artikel 1256 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 27 april 2007, wordt het derde lid vervangen als volgt : "Bij gebrek aan een overeenkomst of in geval van een gedeeltelijke overeenkomst, verwijst de rechter de zaak op verzoek van één van de partijen naar de eerste nuttige zitting in het kader van de zaken die worden geacht spoedeisend te zijn of van de zaken waarvoor de spoedeisendheid wordt aangevoerd in de zin van artikel 1253ter/4.

Artikel 803 is van toepassing.". ".

Art. 84.In artikel 213 van dezelfde wet, dat artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek vervangt, worden de woorden "artikelen 1253ter/5 en 1253ter/6" vervangen door de woorden "artikelen 1253ter/4 tot 1253ter/6".

Art. 85.In dezelfde wet wordt een artikel 213bis ingevoegd, luidende : "

Art. 213bis.In artikel 1288, eerste lid, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 1 juli 1970 en gewijzigd bij de wetten van 13 april 1995 en 27 april 2007, worden de woorden "in artikel 374, vierde lid" vervangen door de woorden "in artikel 374, § 1, vierde lid".".

Art. 86.In artikel 214 van dezelfde wet, dat artikel 1289 van het Gerechtelijk Wetboek vervangt, worden de woorden "Artikel 755 is van toepassing" opgeheven.

Art. 87.Artikel 1294bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 31 oktober 2008, wordt opgeheven.

Art. 88.In artikel 1304, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek worden de woorden "vanaf het proces-verbaal opgemaakt ter uitvoering van artikel 1292" vervangen door de woorden "vanaf de neerlegging van het verzoekschrift".

Art. 89.Artikel 228 van dezelfde wet, dat artikel 1322bis van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 228.In artikel 1322bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 1998 en vervangen bij de wet van 10 mei 2007, worden de woorden "voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg" telkens vervangen door het woord "familierechtbank".".

Art. 90.Artikel 230 van dezelfde wet, dat artikel 1322quinquies van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 230.In artikel 1322quinquies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 1998 en gewijzigd bij de wet van 10 mei 2007, worden de woorden "voorzitter van de rechtbank" telkens vervangen door het woord "familierechtbank".".

Art. 91.Artikel 264 van dezelfde wet, dat artikel 69 van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders gecoördineerd op 19 december 1939 wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 264.In artikel 69 van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, vijfde lid, wordt het woord "arbeidsrechtbank" vervangen door het woord "familierechtbank";2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.Zo het belang van het kind dit vereist, kan de vader, de moeder, de adoptant, de pleegvoogd, de toeziende voogd, de curator, de bewindvoerder of de rechthebbende, naargelang het geval, overeenkomstig artikel 572bis, 14°, van het Gerechtelijk Wetboek of overeenkomstig artikel 594, 8°, van hetzelfde Wetboek, verzet aantekenen tegen de betaling aan de persoon bedoeld in de §§ 1, 2 of 2bis. Het meerderjarig kind kan zich ook, overeenkomstig artikel 572bis, 14°, van hetzelfde Wetboek, verzetten tegen de betaling aan de persoon bedoeld in § 1 door zijn belang in te roepen.".".

Art. 92.Artikel 267 van dezelfde wet, dat artikel 4 van de wet van 15 mei 2012 betreffende het tijdelijk huisverbod in geval van huiselijk geweld wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 267.In artikel 4 van de wet van 15 mei 2012 betreffende het tijdelijk huisverbod in geval van huiselijk geweld worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden "vrederechter van het kanton waarin de betrokken verblijfplaats gelegen is" vervangen door de woorden "familierechtbank van het arrondissement waarin de betrokken verblijfplaats gelegen is, onverminderd artikel 629bis, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek"; 2° in § 1, tweede lid, en § 2, eerste lid, wordt het woord "vrederechter" telkens vervangen door het woord "familierechtbank".".

Art. 93.Artikel 268 van dezelfde wet, dat artikel 5 van de wet van 15 mei 2012 betreffende het tijdelijk huisverbod in geval van huiselijk geweld wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 268.In artikel 5 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "vrederechter" wordt telkens vervangen door het woord "familierechtbank";2° in § 1, eerste lid, wordt het woord "hij" vervangen door het woord "zij";3° in § 2, tweede lid, en paragraaf 3, wordt het woord "Hij" telkens vervangen door het woord "Zij"; 4° in § 5 worden de woorden "het vrederecht" vervangen door de woorden "de familierechtbank".".

Art. 94.In artikel 269 van dezelfde wet worden de woorden "griffier-hoofd van dienst" vervangen door het woord "griffier".

Art. 95.In artikel 270 van dezelfde wet worden de woorden "artikel 263" vervangen door de woorden "artikel 269".

Art. 96.Artikel 272 van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt : "

Art. 272.De magistraten van de zetel en van het openbaar ministerie die voor de inwerkingtreding van deze wet een brevet hebben behaald waarmee zij de functies van jeugdrechter en jeugdrechter in hoger beroep mogen uitoefenen, worden geacht een brevet behaald te hebben waarmee zij de functies van rechter in de familie- en jeugdrechtbank en van familie- en jeugdrechter in hoger beroep mogen uitoefenen en de in de artikelen 138, 143 en 151 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde opleiding te hebben gevolgd.

De rechters in de rechtbank van eerste aanleg en de raadsheren bij het hof van beroep die, op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet, minstens drie jaar een ambt uitoefenen in een kamer die aangelegenheden behandelt die tot de familiekamers behoren, kunnen respectievelijk worden aangewezen om het ambt van rechter bij de familie- en jeugdrechtbank en van familie- en jeugdrechter in hoger beroep uit te oefenen zonder dat zij de oorspronkelijke opleiding moeten volgen die verplicht is gemaakt door artikel 259sexies, voor zover deze minimale ervaring wordt bevestigd door de korpschef.

De magistraten van het openbaar ministerie die, op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet, minstens drie jaar een ambt uitoefenden op grond van de vroegere artikelen 8 en 11 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade of in familiezaken, worden geacht de in de artikelen 138, 143 en 151 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde gespecialiseerde opleiding te hebben gevolgd, voor zover deze minimale ervaring wordt bevestigd door de korpschef.

Zij moeten echter de voortgezette opleidingen volgen.

Tijdens het jaar dat volgt op de inwerkingtreding van deze wet mogen de magistraten die niet aan de in het eerste tot derde lid opgesomde voorwaarden beantwoorden, ook worden aangewezen in of bij de familiekamers en in of bij de jeugdkamers om hun ambt uit te oefenen.

Op het einde van deze periode mogen zij die functies blijven uitoefenen voor zover zij aantonen dat zij hebben voldaan aan de vereisten inzake opleiding waarin in het Gerechtelijk Wetboek is voorzien.". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van de wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde

Art. 97.In artikel 4 van de wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde, worden de woorden "te Halle of te Vilvoorde" vervangen door de woorden "te Halle en te Vilvoorde".

Art. 98.In de Franse tekst van artikel 6 van dezelfde wet, wordt het woord "conjointement" telkens vervangen door het woord "simultanément".

Art. 99.In artikel 8 van dezelfde wet wordt het eerste lid aangevuld met de volgende zin : "In de gerechtelijke arrondissementen Brussel en Eupen is het advies van de politierechtbank eveneens vereist.".

Art. 100.In artikel 13 van dezelfde wet, dat artikel 72 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt een bepaling onder 2/1° ingevoegd, luidende : "2/1° in het vierde lid worden de woorden "De vorige bepalingen zijn van toepassing" vervangen door de woorden "Dit artikel is van toepassing".".

Art. 101.Artikel 22 van dezelfde wet, dat artikel 85, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek vervangt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 22.In artikel 85 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt : "In de gevallen bepaald in de wet tot vaststelling van de personeelsformatie van hoven en rechtbanken, bestaat zij bovendien uit een of meer afdelingsvoorzitters, ondervoorzitters en een of meer rechters in de rechtbank van koophandel."; 2° in het derde lid worden de woorden "De rechters in handelszaken kiezen" vervangen door de woorden "In elk arrondissement kiezen de rechters in handelszaken".".

Art. 102.In artikel 25 van dezelfde wet, dat artikel 88 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt een bepaling onder 2/1° ingevoegd, luidende : "2/1° in § 2, tweede lid, eerste zin, worden de woorden "de sectie," ingevoegd tussen de woorden "uitgelokt, legt" en de woorden "de afdeling, de kamer".".

Art. 103.In artikel 26 van dezelfde wet, dat artikel 90 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, worden de woorden "een andere daarmee" vervangen door de woorden "andere daarmee".

Art. 104.In artikel 32 van dezelfde wet, dat artikel 100 van het Gerechtelijk Wetboek vervangt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 100, § 4, tweede lid, worden de woorden "en de substituten benoemd bij het parket van de procureur des Konings te Leuven of bij het parket van de procureur des Konings te Halle-Vilvoorde worden in subsidiaire orde benoemd bij het parket van de procureur des Konings te Brussel" vervangen door de woorden ", de substituten benoemd bij het parket van de procureur des Konings te Leuven worden in subsidiaire orde benoemd bij het parket van de procureur des Konings te Brussel en te Halle-Vilvoorde en de substituten benoemd bij het parket van de procureur des Konings te Halle-Vilvoorde worden in subsidiaire orde benoemd bij het parket van de procureur des Konings te Brussel en te Leuven";2° in artikel, 100, § 4, derde tot vijfde lid, worden de woorden "te Waals-Brabant" vervangen door de woorden "te Nijvel"; 3° in artikel 100, § 4, wordt het vijfde lid aangevuld met de volgende zin : "De substituten van de arbeidsauditeur benoemd te Leuven worden in subsidiaire orde benoemd bij het arbeidsauditoraat te Brussel en te Halle-Vilvoorde en de substituten van de arbeidsauditeur benoemd bij het arbeidsauditoraat te Halle-Vilvoorde worden in subsidiaire orde benoemd bij het arbeidsauditoraat te Brussel en te Leuven.".

Art. 105.In dezelfde wet wordt een artikel 38/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 38/1.In artikel 132 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "door de Koning vastgesteld, op advies van de eerste voorzitter" vervangen door de woorden "door de eerste voorzitter vastgesteld, op advies".".

Art. 106.In artikel 48 van dezelfde wet, dat artikel 177 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het 1° wordt opgeheven;b) in de Franse tekst van het 2° worden de woorden "qui y consent" vervangen door de woorden "avec son consentement".

Art. 107.In artikel 50 van dezelfde wet, dat artikel 186 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In de Franse tekst worden de woorden "restent garantis.Ce règlement" vervangen door de woorden "restent garantis. Le règlement"; 2° de woorden "artikelen 578, 579, 582, 3° tot 13° " worden vervangen door de woorden "artikelen 578, 579, 582, 3° tot 14° ".

Art. 108.In artikel 51, van dezelfde wet, dat artikel 186bis van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, worden in het 6° de woorden "toegevoegde vrederechters" vervangen door de woorden "toegevoegde rechters van de vredegerechten".

Art. 109.In artikel 61 van dezelfde wet, dat artikel 259quinquies van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de a) worden de woorden "eerste lid" opgeheven;2° in de b) worden de woorden "eerste lid" opgeheven.

Art. 110.In artikel 62 van dezelfde wet, dat artikel 259sexies, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de b) worden de woorden "in het kader van de opleiding van magistraten bedoeld in artikel 259bis-9, § 2" vervangen door de woorden "door het Instituut voor gerechtelijke opleiding";2° in de c) wordt het woord "of" vervangen door het woord "en"; 3° een e) invoegen luidende als volgt : "e) in de 5° wordt het vierde lid vervangen als volgt : "De substituten-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken worden aangewezen uit de magistraten bedoeld in het eerste lid die minimum vijf jaar ervaring hebben, waarvan drie jaar als substituut van de procureur des Konings, substituut van de procureur-generaal of advocaat-generaal bij het hof van beroep en die een voortgezette gespecialiseerde opleiding hebben gevolgd, georganiseerd door het Instituut voor gerechtelijke opleiding.".".

Art. 111.In artikel 63 van dezelfde wet, dat artikel 259septies van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt het woord "noodzakelijk" vervangen door het woord "onontbeerlijk".

Art. 112.Artikel 65 van dezelfde wet, dat artikel 259decies van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 65.In artikel 259decies, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "De evaluatie geschiedt bij volstrekte meerderheid van stemmen door de korpschef en twee magistraten, verkozen door de algemene vergadering, de korpsvergadering of de algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank.De beoordelaars moeten ten minste de beoordeling "goed" hebben. De twee magistraten worden verkozen voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar uit de leden van het rechtscollege of van het openbaar ministerie bij dat rechtscollege of door de algemene vergadering van vrederechters en rechters in de politierechtbank. Telt het rechtscollege of het openbaar ministerie bij een rechtscollege of de algemene vergadering van vrederechters en rechters in de politierechtbank minder dan vijf leden in de personeelsformatie, dan geschiedt de evaluatie door de korpschef."; 2° het derde lid wordt opgeheven; 3° het vierde lid wordt vervangen als volgt : "Voor wat het gerechtelijk arrondissement Brussel betreft worden twee algemene vergaderingen van vrederechters en rechters in de politierechtbank opgericht volgens de taal van het diploma van de betrokken vrederechter of rechter in de politierechtbank."; 4° het vijfde lid wordt opgeheven.".

Art. 113.Artikel 83 van dezelfde wet, dat artikel 315, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek opheft, wordt vervangen als volgt : "Art.83. In artikel 315 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 april 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde lid wordt opgeheven; 2° in het vijfde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden "tweede en vierde lid" vervangen door de woorden "tweede en derde lid".".

Art. 114.In artikel 88 van dezelfde wet, dat artikel 328 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt het woord "verlengd" vervangen door het woord "hernieuwd".

Art. 115.Artikel 92 van dezelfde wet, dat artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende : "4° in § 5, eerste lid, 4°, worden de woorden "319, tweede lid" vervangen door de woorden "319, eerste lid, tweede zin, of 319, tweede lid, tweede zin".".

Art. 116.In artikel 95 van dezelfde wet, dat artikel 355 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt het 4° vervangen als volgt : "4° de woorden "Vrederechter, rechter in de politierechtbank en toegevoegd rechter" worden vervangen door de woorden "Ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, vrederechter en rechter in de politierechtbank".".

Art. 117.In artikel 97 van dezelfde wet, dat artikel 360 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt het 1° vervangen als volgt : "1° in het eerste lid worden de woorden "van de vrederechters, van de rechters in de politierechtbank, van de toegevoegde vrederechters en van de toegevoegde rechters in de politierechtbank" vervangen door de woorden "van de ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, van de vrederechters en van de rechters in de politierechtbank".".

Art. 118.Artikel 98 van dezelfde wet dat de tabel opgenomen in artikel 360bis van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt, wordt vervangen als volgt : "

Art. 98.In de tabel opgenomen in artikel 360bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 juli 1991 en vervangen bij de wet van 27 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbank en van de rechtbank van koophandel waarvan het rechtsgebied ten minste 250 000 inwoners telt" worden telkens vervangen door de woorden "Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbank, van de rechtbank van koophandel en voorzitter van de vrederechters en rechters in politierechtbanken waarvan het rechtsgebied ten minste 250 000 inwoners telt"; 2° de woorden "Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbank en van de rechtbank van koophandel waarvan het rechtsgebied minder dan 250.000 inwoners telt, procureur des Konings en arbeidsauditeur bij die rechtbanken" wordt telkens vervangen door de woorden "Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbank, van de rechtbank van koophandel en voorzitter van vrederechters en rechters in politierechtbanken waarvan het rechtsgebied minder dan 250.000 inwoners telt, procureur des Konings en arbeidsauditeur bij die rechtbanken, afdelingsvoorzitter, afdelingsprocureur, afdelingsauditeur"; 3° de woorden "toegevoegd rechter in die rechtbanken," en de woorden "toegevoegd substituut-procureur des Konings en toegevoegd substituut-arbeidsauditeur" worden telkens opgeheven en worden de woorden "vrederechter, toegevoegd vrederechter, rechter in de politierechtbank en toegevoegd rechter in de politierechtbank" telkens vervangen door de woorden "ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, vrederechter en rechter in de politierechtbank".".

Art. 119.In dezelfde wet wordt artikel 125, dat artikel 5, § 1, van de wet van 25 ventôse jaar XI, op het notarisambt wijzigt, vervangen als volgt : "

Art. 125.In artikel 5, § 1, van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, gewijzigd bij de wet van 4 mei 1999, wordt de zin "De notarissen met standplaats in het gerechtelijk arrondissement Verviers of in het gerechtelijk arrondissement Eupen oefenen evenwel hun ambt uit in het gebied van die twee arrondissementen." vervangen door de zin "De notarissen met standplaats in de kantons Limburg-Aubel, Malmedy-Spa-Stavelot, Verviers-Herve en het tweede kanton Verviers of in het gerechtelijk arrondissement Eupen oefenen evenwel ook hun ambt uit in de hier genoemde gebiedsomschrijvingen.".".

Art. 120.Het opschrift van hoofdstuk 12 wordt vervangen als volgt : "Hoofdstuk 12 : Advocaten".

Art. 121.De artikelen 130 tot 134 van dezelfde wet worden opgeheven.

Art. 122.In artikel 139 van dezelfde wet worden de woorden "de eengemaakte rechtbank één algemene rol houdt" vervangen door de woorden "de rechtbank één eengemaakte algemene rol houdt".

Art. 123.In dezelfde wet wordt een artikel 142/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 142/1.Wanneer voor de inwerkingtreding van deze wet een arrest van het Hof van Cassatie, op grond van artikel 1110, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, de zaak heeft verwezen naar een rechtbank van een arrondissement dat overeenkomstig deze wet deel uitmaakt van een uitgebreid arrondissement, wordt de zaak aanhangig gemaakt bij de afdeling die het oorspronkelijk arrondissement vormde.

Die afdeling neemt kennis van de zaak, ongeacht de bepalingen van het zaakverdelingsreglement zoals bedoeld in artikel 186 van het Gerechtelijk Wetboek, als gewijzigd bij artikel 50 van deze wet.".

Art. 124.In dezelfde wet wordt een artikel 143/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 143/2.In afwachting van het in artikel 132 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 38/1, bedoelde reglement houdende de dienstregeling van het Hof van Cassatie blijft het reglement dat van toepassing is de dag vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet van toepassing op het hof tot de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie een beschikking houdende de dienstregeling heeft aangenomen en uiterlijk drie maanden na de indiensttreding van de eerste voorzitter.

Zodra de beschikking is aangenomen brengt de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie de minister van Justitie hiervan op de hoogte.".

Art. 125.In dezelfde wet wordt artikel 145 vervangen als volgt : "

Art. 145.Artikel 186, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 50 van deze wet, is van toepassing op de neerlegging van stukken met het oog op de aanhangigmaking en de behandeling voor de zaken die, overeenkomstig artikel 186, § 1, zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevolge een zaakverdelingsreglement toegewezen zijn aan een afdeling. Voor de andere zaken zal artikel 186, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek pas van toepassing zijn op de stukken vanaf het ogenblik waarop in de rechtbanken een systeem van e-griffie is geïnstalleerd, maar het zal in ieder geval ten laatste op 1 september 2015 erop van toepassing zijn.".

Art. 126.In artikel 147 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 21 maart 2014, wordt tussen het derde en vierde lid een lid ingevoegd, luidende : "Magistraten die benoemd zijn bij het parket van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Eupen, zijn in subsidiaire orde benoemd bij het parket van de arbeidsauditeur bij de arbeidsrechtbank te Eupen. Magistraten die benoemd zijn bij het parket van de arbeidsauditeur bij de arbeidsrechtbanken te Eupen-Verviers en aan de voorwaarden inzake de kennis van de Duitse taal voldoen, zijn benoemd in het arbeidsauditoraat bij de arbeidsrechtbank te Eupen en, in subsidiaire orde, bij het parket van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Eupen.".

Art. 127.In dezelfde wet wordt een artikel 148/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 148/1.Wanneer de voorzitter van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank een vrederechter is en het kanton waarin hij is benoemd een andere vrederechter bevat, wordt hij in afwijking van artikel 259quater, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek in zijn oorspronkelijk vredegerecht vervangen door deze vrederechter.".

Art. 128.In dezelfde wet wordt een artikel 155/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 155/1.Stagemeesters die op grond van artikel 259octies Gerechtelijk Wetboek belast zijn met de opleiding van een gerechtelijke stagiair op de dag van de inwerkingtreding van deze wet, blijven daartoe bevoegd tot de stage wordt beëindigd.".

Art. 129.In artikel 161 van dezelfde wet wordt het cijfer "513" vervangen door het cijfer "516". HOOFDSTUK 6. - Wijziging van de wet van 21 januari 2013 tot wijziging van het Kieswetboek en van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordelen tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, ingevolge de instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid

Art. 130.Artikel 5 van de wet van 21 januari 2013 tot wijziging van het Kieswetboek en van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordelen tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, ingevolge de instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid wordt vervangen als volgt : "

Art. 5.Deze wet treedt in werking op 1 september 2014.". HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van de wet van 25 april 2007 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van de griffiers van de Rechterlijke Orde, de referendarissen bij het Hof van Cassatie en de referendarissen en parketjuristen bij de hoven en rechtbanken

Art. 131.Artikel 8, § 2, van de wet van 25 april 2007 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van de griffiers van de Rechterlijke Orde, de referendarissen bij het Hof van Cassatie en de referendarissen en parketjuristen bij de hoven en rechtbanken wordt vervangen als volgt : " § 2. De Koning kan basisoverlegcomités en tussenoverlegcomités oprichten waarvan hij het gebied en de samenstelling van de afvaardiging van de overheid bepaalt. De voorstellen met betrekking tot de oprichting of de afschaffing van basis- en tussenoverlegcomités, de vaststelling van hun gebied en de afvaardiging van de overheid, maken het voorwerp uit van overleg in het overlegcomité.". HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van de wet van 20 juli 2006 tot instelling van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde en de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde

Art. 132.Het opschrift van de wet van 20 juli 2006 tot instelling van de Commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde en de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde wordt vervangen als volgt : "Wet van 20 juli 2006 tot instelling van de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde".

Art. 133.De artikelen 2 tot 9 van dezelfde wet worden opgeheven.

Art. 134.Artikel 10 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 10.§ 1. Er wordt een Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde opgericht, hierna de Algemene Raad genoemd, die ermee wordt belast aan het College van de hoven en rechtbanken, aan het College van het openbaar ministerie en aan de minister van Justitie elk initiatief met het oog op de tenuitvoerlegging van de hervormingen van de rechterlijke orde voor te stellen.

Hij kan uit zijn leden werkgroepen samenstellen waaraan hij bijzondere taken toevertrouwt.

De Federale Overheidsdienst Justitie, het College van de hoven en rechtbanken en het College van het openbaar ministerie stellen de Algemene Raad alle informatie ter beschikking die nodig is voor de uitvoering van zijn opdrachten. § 2. Deze raad bestaat uit : 1° twee leden aangewezen door het Hof van Cassatie;het eerste maakt deel uit van de zetel en is aangewezen door de eerste voorzitter, het tweede maakt deel uit van het parket bij het Hof en is aangewezen door de procureur-generaal; 2° vier leden aangewezen door het College van de hoven en rechtbanken waarvan twee leden van het gerechtspersoneel;3° vier leden aangewezen door het College van het openbaar ministerie waarvan twee leden van het gerechtspersoneel;4° de voorzitter van de Federale Overheidsdienst Justitie en de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie of hun vertegenwoordigers;5° een lid aangewezen door de Orde van Vlaamse balies;6° een lid aangewezen door de Ordre des barreaux francophones et germanophone;7° twee leden aangewezen door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders;8° twee leden aangewezen door de Nationale Kamer van Notarissen;9° twee personen die beschikken over een grondige ervaring die nuttig is voor het uitoefenen van de bevoegdheden van de Algemene Raad van de partners van de Rechterlijke Orde, aangewezen door de minister van Justitie;10° een vertegenwoordiger van het Instituut voor gerechtelijke opleiding;11° een vertegenwoordiger van het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid;12° een vertegenwoordiger van het Selectiebureau van de Federale Overheid;13° twee leden van de Adviesraad van de magistratuur, het ene aangewezen door het Nederlandstalige college en het andere door het Franstalige college;14° een vertegenwoordiger per representatieve vakorganisatie van elke taalrol;15° twee leden van de Hoge Raad voor de Justitie, aangewezen door de algemene vergadering. § 3. De Algemene Raad kiest uit zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter, de ene Nederlandstalig, de andere Franstalig, voor een hernieuwbaar mandaat van drie jaar. § 4. De Algemene Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op.".

Art. 135.Artikel 12 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 12.De Algemene Raad beschikt over een secretaris die zijn functies deeltijds uitoefent en door de minister van Justitie onder de leden van het gerechtspersoneel of de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Justitie wordt aangewezen.

De secretaris stelt de voorbereidende nota's op, levert de noodzakelijke documentaire ondersteuning, stelt de notulen op en ziet toe op de overzending ervan aan de leden van de Algemene Raad, aan het College van de hoven en rechtbanken en aan het College van het openbaar ministerie.

De Federale Overheidsdienst Justitie stelt aan de Algemene Raad en zijn secretaris de materiële middelen ter beschikking die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun opdrachten.".

Art. 136.In dezelfde wet wordt een artikel 13 ingevoegd, luidende : "

Art. 13.De leden van de Algemene Raad ontvangen vergoedingen voor reis- en verblijfkosten, zulks overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het personeel van de Federale Overheidsdiensten.".

Art. 137.In dezelfde wet wordt een artikel 14 ingevoegd, luidende : "

Art. 14.De leden van de Commissie krijgen een opdracht binnen de steundienst bij het College van hoven en rechtbanken of het College van het Openbaar ministerie, voor zover zij geen ander ambt aanvaarden.". HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen van de wet van 5 augustus 2006 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de elektronische procesvoering

Art. 138.In de artikelen 5 en 10 tot 13 van de wet van 5 augustus 2006 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de elektronische procesvoering, worden de woorden "na advies van het beheerscomité en van het toezichtscomité, die respectievelijk bedoeld zijn in de artikelen 15 en 22 van de wet van 10 augustus 2005 tot oprichting van het informatiesysteem Phenix" telkens vervangen door de woorden "na advies van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer".

Art. 139.In artikel 12, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "in samenwerking met het beheerscomité en" opgeheven.

Art. 140.Artikel 14 van dezelfde wet wordt opgeheven. HOOFDSTUK 1 0. - Wijzigingen aan de wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie

Art. 141.In titel 12 van de wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie wordt hoofdstuk 26, dat artikel 180 bevat, opgeheven.

Art. 142.Artikel 221 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 221.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2014.". HOOFDSTUK 1 1. - Inwerkingtreding

Art. 143.Dit artikel en de artikelen 1, 130 en 140 tot 142 treden in werking de dag waarop deze wet wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De artikelen 2, 4 tot 9, 10, 2° tot 8°, 12 tot 16, 22, en 97 tot 129 hebben uitwerking met ingang van 1 april 2014.

De artikelen 11, 28, 31, 34, 35, 37, 38 en 40 tot 96 treden in werking op 1 september 2014.

De artikelen 19, 23, 24, 26, a), voor zover het een 19° tot 21° invoegt in artikel 555/1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, en b), hebben uitwerking met ingang van de datum van inwerkingtreding van de wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie.

Artikel 26, a), voor zover het een 22° invoegt in artikel 555/1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, en c) treedt in werking op 1 januari 2015. De Koning kan een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan deze datum.

De artikelen 20, 21, 25 en 27 hebben uitwerking met ingang van de datum van inwerkingtreding van de wet van 7 januari 2014 tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders.

De artikelen 3 en 132 tot 137 treden in werking op 1 juli 2014.

De artikelen 29, 30, 32, 33, 36 en 39 hebben uitwerking met ingang van de dag van de inwerkingtreding van de artikelen 4, 5 en 18 van de wet van 15 juli 2013 tot wijziging van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht.

De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 10, 1° en 131. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 8 mei 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Zie : Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken. 53-3356/ (2013/2014).

Integraal verslag : 3 april 2014.

Senaat (www.senate.be) : Stukken. 5 - 2847/ (2013/2014).

Handelingen van de Senaat : 24 april 2014.

^