Etaamb.openjustice.be
Programmawet van 24 december 2002
gepubliceerd op 31 december 2002

Programmawet (1)

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
numac
2002021495
pub.
31/12/2002
prom.
24/12/2002
ELI
eli/wet/2002/12/24/2002021495/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 DECEMBER 2002. - Programmawet (II) (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtingen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

TITEL II. - Financiering van de Duitstalige Gemeenschap

Art. 2.Artikel 58sexies , § 2, tweede lid, van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, ingevoegd bij de wet van 7 januari 2002, wordt vervangen als volgt : « Het in het eerste lid bedoelde percentage is gelijk aan de verhouding tussen, enerzijds, het aantal leerlingen in de Duitstalige Gemeenschap dat voor het schooljaar 2001-2002 overeenkomstig dezelfde criteria als deze bedoeld in artikel 39, § 2, van de financieringswet wordt bepaald en, anderzijds, het totaal aantal leerlingen in de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap dat voor hetzelfde schooljaar aan de hand van diezelfde criteria wordt bepaald. »

Art. 3.Artikel 2 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.

TITEL III. - Diverse maatregelen betreffende de sociale bescherming van onthaalouders

Art. 4.In artikel 7 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, derde lid, gewijzigd bij de wetten van 14 februari 1961, 16 april 1963 en 22 januari 1985, de koninklijke besluiten nr 13 van 11 oktober 1978 en nr 28 van 24 maart 1982, het koninklijk besluit van 14 november 1996 en de wetten van 13 maart 1997, 13 februari 1998, 22 december 1998, 26 maart 1999, 22 mei 2001, 19 juli 2001, 10 augustus 2001 en 30 december 2001, wordt aangevuld als volgt : « q) met behulp van de instellingen opgericht krachtens punt i) de betaling verzekeren van een vergoeding ter gedeeltelijke compensatie van het inkomensverlies dat een onthaalouder door omstandigheden buiten zijn of haar wil lijdt ingevolge de tijdelijke afwezigheid van kinderen die hij of zij normaal opvangt.»; 2° § 13, vijfde lid, ingevoegd bij de wet van 13 maart 1997, wordt vervangen als volgt : « De vergoeding bedoeld in § 1, derde lid, q) , wordt voor de toepassing van het tweede tot het vierde lid gelijkgesteld met een werkloosheidsuitkering.»

Art. 5.Artikel 7, § 11, van dezelfde besluitwet, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967 en gewijzigd bij de wet van 13 februari 1998, wordt aangevuld als volgt : « De regeling bedoeld in § 1, derde lid, q) , wordt voor de toepassing van de vorige leden gelijkgesteld met een werkloosheidsregeling. »

Art. 6.Artikel 22, derde lid, van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel, ingevoegd bij de wet van 13 maart 1997, wordt vervangen als volgt : « De vergoeding bedoeld in artikel 7, § 1, derde lid, q) , van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt voor de toepassing van het eerste lid gelijkgesteld met een werkloosheidsuitkering. »

Art. 7.Artikel 582 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld als volgt : « 7° van de geschillen betreffende artikel 7, § 1, derde lid, q) , van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. »

Art. 8.In de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, wordt een artikel 37sexies ingevoegd, luidende : « Art. 37sexies . De erkende diensten voor opvanggezinnen bedoeld bij artikel 3, 9°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, die personen die instaan voor dagopvang van kinderen tewerkstellen, genieten driemaandelijks voor elk van bedoelde werknemers een vrijstelling van de werkgeversbijdragen die ze verschuldigd zijn voor een deel van het fictief forfaitair loon, franchise F genoemd. Deze vrijstelling geldt voor de werkgeversbijdragen bedoeld in artikel 38, § 3, 1° tot 7°, en § 3bis , en in overeenstemming met de volgende principes : Het bedrag van de toegekende franchise wordt berekend rekening houdend met het bedrag van de basisfranchise Fb die 2.270,01 euro bedraagt.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het bedrag van de basisfranchise Fb aanpassen.

Het bedrag R van de vrijstelling van de werkgeversbijdragen wordt berekend door F of Fb te vermenigvuldigen met het percentage aan werkgeversbijdragen bedoeld in artikel 38, § 3, 1° tot 7°, en § 3bis .

Voor personen die instaan voor dagopvang van kinderen, die zijn aangegeven voor een tewerkstelling van 494 uur per kwartaal, overeenstemmend met volledige driemaandelijkse prestaties, komt de franchise F overeen met het bedrag van de basisfranchise Fb.

Voor personen die instaan voor dagopvang van kinderen en die onvolledige driemaandelijkse prestaties verrichten, wordt hogervermelde franchise naar verhouding toegekend, voor zover een minimumgrens inzake de tewerkstelling van eenzelfde natuurlijke persoon bij eenzelfde werkgevers is overschreden. Voor deze personen die onvolledige driemaandelijkse prestaties verrichten, kan door middel van een eenvormige verhoging worden afgeweken van een strikt evenredige franchise naargelang van de geleverde arbeidsprestaties, zonder daarom de toegekende franchise in geval van onvolledige prestaties te mogen overschrijden.

De Koning bepaalt, bij een in besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze van berekening van de franchise voor de personen die instaan voor dagopvang van kinderen en die onvolledige driemaandelijkse prestaties verrichten, het peil van de te bereiken minimale tewerkstelling, de waarde van de correctiecoëfficiënt en de berekeningswijze van de breuk van de prestaties. »

Art. 9.De toepassing van deze titel geeft aanleiding tot een algemene evaluatie tegen uiterlijk 31 december 2005, in een verslag dat bij de Kamer van volksvertegenwoordigers moet worden ingediend.

Art. 10.Deze titel treedt in werking op een door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, te bepalen datum, en uiterlijk op 1 april 2003.

TITEL IV. - Tegemoetkoming aan personen met een handicap Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 11.Artikel 582, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek wordt vervangen als volgt : « 1° van de geschillen over de rechten ten aanzien van tegemoetkomingen aan personen met een handicap alsmede van de betwistingen inzake medische onderzoeken uitgevoerd met het oog op de toekenning van sociale of fiscale voordelen die rechtstreeks of onrechtstreeks zijn afgeleid van een sociaal recht of van de sociale bijstand; ».

TITEL V. - Wijziging van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen

Art. 12.Artikel 8 van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1985, 30 december 1992 en 10 februari 1998, wordt gewijzigd als volgt : A) § 5 wordt vervangen als volgt : « § 5. De Uitvoerende kamers en de Kamers van beroep worden voorgezeten door een werkend of een eremagistraat of door een advocaat die sedert ten minste tien jaar is ingeschreven op een tableau van de Orde van Advocaten, door de Koning benoemd voor een termijn van zes jaar, of door diens plaatsvervanger die aan dezelfde voorwaarden moet voldoen. »;

B) Er wordt een § 5bis ingevoegd, luidende : « § 5bis . De Kamers van beroep doen uitspraak over de beroepen ingesteld tegen de door de Uitvoerende kamers met hun voertaal genomen beslissingen.De beroepen tegen de beslissingen die zijn genomen door de verenigde Uitvoerende kamers in toepassing van § 3 van dit artikel behoren tot de bevoegdheid van de verenigde Kamers van beroep. De beroepen worden ingesteld door de personen op wie de beslissingen betrekking hebben, of door de rechtskundige assessoren. » TITEL VI. - Maatregelen inzake de individuele responsabilisering van de zorgverstrekkers en de hervorming van de geneeskundige controle HOOFDSTUK 1. - De overbodige of onnodig dure geneeskundige verstrekkingen

Art. 13.Artikel 73 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 73.§ 1. De geneesheer en de tandheelkundige oordelen in geweten en in volle vrijheid over de aan de patiënten te verlenen verzorging. Zij zullen erop toezien dat zij toegewijde en bekwame geneeskundige verzorging verstrekken in het belang van de patiënt, met respect voor de rechten van de patiënt en rekening houdend met de door de gemeenschap ter beschikking gestelde globale middelen.

Zij onthouden er zich van overbodige of onnodig dure verstrekkingen voor te schrijven, uit te voeren of te laten uitvoeren ten laste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

De andere zorgverleners dan die bedoeld in het eerste lid, dienen zich eveneens te onthouden van het uitvoeren of laten uitvoeren van onnodig dure of overbodige verstrekkingen ten laste van de regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. § 2. Het onnodig dure of overbodige karakter van deze verstrekkingen wordt geëvalueerd, volgens de procedure bepaald in artikel 141, § 2, op basis van één of meerdere indicatoren van manifeste afwijking, vastgesteld door de Nationale Raad voor Kwaliteitspromotie ten opzichte van aanbevelingen van goede medische praktijk.

Het onnodig dure of overbodige karakter van het voorschrijven van sommige farmaceutische specialiteiten bedoeld in artikel 35bis , § 10, tweede lid wordt geëvalueerd, volgens de procedure bepaald in artikel 141, § 2, op basis van de aanbevelingen vastgesteld door de Commissie Tegemoetkoming geneesmiddelen en op basis van de indicatoren vastgesteld door het Comité voor evaluatie van de medische praktijk inzake geneesmiddelen ingesteld bij het koninklijk besluit van 6 december 1994. De voornoemde indicatoren maken het mogelijk de drempel te bepalen waarboven het voorschrijfprofiel van de betrokken farmaceutische specialiteiten als manifest afwijkend wordt beschouwd ten opzichte van de in dit lid bedoelde aanbevelingen. § 3. De aanbevelingen van goede medische praktijk en de indicatoren bedoeld in § 2, eerste lid, worden gedefinieerd op eigen initiatief door de Nationale Raad voor Kwaliteitspromotie. De Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen definieert de aanbevelingen en het Comité voor evaluatie van de medische praktijk inzake geneesmiddelen definieert de indicatoren en de drempels bedoeld in § 2, tweede lid.

De Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle kan ook bij de voornoemde Raad en het Comité voor evaluatie een wetenschappelijk dossier indienen, waarin een voorstel van indicator(en) is opgenomen.

Indien de Dienst zich tot de Raad of tot het Comité voor evaluatie wendt, beschikt die over een termijn van zes maanden om zich uit te spreken. Na die termijn wordt (en) de indicator(en) geacht te zijn goedgekeurd. In dit geval moet de Dienst, één jaar na de voorlopige goedkeuring, die indicatoren en de vaststellingen die tijdens de toepassing ervan zijn gedaan evenwel opnieuw voorleggen aan de Raad of het Comité voor evaluatie. De indicatie is definitief goedgekeurd, behoudens wanneer drie derden van de aanwezige leden behorend tot de groepen die de universiteiten, de wetenschappelijke geneeskundige verenigingen, de erkende huisartsen en de geneesheren-specialisten samen vertegenwoordigen, zich hiertegen hebben uitgesproken.

De Koning bepaalt de wijze waarop deze aanbevelingen en indicatoren worden bekendgemaakt. § 4. Bij gebrek aan de in § 2 bedoelde indicatoren van manifeste afwijking wordt de praktijk vergeleken volgens de procedure bepaald in artikel 141, § 3, met de praktijk van normaal voorzichtige en toegewijde zorgverleners in gelijkaardige omstandigheden. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met wetenschappelijke informatie aanvaard door wetenschappelijke verenigingen of instellingen die een algemene bekendheid genieten. § 5. Op straffe van administratieve geldboetes moeten de natuurlijke of rechtspersonen die de verlening van geneeskundige verstrekkingen organiseren, zich er van onthouden aan te zetten tot het voorschrijven of uitvoeren van overbodige of onnodig dure verstrekkingen. » HOOFDSTUK 2. - De controle van de terugbetaalde verstrekkingen ten laste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging

Art. 14.Artikel 30, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 december 1999, wordt vervangen als volgt : « De Koning kan, na advies van het Verzekeringscomité, in de schoot van het Instituut profielencommissies instellen of afschaffen die als taak hebben de profielen te evalueren op grond van de in artikel 206, tweede lid, opgelegde statistische tabellen. »

Art. 15.In artikel 35bis , § 10, van dezelfde wet, wordt het tweede lid vervangen door de volgende bepaling : « De Koning kan de regels bepalen waaronder de terugbetaling van farmaceutische specialiteiten die onderworpen zijn aan specifieke vergoedingsvoorwaarden, kan worden toegestaan zonder voorafgaandelijke machtiging van de adviserend geneesheer, met een controle achteraf om vast te stellen en na te gaan of de betrokken specialiteiten door de zorgverlener werden voorgeschreven, overeenkomstig de vastgestelde vergoedingsvoorwaarden.

De minister duidt de farmaceutische specialiteiten of groepen van farmaceutische specialiteiten aan die hiervoor in aanmerking komen en past de lijst van de vergoedbare specialiteiten aan, overeenkomstig de door de Koning vastgelegde procedures en bepaalt op voorstel van de Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen de elementen waarover de zorgverlener moet beschikken, teneinde de in artikel 139 bedoelde Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle en de adviserend geneesheren van de verzekeringsinstelling in staat te stellen na te gaan of de afgeleverde farmaceutische specialiteiten die aanleiding hebben gegeven tot vergoeding door de zorgverlener werden voorgeschreven overeenkomstig de vastgestelde vergoedingsvoorwaarden.

Hij bepaalt tevens de maximale geldigheidsperiode waarna deze elementen hernieuwd moeten worden en de elementen waarover de zorgverlener moet beschikken indien de behandeling door een andere zorgverlener werd gestart. »

Art. 16.Artikel 50, § 6, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995 en 10 december 1997, wordt aangevuld met het volgende lid : « In de akkoorden kunnen bovendien de voorwaarden bepaald worden waarbij de zorgverlener voor een bepaalde periode niet meer beantwoordt aan de accrediteringsvoorwaarden, bedoeld in artikel 36ter , wanneer bij toepassing van artikel 141, §§ 2 en 3, tegen hem minstens twee sancties werden uitgesproken tijdens een periode van vier kalenderjaren. »

Art. 17.In artikel 77bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Onverminderd de bepalingen van artikel 139 » worden geschrapt;2° de bepaling onder 2° wordt opgeheven.

Art. 18.In artikel 138 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 14 januari 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « of de tarificatiedienst » ingevoegd na de woorden « verzekeringsinstelling »;2° in het tweede lid, worden de woorden « of de tarificatiedienst » ingevoegd na de woorden « verzekeringsinstelling ».

Art. 19.Artikel 139 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 139.In het Instituut wordt een Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ingesteld.

Hij wordt ermee belast : 1° Informatie te verstrekken aan de zorgverleners teneinde inbreuken op deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten te voorkomen;de informatie betreft in het bijzonder de aanbevelingen en de indicatoren bedoeld in artikel 73. 2° De verstrekkingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging te evalueren in het licht van de bepalingen van artikel 73 op basis van : a) de indicatoren van manifeste afwijking in vergelijking met de aanbevelingen van goede medische praktijkvoering, als bedoeld in artikel 73, § 2;b) de indicatoren, bepaald door het Comité voor evaluatie van de medische praktijk inzake geneesmiddelen, bedoeld in artikel 73, § 2, tweede lid;c) de kwantiteit van de voorgeschreven of verleende verstrekkingen beoordeeld conform artikel 73, § 4;3° de verstrekkingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging te controleren op het vlak van realiteit en conformiteit met de voorschriften van deze gecoördineerde wet en haar uitvoeringsbesluiten;4° de geneeskundige controle van de prestaties van de uitkerings- en moederschapsverzekering verzekeren;5° uitvoering te geven aan de beslissingen van zijn Comité en de Kamers van beroep, bedoeld in artikel 155, § 6.»

Art. 20.In artikel 140 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 14 januari 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Alle leden worden uitgenodigd voor elke vergadering van het Comité tijdens dewelke dit laatste de bevoegdheden uitoefent bedoeld in artikel 141, §§ 2, 3 en 5.De leden bedoeld in het eerste lid, 3° tot 21° van dit artikel beslissen slechts in de zaken die rechtstreeks de groep aanbelangen die hen heeft voorgedragen.Voor wat de andere taken betreft, vermeld in artikel 141, zijn enkel de Voorzitter en de leden bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid van dit artikel stemgerechtigd. »; 2° het achtste lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « De beslissingen worden genomen bij eenvoudige meerderheid van degenen die aan de stemming deelnemen, er wordt geen rekening gehouden met de onthoudingen.Voor de toepassing van artikel 141, § 5, beschikt elke groep, samengesteld uit vertegenwoordigers van de organismen, organisaties en verenigingen bedoeld in het eerste lid, 2° en 5° tot 21°, van dit artikel over één stem. »; 3° een negende lid, luidend als volgt wordt toegevoegd : « De vergaderingen van het Comité zijn niet openbaar.De leden moeten het vertrouwelijk karakter van de debatten en van de uitgedeelde documenten eerbiedigen. De Koning kan de toepasselijke sancties bepalen bij niet- eerbiediging van deze verplichting. »

Art. 21.In artikel 141 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995, 24 december 1999 en 14 januari 2002 en door het koninklijk besluit van 25 april 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, inleidende zin, 3°, 8°, 15° en 17°, worden de woorden « voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « voor geneeskundige evaluatie en controle »;2° § 1, eerste lid, 1°, wordt vervangen als volgt : « 1° met de medewerking van het personeel van die Dienst in te staan voor de geneeskundige evaluatie en controle van de prestaties van de verzekering voor geneeskundige verzorging en van de uitkerings- en moederschapsverzekering.»; 3° § 1, eerste lid, 9°, wordt opgeheven;4° § 1, eerste lid, 13°, wordt vervangen als volgt : « 13° binnen de door de Koning vastgestelde termijnen verslagen op te maken, met name met betrekking tot de frequentie van de arbeidsongeschiktheid.»; 5° § 1, eerste lid, 16°, opgeheven bij de wet van 20 december 1995, wordt hersteld in de volgende lezing : « 16° ten opzichte van de zorgverleners de maatregelen bedoeld in de §§ 2, 3 en 5 te nemen;»; 6° In § 1, vierde lid, worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle.»; 7° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.De opdracht bedoeld in artikel 139, tweede lid, 2°, a) en b) , wordt geregeld in de hierna volgende leden : Op initiatief van de verzekeringsinstellingen of op eigen initiatief verzamelt de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle de gegevens over verstrekkingen waarop de indicatoren bedoeld in artikel 73, § 2, betrekking hebben; de betrokken Dienst van het Instituut moet hem ook de gegevens bezorgen bedoeld in artikel 165, achtste lid.

De Dienst informeert het Comité over de vastgestelde afwijkingen, alsmede over het aantal en de specificiteit van de betrokken zorgverleners.

De Dienst nodigt die zorgverleners uit om zich schriftelijk te verantwoorden binnen een termijn van twee maanden. De Dienst deelt hen ook mee dat zij kunnen vragen gedurende deze termijn gehoord te worden door een geneesheer-inspecteur.

Na onderzoek van de ontvangen verklaringen, stelt de Dienst het Comité voor, al naar gelang het geval, ofwel hem/haar een satisfecit toe te sturen, ofwel een meer diepgaand onderzoek uit te voeren door de gehele praktijk onder monitoring te plaatsen. De beslissingen van het Comité worden betekend aan de zorgverlener.

De plaatsing onder monitoring bestaat uit een evaluatie van het voorschrijfgedrag en de uitvoeringswijze van een zorgverlener op basis van indicatoren bedoeld in artikel 73, § 2, of bij gebrek daaraan in vergelijking met de praktijkvoering van een normaal voorzichtige en toegewijde zorgverlener in gelijkaardige omstandigheden.

De plaatsing onder monitoring duurt minimum zes maanden. Bij de betekening van deze maatregel moet de begindatum precies vermeld worden.

Wanneer na afloop van de monitoring blijkt dat de zorgverlener niet of onvoldoende zijn praktijkvoering heeft aangepast in de zin van een goede medische praktijkvoering, verzoekt de Dienst de betrokken zorgverlener zijn verklaringen binnen de termijn van twee maanden na de datum van het verzoek schriftelijk te bezorgen.

De ontvangen verantwoordingen worden door de Dienst aan het Comité voorgelegd. Indien deze aanvaard worden, stuurt het Comité de zorgverlener een satisfecit.

Bij gebrek aan voldoende verantwoording, wijst het Comité in zijn schoot twee geneesheren-auditeurs aan, waarvan één het geneesherenkorps vertegenwoordigt en de andere de verzekeringsinstellingen, die ermee belast zullen worden de betrokkene binnen de twee maanden te horen, zo hij dit wenst, en verslag uit te brengen bij het Comité. De Voorzitter wijst de auditeurs aan wanneer binnen het Comité geen akkoord wordt bereikt.

De zorgverlener wordt gehoord, zo hij dit wenst, bijgestaan door personen naar keuze. De leidend ambtenaar van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle wijst de beambten aan die belast zijn met het secretariaat en de organisatie van het horen van de zorgverlener.

Na kennis te hebben genomen van het verslag van de auditeurs, kan het Comité een administratieve geldboete opleggen van minimum 1.000 euro en maximum 5.000 euro.

Voor de zorgverlener echter die op basis van artikel 73, § 2, tweede lid, wordt vervolgd, kunnen de voordelen inzake accreditering beperkt of ingetrokken worden voor een bepaalde periode. Bij gebrek hieraan, wanneer hij niet geaccrediteerd is, kan het Comité hem een administratieve geldboete opleggen van 1.000 tot 5.000 euro. »; 8° er wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 3.De procedure beschreven in de voornoemde § 2 wordt aangepast ten opzichte van de zorgverlener die de bepalingen van artikel 73, § 4, overtreedt : de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle verzamelt spontaan of op initiatief van de verzekeringsinstellingen de gegevens met betrekking tot de verstrekkingen die de zorgverlener heeft voorgeschreven, uitgevoerd of laten uitvoeren op een wijze die klaarblijkelijk in strijd is met de bepalingen van artikel 73, § 4.

De Dienst doet de nodige vaststellingen en informeert het Comité dat ofwel een administratieve geldboete kan opleggen aan de zorgverlener, ofwel hem een satisfecit toesturen, ofwel een meer diepgaand onderzoek kan laten uitvoeren door de volledige praktijk onder monitoring te plaatsen.

Bij het verstrijken van de periode van de monitoring, die verloopt zoals voorzien in § 2, vijfde en zesde lid, wordt de zorgverlener, wanneer de praktijk niet of onvoldoende evolueert in de zin van de praktijk van normaal voorzichtige en zorgvuldige geneesheren in dezelfde omstandigheden, door de Dienst uitgenodigd zijn schriftelijke verweermiddelen toe te sturen, binnen een termijn van twee maanden.

De procedure wordt vervolgens verder gezet zoals voorzien in § 2, achtste, negende en tiende lid.

Wanneer het Comité beslist de betrokkene niet onder een voorafgaande monitoring te plaatsen, kan deze laatste gehoord worden zo hij dit wenst, zoals voorzien in § 2, negende en tiende lid.

Het Comité kan een administratieve geldboete opleggen van minimum 1.000 euro en maximum 5.000 euro, ongeacht de al dan niet plaatsing onder monitoring. »; 9° er wordt een § 4 ingevoegd, luidend als volgt : « § 4.Het Comité informeert regelmatig de Nationale Raad voor Kwaliteitspromotie en het Comité voor evaluatie van de medische praktijk inzake geneesmiddelen over de vaststellingen met betrekking tot de toepassing van de indicatoren bedoeld in artikel 73, § 2. »; 10° er wordt een § 5 ingevoegd, luidend als volgt : « § 5.De in artikel 139, tweede lid, 3°, vastgestelde bevoegdheid wordt als volgt uitgeoefend : De zorgverlener wordt gevraagd binnen een termijn van twee maanden zijn verantwoording schriftelijk te bezorgen in verband met de vaststellingen gedaan ten zijnen laste. Deze verantwoording wordt voorgelegd aan het Comité.

Bij gebrek aan voldoende verantwoording, wijst het Comité in zijn schoot twee auditeurs aan, waarvan één de groep vertegenwoordigt tot welke de zorgverlener behoort en de andere de verzekeringsinstellingen, die ermee belast zullen worden de betrokkene binnen de twee maanden te horen, zo hij dit wenst, en verslag uit te brengen bij het Comité. De Voorzitter wijst de auditeurs aan wanneer binnen het Comité geen akkoord wordt bereikt.

De zorgverlener wordt binnen de twee maanden gehoord, bijgestaan door raadslieden naar keuze. De leidend ambtenaar van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle wijst de beambten aan die belast zijn met het secretariaat en de organisatie van het horen van de zorgverlener.

Na kennis te hebben genomen van het verslag van de auditeurs, kan het Comité administratieve geldboetes uitspreken op basis van de volgende modaliteiten : a) wanneer een zorgverlener aan de verzekering voor geneeskundige verzorging niet uitgevoerde verstrekkingen heeft aangerekend, kan het Comité hem een administratieve geldboete opleggen die gelijk is aan minimum 50 % en maximum 200 % van de waarde van de onverschuldigde verstrekkingen;b) wanneer de aangerekende verstrekkingen niet overeenstemmen met deze wet of haar uitvoeringsbesluiten kan de geldboete minimum één procent en maximum 150 % bedragen van de waarde van de betrokken verstrekkingen;c) wanneer de zorgverlener, herhaaldelijk, en na verwittiging, de administratieve of medische documenten niet heeft opgesteld overeenkomstig de regels van deze wet of haar uitvoeringsbesluiten, kan de geldboete 10 euro tot 125 euro bedragen per foutief document. De geldboete kan niet worden uitgesproken ten laste van de geneesheer op wie een in artikel 77bis geformuleerde maatregel wordt toegepast.

De zorgverlener moet ook de waarde van de betrokken verstrekkingen terugbetalen in de gevallen bedoeld in voormelde punten a) en b) . »; 11° er wordt een § 6 ingevoegd, luidend als volgt : « § 6.Wanneer een zorgverlener het voorwerp heeft uitgemaakt van een definitieve beslissing, gesteund op artikel 141, §§ 2 of 3, worden de natuurlijke of rechtspersonen bedoeld in artikel 73, § 5, die hem hebben aangezet tot het voorschrijven of uitvoeren van overbodige of onnodige dure verstrekkingen, uitgenodigd hun schriftelijke verklaringen betreffende de vaststellingen gedaan ten hunnen laste aan de leidend ambtenaar van de Dienst voor administratieve controle te bezorgen. Een termijn van twee maanden wordt hen toegekend vanaf de datum van het verzoek.

Zij kunnen binnen dezelfde termijn vragen te worden gehoord, bijgestaan door personen naar keuze, door de voornoemde leidend ambtenaar.

De leidend ambtenaar of zijn gemachtigde kan hen vervolgens een administratieve geldboete opleggen van minimum 1.000 euro en maximum 250.000 euro.

De administratieve geldboete moet worden opgelegd binnen de 2 jaar vanaf de uitspraak van de definitieve beslissing bedoeld in het eerste lid. »; 12° er wordt een § 7 ingevoegd, luidend als volgt : « § 7.De administratieve geldboetes moeten door het Comité worden uitgesproken binnen de 3 jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de inbreuk werd vastgesteld. Deze termijn wordt op 6 jaar gebracht voor de toepassing van artikel 216.

Wanneer een zelfde feit meerdere overtredingen inhoudt, wordt alleen de hoogste geldboete uitgesproken.

De administratieve geldboetes kunnen worden opgeschort gedurende een periode van één tot drie jaar wanneer blijkt dat noch een administratieve geldboete, noch enige maatregel, gesteund op de artikelen 156 en 157, werd uitgesproken binnen de drie jaar voorafgaand aan de uitspraak.

Wanneer de zorgverlener binnen de drie jaar, te tellen vanaf de datum waarop de beslissing tot uitspraak van de geldboete definitief werd, een gelijkaardige inbreuk pleegt, kan de geldboete worden verhoogd tot het tienvoud van het voorziene maximum.

Zijn gelijkaardig, de overtredingen die onder dezelfde categorie van inbreuken vallen, volgens het onderscheid gemaakt in artikel 141, § 2, elfde en twaalfde lid, § 3, zesde lid, § 5, vierde lid, a), b), c), en § 6, eerste lid.

Wanneer het een andere inbreuk betreft, kan de geldboete worden verhoogd tot het dubbele van het voorziene maximum.

De stagemeester is verantwoordelijk voor de inbreuken die door de stagiair in het kader van zijn stageplan zijn gepleegd, in die mate dat deze inbreuken hem kunnen ten laste gelegd worden.

De zorgverlener die aan de oorsprong ligt van de overbodige of onnodig dure verstrekkingen in de zin van artikel 73, § 2 of § 4, is hiervoor verantwoordelijk, net zoals de zorgverlener die het voorschrijven of het uitvoeren heeft voortgezet. Hij kan eveneens, al naar gelang het geval, de sancties oplopen voorzien in §§ 2 en 3 van dit artikel.

Het bedrag van de administratieve geldboetes wordt verhoogd of verminderd volgens de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971, houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. De geldboete wordt gekoppeld aan de spilindex 103,14.

De beslissingen van het Comité zijn ambtshalve uitvoerbaar. Zij worden gemotiveerd overeenkomstig de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen en betekend per aangetekende brief. Er wordt in vermeld dat tegen de beslissingen beroep kan worden aangetekend bij de Kamer van beroep, bedoeld in artikel 155, § 6. Dat beroep is opschortend.

De definitieve beslissingen van het Comité en van de Kamers van beroep uitgesproken in toepassing van het artikel 139, tweede lid, 2° en 3°, worden anoniem gepubliceerd via het internet op het adres http://www.riziv.fgov.be De administratieve geldboetes en de terug te betalen bedragen moeten worden betaald binnen een maand te rekenen vanaf de dag waarop de betekening is ontvangen. Zij wordt als ontvangen beschouwd de eerste werkdag na afgifte aan de post. Het Comité of de Kamers van Beroep kunnen nochtans uitstel van betaling toekennen.

Als de schuldenaar in gebreke blijft, is de administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen belast met de terugvordering van de schulden overeenkomstig de bepalingen van artikel 94 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991.

Het totaal van de geldboetes en de terug te betalen bedragen wordt op de rekening van het Instituut gestort en zijn inkomsten van de verzekering voor geneeskundige verzorging. »

Art. 22.In artikel 146 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 25 januari 1999, 24 december 1999 en 12 augustus 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste, vierde, zesde en zevende lid worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle »;2° het vijfde lid wordt vervangen als volgt : « Hij kan hen uitnodigen om vrijwillig de waarde van de onrechtmatig geïnde verstrekkingen terug te betalen.De zo verkregen terugbetalingen worden op de rekening van het Instituut gestort en als inkomsten van de verzekering voor geneeskundige verzorging geboekt. De terugbetaling staat de toepassing van artikel 141, § 5, niet in de weg. »

Art. 23.Artikel 150, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd door de wetten van 20 december 1995 en 24 december 1999 wordt vervangen door de volgende bepaling : « Wat de verzekeringsinstellingen en de tarificatiediensten betreft, moet die mededeling van inlichtingen en stukken geschieden binnen een maximumtermijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van aanvraag. »

Art. 24.In artikel 155 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 28 december 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, eerste lid, worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».2° In § 2 worden de woorden « Commissies van beroep » vervangen door de woorden « Kamers van beroep ».3° In § 4 worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » en « commissies van beroep » respectievelijk vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle » en « Kamers van beroep ».4° In § 5 worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » en « Commissies van beroep » respectievelijk vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle » en « Kamers van beroep ».5° § 6 wordt vervangen als volgt : « § 6.De Kamers van beroep zijn samengesteld uit : a) een door de Koning benoemd voorzitter, raadsheer of rechter, in functie of emeritus, van de in artikel 40 van de Grondwet bedoelde hoven en rechtbanken als werkend lid;b) twee leden benoemd door de Koning uit de kandidaten door de verzekeringsinstellingen voorgedragen op dubbele lijsten;c) twee leden, benoemd door de Koning uit de kandidaten die op dubbele lijsten worden voorgedragen door de groepen welke respectievelijk bedoeld zijn in artikel 140, eerste lid, 3°, 5° tot 21°. De Koning kan plaatsvervangende leden benoemen waarvan Hij het aantal bepaalt.

Het mandaat van de leden van de Kamers van beroep is onverenigbaar met dat van lid van het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle.

De leden bedoeld in artikel 140, eerste lid, 3°, 5° tot 21° hebben slechts zitting voor de zaken welke de groep die hen heeft voorgedragen, rechtstreeks aanbelangen.

De in punt a) bedoelde magistraat behandelt alléénzetelend de beroepen die zijn aangetekend tegen de tuchtmaatregelen die in artikel 155, § 1, 2°, zijn vermeld.

De in punt b) en c) bedoelde leden hebben enkel een raadgevende stem.

De zorgverlener of de adviserend geneesheer mag zich laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een persoon van zijn keuze. Het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle wordt vertegenwoordigd door de ambtenaar die door de Geneesheer-directeur-generaal van die Dienst is aangewezen.

De Koning bepaalt de werkingsregels van de Kamers van beroep en kan plaatsvervangende leden benoemen waarvan Hij het aantal vaststelt. »

Art. 25.Een artikel 164bis , luidend als volgt, wordt ingevoegd in dezelfde wet : « Art. 164bis . Onverminderd andere verplichtingen die voortvloeien uit deze gecoördineerde wet, is elke verantwoordelijke voor de facturering van geneeskundige verstrekkingen verplicht : 1° procedures te volgen die de facturering van onrechtmatige verstrekkingen voorkomen;2° daaraan, in geval ze in gebreke blijven, de nodige correcties aan te brengen na verwittiging van de controlediensten van het Instituut. Indien die verantwoordelijke na een gemotiveerde verwittiging gegeven door een verzekeringsinstelling of door één van de controlediensten van het RIZIV, de voormelde procedure niet aanpast, kan de leidend ambtenaar van de Dienst voor administratieve controle hem veroordelen tot de betaling, bovenop de terugvordering, van een vergoeding die forfaitair is vastgesteld op 10 %van het bedrag van de verstrekkingen die voor een eerste bevinding zijn teruggevorderd en op 25 % van het bedrag van de verstrekkingen die bij een herhaling in de loop van een periode van twee jaar zijn teruggevorderd.

De Koning bepaalt de bestemming en de boekingswijze van de geïnde vergoedingen. »

Art. 26.In artikel 174 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt 10° vervangen als volgt : « 10° Voor de toepassing van artikel 141, §§ 2, 3 en 5, moeten de vaststellingen, op straffe van nietigheid, zijn gedaan binnen twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop de verzekeringsinstellingen de documenten betreffende de strafbare feiten hebben ontvangen.»; 2° het derde lid wordt vervangen als volgt : « De in 5°, 6° en 7° bedoelde verjaringen gelden niet als het ten onrechte verlenen van prestaties het gevolg zou zijn van bedrieglijke handelingen waarvoor hij wie ze tot baat strekten, verantwoordelijk is.In dat geval bedraagt de verjaringstermijn 5 jaar. Voor de feiten die aan het in artikel 155, § 6, bedoeld Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle en Kamer van Beroep zijn voorgelegd, gaat de in 6° bepaalde verjaringstermijn pas in op de datum waarop een definitieve beslissing van het Comité of de Kamer van beroep is genomen. » HOOFDSTUK 3. - Andere bepalingen

Art. 27.In dezelfde wet wordt een artikel 73bis ingevoegd, luidende : « Art. 73bis . De voorschrijvers van verstrekkingen bedoeld in artikel 34, eerste lid, 5°, ten behoeve van niet in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden, zijn ertoe gehouden de voorschrijfdocumenten te gebruiken waarvan het model door de Koning is vastgesteld en waarop het identificatienummer van de voorschrijver bij het Instituut in streepjescode is gedrukt.

De Koning kan de voorwaarden bepalen waaronder het vorige lid niet van toepassing is voor de patiënten die ambulant in een ziekenhuis worden behandeld en voor de patiënten die in een psychiatrisch verzorgingstehuis worden behandeld. »

Art. 28.Artikel 186 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 februari 1998, wordt aangevuld met het volgende lid : « Wat de geneesheren-ambtenaren van het Instituut betreft, kunnen als dienstanciënniteit worden gerekend voor het vaststellen van de wedde en de verhoging in hun weddenschaal, alsook voor de berekening van de toelage ter compensatie van het verbod ter uitoefening van enige andere medische praktijk : a) De jaren geneeskundige praktijk waarvan de duur met alle bewijsstukken moet vastgesteld worden.b) De diensten gepresteerd bij de instellingen van sociale zekerheid in de zin van artikel 2, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.»

Art. 29.In dezelfde wet worden opgeheven : 1° artikel 142, gewijzigd bij de wet van 28 december 1999;2° de artikelen 143 en 144, vervangen bij de wet van 28 december 1999;3° artikel 145, gewijzigd bij de wetten van 28 december 1999 en 14 januari 2002;4° artikel 156, gewijzigd bij de wetten van 24 en 28 december 1999 en 12 augustus 2000;5° artikel 157;6° artikel 173bis, ingevoegd bij de wet van 14 januari 2002. HOOFDSTUK 4. - Coördinatiebepalingen

Art. 30.In artikel 2 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 22 februari 1998, 24 december 1999 en 14 januari 2002, wordt littera f) vervangen als volgt : « f) onder « Bijzondere diensten » de Diensten voor geneeskundige verzorging, voor uitkeringen, voor geneeskundige evaluatie en controle en voor administratieve controle ».

Art. 31.In artikel 16, § 1, 6°, van dezelfde wet, worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».

Art. 32.In artikel 27, vierde lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 25 januari 1999, 24 december 1999 en 10 augustus 2001, worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».

Art. 33.In artikel 29bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2001, worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».

Art. 34.In artikel 80 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995 en 24 december 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : In 7° worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».

In 10° worden de woorden « Comité van de Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».

Art. 35.In artikel 90, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».

Art. 36.In het opschrift van Titel VII, Hoofdstuk I, en van Hoofdstuk II, Afdeling I, van dezelfde wet, worden de woorden « Dienst voor geneeskundige Controle » telkens vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».

Art. 37.In artikel 148 van dezelfde wet worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».

Art. 38.In artikel 149 van dezelfde wet worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».

Art. 39.In artikel 150, derde en vierde lid, van dezelfde wet worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».

Art. 40.In artikel 152, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 december 1999, worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».

Art. 41.In artikel 153, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, en tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».

Art. 42.In artikel 154, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende lid, van dezelfde wet worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».

Art. 43.In artikel 164, eerste en vierde lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 24 december 1999, worden de woorden « Onder voorbehoud van de toepassing van artikelen 146 en 156 » vervangen door de woorden « Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 141, §§ 2, 6 en 146 ».

Art. 44.In artikel 170 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995, 24 december 1999 en 26 juni 2000, wordt punt d) opgeheven.

Art. 45.In artikel 175, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».

Art. 46.In artikel 177, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 29 april 1996, worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».

Art. 47.In artikel 183 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 29 april 1996, worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ». HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepaling

Art. 48.Artikel 216 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 15 januari 1999, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 216.De beperkte Kamers bedoeld in artikel 141, § 2, moeten de zaken blijven behandelen die hen zijn voorgelegd en waar de betrokkene reeds verschenen is vóór de opheffing van artikel 156. Het beroep tegen deze beslissingen moet echter bij de Kamer van beroep bedoeld in artikel 155, § 6, worden ingediend.

De Commissies van beroep bedoeld in artikel 155, derde lid, blijven de beroepen behandelen die hen zijn voorgelegd en waar de appelant of diens raadsman, reeds verschenen is vóór de opheffing van artikel 156.

In geval de Raad van State echter één van hun beslissingen vernietigt wordt de zaak naar de Kamer van beroep bedoeld in artikel 155, § 6, verwezen.

De Controlecommissie bedoeld in artikel 142, § 1, blijft de zaken behandelen die haar zijn voorgelegd en waar de betrokkene of diens raadsman, reeds verschenen is vóór de opheffing van artikel 157. Het beroep tegen deze beslissingen moet echter bij de Kamer van beroep bedoeld in artikel 155, § 6, worden ingediend.

De Commissie van beroep bedoeld in artikel 142, § 2, blijft de beroepen behandelen die haar zijn voorgelegd en waar de partijen reeds verschenen zijn vóór de opheffing van artikel 157. Ingeval de Raad van State evenwel één van haar beslissingen, vernietigt, wordt de zaak naar de Kamer van beroep bedoeld in artikel 155, § 6, verwezen. » HOOFDSTUK 6. - Evaluatie

Art. 49.De maatregelen inzake de individuele responsabilisering van de zorgverstrekkers en de hervorming van de geneeskundige controle, ingesteld bij deze wet, zullen regelmatig geëvalueerd worden, de eerste maal drie jaar na hun inwerkingtreding. HOOFDSTUK 7. - Inwerkingtreding

Art. 50.De bepalingen van Titel VI treden in werking de vijftiende dag van de tweede maand die volgt op de bekendmaking van de huidige wet in het Belgisch Staatsblad .

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands Zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 24 december 2002.

ALBERT Van Koningswege : Voor de Eerste Minister, afwezig : De Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw, Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK Voor de Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, afwezig : De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I DURANT Voor Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, afwezig, De Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid, Ch. PICQUE Voor de Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, afwezig : De Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid, Ch. PICQUE Voor de Minister van Justitie, afwezig : De Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw, Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK Voor de Minister van Financiën, afwezig : De Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw, Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK Voor de Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand, afwezig : De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I DURANT De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER Met's Lands zegel gezegeld : Voor de Minister van Justitie, afwezig : De Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, belast met Landbouw, Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK Nota Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire Stukken.

Doc 50 2125 / (2002/2003) : 001 : Wetsontwerp. 002 : Wetsontwerp. 003 : Bijlage. 004 tot 009 : Amendementen. 010 : Verslag. 011 : Tekst aangenomen door de commissies. 012 en 013 : Verslagen. 014 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Parlementaire Handelingen.

Integraal verslag : 9, 11, 12 en 13 december 2002.

Senaat.

Parlementaire Stukken. 2-1391- 2002 / 2003 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Nr. 2 : Amendementen.

Nrs. 3 en 4 : Verslagen.

Nr. 5 : Amendementen.

Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Parlementaire Handelingen.

Handelingen van de Senaat : 21 en 23 december 2002.

^