Etaamb.openjustice.be
Decreet van 27 maart 2023
gepubliceerd op 20 oktober 2023

Decreet betreffende de controle en de procedure voor het opleggen van administratieve geldboeten in het kader van het tewerkstellingsbeleid

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2023204783
pub.
20/10/2023
prom.
27/03/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 MAART 2023. - Decreet betreffende de controle en de procedure voor het opleggen van administratieve geldboeten in het kader van het tewerkstellingsbeleid


Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voorwerp Dit decreet bepaalt het kader voor de controle van bepalingen inzake tewerkstelling en bepaalt de procedure voor het opleggen van administratieve geldboeten.

Art. 2.Verwijzingen naar personen De verwijzingen naar personen in dit decreet gelden voor alle geslachten.

Art. 3.Definities Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder: 1° werkgevers: de natuurlijke personen, de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersonen of de feitelijke verenigingen die de onder 2° genoemde personen tewerkstellen of die met werkgevers worden gelijkgesteld, met inbegrip van: a) de natuurlijke personen of rechtspersonen die uitzenddiensten verlenen, die een outplacementbureau, een wervings- of selectiebureau of een bureau voor kosteloze arbeidsbemiddeling exploiteren overeenkomstig de regelgeving van toepassing op de arbeidsbemiddelingsbureaus;b) de gebruikers, namelijk de natuurlijke personen of rechtspersonen die een beroep doen op de diensten verleend door een arbeidsbemiddelingsbureau, of die de taken van de werknemers bepalen en toezicht houden op de uitvoering ervan;c) de begunstigden van subsidies, namelijk de natuurlijke personen of rechtspersonen die subsidies inzake werkgelegenheid vragen aan of verkregen hebben van de Duitstalige Gemeenschap of vragen aan of verkregen hebben van rechtspersonen die rechtstreeks of onrechtstreeks door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd worden, met inbegrip van alle door de Duitstalige Gemeenschap met of zonder interest toegekende terugvorderbare voorschotten;d) de begunstigden van een erkenning, namelijk de natuurlijke personen of rechtspersonen die een erkenning inzake werkgelegenheidsbeleid vragen aan of verkregen hebben van de Duitstalige Gemeenschap, dan wel vragen aan of verkregen hebben van een rechtstreeks of onrechtstreeks door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerde rechtspersoon;e) in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming, de in het Duitse taalgebied gevestigde entiteit waarnaar betrokkene tijdelijk wordt overgeplaatst, ongeacht de rechtsvorm van die entiteit;f) zelfstandigen;2° werknemers: de personen die krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon en degenen die daarmee gelijkgesteld worden, met inbegrip van: a) personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon, of die arbeid verrichten onder voorwaarden die vergelijkbaar zijn met die van een arbeidsovereenkomst;b) personen die geen arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon, maar die geheel of gedeeltelijk onderworpen zijn aan de wetgeving betreffende de sociale zekerheid van de werknemers; c) uitzendkrachten, d.w.z. de personen bedoeld in artikel 2, 13°, van het decreet van 11 mei 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten9 betreffende de erkenning van uitzendbureaus en de controle op de particuliere arbeidsbemiddelingsbureaus; d) werknemers die tijdelijk overgeplaatst zijn binnen een onderneming overeenkomstig de normen betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;3° arbeidsplaatsen: de plaatsen waar werkzaamheden verricht worden die aan het toezicht van de sociaal inspecteurs onderworpen zijn of waar personen tewerkgesteld zijn die onderworpen zijn aan de bepalingen van de in artikel 4 bedoelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen, en onder meer de ondernemingen, gedeelten van ondernemingen, inrichtingen, gedeelten van inrichtingen, gebouwen, lokalen, plaatsen die op het terrein van de onderneming gelegen zijn, bouwplaatsen en werken buiten de ondernemingen, alsook de plaatsen waar de documenten met betrekking tot de gereguleerde activiteiten bewaard worden;4° Algemene Verordening Gegevensbescherming: de Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;5° informatiedragers: elke drager, onder welke vorm ook, die gegevens in leesbare vorm bevat, zoals boeken, registers, documenten, numerieke of digitale informatiedragers, schijven, banden en met inbegrip van deze die toegankelijk zijn door een informaticasysteem of door enig ander elektronisch apparaat;6° e-PV: het proces-verbaal tot vaststelling van inbreuken dat via de daartoe ontworpen informaticatoepassing overeenkomstig het model bedoeld in artikel 100/2 van het Sociaal Strafwetboek wordt aangemaakt, opgeslagen en verzonden;7° sociaal inspecteurs: de ambtenaren en personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap die overeenkomstig artikel 9, eerste lid, door de Regering worden aangewezen;8° verzending waarvan de datum met zekerheid kan worden vastgesteld: een van de volgende wijzen van bezorging of toezending: a) aangetekend schrijven of aangetekend schrijven met ontvangstbewijs of elektronisch aangetekend schrijven;b) afgifte tegen gedagtekend ontvangstbewijs;c) elke andere, door de Regering bepaalde wijze van toezending die de mogelijkheid biedt om de datum van de kennisgeving met zekerheid vast te stellen;9° sociale gegevens: alle gegevens nodig voor de toepassing van de in artikel 4 bedoelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen;10° openbare instellingen van sociale zekerheid: de openbare instellingen, alsmede de diensten van de regeringen die belast zijn met de toepassing van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid;11° overtreder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een administratieve geldboete opgelegd kan krijgen overeenkomstig hoofdstuk 5.

Art. 4.Toepassingsgebied § 1 - Onverminderd de inspectiebevoegdheid van de federale overheid zijn de sociaal inspecteurs belast met de handhaving van en het opsporen en vaststellen van inbreuken op de volgende wetten, decreten en reglementaire bepalingen overeenkomstig dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan: 1° de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten4 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, in het bijzonder artikel 7, § 1, i), m), p), s) en t), artikel 7, § 1bis, eerste tot derde lid en vijfde tot negende lid, en artikel 8, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;2° de wet van 19 februari 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten0 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;3° de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, in het bijzonder artikel 5, § § 4 tot 4ter, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;4° de organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten5 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, in het bijzonder artikel 57quater, artikel 60, § 7, en artikel 61, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;5° het koninklijk besluit nr.474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan; 6° de wet van 24 juli 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/07/1987 pub. 13/02/2007 numac 2007000038 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers. - Duitse vertaling sluiten betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, in het bijzonder artikel 1, § 7, en artikel 32bis, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;7° de wet van 26 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/03/1999 pub. 01/04/1999 numac 1999012205 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen sluiten betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, in het bijzonder de artikelen 59 en 67, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;8° de wet van 30 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;9° het decreet van 17 januari 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten8 tot oprichting van een dienst voor arbeidsbemiddeling in de Duitstalige Gemeenschap, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;10° de wet van 12 augustus 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/08/2000 pub. 31/08/2000 numac 2000003530 bron diensten van de eerste minister en ministerie van financien Wet houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen sluiten houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, in het bijzonder de artikelen 194 en 195, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;11° de wet van 5 september 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/09/2001 pub. 15/09/2001 numac 2001012802 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid en ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers type wet prom. 05/09/2001 pub. 26/01/2017 numac 2017020055 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie sluiten tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, in het bijzonder hoofdstuk V, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;12° de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten betreffende het recht op maatschappelijke integratie, in het bijzonder artikel 8, artikel 9, § § 1 tot 3, artikel 36 tot 39, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;13° de programmawet van 24 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten7 (I), in het bijzonder de artikelen 324 tot 328, artikelen 335 tot 339, artikel 341bis, artikel 347bis, artikel 353bis/9, artikel 353bis/11 tot 353bis/14, artikel 353ter en artikel 353quater, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;14° de wet van 23 december 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/12/2005 pub. 30/12/2005 numac 2005021175 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende het generatiepact sluiten betreffende het generatiepact, in het bijzonder titel IV, hoofdstuk V, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;15° het decreet van 11 mei 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten9 betreffende de erkenning van uitzendbureaus en de controle op de particuliere arbeidsbemiddelingsbureaus, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;16° het decreet van 28 mei 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten2 betreffende de AktiF- en AktiF-PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan. De sociaal inspecteurs zijn ook bevoegd tot het opsporen en vaststellen van inbreuken op de wetten, decreten en uitvoeringsbesluiten die op grond van artikel 6, § 1, IX, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen werden aangenomen inzake sociale economie.

De sociaal inspecteurs zijn ook bevoegd tot het opsporen en vaststellen van inbreuken op de wet van 9 mei 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten6 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse onderdanen die zich in een specifieke verblijfssituatie bevinden en de uitvoeringsbesluiten ervan, alsook inbreuken op de wetten en de uitvoeringsbesluiten ervan die aangenomen werden op grond van artikel 6, § 1, IX, 3° en 4°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen. § 2 - Onverminderd paragraaf 1 zijn de personeelsleden van de politiediensten vermeld in artikel 2 van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het politieambt ook bevoegd tot het vaststellen van inbreuken op dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan en op de in paragraaf 1 vermelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen en die inbreuken vast te leggen in een proces-verbaal.

Art. 5.Bepalen van de termijnen § 1 - Tenzij anders wordt bepaald, zijn de termijnen in dit decreet en in de desbetreffende uitvoeringsbesluiten onderworpen aan de regels van dit artikel. § 2 - De termijn wordt gerekend van middernacht tot middernacht. Hij wordt gerekend vanaf de dag na die van de handeling of van de gebeurtenis die hem doet ingaan en omvat alle dagen, ook zaterdag, zondag en wettelijke feestdagen.

De vervaldag is in de termijn begrepen. Is die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag. § 3 - Een in maanden of in jaren bepaalde termijn wordt gerekend van de zoveelste tot de dag vóór de zoveelste. § 4 - Tenzij anders wordt bepaald, moeten alle bij dit decreet bepaalde kennisgevingen die het beginpunt van een termijn zijn, altijd geschieden via een verzending waarvan de datum met zekerheid kan worden vastgesteld. § 5 - Tenzij anders wordt bepaald, worden de termijnen die beginnen te lopen vanaf een kennisgeving, als volgt berekend: 1° wanneer de kennisgeving is gebeurd bij een aangetekende brief met ontvangstbewijs: vanaf de eerste dag die volgt op deze waarop de brief overhandigd werd op de woonplaats van de geadresseerde of, in voorkomend geval, op zijn verblijfplaats of gekozen woonplaats;2° wanneer de kennisgeving is gebeurd bij aangetekende brief: vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst;3° wanneer de kennisgeving is gebeurd via een elektronisch aangetekend schrijven: vanaf de eerste dag die erop volgt;4° wanneer de kennisgeving is gebeurd tegen gedagtekend ontvangstbewijs: vanaf de eerste dag die erop volgt.

Art. 6.Toezending van inlichtingen, documenten of gegevens Tenzij anders wordt bepaald, kan elke kennisgeving van documenten, inlichtingen of gegevens die niet het beginpunt van een termijn is, in het kader van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan ofwel per post, ofwel elektronisch worden toegezonden.

Hoofdstuk 2. - Taken en bevoegdheden van de sociaal inspecteurs Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 7.Doelbindingsbeginsel De sociaal inspecteurs oefenen de bevoegdheden vermeld in dit hoofdstuk uit met het oog op de handhaving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, van de in artikel 4 van dit decreet vermelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen en van de andere rechtsteksten waarvan de handhaving aan hen is toevertrouwd.

Art. 8.Evenredigheidsbeginsel Bij de uitoefening van de bevoegdheden vermeld in dit hoofdstuk zorgen de sociaal inspecteurs ervoor dat de door hen gebruikte middelen passend en noodzakelijk zijn voor de handhaving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, van de in artikel 4 van dit decreet vermelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen en van de andere rechtsteksten waarvan de handhaving aan hen is toevertrouwd.

Art. 9.Aanwijzing en legitimatiebewijs De Regering wijst onder de ambtenaren en personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap de inspecteurs aan die bevoegd zijn om de toepassing van de rechtsvoorschriften vermeld in artikel 4 te controleren, om inbreuken op die voorschriften op te sporen en om deze in de vorm van processen-verbaal vast te stellen.

Voor de uitoefening van die activiteiten kan ze hen de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie toekennen.

Na hun aanwijzing ontvangen de sociaal inspecteurs een legitimatiebewijs waarmee ze te kennen moeten geven in welke hoedanigheid ze optreden. De Regering legt het model van het legitimatiebewijs vast. Afdeling 2. - Bevoegdheden van de sociaal inspecteurs

Art. 10.Functie en bijstand van de politie De sociaal inspecteurs kunnen in de uitoefening van hun ambt de bijstand van de federale of lokale politie of van andere overheidsdiensten vorderen.

Art. 11.Beoordelingsbevoegdheid Onverminderd het vorderingsrecht van het openbaar ministerie en van de onderzoeksrechter, bedoeld in de artikelen 28ter, § 3, en 56, § 2, van het Wetboek van strafvordering beschikken de sociaal inspecteurs over een beoordelingsbevoegdheid om: 1° inlichtingen en adviezen te geven, inzonderheid over de meest doeltreffende middelen om de bepalingen na te leven van dit decreet en de uitvoeringsbepalingen ervan en van de wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen bedoeld in artikel 4;2° waarschuwingen te richten;3° controleverslagen op te stellen;4° de overtreder een termijn op te leggen om zich in orde te stellen;5° de in deze afdeling bepaalde maatregelen te nemen;6° processen-verbaal op te maken tot vaststelling van de inbreuken op dit decreet en op de uitvoeringsbesluiten ervan en tot vaststelling van de inbreuken op de wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen bedoeld in artikel 4.

Art. 12.Betreden van arbeidsplaatsen De sociaal inspecteurs mogen, in de uitoefening van hun opdrachten, op ieder uur van de dag en de nacht, zonder voorafgaande verwittiging alle arbeidsplaatsen betreden die aan hun controle onderworpen zijn of waarvan zij redelijkerwijs vermoeden dat daar personen tewerkgesteld zijn die onderworpen zijn aan de wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen die zij controleren.

Art. 13.Betreden van bewoonde ruimten § 1 - Tot bewoonde ruimten hebben de sociaal inspecteurs evenwel enkel toegang: 1° wanneer de sociaal inspecteurs zich tot vaststelling op heterdaad van een inbreuk ter plaatse begeven;2° op verzoek of met toestemming van alle meerderjarige personen die het werkelijke gebruiksrecht van de bewoonde ruimten hebben;het verzoek of de toestemming moet schriftelijk en voorafgaand aan de visitatie worden gegeven; 3° in geval van een oproep vanuit die plaats;4° in geval van brand of overstroming;5° wanneer de sociaal inspecteurs in het bezit zijn van een machtiging tot visitatie uitgereikt door de onderzoeksrechter. § 2 - Voor het verkrijgen van een machtiging tot visitatie richten de sociaal inspecteurs een met redenen omkleed verzoek aan de onderzoeksrechter. Dat verzoek bevat minstens: 1° de identificatie van de bewoonde ruimten die het voorwerp zijn van de visitatie;2° de wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen die het voorwerp zijn van de controle en waarvoor de sociaal inspecteurs van oordeel zijn een machtiging tot visitatie nodig te hebben;3° in voorkomend geval, de eventuele inbreuken die het voorwerp zijn van de controle;4° alle documenten en inlichtingen waaruit blijkt dat het gebruik van dit middel nodig is. Voor de toegang tot de bewoonde ruimten na 21 uur en vóór 5 uur kunnen de sociaal inspecteurs een machtiging tot visitatie verkrijgen mits het verzoek aan de onderzoeksrechter wordt omkleed met bijzondere redenen die de toegang tot de bewoonde ruimten in de voormelde tijdspanne noodzakelijk maken. § 3 - De onderzoeksrechter beslist binnen een termijn van maximum 48 uur na de ontvangst van het verzoek.

De beslissing van de onderzoeksrechter is met redenen omkleed.

Bij een verzoek tot visitatie voor toegang tot de bewoonde ruimten na 21 uur en vóór 5 uur is de beslissing van de onderzoeksrechter echter met bijzondere redenen omkleed.

Tegen die beslissing is geen beroep mogelijk.

Met uitzondering van de stukken waaruit de identiteit van de indiener van een eventuele klacht of aangifte kan worden afgeleid en onverminderd de toepassing van artikel 34 dient het geheel van de motiveringsstukken tot het verkrijgen van de machtiging tot visitatie, als bedoeld in § 2, eerste lid, te worden toegevoegd aan het strafdossier of aan het dossier in het kader waarvan een administratieve geldboete kan worden opgelegd. § 4 - In geval van visitatie van bewoonde ruimten beschikken de sociaal inspecteurs over alle bevoegdheden die aan hen toegekend zijn bij dit decreet, met uitzondering van de opsporing van de in artikel 17 vermelde informatiedragers en met uitzondering van de daarmee gepaard gaande bevoegdheden bedoeld in de artikelen 19 tot 22 en artikel 23, tweede lid.

Art. 14.Verzamelen van inlichtingen De sociaal inspecteurs gaan over tot elk onderzoek, elke opsporing, elke controle en elk verhoor en winnen alle inlichtingen in die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan en de wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen vermeld in artikel 4 worden nageleefd.

Art. 15.Identificatie van personen De sociaal inspecteurs mogen de identiteit opnemen van de personen die zich op de arbeidsplaatsen bevinden die aan hun controle onderworpen zijn en van wie zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat zij werkgevers, aangestelden of lasthebbers, werknemers of begunstigden zijn, alsmede van gelijk welke personen wier identificatie zij nodig achten voor de uitoefening van de controle.

Daartoe kunnen de inspecteurs van deze personen de voorlegging van officiële identificatiedocumenten vorderen.

Ze kunnen die personen ook identificeren aan de hand van niet-officiële documenten die deze personen vrijwillig aan hen voorleggen, als die personen geen officiële identificatiedocumenten kunnen voorleggen of als de sociaal inspecteurs aan de echtheid van die documenten of aan de identiteit van die personen twijfelen.

In de gevallen en volgens de voorwaarden en nadere regels vermeld in artikel 24 kunnen zij de identiteit van die personen ook trachten te achterhalen via beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan.

Art. 16.Verhoor van personen De sociaal inspecteurs mogen hetzij alleen, hetzij samen, hetzij in aanwezigheid van getuigen, gelijk welke persoon wiens verhoor zij noodzakelijk achten, verhoren over elk feit waarvan de kennisname nuttig is voor de uitoefening van het toezicht.

Art. 17.Informatiedragers met hetzij sociale gegevens, hetzij andere door de wet voorgeschreven gegevens § 1 - De sociaal inspecteurs mogen zich alle informatiedragers doen overleggen die zich bevinden op de arbeidsplaatsen die aan hun toezicht zijn onderworpen, op voorwaarde dat deze informatiedragers: 1° hetzij sociale gegevens bedoeld in artikel 3, 9°, bevatten;2° hetzij gelijk welke andere gegevens bevatten die ingevolge wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen dienen te worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard, zelfs wanneer de sociaal inspecteurs niet zijn belast met het toezicht op deze bepalingen. De sociaal inspecteurs mogen zich eveneens de toegang doen verschaffen tot de in het eerste lid vermelde informatiedragers die vanuit deze plaatsen toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via enig ander elektronisch apparaat.

Als de informatiedragers vermeld in het eerste lid zich niet bevinden op de arbeidsplaatsen die onderworpen zijn aan het toezicht van de sociaal inspecteurs of vanuit deze plaatsen niet toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via enig ander elektronisch apparaat, moet de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber de nodige maatregelen nemen om de sociaal inspecteurs op hun verzoek toegang te verschaffen tot die informatiedragers. § 2 - Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber op het ogenblik van de controle afwezig is, nemen de sociaal inspecteurs de nodige maatregelen om de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber te contacteren om voormelde informatiedragers te doen voorleggen of om zich toegang te doen verschaffen tot de in § 1, eerste lid, vermelde informatiedragers die vanuit deze plaatsen toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via enig ander elektronisch apparaat of tot de in § 1, derde lid, vermelde informatiedragers die niet vanuit deze plaatsen toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via enig ander elektronisch apparaat. § 3 - De sociaal inspecteurs kunnen overgaan tot het opsporen en onderzoeken van de in § 1 bedoelde informatiedragers wanneer: 1° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber voormelde informatiedragers niet vrijwillig voorlegt, zonder zich evenwel te verzetten tegen deze opsporing of dit onderzoek;2° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber op het ogenblik van de controle niet bereikbaar is. De sociaal inspecteurs kunnen slechts overgaan tot de opsporing of het onderzoek van deze informatiedragers op voorwaarde dat: 1° de aard van de opsporing of het onderzoek dit vereist;of 2° het gevaar bestaat dat deze informatiedragers of de gegevens die zij bevatten naar aanleiding van de controle verdwijnen of worden gewijzigd;of 3° de gezondheid of de veiligheid van de werknemers dit vereist. Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber zich verzet tegen deze opsporing of dit onderzoek wordt een proces-verbaal opgesteld wegens verhindering van controle.

Art. 18.Informatiedragers met andere gegevens De sociaal inspecteurs mogen zich, zonder verplaatsing, alle informatiedragers die gelijk welke andere gegevens bevatten ter inzage doen overleggen wanneer zij dit nodig achten voor het volbrengen van hun opdracht en overgaan tot het onderzoek ervan.

Zij beschikken eveneens over deze bevoegdheid voor de gegevens die toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via enig ander elektronisch apparaat.

Art. 19.Gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm Wanneer de gegevens bedoeld in de artikelen 17 en 18 toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via enig ander elektronisch apparaat, hebben de sociaal inspecteurs het recht zich de op die informatiedragers geplaatste gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm te doen voorleggen, in de door hen gevraagde vorm.

Art. 20.Recht van toegang Wanneer de gegevens bedoeld in artikel 17 toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via enig ander elektronisch apparaat vanuit de arbeidsplaats die aan het toezicht van de sociaal inspecteurs is onderworpen, moeten de werkgever, zijn aangestelden of zijn lasthebbers aan de sociaal inspecteurs een recht van toegang langs elektronische weg tot het informaticasysteem of tot elk ander elektronisch apparaat en tot deze gegevens waarborgen, een recht van fysieke toegang tot de binnenkant van de kast van het informaticasysteem of tot elk ander elektronisch apparaat, evenals een recht tot downloading en tot gebruik langs elektronische weg van deze gegevens.

De rechten vermeld in het eerste lid gelden eveneens wanneer de plaats van bewaring van deze gegevens zich in een ander land bevindt en deze gegevens in België langs elektronische weg toegankelijk zijn vanuit de arbeidsplaats die aan het toezicht van de sociaal inspecteurs is onderworpen.

De rechten vermeld in het eerste lid gelden eveneens wanneer deze gegevens zich bevinden in een informaticasysteem of in elk ander elektronisch apparaat, in België of in het buitenland, dat niet beheerd wordt door de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, en deze gegevens langs elektronische weg toegankelijk zijn in België vanuit de arbeidsplaats die aan het toezicht van de sociaal inspecteurs is onderworpen.

De sociaal inspecteurs zien erop toe dat de integriteit van de verzamelde gegevens en van het materieel waartoe zij toegang hebben gewaarborgd is.

Art. 21.Informatie over het beheer van het informaticasysteem De werkgever, zijn aangestelden of zijn lasthebbers die een beroep doen op een informaticasysteem of op enig ander elektronisch apparaat om de in artikel 17 bedoelde gegevens op te maken, bij te houden of te bewaren, zijn ertoe gehouden, op verzoek van de sociaal inspecteurs, ter plaatse, de dossiers met betrekking tot de analyses, de programma's, het beheer en de exploitatie van het gebruikte systeem ter inzage over te leggen.

Art. 22.Integriteit van de gegevens De sociaal inspecteurs mogen, door middel van het informaticasysteem of enig ander elektronisch apparaat en met de bijstand van de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, de betrouwbaarheid nagaan van de geïnformatiseerde gegevens en bewerkingen, door de overlegging ter inzage te vorderen van stukken die in het bijzonder zijn opgesteld om de op informatiedragers geplaatste gegevens om te zetten in een leesbare en verstaanbare vorm.

Art. 23.Kopieën De sociaal inspecteurs mogen kopieën nemen, in welke vorm ook, van de informatiedragers bedoeld in de artikelen 17 en 18 of van de gegevens die zij bevatten, of zich deze kosteloos laten verstrekken door de werkgever, zijn aangestelden of zijn lasthebbers.

Wanneer het gaat om in artikel 17 vermelde informatiedragers die toegankelijk zijn via een informaticasysteem, mogen de sociaal inspecteurs, door middel van het informaticasysteem of enig ander elektronisch apparaat en met de bijstand van de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers of elke andere geschikte persoon die beschikt over de nodige of nuttige kennis over de werking van het informaticasysteem, kopieën maken in de door hen gewenste vorm van het geheel of een deel van voormelde gegevens.

Art. 24.Vaststellingen door middel van beeldmateriaal § 1 - De sociaal inspecteurs kunnen vaststellingen doen door middel van het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan.

Zij kunnen ook beeldmateriaal van derden gebruiken, voor zover die personen dit beeldmateriaal rechtmatig hebben gemaakt of verkregen.

De vaststellingen en het gebruik gelden mits eerbiediging van de bepalingen van § 3. § 2 - In bewoonde ruimten mogen de sociaal inspecteurs enkel vaststellingen doen door middel van het maken van beeldmateriaal, op voorwaarde dat zij hiertoe beschikken over een machtiging uitgereikt door de onderzoeksrechter. Het verzoek dat de sociaal inspecteur aan de onderzoeksrechter richt om die machtiging te krijgen, bevat minstens de gegevens vermeld in artikel 13, § 2. § 3 - Voor de toepassing van dit decreet gelden de vaststellingen die de sociaal inspecteurs hebben gedaan door middel van het door hen gemaakte beeldmateriaal tot bewijs van het tegendeel, voor zover voldaan is aan de hierna vermelde voorwaarden: 1° de vaststellingen maken het voorwerp uit van een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk door middel van beeldmateriaal, dat naast de in artikel 38 vermelde gegevens ook nog de volgende gegevens bevat: a) de identiteit van de sociaal inspecteur die het beeldmateriaal heeft gemaakt;b) de dag, de datum, het uur waarop het beeldmateriaal is gemaakt en de exacte beschrijving van de plaats waar het beeldmateriaal is gemaakt;c) de volledige identificatie van het technisch hulpmiddel waarmee het beeldmateriaal is gemaakt;d) een beschrijving van wat op dat beeldmateriaal is te zien, alsmede het verband met de vastgestelde inbreuk;e) wanneer het gaat om een detailopname, een aanduiding op het beeldmateriaal waaruit de schaal blijkt;f) een rechtmatige afdruk van het beeldmateriaal of, indien dit onmogelijk is, een kopie ervan op een drager als bijlage bij het proces-verbaal, alsmede een volledige opgave van alle nodige technische specificaties om de kopie van dit beeldmateriaal te kunnen bekijken;g) wanneer er verschillende afdrukken of verschillende dragers zijn, een nummering van deze afdrukken of deze dragers, die eveneens moet voorkomen in de ermee overeenstemmende beschrijving, in het proces-verbaal, van wat op het beeldmateriaal is te zien;2° de administratie waartoe de sociaal inspecteurs behoren die het beeldmateriaal hebben gemaakt, bewaren de originele drager van het beeldmateriaal totdat zich het volgende heeft voorgedaan: a) totdat een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest is uitgesproken;b) totdat de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete van de Regering uitvoerbaar is geworden;c) tot de inbreuk geseponeerd werd. In afwijking van het eerste lid, 2°, worden de dragers van het beeldmateriaal in geval van een strafprocedure neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg.

Onverminderd de bepalingen tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en onverminderd de wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen met betrekking tot camerabewaking, lichten de sociaal inspecteurs in voorkomend geval de derde die het beeldmateriaal heeft gemaakt in over het feit dat zij de drager gedurende die periode bewaren.

Art. 25.In beslag nemen en verzegelen van informatiedragers De sociaal inspecteurs kunnen, tegen ontvangstbewijs, de informatiedragers bedoeld in artikel 17 in beslag nemen of verzegelen, ongeacht of de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber al dan niet eigenaar is van deze informatiedragers.

Ze beschikken over deze bevoegdheden wanneer dit noodzakelijk is voor de opsporing, voor het onderzoek of voor het leveren van het bewijs van de inbreuken of wanneer het gevaar bestaat dat met deze informatiedragers de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken zullen worden gepleegd.

Wanneer de inbeslagneming materieel onmogelijk is, worden deze gegevens, evenals de gegevens noodzakelijk om deze te kunnen begrijpen, gekopieerd op dragers, die toebehoren aan de Regering. In geval van dringendheid of om technische redenen kan gebruik gemaakt worden van dragers die ter beschikking staan van personen die gerechtigd zijn om het informaticasysteem te gebruiken.

Art. 26.In beslag nemen en verzegelen van goederen De sociaal inspecteurs mogen andere roerende goederen dan informatiedragers, alsmede onroerende goederen, met inbegrip van roerende goederen die onroerend zijn door incorporatie of door bestemming, ongeacht of de overtreder al dan niet de eigenaar is van deze goederen, die aan hun toezicht onderworpen zijn of aan de hand waarvan inbreuken kunnen worden vastgesteld op de wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen waarop zij toezicht uitoefenen, tegen ontvangstbewijs in beslag nemen of verzegelen wanneer zulks noodzakelijk is voor het leveren van het bewijs van deze inbreuken of het gevaar bestaat dat met deze goederen de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken worden gepleegd.

Art. 27.Informatieplicht Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber hetzij niet aanwezig was bij de opsporing en het onderzoek bedoeld in artikel 17, hetzij daarmee niet vrijwillig instemde, informeren de sociaal inspecteurs de werkgever schriftelijk over het feit dat die opsporing en dit onderzoek hebben plaatsgehad en over de gegevens die werden gekopieerd. Die beschrijving bevat de gegevens bepaald in artikel 29.

Voor de informatiedragers die in beslag werden genomen, wordt gehandeld in overeenstemming met artikel 28.

Art. 28.Vaststelling § 1 - De inbeslagnemingen en de verzegelingen verricht op basis van de artikelen 25 en 26 en de maatregelen genomen door de sociaal inspecteurs ter uitvoering van artikel 20 maken het voorwerp uit van een schriftelijke vaststelling.

De in artikel 17, § 3, bedoelde opsporingsmaatregelen en, in voorkomend geval, de onderzoeksmaatregelen die eruit voortvloeien en op die plaats worden uitgevoerd, maken eveneens het voorwerp uit van een schriftelijke vaststelling. § 2 - De schriftelijke vaststelling wordt persoonlijk overhandigd aan de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die tekent voor ontvangst.

Indien de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber niet aanwezig is, wordt de schriftelijke vaststelling onmiddellijk ter plaatse achtergelaten. Binnen een termijn van veertien dagen wordt ook een kopie verstuurd naar de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber via een verzending waarvan de datum met zekerheid kan worden vastgesteld.

Art. 29.Inhoud van de vaststelling Het geschrift bedoeld in artikel 28, § 1, vermeldt minstens het volgende: 1° de datum en het uur waarop de maatregelen zijn genomen;2° de identiteit van de sociaal inspecteurs en de administratie waartoe zij behoren;3° de genomen maatregelen;4° de weergave van de tekst van de artikelen 68 tot 70;5° de rechtsmiddelen tegen de maatregelen, het bevoegde gerechtelijk arrondissement en de overheidsinstelling die in geval van beroep moet worden gedagvaard. Wanneer de maatregelen bedoeld in het eerste lid, 3°, betrekking hebben op de in artikel 17, § 3, bedoelde opsporingsmaatregelen en, in voorkomend geval, op de onderzoeksmaatregelen die eruit voortvloeien en welke op die plaats werden uitgevoerd, bevat de beschrijving onder meer de volgende gegevens: 1° de beschrijving van de plaats of de plaatsen waar deze opsporings- of onderzoeksmaatregelen hebben plaatsgevonden;2° de wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen waarop toezicht wordt uitgeoefend en waarop zich een inbreuk heeft voorgedaan of mogelijk heeft voorgedaan die deze opsporings- of onderzoeksmaatregelen noodzakelijk maakt;3° de lijst van de informatiedragers bedoeld in artikel 17, die werden opgespoord en, in voorkomend geval, die ter plaatse werden onderzocht;4° de beschrijving van de feiten waaruit blijkt dat de bedoelde opsporingsmaatregelen of onderzoeksmaatregelen zijn gebeurd in de gevallen en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 17, § 3;5° de verantwoording van het feit dat het met de bedoelde opsporings- of onderzoeksmaatregelen beoogde resultaat niet kon worden bereikt met andere, minder ingrijpende maatregelen.

Art. 30.Procedure om beroep in te stellen tegen de genomen maatregelen Een beroep kan worden ingesteld bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank door iedere persoon die van oordeel is dat zijn rechten werden geschonden door: 1° de opsporings- en onderzoeksmaatregelen vermeld in artikel 17, § 3;2° de maatregelen vermeld in artikel 20;3° de inbeslagnemingen en verzegelingen vermeld in de artikelen 25 en 26. De vordering wordt ingesteld en behandeld in kortgeding overeenkomstig het Gerechtelijk Wetboek. Ze is niet opschortend.

Art. 31.Aanplakking van documenten De sociaal inspecteurs mogen bevelen dat de documenten die moeten worden aangeplakt ingevolge de wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen vermeld in artikel 4, binnen een termijn die zij bepalen of zonder uitstel daadwerkelijk aangeplakt worden en aangeplakt blijven.

Zij mogen eveneens, indien zij dat in het belang van de werknemers of de begunstigden nodig achten, elk document opmaken of overhandigen ter vervanging van de documenten bedoeld in de wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen vermeld in artikel 4.

Art. 32.Vertaling Als dit voor de controle noodzakelijk is, kunnen de sociaal inspecteurs overeenkomstig artikel 59 van de wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, eisen dat de gegevens bedoeld in artikel 17 worden vertaald.

Hoofdstuk 3. - Plichten van de sociaal inspecteurs

Art. 33.Eedaflegging De sociaal inspecteurs leggen de eed af ten overstaan van de Regering.

Art. 34.Geheimhoudingsplicht Behoudens uitdrukkelijke machtiging van de indiener van een klacht of van een aangifte betreffende een inbreuk op de wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen waarop zij toezicht uitoefenen, mogen de sociaal inspecteurs in geen enkel geval, zelfs niet voor de rechtbanken, de identiteit van de indiener van deze klacht of van deze aangifte bekendmaken.

Ze mogen de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber ook niet onthullen dat ingevolge een klacht of een aangifte een inspectie werd doorgevoerd.

De Regering kan nadere deontologische regels vastleggen.

Art. 35.Belangenconflicten De sociaal inspecteurs mogen geen directe of indirecte belangen hebben in de ondernemingen of instellingen waarop zij toezicht uitoefenen.

Hoofdstuk 4. - Processen-verbaal Afdeling 1. - Processen-verbaal van verhoor

Art. 36.Bepalingen inzake verhoor § 1 - Bij het verhoren van personen, ongeacht in welke hoedanigheid zij worden verhoord, worden ten minste de regels in acht genomen die in deze paragraaf worden bepaald.

Bij het begin van elk verhoor wordt de ondervraagde persoon kort ingelicht over de feiten waarover hij ondervraagd wordt en wordt hem meegedeeld dat: 1° hij kan vragen dat alle vragen die hem worden gesteld en alle antwoorden die hij geeft, worden genoteerd in de gebruikte bewoordingen;2° hij kan vragen dat iedere maatregel wordt genomen die krachtens dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan onder de bevoegdheid van de sociaal inspecteurs valt;3° zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt;4° hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen. Eenieder die wordt ondervraagd, mag: 1° gebruik maken van de documenten in zijn bezit, zonder dat daardoor het verhoor kan worden uitgesteld;2° tijdens de ondervraging of later, eisen dat deze documenten bij het proces-verbaal van verhoor worden gevoegd. Het proces-verbaal bevat de volgende gegevens: 1° het tijdstip waarop het verhoor wordt aangevat, eventueel onderbroken en hervat, alsook beëindigd;2° de identiteit van de personen die in het verhoor, of in een gedeelte daarvan, tussenkomen, en het tijdstip van hun aankomst en vertrek;3° de bijzondere omstandigheden en alles wat een bijzonder licht kan werpen op de verklaring of op de omstandigheden waarin zij is afgelegd. Aan het einde van het verhoor geeft men de ondervraagde persoon het proces-verbaal van zijn verhoor te lezen, tenzij hij vraagt dat het hem wordt voorgelezen. Er wordt hem gevraagd of hij zijn verklaringen wil verbeteren of iets aan zijn verklaringen wil toevoegen.

Na het lezen van het in voorkomend geval verbeterde en aangevulde proces-verbaal, wordt het ondertekend door de opsteller. Deze nodigt vervolgens de ondervraagde persoon en de desgevallend tussenkomende partijen uit om op hun beurt te ondertekenen. In geval van weigering van ondertekening door de ondervraagde persoon of een tussenkomende partij wordt daarvan melding gemaakt in het proces-verbaal.

Indien de ondervraagde persoon zich in een andere taal dan die van de procedure wenst uit te drukken, wordt ofwel een beroep gedaan op een beëdigde tolk, ofwel worden zijn verklaringen genoteerd in zijn taal, ofwel wordt hem gevraagd zelf zijn verklaring te noteren. Zo het verhoor plaatsheeft met bijstand van een tolk worden diens identiteit en hoedanigheid vermeld.

Het proces-verbaal van verhoor geeft de tekst van deze paragraaf weer. § 2 - Onverminderd § 1 wordt, vooraleer wordt overgegaan tot het verhoor van een persoon aangaande inbreuken die hem ten laste kunnen worden gelegd, aan de te ondervragen persoon op beknopte wijze kennis gegeven van de feiten waarover hij zal worden verhoord. Hij wordt erover geïnformeerd: 1° dat hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen;2° dat hij na bekendmaking van zijn identiteit de keuze heeft om een verklaring af te leggen, vragen te beantwoorden of te zwijgen;3° dat hij het recht heeft om vóór het eerste verhoor een vertrouwelijk overleg te hebben met een advocaat naar keuze of een hem toegewezen advocaat, in zoverre de feiten die hem ten laste kunnen worden gelegd een inbreuk betreffen waarvan de straf aanleiding kan geven tot een aanhoudingsbevel;4° dat, in voorkomend geval, hij niet van zijn vrijheid is benomen en hij op elk ogenblik kan gaan en staan waar hij wil. Alleen de meerderjarige te ondervragen persoon kan vrijwillig en weloverwogen afstand doen van het in het eerste lid, 3°, bedoelde recht. Hij moet de afstand schriftelijk doen, in een door hem gedagtekend en ondertekend document.

Indien het eerste verhoor op schriftelijke uitnodiging geschiedt, kunnen de in het eerste lid, 1° tot 4°, vermelde rechten, evenals de beknopte mededeling van de feiten waarover de te ondervragen persoon zal worden verhoord, reeds ter kennis gebracht worden in deze uitnodiging waarvan een afschrift gevoegd wordt bij het proces-verbaal van verhoor. In dat geval wordt de betrokkene geacht een advocaat te hebben geraadpleegd alvorens zich aan te bieden voor het verhoor.

Indien het verhoor niet op uitnodiging geschiedt of indien bij de uitnodiging de in het derde lid bepaalde elementen niet zijn vermeld, kan het verhoor op verzoek van de te ondervragen persoon eenmalig worden uitgesteld, teneinde hem de gelegenheid te geven een advocaat te raadplegen.

Het proces-verbaal van verhoor geeft de tekst van deze paragraaf weer. § 3 - Aan de in § 2 bedoelde persoon wordt vóór het eerste verhoor een schriftelijke verklaring van de in dezelfde paragraaf vermelde rechten overhandigd. § 4 - Indien tijdens het verhoor van een persoon die aanvankelijk niet als verdachte werd beschouwd, blijkt dat er elementen zijn die laten vermoeden dat hem inbreuken ten laste kunnen worden gelegd, dan wordt die persoon ingelicht over de rechten die hij heeft ingevolge § 2 en wordt de in § 3 bedoelde schriftelijke verklaring aan hem overhandigd.

Art. 37.Afschrift van het verhoor De sociaal inspecteurs delen de ondervraagde persoon mee dat hij kosteloos een afschrift van de tekst van zijn verhoor kan verkrijgen.

Dit afschrift wordt hem onmiddellijk of binnen een maand overhandigd of toegezonden.

Evenwel kan de sociaal inspecteur, aan de hand van een met redenen omklede beslissing, het tijdstip van deze mededeling uitstellen voor een eenmalig hernieuwbare termijn van ten hoogste drie maanden. Deze beslissing wordt opgenomen in het dossier.

Het proces-verbaal van verhoor geeft de tekst van dit artikel weer. Afdeling 2. - Processen-verbaal tot vaststelling van een inbreuk

Art. 38.Proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk Ieder proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk op de in artikel 4 vermelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen en van een inbreuk op dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan bevat minstens de volgende gegevens: 1° de identiteit van de verbaliserende ambtenaar of van het verbaliserende personeelslid;2° de bepaling waaraan de verbaliserende ambtenaar of het verbaliserende personeelslid zijn bevoegdheid tot optreden ontleent;3° de plaats en de datum van de inbreuk;4° de identiteit van de vermoedelijke dader en van de betrokkenen;5° de bepaling waarop inbreuk werd gepleegd;6° een beknopt relaas van de feiten met betrekking tot de gepleegde inbreuken;7° de datum en de plaats van opmaak van het proces-verbaal, het eventuele verband met andere processen-verbaal, en, in voorkomend geval, de inventaris van de bijlagen. De Regering kan algemene vormregels opstellen die toepasselijk zijn voor de processen-verbaal tot vaststelling van een inbreuk.

Art. 39.Overzending van het proces-verbaal Het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk wordt aan het openbaar ministerie en aan de Regering overgezonden binnen een termijn van veertien dagen ingaand daags na de dag van de vaststelling van het laatste element dat deel van de inbreuk is.

Een afschrift van het proces-verbaal wordt ter kennis gebracht van de vermoedelijke inbreukpleger via een verzending waarvan de datum met zekerheid kan worden vastgesteld. Zoniet heeft laatstgenoemde te allen tijde het recht om een afschrift ervan te bekomen bij de sociaal inspecteur die het proces-verbaal heeft opgemaakt.

Art. 40.Bijzondere bewijskracht De processen-verbaal die opgemaakt zijn door de sociaal inspecteurs hebben bewijskracht tot het tegendeel bewezen is, voor zover een afschrift ervan ter kennis wordt gebracht van de vermoedelijke pleger van de inbreuk en, in voorkomend geval, van zijn werkgever binnen een termijn van veertien dagen ingaand daags na de dag van de vaststelling van het laatste element dat deel van de inbreuk is.

Wanneer de vermoedelijke pleger van de inbreuk of de werkgever niet kan worden geïdentificeerd op de dag van de vaststelling van de inbreuk begint de termijn van veertien dagen te lopen op de dag waarop de sociaal inspecteurs de vermoedelijke pleger van de inbreuk met zekerheid konden identificeren.

Voor de toepassing van de termijn bedoeld in het eerste lid, vormen het geven van een waarschuwing, het verlenen van een termijn om aan de voorschriften te voldoen of het nemen van de maatregelen bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 2, geen vaststelling van de inbreuk.

Art. 41.Draagwijdte van de bijzondere bewijskracht voor andere inspectiediensten De materiële vaststellingen die gedaan zijn in een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk door de sociaal inspecteurs van een inspectiedienst kunnen met hun bijzondere bewijskracht gebruikt worden door de sociaal inspecteurs van dezelfde dienst, van andere inspectiediensten of door de ambtenaren of personeelsleden die belast zijn met het toezicht op de naleving van andere rechtsvoorschriften. Afdeling 3. - Elektronische informatie-uitwisseling in het kader van

het e-PV

Art. 42.Informatie-uitwisseling in het kader van het e-PV § 1 - De elektronische informatie-uitwisseling in het kader van het e-PV geschiedt overeenkomstig de Algemene Verordening Gegevensbescherming, overeenkomstig de wet van 15 januari 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten2 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en overeenkomstig de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. § 2 - Bij de verwerking van persoonsgegevens met toepassing van deze afdeling wordt gebruik gemaakt van de identificatienummers bedoeld in artikel 8, § 1, van de wet van 15 januari 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten2 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.

Art. 43.E-PV's Met het oog op de in artikel 42 bedoelde elektronische informatie-uitwisseling maken de sociaal inspecteurs hun processen-verbaal tot vaststelling van inbreuken elektronisch aan via de daartoe ontworpen informaticatoepassing overeenkomstig het uniform model vermeld in artikel 100/2 van het Sociaal Strafwetboek dat wordt vastgesteld door het Beheerscomité vermeld in artikel 100/8 van hetzelfde Strafwetboek.

Art. 44.Elektronische ondertekening Het e-PV wordt door de opsteller of opstellers elektronisch ondertekend door middel van de gekwalificeerde elektronische handtekening in de zin van artikel 2, 6°, van het decreet van 15 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten3 betreffende de niet-openbare en openbare elektronische communicatie van de overheden van het Duitse taalgebied.

Voor de toepassing van deze afdeling wordt, onverminderd de artikelen 8.18 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, het e-PV dat door de opsteller of opstellers elektronisch werd ondertekend overeenkomstig het eerste lid, gelijkgesteld met een proces-verbaal op papieren drager ondertekend door middel van een handgeschreven handtekening.

In afwijking van het eerste lid kan de Regering bepalen dat het e-PV, dat wordt aangemaakt overeenkomstig artikel 42, § 1, onder de voorwaarden, volgens de nadere regels en, in voorkomend geval, voor de duur die de Regering bepaalt, op een papieren drager wordt opgesteld en wordt ondertekend met een handgeschreven handtekening.

Hoofdstuk 5. - Administratieve geldboeten Afdeling 1. - Administratieve vervolging van inbreuken

Art. 45.Voorrang van de strafvervolging Inbreuken op in artikel 4 vermelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen waarvoor de overtreder niet strafrechtelijk vervolgd kan worden, worden bestraft met administratieve geldboeten.

Inbreuken waarvoor de overtreder wel strafrechtelijk vervolgd kan worden, worden bestraft met administratieve geldboeten, tenzij die inbreuken op initiatief van het openbaar ministerie aanleiding geven tot: 1° een strafvervolging, zelfs als die tot een vrijspraak leidt;2° het uitdoven van de strafvordering door de betaling van een geldsom;3° een bemiddeling als bedoeld in artikel 216ter van het Wetboek van Strafvordering;4° een rechtsvordering als bedoeld in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek. Het opleggen van een administratieve geldboete is uitgesloten in de gevallen vermeld in het tweede lid, 1° tot 4°.

Administratieve geldboeten worden opgelegd door de Regering.

Art. 46.Kennisgeving Binnen een termijn van zes maanden bezorgt het openbaar ministerie aan de Regering een kennisgeving van zijn beslissing om één van de procedures vermeld in artikel 45, tweede lid, 1° tot 4°, al dan niet toe te passen.

Art. 47.Overzending van de procedurestukken Indien het openbaar ministerie afziet van de mogelijkheid om één van de procedures vermeld in artikel 45, tweede lid, 1° tot 4°, in te stellen, zendt het de procedurestukken en, indien van toepassing, de procedurestukken van het aanvullend opsporingsonderzoek toe aan de Regering.

Indien het openbaar ministerie afziet van de mogelijkheid om één van de procedures vermeld in artikel 45, tweede lid, 1° tot 4°, in te stellen of indien het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk, dan beslist de Regering of de procedure voor de administratieve geldboete wordt opgestart.

Art. 48.Aanvullende inlichtingen Op basis van een samenwerkingsakkoord dat overeenkomstig artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen wordt gesloten, kan de Regering van de bevoegde administraties, overheidsinstellingen of overheidsdiensten de noodzakelijke administratieve inlichtingen vragen om te beschikken over alle elementen die haar in staat stellen om met volledige kennis van zaken een beslissing te nemen over het gevolg dat aan het bij haar in behandeling zijnde dossier moet worden gegeven.

Daartoe moeten alle overheidsdiensten met inbegrip van de parketten, de griffies van hoven en rechtbanken, de sociale inspecties en de politie, alle diensten van de provincies, agglomeraties, gemeentefederaties, gemeenten, verenigingen waartoe ze behoren, de overheidsinstellingen die ervan afhangen, alsook alle openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid, ingaan op het verzoek van de Regering om haar alle inlichtingen te verstrekken en haar kopieën te bezorgen, in eender welke vorm, van alle informatiedragers om te beschikken over alle elementen die haar in staat stellen om met volledige kennis van zaken een beslissing te nemen over het gevolg dat aan het bij haar in behandeling zijnde dossier moet worden gegeven.

De voornoemde diensten zijn verplicht om de inlichtingen en afschriften kosteloos ter beschikking te stellen.

De inlichtingen verkregen tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de gerechtelijke overheid mogen evenwel enkel worden meegedeeld met de uitdrukkelijke machtiging van de gerechtelijke overheid. Afdeling 2. - Verweermiddelen

Art. 49.Uitnodiging tot indiening van verweermiddelen Door middel van een kennisgeving via een verzending waarvan de datum met zekerheid kan worden vastgesteld, wordt de overtreder verzocht zijn verweermiddelen in te dienen.

Die uitnodiging bevat volgende gegevens: 1° de referenties van het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuk en houdende het relaas van de feiten die aan de basis liggen van de aanvang van de procedure;2° het recht van de overtreder om zijn verweermiddelen schriftelijk of mondeling in te dienen binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de kennisgeving via een verzending waarvan de datum met zekerheid kan worden vastgesteld;3° het recht om zich te laten bijstaan door een raadsman;4° het adres en het e-mailadres van de Regering, met het oog op inzage in zijn dossier met vermelding van de openingsuren gedurende welke de overtreder zijn dossier kan inzien, alsook met het oog op de indiening van zijn verweermiddelen;5° het recht van de overtreder of van zijn raadsman om een afschrift van het dossier te krijgen. Indien de overtreder verzuimd heeft om de aangetekende zending af te halen of het elektronisch aangetekend schrijven te openen, kan de Regering hem bij gewone brief, ter informatie, nog een tweede uitnodiging toesturen om zijn verweermiddelen in te dienen. Deze tweede uitnodiging doet geen nieuwe termijn van dertig dagen ingaan voor de indiening van verweermiddelen.

Art. 50.Vorm De verweermiddelen kunnen schriftelijk, inbegrepen via e-mail, worden ingediend bij de Regering; als daartoe vooraf een afspraak is gemaakt, kunnen ze ook mondeling worden ingediend bij de Regering.

Art. 51.Inzage en afschrift van het dossier De Regering stelt het dossier met betrekking tot de inbreuken welke aanleiding kunnen geven tot een administratieve geldboete ter beschikking van de overtreder of diens raadsman, zodat hij het kan raadplegen bij de Regering en, op diens verzoek, geeft zij toelating om een afschrift te maken van de stukken van het dossier. Afdeling 3. - Opleggen van de administratieve geldboete

Art. 52.Oplegging § 1 - De administratieve geldboete kan alleen worden opgelegd aan de overtreder, zelfs indien de inbreuk is begaan door een aangestelde of een lasthebber, behalve als hij kan aantonen dat hij geen fout heeft begaan, omdat hij naar zijn vermogen alle maatregelen heeft genomen om te verhinderen dat het materiële element van de inbreuk zich voordoet. § 2 - De administratieve geldboete mag niet worden opgelegd vóór het verstrijken van de termijn vermeld in artikel 49, tenzij het schriftelijk of mondeling verweer van de overtreder vóór het verstrijken van die termijn geschiedt.

Art. 53.Beslissing De beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete wordt met redenen omkleed.

Ze vormt een bevel tot betaling van de geldboete en omvat onder andere de overwegingen die feitelijk en rechtens aan de basis liggen van de beslissing, enerzijds als antwoord op de ingediende verweermiddelen en anderzijds als motivering voor het bedrag van de administratieve geldboete.

Ze omvat daarenboven inzonderheid de volgende elementen: 1° de bepalingen die de rechtsgrond ervan uitmaken;2° de referenties van het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuk en houdende het relaas van de feiten die aan de basis liggen van de aanvang van de procedure;3° de datum van het verzoek tot indiening van de verweermiddelen;4° het bedrag van de administratieve geldboete, in voorkomend geval verhoogd met de kosten van de administratieve procedure die worden vastgelegd volgens de nadere regels die de Regering bepaalt;5° de bepalingen van artikel 58 met betrekking tot de betaling van de geldboete;6° de bepaling van artikel 56 betreffende het instellen van beroep tegen de beslissing.

Art. 54.Kennisgeving van de beslissing De beslissing vermeld in artikel 53 wordt aan de overtreder ter kennis gebracht via een verzending waarvan de datum met zekerheid kan worden vastgesteld, samen met een verzoek tot betaling van de geldboete binnen de termijn vermeld in artikel 58.

De beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete is uitvoerbaar na het verstrijken van een termijn van dertig dagen die ingaat op de dag van de kennisgeving, tenzij overeenkomstig artikel 56 beroep wordt ingesteld.

Indien de overtreder verzuimd heeft om de aangetekende zending af te halen of het elektronisch aangetekend schrijven te openen, kan de Regering hem bij gewone brief, ter informatie, een afschrift van de beslissing toezenden. Die tweede zending doet geen nieuwe termijn van dertig dagen ingaan voor de uitvoerbaarheid en voor het instellen van het beroep bedoeld in artikel 56.

Art. 55.Nadere regels De Regering kan nadere regels bepalen voor de beslissing en voor de procedure tot oplegging van een administratieve geldstraf.

Art. 56.Beroep Binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing, kan de overtreder beroep instellen bij de arbeidsrechtbank door middel van een verzoekschrift. Het verzoekschrift bevat de identiteit en het adres van de overtreder, de benaming van de aangevochten beslissing en de desbetreffende grieven.

De arbeidsrechtbank beslist of de opgelegde geldboete rechtmatig en evenredig is. Ze kan de beslissing van de Regering ofwel bevestigen, ofwel wijzigen.

Door het beroep wordt de uitvoering van de beslissing opgeschort.

Tegen de beslissing van de arbeidsrechtbank kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Art. 57.Verjaring van de oplegging De administratieve geldboete kan niet meer worden opgelegd vijf jaar na de vaststelling van de inbreuk.

Die termijn wordt evenwel gestuit door de daden van onderzoek of van vervolging, met inbegrip van de kennisgevingen van de beslissingen van het openbaar ministerie omtrent het al dan niet instellen van strafvervolging en het verzoek ten aanzien van de overtreder om verweermiddelen in te dienen, verricht binnen de in het eerste lid gestelde termijn. Met die daden vangt een nieuwe termijn van gelijke duur aan, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren. Afdeling 4. - Betaling en invordering

Art. 58.Betaling en betalingstermijn De administratieve geldboete wordt geïnd ten gunste van de Duitstalige Gemeenschap.

Ze wordt vereffend binnen dertig dagen na de dag waarop de beslissing uitvoerbaar is geworden, door betaling of overschrijving op een rekening van de Regering met een betalings- of overschrijvingsformulier.

Door de betaling van de geldboete vervalt de rechtsvordering van de Regering.

De Regering kan de nadere regels voor de betaling van de administratieve geldboete en de daarmee verbonden procedures aanvullen.

Art. 59.Invordering De Regering wijst de personen aan die belast zijn met de invordering van de onbetwiste en opeisbare administratieve geldboeten en van de eventuele invorderingskosten.

De personen vermeld in het eerste lid zijn bevoegd om: 1° een betalingsbevel uit te vaardigen;2° het betalingsbevel te viseren, uitvoerbaar te verklaren en via een gerechtsdeurwaarder aan de overtreder te betekenen;3° de schuldenaars die een bijzondere noodsituatie kunnen aantonen, uitstel van betaling of gespreide betalingen toe te staan. De Regering kan de nadere regels voor de invordering van de administratieve geldboete en de daarmee verbonden procedures aanvullen.

Art. 60.Verjaring van de invordering De rechtsvordering tot invordering van de administratieve geldboete verjaart tien jaar na de dag waarop geen beroep meer kan worden ingesteld tegen de beslissing van de Regering.

Die termijn kan worden gestuit, ofwel zoals bepaald in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, ofwel door afstand van de verkregen verjaring. Als de verjaring wordt gestuit, gaat tien jaar na de laatste daad met stuiting van de vorige verjaringstermijn een nieuwe verjaringstermijn in, die op dezelfde wijze kan worden gestuit, indien geen rechtsgeding hangend is. Afdeling 5. - Verscheidene bepalingen

Art. 61.Mededeling van de beslissingen aan de sociaal inspecteurs De sociaal inspecteurs die het proces-verbaal hebben opgemaakt, worden op hun verzoek in kennis gesteld van elke genomen beslissing over de strafvordering of over een administratieve geldboete uit hoofde van een inbreuk op de in artikel 4 vermelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen.

Die beslissingen worden aan de sociaal inspecteurs meegedeeld door, naargelang van het geval, het openbaar ministerie die ze heeft genomen, door de griffier van de rechtbank van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbank of van het hof van beroep die ze heeft uitgesproken of door de Regering.

Art. 62.Opdeciemen De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten1 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn ook van toepassing op de administratieve geldboeten bedoeld in dit decreet.

De Regering maakt in haar beslissing melding van de vermenigvuldiging ingevolge de voormelde wet en vermeldt het bedrag dat daaruit voortvloeit.

Art. 63.Meerdaadse en eendaadse samenloop van inbreuken en samenloop door eenheid van opzet § 1 - In geval van samenloop van meerdere inbreuken worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd zonder dat ze evenwel het dubbele van het maximum van de hoogste administratieve geldboete mogen overschrijden. § 2 - Wanneer eenzelfde feit verscheidene inbreuken oplevert of wanneer verschillende inbreuken die gelijktijdig worden voorgelegd aan de Regering de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van hetzelfde misdadig opzet, wordt alleen de zwaarste administratieve geldboete uitgesproken. § 3 - Wanneer de Regering vaststelt dat inbreuken reeds het voorwerp waren van een beslissing tot oplegging van een definitieve administratieve geldboete, en andere feiten die bij haar aanhangig zijn en die in de vooronderstelling dat zij bewezen zouden zijn, aan die beslissing voorafgaan en samen met de eerste inbreuken de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van eenzelfde misdadig opzet, houdt zij bij de toemeting van de administratieve geldboete rekening met de reeds opgelegde administratieve geldboeten. Indien deze haar voor een juiste bestraffing van al de inbreuken voldoende lijken, spreekt zij zich uit over de schuldvraag en verwijst zij in haar beslissing naar de reeds opgelegde administratieve geldboeten.

Het totaal van de administratieve geldboeten opgelegd met toepassing van deze paragraaf mag het maximum van de zwaarste administratieve geldboete niet te boven gaan.

Art. 64.Uitwissing Voor de vaststelling van het bedrag van de geldboete mag geen rekening gehouden worden met een beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete die drie jaar of meer vóór de feiten is gewezen. Deze termijn van drie jaar vangt aan op het ogenblik dat de beslissing uitvoerbare kracht heeft gekregen of wanneer de gerechtelijke beslissing die zich uitspreekt over het beroep van de overtreder in kracht van gewijsde is gegaan.

Art. 65.Verzachtende omstandigheden Indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, kan de Regering of de bevoegde rechtbank de geldboete verminderen tot een bedrag onder het wettelijk minimum dat evenwel niet lager mag zijn dan 40% van het voorgeschreven minimumbedrag.

Art. 66.Uitstel § 1 - De Regering kan besluiten dat de uitvoering van de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete niet of slechts gedeeltelijk zal worden opgeschort, voor zover, tijdens de vijf jaren die de nieuwe inbreuk voorafgaan: 1° aan de overtreder geen administratieve geldboete van 25 tot 250 euro, van 50 tot 500 euro, of van 300 tot 3.000 euro werd opgelegd; 2° de overtreder niet veroordeeld werd tot een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro, van 100 tot 1.000 euro, van 600 tot 6.000 euro, of een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar.

Een strafrechtelijke sanctie of administratieve geldboete die vroeger uitgesproken of opgelegd werd voor feiten die voortvloeien uit eenzelfde misdadig opzet, vormen geen beletsel om uitstel te verlenen. § 2 - De Regering verleent het uitstel bij dezelfde beslissing als die met welke zij de geldboete oplegt. § 3 - De duur van het uitstel mag niet minder zijn dan één jaar en mag niet meer zijn dan drie jaar, te rekenen van de datum van de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete of te rekenen van de datum van het in kracht van gewijsde gegane vonnis of arrest. § 4 - Het uitstel wordt van rechtswege herroepen ingeval tijdens de duur van het uitstel een nieuwe inbreuk begaan is die de toepassing meebrengt van een administratieve geldboete van een hoger niveau dan de administratieve geldboete die tevoren gepaard ging met uitstel. § 5 - Het uitstel kan herroepen worden ingeval tijdens de duur van het uitstel een nieuwe inbreuk begaan is die de toepassing meebrengt van een administratieve geldboete van een gelijk of lager niveau dan de administratieve geldboete die tevoren gepaard ging met uitstel. § 6 - Voor de vergelijking van de niveaus van de geldboeten vermeld in de § § 4 en 5 mogen de geldboeten niet vermenigvuldigd worden met het aantal betrokken werknemers. Om te bepalen of een inbreuk van een lager, van hetzelfde dan wel van een hoger niveau is, dienen de maximumbedragen van de voor deze inbreuken vastgelegde administratieve geldboeten te worden vergeleken. § 7 - Het uitstel wordt herroepen bij dezelfde beslissing als die waarbij de administratieve geldboete voor de nieuwe, tijdens de duur van het uitstel begane inbreuk wordt opgelegd.

De herroeping van het uitstel wordt in de beslissing vermeld en dit zowel wanneer de herroeping van rechtswege gebeurt, als wanneer deze ter beoordeling van de Regering wordt gelaten. § 8 - De administratieve geldboete die uitvoerbaar wordt als gevolg van de herroeping van het uitstel, wordt onbeperkt gecumuleerd met die welke opgelegd is wegens de nieuwe inbreuk. § 9 - In geval van beroep tegen de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete kan de rechter het door de Regering verleende uitstel niet herroepen. Hij kan evenwel uitstel verlenen wanneer de Regering geweigerd heeft uitstel te verlenen.

Art. 67.Minderjarigen § 1 - Dit hoofdstuk is niet van toepassing op minderjarigen onder zestien jaar op het moment van de feiten. § 2 - Wanneer de procedure tot oplegging van een administratieve geldboete opgestart wordt tegen een persoon onder achttien jaar, wordt de kennisgeving via een verzending waarvan de datum met zekerheid kan worden vastgesteld overeenkomstig artikel 49 gericht aan de minderjarige, alsook aan zijn vader, zijn moeder, zijn voogd of de personen die het gezagsrecht voor hem hebben. Die partijen beschikken over dezelfde rechten als de inbreukpleger.

De Regering stelt de stafhouder van de Orde van advocaten daarvan in kennis, zodat de minderjarige door een advocaat bijgestaan kan worden.

Die kennisgeving wordt op hetzelfde tijdstip verstuurd als de kennisgeving via een verzending waarvan de datum met zekerheid kan worden vastgesteld, vermeld in het eerste lid.

Uiterlijk binnen twee werkdagen, te rekenen van de datum van die kennisgeving, wordt een advocaat aangewezen door de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand.

Een afschrift van het bericht waarmee de stafhouder in kennis van de aanhangigmaking gesteld wordt, wordt bij het proceduredossier gevoegd.

In geval van een belangenconflict zorgt de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand ervoor dat de belanghebbende bijgestaan wordt door een andere advocaat dan degene op wie zijn vader, zijn moeder, zijn voogd of de personen die het gezagsrecht voor hem hebben, een beroep hebben gedaan. § 3 - Als de inbreukpleger minderjarig is, worden de in artikel 53 bedoelde beslissing of de beslissing om het dossier te seponeren, samen met het proces-verbaal van verhoor, ter kennis gebracht van de minderjarige, alsook van zijn vader, zijn moeder, zijn voogd of de personen die het gezagsrecht voor hem hebben.

De vader en de moeder, de voogden of de personen die het gezagsrecht voor de minderjarige hebben, zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboete. § 4 - In afwijking van artikel 56 wordt het beroep door middel van een kosteloos verzoekschrift bij de jeugdrechtbank ingediend, als de inbreukpleger een minderjarige is die de volle leeftijd van zestien jaar heeft bereikt. In dat geval kan het beroep ook worden ingesteld door zijn vader, zijn moeder, zijn voogd of de personen die het gezagsrecht voor de minderjarige hebben.

De jeugdrechtbank blijft bevoegd indien de inbreukpleger meerderjarig is op het tijdstip van de uitspraak van het vonnis.

Hoofdstuk 6. - Strafbepalingen

Art. 68.Belemmering van de controle § 1 - Wordt bestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen of met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro: eenieder die de controle belemmert die krachtens dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt georganiseerd.

De sanctie vermeld in het eerste lid geldt niet voor inbreuken op artikel 18 van dit decreet.

De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. § 2 - Subsidies, vergoedingen of toelagen kunnen opgeschort worden, als de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber de controles belemmert die krachtens dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan worden georganiseerd om het gebruik van subsidies, vergoedingen of toelagen te controleren.

De opschorting vermeld in het eerste lid geldt ook voor de aanvragen ter verkrijging van subsidies, vergoedingen of toelagen.

De opschorting vermeld in het eerste lid geldt tot op de dag waarop de procedure vermeld in paragraaf 1 werd stopgezet of tot op de dag waarop geen beroep meer kan worden ingesteld tegen de beslissing van de Regering of tot op de dag waarop de gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. § 3 - De Regering kan de gevallen, de nadere regels, alsook de procedure voor de opschorting, stopzetting of terugvordering van de subsidies, vergoedingen of toelagen bepalen. § 4 - In de gevallen en overeenkomstig de nadere regels die door de Regering bepaald worden, kan de Regering de behandeling van de aanvragen ter verkrijging van subsidies, vergoedingen of toelagen die door de Duitstalige Gemeenschap worden uitbetaald, opschorten totdat de sociaal inspecteurs de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon gecontroleerd hebben.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt met de rechtspersoon gelijkgesteld: de rechtspersoon die een aanvraag indient waartegen geen controle lopende is, maar waarin bestuurders zetelen, of zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden aanwezig zijn, en die over één van deze hoedanigheden beschikken in de rechtspersoon waartegen een controle lopende is.

Als de behandeling van de aanvraag wordt opgeschort, worden de termijnen die in de wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen worden bepaald, verlengd met de duur van de controle.

Art. 69.Niet-naleving van de aanplakking van documenten Worden bestraft met een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro of met een administratieve geldboete van 25 tot 250 euro: de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die binnen de door de sociaal inspecteurs bepaalde termijnen, het door deze laatsten gegeven bevel tot aanplakking van in artikel 31 bedoelde documenten niet nakomen.

Art. 70.Niet-naleving van de voorgeschreven maatregelen inzake inbeslagnemin Worden bestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen of met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro: de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die de ter uitvoering van de artikelen 25 en 26 voorgeschreven maatregelen niet naleven.

Art. 71.Gebruik van inlichtingen uit inzage van het dossier Wordt bestraft met een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro of met een administratieve geldboete van 25 tot 250 euro: het gebruik van inlichtingen - na de inzage van het dossier vermeld in artikel 51 of na het krijgen van een afschrift ervan - met als doel en met als gevolg dat het verloop van het onderzoek, het privéleven, de lichamelijke en geestelijke integriteit of de goederen van een in het dossier vermeld persoon worden belemmerd.

Art. 72.Valsheid en gebruik van valse stukken Voor de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, alsook voor de in artikel 4 vermelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen wordt met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen of met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro bestraft: eenieder die, met het oogmerk ten onrechte een financieel of persoonlijk voordeel te bekomen of te doen bekomen, te behouden of te doen behouden: 1° valsheid in geschrifte heeft gepleegd, hetzij door valse handtekeningen, hetzij door namaking of vervalsing van geschriften of handtekeningen, hetzij door overeenkomsten, beschikkingen, verbintenissen of schuldbevrijdingen valselijk op te maken of in een akte in te voegen, hetzij door toevoeging of vervalsing van bedingen, verklaringen of feiten die deze akte ten doel had op te nemen of vast te stellen;2° zich bediend heeft van een valse akte of een vals stuk;3° valsheid heeft gepleegd, door gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een informaticasysteem, in te brengen in een informaticasysteem, te wijzigen of te wissen, of met enig ander technologisch middel de mogelijke aanwending van gegevens in een informaticasysteem te veranderen, waardoor de juridische draagwijdte van dergelijke gegevens verandert;4° gebruik heeft gemaakt van op die wijze verkregen gegevens, terwijl hij weet dat de aldus verkregen gegevens vals zijn. Als de inbreuken vermeld in het eerste lid gepleegd werden door de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber om een financieel of persoonlijk voordeel waarop de werknemer geen recht heeft, te doen bekomen of te doen behouden, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 73.Onjuiste of onvolledige verklaringen § 1 - Voor de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, alsook voor de in artikel 4 vermelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen wordt met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen of met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro bestraft eenieder die wetens en willens: 1° een onjuiste of onvolledige verklaring heeft afgelegd om ten onrechte een financieel of persoonlijk voordeel te bekomen of te doen bekomen, te behouden of te doen behouden;2° heeft nagelaten of geweigerd om een verplichte verklaring af te leggen of de inlichtingen te verstrekken die hij gehouden is te verstrekken om ten onrechte een financieel of persoonlijk voordeel te bekomen of te doen bekomen, te behouden of te doen behouden;3° ingevolge een verklaring bedoeld in het eerste lid, 1°, het nalaten of het weigeren om een verklaring af te leggen of inlichtingen te verstrekken bedoeld in het eerste lid, 2°, of een akte of handeling bedoeld in artikel 72, een financieel of persoonlijk voordeel heeft ontvangen waarop hij geen aanspraak had of waarop hij slechts gedeeltelijk aanspraak had. Als de inbreuken vermeld in het eerste lid gepleegd werden door de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber om een financieel of persoonlijk voordeel waarop de werknemer geen recht heeft, te doen bekomen of te doen behouden, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. § 2 - Voor de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, alsook voor de in artikel 4 vermelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen wordt met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen of met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro bestraft: eenieder die, met het oogmerk ten onrechte een financieel of persoonlijk voordeel te bekomen, wetens en willens nagelaten heeft te verklaren dat hij, al was het maar gedeeltelijk, geen aanspraak meer heeft op een financieel of persoonlijk voordeel.

Art. 74.Oplichting Voor de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, alsook voor de in artikel 4 vermelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen wordt met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen of met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro bestraft: eenieder die, met het oogmerk ten onrechte een financieel of persoonlijk voordeel te bekomen of te doen bekomen, gebruik heeft gemaakt van valse namen, valse hoedanigheden of valse adressen, of enige andere bedrieglijke handeling aangewend heeft om te doen geloven aan het bestaan van een valse persoon, een valse onderneming, of enige andere fictieve gebeurtenis of om op andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen.

Als de inbreuk vermeld in het eerste lid gepleegd werd door de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber om een financieel of persoonlijk voordeel waarop de werknemer geen recht heeft, te doen bekomen of te doen behouden, wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

Art. 75.Vermenigvuldiging Als de geldboete vermenigvuldigd wordt met het aantal betrokken werknemers, geldt de regel zowel voor de strafrechtelijke geldboete als voor de administratieve geldboete.

De vermenigvuldigde geldboete mag niet hoger zijn dan het honderdvoud van de maximumgeldboete.

Art. 76.Herhaling Het bedrag van de administratieve geldboete kan op het dubbele van het maximum worden gebracht bij herhaling binnen vijf jaar na een beslissing tot schuldigverklaring, een beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete of een veroordeling tot een gevangenisstraf of een administratieve of strafrechtelijke geldboete wegens inbreuk op de in artikel 4 vermelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen.

De termijn van vijf jaar gaat in op de dag dat geen beroep meer kan worden ingesteld tegen de beslissing van de Regering of op de dag dat de gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

Art. 77.Strafrechtelijke bepalingen § 1 - Wat de strafrechtelijke sancties betreft, zijn alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met uitzondering van hoofdstuk 5, van toepassing op de inbreuken die in dit decreet worden vermeld.

Artikel 85 van het Strafwetboek is van toepassing op de inbreuken die in dit decreet worden vermeld, zonder dat het bedrag van de strafrechtelijke geldboete lager kan zijn dan 40% van de minimumbedragen die in dit decreet worden vastgelegd. § 2 - De werkgever is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe zijn aangestelden of lasthebbers veroordeeld zijn.

Hoofdstuk 7. - Samenwerking en informatie-uitwisseling

Art. 78.Doorgifte van inlichtingen aan andere instellingen De sociaal inspecteurs delen de bij de inspectie verzamelde inlichtingen mee aan de volgende personen of instellingen die door of krachtens een wet, decreet of ordonnantie met een opdracht van algemeen belang zijn belast, voor zover die doorgifte noodzakelijk is voor de uitvoering van de opdracht van algemeen belang van de betrokken autoriteiten of instellingen en voor de uitvoering van alle controleopdrachten die binnen hun bevoegdheden vallen: 1° aan de openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid;2° aan de inspecteurs van de andere inspectiediensten;3° aan alle andere ambtenaren en personeelsleden die belast zijn met het toezicht op andere wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen. Het meedelen van die inlichtingen is verplicht als de personen of, naargelang van het geval, instellingen vermeld in het eerste lid, 1° tot 3°, ze aanvragen.

De inlichtingen verzameld tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de gerechtelijke overheid mogen evenwel enkel worden meegedeeld met de toestemming van die gerechtelijke overheid.

Art. 79.Ontvangen van inlichtingen van andere instellingen Onverminderd artikel 44/1 van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het politieambt zijn volgende diensten en instellingen ertoe verplicht, op basis van een samenwerkingsakkoord dat wordt gesloten overeenkomstig artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, de sociaal inspecteurs op verzoek alle inlichtingen te verstrekken die de sociaal inspecteurs noodzakelijk achten om te controleren of de in artikel 4 vermelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen worden nageleefd: 1° alle diensten van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtscolleges;2° alle diensten van de gemeenschappen, gewesten, provincies en gemeenten;3° de verenigingen waartoe de gemeenschappen, gewesten, provincies en gemeenten behoren;4° de openbare instellingen die ressorteren onder de gemeenschappen, gewesten, provincies en gemeenten;5° alle openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid. De diensten en instellingen vermeld in het eerste lid zijn ertoe verplicht de sociaal inspecteurs alle informatiedragers ter inzage te verstrekken en hun uittreksels, afschriften, afdrukken, uitdraaien, kopieën of fotokopieën ervan te bezorgen.

Alle diensten van de Regering en de instellingen van openbaar nut die onder de Regering ressorteren, verstrekken de Regering kosteloos inlichtingen, uittreksels, afschriften, afdrukken, uitdraaien, kopieën of fotokopieën, voor zover het gaat om een gerechtvaardigd en evenredig verzoek.

De informatiedragers of inlichtingen verzameld tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de gerechtelijke overheid mogen evenwel enkel worden meegedeeld met de toestemming van die gerechtelijke overheid.

Art. 80.Gebruik van de verkregen inlichtingen Volgende personen of instellingen mogen de inlichtingen verkregen op grond van de artikelen 78 en 79 gebruiken voor de uitoefening van alle opdrachten betreffende het toezicht waarmee ze belast zijn: 1° de openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid;2° de sociaal inspecteurs;3° de inspecteurs van de andere inspectiediensten;4° alle andere ambtenaren en personeelsleden die belast zijn met het toezicht op andere wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen.

Art. 81.Het inzamelen van inlichtingen in aanwezigheid van de inspectiediensten van de andere deelentiteiten De Regering kan eveneens, ter uitvoering van een samenwerkingsakkoord dat met de Regeringen van de andere gewesten is gesloten, op het territoriale bevoegdheidsgebied van de Duitstalige Gemeenschap de aanwezigheid toestaan van ambtenaren en personeelsleden van de werkgelegenheidsinspectiediensten van een ander gewest, om alle inlichtingen in te zamelen die van nut kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee laatstgenoemden belast zijn.

De inlichtingen die door de sociaal inspecteurs op het territoriale bevoegdheidsgebied van een ander gewest worden ingezameld in het kader van een akkoord dat met de regeringen van de andere gewesten is gesloten, kunnen op dezelfde wijze worden gebruikt als de inlichtingen die op het grondgebied van de Duitstalige Gemeenschap door de sociaal inspecteurs bedoeld in dit decreet worden ingezameld.

Art. 82.Informatie-uitwisseling en samenwerking met andere landen Met de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie, waar het verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel, goedgekeurd bij de wet van 29 maart 1957, gelding heeft, mogen de sociaal inspecteurs alle inlichtingen uitwisselen die van nut kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee elk van hen belast is.

Van de inlichtingen die van de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie worden verkregen, wordt op dezelfde wijze gebruik gemaakt als van de gelijkaardige inlichtingen die de sociaal inspecteurs rechtstreeks inzamelen.

De inlichtingen ten behoeve van de arbeidsinspecties van die lidstaten worden op dezelfde wijze ingezameld door de sociaal inspecteurs als de gelijkaardige inlichtingen die zij inzamelen voor de uitoefening van het toezicht waarmee zij zelf belast zijn.

De bevoegde autoriteiten van de Duitstalige Gemeenschap kunnen eveneens, ter uitvoering van een akkoord dat met de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van de Internationale Arbeidsorganisatie is gesloten, op het territoriale bevoegdheidsgebied van de Duitstalige Gemeenschap de aanwezigheid toestaan van ambtenaren en personeelsleden van de inspectiediensten van die lidstaat om alle inlichtingen in te zamelen die van nut kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee laatstgenoemden belast zijn.

De inlichtingen die door een sociaal inspecteur in het buitenland worden ingezameld in het kader van een akkoord dat met een lidstaat van de Internationale Arbeidsorganisatie is gesloten, kunnen op dezelfde wijze worden gebruikt als de inlichtingen die op het grondgebied van de Duitstalige Gemeenschap door de sociaal inspecteurs worden ingezameld.

Ter uitvoering van een akkoord als bedoeld in het vijfde lid kan de Regering met de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie eveneens overgaan tot andere vormen van wederzijdse bijstand en samenwerking.

Het bepaalde in het eerste tot zesde lid is tevens van toepassing op de akkoorden gesloten inzake uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde autoriteiten van de Duitstalige Gemeenschap en de bevoegde autoriteiten van de Staten die het verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel, goedgekeurd bij de wet van 29 maart 1957, niet hebben ondertekend.

Hoofdstuk 8. - Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens

Art. 83.Vertrouwelijkheid Onverminderd andersluidende wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen moeten de Regering, de sociaal inspecteurs en de andere personen die bij de uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan betrokken zijn, de gegevens die hun in de uitoefening van hun opdracht toevertrouwd worden, vertrouwelijk behandelen.

Art. 84.Verwerking van persoonsgegevens De Regering geldt als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, punt 7, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.

De Regering, de sociaal inspecteurs en de andere personen die bij de uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan betrokken zijn, verwerken persoonsgegevens voor de opdrachten die bij dit decreet en bij de uitvoeringsbesluiten ervan worden bepaald. Ze mogen de verzamelde gegevens niet voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van die opdrachten gebruiken.

De verwerking van persoonsgegevens geschiedt met inachtneming van de toepasselijke regelgeving inzake gegevensbescherming.

De Regering neemt de nodige technische en organisatorische maatregelen om de veiligheid van de verwerkte gegevens te waarborgen.

Art. 85.Gegevenscategorieën De Regering, de sociaal inspecteurs en de andere personen die bij de uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan betrokken zijn, kunnen alle overeenkomstig artikel 84, tweede lid, toereikende, ter zake dienende en niet-overmatige gegevens uit de volgende gegevenscategorieën verwerken: 1° met betrekking tot de potentiële pleger van de inbreuk: a) identiteitsgegevens, geboortedatum en contactgegevens;b) rijksregisternummer;c) gegevens over de tegen hem gerichte opsporing of het tegen hem gerichte onderzoek omtrent feiten en vaststellingen inzake het toezicht op de naleving van de in artikel 4 vermelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen;d) gegevens over de tegen hem gerichte processen-verbaal tot vaststelling van inbreuken op de in artikel 4 vermelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen;e) gegevens over de tegen hem gerichte strafvervolging of administratieve vervolging op grond van inbreuken op de in artikel 4 vermelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen;f) gegevens over de beroepsactiviteit;g) migratiestatus;h) gerechtelijke gegevens op grond van inbreuken op de in artikel 4 vermelde wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen;2° met betrekking tot alle andere personen die in het kader van een opsporing of onderzoek optreden: a) identiteitsgegevens, geboortedatum en contactgegevens;b) rijksregisternummer;c) gegevens over de beroepsactiviteit. De gegevens vermeld in het eerste lid, 1°, d) en e), kunnen alleen worden verwerkt als ze nuttig zijn om te bepalen of het om een geval van herhaling gaat.

De Regering kan de gegevenscategorieën vermeld in het eerste lid aanvullen na een voorafgaand advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

Art. 86.Gebruik van gegevens voor analysen en rapporteringen Met toepassing van artikel 89, lid 1, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming werkt de Regering principieel bij voorkeur met anonieme gegevens voor analysen en rapporteringen in verband met de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Indien de analysen en rapporteringen niet volledig uitgevoerd kunnen worden met de anonieme gegevens vermeld in het eerste lid, mogen gepseudonimiseerde persoonsgegevens gebruikt worden.

Indien de analysen en rapporteringen niet volledig kunnen worden uitgevoerd met de gepseudonimiseerde persoonsgegevens vermeld in het tweede lid, dan mogen niet-gepseudonimiseerde persoonsgegevens gebruikt worden.

Voor de toepassing van het tweede en het derde lid vermeldt de Regering in het register van de verwerkingsactiviteiten waarom de analysen en rapporteringen vermeld in het eerste of het tweede lid niet via de verwerking van anonieme of gepseudonimiseerde persoonsgegevens kunnen worden uitgevoerd.

Art. 87.Bewaartermijn Onverminderd andersluidende wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen mogen de gegevens vermeld in de artikelen 85 en 86 niet langer dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor ze verwerkt worden in een vorm bewaard worden die de mogelijkheid biedt de betrokken personen te identificeren, met een maximale bewaartermijn van hoogstens tien jaar na de definitieve beëindiging van de opsporing, het onderzoek of de gerechtelijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die daaruit voortvloeien.

Art. 88.Recht op informatie § 1 - In afwijking van de artikelen 13 en 14 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming kan het recht op informatie in het geval van verwerkingen van persoonsgegevens worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten om de doelstellingen van algemeen belang te waarborgen, voor zover artikel 14, (5), d), van de Algemene Verordening Gegevensbescherming in het specifieke geval niet kan worden ingeroepen.

De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de door de sociaal inspecteurs gevoerde onderzoeken, en de procedures voor de eventuele toepassing van een administratieve geldboete door de Regering, tot doel hebben.

Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de in het eerste lid bedoelde afwijking niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn van hoogstens tien jaar na de definitieve beëindiging van de gerechtelijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de beperking van de rechten van de betrokkene persoon. § 2 - De in § 1 bedoelde afwijkingen gelden gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle of een onderzoek of de daarmee verband houdende voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd door de sociaal inspecteurs in het kader van de uitvoering van hun wettelijke of reglementaire opdrachten, alsook gedurende de periode waarin de Regering het dossier overeenkomstig hoofdstuk 5 van dit decreet behandelt.

Deze afwijkingen op het recht op informatie gelden voor zover de toepassing van dit recht nadelig zou zijn voor de controle, het onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden of het geheim van het strafonderzoek of de veiligheid van personen dreigt te schenden.

De duur van de voorbereidende werkzaamheden bedoeld in de vorige leden gedurende welke de artikelen 13 en 14 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming niet van toepassing zijn, mag niet meer bedragen dan één jaar vanaf de ontvangst van een verzoek betreffende het meedelen van de te verstrekken informatie met toepassing van deze artikelen 13 en 14.

De beperking bedoeld in § 1, eerste lid, heeft geen betrekking op gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van informatie rechtvaardigt. § 3 - Bij ontvangst van een verzoek betreffende het meedelen van informatie bevestigt de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst hiervan.

De verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk, en hoe dan ook binnen één maand na de ontvangst van het verzoek, over iedere weigering of beperking van informatie, alsook over de redenen voor deze weigering of beperking. Die informatie over de weigering of beperking kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan één van de doelstellingen genoemd in § 1, tweede lid, zou ondermijnen. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen ervan.

De verwerkingsverantwoordelijke licht de betrokkene in over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en om een beroep in rechte in te stellen.

De verwerkingsverantwoordelijke vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop zijn beslissing steunt. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

Wanneer de sociaal inspecteurs gebruik hebben gemaakt van de uitzondering bepaald in § 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties bedoeld in § 3, zesde lid, wordt de uitzonderingsregel onmiddellijk na de afsluiting van de controle of van het onderzoek opgeheven. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de gerechtelijke overheid of aan de Regering, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld na machtiging door de gerechtelijke overheid of nadat de gerechtelijke fase is beëindigd of, in voorkomend geval, nadat de Regering een beslissing heeft genomen. De inlichtingen verzameld tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de gerechtelijke overheid mogen evenwel enkel worden meegedeeld met de uitdrukkelijke machtiging van de gerechtelijke overheid.

Art. 89.Recht op inzage § 1 - In afwijking van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming kan het recht op inzage in de persoonsgegevens in het geval van verwerkingen van persoonsgegevens worden uitgesteld of geheel of gedeeltelijk worden beperkt, om de doelstellingen van algemeen belang te waarborgen.

De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de door de sociaal inspecteurs gevoerde onderzoeken, en de procedures voor de eventuele toepassing van een administratieve geldboete door de Regering, tot doel hebben.

Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de in het eerste lid bedoelde afwijking niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn van hoogstens tien jaar na de definitieve beëindiging van de gerechtelijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de beperking van de rechten van de betrokkene persoon. § 2 - De in § 1 bedoelde afwijkingen gelden gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle of een onderzoek of de daarmee verband houdende voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd door de sociaal inspecteurs in het kader van de uitvoering van hun wettelijke of reglementaire opdrachten, alsook gedurende de periode waarin de Regering het dossier overeenkomstig hoofdstuk 5 van dit decreet behandelt.

Deze afwijkingen op het recht op inzage gelden voor zover de toepassing van dit recht nadelig zou zijn voor de controle, het onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden of het geheim van het strafonderzoek of de veiligheid van personen dreigt te schenden.

De duur van de voorbereidende werkzaamheden bedoeld in de vorige leden gedurende welke artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming niet van toepassing is, mag niet meer bedragen dan één jaar vanaf de ontvangst van een verzoek dat met toepassing van artikel 15 werd ingediend.

De beperking bedoeld in § 1, eerste lid, heeft geen betrekking op gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de toegang tot informatie rechtvaardigt. § 3 - Bij ontvangst van een verzoek om inzage bevestigt de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst hiervan.

De verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk, en hoe dan ook binnen één maand na de ontvangst van het verzoek, over iedere weigering of beperking van zijn recht op toegang tot de hem betreffende gegevens, alsook over de redenen voor deze weigering of beperking. Die informatie over de weigering of beperking kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan één van de doelstellingen genoemd in § 1, tweede lid, zou ondermijnen. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen ervan.

De verwerkingsverantwoordelijke licht de betrokkene in over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en om een beroep in rechte in te stellen.

De verwerkingsverantwoordelijke vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop zijn beslissing steunt. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

Wanneer de sociaal inspecteurs gebruik hebben gemaakt van de uitzondering bepaald in § 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties bedoeld in § 3, zesde lid, wordt de uitzonderingsregel onmiddellijk na de afsluiting van de controle of van het onderzoek opgeheven. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de gerechtelijke overheid of aan de Regering, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld na machtiging door de gerechtelijke overheid of nadat de gerechtelijke fase is beëindigd of, in voorkomend geval, nadat de Regering een beslissing heeft genomen. De inlichtingen verzameld tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de gerechtelijke overheid mogen evenwel enkel worden meegedeeld met de uitdrukkelijke machtiging van de gerechtelijke overheid.

Art. 90.Recht op rectificatie § 1 - In afwijking van artikel 16 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming kan het recht op rectificatie in het geval van verwerkingen van persoonsgegevens worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten om de doelstellingen van algemeen belang te waarborgen.

De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de door de sociaal inspecteurs gevoerde onderzoeken, en de procedures voor de eventuele toepassing van een administratieve geldboete door de Regering, tot doel hebben.

Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de in het eerste lid bedoelde afwijking niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn van hoogstens tien jaar na de definitieve beëindiging van de gerechtelijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de beperking van de rechten van de betrokkene persoon. § 2 - De in § 1 bedoelde afwijkingen gelden gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle of een onderzoek of de daarmee verband houdende voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd door de sociaal inspecteurs in het kader van de uitvoering van hun wettelijke of reglementaire opdrachten, alsook gedurende de periode waarin de Regering het dossier overeenkomstig hoofdstuk 5 van dit decreet behandelt.

Deze afwijkingen op het recht op rectificatie gelden voor zover de toepassing van dit recht nadelig zou zijn voor de controle, het onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden of het geheim van het strafonderzoek of de veiligheid van personen dreigt te schenden.

De duur van de voorbereidende werkzaamheden bedoeld in de vorige leden gedurende welke artikel 16 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming niet van toepassing is, mag niet meer bedragen dan één jaar vanaf de ontvangst van een verzoek dat met toepassing van artikel 16 werd ingediend.

De beperking bedoeld in § 1, eerste lid, heeft geen betrekking op gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van het recht op rectificatie rechtvaardigt. § 3 - Bij ontvangst van een verzoek tot rectificatie bevestigt de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst hiervan.

De verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk, en hoe dan ook binnen één maand na de ontvangst van het verzoek, over iedere weigering of beperking van zijn recht op rectificatie, alsook over de redenen voor deze weigering of beperking.

Die informatie over de weigering of beperking kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan één van de doelstellingen genoemd in § 1, tweede lid, zou ondermijnen. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen ervan.

De verwerkingsverantwoordelijke licht de betrokkene in over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en om een beroep in rechte in te stellen.

De verwerkingsverantwoordelijke vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop zijn beslissing steunt. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

Wanneer de sociaal inspecteurs gebruik hebben gemaakt van de uitzondering bepaald in § 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties bedoeld in § 3, zesde lid, wordt de uitzonderingsregel onmiddellijk na de afsluiting van de controle of van het onderzoek opgeheven. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de gerechtelijke overheid of aan de Regering, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld na machtiging door de gerechtelijke overheid of nadat de gerechtelijke fase is beëindigd of, in voorkomend geval, nadat de Regering een beslissing heeft genomen. De inlichtingen verzameld tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de gerechtelijke overheid mogen evenwel enkel worden meegedeeld met de uitdrukkelijke machtiging van de gerechtelijke overheid.

Art. 91.Recht op beperking van de verwerking § 1 - In afwijking van artikel 18 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming kan het recht op beperking van de verwerking in het geval van verwerkingen van persoonsgegevens worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten om de doelstellingen van algemeen belang te waarborgen.

De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de door de sociaal inspecteurs gevoerde onderzoeken, en de procedures voor de eventuele toepassing van een administratieve geldboete door de Regering, tot doel hebben.

Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de in het eerste lid bedoelde afwijking niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn van hoogstens tien jaar na de definitieve beëindiging van de gerechtelijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de beperking van de rechten van de betrokkene persoon. § 2 - De in § 1 bedoelde afwijkingen gelden gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle of een onderzoek of de daarmee verband houdende voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd door de sociaal inspecteurs in het kader van de uitvoering van hun wettelijke of reglementaire opdrachten, alsook gedurende de periode waarin de Regering het dossier overeenkomstig hoofdstuk 5 van dit decreet behandelt.

Deze afwijkingen op het recht op beperking van de verwerking gelden voor zover de toepassing van dit recht nadelig zou zijn voor de controle, het onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden of het geheim van het strafonderzoek of de veiligheid van personen dreigt te schenden.

De duur van de voorbereidende werkzaamheden bedoeld in de vorige leden gedurende welke artikel 18 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming niet van toepassing is, mag niet meer bedragen dan één jaar vanaf de ontvangst van een verzoek dat met toepassing van artikel 18 werd ingediend.

De beperking bedoeld in § 1, eerste lid, heeft geen betrekking op gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van het recht op beperking van de verwerking rechtvaardigt. § 3 - Bij ontvangst van een verzoek tot beperking van de verwerking bevestigt de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst hiervan.

De verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk, en hoe dan ook binnen één maand na de ontvangst van het verzoek, over iedere weigering of beperking van zijn recht op beperking van de verwerking van de hem betreffende persoonsgegevens, alsook over de redenen voor deze weigering of beperking. Die informatie over de weigering of beperking kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan één van de doelstellingen genoemd in § 1, tweede lid, zou ondermijnen. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen ervan.

De verwerkingsverantwoordelijke licht de betrokkene in over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en om een beroep in rechte in te stellen.

De verwerkingsverantwoordelijke vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop zijn beslissing steunt. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

Wanneer de sociaal inspecteurs gebruik hebben gemaakt van de uitzondering bepaald in § 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties bedoeld in § 3, zesde lid, wordt de uitzonderingsregel onmiddellijk na de afsluiting van de controle of van het onderzoek opgeheven. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de gerechtelijke overheid of aan de Regering, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld na machtiging door de gerechtelijke overheid of nadat de gerechtelijke fase is beëindigd of, in voorkomend geval, nadat de Regering een beslissing heeft genomen. De inlichtingen verzameld tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de gerechtelijke overheid mogen evenwel enkel worden meegedeeld met de uitdrukkelijke machtiging van de gerechtelijke overheid.

Hoofdstuk 9. - Slotbepalingen

Art. 92.Wijzigingsbepaling Artikel 6, derde lid, van de wet van 19 februari 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten0 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten0, wordt vervangen als volgt: "De vreemdeling van wie de beroepskaart geweigerd wordt, kan beroep instellen bij de Regering. Het beroep wordt ingediend per aangetekend schrijven of tegen afgifte van een gedagtekend ontvangstbewijs binnen een maand te rekenen vanaf de kennisgeving van het aangetekend schrijven waarmee de weigeringsbeslissing ter kennis wordt gebracht.

Het moet met redenen omkleed zijn.

Indien de voorschriften van dit artikel niet worden nageleefd, is het beroep nietig. De Regering kan de andere nadere regels voor de beroepsprocedure bepalen."

Art. 93.Wijzigingsbepaling Artikel 7, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten0, wordt vervangen als volgt: "De vreemdeling van wie de beroepskaart ingetrokken wordt, kan beroep instellen bij de Regering. Het beroep wordt ingediend per aangetekend schrijven of tegen afgifte van een gedagtekend ontvangstbewijs binnen een maand te rekenen vanaf de kennisgeving van het aangetekend schrijven waarmee de intrekkingsbeslissing ter kennis wordt gebracht.

Het moet met redenen omkleed zijn.

Indien de voorschriften van dit artikel niet worden nageleefd, is het beroep nietig. De Regering kan de andere nadere regels voor de beroepsprocedure bepalen."

Art. 94.Wijzigingsbepaling Artikel 12 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 25 april 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten0, wordt opgeheven.

Art. 95.Wijzigingsbepaling Artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten0, wordt vervangen als volgt: "Art. 13 - § 1 - Wordt bestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen of met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro: 1° de vreemdeling die onderworpen is aan de verplichting vermeld in artikel 1 van onderhavige wet en een zelfstandige activiteit uitoefent zonder in het bezit te zijn van een beroepskaart;2° de vreemdeling die een zelfstandige activiteit uitoefent zonder de grenzen of de voorwaarden van de beroepskaart te respecteren; 3° de vreemdeling die een zelfstandige activiteit uitoefent niettegenstaande de staking van de bedrijvigheid is gelast of de sluiting van de zaak is bevolen." § 2 - Hoofdstuk 5 van het decreet van 27 maart 2023 betreffende de controle en de procedure voor de oplegging van administratieve geldboeten inzake het tewerkstellingsbeleid is van toepassing op de administratieve geldboeten vermeld in paragraaf 1."

Art. 96.Wijzigingsbepaling In artikel 14 van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten0, worden de woorden "artikel 13, 3° tot 5°" vervangen door de woorden "artikel 13, 2° en 3°".

Art. 97.Wijzigingsbepaling Artikel 580, 8°, van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 23 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten1, wordt aangevuld met een bepaling onder h), luidende: "h) het decreet van 27 maart 2023 betreffende de controle en de procedure voor het opleggen van administratieve geldboeten in het kader van het tewerkstellingsbeleid;"

Art. 98.Wijzigingsbepaling In artikel 10, eerste lid, van de wet van 30 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten0, worden de woorden "bij ter post aangetekende brief binnen een maand na kennisgeving van de aangetekende brief" vervangen door de woorden "per aangetekend schrijven of tegen afgifte van een gedagtekend ontvangstbewijs binnen een maand te rekenen vanaf de kennisgeving van het aangetekend schrijven".

Art. 99.Wijzigingsbepaling Artikel 11 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten4, wordt opgeheven.

Art. 100.Wijzigingsbepaling Artikel 12 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 6 juni 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten3, wordt hersteld als volgt: "Art. 12 - § 1 - Wordt bestraft hetzij met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro: de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in overtreding van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, uitgezonderd de normen betreffende de arbeidskaart verstrekt in functie van de bijzondere verblijfstoestand van de betrokkenen, een buitenlandse onderdaan heeft doen of laten werken die niet toegelaten of gemachtigd is om meer dan drie maanden in België te verblijven of zich er te vestigen.

De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. § 2 - Wordt bestraft hetzij met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro: de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in overtreding van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, uitgezonderd de normen betreffende de arbeidskaart verstrekt in functie van de bijzondere verblijfstoestand van betrokkenen, die tijdens de tewerkstelling van een onderdaan van een derde land niet: 1° vooraf heeft nagegaan of laatstgenoemde over een geldige verblijfsvergunning dan wel over een andere machtiging tot verblijf beschikt;2° ten minste voor de duur van de tewerkstelling een afschrift of de gegevens van de verblijfsvergunning of een andere machtiging tot verblijf heeft bewaard voor de bevoegde inspectiediensten;3° aangifte heeft gedaan van de aanvang en de beëindiging van zijn tewerkstelling overeenkomstig de wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen. In het geval dat de verblijfsvergunning of de andere machtiging tot verblijf die door de buitenlandse onderdaan wordt voorgelegd een vervalsing is, is de in het eerste lid bedoelde sanctie van toepassing wanneer het bewezen is dat de werkgever op de hoogte was dat dit document een vervalsing was.

De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. § 3 - Wordt bestraft hetzij met een strafrechtelijke geldboete van 100 tot 1.000 euro, hetzij met een administratieve geldboete van 50 tot 500 euro: de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die, in overtreding van deze wet en de uitvoeringsmaatregelen ervan, uitgezonderd de normen betreffende de arbeidskaart verstrekt in functie van de bijzondere verblijfstoestand van de betrokkenen: 1° een buitenlandse onderdaan heeft doen of laten werken: a) ofwel zonder een arbeidsvergunning te hebben verkregen van de bevoegde overheid en/of zonder dat betrokkene over een arbeidskaart beschikt;b) ofwel zonder de grenzen van deze arbeidsvergunning en/of arbeidskaart te respecteren;c) ofwel voor een duur welke de duur van de arbeidsvergunning of van de arbeidskaart overschrijdt;d) ofwel na de intrekking van de arbeidsvergunning of de arbeidskaart;2° de arbeidskaart niet heeft gegeven aan de buitenlandse werknemer of hem die heeft gegeven tegen betaling van een bedrag of vergoeding in welke vorm ook. De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. § 4 - Wordt bestraft hetzij met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro: eenieder die in overtreding van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, uitgezonderd de normen betreffende de arbeidskaart verstrekt in functie van de bijzondere verblijfstoestand van betrokkenen: 1° een buitenlandse onderdaan België heeft laten binnenkomen om er te worden tewerkgesteld of daartoe heeft bijgedragen, tenzij de buitenlandse onderdaan in het bezit is van een geldige arbeidskaart en met uitzondering van de buitenlandse onderdaan voor wie de werkgever na diens aankomst in België een arbeidsvergunning kan verkrijgen om er te worden tewerkgesteld;2° een buitenlandse onderdaan heeft beloofd, tegen betaling van welke vergoeding ook, hetzij een betrekking voor hem te zoeken, hetzij hem een betrekking te bezorgen, hetzij formaliteiten te vervullen met het oog op diens tewerkstelling in België;3° van een buitenlandse onderdaan een vergoeding in welke vorm ook heeft geëist of aangenomen, hetzij om voor hem een betrekking te zoeken, hetzij om hem een betrekking te bezorgen, hetzij om formaliteiten te vervullen met het oog op diens tewerkstelling in België;4° als tussenpersoon is opgetreden tussen een buitenlandse onderdaan en een werkgever of de autoriteiten die zijn belast met de toepassing van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan of tussen een werkgever en diezelfde autoriteiten, waarbij daden zijn gesteld die hetzij die buitenlandse onderdaan, hetzij de werkgever, hetzij de genoemde autoriteiten op een dwaalspoor kunnen brengen. De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. § 5 - Voor de inbreuken als bedoeld in § § 1, 2 en 4, kan de rechter bovendien de veroordeelde het verbod opleggen om gedurende een periode van één maand tot drie jaar, zelf of via een tussenpersoon, de onderneming of inrichting waar de inbreuk werd begaan geheel of gedeeltelijk uit te baten of er onder gelijk welke hoedanigheid dan ook in dienst te worden genomen. § 6 - Voor de inbreuken als bedoeld in § § 1, 2 en 4, kan de rechter bovendien, mits hij zijn beslissing ter zake met redenen omkleedt, de gehele of gedeeltelijke sluiting van de onderneming of inrichting waar de inbreuken werden begaan, bevelen voor de duur van één maand tot drie jaar. § 7 - De duur van de straf die wordt uitgesproken met toepassing van § 5 of § 6 gaat in vanaf de dag waarop de veroordeelde zijn straf heeft ondergaan of waarop zijn straf verjaard is en, bij voorwaardelijke vrijlating, vanaf de dag van de invrijheidstelling, voor zover deze laatste niet ingetrokken wordt. Ze wordt evenwel van kracht vanaf de dag waarop de veroordeling op tegenspraak of bij verstek definitief is geworden. § 8 - De rechter kan de in § 5 of § 6 vermelde straffen slechts opleggen wanneer dit noodzakelijk is om de inbreuken te doen stoppen of om te voorkomen dat zij zich herhalen, op voorwaarde dat de veroordeling tot deze straffen in verhouding staat tot het geheel van de betrokken sociaal-economische belangen.

Voor de inbreuken van § 3 kunnen de in § 5 of § 6 vermelde straffen bovendien slechts worden opgelegd voor zover de gezondheid of de veiligheid van personen door deze inbreuken in gevaar wordt gebracht.

Deze straffen doen geen afbreuk aan de rechten van derden. § 9 - Elke inbreuk op de beschikking van het vonnis of van het arrest waarbij een verbod of sluiting wordt opgelegd met toepassing van § 1 wordt bestraft met een sanctie vermeld in paragraaf 3."

Art. 101.Wijzigingsbepaling In dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 9 mei 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten6, wordt een artikel 12.1 ingevoegd, luidende: "Art. 12.1 - § 1 - Wordt bestraft hetzij met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 euro tot 6.000 euro of met één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 300 euro tot 3.000 euro: de aannemer, bij ontstentenis van een keten van onderaannemers, of de intermediaire aannemer, in geval van het voorhandenzijn van een dergelijke keten, wanneer hun rechtstreekse onderaannemer een inbreuk bedoeld in artikel 12, § 2, pleegt.

In afwijking van het eerste lid worden de aannemer en de intermediaire aannemer niet bestraft met één van de straffen vermeld in het eerste lid, als ze in het bezit zijn van een schriftelijke verklaring waarin hun rechtstreekse onderaannemer bevestigt dat hij geen illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt en zal tewerkstellen.

In afwijking van het tweede lid worden de aannemer en de intermediaire aannemer die in het bezit zijn van de schriftelijke verklaring bestraft ofwel met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een strafrechtelijke geldboete van 600 euro tot 6.000 euro of met enkel één van die straffen ofwel met een administratieve geldboete van 300 euro tot 3.000 euro, als ze, voorafgaand aan de inbreuk vermeld in het eerste lid, op de hoogte waren van het feit dat hun rechtstreekse onderaannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt. Het bewijs van dergelijke kennis kan de kennisgeving vermeld in artikel 12.2 zijn.

De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. § 2 - Wordt bestraft hetzij met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 euro tot 6.000 euro of met één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 300 euro tot 3.000 euro: de hoofdaannemer en de intermediaire aannemer, in geval van het voorhandenzijn van een keten van onderaannemers, wanneer hun onrechtstreekse onderaannemer een inbreuk vermeld in artikel 12, § 2, pleegt en zij op de hoogte zijn van het feit dat hun onrechtstreekse onderaannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt. Het bewijs van dergelijke kennis kan de kennisgeving vermeld in artikel 12.2 zijn.

De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. § 3 - Wordt bestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van deze straffen alleen, of met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro: 1° de opdrachtgever, bij ontstentenis van een onderaanneming, wanneer zijn aannemer een van de inbreuken vermeld in artikel 12, § 2, pleegt, als de opdrachtgever reeds vóór de inbreuk op de hoogte was van het feit dat zijn aannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt.Het bewijs van dergelijke kennis kan de kennisgeving vermeld in artikel 12.2 zijn; 2° de opdrachtgever, bij het voorhandenzijn van een onderaanneming, wanneer de na zijn aannemer rechtstreeks of onrechtstreeks komende onderaannemer een inbreuk als vermeld in artikel 12, § 2, pleegt, als de opdrachtgever reeds vóór de inbreuk op de hoogte was van het feit dat de na zijn aannemer rechtstreeks of onrechtstreeks komende onderaannemer een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt.Het bewijs van dergelijke kennis kan de kennisgeving vermeld in artikel 12.2 zijn.

De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers."

Art. 102.Wijzigingsbepaling In dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 9 mei 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten6, wordt een artikel 12.2 ingevoegd, luidende: "Art. 12.2 - De sociaal inspecteurs kunnen de aannemers bedoeld in de artikelen 35/9 en 35/10 van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende de bescherming van het loon der werknemers, schriftelijk in kennis stellen van de omstandigheid dat hun rechtstreekse of onrechtstreekse onderaannemer, een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt.

De sociaal inspecteurs kunnen de opdrachtgevers bedoeld in artikel 35/11 van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende de bescherming van het loon der werknemers, schriftelijk in kennis stellen van de omstandigheid dat hun aannemer of onderaannemer, een of meer illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt.

Deze kennisgeving vermeldt: 1° het aantal en de identiteit van de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen waarvan de inspectie heeft vastgesteld dat zij prestaties hebben geleverd in het raam van de activiteiten die de bestemmeling van de kennisgeving laat uitvoeren;2° de identiteit en het adres van de werkgever die de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen bedoeld in 1° heeft tewerkgesteld;3° de plaats waar de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen de prestaties bedoeld in 1° hebben geleverd;4° de identiteit en het adres van de bestemmeling van de kennisgeving. Een afschrift van deze kennisgeving wordt door de sociaal inspecteurs overgezonden aan de werkgever die de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen bedoeld in het derde lid, 1°, heeft tewerkgesteld."

Art. 103.Wijzigingsbepaling Artikel 14 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 6 juni 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten3, wordt hersteld als volgt: "Art. 14 - Hoofdstuk 5 van het decreet van 27 maart 2023 betreffende de controle en de procedure voor het opleggen van administratieve geldboeten in het kader van het tewerkstellingsbeleid is van toepassing op de administratieve geldboeten vermeld in de artikelen 12 en 12.1."

Art. 104.Wijzigingsbepaling In artikel 17 van het decreet van 11 mei 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten9 betreffende de erkenning van uitzendbureaus en de controle op de particuliere arbeidsbemiddelingsbureaus worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin van het eerste lid worden de woorden "een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en/of een geldboete van 100 EUR tot 5.000 EUR" vervangen door de woorden "een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 euro tot 6.000 euro of met één van die straffen of met een administratieve geldboete van 300 euro tot 3.000 euro"; 2° in het eerste lid wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt: "4° elke persoon die welbewust, in eigen naam of voor een opdrachtgever, gebruik maakt van arbeidsbemiddelingen en/of diensten m.b.t. uitzendbemiddeling die de voorschriften bepaald bij dit decreet niet naleven;" 3° in het eerste lid, 5°, wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt; 4° het eerste lid wordt aangevuld met een bepaling onder 6°, luidende: "6° de werkgever die op de hoogte is en toch een opdracht geeft aan een uitzendbureau zonder regelmatige erkenning." 5° het artikel wordt aangevuld met een tweede en een derde lid, luidende: "De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. Hoofdstuk 5 van het decreet van 27 maart 2023 betreffende de controle en de procedure voor het opleggen van administratieve geldboeten in het kader van het tewerkstellingsbeleid is van toepassing op de administratieve geldboeten vermeld in het eerste lid."

Art. 105.Wijzigingsbepaling Artikel 21 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 106.Wijzigingsbepaling Artikel 175 van het Sociaal Strafwetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1999 pub. 21/05/1999 numac 1999012338 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten4, wordt opgeheven.

Art. 107.Wijzigingsbepaling Hoofdstuk 7 van het decreet van 28 mei 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten2 betreffende de AktiF- en AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid, dat de artikelen 38 tot 42 omvat, wordt opgeheven.

Art. 108.Opheffingsbepaling Het decreet van het Waalse Gewest van 5 februari 1998 houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende het tewerkstellingsbeleid, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 28 mei 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten2, wordt opgeheven.

Art. 109.Inwerkingtreding Dit decreet treedt in werking op 1 juli 2023.

Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Eupen, 27 maart 2023.

O. PAASCH, De Minister-President, Minister van Lokale Besturen en Financiën A. ANTONIADIS, De Viceminister-President, Minister van Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, Ruimtelijke Ordening en Huisvesting I. WEYKMANS, De Minister van Cultuur en Sport, Werkgelegenheid en Media L. KLINKENBERG, De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek _______ Nota Zitting 2022-2023 Parlementaire stukken: 245 (2022-2023) Nr. 1 Ontwerp van decreet 245 (2022-2023) Nr. 2 Verslag 245 (2022-2023) Nr. 3 Tekst aangenomen door de plenaire vergadering Integraal verslag: 27 maart 2023 - Nr. 56 Bespreking en stemming

^