gepubliceerd op 09 februari 2007
Uittreksel uit arrest nr. 10/2007 van 17 januari 2007 Rolnummer 3863 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 4 tot 8 van de wet van 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen, ingeste(...) Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Mart(...)
Uittreksel uit arrest nr. 10/2007 van 17 januari 2007 Rolnummer 3863 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 4 tot 8 (bekendmaking in het Belgisch Staatsblad ) van de wet van 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen, ingesteld door de VZW « GERFA » en anderen.
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 25 januari 2006 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 26 januari 2006, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 4 tot 8 van de wet van 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 juli 2005, derde editie), door de VZW « Groupe d'Etude et de Réforme de la Fonction administrative (GERFA) », met maatschappelijke zetel te 1190 Brussel, Luttrebruglaan 137, en M. Bouveroux, wonende te 7911 Frasnes-lez-Buissenal, chemin d'Ellignies 24. (...) II. In rechte (...) Ten gronde B.1. De artikelen 4 tot 8 van de wet van 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen luiden : « HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de programmawet (I) van 24 december 2002
Art. 4.Artikel 474 van de programmawet (I) van 24 december 2002, vernietigd bij arrest nr. 106/2004 van het Arbitragehof van 16 juni 2004, wordt vervangen als volgt : '
Art. 474.De bekendmaking in het Belgisch Staatsblad door het Bestuur van het Belgisch Staatsblad gebeurt in vier exemplaren die op papier gedrukt worden.
Eén exemplaar wordt gedeponeerd in uitvoering van de wet van 8 april 1965 tot instelling van het wettelijk depot bij de Koninklijke Bibliotheek van België één exemplaar wordt in bewaring gegeven bij de Minister van Justitie als bewaarder van 's Lands zegel, één exemplaar wordt toegezonden aan het Algemeen Rijksarchief en één exemplaar ligt ter inzage bij het Bestuur van het Belgisch Staatsblad.
Eén exemplaar wordt bewaard op microfilm.
In geval van betwisting omtrent de juistheid van een vermelding in het Belgisch Staatsblad mag het exemplaar dat in bewaring wordt gegeven bij de Minister van Justitie als bewaarder van 's Lands zegel in geen geval worden onttrokken aan die bewaring. Ingeval op verzoek van een rechtscollege een deel van het Belgisch Staatsblad moet worden overgelegd, wordt een door de Minister van Justitie voor eensluidend verklaard afschrift van de relevante passage(s) afgegeven.'
Art. 5.Artikel 475 van dezelfde wet, vernietigd bij arrest nr. 106/2004 van het Arbitragehof van 16 juni 2004, wordt vervangen als volgt : '
Art. 475.Elke andere terbeschikkingstelling van het publiek gebeurt via de internetsite van het Bestuur van het Belgisch Staatsblad .
De op deze internetsite ter beschikking gestelde publicaties zijn de exacte reproducties in elektronisch formaat van de in artikel 474 vermelde exemplaren op papier.'
Art. 6.In dezelfde wet wordt een artikel 475bis ingevoegd, luidende : '
Art. 475bis.Iedere burger kan bij de diensten van het Belgisch Staatsblad , door middel van een gratis telefonische hulpdienst, een afschrift van de in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte akten en documenten verkrijgen tegen kostprijs. Deze dienst is eveneens belast met het leveren van een hulpdienst aan de burgers bij het zoeken naar documenten.'
Art. 7.In dezelfde wet wordt een artikel 475ter ingevoegd, luidende : '
Art. 475ter.Bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad worden andere begeleidende maatregelen genomen met het oog op een zo ruim mogelijke verspreiding van en toegang tot de in het Belgisch Staatsblad opgenomen informatie.'
Art. 8.Dit hoofdstuk treedt in werking op 31 juli 2005 ».
B.2. In een enig middel voeren de verzoekende partijen aan dat de voormelde bepalingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden, in zoverre zij een discriminatie in het leven zouden roepen tussen, enerzijds, rijke en ingewijde burgers, en, anderzijds, minder rijke en minder ingewijde burgers, door de raadpleging van het Belgisch Staatsblad moeizamer te laten verlopen en duurder te maken, vermits daarvoor degelijk informaticamateriaal en een degelijke printer noodzakelijk zouden zijn.
De bestreden bepalingen zouden eveneens de gelijkheid onder de ambtenaren tijdens de uitoefening van hun ambt verbreken, daar slechts enkelen toegang zouden hebben tot een internetverbinding en de anderen niet.
De verzoekende partijen voeren voorts aan dat afbreuk zou zijn gedaan aan het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie wat de toegang tot de informatie zelf betreft, in zoverre de internetsite van het Belgisch Staatsblad de inhoudstafel van de dag voorstelt en de gebruiker ertoe verplicht op elke tekst te klikken om daarvan kennis te nemen.
B.3. De artikelen 472 tot 478 van de programmawet (I) van 24 december 2002 regelden de elektronische bekendmaking van het Belgisch Staatsblad . Die bepalingen strekten ertoe, enerzijds, de papieren uitgave af te schaffen, met uitzondering van drie exemplaren gedeponeerd of in bewaring gegeven bij de Koninklijke Bibliotheek van België, bij het Ministerie van Justitie en bij het Bestuur van het Belgisch Staatsblad , en, anderzijds, de papieren uitgave te vervangen door de terbeschikkingstelling aan het publiek via de internetsite van het Bestuur van het Belgisch Staatsblad .
B.4. Bij zijn arrest nr. 106/2004 van 16 juni 2004 heeft het Hof de artikelen 474 en 475 van die wet vernietigd, op grond van de overweging dat, ofschoon de vervanging van de op papier gedrukte uitgave van het Belgisch Staatsblad door een elektronische versie verband hield met de door de wetgever nagestreefde doelstelling en ze paste in de evolutie van de samenleving, die maatregel, doordat hij niet gepaard ging met voldoende begeleidende maatregelen die een gelijke toegang tot de officiële teksten waarborgen, onevenredige gevolgen had ten nadele van bepaalde categorieën van personen en derhalve niet bestaanbaar was met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
B.5. De bestreden bepalingen beogen gevolg te geven aan het voormelde arrest. Volgens de memorie van toelichting van de wet van 20 juli 2005 strekken zij ertoe « de rechtszekerheid te waarborgen door de wettelijke grondslag van het elektronische Staatsblad te bevestigen », en omvatten zij « een aantal corrigerende maatregelen, waarmee tegemoet wordt gekomen aan de kritiek van het Arbitragehof » (Parl.
St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1845/001, p. 11).
B.6. Het bestreden artikel 5 van de wet van 20 juli 2005 handhaaft de terbeschikkingstelling aan het publiek van het Belgisch Staatsblad via de internetsite van het Bestuur van het Belgisch Staatsblad . Die bepaling wordt evenwel aangevuld met een artikel 6 dat een gratis telefonische hulpdienst opricht. Daarnaast wordt in artikel 7 de Koning opgedragen « andere begeleidende maatregelen » te nemen « met het oog op een zo ruim mogelijke verspreiding van en toegang tot de in het Belgisch Staatsblad opgenomen informatie ».
B.7.1. Artikel 6 van het voorontwerp van wet bepaalde : « In [de wet van 24 december 2002] wordt een artikel 475bis ingevoegd, luidende : 'Art. 475bis - Iedere burger kan bij de diensten van het Belgisch Staatsblad , door middel van een gratis telefonische hulpdienst, een afschrift van de in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte akten en documenten verkrijgen tegen de kostprijs' » (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1845/001, p. 104).
B.7.2. De afdeling wetgeving van de Raad van State heeft omtrent die bepaling opgemerkt dat zulk een maatregel op zich niet voldoende is om een gelijke toegang te verzekeren tot de officiële teksten die in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1845/001, p. 184).
De Raad van State vervolgde : « De stellers van het voorontwerp zijn zich ongetwijfeld bewust van dit probleem en hebben in de memorie van toelichting dan ook het volgende gesteld met betrekking tot de dienst waarin voorzien wordt door het ontworpen artikel 475bis : 'Bovendien zal deze dienst ook hulp kunnen bieden aan de burger om een bepaald document op te zoeken. Dit is op zich al reeds een begeleidende maatregel'.
Op te merken valt echter dat in het ontworpen dispositief niet wordt ingehaakt op het aanbieden van zulk een hulp bij het zoeken naar een welbepaald document, welke hulp in de memorie van toelichting overigens wordt voorgesteld als een loutere mogelijkheid waarover de diensten van het Belgisch Staatsblad kunnen oordelen, en niet als een verplichting.
Zoals het ontworpen artikel 475bis thans geredigeerd is, kan het niet geacht worden te voorzien in een van de begeleidende maatregelen die voorgeschreven worden door het Arbitragehof » (ibid., p. 185).
B.7.3. Teneinde rekening te houden met die opmerking van de Raad van State, werd in het ontwerp van wet aan artikel 6 toegevoegd dat de diensten van het Belgisch Staatsblad tevens, door middel van een gratis telefonische hulpdienst, bijstand dienen te leveren aan de burgers bij het zoeken naar documenten (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1845/001, p. 12).
B.8.1. Met betrekking tot artikel 7 van het voorontwerp van wet heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State onder meer het volgende opgemerkt : « In de memorie van toelichting wordt de machtiging die aan de Koning wordt verleend door het ontworpen artikel 475ter, gerechtvaardigd door te stellen ' dat dergelijke maatregelen (...) moeten (kunnen) worden gewijzigd naar gelang van de technologische ontwikkeling en van de mogelijkheden aangeboden door particuliere of openbare ondernemingen, evenals door middel van bepaalde openbare diensten '. Hoewel deze rechtvaardiging van de beoogde machtiging op het eerste gezicht kan worden aanvaard, wordt de aandacht evenwel gevestigd op het feit dat het de wetgever zelf toekomt om - al was het maar door enkel te voorzien in het beginsel ervan - aan andere overheden of personen dan de Staat zelf verplichtingen op te leggen » (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1845/001, p. 185).
B.8.2. In de memorie van toelichting bij artikel 7 van het ontwerp van wet werd op deze opmerking van de Raad van State als volgt geantwoord : « Niettemin [is] niet voorzien om verplichtingen op te leggen aan overheden of personen, andere dan de Staat zelf, om deze doelstelling te realiseren. De genomen maatregelen zullen door de Staat zelf uitgevoerd worden of in het kader van contracten of overeenkomsten die zullen worden afgesloten met publieke of private actoren » (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1845/001, p. 12).
B.9. De wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen heeft de verplichting opgelegd om de teksten van de federale overheid in het Belgisch Staatsblad bekend te maken.
Voor de decreten van de gemeenschappen en de gewesten geldt dezelfde verplichting krachtens de artikelen 22 en 54 tot 56 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en de artikelen 46 tot 48 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap. De artikelen 8, 32, 33, 69 en 73 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevatten analoge bepalingen voor de ordonnanties van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, en ook de decreten houdende overdracht van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie organiseren die bekendmaking voor de decreten die uitgaan van de Franse Gemeenschapscommissie.
Andere bepalingen van de voormelde wetten handelen over de bekendmaking van de administratieve akten van die verschillende overheden.
B.10. Volgens al die teksten zijn de wetgevende akten, alsook de administratieve akten die belang hebben « voor de meerderheid van de burgers » (artikel 56, § 1, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 18 juli 1966, en artikel 84 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen), verbindend de tiende dag na die van hun bekendmaking, tenzij zij een andere termijn bepalen.
Het aan de bekendmaking verbonden gevolg veronderstelt dat de wijze van bekendmaking waarvoor de wetgever opteert, zonder discriminatie de toegankelijkheid van de officiële teksten waarborgt, zodat alle adressaten van die teksten in staat zijn kennis te nemen van de hun bij die teksten opgelegde verplichtingen en toegekende rechten.
B.11. Het Hof dient bijgevolg na te gaan of de bestreden bepalingen de toegankelijkheid van de officiële teksten zonder discriminatie waarborgen aan de personen voor wie ze bestemd zijn, en inzonderheid of de wetgever, overeenkomstig zijn in B.5 vermelde doelstelling, de nodige begeleidende maatregelen heeft genomen door voor een bepaalde categorie van personen te voorzien in een andere, aan hun situatie aangepaste wijze van toegang tot de teksten die voor hen rechtsgevolgen hebben.
B.12.1. Te dien aanzien bepaalt het bestreden artikel 6 dat de diensten van het Belgisch Staatsblad , door middel van een gratis telefonische hulpdienst, enerzijds, tegen kostprijs iedere burger op zijn verzoek een afschrift van de in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte akten en documenten dienen te bezorgen, en, anderzijds, de burgers bijstand dienen te verlenen bij het zoeken naar documenten.
B.12.2. In de parlementaire voorbereiding van de programmawet (I) van 24 december 2002 werd reeds gewag gemaakt van de mogelijkheid voor personen die geen informaticamaterieel ter beschikking hebben, om zich door de diensten van het Belgisch Staatsblad , binnen 24 uur volgend op hun verzoek, een gewaarmerkte kopie van de akte die of het document dat zij wensen te verkrijgen, te laten overleggen (Parl. St., Senaat, 2002-2003, nr. 2-1390/5, p. 10). In zijn arrest nr. 106/2004 van 16 juni 2004 heeft het Hof hieromtrent het volgende gesteld : « B.18. Deze laatste maatregel, waarbij het mogelijk is een kopie van een akte of een document uit het Belgisch Staatsblad te verkrijgen, is niet van dien aard dat daardoor de negatieve gevolgen van de bestreden bepalingen worden verholpen. Aangezien personen die geen informaticamaterieel ter beschikking hebben het Belgisch Staatsblad zelf niet kunnen raadplegen, zal het voor diegene die een tekst zoekt immers uiterst moeilijk zijn om het exemplaar waarin de desbetreffende tekst is bekendgemaakt te identificeren.
Die maatregel voert aldus een verschil in behandeling in tussen diegene die, aangezien hij toegang heeft tot informaticamaterieel, op eenvoudige wijze alle nummers kan raadplegen van het Belgisch Staatsblad die zijn uitgegeven sinds de inwerkingtreding van de aangevochten bepalingen en daaronder de tekst kan vinden die hem interesseert, en diegene die, aangezien hij geen toegang heeft tot de informatica, het nummer waarin die tekst is bekendgemaakt niet kan identificeren ».
B.12.3. Het bestreden artikel 6 strekt er echter niet alleen toe « de ' help desk ' van het Belgisch Staatsblad tot een instelling [te] verheffen » en « te bepalen dat het oproepnummer ervan gratis is » (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1845/018, p. 4), maar legt de gratis telefonische hulpdienst tevens de taak op om de burgers bijstand te verlenen bij het zoeken naar documenten.
Uit de toevoeging van die tweede opdracht, waarvan de totstandkoming in B.7 is beschreven, blijkt dat de taak van de door de diensten van het Belgisch Staatsblad verstrekte gratis telefonische hulpdienst niet is beperkt tot het leveren van een afschrift van een door de burger geïdentificeerde akte of document. Diezelfde dienst dient de burger ook actief bij te staan om een door hem gezochte akte of document te vinden. Die hulpdienst maakt het bijgevolg mogelijk dat personen die geen informaticamaterieel ter beschikking hebben en die het Belgisch Staatsblad zelf niet kunnen raadplegen, een tekst kunnen verkrijgen zonder zelf het exemplaar te moeten identificeren waarin de desbetreffende tekst is bekendgemaakt, zodat aan het voormelde verschil in behandeling een einde wordt gemaakt.
Bovendien blijkt uit het voorgaande dat aan een vraag om informatie van de burgers binnen een korte termijn gevolg dient te worden gegeven.
B.13.1. Ten slotte dient de Koning, overeenkomstig het bestreden artikel 7, « andere begeleidende maatregelen » te nemen « met het oog op een zo ruim mogelijke verspreiding van en toegang tot de in het Belgisch Staatsblad opgenomen informatie ».
B.13.2. Zoals de afdeling wetgeving van de Raad van State heeft opgemerkt (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1845/001, p. 185), vloeit uit de precisering dat het om « andere » begeleidende maatregelen gaat, voort dat hiermee andere maatregelen worden bedoeld dan de mogelijkheid voor iedere burger om bij de diensten van het Belgisch Staatsblad een afschrift te verkrijgen van de in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte akten en documenten en om aan die diensten bijstand te vragen bij het zoeken naar documenten.
B.13.3. In de parlementaire voorbereiding werd hieromtrent het volgende verklaard : « De bedoeling van de begeleidende maatregelen bestaat erin om burgers gratis of tegen een zo lage mogelijke kostprijs een zo ruim mogelijke toegang te bieden tot de informatie in het Belgisch Staatsblad , door toe te zien op een optimale spreiding over het grondgebied.
Zo kan worden gedacht aan de terbeschikkingstelling van de samenvattingen van het Belgisch Staatsblad in voor het publiek toegankelijke plaatsen of op verzoek. Op grond van die samenvattingen kan de burger dan naar keuze de internetsite van het Belgisch Staatsblad raadplegen of er zich rechtstreeks tot wenden om een exemplaar van het gezochte document te verkrijgen. Dat is slechts één van de mogelijke maatregelen. In de toekomst kunnen ongetwijfeld nieuwe middelen om te zorgen voor een zo ruim mogelijke verspreiding van de informatie van het Belgisch Staatsblad worden ontwikkeld » (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1845/001, p. 12).
B.14.1. Uit wat voorafgaat, in het bijzonder wat in B.12.3 is vermeld, vloeit voort dat de maatregelen die het voorwerp uitmaken van de artikelen 6 en 7 van de wet van 20 juli 2005 van dien aard zijn dat zij vermijden dat de burgers het slachtoffer zouden zijn van een discriminatie bij de toegang tot de in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte officiële teksten. Bijgevolg schenden de bestreden bepalingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
B.14.2. Het enige middel is niet gegrond.
Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.
Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 17 januari 2007.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, M. Melchior.