Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 maart 2005
gepubliceerd op 18 maart 2005

Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 385, vijfde lid, van de programmawet van 24 december 2002 en tot wijziging van het KB/WIB 92 inzake vrijstelling van storting van bedrijfsvoorheffing

bron
federale overheidsdienst financien en programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid
numac
2005003086
pub.
18/03/2005
prom.
11/03/2005
ELI
eli/besluit/2005/03/11/2005003086/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 MAART 2005. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 385, vijfde lid, van de programmawet (I) van 24 december 2002 en tot wijziging van het KB/WIB 92 inzake vrijstelling van storting van bedrijfsvoorheffing


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben ter ondertekening aan Zijne Majesteit voor te leggen heeft tot doel uitvoering te geven aan de bepalingen van artikel 385, vijfde lid, van de programmawet (I) van 24 december 2002, ingevoegd bij de programmawet van 27 december 2004 en wijzigingen aan te brengen aan het KB/WIB 92 inzake vrijstelling van storting van bedrijfsvoorheffing.

Het genoemde artikel 385, vijfde lid is van toepassing op de universiteiten, op de hogescholen, op het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, op het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen, en die assistent-onderzoekers en / of postdoctorale onderzoekers tewerkstellen en die in toepassing van artikel 270, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), schuldenaar zijn van bedrijfsvoorheffing ingevolge de betaling of toekenning van bezoldigingen.

Die werkgevers zijn er tot op heden slechts toe gehouden 50 pct. van de bedrijfsvoorheffing die zij verschuldigd zijn uit hoofde van een in artikel 273, 1°, WIB 92 bedoelde betaling of toekenning van belastbare bezoldigingen aan de in de wet bedoelde onderzoekers, in de Schatkist te storten. Dit mag evenwel slechts worden toegepast met betrekking tot de in uitvoering van artikel 272, WIB 92 ingehouden bedrijfsvoorheffing.

De voornoemde instellingen zullen met andere woorden slechts de helft van de bedrijfsvoorheffing berekend op de bezoldigingen moeten doorstorten.

Het ontwerp van koninklijk besluit dat U wordt voorgelegd heeft tot doel het voornoemde percentage van 50 pct. op 65 pct. te brengen. Het ontwerp is van toepassing op de met ingang van 1 januari 2005 betaalde of toegekende inkomsten.

Ingevolge deze verhoging moeten de regels vermeld in artikel 90, KB/WIB 92, worden aangepast teneinde rekening te houden met het verhoogde percentage.

Wat de opmerkingen van de Raad van State betreft, werd het advies slechts gedeeltelijk gevolgd.

Artikel 1.Wat dit artikel betreft, werd het ontwerp behouden zoals het voor advies werd voorgelegd aan de Raad van State. Het doel van de Raad van State is artikel 385 van de programmawet (I) van 24 december 2002, zoals gewijzigd bij de programmawetten van 8 april 2003 en 27 december 2004, te vervolledigen met een nieuw lid. Deze benadering werd niet weerhouden aangezien ze op geen enkele wettelijke basis is gestoeld. Onderhavig koninklijk besluit heeft geen delegatie om een wettelijke bepaling te wijzigen. Bijgevolg is het evenmin noodzakelijk het opschrift van dit koninklijk besluit te wijzigen.

Evenwel, om elke verwarring te vermijden m.b.t. de door deze maatregel bedoelde werkgevers werd hun opsomming opgenomen van artikel 385, § 1 van de programmawet (1) van 24 december 2002.

Art. 2.De opmerking van de Raad van State heeft betrekking op de ingewikkeldheid van de tekst van het 1° zoals hij werd voorgesteld. Op dit punt werd het advies van de Raad van State gevolgd.

Art. 3.Dit artikel legt de datum van inwerkingtreding van dit koninklijk besluit vast. Aangezien het oorspronkelijke artikel 1 werd behouden, is het advies van de Raad van State met betrekking tot dit artikel zonder voorwerp.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaren, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN

ADVIES 38.130/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 9 februari 2005 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van vijf werkdagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot uitvoering van artikel 385, vijfde lid, van de programmawet (I) van 24 december 2002 en tot wijziging van het KB/WIB 92 op het vlak van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing", heeft op 14 februari 2005 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 2/, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996 en vervangen bij de wet van 2 april 2003, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief met de adviesaanvraag als volgt : « De hoogdringendheid wordt gemotiveerd door de omstandigheid dat : - dit besluit betrekking heeft op de bedrijfsvoorheffing verschuldigd vanaf 1 januari 2005; - de verhoogde vrijstelling van door te storten bedrijfsvoorheffing inwerking treedt op 1 januari 2005; - de belastingplichtigen dus dringend op de hoogte dienen te worden gebracht van de wijzigingen; - dit besluit dus dringend moet worden genomen. » Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2/, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Rechtsgrond Dispositief

Artikel 1.Volgens de programmawet van 27 december 2004 kan de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad het percentage genoemd in artikel 385, eerste lid, van de programmawet (I) van 24 december 2002 verhogen van 50 pct. tot maximaal 75 pct.

De laatstgenoemde bepaling luidt als volgt : « De universiteiten en hogescholen die bezoldigingen uitbetalen of toekennen aan assistent-onderzoekers en het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek alsmede het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen die bezoldigingen uitbetalen of toekennen aan postdoctorale onderzoekers en die krachtens artikel 270, 1/, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, bedrijfsvoorheffing op die bezoldigingen verschuldigd zijn, worden vrijgesteld van het storten aan de Schatkist, van 50 pct. van die bedrijfsvoorheffing, op voorwaarde dat ze op die bezoldigingen 100 pct. van die bedrijfsvoorheffing inhouden. » Artikel 1 van het ontwerp van koninklijk besluit, dat is vastgesteld ter uitvoering van de voornoemde bevoegdheidsdelegatie, verhoogt dat percentage van 50 pct. tot 65 pct. wat betreft de vanaf 1 januari 2005 betaalde of toegekende inkomsten (zie artikel 3). Het betreft dus een wijziging die slaat op artikel 385, eerste lid, van de programmawet (I) van 24 december 2002 en die door de Koning wordt uitgevaardigd krachtens een bijzondere bevoegdheidsdelegatie.

Artikel 1 van het ontwerp moet derhalve als volgt worden gesteld : «

Artikel 1.Artikel 385 van de programmawet (I) van 24 december 2002, gewijzigd bij de programmawetten van 8 april 2003 en 27 december 2004, wordt aangevuld als volgt : « Het in het eerste lid genoemde percentage van 50 pct. wordt verhoogd tot 65 pct. wat betreft de vanaf 1 januari 2005 betaalde of toegekende bezoldigingen bedoeld in dat lid. » Het eerste gedeelte van het opschrift van het ontwerp van koninklijk besluit moet bijgevolg aldus worden gewijzigd : « Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 385, eerste lid, van de programmawet (I) van 24 december 2002 en... ».

Artikel 2.Onderdeel 1/ van artikel 2 is onnodig ingewikkeld : men kan ermee volstaan in de thans vigerende tekst de woorden "50 pct. van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing" te vervangen door de woorden "35 of 50 pct., naar gelang van het geval, van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing".

Artikel 3.Indien ingestemd wordt met de wijziging van artikel 1, dient het bepaalde in artikel 3, dat de inwerkingtreding betreft, te worden beperkt tot de inwerkingtreding van artikel 2.

De kamer was samengesteld uit de Heer Y. Kreins, kamervoorzitter, de heer J. Jaumotte, Mevr. M. Baguet, staatsraden, de Heer J. Kirkpatrick, assessor van de afdeling wetgeving, Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H. J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De griffier, B.Vigneron De voorzitter, Y. Kreins

11 MAART 2005. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 385, vijfde lid, van de programmawet (I) van 24 december 2002 en tot wijziging van het KB/WIB 92 op het vlak van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de programmawet (I) van 24 december 2002, zoals gewijzigd bij de programmawetten van 8 april 2003 en 27 december 2004, inzonderheid op artikel 385;

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid op artikel 270;

Gelet op het KB/WIB 92, inzonderheid op artikel 90;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 januari 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 februari 2005;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat: - dit besluit betrekking heeft op de bedrijfsvoorheffing verschuldigd vanaf 1 januari 2005; - de verhoogde vrijstelling van door te storten bedrijfsvoorheffing in werking treedt op 1 januari 2005; - de belastingplichtigen dus dringend op de hoogte moeten worden gebracht van de wijzigingen; - dit besluit dus dringend moet worden genomen;

Gelet op advies 38.130/2 van de Raad van State, gegeven op 17 februari 2005 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en van Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In uitvoering van artikel 385, vijfde lid, van de programmawet (I) van 24 december 2002, ingevoegd bij de programmawet van 27 december 2004, wordt, voor de in het eerste lid van dat artikel bedoelde universiteiten, hogescholen, het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek en het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen, het percentage van 50 pct. verhoogd tot 65 pct.

Art. 2.In artikel 90, § 1, zesde lid, van het KB/WIB 92, ingevoegd bij koninklijk besluit van 28 september 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin worden de woorden "slechts 50 pct.van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing" vervangen door de woorden "naargelang het geval, slechts 35 of 50 pct. van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing"; 2° in het derde streepje, worden de woorden « van 50 pct.van de ingehouden bedrijfsvoorheffing » vervangen door de woorden « van 65 pct. of 50 pct. van de ingehouden bedrijfsvoorheffing ».

Art. 3.Dit besluit is van toepassing op de vanaf 1 januari 2005 betaalde of toegekende inkomsten.

Art. 4.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 maart 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, koninklijk besluit van 10 april 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992; Programmawet van 24 december 2002, Belgisch Staatsblad van 31 december 2002;

Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, Belgisch Staatsblad van 13 september 1993;

Koninklijk besluit van 28 september 2003 tot vaststelling van de toepassingsmodaliteiten zoals voorzien in artikel 385 van de programmawet (I) van 24 december 2002, Belgisch Staatsblad van 1 oktober 2003, 2e ed.

^