gepubliceerd op 13 juli 2009
Decreet betreffende de toelating van uitzendbureaus en de controle op de private arbeidsbemiddelaars
11 MEI 2009. - Decreet betreffende de toelating van uitzendbureaus en de controle op de private arbeidsbemiddelaars (1)
Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen wat volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities
Artikel 1.Dit decreet dient voor de omzetting van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt en Richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende uitzendarbeid.
Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° Bemiddeling : de dienstverleningen opgesomd onder de nummers 3 tot en met 10, ongeacht het gebruikte communicatiekanaal;2° Bemiddeling van uitzendkrachten : de tewerkstelling van een uitzendkracht overeenkomstig hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers;3° Arbeidsbemiddeling : de dienstverlening van een arbeidsbemiddelaar ten gunste van een werknemer met het doel deze laatste een baan te verschaffen, zonder dat de arbeidsbemiddelaar hierdoor een partij van de arbeidsovereenkomst wordt, die het resultaat van de arbeidsbemiddeling kan zijn;4° Werving en selectie van personeel : de diensten ten gunste van een werkgever met als doel een werknemer in dienst te nemen;5° Inschakeling : de dienst met als doel een op de arbeidsmarkt benadeelde werknemer met het oog op zijn beroepsloopbaan en rekening houdend met zijn individuele vaardigheden en kennis ter verhoging van zijn kansen op een duurzame tewerkstelling intensief te begeleiden;6° Outplacement : de dienst in opdracht en financieel ten laste van een werkgever met als doel een met ontslag bedreigde of ontslagen werknemer te helpen bij het zelf zoeken naar werk;7° Opleidingsbemiddeling : de dienst waarbij leerjongens en werkgevers met het oog op het sluiten van een leerovereenkomst bij elkaar worden gebracht, met inbegrip van de bemiddeling van au pairs;8° Bemiddeling van kunstenaars : de dienst waarbij kunstenaars, in het bijzonder acteurs, zangers, dansers, variétékunstenaars, circusartiesten, mannequins, musici, dirigenten, choreografen en figuranten, tegen een gage voor repetities, vertoningen en opnamen worden bemiddeld;9° Bemiddeling van sportbeoefenaars : de dienst waarbij sportbeoefenaars voor wedstrijden, tornooien of kampioenschappen waarvoor ze een vergoeding krijgen, worden bemiddeld;10° Andere arbeidsbemiddelingsdiensten : de door de Regering na raadpleging van de Sociaal-Economische Raad van de Duitstalige Gemeenschap vastgelegde diensten;11° Uitzendbureau : de rechtspersoon die een uitzendkracht volgens hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers tewerkstelt;12° Private arbeidsbemiddelaar : elke van het (Arbeitsamt) (Dienst voor Arbeidsbemiddeling) onafhankelijke rechts- of natuurlijke persoon die zelf of voor rekening van een derde arbeidsbemiddelingsdiensten aanbiedt respectievelijk verstrekt, als hoofd- of bijkomende activiteit, tegen betaling of gratis, met of zonder winstoogmerk, onder welke benaming ook;13° Werknemer : de natuurlijke persoon die een beroepsactiviteit uitoefent of wenst uit te oefenen onder het gezag van een werkgever of als zelfstandige;14° Werkgever : de natuurlijke of rechtspersoon die een beroep doet op de diensten van een arbeidsbemiddelaar met het oog op de aanwerving van een persoon of die als gebruiker de taken van een uitzendkracht bepaalt of toezicht op de uitvoering ervan uitoefent of in het kader van een leerovereenkomst de taken van een leerjongen bepaalt en toezicht op de uitvoering ervan uitoefent;15° Leerjongen : de natuurlijke persoon die onder het gezag van een werkgever activiteiten met het oog op het verwerven van een beroepsbekwaamheid uitoefent, ongeacht of hij daarbij aan de leerplicht in de zin van de wet van 29 juni 1983 over de leerplicht onderworpen is of niet;16° Sociaal-Economische Raad : de Sociaal-Economische Raad van de Duitstalige Gemeenschap, zoals opgericht bij het decreet van 26 juni 2000 houdende oprichting van een Sociaal-Economische Raad van de Duitstalige Gemeenschap;17° Regering : de Regering van de Duitstalige Gemeenschap;18° Dienst voor Arbeidsbemiddeling : de Dienst voor Arbeidsbemiddeling (Arbeitsamt) van de Duitstalige Gemeenschap, zoals opgericht bij het decreet van 17 januari 2000 tot oprichting van een Dienst voor arbeidsbemiddeling in de Duitstalige Gemeenschap; 19°Vrijheid van vestiging : De plaats van de private arbeidsbemiddelaar of van het uitzendbureau op het adres van wie, waarvan of waaruit de activiteit uitgeoefend wordt. § 2. De termijnen in dit decreet zijn volledige dagen. De termijn gaat op de dag na de handeling in. De dag waarop de termijn verstrijkt, wordt in de termijn meegerekend. Indien deze dag echter op een zaterdag, een zondag of een feestdag valt, wordt hij naar de eerstvolgende werkdag verschoven.
Feestdagen zoals bedoeld in dit decreet zijn : 1 januari, de donderdag voor carnaval, carnavalsmaandag, paasmaandag, 1 mei, Hemelvaartsdag, pinkstermaandag, 21 juli, 15 augustus, 1 en 2 en 11 en 15 november, 25 en 26 december. § 3. De in dit decreet gebruikte namen voor personen gelden voor beide geslachten.
Art. 3.Dit decreet is in het Duitstalige gebied van toepassing : 1° op elke private arbeidsbemiddelaar;2° op elk uitzendbureau;3° op elke leerjongen, werknemer en werkgever. Het is niet van toepassing op : 1° de bemiddeling van zeelieden volgens Verdrag nr.9 op de arbeidsbemiddeling van de zeelieden, aangenomen op 10 juli 1920 door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie en goedgekeurd bij de wet van 6 september 1924; 2° de selectiebureaus van de overheidsdiensten;3° de openbare diensten voor arbeidsvoorziening de Europese Economische Ruimte volgens het Verdrag nr.88 betreffende de diensten voor arbeidsvoorziening, aangenomen op 9 juli 1948 door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie en goedgekeurd bij de wet van 16 maart 1953, evenals volgens het advies nr. 83 betreffende de organisatie van de diensten voor arbeidsvoorziening, aangenomen op 9 juli 1948 door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie; 4° de rekruteringsdiensten van de Belgische strijdkrachten. HOOFDSTUK II. - Erkenning van de uitzendbureaus Afdeling 1. - Voorwaarden voor de erkenning van uitzendbureaus
Art. 4.Om arbeidsbemiddelingsdiensten te verstrekken wordt het uitzendbureau aan een voorafgaande erkenning door de Regering onderworpen.
Art. 5.Om vooraf erkend te worden, dient het uitzendbureau dat in het Duitse taalgebied over een vaste inrichting beschikt, aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° Het moet opgericht zijn in de vorm van een handelsvennootschap waarvan het maatschappelijk doel erin bestaat uitzendarbeidsbemiddelingsdiensten in de zin van artikel 2, § 1, 2°, te verlenen en die in de Kruispuntbank van Ondernemingen geregistreerd zijn.2° Het mag niet in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen verkeren, noch het voorwerp uitmaken van een procedure tot faillietverklaring, noch een gerechtelijk akkoord aangevraagd of verkregen hebben.3° Onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of andere personen bevoegd om het uitzendbureau te verbinden, mogen zich geen personen bevinden : a) die personeelslid of lid van de raad van bestuur van openbare diensten voor arbeidsvoorziening zijn;b) aan wie het uitoefenen van dergelijke ambten, beroepen of werkzaamheden verboden is krachtens de wetgeving waarbij aan bepaalde veroordeelden en aan de gefailleerden verbod wordt opgelegd bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen en waarbij aan de rechtbanken van koophandel de bevoegdheid wordt toegekend een dergelijk verbod uit te spreken;c) die tijdens de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning, aansprakelijk zijn gesteld voor de verbintenissen of schulden van een gefailleerde vennootschap, bij toepassing van de artikelen 229, 5°, 265, 315, 456, 4°, en 530 van het Wetboek van vennootschappen;d) aan wie burgerrechten en/of politieke rechten zijn ontnomen;e) die tijdens de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning de verplichtingen hun opgelegd bij dit decreet of bij het decreet van de Waalse Gewestraad van 27 juni 1991 betreffende de erkenning van uitzendbureaus of bij de wettelijke bepalingen opgenomen in artikel 1 van het decreet van de Waalse Gewestraad van 5 februari 1998 betreffende het toezicht en de controle op de naleving van de wetgeving inzake het werkgelegenheidsbeleid of de uitvoeringsbesluiten ervan niet zijn nagekomen;f) die tijdens de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning hun fiscale en sociale verplichtingen niet zijn nagekomen;het bestaan van een behoorlijk nageleefd afbetalingsplan wordt echter niet als een overtreding van de sociale en fiscale verplichtingen beschouwd. 4° Het moet de financiële leefbaarheid van de beoogde activiteit als uitzendbureau aantonen.De Regering bepaalt welke inlichtingen in dit verband moeten worden verstrekt. 5° Het mag geen achterstallige belastingen en geen achterstallige bijdragen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of aan het Bestaanszekerheidsfonds van Uitzendkrachten verschuldigd zijn.Een terugbetalingsplan dat volgens de opgelegde verplichtingen nageleefd wordt, wordt echter niet beschouwd als overtreding van de fiscale en sociale verplichtingen. De Regering bepaalt welke inlichtingen in dit verband moeten worden verstrekt. Afdeling 2. - Gelijkgestelde erkenningsvoorwaarden
Art. 6.Om vooraf erkend te worden, dient het uitzendbureau dat in het Duitse taalgebied niet over een vaste inrichting beschikt, aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° Als het over een vaste inrichting in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in de Vlaamse Gemeenschap of in het Waalse Gewest beschikt, aantonen dat het in het respectieve Gewest of in de respectieve Gemeenschap aan erkenningsvoorwaarden voldoet die met de voorwaarden bepaald bij dit decreet gelijkgesteld worden.De Regering beslist over de gelijkstelling. 2° Als het over een vaste inrichting in een Lidstaat van de Europese Unie of in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte beschikt, aantonen dat het in zijn land van oorsprong aan erkenningsvoorwaarden voldoet die met de voorwaarden bepaald bij dit decreet gelijkgesteld worden.De Regering beslist over de gelijkstelling. 3° Als het over een vaste inrichting buiten de Europese Unie of buiten een lidstaat van de Europese Economische Ruimte beschikt, aan de erkenningsvoorwaarden bepaald bij dit decreet voldoen en het bewijs leveren dat het in zijn land van oorsprong als uitzendbureau werkzaam is. De Regering kan de voorafgaande erkenning weigeren aan een uitzendbureau dat in het Duitse taalgebied niet over een vaste inrichting beschikt en zijn activiteiten als uitzendbureau hoofdzakelijk via het internet verricht. Afdeling 3. - Erkenningsprocedure
Art. 7.De erkenning van een uitzendbureau wordt door de Regering verleend, overeenkomstig de voorwaarden omschreven in dit hoofdstuk.
De Regering bepaalt de erkenningsprocedure en de documenten en bewijsstukken die daarbij dienen te worden voorgelegd.
De Regering kent de erkenning voor een onbeperkte duur toe. In gerechtvaardigde individuele gevallen kan de Regering de erkenning tot een periode van twee jaar beperken.
Alle beslissingen worden per aangetekende brief aan aanvrager meegedeeld en bij wijze van uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Art. 8.De aanvrager verstrekt aan de Regering per post alle aanvullende documenten, bewijsstukken en inlichtingen die door de Regering dienstig worden geacht om te controleren of de erkenningsvoorwaarden al dan niet vervuld zijn. De aanvrager kan op schriftelijk verzoek door de Regering worden gehoord.
Art. 9.De aanvrager deelt de Regering op diens verzoek het adres in de Duitstalige Gemeenschap mee waar hij de documenten die niet of moeilijk per post kunnen worden toegezonden, ter inzage ter beschikking van de Regering stelt.
Art. 10.Bij samensmelting, opslorping of enige andere juridische omvorming van een erkend uitzendbureau licht het omgevormde uitzendbureau de Regering hierover binnen dertig dagen na de inwerkingtreding van de juridische omvorming per aangetekende brief in.
Binnen zestig dagen na de ontvangst van de bovenvermelde aangetekende brief beslist de Regering of de erkenning van het vroegere uitzendbureau voor het omgevormde uitzendbureau kan worden overgenomen respectievelijk moet worden ingetrokken en dientengevolge volgens de door de Regering vastgelegde modaliteiten een nieuwe aanvraag tot erkenning door het omgevormde uitzendbureau moet worden ingediend.
Indien het omgevormde uitzendbureau door de Regering binnen de termijn niet per aangetekende brief wordt opgeroepen een nieuwe aanvraag tot erkenning in te dienen, wordt het van deze verplichting vrijgesteld en kan het zijn activiteiten voortzetten. Het omgevormde uitzendbureau mag zijn bemiddelingsdiensten voortzetten, tenminste tijdens de periode tussen de rechtshandeling met betrekking tot de omvorming en de kennisgeving - per aangetekende brief - van de door de Regering genomen beslissing. HOOFDSTUK III. - Verplichtingen opgelegd aan de private arbeidsbemiddelaars en uitzendbureaus Afdeling 1. - Verplichtingen die voor alle private arbeidsbemiddelaars
gelden
Art. 11.§ 1. De private arbeidsbemiddelaar is verplicht de volgende voorschriften na te leven : 1° de op hem van toepassing zijnde regelgeving inzake sociale, fiscale, arbeids- en koophandelsaangelegenheden naleven;2° geen activiteiten uitoefenen die verboden zijn krachtens de Conventie nr.9 van 10 juli 1920 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de bemiddeling van zeelieden, goedgekeurd bij de wet van 6 september 1924; 3° de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers naleven;4° op verzoek van de Regering en de Dienst voor arbeidsbemiddeling alle inlichtingen meedelen die nodig zijn voor de toepassing van de bepalingen van artikel 8 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, teneinde een analyse van de arbeidsmarkt uit te voeren met het oog op het verlenen van een arbeidsvergunning;5° de collectieve arbeidsovereenkomsten naleven die gelden volgens het soort bemiddelingsdienst;6° de werknemers en werkgevers tijdig volledige inlichtingen verstrekken over de arbeidsbemiddelingsdiensten en de wijze waarop ze verstrekt worden;7° de werknemers schriftelijk inlichten over de verplichting bij de Dienst voor Arbeidsbemiddeling ingeschreven te zijn om werkloosheidsuitkeringen te kunnen verkrijgen;8° geen inlichtingen verstrekken over de beschikbaarheid van de werknemers buiten de controle op die beschikbaarheid waarin bij of krachtens de wet is voorzien;9° geen bemiddeling voor fictieve vacatures aanbieden;10° persoonsgegevens uitsluitend binnen de perken bepaald bij de regelgeving inzake de bescherming van de private levenssfeer behandelen;11° geen enkele vergoeding aanvaarden of vragen van de werknemer, noch de werknemer als voorwaarde voor de bemiddelingsdienst de verplichting opleggen om uitgaven van welke aard dan ook te verrichten;12° behoudens positieve acties bepaald door de Regering ten gunste van bepaalde werknemerscategorieën zich ertoe verbinden om alle werknemers op een objectieve, respectvolle en niet-discriminerende wijze te behandelen;13° elke arbeidsbemiddeling uitvoeren met de bedoeling om een schriftelijke dienstverleningsovereenkomst met de werknemer, de werkgever of de leerling af te sluiten waarvan de verplichte vermeldingen door de Regering worden bepaald;14° de bepalingen van de regelgeving inzake taalgebruik naleven;15° aan de werkzoekende die onder de werkloosheidscontrole valt en erom verzoekt een attest verstrekken waarin datum en uur van diens bezoek aan het private uitzendbureau worden vermeld;16° niet in plaats van de werkgever optreden, wat de aanwervings- of ontslagbeslissing of de onderhandelingen daaromtrent betreft.De Regering bepaalt de modaliteiten waaronder de uitzendbureaus bij de arbeidsbemiddeling van kunstenaars of sportbeoefenaars in de zin van artikel 1, nummers 8 en 9, van deze onthoudingsplicht kunnen worden vrijgesteld, wat de onderhandelingen betreft. § 2. De Regering kan na raadpleging van de Sociaal-Economische Raad de in § 1 voorziene lijst van plichten uitbreiden. § 3. De Regering kan na raadpleging van de Sociaal-Economische Raad in het belang van de betrokken werknemer of met de bedoeling een betere afstemming tussen vraag en aanbod van banen te bereiken, de werknemerscategorieën vastleggen waarvoor de private arbeidsbemiddelaars een schadevergoeding in welke vorm ook van de werknemers mits diens voorafgaande en schriftelijke toestemming mag eisen en aannemen. § 4. De Regering kan gegevens aanvragen die ertoe bijdragen het werkgelegenheidsbeleid te ondersteunen. Afdeling 2. - Verplichtingen opgelegd aan uitzendbureaus
Art. 12.§ 1. Het uitzendbureau moet ook na zijn erkenning verder de in de artikelen 4 tot en met 6 vastgelegde voorwaarden evenals de volgende voorschriften naleven : 1° de op hem van toepassing zijnde regelgeving inzake sociale, fiscale, arbeids- en koophandelsaangelegenheden naleven;2° geen activiteiten uitoefenen die verboden zijn krachtens de Conventie nr.9, van 10 juli 1920, van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de bemiddeling van zeelieden, goedgekeurd bij de wet van 6 september 1924; 3° de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers naleven;4° op verzoek van de Regering en de Dienst voor arbeidsbemiddeling alle inlichtingen meedelen die nodig zijn voor de toepassing van de bepalingen van artikel 8 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, teneinde een analyse van de arbeidsmarkt uit te voeren met het oog op het verlenen van een arbeidsvergunning;5° de collectieve arbeidsovereenkomsten naleven die voor uitzendarbeid gelden;6° de werknemers niet het recht op vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen ontnemen;7° de Regering op de door haar bepaalde wijze alle inlichtingen verstrekken met betrekking tot de wijziging van diens rechtsvorm, van de samenstelling van diens maatschappelijke organen, van de wettelijke vertegenwoordigers, van de samenstelling van diens kapitaal, evenals jaarlijks het activiteitenverslag bedoeld in § 3 bezorgen;8° de werknemers en werkgevers tijdig volledige inlichtingen verstrekken over de uitzendarbeid en de wijze waarop deze verstrekt wordt;9° de werknemers schriftelijk inlichten over de verplichting bij de Dienst voor Arbeidsbemiddeling ingeschreven te zijn om werkloosheidsuitkeringen te kunnen verkrijgen;10° geen inlichtingen verstrekken over de beschikbaarheid van de werknemers buiten de controle op die beschikbaarheid waarin bij of krachtens de wet is voorzien;11° geen uitzendarbeidsbemiddeling voor fictieve vacatures aanbieden;12° persoonsgegevens uitsluitend binnen de perken bepaald bij de regelgeving inzake de bescherming van de private levenssfeer behandelen;13° geen enkele vergoeding aanvaarden of vragen van de werknemer, noch de werknemer als voorwaarde voor de bemiddelingsdienst de verplichting opleggen om uitgaven van welke aard dan ook te verrichten;14° geen uitzendarbeidsbemiddeling uitvoeren om werknemers te vervangen in een bedrijf in geval van staking, lock-out of schorsing van een arbeidscontract zoals bedoeld in de artikelen 50 en 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;15° behoudens positieve acties bepaald door de Regering ten gunste van bepaalde werknemerscategorieën zich ertoe verbinden om alle werknemers op een objectieve, respectvolle en niet-discriminerende wijze te behandelen;16° in elk aanbod voor uitzendarbeidsbemiddeling en in elk document met betrekking tot een uitzendarbeidsbemiddeling de erkenning door de Duitstalige Gemeenschap als uitzendbureau vermelden door het erkenningsnummer van de Duitstalige Gemeenschap aan te geven;17° in elk document dat in direct verband met de uitzendarbeidsbemiddeling staat en aan de werknemers en werkgevers gericht is, het adres en het telefoonnummer van de dienst vermelden die door de Regering met de controle op de naleving van dit decreet belast is;18° het uitzendbureau of een van zijn bestuurders, zaakvoerders of wettelijke vertegenwoordigers mogen geen definitieve veroordeling wegens valsheid in geschriften of wegens misdaden en wanbedrijven bepaald in de titels VII en IX van het Strafwetboek noch wegens de overtredingen bedoeld in hoofdstuk VII van dit decreet opgelopen hebben;19° geen erkenning hebben gekregen op grond van gegevens die sindsdien vals, onvolledig of onjuist blijken;20° niet samenwerken met een uitzendbureau dat niet over een met dit decreet overeenstemmende erkenning beschikt;21° elke arbeidsbemiddeling uitvoeren met de bedoeling om een schriftelijke arbeidsovereenkomst met de uitzendkracht af te sluiten waarvan de verplichte vermeldingen door de Regering worden bepaald;22° de werknemers en werkgevers voorafgaand aan elke uitzendarbeidsbemiddeling een document verstrekken waarin de rechten en plichten van de partijen overeenkomstig de door de Regering bepaalde modaliteiten worden vastgesteld;23° de bepalingen van de regelgeving inzake taalgebruik naleven;24° aan de werkzoekende die onder de werkloosheidscontrole valt en erom verzoekt een attest verstrekken waarin datum en uur van diens bezoek aan het uitzendbureau worden vermeld;25° voor de professionele bekwaamheid van zijn personeel zorgen door in een geschikte opleiding of bijscholing te voorzien, meer bepaald inzake de naleving van de regels over de gelijke behandeling op de arbeidsmarkt in de zin van het decreet van 17 mei 2004 betreffende de garantie van een gelijke behandeling op de arbeidsmarkt, het beroepsgeheim en de veiligheid van de werknemers.De Regering bepaalt de voorwaarden voor een geschikte opleiding of bijscholing; 26° De voorschriften met betrekking tot de uitzendarbeid naleven. § 2. De Regering kan na raadpleging van de Sociaal-Economische Raad de in § 1 voorziene lijst van plichten uitbreiden. § 3. In het kader van de door de Regering vastgelegde modaliteiten is het uitzendbureau ertoe verplicht elk jaar bij de Regering een activiteitenverslag in te dienen. Dit activiteitenverslag vermeldt meer bepaald anonieme gegevens met betrekking tot : 1° de werkaanbiedingen en -aanvragen;2° de uitzendarbeidsbemiddelingsovereenkomsten;3° de door de uitzendarbeidsbemiddeling betrokken werknemers;4° de door de uitzendarbeidsbemiddeling betrokken werkgevers;5° de uitzendvacatures waarin voorzien wordt. Naast de in het voorgaande lid opgesomde inlichtingen kan de Regering om bijkomende informatie verzoeken. In dit geval mag het met redenen omkleed verzoek slechts inlichtingen betreffen die ertoe bijdragen het werkgelegenheidsbeleid te ondersteunen. HOOFDSTUK IV. - Aanneming en ingebrekestelling evenals schorsing of intrekking van de erkenning als uitzendbureau
Art. 13.§ 1. De Regering kan een uitzendbureau aanmanen of in gebreke stellen evenals de erkenning schorsen of intrekken van een uitzendbureau dat de bepalingen, verplichtingen en erkenningsvoorwaarden van hoofdstuk II, afdeling 1, of desgevallend van hoofdstuk III, afdeling 2, van dit decreet of de bepalingen, verplichtingen en erkenningsvoorwaarden aangenomen in uitvoering van dit decreet niet naleeft. De Regering moet haar beslissing met redenen omkleden.
De Regering bepaalt de procedures voor de aanmaning en ingebrekestelling evenals voor de schorsing of de intrekking van de erkenning.
Zodra per aangetekende brief aan het uitzendbureau kennis is gegeven van de intrekking van de erkenning, is het het uitzendbureau niet meer toegestaan de betrokken dienstverlening te verstrekken. Dit geldt evenzeer voor diens bestuurders, zaakvoerders, handelingsgemachtigden of andere personen die bevoegd zijn het uitzendbureau te vertegenwoordigen.
In dat geval mag het uitzendbureau aan de arbeidsovereenkomst van de uitzendkrachten echter zo snel mogelijk een einde maken overeenkomstig de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers. § 2. Een arbeidsbureau waarvan de erkenning geschorst of ingetrokken werd, kan bij de Regering verzet aantekenen.
Het verzet wordt per aangetekende brief ingediend binnen dertig dagen na kennisgeving per aangetekende brief van de beslissing tot schorsing of intrekking.
Het moet met redenen omkleed zijn en er kunnen ter zake dienende documenten of bewijsstukken worden ingediend.
Indien de voorschriften van de voorgaande leden niet worden nageleefd, is het verzet nietig.
Art. 14.Indien de verstrekking van de uitzendarbeidsbemiddeling tijdelijk of definitief wordt stopgezet, verwittigt het uitzendbureau de Regering op de door laatstgenoemde bepaalde wijze.
De erkenning wordt door de Regering geschorst of ingetrokken. HOOFDSTUK V. - Aanmaning en ingebrekestelling van de private arbeidsbemiddelaars en verbod op verstrekking van de betrokken dienstverleningen
Art. 15.§ 1. De Regering kan een private arbeidsbemiddelaar aanmanen, in gebreke stellen of de verstrekking van de dienstverleningen verbieden, indien deze de bepalingen en verplichtingen van hoofdstuk III, afdeling 1, van dit decreet of de bepalingen en verplichtingen aangenomen in uitvoering van dit decreet niet naleeft. De Regering moet haar beslissing met redenen omkleden.
De Regering bepaalt de procedures voor de aanmaning en ingebrekestelling van de private arbeidsbemiddelaars evenals voor het verbod op de verstrekking van de betrokken dienstverleningen.
Zodra per aangetekende brief aan de private arbeidsbemiddelaar kennis is gegeven van het verbod op verstrekking van een dienstverlening, is het hem niet meer toegestaan de betrokken dienstverleningen te verstrekken. Dit geldt evenzeer voor diens bestuurders, zaakvoerders, handelingsgemachtigden of andere personen die bevoegd zijn de private arbeidsbemiddelaar te vertegenwoordigen. § 2. Een private arbeidsbemiddelaar aan wie de verstrekking van de dienstverlening verboden werd, kan bij de Regering verzet aantekenen.
Het verzet wordt per aangetekende brief ingediend binnen dertig dagen na kennisgeving per aangetekende brief van de beslissing tot verbod.
Het moet met redenen omkleed zijn en er kunnen ter zake dienende documenten of bewijsstukken worden ingediend.
Indien de voorschriften van de voorgaande leden niet worden nageleefd, is het verzet nietig. HOOFDSTUK VI. - Platform voor arbeidsbemiddeling en uitzendarbeidsbemiddeling
Art. 16.De Regering richt een "Platform voor Arbeidsbemiddeling en Uitzendarbeidsbemiddeling" op.
Het Platform voor Arbeidsbemiddeling en Uitzendarbeidsbemiddeling heeft als doel de samenwerking tussen de Dienst voor arbeidsbemiddeling, de private arbeidsbemiddelaars en de uitzendbureaus op de volgende gebieden te bevorderen : 1° de hergroepering van inlichtingen en het gebruik van een gemeenschappelijke terminologie, teneinde de transparantie te vergroten op het niveau van de werking van de arbeidsmarkt;2° de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot de ontwikkeling van de werkaanbiedingen en -aanvragen;3° de programmatie en verwezenlijking van gezamenlijke projecten, inzonderheid op het gebied van de maatschappelijke integratie en van de beroepsopleiding en de voortgezette beroepsopleiding;4° het afsluiten van overeenkomsten met betrekking tot de regelmatige verwezenlijking van gezamenlijke projecten;5° het nemen van initiatieven om samen voor de opleiding en voortgezette opleiding van het personeel te zorgen;6° het regelmatig overleg over mogelijke verbeteringen bij de arbeidsbemiddeling - vooral op het vlak van outplacement - en bij de uitzendarbeidsbemiddeling;7° de garantie van een gelijke behandeling op de arbeidsmarkt;8° de waarneming van de omzetting van dit decreet en indien nodig het formuleren van verbeteringsvoorstellen ter attentie van de Regering. Het Platform voor Arbeidsbemiddeling en Uitzendarbeidsbemiddeling bestaat uit de volgende leden : 1° één vertegenwoordiger van de Minister bevoegd inzake Werkgelegenheid, die het voorzitterschap van het Platform voor Arbeidsbemiddeling en Uitzendarbeidsbemiddeling waarneemt;2° drie vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties;3° drie vertegenwoordigers van de representatieve werkgeversorganisaties, waarvan er ten minste één een vertegenwoordiger van een overkoepelende organisatie of meerdere overkoepelende organisaties van private arbeidsbemiddelaars en uitzendbureaus is;4° één vertegenwoordiger van de Dienst voor arbeidsbemiddeling;5° twee vertegenwoordigers van het Ministerie, van wie er één belast is met het secretariaat van het Platform. De Regering legt de voorwaarden met betrekking tot de aanwijzing van de vertegenwoordigers en de werkwijze van het Platform voor Arbeidsbemiddeling en Uitzendarbeidsbemiddeling vast. HOOFDSTUK VII. - Controle en straffen
Art. 17.Onverminderd de artikelen 269 tot en met 274 van het Strafwetboek worden, met toepassing van dit decreet, bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en/of een geldboete van 100 EUR tot 5.000 EUR : 1° het uitzendbureau dat de voorschriften en de verplichtingen van dit decreet niet naleeft, meer bepaald zonder regelmatige erkenning zijn dienstverleningen verstrekt of zijn activiteiten voortzet ondanks schorsing of intrekking van de erkenning met toepassing van artikel 13;2° de private arbeidsbemiddelaar die de voorschriften en de verplichtingen van dit decreet niet naleeft, meer bepaald ondanks het verbod op zijn dienstverlening met toepassing van artikel 15 zijn activiteiten voortzet;3° elke private arbeidsbemiddelaar die respectievelijk elk uitzendbureau dat andere commissies, bijdragen, toelatings- of inschrijvingsrechten vordert of aanneemt dan die bepaald bij dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan;4° elke persoon die de bij dit decreet of diens uitvoeringsbesluiten bepaalde controles verhindert of belemmert;5° elke persoon die in eigen naam of voor een opdrachtgever of lastgever arbeidsbemiddelingen en/of uitzendarbeidsbemiddelingen verstrekt zonder de voorschriften bepaald bij dit decreet na te leven.
Art. 18.In geval van herhaling kan de maximale straf bepaald in artikel 17 verdubbeld worden.
Art. 19.De bestuurder, voor een rechtspersoon, of de verantwoordelijke van de private arbeidsbemiddelaar, voor een natuurlijke persoon, zijn burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de strafrechtelijke geldboetes of de administratieve geldboetes waartoe hun aangestelden of vertegenwoordigers veroordeeld worden.
Art. 20.Alle bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met uitzondering van hoofdstuk V, zijn van toepassing op de overtredingen bepaald in dit decreet.
In geval van herhaling is artikel 85 van het Strafwetboek echter niet van toepassing.
Art. 21.De wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboetes die van toepassing zijn op overtredingen van bepaalde sociale wetten is in het Duitse taalgebied van toepassing op : 1° het uitzendbureau dat de voorschriften en de verplichtingen van dit decreet niet naleeft, meer bepaald zonder regelmatige erkenning zijn dienstverleningen verstrekt of zijn activiteiten voortzet ondanks schorsing of intrekking van de erkenning;2° de private arbeidsbemiddelaar die de voorschriften en de verplichtingen van dit decreet niet naleeft, meer bepaald ondanks het verbod op zijn dienstverlening toch zijn activiteiten voortzet;3° de werkgever die op de hoogte is en toch aan een uitzendbureau zonder regelmatige erkenning een opdracht geeft;4° de private arbeidsbemiddelaar die respectievelijk het uitzendbureau dat de in artikel 17, 4°, van dit decreet vermelde overtredingen begaat;5° elke private arbeidsbemiddelaar die respectievelijk elk uitzendbureau dat andere commissies, bijdragen, toelatings- of inschrijvingsrechten vordert of aanneemt dan die bepaald bij dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan. Het bedrag van de administratieve geldboete stemt overeen met het bedrag bedoeld in artikel 1 van de wet van 30 juni 1971 en wordt overeenkomstig artikel 11 van deze wet vermenigvuldigd. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen Afdeling 1. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen
Art. 22.In artikel 2, § 1, van het decreet van 17 januari 2000 tot oprichting van een Dienst voor Arbeidsbemiddeling in de Duitstalige Gemeenschap worden de nummers 6 en 8 geschrapt.
Art. 23.In artikel 3, lid 2, van hetzelfde decreet worden de woorden "de plaatsing van uitzendkrachten" en het woord "outplacement" geschrapt.
Art. 24.In hetzelfde decreet wordt in artikel 2, § 1, een nieuw nummer 9 ingevoegd, luidend als volgt : "9° coördinatiemaatregelen te nemen in geval van collectief ontslag."
Art. 25.In artikel 6 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 oktober 2000 en van 16 juni 2008, wordt een nieuw § 5bis ingevoegd, luidend als volgt : "§ 5bis. De hoedanigheid van lid van de raad van bestuur is onverenigbaar met de uitoefening van een hoofd- of bijbetrekking bij een private arbeidsbemiddelaar in de zin van het decreet van 11 mei 2009 betreffende de erkenning van de uitzendbureaus en het toezicht op de private arbeidsbemiddelaars. Dit geldt niet voor de leden bedoeld in § 1, nummers 5 tot 7, van dit artikel."
Art. 26.Artikel 17 van hetzelfde decreet wordt ingetrokken.
Art. 27.In artikel 1 van het decreet van het Waalse Gewest van 5 februari 1998 houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende het werkgelegenheidsbeleid, gewijzigd bij het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 17 januari 2000 en van 17 mei 2004 wordt nummer 6 vervangen als volgt : "6° het decreet van 11 mei 2009 betreffende de erkenning van private arbeidsbemiddelaars en het toezicht op de private arbeidsbemiddelaars en uitvoeringsbesluiten ervan."
Art. 28.In artikel 2 van hetzelfde decreet wordt nummer 4 vervangen als volgt : "4° "werkgever" : de personen die de personen bedoeld onder 2° tewerkstellen of die gelijkgesteld worden met de werkgevers in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald bij de wetgeving, in het bijzonder de uitzendbureaus en de private arbeidsbemiddelaars."
Art. 29.Het decreet van de Waalse Gewestraad van 27 juni 1991 betreffende de erkenning van uitzendbureaus en diens uitvoeringsbepalingen worden opgeheven, wat het Duitse taalgebied betreft.
Art. 30.Het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 18 december 2006 betreffende de erkenning van de private arbeidsbemiddelaars wordt opgeheven.
Art. 31.Artikel 7, § 6 tot en met § 8, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en diens uitvoeringsbepalingen worden opgeheven, wat het Duitse taalgebied betreft.
Art. 32.In hoofdstuk I, titel II, van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende de arbeidsvoorziening en de werkloosheid wordt de afdeling III, die de artikelen 44 tot 52 omvat, opgeheven, wat het Duitse taalgebied betreft. Afdeling 2. - Overgangsbepalingen
Art. 33.De uitzendbureaus die voor een beperkte duur erkend zijn krachtens het decreet van de Waalse Gewestraad van 27 juni 1991 betreffende de erkenning van uitzendbureaus, mogen na inwerkingtreding van dit decreet hun activiteiten in het Duitse taalgebied blijven uitoefenen totdat er een beslissing is getroffen over hun definitieve erkenningsaanvraag, op voorwaarde dat die aanvraag ingediend wordt binnen een termijn van zes maanden na de inwerkingtreding van dit decreet.
De uitzendbureaus die voor een onbeperkte duur erkend zijn krachtens hetzelfde decreet van de Waalse Gewestraad blijven een erkenning van onbeperkte duur genieten in het kader van dit decreet.
Art. 34.De borgsommen bedoeld in artikel 8, 6°, van het koninklijk besluit van 28 november 1975 betreffende de exploitatie van bureaus voor arbeidsbemiddeling tegen betaling, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 januari 1977, en die bij de Nationale Bank van België, bij de Deposito- en Consignatiekas of bij de Algemene Spaar- en Lijfrentekas gestort zijn, worden vrijgegeven binnen de drie maanden na inwerkingtreding van dit decreet. Afdeling 3. - Inwerkingtreding
Art. 35.Dit decreet treedt in werking op de door de Regering vastgestelde datum, ten laatste echter op 1 januari 2010.
Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.
Gedaan te Eupen, 11 mei 2009.
K.-H. LAMBERTZ, Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap en Minister van Lokale Besturen B. GENTGES, Vice-Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Toerisme O. PAASCH, Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek I. WEYKMANS, Minister van Cultuur en Media, Monumentenzorg, Jeugd en Sport Nota Zitting 2008-2009 : Genummerde bescheiden : 156 (2008-2009) Nr. 1 Ontwerp van decreet 156 (2008-2009) Nr. 2 Verslag Integraal verslag : 11 mei 2009 - Nr. 13 Discussie en aanneming