gepubliceerd op 01 oktober 2003
Koninklijk besluit tot vaststelling van de toepassingsmodaliteiten zoals voorzien in artikel 385 van de programmawet van 24 december 2002
28 SEPTEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de toepassingsmodaliteiten zoals voorzien in artikel 385 van de programmawet (I) van 24 december 2002
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben ter ondertekening aan Zijne majesteit voor te leggen heeft tot doel uitvoering te geven aan de bepalingen van artikel 385 van de programmawet (I) van 24 december 2002.
Dat artikel is van toepassing op de universiteiten, op de hogescholen, op het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, op het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen en op de erkende wetenschappelijke instellingen, die assistent-onderzoekers en/of postdoctorale onderzoekers tewerkstellen en die in toepassing van artikel 270, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), schuldenaar zijn van bedrijfsvoorheffing ingevolge de betaling of toekenning van bezoldigingen.
Die werkgevers zijn er slechts toe gehouden 50 pct. van de bedrijfsvoorheffing die zij verschuldigd zijn uit hoofde van een in artikel 273, 1°, WIB 92 bedoelde betaling of toekenning van belastbare bezoldigingen aan de in de wet bedoelde onderzoekers, in de Schatkist te storten. Dit mag evenwel slechts worden toegepast met betrekking tot de in uitvoering van artikel 272, WIB 92 ingehouden bedrijfsvoorheffing.
Dit koninklijk besluit bepaalt de nadere regels en modaliteiten in verband met de wijze waarop bij de indiening van de aangifte in de bedrijfsvoorheffing het bewijs wordt geleverd dat de werknemers voor wie 50 pct. van de ingehouden bedrijfsvoorheffing met betrekking tot de periode waarop die aangifte betrekking heeft, niet wordt gestort, inderdaad bij een hiervoor bedoelde werkgever actief waren als assistent-onderzoekers en/of postdoctorale onderzoekers.
Commentaar op de artikelen Artikel 1 Dit artikel wijzigt artikel 90, § 1, KB/WIB 92 en bepaalt dat de schuldenaars van bedrijfsvoorheffing die zijn bedoeld in artikel 385 van de programmawet (I) van 24 december 2002, voor de periode waarin zij bezoldigingen hebben toegekend waarvoor zij slechts 50 pct. van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing in de Schatkist moeten storten, drie afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing moeten overleggen volgens het hierna volgend onderscheid : - de eerste aangifte in de bedrijfsvoorheffing bevat de door de werkgever betaalde of toegekende belastbare inkomsten van werknemers die niet in artikel 385 van de genoemde wet zijn bedoeld en de daarop verschuldigde bedrijfsvoorheffing die in de Schatkist moet worden gestort; - de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing bevat uitsluitend de voor die periode betaalde of toegekende belastbare inkomsten van de werknemers die wel in het voornoemd artikel 385 zijn bedoeld, en de daarop ingehouden bedrijfsvoorheffing als bedoeld in hetzelfde artikel; - de derde aangifte in de bedrijfsvoorheffing bevat uitsluitend een negatief bedrag van 50 pct. van de ingehouden bedrijfsvoorheffing. In de rubriek "belastbare inkomsten" moet het cijfer "0" worden ingevuld. ».
Artikel 2 Artikel 2 bepaalt dat de in artikel 385, eerste en tweede lid, van de programmawet (I) van 24 december 2002 bedoelde werkgevers aan de aangifte in de bedrijfsvoorheffing een nominatieve lijst per instelling moeten toevoegen met de vermelding van : 1° de volledige identiteit van de werkgever;2° bijkomende gegevens voor elke in artikel 385, derde lid van dezelfde wet vermelde werknemer;3° het totaal bedrag van de bezoldigingen en van de ingehouden bedrijfsvoorheffing. Artikel 3 In dit artikel wordt de inwerkingtreding vastgelegd van onderhavig besluit.
Artikel 4 Dit artikel behoeft geen verdere commentaar.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaren, De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, Mevr. F. MOERMAN
28 SEPTEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de toepassingsmodaliteiten zoals voorzien in artikel 385 van de programmawet (I) van 24 december 2002 (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid op de artikelen 250, 300, § 1, en 312;
Gelet op de programmawet (I) van 24 december 2002, inzonderheid op artikel 385, gewijzigd bij de programmawet van 8 april 2003, en artikel 386;
Gelet op het KB/WIB 92, inzonderheid op artikel 90, § 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 januari 1995, 10 januari 1997, 3 mei 1999, 5 december 2000, 21 oktober 2002 en 3 april 2003;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 maart 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 3 april 2003;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op advies 35.333/2 van de Raad van State, gegeven op 11 juni 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en van Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 90, § 1, KB/WIB 92, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 januari 1995, 10 januari 1997, 3 mei 1999, 5 december 2000, 21 oktober 2002 en 3 april 2003 wordt aangevuld met het volgende lid : « De schuldenaars van bedrijfsvoorheffing die zijn bedoeld in artikel 385 van de programmawet (I) van 24 december 2002, moeten voor de periode waarin zij bezoldigingen hebben toegekend waarvoor zij slechts 50 pct. van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing in de Schatkist moeten storten, drie afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing overleggen volgens het hierna volgend onderscheid : - de eerste aangifte in de bedrijfsvoorheffing bevat de door de werkgever betaalde of toegekende belastbare inkomsten van werknemers die niet in artikel 385 van de genoemde wet zijn bedoeld en de daarop verschuldigde bedrijfsvoorheffing die in de Schatkist moet worden gestort; - de tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing bevat uitsluitend de voor die periode betaalde of toegekende belastbare inkomsten van de werknemers die wel in het voornoemd artikel 385 zijn bedoeld, en de daarop ingehouden bedrijfsvoorheffing als bedoeld in hetzelfde artikel; - de derde aangifte in de bedrijfsvoorheffing bevat uitsluitend een negatief bedrag van 50 pct. van de ingehouden bedrijfsvoorheffing. In de rubriek "belastbare inkomsten" moet het cijfer "0" worden ingevuld. ».
Art. 2.Voor de toepassing van artikel 385 van de programmawet (I) van 24 december 2002 moeten de in het eerste en tweede lid van dat artikel vermelde werkgevers, aan de in artikel 90, § 1, zesde lid, derde streepje, KB/WIB 92 vermelde aangifte in de bedrijfsvoorheffing een nominatieve lijst per instelling toevoegen met vermelding van : 1° de volledige identiteit van de werkgever met vermelding van het nationaal nummer of het refertenummer als schuldenaar inzake bedrijfsvoorheffing;2° voor elke in artikel 385, derde lid van dezelfde wet vermelde werknemer : a) de volledige identiteit alsmede, in voorkomend geval, het nationaal nummer;b) het bewijs dat de betrokken werknemer, naargelang het geval, een assistent-onderzoeker of een postdoctorale onderzoeker is;c) in voorkomend geval, de data van indiensttreding en uitdiensttreding zoals die in de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling (DIMONA) zijn vermeld;d) de bevestiging dat een arbeidsovereenkomst werd afgesloten of een tewerkstellingsbesluit werd getroffen;e) het bedrag van de betaalde bruto belastbare bezoldigingen;f) het bedrag van de op die bezoldigingen ingehouden bedrijfsvoorheffing en een gedetailleerde berekening van die bedrijfsvoorheffing;3° het totaal bedrag van de bezoldigingen en van de ingehouden bedrijfsvoorheffing.
Art. 3.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de bezoldigingen betaald of toegekend vanaf 1 oktober 2003.
Art. 4.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 september 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, Mevr. F. MOERMAN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, koninklijk besluit van 10 april 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992. Programmawet van 24 december 2002, Belgisch Staatsblad van 31 december 2002.
Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, Belgisch Staatsblad van13 september 1993.