gepubliceerd op 07 januari 2011
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 394, § 4, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
22 DECEMBER 2010. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 394, § 4, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 394, § 4, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1999 en gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001;
Gelet op het KB/WIB 92;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 oktober 2010;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 9 november 2010;
Gelet op het advies 48.950/1 van de Raad van State, gegeven op 16 december 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In hoofdstuk III, van het KB/WIB 92 wordt een afdeling IIIbis ingevoegd die de artikelen 144/1 tot 144/7 bevat, luidende : « Afdeling IIIbis. - Aandeel van iedere belastingplichtige in de gemeenschappelijke aanslag
Art. 144/1.Het aandeel van iedere belastingplichtige in de gemeenschappelijke aanslag wordt bepaald overeenkomstig de artikelen 144/2 tot 144/7.
Art. 144/2.Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder : 1° het aandeel van een belastingplichtige in de ingekohierde aanslag : de personenbelasting op het belastbaar inkomen van de belastingplichtige zoals dit inkomen is bepaald in de ingekohierde aanslag : - vastgesteld na toepassing van de in de artikelen 157 tot 168 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde vermeerderingen en van de in de artikelen 175 tot 177 van hetzelfde Wetboek vermelde bonificatie; - vastgesteld na verrekening van de in de artikelen 157 tot 168 en 175 tot 177 van hetzelfde Wetboek vermelde en op zijn naam gedane voorafbetalingen, de voorheffingen, het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting, de belastingkredieten bedoeld in de artikelen 134, § 3, 156bis, 289bis en 289ter van hetzelfde Wetboek en in de bijzondere wetten en de belastingverminderingen bedoeld in de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten waarop hij recht heeft; - verhoogd met zijn aandeel in de belastingverhogingen vermeld in artikel 444 van hetzelfde Wetboek; - verhoogd met de aanvullende belastingen vastgesteld overeenkomstig de artikelen 466 en 466bis van hetzelfde Wetboek; - en verhoogd met zijn aandeel in de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid berekend overeenkomstig de bepaling onder 3° en verminderd met de inhoudingen verricht overeenkomstig artikel 109 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen en het supplement bedoeld in artikel 125, 1°, van dezelfde wet, die werden verrekend; 2° het aandeel van een belastingplichtige in de fictieve aanslag : de personenbelasting op het belastbaar inkomen van de belastingplichtige zoals dit inkomen is bepaald in de ingekohierde aanslag, vastgesteld overeenkomstig de bepaling onder 1°, maar met toepassing van een correctie vermeld in de artikelen 144/3, 144/4 of 144/5;3° het aandeel van een belastingplichtige in de belastingverhogingen : de door beide belastingplichtigen samen verschuldigde verhogingen geprorateerd in functie van het aandeel van de belastingplichtige in het belastingverschil dat aan de berekeningsbasis ligt van de verhogingen;4° het aandeel van een belastingplichtige in de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid : de door beide belastingplichtigen samen verschuldigde bijzondere bijdrage geprorateerd in functie van het aandeel van de belastingplichtige in het gezinsinkomen zoals gedefinieerd in artikel 107, 2°, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.
Art. 144/3.Indien krachtens artikel 104 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 onderhoudsuitkeringen werden afgetrokken door een belastingplichtige voor één of meer kinderen ten laste die op 1 januari van het aanslagjaar enkel deel uitmaakten van het gezin van de andere belastingplichtige, wordt een fictieve aanslag berekend op basis van dezelfde gegevens van en volgens dezelfde regels als de ingekohierde aanslag, evenwel zonder voor het bepalen van de toeslagen op de belastingvrije som als bedoeld in artikel 132 van hetzelfde Wetboek, rekening te houden met voornoemde kinderen.
Het fiscaal voordeel voor kinderen ten laste verkregen door de belastingplichtige die de onderhoudsuitkeringen heeft betaald, is gelijk aan het verschil tussen : 1° zijn aandeel in de fictieve aanslag berekend overeenkomstig het eerste lid;2° en zijn aandeel in de ingekohierde aanslag.
Art. 144/4.Indien de belastingvrije som als bedoeld in artikel 131 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt verhoogd door toepassing van artikel 132 of 132bis van hetzelfde Wetboek, wordt een fictieve aanslag berekend op basis van dezelfde gegevens van en volgens dezelfde regels als de ingekohierde aanslag, evenwel zonder toepassing van de toeslagen op de belastingvrije som als bedoeld in de artikelen 132 en 132bis van hetzelfde Wetboek.
Het fiscaal voordeel verkregen door iedere belastingplichtige is gelijk aan de helft van het verschil tussen : 1° zijn aandeel in de fictieve aanslag berekend overeenkomstig het eerste lid;2° en zijn aandeel in de fictieve aanslag berekend overeenkomstig artikel 144/3 of, wanneer artikel 144/3 niet van toepassing is, zijn aandeel in de ingekohierde aanslag.
Art. 144/5.Indien een deel van de beroepsinkomsten van één van de belastingplichtigen wordt toegerekend aan de andere belastingplichtige overeenkomstig de artikelen 87 of 88 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt een fictieve aanslag berekend op basis van dezelfde gegevens van en volgens dezelfde regels als de ingekohierde aanslag, maar zonder toepassing van de artikelen 87 en 88, evenals de artikelen 132 en 132bis van hetzelfde Wetboek.
Het fiscaal nadeel geleden door de belastingplichtige aan wie beroepsinkomsten worden toegerekend overeenkomstig de artikelen 87 of 88 van hetzelfde Wetboek, is gelijk aan het positieve verschil tussen : 1° zijn aandeel in de fictieve aanslag berekend overeenkomstig artikel 144/4 of in de ingekohierde aanslag indien artikel 144/4 niet van toepassing is;2° en zijn aandeel in de fictieve aanslag berekend overeenkomstig het eerste lid.
Art. 144/6.§ 1. Het aandeel van iedere belastingplichtige in de gemeenschappelijke aanslag is gelijk aan : 1° zijn aandeel in de ingekohierde aanslag;2° eventueel vermeerderd met, voor de belastingplichtige die onderhoudsuitkeringen heeft afgetrokken voor één of meer kinderen ten laste die op 1 januari van het aanslagjaar enkel deel uitmaakten van het gezin van de andere belastingplichtige, het fiscaal voordeel berekend overeenkomstig artikel 144/3, tweede lid;3° eventueel verminderd met, voor de andere dan in 2° bedoelde belastingplichtige, het fiscaal voordeel berekend overeenkomstig artikel 144/3, tweede lid, dat de andere belastingplichtige heeft genoten;4° eventueel vermeerderd met het fiscaal voordeel dat hij heeft verkregen ten gevolge van de toepassing van de artikelen 132 en 132bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en berekend overeenkomstig artikel 144/4, tweede lid;5° eventueel verminderd met het fiscaal voordeel dat de andere belastingplichtige heeft verkregen ten gevolge van de toepassing van de artikelen 132 en 132bis van hetzelfde Wetboek en berekend overeenkomstig artikel 144/4, tweede lid;6° eventueel verminderd met het fiscaal nadeel dat hij heeft geleden ten gevolge van de toerekening van beroepsinkomsten van de andere belastingplichtige op basis van artikel 87 of 88 van hetzelfde Wetboek en berekend overeenkomstig artikel 144/5, tweede lid;7° eventueel vermeerderd met het fiscaal nadeel dat de andere belastingplichtige heeft geleden ten gevolge van de toerekening van een deel van zijn beroepsinkomsten aan de andere belastingplichtige op basis van artikel 87 of 88 van hetzelfde Wetboek en berekend overeenkomstig artikel 144/5, tweede lid. § 2. Indien het aandeel van een belastingplichtige in de gemeenschappelijke aanslag berekend overeenkomstig paragraaf 1 resulteert in een terug te geven belasting, wordt het bedrag van de terugbetaling beperkt tot het totaal van : 1° zijn voorafbetalingen en terug te betalen voorheffingen;2° het belastingkrediet verrekend overeenkomstig artikel 134, § 3, van hetzelfde Wetboek, beperkt tot het maximumbedrag bedoeld in artikel 134, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek vermenigvuldigd met het totaal van : - het aantal kinderen bedoeld in artikel 144/3, eerste lid, die op 1 januari van het aanslagjaar enkel deel uitmaakte van zijn gezin; - de helft van het aantal kinderen ten laste andere dan bedoeld in artikel 144/3, eerste lid; 3° de andere verrekenbare en terugbetaalbare elementen waarop de belastingplichtige recht heeft. Het verschil tussen de terug te geven bedragen aan de belastingplichtige berekend overeenkomstig paragraaf 1 en het eerste lid, wordt toegerekend aan het aandeel van de andere belastingplichtige in de gemeenschappelijke aanslag. § 3. Indien het aandeel van een belastingplichtige in de gemeenschappelijke aanslag berekend overeenkomstig de paragrafen 1 en 2 resulteert in een terug te geven belasting en het aandeel van de andere belastingplichtige in de gemeenschappelijke aanslag berekend overeenkomstig de paragrafen 1 en 2 overeenstemt met een te betalen belasting, vindt er een correctie plaats : - indien het resultaat van de ingekohierde aanslag een terug te geven belasting is, wordt het aandeel van de belastingplichtige in de gemeenschappelijke aanslag berekend overeenkomstig de paragrafen 1 en 2 en resulterende in een terug te geven belasting, beperkt tot het resultaat van de ingekohierde aanslag en het aandeel van de andere belastingplichtige wordt herleid tot nul euro; - indien het resultaat van de ingekohierde aanslag een te betalen belasting is, wordt het aandeel van de belastingplichtige in de gemeenschappelijke aanslag berekend overeenkomstig de paragrafen 1 en 2 en resulterende in een terug te geven belasting, herleid tot nul euro en het aandeel van de andere belastingplichtige wordt beperkt tot het resultaat van de ingekohierde aanslag.
Art. 144/7.Het aandeel van iedere belastingplichtige in de aanvullende aanslag wordt verminderd met het aandeel van ieder van hen in de aanslag waarmee de aanvullende aanslag verbonden is. ».
Art. 2.Dit besluit treedt in werking vanaf het aanslagjaar 2011.
Art. 3.De Minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 december 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juli 1992. Wet van 4 mei 1999, Belgisch Staatsblad van 4 juni 1999.
Wet van 10 augustus 2001, Belgisch Staatsblad van 20 september 2001.
Wetten op de Raad van State, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.
Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, Belgisch Staatsblad van 13 september 1993.