Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 oktober 2004
gepubliceerd op 20 oktober 2004

Koninklijk besluit houdende sommige maatregelen voor de reorganisatie van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2004014211
pub.
20/10/2004
prom.
18/10/2004
ELI
eli/besluit/2004/10/18/2004014211/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 OKTOBER 2004. - Koninklijk besluit houdende sommige maatregelen voor de reorganisatie van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, kadert in de globale hervorming van de juridische structuren van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (de « N.M.B.S. »), waarvan de beginselen zijn bepaald in de artikelen 450 tot 465 van de programmawet van 22 december 2003 en de artikelen 53 tot 60 van de programmawet van 9 juli 2004. Deze hervorming beoogt voornamelijk de omzetting in Belgiè van sommige bepalingen van richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, zoals gewijzigd door richtlijn 2001/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001, en van richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering.

Om deze hervorming uit te voeren, werden reeds twee besluiten genomen op grond van de programmawet van 22 december 2003. Het eerste besluit van 14 juni 2004, tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur, beoogt de oprichting van twee juridische entiteiten bestemd, enerzijds, voor de verwerving van de eigendom van de bestaande spoorweginfrastructuur en, anderzijds, voor het beheer van de spoorweginfrastructuur. Het betreft respectievelijk het Fonds voor Spoorweginfrastructuur, instelling van openbaar nut van categorie B, beheerst door de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, en Infrabel, naamloze vennootschap van publiek recht, beheerst door de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

Het tweede besluit, genomen op 11 juni 2004, betreft het reglementaire luik van de hervorming en wijzigt het besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur.

Voorliggend besluit betreft een derde luik en vindt zijn oorsprong hoofdzakelijk in de artikelen 53 en 59 van de programmawet van 9 juli 2004. De N.M.B.S. heeft de wens uitgedrukt om een 100 % dochtervennootschap te creèren, met als hoofddoel het vervoer per spoor van reizigers en goederen. Artikel 53, 1°, van de programmawet van 9 juli 2004 laat Uwe Majesteit toe alle bepalingen aan te nemen die noodzakelijk zijn voor de indeling van deze dochtervennootschap, voorlopig « Nieuwe N.M.B.S. » genoemd, bij de autonome overheidsbedrijven en voor de omzetting van deze vennootschap in naamloze vennootschap van publiek recht. De N.M.B.S. zal haar bedrijfstak spoorvervoer in deze vennootschap inbrengen per 1 januari 2005. Deze zal de opdrachten van openbare dienst van de N.M.B.S. op het gebied van het spoorvervoer overnemen. Artikel 53, 2°, 3° en 5°, van de programmawet van 9 juli 2004 voorziet in de nodige machtigingen voor de regeling van deze aspecten van de reorganisatie.

De N.M.B.S. zal alsdan een holdingvennootschap worden die haar deelnemingen in haar dochtervennootschap transport en in Infrabel, de infrastructuurbeheerder, aanhoudt en beheert. Zij zal het nodige personeel ter beschikking stellen van deze vennootschappen en zal andere coördinatie- en ondersteuningsactiviteiten uitoefenen ten behoeve van de groep (financieel en thesauriebeheer, gemeenschappelijke aankopen, enz.). Zij zal bovendien bepaalde operationele activiteiten hebben, inzonderheid op het gebied van veiligheid en bewaking. Artikel 53, 6°, van de programmawet van 9 juli 2004 laat Uwe Majesteit toe om de opdrachten van openbare dienst van de N.M.B.S., de bepalingen met betrekking tot de financiering ervan en de samenstelling en de werking van de organen van de N.M.B.S. aan te passen ingevolge de reorganisatie van de groep.

Na deze verrichtingen zal de naam van de N.M.B.S. veranderen in « N.M.B.S. Holding » en zal Nieuwe N.M.B.S. de naam « Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen », afgekort « N.M.B.S. », dragen. Voorliggend ontwerp van besluit strekt er eveneens toe om in diverse geldende wettelijke bepalingen de termen « Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » of « N.M.B.S. » te vervangen door de benaming van de entiteit of entiteiten die de beoogde activiteiten overnemen in het kader van de reorganisatie van de groep.

In haar advies 37.599/2/V van 25 augustus 2004 op dit ontwerp van besluit uit de afdeling wetgeving van de Raad van State kritiek op de complexiteit van de werkwijze die erin bestaat een voorlopige benaming te geven aan de dochtervennootschap transport en vervolgens de benamingen van moeder- en dochtervennootschap te verwisselen. De Raad van State geeft de voorkeur aan het behoud van de benaming « Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » voor de toekomstige moedervennootschap. Hij is eveneens van oordeel dat er geen voldoende wettelijke grondslag bestaat voor de vervanging van de benamingen in de diverse wettelijke bepalingen.

De Regering stelt voor om op dit punt het advies van de Raad van State niet te volgen. De keuze van de respectieve benamingen van de moedervennootschap en haar dochtervennootschap transport is in wezen een commercièle kwestie en vanuit deze invalshoek is de keuze van de benaming van de moedervennootschap, die nauwelijks contact zal hebben met gebruikers, ondergeschikt aan de keuze van benaming van de dochtervennootschap transport. Op dit ogenblik verkiest de N.M.B.S. dat de dochtervennootschap transport de benaming « Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » overneemt om redenen van continuïteit van de merknaam in de ogen van de gebruikers. De Regering heeft de N.M.B.S. uitgenodigd om de mogelijkheid van een nieuwe benaming te onderzoeken maar dit vergt een marktstudie.

De Regering is overigens van oordeel dat er een voldoende wettelijke grondslag bestaat voor de vervanging van de benamingen in de verschillende wettelijke bepalingen die de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen vermelden. Artikel 53, 7°, van de programmawet van 9 juli 2004 beoogt specifiek de vervanging van de benaming van de moedervennootschap door deze van de dochtervennootschap. Deze bepaling, in samenlezing met artikel 53, 6°, laat impliciet de vervanging door de nieuwe benaming van de moedervennootschap toe ingeval haar oorspronkelijke benaming wordt overgenomen door de dochtervennootschap. Wanneer wetteksten op dit punt worden aangepast, is het vanuit het gezichtspunt van de rechtszekerheid moeilijk denkbaar om in dezelfde teksten niet tevens de eventuele vervanging van de N.M.B.S. door Infrabel ingevolge artikel 453, § 5, van de programmawet van 22 december 2003 weer te geven. De occasionele vermelding van het Fonds voor spoorweginfrastructuur vindt steun in artikel 454, § 2, laatste lid, jo. artikel 465 van dezelfde programmawet.

In voornoemd advies van 25 augustus 2004 stelt de Raad van State vragen bij de wettelijke grondslag van sommige andere bepalingen van voorliggend ontwerp van besluit. Conform dit advies heeft de Regering de volgende bepalingen van het oorspronkelijk ontwerp geschrapt : (i) artikel 9, dat ertoe strekte om artikel 161, 1°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten te wijzigen, (ii) artikel 37, strekkende tot wijziging van artikel 4 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, en (iii) artikel 39, § 2, dat ertoe strekte om het nieuwe artikel 199, § 1, 7°, van voornoemde wet van 21 maart 1991 op te heffen. Deze laatste bepaling zal worden hernomen in het ontwerp van wet tot bekrachtiging van dit besluit, dat de Regering zich voorneemt om binnen de kortste termijnen in te dienen. Daarentegen is de Regering van mening dat artikel 28, §§ 16, 2°, en 18, 3°, van het oorspronkelijk ontwerp (thans artikel 27, §§ 19, 2°, en 21, 3°) een wettelijke grondslag vinden in artikel 53, 6°, van de programmawet van 9 juli 2004, en dat de artikelen 31 en 36 van het oorspronkelijk ontwerp (thans de artikelen 30 en 35) steun vinden in artikel 455, § 2, van de programmawet van 22 december 2003.

Artikelsgewijze commentaar Hoofdstuk I van dit ontwerp van besluit regelt de organisatie en het juridisch statuut van Nieuwe N.M.B.S..

De artikelen 1 tot 3 stellen de procedure vast volgens welke Nieuwe N.M.B.S., die vooraf door de N.M.B.S. zal zijn opgericht met toepassing van artikel 13 van voornoemde wet van 21 maart 1991, wordt ingedeeld bij de autonome overheidsbedrijven en omgevormd in naamloze vennootschap van publiek recht beheerst door dezelfde wet.

Aangezien Nieuwe N.M.B.S. op het ogenblik van haar indeling niet door een beheerscontract met de Staat zal gebonden zijn, wordt bepaald dat een koninklijk besluit de voorlopige regels zal vaststellen die als beheerscontract gelden tot de inwerkingtreding van een beheerscontract gesloten overeenkomstig artikel 4 van de wet van 21 maart 1991.

Artikel 4 regelt de inbreng door de N.M.B.S. van haar bedrijfstak spoorvervoer in Nieuwe N.M.B.S. in ruil voor aandelen van deze laatste. Deze inbreng is onderworpen aan bepaalde specifieke regels die worden bepaald in het belang van de rechtszekerheid. Deze regels zijn analoog aan deze bepaald voor de inbreng door de N.M.B.S. in het kapitaal van Infrabel (artikel 3 van voornoemd koninklijk besluit van 14 juni 2004) en betreffen inzonderheid de vaststelling van lijsten van de betrokken activa en passiva die moeten worden neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel van Brussel. Deze lijsten kunnen activa en passiva in categorieèn groeperen voor zover deze activa en passiva voldoende identificeerbaar blijven. Zoals de inbreng in Infrabel en de overdracht aan het Fonds voor Spoorweginfrastructuur, zal de inbreng in Nieuwe N.M.B.S. worden gerealiseerd met ingang van 1 januari 2005 en onder het stelsel van de fiscale neutraliteit. Tevens wordt bepaald dat de vergunning van spoorwegonderneming en het veiligheidsattest van de N.M.B.S. alsmede de aan de N.M.B.S. toegewezen treinpaden per 1 januari 2005 naar Nieuwe N.M.B.S. overgaan.

In voornoemd advies van 25 augustus 2004 vraagt de Raad van State zich af welke de draagwijdte is van artikel 4, § 2, tweede lid, van voorliggend ontwerp. Deze bepaling heeft hoofdzakelijk financieringscontracten op het oog die worden beheerst door buitenlands recht. Er is aangenomen dat de overdracht van contractuele rechten en verplichtingen binnen het kader van een bij wet georganiseerde herstructurering wordt geregeld door de lex societatis, dus, in dit geval, door het Belgisch recht. Het is evenwel niet uitgesloten dat het internationaal privaatrecht in bepaalde jurisdicties veeleer voorrang geeft aan de lex contractus et dat derhalve in sommige gevallen twijfel kan bestaan omtrent de precieze juridische gevolgen van de overdracht die door voorliggend besluit wordt geregeld. In dit geval kunnen alternatieve technieken met evenwaardig resultaat worden overwogen.

In zijn advies 37.696/4 van 6 oktober 2004 op dit ontwerp van besluit, merkt de Raad van State op dat de artikelen 4, § 3, derde lid, en 37, § 1, 2°, en § 9, 2°, moeten worden gewijzigd teneinde ook de andere akten op te nemen waarvoor artikel 1 van de hypotheekwet de formaliteit van overschrijving oplegt. De betreffende artikels voorzien echter dat, met het oog op de formaliteit van overschrijving, de lijst van de over te dragen activa geldt als akte tot overdracht of vestiging van de onroerende zakelijke rechten die in die activa zouden zijn begrepen. Deze lijst zal geen akte tot aanwijzing (inzonderheid verdeling) van onroerende zakelijke rechten behelzen, noch akte van afstand van dergelijke rechten en evenmin huurcontracten voor langer dan negen jaren of met kwijting van ten minste drie jaren huur.

Artikel 5 voegt een nieuwe titel IX in de wet van 21 maart 1991 in, bestaande uit de artikelen 216 tot 233. De voornaamste bepalingen zijn de volgende : (i) Artikel 217 bepaalt het maatschappelijk doel van Nieuwe N.M.B.S..

Dit beoogt de activiteiten te omvatten die thans worden uitgevoerd door de transportafdelingen van de N.M.B.S.. In voornoemd advies van 25 augustus 2004 oordeelt de Raad van State dat de logistieke diensten die verband houden met het goederenvervoer, het bestaand maatschappelijk doel van de N.M.B.S. en derhalve de machtiging ingevolge artikel 53, 1°, van de programmawet van 9 juli 2004 overschrijden. Nochtans laat het bestaand maatschappelijk doel van de N.M.B.S., zoals bepaald door artikel 1bis van de wet van 23 juli 1926, de N.M.B.S. toe om « alle commercièle, industrièle of financièle handelingen [te] verrichten die, rechtstreeks of onrechtstreeks, geheel of ten dele, in verband staan met haar doel, dan wel de verwezenlijking of de uitbreiding van dat doel kunnen vergemakkelijken of bevorderen ». Deze bepaling is steeds ruim geïnterpreteerd als omvattende, onder andere, de organisatie van elk vervoer langs de weg om goederen gemakkelijker ter bestemming te brengen (Parl. St., Senaat, 1959-1960, nr. 60, p. 2). Logistieke dienstverlening vormt een aanvullende activiteit t.a.v. goederentransport. (ii) Artikel 218 bepaalt de opdrachten van openbare dienst van Nieuwe N.M.B.S.. Deze zijn in wezen identiek aan die van de N.M.B.S. inzake het binnenlands vervoer van reizigers (artikel 156, 1°, van de wet van 21 maart 1991), het grensoverschrijdende vervoer (artikel 156, 4°) en de prestaties voor de behoeften van de Natie (artikel 156, 3°). Er wordt bepaald dat de eerste opdracht de binnenlandse bedieningspunten door hogesnelheidstreinen omvat. De formulering van de tweede opdracht wordt eveneens verduidelijkt. (iii) Artikel 219 betreft het ondernemingsplan dat Nieuwe N.M.B.S. moet opstellen met toepassing van artikel 26 van voornoemde wet van 21 maart 1991. Dit plan moet inzonderheid de voorziene investeringen in rollend materieel aangeven teneinde een goede kwaliteit inzake spoorvervoer voor de gebruikers te handhaven. Het ondernemingsplan moet eveneens de gepaste investeringen in de onthaalzones voor reizigers in de stations bepalen. Het spreekt voor zich dat, zoals in elke groep van vennootschappen, Nieuwe N.M.B.S. haar ondernemingsplan zal opmaken in overleg met N.M.B.S. Holding. (iv) Artikel 221 bepaalt dat Nieuwe N.M.B.S. in haar interne boekhouding afzonderlijke rekeningen zal houden voor haar activiteiten van goederenvervoer per spoor. Bovendien is Nieuwe N.M.B.S. in haar hoedanigheid van autonoom overheidsbedrijf onderworpen aan artikel 27, § 1, van voornoemde wet van 21 maart 1991. Dit impliceert dat zij een analytische boekhouding zal moeten voeren waarin de activiteiten die verband houden met de taken van openbare dienst, worden onderscheiden van haar andere activiteiten. (v) De artikelen 222 tot 230 stellen de beginselen vast van het systeem van corporate governance van Nieuwe N.M.B.S.. Dit is afgestemd, mutatis mutandis, op het huidige model van vennootschapsbestuur van de N.M.B.S. en Infrabel. Op een aantal punten is een grotere flexibiliteit ingebouwd, in acht genomen dat Nieuwe N.M.B.S. werkzaam is in een activiteitensector die progressief zal worden opengesteld voor de concurrentie. (vi) Artikel 231 richt op het niveau van Nieuwe N.M.B.S. het orièntatiecomité op dat thans in de schoot van de N.M.B.S. bestaat.

Ter herinnering, het betreft een raadgevend comité dat bestaat uit vertegenwoordigers van de gewestelijke vervoermaatschappijen, en dat adviezen verstrekt in verband met vraagstukken die de samenwerking met deze regionale maatschappijen aanbelangen. In navolging van een suggestie gedaan door de Raad van State in zijn advies van 25 augustus 2004 heeft de Regering artikel 231 gewijzigd teneinde te bepalen dat de vertegenwoordigers van de gewestelijke vervoermaatschappijen zullen worden benoemd volgens de nadere regels bepaald in een samenwerkingsakkoord met de Gewesten. (vii) Artikel 232 bepaalt dat de N.M.B.S. het nodige personeel ter beschikking zal stellen van Nieuwe N.M.B.S.. Deze bepalingen zijn identiek aan deze vastgesteld voor Infrabel door artikel 214 van de wet van 21 maart 1991, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004. Zoals in het geval van het personeel ter beschikking gesteld van Infrabel, blijft het personeelsstatuut van de N.M.B.S. van toepassing op het ter beschikking gestelde personeel tijdens de volledige periode van de terbeschikkingstelling. Artikel 232 waarborgt aldus de uniciteit van het personeelsstatuut van de N.M.B.S., ongeacht of het personeel tewerkgesteld blijft bij de N.M.B.S. of ter beschikking wordt gesteld van Nieuwe N.M.B.S. of Infrabel. Daarentegen zal het personeel dat ter beschikking wordt gesteld van Nieuwe N.M.B.S., onder haar leiding, gezag en toezicht werken. De beslissingen inzake carrière zullen moeten steunen op evaluaties van het directiecomité van Nieuwe N.M.B.S..

De voorwaarden en nadere regels van de terbeschikkingstelling van het personeel zullen worden geregeld in een overeenkomst tussen de N.M.B.S. en Nieuwe N.M.B.S.. Deze overeenkomst moet door de Nationale Paritaire Commissie worden goedgekeurd met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen. Het voorgestelde artikel 232 verzekert op die manier dat het juridisch instrument dat het geheel van de regels bepaalt die gestalte geven aan de terbeschikkingstelling van het personeel, het voorafgaand akkoord van de Nationale Paritaire Commissie bekomt, overeenkomstig de voorwaarde gesteld door artikel 53, 4°, van de programmawet van 9 juli 2004. (viii) Artikel 233 beoogt de uniciteit van de sociale dialoog voor het ter beschikking gestelde personeel te vrijwaren door te bepalen dat de Nationale Paritaire Commissie ingericht bij de N.M.B.S. de bevoegdheden zal uitoefenen die normaliter zouden toekomen aan een eigen paritair comité van de onderneming. De samenstelling van de Nationale Paritaire Commissie zal als gevolg hiervan worden aangepast vanaf 1 januari 2005 (nieuw artikel 13bis van de wet van 23 juli 1926, ingevoegd bij voornoemd koninklijk besluit van 14 juni 2004).

Artikel 6 bepaalt de nieuwe naam van de N.M.B.S. en van Nieuwe N.M.B.S. na de verrichtingen geregeld door dit ontwerp van besluit. Zo zal de N.M.B.S. vanaf 1 januari 2005 de naam « N.M.B.S. Holding » aannemen, terwijl Nieuwe N.M.B.S. de naam « Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen », afgekort « N.M.B.S. », zal overnemen. Deze keuze van benaming van Nieuwe N.M.B.S. is de werkhypothese die in dit stadium wordt weerhouden in het kader van de reorganisatie van de juridische structuren van de N.M.B.S.. Zoals eerder aangegeven heeft de Regering de N.M.B.S. uitgenodigd om de mogelijkheid van een andere benaming voor de dochtervennootschap transport te onderzoeken; dit vereist een marktstudie.

Hoofdstuk II van voorliggend ontwerp van besluit past sommige wettelijke bepalingen aan met betrekking tot het statuut van de N.M.B.S. die vanaf 1 januari 2005 N.M.B.S. Holding zal worden, en bevat andere wijzigingsbepalingen met het oog op de voltooiing van de reorganisatie van de N.M.B.S.-groep.

De artikelen 8 en 27 in het bijzonder beogen de bepalingen met betrekking tot het maatschappelijk doel, de opdrachten van openbare dienst en de organisatie van de N.M.B.S. te wijzigen teneinde gestalte te geven aan haar nieuwe rol van holdingmaatschappij vanaf 1 januari 2005 : (i) Luidens artikel 8, § 2, van dit ontwerp, zal het maatschappelijk doel van de N.M.B.S. niet beperkt zijn tot het aanhouden en beheren van haar deelnemingen en tot de coördinatie- en ondersteuningsactiviteiten ten behoeve van de vennootschappen van de groep, maar eveneens activiteiten inzake veiligheid en bewaking omvatten alsook de valorisering van het patrimonium van de N.M.B.S., inzonderheid de stations en de telecommunicatie-infrastructuur aangelegd boven de sporen. (ii) Artikel 27, § 9, herdefinieert de opdrachten van openbare dienst van de N.M.B.S., eens zij N.M.B.S. Holding is geworden. Het betreft vooreerst het houden en het beheren van haar deelnemingen in Nieuwe N.M.B.S. en in Infrabel. Tot de opdrachten van openbare dienst van N.M.B.S. Holding zullen eveneens behoren : de veiligheid en de bewaking op het gebied van de spoorwegen, het verwerven, de bouw, het onderhoud en het beheer van de stations en hun aanhorigheden, en de instandhouding van het historisch patrimonium van de spoorwegen. Het instellen van deze taken als opdrachten van openbare dienst zal niet noodzakelijk specifieke dotaties ten voordele van N.M.B.S. Holding tot gevolg hebben. (iii) Wat artikel 27, § 10, betreft, merkt de Raad van State in voornoemd advies van 25 augustus 2004 op dat het voorgesteld artikel 157 van de wet van 21 maart 1991 een verschillende draagwijdte heeft dan het bestaande artikel 157 en dat de Regering dit dient toe te lichten. De Regering is inderdaad van oordeel dat het geen nut heeft om in een bepaling van intern recht te verwijzen naar bepalingen van Gemeenschapsrecht die hoe dan ook van toepassing zijn. Het is daarentegen wel nuttig om te preciseren dat de « normalisatie » toelagen verder onderdeel blijven uitmaken van het beheerscontract van N.M.B.S. Holding.

Artikel 37 beoogt enkele technische wijzigingen aan te brengen aan het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur : (i) Overeenkomstig artikel 57 van de programmawet van 9 juli 2004, wordt artikel 199, § 1, van de wet van 21 maart 1991 in die zin gewijzigd dat Infrabel eveneens de verwerving, de bouw en de vernieuwing van de spoorweginfrastructuur tot doel heeft.Dit impliceert dat het Fonds voor spoorweginfrastructuur een « gesloten » fonds wordt, dat beperkt is tot het aanhouden en de herfinanciering van de bestaande spoorweginfrastructuur, en dat de bouw en de financiering van alle nieuwe spoorweginfrastructuur door Infrabel zullen worden verzekerd. (ii) Artikel 37 voegt in artikel 14, § 3, van het koninklijk besluit van 14 juni 2004 een soortgelijke clausule in als degene bepaald voor Infrabel in artikel 3, § 3, tweede lid, van hetzelfde besluit en voor Nieuwe N.M.B.S. in artikel 4, § 2, tweede lid, van dit ontwerp van besluit. (iii) Artikel 37 vult eveneens de continuïteitsclausule aan bepaald in artikel 16 van het koninklijk besluit van 14 juni 2004 door te bevestigen, in het belang van de rechtszekerheid, dat de Staatswaarborgen en fiscale voordelen (inzonderheid de vrijstelling van de roerende voorheffing) toegekend aan de leningen of swaps aangegaan door de N.M.B.S. of HST-Fin behouden blijven niettegenstaande de overdracht van deze schulden in het kader van de reorganisatie van de N.M.B.S.. Analoge clausules worden opgenomen in artikel 39 van dit ontwerp van besluit voor de reorganisatieverrichtingen die door dit besluit worden geregeld.

In antwoord op een vraag van de Raad van State in zijn advies van 25 augustus 2004 kan worden opgemerkt dat, volgens het tijdsschema van de reorganisatie, artikel 37, §§ 3 tot 6, van voorliggend ontwerp van besluit in werking zal treden vóór de inwerkingtreding van artikel 5 van voornoemd koninklijk besluit van 14 juni 2004.

Ten slotte beogen de artikelen 7, 9 tot 26 en 28 tot 38 de vervanging, in de verschillende geldende wettelijke bepalingen, van de woorden « Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » of « N.M.B.S. » door « N.M.B.S. Holding », « Infrabel », « Fonds voor Spoorweginfrastructuur » of een combinatie ervan, daar waar dit nodig blijkt ingevolge de nieuwe taakverdeling tussen deze entiteiten na de reorganisatie van de juridische structuren van de N.M.B.S..

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK

ADVIES 37.599/2/V VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede vakantiekamer, op 2 augustus 2004 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Overheidsbedrijven verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende sommige maatregelen voor de reorganisatie van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen", heeft op 25 augustus 2004 het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten, op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoordineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande opmerking De Raad van State merkt op dat in de kennisgeving van de beslissingen die de Ministerraad op zijn vergadering van 20 juli 2004 heeft genomen, enig voorbehoud is gemaakt bij de ontworpen regeling.

Sommige reserves wekken de indruk dat de bepalingen waarop ze betrekking hebben niet definitief zijn en dus niet in zoverre gereed zijn dat ze thans voor advies aan de Raad van State kunnen worden voorgelegd.

De Raad spreekt zich dan ook niet uit over die bepalingen.

Het gaat meer bepaald om het ontworpen artikel 224, § 4, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, en om artikel 39, § 5, van het ontwerp (ontworpen artikel 7, § 1, van het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur) (1).

Algemene opmerkingen Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 1. Het voorliggende ontwerp moet worden gezien in de context van een algemeen project tot hervorming van de N.M.B.S., dat de volgende onderdelen omvat : - oprichting, bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur (2) (3), van een instelling van openbaar nut van categorie B, "Fonds voor spoorweginfrastructuur" genaamd, bestemd om de eigendom te verkrijgen van deze infrastructuur, waaronder de HST-infrastructuur (4) en de eraan verbonden passiva, - oprichting, door de N.M.B.S., in het bij het voormelde koninklijk besluit ingevoerde wettelijk kader, van een dochtervennootschap, "Infrabel" genaamd, die de taken inzake het beheer van de spoorweginfrastructuur overneemt, - oprichting, door de N.M.B.S., van een tweede dochtervennootschap, eerst (s) "Nieuwe N.M.B.S." genaamd, met als doel het vervoer per spoor van reizigers en goederen, - omvorming van de N.M.B.S. tot een holding, "N.M.B.S. Holding" genaamd.

Het voorliggende ontwerp strekt ertoe de laatste twee onderdelen van dit algemene project uit te voeren. Daartoe steunt het op de artikelen 53 tot 59 van de programmawet van 9 juli 2004 (ó).

In dat opzicht dient er weer op gewezen te worden dat artikel 3bis, § 1, van de gecoordineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, het volgende bepaalt « De ontwerpen van koninklijke besluiten die de van kracht zijnde wettelijke bepalingen kunnen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen, worden voorgelegd aan het met redenen omkleed advies van de afdeling wetgeving.

Dat advies wordt samen met het verslag aan de Koning en het koninklijk besluit waarop het betrekking heeft, gepubliceerd.

De besluiten, het advies, het verslag aan de Koning en de tekst van de ontwerpen van besluiten die zijn voorgelegd aan de afdeling wetgeving, worden, voor hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, medegedeeld aan de Voorzitters van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat. » Bij het voor advies aan de afdeling wetgeving voorgelegde ontwerpbesluit was evenwel geen ontwerp van verslag aan de Koning gevoegd. Het staat aan de steller van de tekst die nalatigheid te verhelpen. 2. De steller van het ontwerp heeft ervoor geopteerd de toekomstige dochtervennootschap "vervoer" van de N.M.B.S. "Nieuwe N.M.B.S." te noemen. Artikel 6 van het ontwerp bepaalt evenwel « Vanaf 1 januari 2005 neemt de N.M.B.S. de naam « NMBS Holding » aan en neemt Nieuwe N.M.B.S. de naam « Nationale Maatschappij der belgische Spoorwegen », afgekort « N.M.B.S. » aan.

Op dezelfde datum wordt de eerste zin van artikel 216 van voornoemde wet van 21 maart 1991, ingevoegd bij dit besluit, vervangen door de volgende zin : « De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, afgekort N.M.B.S., is een autonoom overheidsbedrijf met de rechtsvorm van een naamloze vennootschap van publiek recht. » Op dezelfde datum worden in de andere bepalingen van de titels VIII en IX van dezelfde wet, de woorden « Nieuwe N.M.B.S. » vervangen door het woord « N.M.B.S. » en worden de woorden « Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » en « N.M.B.S. » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ». » In aansluiting daarop strekken de artikelen 7 en volgende van het ontwerp ertoe in bepaalde rechtsbepalingen de woorden "Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen" of "N.M.B.S.", naar gelang van het geval, te vervangen door de woorden "N.M.B.S. Holding", "Infrabel", "Fonds voor Spoorweginfrastructuur", "spoorwegonderneming(en), of door een combinatie van sommige ervan.

Naast de complexiteit van de gekozen werkwijze - die ertoe leidt dat twee opeenvolgende benamingen worden gegeven aan de in oprichting zijnde dochtervennootschap "vervoer" en dat de benamingen van de moedermaatschappij en de dochtervennootschap worden verwisseld - valt op te merken dat de Koning bij artikel 53, 7°, van de programmawet van 9 juli 2004 alleen gemachtigd wordt om « (...) de woorden « Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » of « N.M.B.S. » te vervangen door de naam van de in 1° bedoelde dochtervennootschap (namelijk de dochtervennootschap « vervoer ») in wettelijke en reglementaire bepalingen die betrekking hebben op de entiteit van publiek recht die de activiteiten uitoefent bedoeld in artikel 156, 1° en 4°, van voornoemde wet van 21 maart 1991 ".

Die bepaling biedt de steller van het ontwerp alleen de mogelijkheid om de benaming N.M.B.S. in de hele wetgeving te vervangen door die van haar nieuwe dochtervennootschap "vervoer" wanneer de bepalingen in kwestie betrekking hebben op de activiteit die aan die dochtervennootschap is toevertrouwd.

Ze biedt hem niet de mogelijkheid om de benaming van de huidige N.M.B.S. in andere wetsbepalingen te vervangen door de benaming "N.M.B.S. Holding" of door andere juridische entiteiten, zoals "Infrabel" (7) of "het Fonds voor Spoorweginfrastructuur".

Als de toekomstige moedermaatschappij de benaming N.M.B.S. behoudt, wordt bovendien de dubbele naamsverandering vervat in artikel 6 van het ontwerp vermeden. Ook de talrijke wetten en regelingen die op de personeelsleden en vroegere personeelsleden van de N.M.B.S. van toepassing zijn, zouden dan niet hoeven te worden gewijzigd.

Het hele ontwerp moet in het licht van die opmerking worden herzien. 3. Het onderzochte ontwerp deelt de toekomstige dochtervennootschap "vervoer" van de N.M.B.S. in bij de autonome overheidsbedrijven, die onderworpen zijn aan de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

Dat ontwerp schrijft evenwel voor dat sommige bepalingen van de voornoemde wet van 21 maart 1991 niet van toepassing zijn op dit nieuwe overheidsbedrij f.

Artikel 53, 2°, van de programmawet van 9 juli 2004 bepaalt immers dat de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad alle nodige maatregelen kan nemen om « (...) de bepalingen van voornoemde wet van 21 maart 1991 aan te passen aan de eigen uitbatingsvoorwaarden van deze dochtervennootschap". 1n het verslag aan de Koning dient evenwel elke afwijking van titel 1 van de voormelde wet van 21 maart 1991 waarin het ontwerp voorziet, te worden gewettigd in het licht van de eigen exploitatievoorwaarden van de toekomstige dochtervennootschap "vervoer" van de N.M.B.S..

Deze opmerking betreft artikel 3 van het ontwerp, alsmede de ontworpen artikelen 219, §§ 3 en 4, 220 en 222, van de genoemde wet van 22 maart 1991.

Vooraf aand vormvereiste Krachtens artikel 53, 4°, van de programmawet van 9 juli 2004, dat de rechtsgrond van het ontwerp vormt, kan de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, alle nodige maattegelen nemen om : « (...) de terbeschikkingstelling van personeel van de N.M.B.S. aan de in 1° bedoelde dochtervennootschap te regelen, met inachtneming van de uniciteit van sociale dialoog binnen de N.M.B.S., mits voorafgaand akkoord van de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, gegeven met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen".

Hoofdstuk V van het ontwerp regelt gedeeltelijk deze terbeschikkingstelling van het personeel van de N.M.B.S.. Het bepaalt dat de N.M.B.S. het personeel dat nodig is voor de verwezenlijking van haar opdrachten ter beschikking stelt van Nieuwe N.M.B.S.. Hoofdstuk 111 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers is evenwel niet van toepassing. De voorwaarden en nadere regels voor de terbeschikkingstelling van het personeel worden vastgesteld in een overeenkomst die wordt gesloten tussen de N.M.B.S. en Nieuwe N.M.B.S.. Deze overeenkomst, alsmede alle wijzigingen ervan, behoeven de voorafgaande goedkeuring van de Nationale Paritaire Commissie, bedoeld in artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. Het statuut van het personeel van de N.M.B.S., met inbegrip van het vakbondsstatuut, blijft van toepassing op dit personeel.

Hieruit volgt dat de voorafgaande goedkeuring van de Nationale Paritaire Commissie, genoemd in artikel 13 van de voornoemde wet van 23 juli 1926, moet worden verkregen.

Er wordt effectief verwezen naar het advies van de Nationale Pantaire Commissie van de N.M.B.S. in het 36elid van de aanhef.

Er dient in de eerste plaats te worden opgemerkt dat het voornoemde artikel 53, 4°, een "voorafgaand akkoord" vereist (gegeven met een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen), en niet een louter advies van de paritaire commissie, en dat naar dit "akkoord" dient te worden verwezen met de vermelding van de datum waarop het is gegeven.

Bovendien moet er op worden gewezen dat het bij de adviesaanvraag gevoegde dossier geen enkel stuk bevatte waaruit bleek dat dit voorafgaande vormvereiste naar behoren was vervuld. Het staat derhalve aan de steller van het ontwerp om na te gaan of dat vormvereiste werkelijk in acht genomen is.

Bijzondere opmerkingen Aanhef In het derde, vijfde tot drieèntwintigste en vijfentwintigste tot vierendertigste lid van de aanhef wordt verwezen naar de verschillende wetgevingen waarin de artikelen 7 en volgende van het ontwerp de woorden "Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen" en "N.M.B.S." vervangen, naargelang het geval, door de woorden "N.M.B.S. Holding", "Infrabel", "Fonds voor Spoorweginfrastructuur" en "spoorwegonderneming(en)", of door een combinatie van sommige ervan.

Op dit punt wordt verwezen naar de tweede algemene opmerking in verband met de rechtsgrond van het ontwerp.

Dispositief Artikel 4 In advies nr. 36.99214, gegeven op 10 mei 2004, over een ontwerp dat het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur geworden is, heeft de Raad van State gesteld dat de reikwijdte van artikel 3, § 3, tweede lid, waarop artikel 4, § 2, tweede lid, van het onderhavige ontwerp steunt, niet duidelijk is (8).

Het is noodzakelijk de strekking van deze bepaling te verduidelijken in het verslag aan de Koning.

Artikel 5 (ontworpen artikel 217 van de vóornoemde wet van 21 maart 1991) Artikel 53,1 °, van de programmawet van 9 juli 2004 machtigt de Koning om bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad alle nodige maatregelen te nemen om « (...) de dochtervennootschap, door de N.M.B.S. overeenkomstig artikel 13 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven opgericht met als doel het vervoer per spoor van reizigers en goederen, in te delen bij de autonome overheidsbedrijven onderworpen aan dezelfde wet, en deze dochtervennootschap om te vormen in naamloze vennootschap van publiek recht".

Deze machtiging maakt het echter niet mogelijk het doel van de toekomstige dochtervennootschap "vervoer" zodanig uit te breiden dat het verder reikt dan de notie vervoer per spoor van reizigers en goederen of dan het huidige doel van de N.M.B.S., zoals het omschreven is in artikel 155 van de voormelde wet van 21 maart 1991 en in artikel Ibis van de wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen.

In het ontworpen artikel 217, 2°, van de voornoemde wet van 21 maart 1991, dienen bijgevolg de woorden "en de logistieke diensten die daarmee verband houden" te vervallen.

Artikel 5 (ontworpen artikel 230 van de genoemde wet van 21 maart 1991) 1. Krachtens het ontworpen artikel 230, § 4, van de genoemde wet van 21 maart 1991, tekent de regeringscommissaris beroep aan bij de Minister bevoegd voor de overheidsbedrijven tegen elke beslissing van de raad van bestuur of van het directiecomité die hij strijdig acht met de wetten, de statuten of het beheerscontract. Het is de Raad van State niet duidelijk om welke reden niet eveneens verwezen is, zoals in artikel 213, § 4, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur, naar de beslissingen die nadeel kunnen berokkenen aan de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst van Nieuwe N.M.B.S.. 2. In paragraaf 4 wordt gewag gemaakt van termijnen van vrije dagen. Er dient te worden gepreciseerd of het gaat om werkdagen en, indien dit het geval is, wat onder werkdag moet worden verstaan.

Artikel 5 (ontworpen artikel 231 van de genoemde wet van 21 maart 1991) Het ontworpen artikel 231, § 1, van de genoemde wet van 21 maart 1991 richt binnen Nieuwe N.M.B.S. een orièntatiecomité op. Dit comité bestaat uit zes vertegenwoordigers van Nieuwe N.M.B.S. en zes vertegenwoordigers van de gewestelijke vervoermaatschappijen.

In advies 32.166121V, gegeven op 12 september 2001, over een voorontwerp dat de wet van 22 maart 2002 houdende wijziging van de wet van 21 maart 1991 over de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven geworden is, heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State zich als volgt uitgesproken over een orièntatiecomité waarin eveneens zes vertegenwoordigers van de gewestelijke vervoersmaatschappijen zitting hadden « De gewestelijke vervoersmaatschappijen ressorteren, zoals hun naam aangeeft, onder de bevoegdheid van de gewesten inzake "het gemeenschappelijk stads- en streekvervoer, met inbegrip van de bijzondere vormen van geregeld vervoer, het taxivervoer en het verhuren van auto's met chauffeur" (artikelti, § 1, X, eerste lid, 8°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen). De federale overheid is bijgevolg niet bevoegd oen aan die maatschappijen rechten te verlenen of verplichtingen op te leggen die verband houden met die aangelegenheid.

Bijgevolg zijn twee oplossingen mogelijk - ofwel aan de steller van het ontwerp voorstellen om met de gewesten een samenwerkingsakkoord af te sluiten, - ofwel de redenering volgen die wordt toegepast in de adviespraktijk van de Raad van State betreffende de aanwezigheid van vertegenwoordigers van de Staat in de instellingen van de gemeenschappen en de gewesten (en omgekeerd) (9). In dat geval moet worden aangegeven dat de vertegenwoordiging van de gewestelijke vervoersmaatschappijen in de organen van de N.M.B.S. louter facultatief is, wat impliceert dat : 1 ° de vertegenwoordigers van deze bevoegdheidsniveaus niet stemgerechtigd zijn; 2° duidelijk moet worden aangegeven dat de omstandigheid dat geen vertegenwoordiger wordt voorgesteld of dat, wanneer zulk een voorstel wel wordt gedaan, de omstandigheid dat de betrokken leden de vergaderingen van het orgaan niet bijwonen, geen gevolgen kan hebben voor de werking van dat orgaan of voor de geldigheid van de handelingen die dat orgaan stelt. Een derde oplossing, die erin zou bestaan artikel 92ter, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen toe te passen, lijkt niet mogelijk, aangezien die bepaling betrekking heeft op de vertegenwoordiging van de gemeenschappen en de gewesten in de beheers- of beslissingsorganen van de nationale instellingen en organismen, onder meer met een adviserende en controlerende taak. In casu gaat het evenwel niet om de vertegenwoordiging van de gewesten, maar om die van de gewestelijke vervoersmaatschappijen, die een eigen rechtspersoonlijkheid bezitten. » Dezelfde opmerking kan worden gemaakt in het onderhavige geval. Er kan trouwens op worden gewezen dat ze destijds door de wetgever gevolgd is. Artikel 161 quinquies, § 1, van de voormelde wet van 21 maart 1991, hetwelk als volgt geredigeerd was in het voorontwerp van wet dat om advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State voorgelegd was onder het rolnummer 32.166121V « Het oriènteringscomité is samengesteld uit : 1 ° De leden van de Raad van bestuur; 2° zes vertegenwoordigers van de gewestelijke vervoersmaatschappijen die op voorstel van de gewestelijke vervoersmaatschappijen door de Koning zijn benoemd bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. De vertegenwoordigers van de gewestelijke vervoersmaatschappijen worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar.

Zij worden afgezet door de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit", is immers, in de eindversie, zoals ze, ingevoegd is bij artikel 9 van de wet van 22 maart 2002 houdende wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, als volgt gesteld : 'Het oriënteringscomité is samengesteld uit : 1 ° de leden van de raad van bestuur; 2° zes vertegenwoordigers, leden van de gewestelijke vervoermaatschappijen, die worden benoemd volgens de modaliteiten bepaald in een samenwerkingsakkoord". Artikel 8 van het ontwerp 1. Krachtens het ontworpen artikel 1 bis van de voormelde wet van 23 juli 1926 heeft de N.M.B.S. Holding inzonderheid tot doel deelnemingen te verwerven, aan te houden en te beheren in Belgische of buitenlandse vennootschappen of verenigingen waarvan de activiteit geheel of gedeeltelijk, rechtstreeks of onrechtstreeks, ligt in het domein van de verwerving, de bouw, het onderhoud, het beheer of de financiering van spoorweginfrastructuur.

Ze kan alle activiteiten uitoefenen inzake coordinatie, financiering en ondersteuning van verbonden vennootschappen of vennootschappen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat, met inbegrip van de terbeschikkingstelling van personeel aan deze vennootschappen en het stellen van zekerheden voor hun schulden.

Deze bepalingen moeten vanzelfsprekend worden gelezen met inachtneming van de voorschriften omtrent de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder (Inftabel).

In dit verband wordt verwezen naar de algemene opmerking gemaakt in advies 36.99214, gegeven op 10 mei 2004, over een voorontwerp dat het koninklijk besluit van 14 juni 2004 is geworden tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur. 2. Bovendien wordt verwezen naar de tweede algemene opmerking betreffende de rechtsgrond van het ontwerp, die hierboven gemaakt is. Artikel 9 van het ontwerp Artikel 9 van het ontwerp strekt ertoe artikel 161,1 °, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten te wijzigen om - daarin het lid betreffende de kosteloze registratie van de akten in der minne verleden ten name of ten bate van HST-Fin te schrappen, en - daarin, in het lid betreffende de kosteloze registratie van akten in der minne verleden ten name of ten bate van de N.M.B.S., de benaming "N.M.B.S." te vervangen door de benamingen "N.M.B.S. Holding" en "Infrabel".

Sedert de inwerkingtreding van de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten is deze aangelegenheid overgeheveld naar de gewesten.

Artikel 9 van het ontwerp dient bijgevolg te vervallen. Hetzelfde geldt voor het vijfde lid van de aanhef, waarin verwezen wordt naar het wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten.

Artikel 24 van het ontwerp 1. Artikel 24 van het ontwerp strekt ertoe om in artikel 38, § 3bis, zesde lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen.van de sociale zekerheid voor werknemers, de woorden "Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen" te vervangen door de woorden "N.M.B.S. Holding".

Artikel 38, § 3bis, zesde lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, is niet ingevoegd bij de wet van 30 december 1988, maar bij het koninklijk besluit nr. 401 van 18 april 1986 tot instelling van een sociale zekerheidsbijdrage, loonmatigingsbijdrage genaamd, en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 278 van 30 maart 1984 houdende bepaalde maatregelen inzake loonmatiging met het oog op de bevordering van de tewerkstelling, de vermindering van de openbare lasten en het financieel evenwicht van de stelsels van de sociale zekerheid. 2. Voor het overige wordt verwezen naar de tweede algemene opmerking betreffende de rechtsgrond van het ontwerp die heervoren is gemaakt. Artikel 28, § 5, van het ontwerp (ontworpen artikel 49 van de voormelde wet van 21 maart 1991) 1. De steller van het ontwerp wordt er opmerkzaam op gemaakt dat eveneens melding wordt gemaakt van de NMB S in artikel 49, § 1, van de voormelde wet van 21 maart 1991.2. Voor het overige wordt verwezen naar de tweede algemene opmerking betreffende de rechtsgrond van het ontwerp die heervoren is gemaakt. Artikel 28, § 9, van het ontwerpen (ontworpen artikel 157 van de voormelde wet van 21 maart 1991) 1. Het ontworpen artikel 157 van de wet van 21 maart 1991 heeft een andere strekking dan het huidige artikel 157 van die wet.In zijn huidige versie luidt dat artikel als volgt « De vaststelling, de berekening en de betaling van de toelagen bedoeld in artikel 3, § 2,4", van deze wet, geschieden overeenkomstig de gemeenschappelijke regels voor de normalisatie van de rekeningen van de spoorwegondernemingen, die voortvloeien uit de EEG-verordeningen nr.1191/69 van 26 juni 1969 van de Raad van de EEG betreffende het optreden van de lidstaten ten aanzien van met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de.binnenwateren, nr.1192/69 van 26 juni 1969 van de Raad van de EEG betreffende de gemeenschappelijke regels voor de normalisatie van de rekeningstelsels op het gebied van de spoorwegondernemingen en nr. 1107170 van de Raad van de EEG betreffende de steunmaatregelen op het gebied van het vervoer per spoor over de weg en over de binnenwateren, evenals uit de beslissing nr. 75/327/EEG van 20 naei 1975 van de Raad betreffende de sanering van de toestand bij de spoorwegondernemingen en de harmonisatie van de voorschriften voor de financièle betrekkingen tussen deze ondernemingen en de Staten".

Artikel 28, § 9, van het ontwerp strekt ertoe deze bepaling te vervangen door de volgende tekst «

Art. 157.De toelagen bedoeld in artikel 3, § 2, 4°, (van de wet van 21 maart 1991) omvatten deze bedoeld in verordening (EEG) nr.1192/69 van de Raad van 26 juni 1969 betreffende de gemeenschappelijke regels voor de normalisatie van de rekeningstelsels op het gebied van de spoorwegondernemingen. » In het ontworpen artikel 157 wordt dus niet meer naar de Europese regelgeving verwezen wat betreft de vaststelling, de berekening en de betaling van de toelagen die de Staat aan de N.M.B.S. verleent, terwijl niet duidelijk is over welke rechtsgrond de steller van het ontwerp beschikt om deze wetsbepaling te wijzigen ('°).

De steller van het ontwerp dient daaromtrent op zijn minst uitleg te verschaffen in het verslag aan de Koning.

Artikel 28, § 16 van het ontwerp (ontworpen artikel 162quater van de voormelde wet van 21 maart 1991) 1. De Raad van State ziet niet in wat de rechtsgrond is van de opheffing van artikel 162quater, zesde lid, tweede zin, van de voormelde wet van 21 maart 1991.2. Voor het overige wordt verwezen naar de tweede algemene opmerking betreffende de rechtsgrond van het ontwerp, die heervoren is gemaakt. Artikel 28, § 18, van het ontwerp (ontworpen artikel 162decies, van de voormelde", wet van 21 maart 1991) 1. De Raad van State ziet niet in wat de rechtsgrond is van de opheffing van artikel 162decies, derde en vierde lid, van de voormelde wet van 21 maart 1991 betreffende de nadere regels voor de mededeling en de goedkeuring van het ondernemingsplan en de aanpassingen ervan (11).2. Voor het overige wordt verwezen naar de tweede algemene opmerking betreffende de rechtsgrond van het ontwerp, die hiervoren is gemaakt. Artikel 31 van het ontwerp 1. Artikel 31 van het ontwerp strekt tot opheffing van de wet van 17 maart 1997 betreffende de financiering van het HST-project.In artikel 455 van de programmawet van 22 december 2003 wordt immers bepaald dat HST-Fin kan ophouden te bestaan volgens deze regels « § 1 De naamloze vennootschap van publiek recht Federale Participatiemaatschappij (hierna "FPM" genoemd) zal ten laatste op 1 januari 2005 overgaan tot een kapitaalvermindering door overdracht aan de Staat van al haar aandelen in de naamloze vennootschap van publiek recht HST Fin (hierna genoemd "HST-Fin"), volgens modaliteiten bepaald in een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad. § 2 Na de verrichting bedoeld in § 1, zal de NMB S overgaan tot fusie door overneming van HST-Fin. De activa en passiva afkomstig van HST-Fin zijn begrepen in de overdracht bedoeld in artikel 454, § § 1 of 2, met uitzondering van de schulden met betrekking tot de financiering van rollend materieel".

De Raad van State ziet evenwel niet in op welke machtiging de steller van het ontwerp kan steunen om de voormelde wet van 17 maart 1997 op te heffen. 2. Deze opmerking geldt eveneens voor artikel 36 van het ontwerp, dat ertoe strekt artikel 493 van programmawet-(l) van 24 december 2002 op te heffen (12). Artikel 37 van het ontwerp Artikel 3 7 van het ontwerp strekt tot wijziging van artikel 4 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, welk artikel als volgt luidt « In de Kruispuntbank van Ondernemingen worden gegevens opgenomen betreffende 1 ° de rechtspersonen naar Belgisch recht; 2° de rechtspersonen naar buitenlands of internationaal recht die in Belgiè beschikken over een zetel of zich dienen te registreren in uitvoering van een door de Belgische wetgeving opgelegde verplichting;3° iedere natuurlijke persoon, rechtspersoon of vereniging die in België : - hetzij een handels- of ambachtsonderneming voert; - hetzij als werkgever aan de sociale zekerheid is onderworpen; - hetzij aan de belasting over de toegevoegde waarde onderworpen is; - hetzij als zelfstandige een intellectueel, vrij of dienstverlenend beroep uitoefent; 4° evenals de vestigingseenheden van de personen bedoeld iti l*, 2° en 3°, in zoverre de registratie van deze vestigingseenheid nodig is voor de uitvoering van de Belgische wetgeving". Bij de voorgenomen wijziging wordt onderdeel 4° van dat artikel aldus aangevuld dat de N.M.B.S. en haar twee toekomstige dochtervennootschappen worden vrijgesteld van de verplichting om in de Kruispuntbank van Ondernemingen gegevens betreffende hun vestigingseenheden op te laten nemen (13).

Dat is een maatregel die verder reikt dan de context van de reorganisatie van de N.M.B.S., zoals die geschetst wordt in artikel 53 van de programmawet van 9 juli 2004. De Raad van State ziet bijgevolg niet in wat de rechtsgrond is van artikel 37 van het ontwerp.

Artikel 39 van het ontwerp 1. Artikel 39, §§ 1 tot 4, van het ontwerp strekt tot wijziging van artikel 5 van het koninklijk besluit van 14 j uni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur, en inzonderheid van de artikelen 199, 200 en 208 van de voormelde wet van 21 maart 1991, zoals ze bij die bepaling ingevoegd worden. Dat zulk een procedure wordt gebezigd, vooronderstelt dat artikel 39 van het ontwerp eerder in werking treedt dan artikel 5 van het voornoemde koninklijk besluit van 14 juni 2004. Als zulks niet het geval mocht zijn, zou men de wet van 21 maart 1991 immers rechtstreeks moeten wijzigen en niet het besluit van 14 juni 2004 tot wijziging van die wet.

Een vergelijkend onderzoek van de bepalingen betreffende de inwerkingtreding van het voorliggende ontwerp (artikel 42) en van het besluit van 14 juni 2004 (artikel 20, zoals dat artikel zelf gewijzigd wordt bij artikel 39, § 9, van het ontwerp) biedt geen zekerheid dat zulks inderdaad-het geval zal zijn. 2. Artikel 39, § 2, van het ontwerp strekt tot opheffing van artikel 199, § 1, 7°, van de voormelde wet van 21 maart 1991, zoals ingevoegd bij artikel 5 van het voornoemde koninklijk besluit van 14 juni 2004, welke bepaling als volgt luidt « lnfrabel heeft tot doel, met betrekking tot het volledige Belgische net : 1 ° (...) 7° bijkomstig, de commercièle activiteiten die verenigbaar zijn met de taken bedoeld in l° tot 6°, met uitsluiting van het verschaffen van spoorvervoerdiensten". Die bepaling is de weergave van de tekst van artikel 452, § 1, 7 °, van de programmawet van 22 december 2003, 'welke wet de rechtsgrond vormt van het voornoemde koninklijk besluit van 14 juni 2004. De Raad van State ziet bijgevolg noch de rechtsgrond, noch de reden in van de opheffing, bij artikel 39, § 2, van het ontwerp, van artikel 199, § 1, 7°, van de voormelde wet van 21 maart 1991, zoals ingevoegd bij het voornoemde koninklijk besluit van 14 juni 2004. 3. Artikel 39, § 3, van het ontwerp strekt ertoe artikel 200, § 5, van de voormelde wet van 21 maart 1991, zoals ingevoegd bij artikel 5 van het voornoemde koninklijk besluit van 14 juni 2004 aldus aan te vullen dat daarin wordt bepaald dat artikel 3, § 2, 9°, van die wet niet van toepassing is op Infrabel. Bij artikel 453, § l, van de programmawet van 22 december 2003 wordt de Koning inderdaad gemachtigd om, wat Infrabel betreft, te voorzien in afwijkingen van de bepalingen van titel 1 van de voormelde wet van 21 maart 1991. Die machtiging is als volgt gesteld « De infrastructuurbeheerder wordt, vanaf zijn oprichting, geregeld door de bepalingen van titel I, van voornoemde wet van 21 maart 1991, met uitzondering van de bepalingen van titel I, hoofdstukken Xl en XII van dezelfde wet, en ondervoorbehoud van §§ 2 en 3 van dit artikel, van artikel 457, § 2, en van afwijkingen die de Koning kan bepalen, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, teneinde inzonderheid het volgende te verzekeren : 1 ° de organisatorische en bestuurlijke onafhankelijkheid ten opzichte van de N.M.B.S. en van elke andere spoorwegonderneming; 2° de beheersautonomie volgens de beste praktijken van corporate governance, wat onder meer impliceert dat de meerderheid van de leden van het Directiecomité onafhankelijk zijn van elke spoorwegonderneming; 3° de transparantie van de financièle relaties met de Staat en de N.M.B.S.; 4° de billijke en niet-discriminerende behandeling van, de spoorwegondernemingen die toegang hebben tot de spoorweginfrastructuur". In het verslag aan de Koning moet worden aangegeven wat de rechtvaardiging is, in het licht van de beginselen vervat in het voormelde artikel 453, § 1, van de afwijking van artikel 3, § 2, 9°, van de voormelde wet van 21 maart 1991, een afwijking die bij artikel 39, § 3, van het ontwerp wordt ingevoerd ten gunste van Infrabel. 3. Artikel 39, § 7, strekt tot invoeging van een nieuw lid tussen het eerste en het tweede lid van artikel 14, § 3, van het voornoemde koninklijk besluit van 14 juni 2004. Wat dit punt betreft, wordt verwezen naar de bijzondere opmerking die heervoren is gemaakt bij artikel 4 van het ontwerp.

De kamer was samengesteld uit de heren : R. Andersen, voorzitter van Raad van State;

P. Lewalle, P. Quertainmont, staatsraden;

Mevr. A.-C. Van Geersdaele, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H. Y. Chauffoureaux, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. J. Jaumotte, staatsraad.

De griffier, A.-C. VAN Geersdaele.

De voorzitter, R. Andersen.

Nota's (1) Artikel 39, § 5, heeft, zoals het thans is gesteld, tot gevolg dat het Fonds voor Spoorweginfrastructuur omgevormd wordt tot een "gesloten" fonds, dat slechts tot doel heeft de spoorweginfrastructuur zoals die bestaat op 31 december 2007, alsook de bijbehorende schuld, aan te houden.Voor die beperking is geen afdoende rechtsgrond voorhanden in artikel 454, § 2, van de programmawet van 22 december 2003 en evenmin in artikel 452, § 1, 1°, van dezelfde wet, zoals dat gewijzigd is bij artikel 57 van de programmawet van 9 juli 2004. (2) Vastgesteld krachtens een bij artikel 465 van de programmawet van 22 december 2003 verleende machtiging (Belgisch Staatsblad van 31 december 2003).(3) Belgisch Staatsblad van 24 juni 2004. (4) Aangezien de vennootschap "HST-Fin" voordien is opgegaan in de N.M.B.S.- zie de artikelen 455, § 2, van de programmawet van 22 december 2003 en 15, § 2, van het voormelde koninklijk besluit van 14 juni 2004. (5) Zie, op dat punt, de tweede opmerking.(6) Belgisch Staatsblad van 15 juli 2004, 2e editie. (7) In verband met Infrabel kan warden opgemerkt dat de wetgever de Koning geen soortgelijke machtiging heeft gegeven als die vervat in artikel 53, 7°, van de programmawet van 9 juli 2004, aangezien artikel 453, § 5, van de programmawet van 22 december 2003 bepaalt : "De infrastructuurbeheerder vervangt de N.M.B.S. voor de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de materies bedoeld in artikel 452, § 1, 1 °° tot 6°°, die onder het beheer van de spoorweginfrastructuur vallen en waarvan de lijst wordt opgesteld door de Koning". (8) Voor het overige is artikel 4 in ruime mate gebaseerd op artikel 3 van het voormelde koninklijk besluit van 14 juni 2004, dat geen aanleiding heeft gegeven tot andere opmerkingen. (9) Zie advies 25.79819, dat de afdeling wetgeving van de Raad van State op 20 januari 1997 heeft gegeven over een ontwerp dat geleid heeft tot het besluit van 6 maart 1997 van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 4 juli 1996 betreffende de integratie van vreemdelingen of van personen van buitenlandse herkomst. (10) Op te merken, valt evenwel dat, volgens de informatie die op de website van de Europese Unie beschikbaar is, beschikking nr. 75/327/EEG waarvan in het huidige artikel 157 sprake is, niet meer van kracht is; het is dan ook normaal dat daarnaar niet meer wordt verwezen. (11) In dit verband kan erop worden gewezen dat artikel 26 van de voormelde wet van 21 maart 1991 - in welk artikel de regels "van het gemene recht" betreffende die aangelegenheid worden vermeld - door artikel 162 van dezelfde wet niet van toepassing wordt verklaard op de N.M.B.S.. (12) Deze bepaling stelt de N.M.B.S. in staat om, inzake de besteding van een gedeelte (1/5) van de dividenden die aan HST-Fin verschuldigd zijn, af te wijken van artikel 4, § 1, 2°, van de voormelde wet van 17 maart 1997. (13) De vestigingseenheid wordt in artikel 2, 6°, van de wet van 16 januari 2003 gedefinieerd als een "plaats die men geografisch gezien kan identificeren door een adres, waar ten minste een activiteit van de onderneming wordt uitgeoefend of van waaruit de activiteit wordt uitgeoefend". ADVIES 37.696/4 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 30 september 2004 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Overheidsbedrijven verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste vijf werkdagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende sommige maatregelen voor de reorganisatie van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen", heeft op 6 oktober 2004 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996 en vervangen bij de wet van 2 april 2003, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief met de adviesaanvraag als volgt : « Wat betreft het eerste ontwerp van KB vloeit de dringende noodzakelijkheid voort uit de noodzaak om dit besluit binnen de kortst mogelijke termijnen te nemen omdat de bepalingen ervan nodig zijn voor de uitwerking van verschillende luiken van de reorganisatie van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen die nog in de herfst moeten worden uitgevoerd, inzonderheid de oprichting van Infrabel en de dochtervennootschap transport, voorzien voor 12 oktober 2004, onderhandelingen betreffende de overgang van bepaalde obligatieleningen naar het Fonds voor spoorweginfrastructuur en de opmaak van de lijsten van activa en passiva die worden overgedragen aan Infrabel, de dochtervennootschap transport en het Fonds, die tegen 30 november 2004 moeten zijn vastgesteld. » Overeenkomstig artikel 84, § 3, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de Raad van State, afdeling wetgeving, zijn onderzoek tot de rechtsgrond, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen vormvereisten.

Het aldus onderzochte ontwerp geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorgeschiedenis en onderwerp van de aan de afdeling wetgeving voorgelegde regeling 1. Het voorliggende ontwerp moet worden gezien in de context van een algemeen project tot hervorming van de NMBS, dat de volgende vier onderdelen omvat : - oprichting, bij het bijzonderemachtenbesluit (1) van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur (2), van een instelling van openbaar nut van categorie B, "Fonds voor spoorweginfrastructuur" genaamd, bestemd om de eigendom te verkrijgen van deze infrastructuur, waaronder de HST-infrastructuur (3), en de eraan verbonden passiva, - oprichting, door de NMBS, in het bij het voormelde koninklijk besluit ingevoerde wettelijk kader, van een dochtervennootschap, "Infrabel" genaamd, die de taken inzake het beheer van de spoorweginfrastructuur overneemt, - oprichting, door de NMBS, van een tweede dochtervennootschap, eerst "Nieuwe NMBS" genaamd, met als doel het vervoer per spoor van reizigers en goederen, - omvorming van de NMBS tot een holding, "NMBS Holding" genaamd. Het ontwerp waarin de hierna onderzochte bepalingen worden ingevoegd, strekt ertoe de laatste twee onderdelen van dit algemene project uit te voeren. Daartoe steunt het op de bijzondere machten verleend aan de Koning bij de artikelen 53 tot 59 van de programmawet van 9 juli 2004 (4). 2. Een eerste ontwerp van koninklijk besluit "houdende sommige maatregelen voor de reorganisatie van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen" is om advies aan de Raad van State voorgelegd. Deze heeft op 25 augustus 2004 advies 37.599/2/V uitgebracht.

Overeenkomstig de adviesaanvraag beperkt de afdeling Wetgeving haar onderzoek tot artikel 4, § 3, derde lid, artikel 5, in zoverre het de nieuwe artikelen 233, § 1, eerste lid, en 224, § 4, invoegt in de voormelde wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, en tot artikel 27, §§ 14, l°, 17 en 18, artikel 36, §§ 1 en 3, artikel 37, §§ 1, 2, 5, 6, 7, 8 en 9, en artikel 40, derde lid, die nieuw zijn tegenover het ontwerp dat aanleiding heeft gegeven tot advies 37.599/2/V. Algemene opmerkingen Voorafgaande vormvereisten 1. In de brief die de Inspecteur van Financiën op 23 september 2004 naar de Minister van Begroting en Overheidsbedrijven heeft gestuurd, staat dat hij het thans voorliggende ontwerp van koninklijk besluit niet heeft kunnen onderzoeken. Er dient dus van uit te worden gegaan dat het vormvoorschrift niet op regelmatige wijze is vervuld. 2. Krachtens artikel 53, 4°, van de programmawet van 9 juli 2004, dat de rechtsgrond van het ontwerp vormt, kan de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, alle nodige maatregelen treffen om : « 4° de terbeschikkingstelling van personeel van de NMBS aan de in 1° bedoelde dochtervennootschap te regelen, met inachtneming van de uniciteit van sociale dialoog binnen de NMBS, mits voorafgaand akkoord van de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, gegeven met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen.» Hoofdstuk V van het ontwerp regelt gedeeltelijk deze terbeschikkingstelling van het personeel van de NMBS. Het bepaalt dat de NMBS het personeel dat nodig is voor de verwezenlijking van haar opdrachten ter beschikking stelt van Nieuwe NMBS. Hoofdstuk III van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers is evenwel niet van toepassing. De voorwaarden en nadere regels voor de terbeschikkingstelling van het personeel worden vastgesteld in een overeenkomst die wordt gesloten tussen de NMBS en Nieuwe NMBS. Deze overeenkomst, alsmede alle wijzigingen ervan, behoeven de voorafgaande goedkeuring van de Nationale Paritaire Commissie, bedoeld in artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. Het statuut van het personeel van de NMBS, met inbegrip van het vakbondsstatuut, blijft van toepassing op dit personeel.

Hieruit volgt dat de voorafgaande goedkeuring van de Nationale Paritaire Commissie, genoemd in artikel 13 van de voornoemde wet van 23 juli 1926, moet worden verkregen.

In het onderhavige geval blijkt uit de notulen van de vergadering van 3 september 2004 van de Paritaire Commissie dat deze geoordeeld heeft "eenparig een positief advies te kunnen verlenen aangaande het voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit houdende sommige maatregelen voor de reorganisatie van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen".

Zulk een advies kan beschouwd worden als een goedkeuring in de zin van artikel 13 van de wet van 23 juli 1926.

Bijzondere opmerkingen Artikel 4, § 3, derde lid, van het ontwerp Deze bepaling heeft betrekking op het overschrijven, op het kantoor van hypotheekbewaring, van de overdracht, van de NMBS aan de Nieuwe NMBS, van sommige activa en passiva bestaande uit zakelijke rechten op onroerend goed.

De aandacht van de steller van het ontwerp wordt erop gevestigd dat het vormvoorschrift van de overschrijving vastgelegd in artikel 1 van de hypotheekwet, ook geldt voor andere akten dan die welke betrekking hebben op zakelijke rechten aangaande onroerende goederen.

De ontworpen bepaling zou bijgevolg gewijzigd moeten worden, zodat ze ook doelt op die andere akten.

Dezelfde opmerking geldt voor artikel 37, § 1, 2° en § 9, 2°, van het ontwerp.

Artikel 37, § 9, 1°, van het ontwerp (ontworpen artikel 14, § 1, 1°, van het besluit) In deze bepaling worden de activa gedefinieerd die door de NMBS aan het Fonds voor Spoorweginfrastructuur worden overgedragen.

In de voorgestelde wijziging wordt de aard van die activa opgegeven: het gaat om eigendomsrechten of andere zakelijke rechten op het geheel of een deel van de spoorweginfrastructuur.

Vermits het niet onwaarschijnlijk lijkt dat de NMBS over persoonlijke rechten beschikt op het geheel of een deel van de spoorweginfrastructuur dat aan het Fonds overgedragen moet worden, dient ook die mogelijk te worden vermeld in de ontworpen bepaling.

De kamer was samengesteld uit : Mevr. M.-L. Willot-Thomas, kamervoorzitter;

De heren : P. Liénardy en P. Vandernoot, staatsraden;

Mevr. C. Gigot, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer D. Delvax, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Liénardy.

De griffier, C. Gigot.

De voorzitter, M.-L. Willot-Thomas. _______ Nota's (1) Machtiging verleend bij artikel 465 van de programmawet van 22 december 2003 (Belgisch Staatsblad van 31 december 2003).(2) Belgisch Staatsblad van 24 juni 2004.(3) Aangezien de vennootschap "HST-Fin" voordien is opgegaan in de NMBS - zie de artikelen 455, § 2, van de programmawet van 22 december 2003 en 15, § 2, van het koninklijk besluit van 14 juni 2004.(4) Belgisch Staatsblad van 15 juli 2004, 2e uitgave. 19 OKTOBER 2004. - Koninklijk besluit houdende sommige maatregelen voor de reorganisatie van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de programmawet van 22 december 2003, inzonderheid op artikel 452, § 1, 1°, gewijzigd bij de wet van 9 juli 2004, de artikelen 453, § 5, 454, § 2, 455, § 2, 456, § 2, en 459 en artikel 465, gewijzigd bij dezelfde wet;

Gelet op de programmawet van 9 juli 2004, inzonderheid op de artikelen 53 en 59;

Gelet op de wet van 25 juli 1891 houdende herziening der wet van 15 april 1843 op de politie der spoorwegen, inzonderheid op de artikelen 2, tweede lid, 3, 4, eerste lid, 5, 6, derde lid, 7, derde lid, en 8, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991, artikel 10, eerste lid, vervangen bij de wet van 3 mei 1999 en gewijzigd bij de wetten van 2 augustus 2002 en 9 juli 2004, artikel 12, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999, en artikel 15, opgeheven bij de wet van 3 mei 1999 en hersteld bij de wet van 9 juli 2004;

Gelet op de wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, inzonderheid op artikel 1bis, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 452 van 29 augustus 1986 en vervangen bij de wet van 21 maart 1991, artikel 2, eerste lid, artikel 4, zesde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 september 1992, artikel 13, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1962, 21 april 1965, 10 oktober 1967 en 21 maart 1991 en het koninklijk besluit van 30 september 1992, artikel 13bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004, artikel 14, gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1960, artikel 15 en artikel 17, gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1960;

Gelet op de gecoördineerde wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, inzonderheid op artikel 56undecies, eerste lid, b), ingevoegd bij de wet van 29 april 1996 en gewijzigd bij de wet van 10 juni 1998, artikel 57, eerste lid, 2°, gewijzigd bij de wetten van 27 maart 1951, 22 december 1989 en 30 december 2001, en artikel 149, tweede lid, 1°;

Gelet op de wet van 21 mei 1955 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor arbeiders, inzonderheid op artikel 1, tweede lid;

Gelet op de wet van 12 juli 1957 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden, inzonderheid op de artikelen 1, tweede lid, en 11, § 2;

Gelet op de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel, inzonderheid op artikel 115, zesde lid, gewijzigd bij de wet van 21 mei 1991, en artikel 177, § 2, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 30 maart 2001;

Gelet op de wet van 12 februari 1963 betreffende de inrichting van een ouderdoms- en overlevingspensioenregeling ten behoeve van de vrijwillig verzekerden, inzonderheid op artikel 1, 1°;

Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op de artikelen 3bis en 18, laatste lid, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990;

Gelet op de wet van 4 juli 1966 houdende toekenning van een vakantiegeld en van een aanvullende toeslag bij het vakantiegeld aan de gepensioneerden van de openbare diensten, inzonderheid op artikel 1, eerste lid, e);

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op artikel 2, eerste lid;

Gelet op de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privé-sector, inzonderheid op artikel 1, eerste lid, gewijzigd bij de wetten van 20 juni 1975, 25 januari 1999 en 3 februari 2003, en de artikelen 4, § 1, en 11, § 1, gewijzigd bij de wetten van 20 juni 1975 en 6 mei 2002;

Gelet op de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, inzonderheid op artikel 10, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991;

Gelet op de gecoördineerde wetten van 3 juni 1970 betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, inzonderheid op artikel 2, § 1, tweede lid, c), ingevoegd bij de wet van 29 december 1990;

Gelet op de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen, inzonderheid op artikel 4, 3°, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990;

Gelet op de wet van 24 juli 1973 tot instelling van een verplichte avondsluiting in handel, ambacht en dienstverlening, inzonderheid op artikel 4, § 1, c);

Gelet op de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, inzonderheid op artikel 1, § 3, 1°, en artikel 8, § 1, 1°, c), vervangen bij de wet van 21 maart 1991;

Gelet op de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, inzonderheid op artikel 38, § 3bis, zesde lid, ingevoegd bij koninklijk besluit nr. 401 van 18 april 1986;

Gelet op de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, inzonderheid op artikel 10, § 1, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en het koninklijk besluit van 18 februari 1997;

Gelet op de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn, inzonderheid op artikel 3, § 1, eerste lid, a), derde gedachtestreepje, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990;

Gelet op de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op artikel 205, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991;

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 1, § 4, 2°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 1992, de artikelen 18, § 2, derde lid, 22, § 1, eerste lid, 6°, 30, § 6, 49 en 155, artikel 156, gewijzigd bij de wet van 22 maart 2002, de artikelen 157 tot 160, artikel 161, opgeheven bij het koninklijk besluit van 5 februari 1997 en hersteld bij de wet van 22 maart 2002, artikel 161bis, ingevoegd bij dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 december 2002 en vervangen bij de wet van 22 december 2003, artikel 161ter, ingevoegd bij de wet van 22 maart 2002 en gewijzigd bij de wetten van 24 december 2002 en 9 juli 2004, de artikelen 161quater en 161quinquies, ingevoegd bij dezelfde wet, artikel 162, vervangen bij dezelfde wet, artikel 162bis, ingevoegd bij dezelfde wet, artikel 162ter, tweede lid, ingevoegd bij de wet van 24 december 2002, artikel 162quater, ingevoegd bij dezelfde wet en gewijzigd bij de wet van 24 december 2002, en de artikelen 162quinquies, 162sexies, 162nonies, 162decies en 162undecies, ingevoegd bij de wet van 22 maart 2002;

Gelet op de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op artikel 68, § 6, eerste lid, 4°;

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 6 en 32, eerste lid, 10°, artikel 118, gewijzigd bij de wet van 24 december 1999, en artikel 187, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 1997;

Gelet op de wet van 17 maart 1997 betreffende de financiering van het HST-project, gewijzigd bij de wetten van 3 mei 1999, 2 januari 2001 en 22 december 2003;

Gelet op de wet van 17 november 1998 houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de rijkswacht, inzonderheid op artikel 20, eerste lid;

Gelet op de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen, inzonderheid op artikel 12, eerste lid;

Gelet op de wet van 30 maart 2001 betreffende het pensioen van het personeel van de politiediensten en hun rechthebbenden, inzonderheid op artikel 10, laatste lid, ingevoegd bij de wet van 3 februari 2003;

Gelet op de wet van 22 maart 2002 houdende wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 12, tweede lid;

Gelet op de programmawet van 24 december 2002, inzonderheid op artikel 493;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, inzonderheid op artikel 48, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 juni 2004, artikel 98, eerste en derde lid, en artikel 100, tweede lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 juni 2004;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur, inzonderheid op de artikelen 3, §§ 4 en 5, tweede lid, 5, 7, 8, § 1, 10, tweede lid, 14, 16 en 20;

Gelet op het advies van de Nationale Paritaire Commissie van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, gegeven op 3 september 2004;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 oktober 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 15 oktober 2004;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 25 augustus 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 6 oktober 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van dezelfde wetten over artikel 4, § 3, derde lid, artikel 5, in zoverre het de nieuwe artikelen 223, § 1, eerste lid, en 224, § 4, in voornoemde wet van 21 maart 1991 invoegt, en artikel 27, §§ 14, 1°, 17 en 18, artikel 36, §§ 1 en 3, artikel 37, §§ 1, 2, 5, 6, 7, 8 en 9, en artikel 40, derde lid;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid voortvloeit uit de noodzaak om dit besluit binnen de kortst mogelijke termijnen te nemen omdat de bepalingen ervan nodig zijn voor de uitwerking van verschillende luiken van de reorganisatie van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen die nog in de herfst moeten worden uitgevoerd, inzonderheid de oprichting van Infrabel en de dochtervennootschap transport, voorzien voor 12 oktober 2004, onderhandelingen betreffende de overgang van bepaalde obligatieleningen naar het Fonds voor spoorweginfrastructuur en de opmaak van de lijsten van activa en passiva die worden overgedragen aan Infrabel, de dochtervennootschap transport en het Fonds, die tegen 30 november 2004 moeten zijn vastgesteld;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financièn, Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Onze Minister van Middenstand en Landbouw, Onze Minister van Werk, Onze Minister van Mobiliteit en Onze Minister van Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Onderneming voor spoorvervoer Afdeling 1. - Omzetting in naamloze vennootschap van publiek recht

Artikel 1.Op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 2 wordt de dochtervennootschap die door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (hierna de « N.M.B.S. » genoemd) is opgericht met de naam « Nieuwe N.M.B.S. » en met als doel het vervoer per spoor van reizigers en goederen, ingedeeld bij de autonome overheidsbedrijven bedoeld in artikel 1, § 4, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. Op dezelfde datum wordt Nieuwe N.M.B.S., zonder onderbreking van de continuïteit van haar rechtspersoonlijkheid, een naamloze vennootschap van publiek recht, beheerst door dezelfde wet.

Art. 2.Binnen dertig dagen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, stelt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad : 1° de statuten van Nieuwe N.M.B.S. vast die gelden vanaf haar omzetting in naamloze vennootschap van publiek recht; 2° de voorlopige regels vast betreffende de aangelegenheden bedoeld in artikel 3, § 2, van voornoemde wet van 21 maart 1991, die gelden als eerste beheerscontract tot de inwerkingtreding van het beheerscontract gesloten overeenkomstig artikel 4 van dezelfde wet.

Art. 3.De artikelen 37, 38, 39, § 1, 48 en 49 van voornoemde wet van 21 maart 1991 zijn niet van toepassing op Nieuwe N.M.B.S.. Boek XII van het Wetboek van vennootschappen is niet van toepassing op haar omzetting in naamloze vennootschap van publiek recht overeenkomstig dit besluit. Artikel 214, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 is van toepassing op deze omzetting.

Art. 4.§ 1. De N.M.B.S. brengt in Nieuwe N.M.B.S. de volgende activa en passiva in : 1° de activa die betrekking hebben op de activiteiten van de N.M.B.S. inzake vervoer per spoor van reizigers en goederen, en waarvan de lijst door de Koning wordt bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad; 2° de schulden en andere passiva waarvan de lijst door de Koning wordt bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad. Deze inbreng wordt vergoed door aandelen in het kapitaal van Nieuwe N.M.B.S.. § 2. De inbreng bedoeld in § 1 brengt van rechtswege de overdracht aan Nieuwe N.M.B.S. mee van de activa en passiva die er deel van uitmaken.

De inbreng heeft uitwerking op 1 januari 2005. Hij is tegenstelbaar aan derden vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van een bericht dat de inbreng bevestigt.

Zo leningen of andere financièle schulden die deel uitmaken van de inbreng bedoeld in § 1, niet kunnen worden overgedragen aan Nieuwe N.M.B.S. met bevrijding van de N.M.B.S. van haar verbintenissen, wordt de overdracht van de betreffende verbintenissen en lasten aan Nieuwe N.M.B.S. tot stand gebracht door een andere techniek met evenwaardig resultaat. § 3. Uiterlijk op 30 november 2004 stelt de Koning de lijsten vast bedoeld in § 1, eerste lid.

Deze lijsten worden neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel te Brussel, waar eenieder er kosteloos kennis van kan nemen en er een volledige of gedeeltelijke kopie van kan bekomen mits betaling van de griffierechten.

Indien de activa bedoeld in § 1, eerste lid, 1°, zakelijke rechten op onroerende goederen omvatten, worden deze beschreven in een bijzondere afdeling van de lijst van activa. Deze lijst geldt als akte tot overdracht of vestiging van die rechten. De bijzondere afdeling van de lijst wordt overgeschreven in het daartoe bestemd register op elk kantoor van bewaring der hypotheken in wiens ambtsgebied de betrokken onroerende goederen zijn gelegen. De termijn voor de overschrijving loopt vanaf 1 januari 2005.

Titel III van boek XI van het Wetboek van vennootschappen is niet van toepassing op de inbreng bedoeld in § 1. § 4. In afwijking van artikel 23 van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, wordt de vergunning van spoorwegonderneming van de N.M.B.S. vanaf 1 januari 2005 aan Nieuwe N.M.B.S. overgedragen.

Hetzelfde geldt voor het veiligheidsattest bedoeld in artikel 37 van hetzelfde besluit en voor de spoorweginfrastructuurcapaciteit toegewezen aan de N.M.B.S.. De artikelen 32 en 34 van hetzelfde besluit zijn niet van toepassing op de reorganisatieverrichtingen bedoeld in dit besluit of in het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur. § 5. De inbreng bedoeld in § 1 is vrijgesteld van elke belasting. De Koning regelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, de wijze waarop deze vrijstelling geschiedt. Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 21 maart 1991

Art. 5.In voornoemde wet van 21 maart 1991 wordt een titel IX ingevoegd, die luidt als volgt : » Titel IX. - Nieuwe N.M.B.S. HOOFDSTUK I. - Doel en opdrachten van openbare dienst

Art. 216.Nieuwe N.M.B.S. is een autonoom overheidsbedrijf met de rechtsvorm van een naamloze vennootschap van publiek recht. Zij ressorteert onder de minister die bevoegd is voor de overheidsbedrijven.

Art. 217.Nieuwe N.M.B.S. heeft tot doel : 1° het vervoer per spoor van reizigers en goederen;2° het vervoer van goederen in het algemeen en de logistieke diensten die daarmee verband houden;3° de verwerving, de bouw, het onderhoud, het beheer en de financiering van rollend spoorwegmaterieel. Nieuwe N.M.B.S. kan, zelf of via deelneming in bestaande of op te richten Belgische, buitenlandse of internationale instellingen, alle commercièle, industrièle of financièle verrichtingen doen die, rechtstreeks of onrechtstreeks, geheel of ten dele, verband houden met haar doel of de verwezenlijking of ontwikkeling ervan kunnen vergemakkelijken of bevorderen, met inbegrip van het stellen van zekerheden voor schulden van verbonden vennootschappen of vennootschappen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat.

De fabricage en de verkoop van goederen of diensten die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de spoorwegactiviteit, worden inzonderheid geacht de verwezenlijking of ontwikkeling van het maatschappelijk doel te kunnen bevorderen.

Art. 218.De opdrachten van openbare dienst van Nieuwe N.M.B.S. omvatten : 1° het binnenlands vervoer van reizigers met treinen van de gewone dienst, alsook het aandoen van binnenlandse bestemmingen door hogesnelheidstreinen;2° het grensoverschrijdende vervoer van reizigers, dit wil zeggen het vervoer met treinen van de gewone dienst voor het deel van het nationale traject dat niet gedekt is door 1° en tot de stations gelegen op de naburige netwerken bepaald in het beheerscontract; 3° de prestaties die Nieuwe N.M.B.S. moet leveren voor de behoeften van de Natie.

Art. 219.§ 1. De raad van bestuur van de Nieuwe N.M.B.S. stelt het in artikel 26 bedoeld ondernemingsplan op voor de duur van het beheerscontract en past het jaarlijks aan. Dit plan geeft de doeleinden en de strategie van de onderneming aan rekening houdend met de mobiliteitsdoeleinden bepaald door de Ministerraad. § 2. Verplichte bestanddelen van het ondernemingsplan zijn : 1° de structuur en de kenmerken van het transportaanbod op het spoorwegnet en de onthaalpunten;2° de investeringen in rollend materieel en in de onthaalzones voor reizigers in de stations, alsook de middelen voor de financiering van deze investeringen;3° de vooruitzichten inzake personeelsbehoeften;4° de evolutie van de exploitatierekeningen weergegeven in een financieel plan; 5° de beschrijving van de algemene exploitatievoorwaarden betreffende de sectoren die niet tot de opdrachten van openbare dienst van Nieuwe N.M.B.S. behoren. § 3. Het ondernemingsplan en de jaarlijkse aanpassingen daaraan worden meegedeeld aan de minister die bevoegd is voor de overheidsbedrijven.

In afwijking van artikel 26, tweede lid, worden de elementen bedoeld in § 2, 1° tot 4°, als noodzakelijk deel voor de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst van Nieuwe N.M.B.S., goedgekeurd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, na raadpleging van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (hierna de « N.M.B.S. » genoemd). § 4. Het ondernemingsplan is een voorafgaande voorwaarde voor het afsluiten van het beheerscontract. In geval van vernieuwing van het beheerscontract wordt het plan uiterlijk twaalf maanden vóór de vervaldag van het lopende beheerscontract opgesteld. Artikel 3, § 2, 9°, is niet van toepassing. § 5. Nieuwe N.M.B.S. stelt een vervoersplan op in uitvoering van het beheerscontract. Elke significante wijziging aan dit plan behoeft de goedkeuring van de Ministerraad. HOOFDSTUK II. - Financièle en boekhoudkundige bepalingen

Art. 220.Artikel 40, § 2, is niet van toepassing op Nieuwe N.M.B.S..

Art. 221.§ 1. Dit artikel zet artikel 9(4) om van richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap, ingevoegd bij de richtlijn 2001/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001. § 2. Onverminderd artikel 27, § 1, houdt Nieuwe N.M.B.S. in haar interne boekhouding afzonderlijke rekeningen aan voor haar activiteiten met betrekking tot het goederenvervoer per spoor. De bijlage bij de jaarrekening van Nieuwe N.M.B.S. bevat een afzonderlijke balans en resultatenrekening voor deze activiteiten. § 3. De bijdragen gestort voor de activiteiten met betrekking tot de verstrekking van vervoerdiensten voor reizigers in het kader van de opdrachten van openbare dienst, moeten afzonderlijk worden vermeld in de overeenkomstige rekeningen en mogen niet worden overgedragen naar de activiteiten met betrekking tot de verstrekking van andere vervoerdiensten of naar enige andere activiteit. HOOFDSTUK III. - Bestuur

Art. 222.De artikelen 18 tot 23 zijn niet van toepassing op Nieuwe N.M.B.S..

Art. 223.§ 1. De raad van bestuur is samengesteld uit maximum tien leden, met inbegrip van de gedelegeerd bestuurder. Het aantal bestuurders wordt bepaald door de statuten.

Ten minste één derde van de bestuurders moet van het andere geslacht zijn dan dat van de andere bestuurders. § 2. De bestuurders worden benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders.

Indien de Staat aandelen van Nieuwe N.M.B.S. bezit, benoemt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, een aantal bestuurders in verhouding tot het aantal stemmen dat verbonden is aan de aandelen in het bezit van de Staat. De overige bestuurders worden daarna benoemd door de andere aandeelhouders.

De bestuurders worden gekozen op grond van de complementariteit van hun competentie inzake financièle analyse, boekhoudkundig beheer, juridische aspecten, kennis van de vervoersector, deskundigheid inzake mobiliteit, personeelsbeheer en sociale relaties.

De bestuurders worden benoemd voor een termijn van zes jaar en zijn herverkiesbaar. De door de Koning benoemde bestuurders kunnen slechts door de Koning worden ontslagen, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad. § 3. Wanneer een plaats van bestuurder openvalt, hebben de overblijvende bestuurders het recht om voorlopig in de vacature te voorzien tot een definitieve benoeming gebeurt overeenkomstig § 2. § 4. Bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, benoemt de Koning de voorzitter van de raad van bestuur onder de bestuurders.

De voorzitter van de raad van bestuur behoort tot een andere taalrol dan de gedelegeerd bestuurder.

Bij staking van de stemmen in de raad van bestuur is de stem van de voorzitter beslissend.

De voorzitter kan te allen tijde ter plaatse kennis nemen van de boeken, correspondentie, notulen en in het algemeen van alle documenten en geschriften van Nieuwe N.M.B.S.. Hij kan van de leden van het directiecomité, de gemachtigden en de personeelsleden van Nieuwe N.M.B.S. alle ophelderingen of inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die hij nodig acht voor de uitoefening van zijn mandaat. Hij kan zich laten bijstaan door een deskundige, op kosten van de vennootschap.

Art. 224.§ 1. Het directiecomité is belast met het dagelijks bestuur en de vertegenwoordiging wat dit bestuur aangaat, alsmede met de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur.

De leden van het directiecomité vormen een college.

Zij kunnen de taken onder elkaar verdelen. Onder voorbehoud van de bevoegdheden die hem door deze wet zijn opgedragen als college, kan het directiecomité sommige van zijn bevoegdheden delegeren aan één of meer van zijn leden of aan personeelsleden. Hij kan de subdelegatie ervan toestaan. Hij stelt de raad van bestuur in kennis van de bevoegdheidsdelegaties krachtens dit lid. § 2. Het directiecomité wordt voorgezeten door de gedelegeerd bestuurder. De raad van bestuur bepaalt het aantal overige leden van het directiecomité en benoemt deze leden op voordracht van de gedelegeerd bestuurder en na advies van het benoemings- en bezoldigingscomité.

De andere leden van het directiecomité dan de gedelegeerd bestuurder worden ontslagen door de raad van bestuur.

Alle leden van het directiecomité vervullen een voltijdse functie binnen Nieuwe N.M.B.S.. Met uitzondering van de gedelegeerd bestuurder mogen zij niet de hoedanigheid van bestuurder van Nieuwe N.M.B.S. hebben. § 3. De gedelegeerd bestuurder wordt benoemd door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. Hij wordt ontslagen door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad. § 4. Nieuwe N.M.B.S. wordt geldig vertegenwoordigd jegens derden en in rechte door de gedelegeerd bestuurder en de daartoe door de raad van bestuur aangewezen algemeen directeur, die gezamenlijk optreden.

Alle akten van bestuur of akten die de vennootschap verbinden, worden gezamenlijk ondertekend door de gedelegeerd bestuurder en de daartoe door de raad van bestuur aangewezen algemeen directeur. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de akten waarvan de goedkeuringswijze afwijkt van deze § 4.

De gedelegeerd bestuurder behoort tot een andere taalrol dan deze van de algemeen directeur.

Art. 225.Bij de uitoefening van hun mandaat en in acht genomen de belangen van de vennootschap, zijn de leden van de organen van Nieuwe N.M.B.S. gehouden tot discretie.

Art. 226.§ 1. De algemene vergadering stelt de bezoldiging van de leden van de raad van bestuur vast op voorstel van het benoemings- en bezoldigingscomité. De vergadering houdt hierbij rekening met de prestaties van de mandatarissen, in acht genomen onder andere hun lidmaatschap van de bij wet bepaalde comités en de doelstellingen van de onderneming. § 2. De rechten, met inbegrip van de bezoldiging, en plichten van de gedelegeerd bestuurder en van de andere leden van het directiecomité, enerzijds, en van Nieuwe N.M.B.S., anderzijds, worden geregeld door een bijzondere overeenkomst tussen de partijen. Bij de onderhandelingen over deze overeenkomst wordt Nieuwe N.M.B.S. vertegenwoordigd door haar raad van bestuur met uitzondering van de gedelegeerd bestuurder. Overeenkomstig artikel 228, § 2, tweede lid, wint de raad van bestuur de voorstellen van het benoemings- en bezoldigingscomité in met betrekking tot de bezoldiging en de voordelen toe te kennen aan de gedelegeerd bestuurder en aan de andere leden van het directiecomité.

De gedelegeerd bestuurder of het lid van het directiecomité dat zich, op het ogenblik van zijn benoeming, in een statutaire band bevindt met de Staat of enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt van rechtswege ter beschikking gesteld overeenkomstig de bepalingen van het betrokken statuut voor de hele duur van het mandaat van de betrokkene bij Nieuwe N.M.B.S.. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op bevordering en op loonsverhoging.

Als de gedelegeerd bestuurder of een lid van het directiecomité zich op het ogenblik van zijn benoeming in een contractuele band bevindt met de Staat of met enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt de betrokken overeenkomst van rechtswege geschorst voor de hele duur van het mandaat van de betrokkene bij Nieuwe N.M.B.S.. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op loonsverhoging. § 3. De in §§ 1 en 2 bedoelde bezoldigingen zijn ten laste van Nieuwe N.M.B.S.. Indien de betrokken bezoldigingen een variabel bestanddeel bevatten, mogen in de berekeningsbasis geen elementen voorkomen die als bedrijfskosten worden aangemerkt.

Art. 227.§ 1. De raad van bestuur mag in zijn midden een auditcomité oprichten. In voorkomend geval wordt dit comité ingericht overeenkomstig de bepalingen van §§ 2 en 3. § 2. Het auditcomité bestaat uit ten minste drie bestuurders, anderen dan de gedelegeerd bestuurder, die door de raad van bestuur worden benoemd. Dit comité telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden, de voorzitter van de raad eventueel niet meegeteld.

Het auditcomité mag de gedelegeerd bestuurder uitnodigen op zijn vergaderingen, die er zetelt met raadgevende stem. De Regeringscommissaris neemt eveneens met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van dit comité. § 3. Het auditcomité voert de taken uit die de raad van bestuur eraan toevertrouwt. Bovendien heeft het de opdracht om de raad van bestuur bij te staan door onderzoek van de financièle informatie, met name de jaarrekening, het jaarverslag en de tussentijdse verslagen. Het auditcomité staat ook in voor de betrouwbaarheid en de integriteit van de financièle verslagen inzake risicobeheer.

Ten minste veertien dagen vóór de vergadering waarop de raad van bestuur de jaarrekening vaststelt, legt de raad deze ter advies voor aan het auditcomité.

Art. 228.§ 1. De raad van bestuur richt in zijn midden een benoemings- en bezoldigingscomité op.

Het benoemings- en bezoldigingscomité bestaat uit vier bestuurders, waaronder de voorzitter van de raad van bestuur, die het comité voorzit, en de gedelegeerd bestuurder. De raad van bestuur benoemt de overige leden van dit comité. Het telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden. § 2. Het benoemings- en bezoldigingscomité brengt overeenkomstig artikel 224, § 2, eerste lid, advies uit over de kandidaturen die door de gedelegeerd bestuurder worden voorgedragen met het oog op de benoeming van de leden van het directiecomité.

De raad van bestuur bepaalt, op voorstel van het benoemings- en bezoldigingscomité, de bezoldiging en de voordelen die worden toegekend aan de leden van het directiecomité. Het comité volgt deze aangelegenheden continu op.

Art. 229.§ 1. Onverminderd andere beperkingen bepaald bij of krachtens de wet of de statuten van Nieuwe N.M.B.S., is het mandaat van lid van de raad van bestuur of van het directiecomité onverenigbaar met het mandaat of de functie van : 1° lid van het Europees Parlement;2° lid van de Wetgevende Kamers;3° minister of Staatssecretaris;4° lid van de Raad of van de Regering van een Gemeenschap of een Gewest;5° gouverneur van een provincie of lid van de bestendige deputatie van een provincieraad. Bovendien mogen geen andere bestuurders dan de gedelegeerd bestuurder personeelsleden zijn van Nieuwe N.M.B.S. in de zin van artikel 232, § 1.

De leden van het directiecomité mogen geen burgemeester, schepen of voorzitter zijn van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. § 2. Wanneer één van de leden van de raad van bestuur of van het directiecomité de bepalingen van § 1 overtreedt, moet hij binnen een termijn van drie maanden de betrokken mandaten of functies neerleggen.

Indien hij nalaat dit te doen, wordt hij na afloop van deze termijn van rechtswege geacht zijn mandaat bij Nieuwe N.M.B.S. te hebben neergelegd, zonder dat dit afbreuk doet aan de rechtsgeldigheid van de handelingen die hij inmiddels heeft gesteld, of van de beraadslagingen waaraan hij inmiddels heeft deelgenomen.

Art. 230.§ 1. Nieuwe N.M.B.S. is onderworpen aan het toezicht van de minister bevoegd voor de overheidsbedrijven. Dit toezicht wordt uitgeoefend door tussenkomst van een Regeringscommissaris die wordt benoemd en ontslagen door de Koning op voordracht van de minister.

De minister kan een plaatsvervanger aanduiden voor het geval de Regeringscommissaris eventueel verhinderd zou zijn of om deze laatste bij te staan in zijn opdracht.

De Koning regelt de uitoefening van de opdrachten van de Regeringscommissaris en zijn bezoldiging. Deze bezoldiging is ten laste van Nieuwe N.M.B.S.. § 2. De Regeringscommissaris ziet toe op de naleving van de wet, van de statuten en van het beheerscontract. Hij ziet er op toe dat het beleid van Nieuwe N.M.B.S., inzonderheid het beleid met toepassing van artikel 13, de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst niet in het gedrang brengt.

De Regeringscommissaris brengt verslag uit bij de minister bevoegd voor de overheidsbedrijven. Hij brengt verslag uit aan de minister van begroting aangaande alle beslissingen van de raad van bestuur of het directiecomité die een weerslag hebben op de algemene uitgavenbegroting van de Staat. § 3. De Regeringscommissaris wordt uitgenodigd op alle vergaderingen van de raad van bestuur en van het directiecomité en heeft er een raadgevende stem. Hij kan te allen tijde ter plaatse kennis nemen van de boeken, correspondentie, notulen en in het algemeen van alle documenten en geschriften van Nieuwe N.M.B.S.. Hij kan van de bestuurders, de leden van het directiecomité, de gemachtigden en de personeelsleden van Nieuwe N.M.B.S. alle ophelderingen of inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die hij nodig acht voor de uitoefening van zijn opdracht.

Nieuwe N.M.B.S. stelt de Regeringscommissaris de menselijke en materièle middelen ter beschikking die nodig zijn voor de uitoefening van zijn opdracht. § 4. De Regeringscommissaris tekent binnen een termijn van vier vrije dagen beroep aan bij de minister bevoegd voor de overheidsbedrijven tegen elke beslissing van de raad van bestuur of van het directiecomité die hij strijdig acht met de wet, de statuten of het beheerscontract of waarvan hij oordeelt dat zij nadeel kan berokkenen aan de uitvoering van de opdrachten van openbare dienst van Nieuwe N.M.B.S.. Het beroep is opschortend.

De termijn bedoeld in het eerste lid gaat in op de dag van de vergadering waarop de beslissing is genomen, voor zover de Regeringscommissaris daarop regelmatig was uitgenodigd en, in het tegenovergestelde geval, op de dag waarop hij van de beslissing kennis heeft genomen. Wanneer een beroep wordt gedaan op de schriftelijke procedure bepaald in artikel 521, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen, begint de termijn te lopen op de dag waarop de Regeringscommissaris kennis heeft genomen van de aldus aangenomen beslissing.

De minister kan de betrokken beslissing vernietigen binnen een termijn van acht vrije dagen ingaand op dezelfde dag als de in het eerste lid bedoelde termijn. Hij betekent de vernietiging aan het betrokken bestuursorgaan. Indien de minister de vernietiging niet heeft uitgesproken binnen voornoemde termijn, wordt de beslissing definitief, onverminderd de bepalingen van het laatste lid.

In geval van weerslag op de algemene uitgavenbegroting van de Staat, vraagt de minister het akkoord van de minister van begroting. Indien deze beide ministers niet tot een akkoord komen binnen de in het derde lid bedoelde termijn van acht vrije dagen, wordt over de aangelegenheid beslist binnen een termijn van dertig vrije dagen ingaand op dezelfde dag als de in het eerste lid bedoelde termijn, overeenkomstig de door de Koning vastgestelde procedure. § 5. Elk jaar brengt de raad van bestuur bij de minister bevoegd voor de overheidsbedrijven verslag uit over de uitvoering door Nieuwe N.M.B.S. van haar taken van openbare dienst.

Elk jaar brengt de minister bij de Wetgevende Kamers verslag uit over de toepassing van deze titel. HOOFDSTUK IV. - Orièntatiecomité

Art. 231.§ 1. Binnen Nieuwe N.M.B.S. wordt een orièntatiecomité opgericht. Dit comité bestaat uit zes vertegenwoordigers van Nieuwe N.M.B.S. en zes vertegenwoordigers van de gewestelijke vervoermaatschappijen. Deze laatsten worden benoemd volgens de nadere regels bepaald in een samenwerkingsakkoord met de Gewesten. § 2. Het orièntatiecomité geeft op eigen initiatief of op verzoek van de raad van bestuur advies over elke maatregel die de samenwerking met de gewestelijke vervoermaatschappijen kan beïnvloeden. Indien de raad van bestuur wenst af te wijken van het advies van het comité, motiveert hij zijn standpunt. HOOFDSTUK V. - Personeel

Art. 232.§ 1. Nieuwe N.M.B.S. beschikt over het personeel dat nodig is voor de verwezenlijking van haar opdrachten, haar ter beschikking gesteld door de N.M.B.S.. Het statuut van het personeel van de N.M.B.S., met inbegrip van het syndicaal statuut, blijft van toepassing op dit personeel. Tijdens de periode van hun terbeschikkingstelling staan de personeelsleden evenwel onder het gezag van Nieuwe N.M.B.S..

De voorwaarden en nadere regels van de terbeschikkingstelling van het personeel krachtens het eerste lid worden vastgesteld in een overeenkomst die zal worden gesloten tussen de N.M.B.S. en Nieuwe N.M.B.S.. Deze overeenkomst evenals alle wijzigingen ervan zijn onderworpen aan het voorafgaand akkoord van de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in artikel 233, die beslist met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen. § 2. Hoofdstuk III van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van personeel bedoeld in § 1.

Art. 233.In afwijking van artikel 30, § 1, worden de bevoegdheden die door titel I, hoofdstuk VIII worden toegekend aan de paritaire commissie van de betrokken onderneming, uitgeoefend door de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. »

Art. 6.Vanaf 1 januari 2005 neemt de N.M.B.S. de naam « N.M.B.S. Holding » aan en neemt Nieuwe N.M.B.S. de naam « Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen », afgekort « N.M.B.S. », aan.

Op dezelfde datum wordt de eerste zin van artikel 216 van voornoemde wet van 21 maart 1991, ingevoegd bij dit besluit, vervangen door de volgende zin : « De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, afgekort N.M.B.S., is een autonoom overheidsbedrijf met de rechtsvorm van een naamloze vennootschap van publiek recht. » Op dezelfde datum worden in de andere bepalingen van de titels VIII en IX van dezelfde wet, de woorden « Nieuwe N.M.B.S. » vervangen door het woord « N.M.B.S. » en worden de woorden « Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » en « N.M.B.S. » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ». HOOFDSTUK II. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen

Art. 7.§ 1. In de artikelen 2, tweede lid, 3, 5, en 6, derde lid, van de wet van 25 juli 1891 houdende herziening der wet van 15 april 1843 op de politie der spoorwegen, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991, worden de woorden « van de N.M.B.S. » vervangen door de woorden « van Infrabel ». § 2. In de artikelen 4, eerste lid, 7, derde lid, en 8 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991, worden de woorden « de N.M.B.S. » vervangen door het woord « Infrabel ». § 3. In artikel 10, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 3 mei 1999 en gewijzigd bij de wetten van 2 augustus 2002 en 9 juli 2004, worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ». § 4. In artikel 12 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999, worden de woorden « de N.M.B.S.-bedienden » vervangen door de woorden « de bedienden van N.M.B.S. Holding en de personeelsleden van spoorwegondernemingen ». § 5. In artikel 15 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 3 mei 1999 en hersteld bij de wet van 9 juli 2004, worden de woorden « van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « van N.M.B.S. Holding, het Fonds voor Spoorweginfrastructuur, Infrabel of één of meer spoorwegondernemingen ».

Art. 8.§ 1. Het opschrift van de wet van 23 juli 1926 tot oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, wordt vervangen als volgt : « wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen ». § 2. Artikel 1bis van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 452 van 29 augustus 1986 en vervangen bij de wet van 21 maart 1991, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1bis.De vennootschap heeft tot doel : 1° deelnemingen te verwerven, aan te houden en te beheren in Belgische of buitenlandse vennootschappen of verenigingen waarvan de activiteit zich geheel of gedeeltelijk, rechtstreeks of onrechtstreeks, situeert op het vlak van het vervoer per spoor van reizigers of goederen, van het vervoer van goederen in het algemeen en de logistieke diensten die daarop betrekking hebben, of van de verwerving, de bouw, het onderhoud, het beheer of de financiering van spoorweginfrastructuur of rollend spoorwegmaterieel, en alle verrichtingen te verwezenlijken die rechtstreeks of onrechtstreeks met deze deelnemingen verband houden;2° alle activiteiten uit te oefenen inzake coördinatie, financiering en ondersteuning van verbonden vennootschappen of vennootschappen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat, met inbegrip van de terbeschikkingstelling van personeel aan deze vennootschappen en het stellen van zekerheden voor hun schulden;3° activiteiten uit te oefenen inzake veiligheid en bewaking op het gebied van de spoorwegen;4° stations en hun aanhorigheden te verwerven, te bouwen, te onderhouden, te beheren en uit te baten;5° informatiesystemen en telecommunicatienetwerken te verwerven, te ontwikkelen, te onderhouden, te beheren en uit te baten en, in het algemeen, haar onroerend en roerend patrimonium te valoriseren;6° alle andere activiteiten op het gebied van de spoorwegen uit te oefenen die een meerwaarde voor haar groep kunnen creèren. De vennootschap mag, in Belgiè en in het buitenland, alle handelingen stellen en verrichtingen doen die nodig of dienstig zijn voor de verwezenlijking van haar doel. » § 3. Artikel 2, eerste lid, van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt : « De vennootschap draagt de naam N.M.B.S. Holding'. » § 4. In artikel 4, zesde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 september 1992, worden de woorden « kan de N.M.B.S. » vervangen door de woorden « kan N.M.B.S. Holding of, in voorkomend geval, Infrabel ». § 5. In artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1962, 21 april 1965, 10 oktober 1967 en 21 maart 1991 en het koninklijk besluit van 30 september 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 1°, worden de woorden « door de Voorzitter van de Raad van bestuur, de raad van beheer, het directiecomité of de gewestelijke commissies, waarvan hieronder sprake is » vervangen door de woorden « door de raad van bestuur, de voorzitter van de raad of het directiecomité van N.M.B.S. Holding, door de gewestelijke commissies bedoeld in het tweede lid of door de raad van bestuur of het directiecomité van Infrabel of van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen »; 2° in het eerste lid, 2°, worden de woorden « van N.M.B.S. Holding, Infrabel of de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » ingevoegd tussen de woorden « het directiecomité » en « meent »; 3° het zesde lid wordt vervangen als volgt : « N.M.B.S. Holding, Infrabel en de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen zijn onderworpen aan het gemeen recht wat de arbeidsduur en de vrijheid van vereniging betreft »; 4° in het zevende lid worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ». § 6. In artikel 13bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1°, worden de woorden « van de N.M.B.S. » vervangen door de woorden « van N.M.B.S. Holding »; 2° de bepaling onder 3° wordt vervangen door de volgende tekst : « 3° drie leden worden benoemd door de raad van bestuur van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ». § 7. In artikel 14 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1960, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding »; 2° het tweede lid wordt opgeheven. § 8. Artikel 15 van dezelfde wet wordt opgeheven. § 9. In artikel 17 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1960, worden de woorden « of door haar toedoen » vervangen door de woorden « of Infrabel, of door hun toedoen ».

Art. 9.In artikel 56undecies, eerste lid, b), van de gecoördineerde wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, ingevoegd bij de wet van 29 april 1996 en gewijzigd bij de wet van 10 juni 1998, en in artikel 57, eerste lid, 2°, van dezelfde wetten, gewijzigd bij de wetten van 27 maart 1951, 22 december 1989 en 30 december 2001, worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ». In artikel 149, tweede lid, 1°, van dezelfde wetten worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 10.In artikel 1, tweede lid, van de wet van 21 mei 1955 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor arbeiders worden de woorden « de Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 11.In de artikelen 1, tweede lid, en 11, § 2, van de wet van 12 juli 1957 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 12.In artikel 115, zesde lid, van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel, gewijzigd bij de wet van 21 mei 1991, en in artikel 117, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 maart 2001, worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 13.In artikel 1, 1°, van de wet van 12 februari 1963 betreffende de inrichting van een ouderdoms- en overlevingspensioenregeling ten behoeve van de vrijwillig verzekerden worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 14.In de artikelen 3bis en 18, laatste lid, van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990, worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 15.In artikel 1, eerste lid, e), van de wet van 4 juli 1966 houdende toekenning van een vakantiegeld en van een aanvullende toeslag bij het vakantiegeld aan de gepensioneerden van de openbare diensten worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 16.In artikel 2, eerste lid, van koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers worden de woorden « de Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 17.In artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privé-sector, gewijzigd bij de wetten van 20 juni 1975, 25 januari 1999 en 3 februari 2003, en in de artikelen 4, § 1, en 11, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 20 juni 1975 en 6 mei 2002, worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 18.In artikel 10, eerste lid, van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991, worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 19.Artikel 2, § 1, tweede lid, c), van de gecoördineerde wetten van 3 juni 1970 betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990, wordt vervangen door de volgende tekst : « c) de personen die zich in een statutair verband bevinden met N.M.B.S. Holding ».

Art. 20.Artikel 4, 3°, van de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990, wordt vervangen door de volgende tekst : « 3° de personen die zich in een statutair verband bevinden met N.M.B.S. Holding ».

Art. 21.In artikel 4, § 1, c), van de wet van 24 juli 1973 tot instelling van een verplichte avondsluiting in handel, ambacht en dienstverlening worden de woorden « de stationsgebouwen van de N.M.B.S. » vervangen door de woorden « de spoorwegstations ».

Art. 22.§ 1. Artikel 1, § 3, 1°, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel wordt vervangen door de volgende tekst : « 1° N.M.B.S. Holding ». § 2. In artikel 8, § 1, 1°, c), van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 21 maart 1991, worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 23.In artikel 38, § 3bis, zesde lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, ingevoegd bij koninklijk besluit nr. 401 van 18 april 1986, worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 24.In artikel 10, § 1, eerste lid, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en het koninklijk besluit van 18 februari 1997, worden de woorden « N.M.B.S. Holding, Infrabel » ingevoegd tussen de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » en de woorden « de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen ».

Art. 25.In artikel 3, § 1, eerste lid, a), derde gedachtestreepje, van de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990, worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 26.In het opschrift van afdeling 2 van titel VI, hoofdstuk I, en artikel 205 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991, worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 27.§ 1. Artikel 1, § 4, 2°, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 1992, wordt vervangen als volgt : « 2° N.M.B.S. Holding, Infrabel en de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ». § 2. Artikel 2, § 2, 2°, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « 2° N.M.B.S. Holding ». § 3. Artikel 18, § 2, derde lid, van dezelfde wet, wordt opgeheven. § 4. In artikel 22, § 1, eerste lid, 6°, van dezelfde wet vervallen de woorden « deze laatste voorwaarde is niet van toepassing op de leden van de raad van bestuur van de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen ». § 5. In artikel 30, § 6, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen » worden vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding »; 2° de woorden « zoals gewijzigd door artikel 163 van deze wet » vervallen. § 6. In artikel 49 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, en § 3, tweede lid, worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding »; 2° § 2, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « Bij N.M.B.S. Holding, Infrabel en de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen oefent de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden uit ». § 7. Het opschrift van titel V van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « N.M.B.S. Holding ». § 8. Artikel 155 van dezelfde wet wordt opgeheven. § 9. Artikel 156 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 maart 2002, wordt vervangen als volgt : «

Art. 156.De opdrachten van openbare dienst van N.M.B.S. Holding omvatten : 1° het aanhouden en beheer van haar deelnemingen in het kapitaal van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen en van Infrabel;2° de veiligheids- en bewakingsactiviteiten op het gebied van de spoorwegen;3° het verwerven, de bouw, het onderhoud en het beheer van de stations en hun aanhorigheden;4° de instandhouding van het historisch patrimonium betreffende de spoorwegexploitatie;5° de andere opdrachten van openbare dienst waarmee zij belast is door of krachtens de wet.» § 10. Artikel 157 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 157.De toelagen bedoeld in artikel 3, § 2, 4°, omvatten deze bedoeld in verordening (EEG) nr. 1192/69 van de Raad van 26 juni 1969 betreffende de gemeenschappelijke regels voor de normalisatie van de rekeningstelsels op het gebied van de spoorwegondernemingen. » § 11. De artikelen 158 tot 160 van dezelfde wet worden opgeheven. § 12. In artikel 161 van dezelfde wet, opgeheven bij het koninklijk besluit van 5 februari 1997 en hersteld bij de wet van 22 maart 2002, worden de woorden « de N.M.B.S. » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ». § 13. Artikel 161bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 maart 2002, gewijzigd bij de wet van 24 december 2002 en vervangen bij de wet van 22 december 2003, wordt opgeheven. § 14. In artikel 161ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 maart 2002 en gewijzigd bij de wetten van 24 december 2002 en 9 juli 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt aangevuld met het volgend lid : « Het auditcomité en het benoemings- en bezoldigingscomité tellen evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden »; 2° in § 5, eerste lid, 2°, en tweede lid, en § 5bis, worden de woorden « de N.M.B.S. » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding »; 3° in § 6, eerste lid, wordt 1° opgeheven. § 15. Hoofdstuk IIIbis van titel V van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 maart 2002 en bestaande uit de artikelen 161quater en 161quinquies, wordt opgeheven. § 16. In artikel 162 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 22 maart 2002, worden de woorden « de N.M.B.S. » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ». § 17. In artikel 162bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 maart 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 vervallen de eerste twee zinnen van het derde lid; 2° in § 5, derde lid, worden de woorden « de N.M.B.S. » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding » en worden de twee laatste zinnen vervangen als volgt : « Hij kan zich laten bijstaan door een deskundige, op kosten van de vennootschap »; 3° in § 6 worden de woorden de « N.M.B.S. » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ». § 18. In artikel 162ter, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 december 2002, worden de woorden « de N.M.B.S. » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ». § 19. In artikel 162quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 maart 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste, zevende en achtste lid worden de woorden « de N.M.B.S. » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding »; 2° in het zesde lid vervalt de tweede zin. § 20. In de artikelen 162quinquies, 162sexies en 162nonies van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 maart 2002, worden de woorden « de N.M.B.S. » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ». § 21. In artikel 162decies van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 maart 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « de N.M.B.S. » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding »; 2° in het tweede lid worden 1° en 2° opgeheven;3° het derde en vierde lid worden opgeheven. § 22. Artikel 162undecies van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 maart 2002, wordt opgeheven.

Art. 28.In artikel 68, § 6, eerste lid, 4°, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 29.In de artikelen 6 en 32, eerste lid, 10°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in artikel 118 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 december 1999, en in artikel 187 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 1997, worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 30.De wet van 17 maart 1997 betreffende de financiering van het HST-project, gewijzigd bij de wetten van 3 mei 1999, 2 januari 2001 en 22 december 2003, wordt opgeheven.

Art. 31.In artikel 20, eerste lid, van de wet van 17 november 1998 houdende integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de rijkswacht worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 32.In artikel 12, eerste lid, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 33.In artikel 10, laatste lid, van de wet van 30 maart 2001 betreffende het pensioen van het personeel van de politiediensten en hun rechthebbenden, ingevoegd bij de wet van 3 februari 2003, worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 34.In artikel 12, tweede lid, van de wet van 22 maart 2002 houdende wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, worden de woorden « de N.M.B.S. » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ».

Art. 35.Artikel 493 van de programmawet van 24 december 2002 wordt opgeheven.

Art. 36.§ 1. In artikel 48 van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 juni 2004, worden de woorden « een ontwerp van netverklaring » vervangen door de woorden « een netverklaring ». § 2. In artikel 98, eerste en derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « N.M.B.S. Holding ». § 3. Artikel 100, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 juni 2004, wordt vervangen als volgt : « De Minister oefent de bevoegdheden van de beheerder van de spoorweginfrastructuur bedoeld in de hoofdstukken VIII en IX uit tot 31 december 2004 ».

Art. 37.§ 1. In artikel 3, § 4, van het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « Uiterlijk op 15 november 2004 » vervangen door de woorden « Uiterlijk op 30 november 2004 »;2° het derde lid wordt vervangen als volgt : « Indien de activa bedoeld in § 1, 2°, zakelijke rechten op onroerende goederen omvatten, worden deze beschreven in een bijzondere afdeling van de lijst van activa.Deze lijst geldt als akte tot overdracht of vestiging van die rechten. De bijzondere afdeling van de lijst wordt overgeschreven in het daartoe bestemd register op elk kantoor van bewaring der hypotheken in wiens ambtsgebied de betrokken onroerende goederen zijn gelegen. De termijn voor de overschrijving loopt vanaf 1 januari 2005. » § 2. In artikel 3, § 5, tweede lid, van hetzelfde besluit vervalt de laatste zin. § 3. In artikel 5 van hetzelfde besluit, in zoverre het een nieuw artikel 199 in voornoemde wet van 21 maart 1991 invoegt, wordt artikel 199, § 1, 1°, vervangen door de volgende tekst : « 1° het verwerven, de bouw, de vernieuwing, het onderhoud en het beheer van de spoorweginfrastructuur ». § 4. In artikel 5 van hetzelfde besluit, in zoverre het een nieuw artikel 200 in voornoemde wet van 21 maart 1991 invoegt, wordt artikel 200, § 5, aangevuld als volgt : « Artikel 3, § 2, 9°, is niet van toepassing. » § 5. In artikel 5 van hetzelfde besluit, in zoverre het een nieuw artikel 207 in voornoemde wet van 21 maart 1991 invoegt, worden aan artikel 207 de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, eerste lid, wordt aangevuld als volgt : « Het aantal bestuurders wordt bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad »;2° in § 2 vervallen in de eerste zin van het derde lid de woorden « met dien verstande dat de helft van de oorspronkelijke bestuurders worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van drie jaar »;3° § 4, derde lid, wordt aangevuld als volgt : « Hij kan zich laten bijstaan door een deskundige, op kosten van de vennootschap ». § 6. In artikel 5 van hetzelfde besluit, in zoverre het een nieuw artikel 208 in voornoemde wet van 21 maart 1991 invoegt, wordt artikel 208 aangevuld met de volgende bepaling : « § 4. Infrabel wordt geldig vertegenwoordigd jegens derden en in rechte door de gedelegeerd bestuurder en de daartoe door de raad van bestuur aangewezen algemeen directeur, die gezamenlijk optreden. » Alle akten van bestuur of akten die de vennootschap verbinden, worden gezamenlijk ondertekend door de gedelegeerd bestuurder en de daartoe door de raad van bestuur aangewezen algemeen directeur. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de akten waarvan de goedkeuringswijze afwijkt van deze § 4. » De gedelegeerd bestuurder behoort tot een andere taalrol dan deze van de algemeen directeur. § 7. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « Het Fonds heeft ten doel het verwerven en het aanhouden van de spoorweginfrastructuur die aan het Fonds wordt overgedragen met toepassing van artikel 14, § 1er, 1° »;2° in § 2 vervalt de tweede zin. § 8. Artikel 10, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De Koning kan, tegen de voorwaarden die Hij bepaalt, de Staatswaarborg toekennen aan de verbintenissen van het Fonds ingevolge leningen die door het Fonds worden overgenomen met toepassing van artikel 14, § 1, 2°, of die door het Fonds worden uitgegeven of aangegaan met toepassing van het eerste lid, of ingevolge overeenkomsten tot dekking van de wisselkoers- en interestrisico's betreffende dergelijke leningen. » § 9. In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 1°, worden de woorden « bestaande uit eigendomsrechten of andere zakelijke of persoonlijke rechten op het geheel of een deel van deze infrastructuur » ingevoegd tussen de woorden « betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur » en « en andere activa »;2° § 2, derde lid, wordt vervangen als volgt : « De zakelijke rechten op onroerende goederen bedoeld in § 1, 1°, worden beschreven in een afzonderlijke afdeling van de lijst van activa.Deze lijst geldt als akte tot overdracht of vestiging van die rechten. De afzonderlijke afdeling van de lijst wordt overgeschreven in het daartoe bestemd register op elk kantoor van bewaring der hypotheken in wiens ambtsgebied de betrokken onroerende goederen zijn gelegen. De termijn voor de overschrijving loopt vanaf 1 januari 2005 »; 3° in § 3 wordt het volgende lid ingevoegd tussen het eerste en tweede lid : « Zo leningen of andere schulden niet kunnen worden overgedragen aan het Fonds met bevrijding van de N.M.B.S. van haar verbintenissen, wordt de overdracht van de betreffende verbintenissen en lasten aan het Fonds tot stand gebracht door een andere techniek met evenwaardig resultaat »; 4° artikel 14 wordt aangevuld met een § 5, luidende : « § 5.Het beheer en de tegeldemaking van activa die aan het Fonds worden overgedragen met toepassing van § 1, 1°, en specifiek worden aangeduid in de lijst van activa vastgesteld met toepassing van § 2, eerste lid, worden exclusief toevertrouwd aan de vennootschap opgericht met toepassing van het koninklijk besluit van 18 november 1996 waarbij de Regie der gebouwen ertoe wordt gemachtigd zich te verenigen met andere rechtspersonen. Deze vennootschap kan in naam en voor rekening van het Fonds deze activa verkopen of er elk zakelijk of persoonlijk gebruiksrecht op vestigen of overdragen ten gunste van derden, met dien verstande dat elke verrichting waarbij de tegenprestatie EUR 1 miljoen (één miljoen euro) overschrijdt, vooraf moet worden goedgekeurd door de minister bevoegd voor de spoorwegen en door de minister bevoegd voor financièn. De nadere voorwaarden voor de uitvoering en vergoeding van deze opdracht worden geregeld in een overeenkomst tussen het Fonds en de betrokken vennootschap, goedgekeurd door dezelfde ministers, of, bij gebreke van een dergelijke overeenkomst tegen 31 december 2004, door de Koning. » § 10. Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende leden : « Geen enkele van de reorganisatieverrichtingen bedoeld in dit besluit heeft tot gevolg dat de waarborgen die door de Staat zijn toegekend voor leningen of andere schulden uitgegeven of aangegaan door de N.M.B.S. of HST-Fin vóór die verrichtingen, vervallen of worden gewijzigd, in voorkomend geval niettegenstaande de wijziging van schuldenaar in het kader van die reorganisatieverrichtingen.

De fiscale vrijstellingen die door of krachtens de wet zijn toegekend voor de inkomsten uit leningen of andere schulden uitgegeven of aangegaan door de N.M.B.S. of HST-Fin, blijven van toepassing binnen dezelfde grenzen en tegen dezelfde voorwaarden, in voorkomend geval niettegenstaande de overdracht van deze leningen in het kader van de reorganisatieverrichtingen bedoeld in dit besluit. » § 11. Artikel 20 wordt aangevuld met het volgende lid : « In afwijking van het eerste lid, treedt artikel 5 in werking op 1 januari 2005 in zoverre het in voornoemde wet van 21 maart 1991 een nieuw artikel 208, § 2, derde lid, eerste zin, een nieuw artikel 209, § 1, tweede en derde lid, en een nieuw artikel 212, § 2, invoegt. »

Art. 38.De woorden « Kas der geneeskundige verzorging van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » worden vervangen door de woorden « Kas der geneeskundige verzorging van N.M.B.S. Holding » in alle wettelijke en reglementaire bepalingen. HOOFDSTUK III. - Diverse bepalingen

Art. 39.Niettegenstaande enige strijdige contractuele bepaling heeft geen enkele van de reorganisatieverrichtingen bedoeld in dit besluit tot gevolg dat de bepalingen van enige overeenkomst gesloten tussen de N.M.B.S. en één of meer derden vóór 1 januari 2005 worden gewijzigd of dat zulke overeenkomst wordt beèindigd, en geen enkele van deze reorganisatieverrichtingen geeft enige partij het recht om zulke overeenkomst eenzijdig te wijzigen of te beèindigen.

Geen enkele van de reorganisatieverrichtingen bedoeld in dit besluit heeft tot gevolg dat de waarborgen die door de Staat zijn toegekend voor leningen of andere schulden uitgegeven of aangegaan door de N.M.B.S. of HST-Fin vóór die verrichtingen, vervallen of worden gewijzigd, in voorkomend geval niettegenstaande de wijziging van schuldenaar in het kader van die reorganisatieverrichtingen.

De fiscale vrijstellingen die door of krachtens de wet zijn toegekend voor de inkomsten uit leningen of andere schulden uitgegeven of aangegaan door de N.M.B.S. of HST-Fin, blijven van toepassing binnen dezelfde grenzen en tegen dezelfde voorwaarden, in voorkomend geval niettegenstaande de overdracht van deze leningen in het kader van de reorganisatieverrichtingen bedoeld in dit besluit. »

Art. 40.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van : 1° artikel 5, dat in werking treedt op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 2;2° de artikelen 6 tot 29, 31 tot 34, 36, § 2, en 38, die in werking treden op 1 januari 2005;3° de artikelen 30 en 35, die in werking treden op de datum van de fusie bedoeld in artikel 15, § 2, van het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur. In afwijking van het eerste lid, 1°, treedt artikel 5 in werking op 1 januari 2005 in zoverre het in voornoemde wet van 21 maart 1991 een nieuw artikel 224, § 2, derde lid, eerste zin, en een nieuw artikel 226, § 2, tweede en derde lid, invoegt.

In afwijking van het eerste lid, 2°, treedt artikel 27, § 17, 1°, in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 41.Onze minister bevoegd voor Financiën, Onze minister bevoegd voor de overheidsbedrijven, Onze minister bevoegd voor economie, Onze minister bevoegd voor de pensioenen, Onze minister bevoegd voor sociale zaken, Onze minister bevoegd voor de regulering van het spoorvervoer en Onze minister bevoegd voor de middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, op 19 oktober 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK

^