gepubliceerd op 16 december 2020
Uittreksel uit arrest nr. 90/2020 van 18 juni 2020 Rolnummer 7218 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 11 en 12 van de wet van 8 mei 2014 « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijk Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 90/2020 van 18 juni 2020 Rolnummer 7218 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 11 en 12 van de
wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
08/05/2014
pub.
26/05/2014
numac
2014009293
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde
sluiten « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde », gesteld door de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Giet, R. Leysen en Y. Kherbache, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 8 mei 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 juni 2019, heeft de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 11 en 12 (overgangsbepalingen) van de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde sluiten niet inzonderheid de artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet, alsook artikel 8 van het EVRM, aangezien zij de kinderen die geboren zijn vóór de inwerkingtreding ervan en van wie de afstamming van vaderszijde na de inwerkingtreding ervan komt vast te staan, verschillend behandelen naargelang zij minderjarig of meerderjarig zijn, doordat alleen de eerstgenoemden over de mogelijkheid beschikken om een dubbele familienaam te dragen, en dus vanuit het oogpunt van de familienaam een discriminatie doen ontstaan ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 11 van de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde sluiten « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde » (hierna : de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde sluiten) en op artikel 12 van dezelfde wet, zoals vervangen bij artikel 17 van de wet van 18 december 2014 « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van internationaal privaatrecht, het Consulair Wetboek, de wet van 5 mei 2014 houdende de vaststelling van de afstamming van de meemoeder en de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde sluiten tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde » (hierna : de wet van 18 december 2014).
B.2.1. Artikel 11 van de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde sluiten bepaalt : « Deze wet is van toepassing op kinderen die geboren of geadopteerd zijn na haar inwerkingtreding.
Wanneer er echter reeds ten minste één kind is van wie de afstamming ten aanzien van dezelfde ouders vaststaat op de dag waarop deze wet in werking treedt, blijven de vroegere artikelen 335, 353-1 tot 353-3 en 356-2 van het Burgerlijk Wetboek, naar gelang van het geval, van toepassing op de vaststelling van de naam van het kind of het adoptief kind dat is geboren of geadopteerd na de inwerkingtreding ervan en wiens afstamming ten aanzien van dezelfde ouders vaststaat ».
Artikel 12 van dezelfde wet bepaalt : « § 1. In afwijking van artikel 11 kunnen de ouders of adoptanten, bij een gemeenschappelijke verklaring of bij verklaring van de langstlevende ouder of adoptant van het kind, in geval van vooroverlijden van de andere ouder of adoptant, bij de ambtenaar van de burgerlijke stand die wordt afgelegd voor 1 juni 2015, ten gunste van hun voor 1 juni 2014 geboren gemeenschappelijke minderjarige kinderen en onder voorbehoud dat zij geen gemeenschappelijke meerderjarige kinderen hebben op de dag waarop zij de verklaring afleggen, vragen hen een andere naam toe te kennen die gekozen is in overeenstemming met de bepalingen van deze wet. De gekozen naam wordt toegekend aan alle gemeenschappelijke minderjarige kinderen. § 2. In geval van geboorte of adoptie van een kind na 1 juni 2014 wordt de in paragraaf 1 bedoelde verklaring afgelegd binnen één jaar na de dag van de bevalling of van de adoptie, indien deze in België plaatsvond, of van de registratie van de adoptie door de in artikel 360-1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde federale centrale autoriteit, indien deze in het buitenland werd uitgesproken. § 3. In geval van vaststelling na 1 juni 2014 van een tweede afstammingsband van een voor 1 juni 2014 geboren gemeenschappelijk minderjarig kind, wordt de in paragraaf 1 bedoelde verklaring afgelegd binnen een termijn van één jaar te rekenen van de dag van de erkenning of van de dag waarop de beslissing die deze tweede afstamming vaststelt in kracht van gewijsde is gegaan. De termijn van één jaar begint te lopen op de dag die volgt op de in de artikelen 313, § 3, tweede lid, 319bis, tweede lid, 322, tweede lid, 325/6, tweede lid, of 325/8, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek bedoelde kennisgeving of betekening.
In geval van wijziging na 1 juni 2014 van de afstamming van een voor 1 juni 2014 geboren gemeenschappelijk minderjarig kind, als gevolg van een vordering tot betwisting van de afstamming op grond van de artikelen 312, § 2, 318, §§ 5 en 6, 325/3, §§ 4 en 5, 325/7, §§ 3 en 4, of 330, §§ 3 en 4 van het Burgerlijk Wetboek, neemt de rechter akte van de nieuwe naam van het kind die in voorkomend geval is gekozen door de ouders met inachtneming van de in artikel 335, § 1, of 335ter, § 1, van het Burgerlijk Wetboek vervatte regels. § 4. De in paragraaf 1 bedoelde verklaring wordt afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar het kind is ingeschreven in de bevolkingsregisters. Indien het kind is ingeschreven in de consulaire bevolkingsregisters die worden bedoeld in hoofdstuk 8 van het Consulair Wetboek, wordt de verklaring afgelegd bij het hoofd van de consulaire beroepspost waar het ingeschreven is.
De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand of het hoofd van de consulaire beroepspost maakt de akte van verklaring van naamskeuze op ten gevolge van de verklaring en verbindt deze met de akte van geboorte van het kind en met de akten van de burgerlijke stand waarop ze betrekking heeft ».
B.2.2. Artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « Indien de afstamming van vaderszijde komt vast te staan na de afstamming van moederszijde, blijft de naam van het kind onveranderd.
Hetzelfde geldt indien de afstamming van moederszijde komt vast te staan na de afstamming van vaderszijde.
Evenwel kunnen de ouders samen, of kan een van hen indien de andere overleden is, in een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte verklaren dat het kind ofwel de naam van de persoon ten aanzien van wie de afstamming als tweede komt vast te staan zal dragen, ofwel één die samengesteld is uit hun twee namen, in de door hen gekozen volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen.
Deze verklaring wordt afgelegd binnen een termijn van één jaar te rekenen van de dag van de erkenning of van de dag waarop een beslissing die de afstamming van vaderszijde of van moederszijde vaststelt in kracht van gewijsde is gegaan, en voor de meerderjarigheid of de ontvoogding van het kind. De termijn van één jaar begint te lopen op de dag die volgt op de in de artikelen 313, § 3, tweede lid, 319bis, tweede lid, of 322, tweede lid, bedoelde kennisgeving of betekening.
Bij wijziging van de afstamming van vaderszijde of van moederszijde tijdens de minderjarigheid van het kind als gevolg van een vordering tot betwisting van de afstamming op grond van de artikelen 312, § 2, 318, §§ 5 en 6, of 330, §§ 3 en 4, neemt de rechter akte van de nieuwe naam van het kind die in voorkomend geval door de ouders is gekozen, met inachtneming van de in § 1 of artikel 335ter bedoelde regels.
De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand maakt de akte van verklaring van naamskeuze op ten gevolge van de in het tweede lid bedoelde verklaring en verbindt deze met de akte van geboorte van het kind en met de akten van de burgerlijke stand waarop ze betrekking heeft of wijzigt de akte van geboorte van het kind en de akten van de burgerlijke stand waarop ze betrekking heeft ten gevolge van het in het vierde lid bedoelde vonnis ».
B.2.3. Artikel 335, § 4, van hetzelfde Wetboek, zoals het werd aangevuld bij artikel 114 van de wet van 21 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2018 pub. 31/12/2018 numac 2018015683 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie sluiten « houdende diverse bepalingen betreffende justitie » (hierna : de wet van 21 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2018 pub. 31/12/2018 numac 2018015683 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie sluiten), bepaalt : « Indien de afstamming van een kind wordt gewijzigd wanneer het de meerderjarige leeftijd heeft bereikt, wordt er zonder zijn instemming geen verandering aan zijn naam aangebracht.
Bij vaststelling van een nieuwe afstammingsband van een meerderjarig kind van vaderszijde, van moederszijde of van meemoederszijde als gevolg van een vordering tot betwisting van de afstamming op grond van de artikelen 312, § 2, 318, §§ 5 en 6, of 330, §§ 3 en 4, neemt de rechter akte van de nieuwe naam van het kind die laatstgenoemde heeft gekozen in voorkomend geval met inachtneming van de in paragraaf 1 of in artikel 335ter, § 1, vervatte regels.
De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand wijzigt de akte van geboorte van het kind en de akten van de burgerlijke stand waarop het vonnis betrekking heeft, ten gevolge van het in het tweede lid bedoelde vonnis ».
Artikel 335ter, § 3, van hetzelfde Wetboek, zoals het werd aangevuld bij artikel 115 van de wet van 21 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2018 pub. 31/12/2018 numac 2018015683 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie sluiten, bepaalt : « Indien de afstamming van een kind wordt gewijzigd wanneer het de meerderjarige leeftijd heeft bereikt, wordt er zonder zijn instemming geen verandering aan zijn naam aangebracht.
Bij vaststelling van een nieuwe afstammingsband van een meerderjarig kind van vaderszijde, van moederszijde of van meemoederszijde als gevolg van een vordering tot betwisting van de afstamming op grond van de artikelen 312, § 2, 325/3, §§ 4 en 5, 325/7, §§ 3 en 4, of 330, §§ 3 en 4, neemt de rechter akte van de nieuwe naam van het kind die laatstgenoemde in voorkomend geval heeft gekozen met inachtneming van de in paragraaf 1 of in artikel 335, § 1, vervatte regels.
De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand wijzigt de akte van geboorte van het kind en de akten van de burgerlijke stand waarop het vonnis betrekking heeft, ten gevolge van het in het tweede lid bedoelde vonnis ».
De voormelde artikelen zijn op 31 maart 2019 in werking getreden.
Luidens artikel 116 van de wet van 21 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2018 pub. 31/12/2018 numac 2018015683 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie sluiten zijn die bepalingen van toepassing op de vorderingen tot betwisting van een afstammingsband die zijn ingediend bij de familierechtbank of bij een familiekamer van het hof van beroep vóór de inwerkingtreding van die wet. Artikel 335, § 4, van het Burgerlijk Wetboek, zoals aangevuld door artikel 114 van de wet van 21 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2018 pub. 31/12/2018 numac 2018015683 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie sluiten, verwijst uitdrukkelijk naar de vorderingen tot betwisting die werden ingesteld op grond van de artikelen 312, § 2, 318, §§ 5 en 6, of 330, §§ 3 en 4, van het Burgerlijk Wetboek.
B.3. De verwijzende rechter stelt het Hof een vraag over de bestaanbaarheid van de voormelde artikelen 11 en 12 van de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde sluiten met de artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet, in zoverre die bepalingen een onverantwoord verschil in behandeling zouden creëren tussen, enerzijds, een minderjarig kind dat geboren is vóór de inwerkingtreding van die bepalingen maar van wie de afstamming van vaderszijde na de inwerkingtreding ervan komt vast te staan, dat de namen van zijn moeder en van zijn vader kan dragen en, anderzijds, een meerderjarig kind dat, in dezelfde omstandigheden, die mogelijkheid niet heeft doordat de in het geding zijnde bepalingen, volgens de verwijzende rechter, alleen op minderjarige kinderen van toepassing zijn.
B.4. Uit de stukken van het dossier en uit de motivering van het vonnis blijkt dat het geschil voor de verwijzende rechter betrekking heeft op een meerderjarig kind van wie de afstamming van vaderszijde is komen vast te staan ingevolge een rechtsvordering tot inroeping van staat die door dat meerderjarig kind werd ingesteld met toepassing van de artikelen 322 en 332ter van het Burgerlijk Wetboek. Dat kind wenst voortaan de naam van haar vader, vermeld naast die van haar moeder, te dragen.
Hoewel hij opmerkt dat de wet van 21 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2018 pub. 31/12/2018 numac 2018015683 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie sluiten de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde sluiten heeft gewijzigd en dat zij « het voortaan mogelijk maakt, voor een meerderjarig kind, om een dubbele naam te dragen, weliswaar alleen in bepaalde gevallen », is de verwijzende rechter van oordeel dat de nieuwe regelgeving « te dezen niet van toepassing is (de zaak werd ingeleid op 10 juli 2018) ».
B.5. Zoals in B.2.3 is vermeld, bieden de artikelen 114 en 115 van de wet van 21 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2018 pub. 31/12/2018 numac 2018015683 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie sluiten een meerderjarig kind de mogelijkheid om van naam te veranderen. Luidens artikel 116 van diezelfde wet zijn die artikelen overigens van toepassing op de vorderingen tot betwisting van een afstammingsband die werden ingesteld bij de familierechtbank vóór de inwerkingtreding van die wet, namelijk op 31 maart 2019.
Het geschil voor de verwijzende rechter werd ingeleid op 10 juli 2018.
B.6. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat de voormelde artikelen 11 en 12 van de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde sluiten niet meer kunnen worden toegepast sinds de inwerkingtreding van de wet van 21 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2018 pub. 31/12/2018 numac 2018015683 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie sluiten en dat, bijgevolg, de prejudiciële vraag niet nuttig is voor de oplossing van het geschil.
Voor het overige vermag het Hof zich niet uit te spreken over de toepassingsvoorwaarden, noch over de grondwettigheid van wetskrachtige bepalingen waarover aan het Hof geen vraag is gesteld.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 18 juni 2020.
De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, F. Daoût