Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 14 mei 2009
gepubliceerd op 04 september 2009

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 april 1999 tot vaststelling van de regels voor het opmaken en de vorm van de begrotingen en rekeningen van de universitaire instellingen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2009029459
pub.
04/09/2009
prom.
14/05/2009
ELI
eli/besluit/2009/05/14/2009029459/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 MEI 2009. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende wijziging van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 12 april 1999 tot vaststelling van de regels voor het opmaken en de vorm van de begrotingen en rekeningen van de universitaire instellingen


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen, inzonderheid op artikel 43, § 1, tweede lid, § 5, gewijzigd bij het decreet van 1 oktober 1998, en op artikel 45, § 3, opnieuw ingevoerd door het decreet van 1 oktober 1998;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 maart 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 23 april 2009;

Gelet op het overleg met de organisaties die de studenten op gemeenschapsvlak vertegenwoordigen, dat op 29 april 2009 heeft plaatsgevonden;

Gelet op de urgentie, gemotiveerd door het feit dat de universitaire instellingen thans hun boekhoudkundige software en de daarmee verband houdende administratieve procedures aan het herzien zijn, dat nog andere instellingen thans een fusie- of integratieproces ondergaan en dat het bijgevolg onontbeerlijk is dat ze, om nutteloze financiële kosten te vermijden, onverwijld op de hoogte worden gebracht van de nieuwe regels voor het opmaken en de vorm van de begrotingen en rekeningen die het ontwerp van besluit wil bepalen;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 46.545/2, gegeven op 6 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 1 van het besluit van de Regering van 12 april 1999 tot vaststelling van de regels voor het opmaken en de vorm van de begrotingen en rekeningen van de universitaire instellingen, wordt aangevuld als volgt : « 3° « de universitaire instellingen » : de universiteiten en de universitaire academiën zoals bepaald in artikel 2. ».

Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de universiteiten opgesomd in artikel 25 van de wet en op de universitaire academiën bedoeld in artikel 90 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten. ».

Art. 3.In artikel 3 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.De begroting van de universitaire instellingen omvat een begroting van de gewone lasten voor onderwijs, onderzoek en bestuur (sectie I), een sociale begroting (sectie II), een begroting voor patrimonium zonder bestemming (sectie III), een begroting voor onroerende investeringen (sectie VI) en een meerjarenplan voor onroerende investeringen.

De rekeningen van de universitaire instellingen omvatten de rekeningen van de gewone lasten voor onderwijs, onderzoek en bestuur (sectie I), de sociale rekeningen (sectie II), de rekeningen voor patrimonium zonder bestemming (sectie III), de rekeningen voor onderzoeksprogramma's die door overheidsinstellingen worden gefinancierd (sectie IV a), de rekeningen voor prestaties, onderzoek en andere factureerbare activiteiten voor derden (sectie IV b), de rekeningen voor orde (sectie V), en onroerende investeringen.

De begroting en de rekeningen van uitvoering van de begroting van de secties I, II, III en VI worden opgemaakt per burgerlijk jaar, overeenkomstig bijlage 1 van dit besluit.

De jaarrekeningen, alle secties inbegrepen, die de balans, de resultatenrekening en haar bijlagen omvatten, worden voorgesteld volgens het volledige schema vermeld in bijlage 2 van dit besluit.

Het volledige schema van de VZW's die door de Nationale Bank van België ter beschikking worden gesteld, kan worden gebruikt.

De resultatenrekeningen per sectie worden voorgesteld overeenkomstig bijlage 3 van dit besluit.

Het meerjarenplan voor de onroerende investeringen wordt voorgesteld volgens bijlage 6 van dit besluit. » b) in paragraaf 2, 1°, worden de woorden « de bijkomende inschrijvingsrechten en andere eventuele opbrengsten bedoeld bij artikel 5, 1°, c) en d) » vervangen door de woorden « de vrijstelling van bedrijfsvoorheffing voor de vorsers bedoeld bij het koninklijk besluit van 11 maart 2005, de subsidie van het bijzonder onderzoeksfonds in de universitaire academiën bedoeld bij het decreet van 30 maart 2007 en de andere eventuele opbrengsten bedoeld bij artikel 5, 1°, d) en e), waaronder de bijkomende inschrijvingsrechten bedoeld in artikel 27, § 4 van de wet.»; c) in paragraaf 2, wordt 4° vervangen als volgt : « 4° Sectie IV.- De rekeningen van deze sectie omvatten de opbrengsten en de kosten in verband met : - sectie IV a : de onderzoeksprogramma's die door overheidsinstellingen worden gefinancierd; - sectie IV b : de prestaties, onderzoeken en andere activiteiten die ten voordele van derden kunnen worden gefactureerd. »; d) in paragraaf 2, 5°, worden de woorden « ,alsook de opbrengsten en de lasten die niet specifiek in een andere sectie opgenomen zijn » geschrapt.e) in paragraaf 2, 6°, worden de woorden « de middelen voor hun financiering, inzonderheid » ingevoegd tussen de woorden « het bestuur » en « en de toelagen »;f) het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt : « § 3.Het meerjarenplan van de onroerende investeringen (sectie VI) stelt over 3 jaar minstens de volgende gegevens voor : - de middelen bestemd voor de onroerende investeringen van de instelling, afkomstig zowel uit de subsidies van de Franse Gemeenschap als uit de middelen die eigen zijn aan de instelling en uit de leningen die ze daartoe heeft aangegaan en die de « overdracht van de middelen van de andere dienstjaren » omvat; - de onroerende investeringen die op de voormelde middelen worden aangerekend, voorgesteld onder drie rubrieken « bouwwerken, groot onderhoud en andere investeringen ». Naast de nieuwe investeringen, nemen de uitgaven de « overdrachten van vastleggingen van vroegere dienstjaren » op, bestaande in de reeds door de raad van bestuur goedgekeurde investeringen, waarvoor een bestelbon werd afgeleverd, die nog niet uitgevoerd zijn, en de « nog niet vastgelegde investeringen uit vroegere dienstjaren », bestaande in de door de raad van bestuur goedgekeurde investeringen, waarvoor geen bestelbon werd afgeleverd. ». g) het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidend als volgt : « § 4.De universitaire instellingen zorgen voor het geïntegreerde karakter van hun begrotingen en rekeningen in de vorm voortkomend uit dit besluit en van de door ze vastgestelde budgettaire en analytische vormen. De begrotingen en rekeningen worden te allen tijde toegankelijk gemaakt voor de toezichtorganen. ».

Art. 4.In artikel 4 van hetzelfde besluit, worden de woorden « het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen » vervangen door de woorden « de bepalingen van boek II van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen ».

Art. 5.In artikel 5 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in 1°, wordt a) vervangen door wat volgt : « a) voor de universiteiten, de toelage van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, berekend overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 27, 28, 29, §§ 1, 2, 4 en 5, 29bis , 30, 31, 32 en 48 quater van de wet, in voorkomend geval aangevuld mat de aanvullende toelagen en subsidies die aan de universiteit verschuldigd zijn voor de gehele of gedeeltelijke integratie van één of meer andere instellingen voor hoger onderwijs, waarbij, in voorkomend geval, het eventuele supplement voortvloeiend uit de toepassing van artikel 34 van de wet alsook de aanvullende toelage ter compensatie van de inschrijvingsrechten van de minvermogende studenten die een studiebeurs genieten, bedoeld in artikel 36bis van de wet, duidelijk op de voorgrond treedt;voor de academiën of de gegroepeerde instellingen, de toelage van het Ministerie van de Franse Gemeenschap bedoeld in artikel 29, § 6, van de wet, die aan deze worden toegekend voor de bijkomende masters, het bedrag dat wordt uitgekeerd voor de gediplomeerde doctoren bedoeld in artikel 32bis van de wet en de aanvullende toelagen voor de bevordering van de slaagkansen, bedoeld in de artikelen 36ter en quater van de wet. Die toelagen worden in de begrotingen opgenomen en geboekt op grond van de vastgestelde rechten, dit is op grond van de toelagen die voor de 12 maanden van het betrokken dienstjaar zijn verschuldigd, met inbegrip van het aandeel van deze dat overeenstemt met het dekken van de premie voor sociale programmatie; »; b) in 1°, wordt c) vervangen als volgt : « c) de federale subsidie voor onderzoek, bestaande in de vrijstelling van de bedrijfsvoorheffing voor de onderzoekers bedoeld bij het koninklijk besluit van 11 maart 2005;»; c) in 1°, na c), wordt de volgende bepaling ingevoegd : « d) de eventuele andere overheidssubsidies in verband met onderwijs, onderzoek en bestuur, waaronder de subsidie van het bijzonder onderzoeksfonds in de universitaire academiën bedoeld bij het decreet van 30 maart 2007;»; d) in 1°,wordt het vroegere d) e) en wordt vervangen als volgt : « e) de eventuele andere bedrijfsopbrengsten.Deze hebben betrekking op de andere opbrengsten van het dienstjaar dan deze die bedoeld zijn in de punten a) tot d) hierboven, en die worden opgeleverd door lasten die aan te rekenen zijn op de begroting en de rekeningen van gewone lasten voor onderwijs, onderzoek en bestuur, met uitzondering van de vermindering « koninklijk besluit 501 », die van de lasten wordt afgetrokken. Die andere opbrengsten omvatten ook de aanvullende inschrijvingsrechten bedoeld in artikel 27, § 4 van de wet. Die aanvullende rechten worden verbonden aan het dienstjaar waarin ze worden geïnd. ». e) in 2°, wordt c) opgeheven en wordt het vroegere d) c);f) in 3°, a), worden de woorden « ofwel met het dienstjaar van hun inning, ofwel met het academiejaar waarop zij betrekking hebben, volgens de wijze van beheer van de instelling die daarover nadere uitleg geeft in de evaluatieregels als bijlage bij de rekeningen » vervangen door de woorden « met het dienstjaar waarin ze worden geïnd »;g) in 3°, wordt c) opgeheven en wordt d) c);h) in 4°, eerste lid, worden de woorden « en door de privé-sector » geschrapt; i) 6° wordt vervangen als volgt : « 6° voor de begroting en de rekeningen van sectie VI : de opbrengsten van de interne verkoop van onroerende goederen en van de interne overschrijvingen alsook de subsidies voor onroerende investeringen die door de Franse Gemeenschap worden toegekend voor de werken voor groot onderhoud en/of voor het optrekken van gebouwen bestemd voor onderwijs, onderzoek en bestuur bedoeld in de artikelen 29, § 3 en 45 van de wet, in artikel 21 van het decreet van 15 oktober 1991 waarbij voorlopige kredieten worden geopend die in mindering komen van de begrotingen van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1992, bij het besluit van de Executieve van 18 oktober 1991 tot verdeling van het krediet van 200 miljoen, uitgetrokken op artikel 60.57.A van het decreet van 24 december 1990 houdende de begroting van de Franse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1991, bij het besluit van de Executieve van 18 november 1991 betreffende de universitaire investeringen, alsook alle latere subsidies die door de Franse Gemeenschap voor dezelfde doeleinden zouden worden vrijgemaakt.

De bij het vorige lid bedoelde interne overschrijvingen betreffende de overschrijvingen van opbrengsten uit andere secties naar sectie VI, met uitzondering van sectie IV a).

De subsidies die de activeringsdrempels bedoeld in artikel 6, 7°, a) niet bereiken, worden onmiddellijk door de resultatenrekening overgenomen.

Voor de investeringen die door middel van leningen worden gefinancierd, wordt het goed geactiveerd en afgeschreven. In de passiva, wordt de lening terugbetaald, waarbij er niet noodzakelijk een symmetrie bestaat tussen de duur van de afschrijving en de duur van terugbetaling van de lening. De renten worden jaarlijks geregeld.

Voor de afschrijfbare investeringen die door subsidies worden gefinancierd, worden de goederen geactiveerd en afgeschreven. De ontvangen subsidies, die in een eerste fase worden geboekt als opbrengst van het dienstjaar via de andere bedrijfsopbrengsten, worden overgeschreven naar de passiva van de balans onder de rubriek « kapitaalsubsidies ». Die kapitaalsubsidies worden jaarlijks aangerekend op de resultatenrekening volgens hetzelfde ritme als de afschrijving van de betrokken goederen.

De afschrijfbare investeringen die door eigen geldmiddelen worden gefinancierd, inzonderheid door de opbrengsten van de verkoop van onroerende goederen die opnieuw moeten worden bestemd voor onroerende investeringen, worden tot passend beloop overgeschreven naar de passiva van de balans als kapitaalsubsidies. Die kapitaalsubsidies worden jaarlijks aangerekend op de resultatenrekening volgens hetzelfde ritme als de afschrijving van de investeringen in verband daarmee.

De leningen bedoeld in het derde lid hierboven worden aangerekend op de passiva van de balans als schulden op lange termijn. Ze worden jaarlijks overgeschreven als schulden op hoogstens één jaar voor het aandeel van de schuld dat in het jaar vervalt. De terugbetaling van het kapitaal bepaalt de annulering van de schuld die in het jaar in de passiva vervalt, met, gelijktijdig, een overeenstemmende vermindering van de in de activa beschikbare waarden. »; j) 7° wordt vervangen als volgt : « 7° voor de begroting van de secties I, II, III en VI, alsook voor de rekeningen van de secties I tot VI : de interne opbrengsten en de opbrengsten van overschrijvingen uit andere begrotingen of rekeningen ter compensatie van lasten die eventueel worden gedekt door de betrokken begroting of rekeningen die betrekking hebben op die andere begrotingen of rekeningen. De overschrijvingen die betrekking hebben op de deelneming in de algemene kosten waarvan sprake in artikel 39bis van de wet, worden onderscheidenlijk voorgesteld in een onderverdeling van de rubriek betreffende de overschrijvingen waarin deze en de andere worden onderscheiden. »; k) 8° wordt vervangen als volgt : « 8° voor de begroting en de rekeningen van sectie I : de opbrengsten uit andere universitaire instellingen of academiën, voortvloeiend uit de eventuele terugbetaling door andere universiteiten of academiën, van lasten die inzonderheid ontstaan zijn in het kader van overeenkomsten betreffende gemeenschappelijke programma's.».

Art. 6.In artikel 6, § 1, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) 1° wordt vervangen als volgt : 1° voor de begroting en de rekeningen van sectie I, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 26 van de wet : a) de lasten met betrekking tot de bezoldigingen en sociale lasten van het academiepersoneel, het wetenschappelijk personeel, het administratief en technisch personeel, het ander personeel;b) de niet afschrijfbare werkings- en uitrustingslasten die met een bestemming worden voorgesteld : voor onderwijs en onderzoek, algemeen belang en algemene diensten, logistiek en onderhoud van onroerende goederen, en andere bestemmingen.»; b) 2° wordt vervangen als volgt : « 2° voor de begroting en de rekeningen van sectie II : de lasten in verband met de bezoldigingen en sociale lasten van het wetenschappelijk personeel, het administratief en technisch personeel en het ander personeel, alsook de werkings- en uitrustingslasten van de sociale installaties en diensten voor studenten die met een bestemming worden voorgesteld : voor steun aan studenten, studentenwoningen, restaurants en andere sociale diensten.»; c) 3° wordt vervangen als volgt : « 3° voor de begroting en de rekeningen van sectie III : de lasten in verband met de bezoldigingen en sociale lasten van het academiepersoneel, het wetenschappelijk personeel, het administratief en technisch personeel, het ander personeel, alsook de niet afschrijfbare werkings- en uitrustingslasten die niet onder de andere secties ressorteren.»; d) in 7°, a), eerste lid, worden de woorden « rubriek 5) » vervangen door de woorden « rubriek 3) voor de secties I tot III en in de rubriek 5) voor de sectie VI, »; e) in 7°, a), 5e lid, eerste streepje, worden de woorden « die een waarde hebben van meer dan 25.000 euro; » geschrapt en wordt het bedrag « 62.000 » vervangen door het bedrag « 50.000 »; f) in 7°, a), worden het 6e lid en het 7e lid afgeschaft;g) in 7°, b), worden de woorden « rubriek 6) » vervangen door de woorden « rubriek 3) ook voor de secties I tot III en in de rubriek 6) voor de sectie VI, » en worden de woorden « en de aanwending » ingevoegd tussen de woorden « en de » en het woord « overnemingen »;h) in 7°, c), eerste lid, worden de woorden « rubriek 7) » vervangen door de woorden « rubriek 3) ook voor de secties I tot III en in de rubriek 7° voor de sectie VI, »;i) in 7°, c), na het eerste lid, worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidend als volgt : « Voor de vastgelegde lasten betreffende vaste bestellingen bij derden, wordt, op het einde van het dienstjaar, een voorziening voor risico's en lasten (« voorziening voor vastgelegde lasten » genoemd) bepaald. De bedragen die worden bestemd voor doelgerichte projecten en initiatieven, inzonderheid voor investeringen, en waarvan de aanwending over twee of meer dienstjaren wordt verspreid, worden overgedragen via de rekening van voorziening voor risico's en lasten (« voorziening voor overdracht van bedragen met een speciale bestemming die binnenkort zullen worden aangewend » genoemd) bepaald in verhouding tot de nog niet aangewende saldi. »; j) in 7°, d), eerste lid, worden de woorden « rubriek 8) » vervangen door de woorden « rubriek 4) ook voor de secties I tot III en in de rubriek 8) voor de sectie VI, de overschrijving van middelen tussen de bovenvermelde secties en »;k) in 7°, d), na het eerste lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : « waarvan sprake in artikel 39bis van de wet, worden onderscheidenlijk voorgesteld in een onderverdeling van de rubriek betreffende de overschrijvingen waarin deze en de andere worden onderscheiden.»; l) 8° wordt vervangen als volgt : « in de rubriek 5), voor de begroting en de rekeningen van de sectie I : de lasten voortvloeiend uit de eventuele terugbetaling aan andere universiteiten of universitaire academiën, van opbrengsten die inzonderheid voortgebracht werden in het kader van overeenkomsten betreffende gemeenschappelijke programma's.». m) § 3 wordt opgeheven.

Art. 7.In artikel 7 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden « elke begroting en rekening » worden vervangen door de woorden « elke sectie van de begrotingen en rekeningen »;b) in 2°, wordt het woord « lopende » ingevoegd tussen de woorden « het » en « dienstjaar »;c) in 2°, b), tweede lid, vóór het eerste streepje, wordt een nieuw streepje ingevoegd, luidend als volgt : « - financiële opbrengsten en de financiële lasten ressorterend onder de sectie I;»; d) in 2°, b), tweede lid, na het nieuwe tweede streepje, wordt een nieuw streepje ingevoegd, luidend als volgt : « - financiële opbrengsten, opgeleverd door de giften en legaten bestemd voor de sectie V »;e) 4° en 5° worden vervangen door een lid, luidend als volgt : « Voor elke sectie van de begrotingen en rekeningen, omvat de bestemming van het resultaat : 1° het te bestemmen resultaat, rekening houdend met a) het resultaat van het dienstjaar.Dat resultaat stemt overeen met het resultaat na de buitengewone opbrengsten en lasten bedoeld in het eerste lid, 3°; b) het resultaat dat naar het einde van het vorige dienstjaar wordt overgedragen : - ofwel geraamd op het einde van het vorige dienstjaar voor het opmaken van de oorspronkelijke begroting; - ofwel beschikbaar op het einde van het vorige dienstjaar voor het opmaken van de aangepaste begroting en de rekeningen; 2° de opnemingen op het kapitaal en de reservefondsen, verricht op grond van een beslissing van de raad van bestuur. De reservefondsen met een speciale bestemming die geen bestemming meer hebben, worden overgenomen in de vorm van opnemingen. 3° De bestemmingen voor de kapitalen en reservefondsen verricht op grond van een beslissing van de raad van bestuur. De saldi van de niet aangewende bedragen die niet ressorteren onder de voorzieningen voor vastgelegde lasten en voor overdracht van bedragen met een speciale bestemming die binnenkort zullen worden aangewend, bedoeld in artikel 6, § 1, 7°,c), tweede en derde lid, worden in het resultaat van het dienstjaar overgenomen. Op beslissing van de raad van bestuur, kunnen die saldi worden bestemd voor de reservefondsen via de rekening van bestemmingen en opnemingen.

De bedragen bedoeld in het vorige lid zijn die waarvoor de raad van bestuur een bestemming heeft toegelaten ten voordele van een dienst van de instelling en die, op het einde van het dienstjaar, blijkbaar niet volledig aangewend zijn. 4° De tegemoetkomingen voor of uit andere secties, verricht op beslissing van de raad van bestuur, met dien verstande dat de secties I, II en VI de mali van de andere secties niet kunnen aanzuiveren.».

Art. 8.In artikel 8, worden het tweede lid en het derde lid vervangen als volgt : « De in het eerste lid bedoelde personeelslasten omvatten : 1° de lasten voor het academie-, wetenschappelijk, administratief en technisch personeel bedoeld bij artikel 6, § 1, 1°,a);2° de dotaties voor de voorzieningen, aangelegd overeenkomstig artikel 6, § 1,7°, die verband houden met het personeel;3° het interimaire of ter beschikking gestelde personeel vermeld in de rubriek 617 van de minimumindeling van het rekeningenstelsel;4° de overschrijvingslasten uit andere secties betreffende personeelskosten;5° 80 % van de lasten uit andere instellingen bedoeld in artikel 5, 7° en 8° en in artikel 6, § 1, 7° en 8°, die betrekking hebben op het personeel. De in het eerste lid bedoelde opbrengsten omvatten : 1° de toelagen en subsidies bedoeld in de rubrieken 1 tot 4;2° de terugvorderingen inzake personeelskosten vermeld in de rubriek 5;3° de opbrengsten van overschrijvingen naar de andere secties, betreffende personeelskosten;4° 80 % van de opbrengsten die teruggekregen zijn van andere instellingen bedoeld in artikel 5, 7° en 8°, en in artikel 6, § 1, 7° en 8°, betreffende het personeel.».

Art. 9.In artikel 9 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid, worden de woorden « van de rekeningen » vervangen door de woorden « van het tegoed, de rechten en vastleggingen » en worden de woorden « , gevoegd als bijlage 5 bij dit besluit » toegevoegd na de woorden « algemeen rekeningenstelsel »;b) tussen het eerste lid en het tweede lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : « De balans wordt opgemaakt na de verdeling, dit is rekening houdend met de beslissingen tot bestemming van het saldo van de resultatenrekeningen van het dienstjaar, de overgedragen resultaten en eventueel de opnemingen en andere bestemmingen op eigen middelen, geboekt binnen elke sectie.»; c) het laatste lid wordt opgeheven.

Art. 10.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in 5°, wordt de laatste zin geschrapt : b) in 6°, worden de woorden « en de toestand van de thesaurie » geschrapt.

Art. 11.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 11.De begroting van sectie I bedoeld in artikel 3, § 1, derde lid, wordt aangevuld met een informatie over de personeelsformatie en de personeelssterkte, voorgesteld in de vorm van bijlage 4 - bladzijde 1. ». De begrotingen en rekeningen van de secties II, III en V bedoeld in artikel 3, § 1, vierde lid, worden aangevuld met een informatie over de personeelsformatie en de personeelssterkte, voorgesteld in de vorm van bijlage 4 - bladzijde 2. ».

De rekening van sectie IV bedoeld in artikel 4, § 1, wordt aangevuld met een informatie over de personeelssterkte, voorgesteld in de vorm van bijlage 4 - bladzijde 2. ».

Art. 12.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 18.De universitaire instellingen maken een inventaris op van de gebouwen bestemd voor onderwijs, onderzoek en bestuur.

Elk jaar zenden de universitaire instellingen de Minister, door toedoen van de commissaris of de afgevaardigde van de Regering bedoeld in artikel 15, ter staving van de rekeningen, de wijzigingen die aan dat inventaris gedurende het afgelopen dienstjaar werden aangebracht. »

Art. 13.In artikel 19 van hetzelfde besluit, wordt de zin die begint met de woorden « In dat geval : « en eindigt met de woorden « het bestuur » geschrapt.

Art. 14.In artikel 20 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord « reserve », dat twee keer wordt gebruikt, vervangen door het woord « voorziening »;b) in paragraaf 1, wordt het tweede lid opgeheven;c) in paragraaf 2, wordt het woord « reserve » vervangen door het woord « voorziening »;d) het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt : « § 3.De middelen voor de voorzieningen waarvan sprake in de paragrafen 1 en 2 worden opnieuw ingedeeld als kapitaalsubsidie in een rekening van « herwaarderingssubsidie BRFG van 19/04/1999 ». Die herwaarderingssubsidie wordt jaarlijks overgeschreven naar de resultatenrekening via de rubriek I, D van de resultatenrekening. ».

Art. 15.De bijlagen I en II van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 16.In hetzelfde besluit worden zes bijlagen, genummerd van 1 tot 6, ingevoegd, die als bijlage, onder dezelfde nummers, bij dit besluit gevoegd zijn.

Art. 17.De universitaire instellingen passen het geheel van de bepalingen van dit besluit ofwel vanaf 1 januari 2010 ofwel vanaf 1 januari 2011 toe.

Art. 18.De Minister bevoegd voor het universitair onderwijs wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 mei 2009.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET

^