Etaamb.openjustice.be
Decreet van 22 juni 2020
gepubliceerd op 10 september 2020

Decreet houdende maatregelen inzake onderwijs - 2020

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2020203567
pub.
10/09/2020
prom.
22/06/2020
ELI
eli/decreet/2020/06/22/2020203567/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 JUNI 2020. - Decreet houdende maatregelen inzake onderwijs - 2020


Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: HOOFDSTUK 1 - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel, alsook administratief personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen

Artikel 1.In artikel 6 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel, alsook administratief personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepaling onder C, b), 14ter, ingevoegd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt opgeheven; 2° de bepaling onder G), a), ingevoegd bij het decreet van 23 maart 2009 en gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2011 en 24 juni 2013, wordt aangevuld met een bepaling onder 5.1, luidende: "5.1. leerkracht voor harp".

Art. 2.Artikel 7, b), 10°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juli 1969, wordt vervangen als volgt: "10° beheerder Financiën en Gebouwen;" HOOFDSTUK 2 - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs

Art. 3.In artikel 16 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het zesde lid, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009 en gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015 en bij het decreet 26 juni 2017, wordt aangevuld met de volgende zinnen: "Bij gebrek aan een kandidaat die houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs voor het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs, kunnen in dat ambt personen worden aangesteld die houder zijn van het diploma van onderwijzer voor het lager onderwijs of, als de pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften uitsluitend bevoegd is voor het kleuteronderwijs of voor de eerste graad van het lager onderwijs, die houder zijn van het diploma van kleuteronderwijzer, aangevuld met twee jaar nuttige beroepservaring in een ambt van de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel, waarbij deeltijdse prestaties in verhouding tot een voltijdse betrekking worden aangerekend, en die op het tijdstip van de aanstelling reeds ingeschreven zijn voor een aanvullende opleiding van ten minste 15 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie.Als bewijs dient een inschrijvingsbevestiging die is afgegeven door de onderwijsinstelling waar de aanvullende opleiding gevolgd wordt. De aanstelling in dat ambt eindigt van ambtswege na afloop van twee jaar, als het betrokken personeelslid de aanvullende opleiding niet binnen die termijn van twee jaar met succes heeft voltooid." 2° het achtste lid, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2018, wordt opgeheven.

Art. 4.Het opschrift van hoofdstuk III, afdeling 4, van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt: "Afdeling 4 - Overname van personeelsleden"

Art. 5.In hoofdstuk III, afdeling 4, van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 51.1 ingevoegd, luidende: "Art. 51.1 - § 1 - De inrichtende macht kan een vacante betrekking van een wervingsambt in de categorie van het bestuurspersoneel laten bekleden door een personeelslid over te nemen van een administratieve overheid als bedoeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, hierna 'afgevende overheid' genoemd, behalve indien de inrichtende macht op grond van de bepalingen over de reaffectatie, wedertewerkstelling en uurroosteraanvulling ertoe verplicht is die betrekking toe te wijzen aan een personeelslid dat wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking staat.

Het personeelslid van de afgevende overheid kan op eigen verzoek overgenomen worden als definitief benoemd personeelslid in een wervingsambt in de categorie van het bestuurspersoneel, als: 1° het over te nemen personeelslid bij de afgevende overheid definitief benoemd is;2° het hoofd van de afgevende overheid zijn schriftelijke toestemming heeft gegeven;3° het over te nemen personeelslid op het tijdstip van de overname voldoet aan de toelatingsvoorwaarden voor het ambt waarin hij na de overname benoemd zal worden, met uitzondering van de bepalingen betreffende de wervingsprocedure. Bij een overname geschiedt het ontslag van het personeelslid bij de afgevende overheid en de vaste benoeming door de inrichtende macht zonder onderbreking in de tijd.

Voor de berekening van de dienstanciënniteit tellen de diensten die het overgenomen personeelslid vóór de overname gepresteerd heeft bij de afgevende overheid, mee alsof ze gepresteerd waren in het ambt waarin het betrokken personeelslid bij de inrichtende macht wordt overgenomen. § 2 - Het overgenomen personeelslid wordt bezoldigd op basis van de financiële anciënniteit bij de afgevende overheid wanneer de financiële anciënniteit die het personeelslid met toepassing van de bepalingen van de opnemende instelling zou hebben, niet minstens even hoog is.

Als de wedde - toelagen inbegrepen - van het overgenomen personeelslid met toepassing van titel II en titel II.1 van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep lager is dan de wedde - toelagen inbegrepen - die het overgenomen personeelslid vóór de overname bij de afgevende overheid kreeg, wordt het overgenomen personeelslid verder bezoldigd op basis van de weddeschaal - toelagen inbegrepen - van de afgevende overheid tot betrokkene met toepassing van titel II en titel II.1 van het decreet van 21 april 2008 een minstens even hoge wedde krijgt."

Art. 6.In artikel 66, § 4, vierde lid, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 28 juni 2010, worden de woorden "de vermelding "onvoldoende"" vervangen door de woorden "de vermelding "niet tevredenstellend" of "onvoldoende"".

Art. 7.In artikel 91quinquiesdecies, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2013 en vervangen bij het decreet van 18 juni 2018, wordt het woord "3° " vervangen het woord "4° ".

Art. 8.In artikel 91undequadragies, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 18 juni 2018, worden de woorden "en de artikelen 91undecies" vervangen door de woorden "°, artikel 91undecies met uitzondering van § 2, eerste lid, en de artikelen 91duodecies".

Art. 9.In het opschrift van hoofdstuk VIIdecies van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 6 mei 2019, worden de woorden "pedagogische coördinatoren voor inclusieve scholen en" opgeheven.

Art. 10.In artikel 91quadragiesquinquies van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 6 mei 2019, worden de woorden "op het ambt van pedagogische coördinator voor inclusieve scholen en" opgeheven.

Art. 11.In hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt een hoofdstuk VIIundecies ingevoegd, dat de artikelen 91quadragiessexies tot 91quintagies omvat, luidende: "Hoofdstuk VIIundecies - Bijzondere bepalingen voor de beheerder Financiën en Gebouwen"

Art. 12.In hoofdstuk VIIundecies van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 91quadragiessexies ingevoegd, luidende: "Art. 91quadragiessexies - Principe In afwijking van hoofdstuk VII wordt het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen uitsluitend toegewezen in de vorm van een aanstelling en een vaste benoeming, overeenkomstig de onderstaande bepalingen.

Artikel 91septies, artikel 91octies, § 1, eerste lid, en § 2, artikel 91undecies met uitzondering van § 2, eerste lid, en de artikelen 91duodecies tot 91terdecies en artikel 91quadragiesquater zijn van toepassing op het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen."

Art. 13.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 91quadragiessepties ingevoegd, luidende: "Art. 91quadragiessepties -Toelatingsvoorwaarden Om dit ambt te mogen uitoefenen, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: 1° voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 91quater, 1° en 4° tot 6° ;2° houder zijn van één van de volgende studiegetuigschriften: a) het diploma van het hoger onderwijs van het korte type in de studierichting Boekhouding;b) het eindgetuigschrift van het hoger secundair onderwijs in de studierichting Economische Wetenschappen, Economie, Bedrijfsmanagement of Boekhouding, aangevuld met vijf jaar nuttige beroepservaring in het kader van een beroepsactiviteit die verband houdt met het ambt van opvoeder-huismeester of in het kader van een activiteit die verband houdt met het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen, waarbij deeltijdse prestaties in verhouding tot een voltijdse betrekking worden aangerekend;c) het eindgetuigschrift van het hoger algemeen secundair onderwijs of technisch overgangsonderwijs, aangevuld met vijf jaar nuttige beroepservaring in het ambt van opvoeder-huismeester of in het kader van een activiteit die verband houdt met het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen, waarbij deeltijdse prestaties in verhouding tot een voltijdse betrekking worden aangerekend;d) elk diploma van het hoger onderwijs van het korte type of eindgetuigschrift van het hoger secundair technisch of beroepsonderwijs dat werd uitgereikt ter bekrachtiging van een opleiding waarvan de hoofdvakken verband houden met het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen.De Regering beslist op basis van een advies van de onderwijsinspectie of het diploma de houder ervan in staat stelt om het ambt uit te oefenen. Als het gaat om een eindgetuigschrift van het hoger secundair onderwijs zijn bovendien vijf jaar nuttige beroepservaring in het kader van een activiteit die verband houdt met het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen vereist. Deeltijdse prestaties worden in verhouding tot een voltijdse betrekking aangerekend; e) een diploma van het hoger onderwijs van het korte type, aangevuld met minstens drie dienstjaren in het ambt van opvoeder-huismeester; 3° zijn kandidatuur hebben ingediend in de vorm en binnen de termijn die in de oproep tot de kandidaten vastgelegd zijn."

Art. 14.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 91duodequintagies ingevoegd, luidende: "Art. 91duodequintagies - Oproep en kandidatuur De inrichtende macht maakt de oproep tot de kandidaten bekend in de pers, door aanplakking in de scholen alsmede in elke andere passende vorm.

De oproep bevat het profiel dat van de beheerder Financiën en Gebouwen wordt vereist en de doeleinden die tijdens de aanstelling moeten worden verwezenlijkt.

De kandidatuur wordt ingediend per aangetekend schrijven. De kandidaat voegt bij zijn kandidatuur onder meer een curriculum vitae en een motiveringsbrief waarin hij uitlegt hoe hij de in het voorafgaande lid vermelde doeleinden denkt te verwezenlijken."

Art. 15.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 91undequintagies ingevoegd, luidende: "Art. 91undequintagies -Aanstelling De inrichtende macht beslist welke kandidaat het ambt mag uitoefenen.

Zij steunt zich daarbij onder andere op het curriculum vitae en de motiveringsbrief van de kandidaat, op een of meer sollicitatiegesprekken evenals op de vakcompetentie en de beroepservaring."

Art. 16.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 91quintagies ingevoegd, luidende: "Art. 91quintagies - Tijdelijke vervanging § 1 - Indien de aanstelling van de beheerder Financiën en Gebouwen beëindigd wordt of indien hij zijn ambt neerlegt of wegens een vorm van verlof of terbeschikkingstelling tijdelijk voltijds afwezig is, kan de inrichtende macht hem tot het einde van het daaropvolgende schooljaar vervangen door een persoon die voldoet aan de in artikel 91quadragiessepties vermelde voorwaarden, met uitzondering van die vermeld in 3°.

Als de beheerder Financiën en Gebouwen wegens een vorm van verlof tijdelijk deeltijds afwezig is, kan de inrichtende macht hem vervangen door een of meer personen in het ambt van studiemeester-opvoeder. § 2 - Tijdens de duur van de tijdelijke vervanging zijn artikel 91octies, § 1, eerste lid, artikel 91duodecies, artikel 91terdecies en artikel 91quadragiesquater van toepassing op het vervangend personeelslid bedoeld in § 1, eerste lid."

Art. 17.Artikel 121ter, eerste lid, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2007, vervangen bij het decreet van 11 mei 2009 en gewijzigd bij de decreten van 28 juni 2010 en 6 mei 2019, wordt vervangen als volgt: "2° ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad bezitten;"

Art. 18.Artikel 169, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt vervangen als volgt: "2° als op het evaluatieverslag van het personeelslid de vermelding "onvoldoende" als eindconclusie staat en het personeelslid in het voorgaande schooljaar ook al een evaluatieverslag met de vermelding "niet tevredenstellend" of "onvoldoende" heeft gekregen;"

Art. 19.Hoofdstuk XIbis van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 25 mei 2009 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt aangevuld met een artikel 169vicies, luidende: "Art. 169vicies - Personeelsleden die op 31 augustus 2020 vast benoemd zijn in het ambt van opvoeder-huismeester, gelden vanaf 1 september 2020 als vast benoemd in het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen."

Art. 20.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 169viciessemel ingevoegd, luidende: "Art. 169viciessemel - In afwijking van artikel 91duodequintagies en artikel 91undequintagies stelt de inrichtende macht de personeelsleden die tijdens het hele schooljaar 2019-2020 tijdelijk aangesteld waren in het ambt van opvoeder-huismeester, op 1 september 2020 voor onbepaalde duur aan in het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen.

De diensten die het op 1 september 2020 als beheerder Financiën en Begroting aangestelde personeelslid vóór die datum in het ambt van opvoeder-huismeester heeft gepresteerd, worden voor de berekening van de dienstanciënniteit vermeld in artikel 91septies, § 3, 1°, in aanmerking genomen alsof ze in het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen zouden zijn gepresteerd."

Art. 21.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 169viciesbis ingevoegd, luidende: "Art. 169viciesbis - In afwijking van artikel 91quinquies, 91sexies en 91septies, § 1, stelt de inrichtende macht van 1 september 2020 tot 31 december 2020 het personeelslid dat in het schooljaar 2019-2020 het ambt van pedagogische coördinator voor inclusieve scholen heeft uitgeoefend, aan in het ambt van departementshoofd van een gespecialiseerde secundaire school." HOOFDSTUK 3 - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen

Art. 22.In artikel 7 van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psycho-sociaal personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 2°, c), vervangen bij het decreet van 24 juni 2013, wordt na het woord "zedenleer" een kommapunt ingevoegd; 2° de bepaling onder 2°, vervangen bij het decreet van 24 juni 2013, wordt aangevuld met een bepaling onder d), luidende: "d) het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs (keuzevak/aanvullende opleiding niet-confessionele zedenleer);" 3° in de bepaling onder 3°, b), wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;4° de bepaling onder 3° wordt aangevuld met een bepaling onder c), luidende: "c) het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs (sport);5° in de bepaling onder 7°, b), ingevoegd bij het decreet van 21 april 2008, wordt de punt op het einde van de zin door een puntkomma vervangen; 6° de bepaling onder 7°, ingevoegd bij het decreet van 21 april 2008, wordt aangevuld met een bepaling onder c), luidende: "c) het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs met de betrokken vreemde taal als basisoriëntatie of als bestanddeel ervan, aangevuld met het attest van slagen voor een opleiding in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs en aangevuld met het bewijs van de grondige kennis van de betrokken vreemde taal;" 7° in de bepaling onder 8°, eerste lid, b), ingevoegd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt de punt op het einde van de zin door een puntkomma vervangen; 8° de bepaling onder 8°, eerste lid, ingevoegd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt aangevuld met een bepaling onder c), luidende: "c) voor een pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften die uitsluitend in het kleuteronderwijs of in de eerste graad van het lager onderwijs actief is: het diploma van kleuteronderwijzer, aangevuld met twee jaar nuttige beroepservaring in een ambt van de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel, waarbij deeltijdse prestaties in verhouding tot een voltijdse betrekking worden aangerekend, en aangevuld met het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 15 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap uitgereikt wordt of met een bewijs dat door de Regering als gelijkwaardig erkend wordt." 9° de bepaling onder 8°, ingevoegd bij het decreet van 29 juni 2015 en gewijzigd bij het decreet van 20 juni 2016, wordt aangevuld met een derde lid, luidende: "Als houder van het vereist bekwaamheidsbewijs wordt ook beschouwd: elke persoon die aan de voorwaarden voldoet om als onderwijzer voor het lager onderwijs te worden aangeworven of aangesteld, aangevuld met twee jaar nuttige beroepservaring in een ambt van de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel, waarbij deeltijdse prestaties in verhouding tot een voltijdse betrekking worden aangerekend, en die houder is van het bewijs van het bestaan van een aanvullende opleiding van ten minste 15 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap uitgereikt wordt of een bewijs dat door de Regering als gelijkwaardig erkend wordt."

Art. 23.In artikel 14 van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 25 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepaling onder 1.1, c), ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2018, wordt vervangen als volgt: "c) een van de volgende bewijzen op het gebied van kinderverzorging: 1° het getuigschrift van het hoger secundair onderwijs in de studierichting kinderverzorging;2° het brevet van kinderverzorger; 3° het studiegetuigschrift van het zesde jaar van het beroepsonderwijs in de studierichting kinderverzorging, aangevuld met het bekwaamheidsgetuigschrift van het zesde of het zevende jaar van het secundair beroepsonderwijs in de studierichting kinderverzorging;" 2° in de bepaling onder 1.1, e), ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2018, worden de woorden "dat wordt uitgereikt door" vervangen door de woorden "dat wordt uitgereikt door de Dienst voor Arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap in samenwerking met" en worden de woorden "het getuigschrift van kinderbegeleider" vervangen door de woorden "het certificaat van kinderbegeleider, gezins- en bejaardenhelper en zorgkundige"; 3° in de bepaling onder 1.1, f), ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2018, worden de woorden "bij gebrek aan een kandidaat die houder is van één van de bewijzen vermeld onder a) tot e):" opgeheven; 4° de bepaling onder 1.1, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2018, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende: "Bij gebrek aan een kandidaat die houder is van een bekwaamheidsbewijs vermeld onder a) tot f) geldt het diploma van kleuteronderwijzer als vereist bekwaamheidsbewijs." 5° in de bepaling onder 3bis, a), ingevoegd bij het decreet van 27 juni 2005 en vervangen bij het decreet van 25 mei 2009, worden de woorden "secundair onderwijs" vervangen door de woorden "secundair onderwijs, aangevuld met een bekwaamheidsbewijs voor het beheren van een schoolmediatheek dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of een bewijs dat door de Regering als gelijkwaardig wordt erkend";6° in de bepaling onder 3bis, b), ingevoegd bij het decreet van 27 juni 2005 en vervangen bij het decreet van 25 mei 2009, wordt het woord "bekwaamheidsbewijs" vervangen door de woorden "bekwaamheidsbewijs en een bekwaamheidsbewijs voor het beheren van een schoolmediatheek dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of een bewijs dat door de Regering als gelijkwaardig wordt erkend"; 7° de bepaling onder 3bis, ingevoegd bij het decreet van 27 juni 2005 en vervangen bij het decreet van 25 mei 2009, wordt aangevuld met een bepaling onder c), luidende: "c) het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs, aangevuld met een bekwaamheidsbewijs voor het beheren van een schoolmediatheek, dat door een hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt uitgereikt of een bewijs dat door de Regering als gelijkwaardig wordt erkend."

Art. 24.In artikel 17.1 van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 5 mei 2014 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt het woord "vakken" vervangen door de woorden "vakken in het eerste aanpassingsjaar van het secundair onderwijs". HOOFDSTUK 4 - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 juli 1969 tot vaststelling van de bevoegdheden van de beheerders, de opvoeders-huismeesters en de directiesecretarissen in de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch en normaalonderwijs

Art. 25.In het opschrift van het koninklijk besluit van 15 juli 1969 tot vaststelling van de bevoegdheden van de beheerders, de opvoeders-huismeesters en de directiesecretarissen in de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch en normaalonderwijs worden de woorden ", de opvoeders-huismeesters" opgeheven.

Art. 26.Artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit wordt opgeheven. HOOFDSTUK 5 - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de wervingsambten waarvan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het paramedisch personeel van de rijksonderwijsinrichtingen titularis moeten zijn om in een selectieambt te kunnen worden benoemd

Art. 27.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de wervingsambten waarvan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het paramedisch personeel van de rijksonderwijsinrichtingen titularis moeten zijn om in een selectieambt te kunnen worden benoemd, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 18 juni 2018, wordt de regel over de opvoeder-huismeester opgeheven. HOOFDSTUK 6 - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, israëlitische, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap

Art. 28.In artikel 27, § 4, vierde lid, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, israëlitische, orthodoxe, islamitische en anglicaanse godsdienst der onderwijsinrichtingen van de Duitstalige Gemeenschap, vervangen bij het decreet van 28 juni 2010, worden de woorden "de vermelding "onvoldoende"" vervangen door de woorden "de vermelding "niet tevredenstellend" of "onvoldoende"".

Art. 29.Artikel 49, 2°, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006, wordt vervangen als volgt: "2° als op het evaluatieverslag van het personeelslid de vermelding "onvoldoende" als eindconclusie staat en het personeelslid in het voorgaande schooljaar ook al een evaluatieverslag met de vermelding "niet tevredenstellend" of "onvoldoende" heeft gekregen;" HOOFDSTUK 7 - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs

Art. 30.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, vervangen bij het besluit van de Executieve van 1 september 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 1°, vervangen bij het decreet van 6 juni 2005 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2019, worden de woorden "de pedagogische coördinatoren voor inclusieve scholen," in de inleidende zin opgeheven;2° in de bepaling onder 2°, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2019, worden de woorden "de pedagogische coördinatoren voor inclusieve scholen," opgeheven;3° in de bepaling onder 4°, c), eerste streepje, vervangen bij het decreet van 6 juni 2005, worden de woorden "opvoeders-huismeesters" vervangen door de woorden "beheerders Financiën en Gebouwen". HOOFDSTUK 8 - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor normaalonderwijs

Art. 31.In artikel 12, § 1, van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor normaalonderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepaling onder 4° wordt opgeheven;2° de bepaling onder 5°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 1976, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 9 - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar

Art. 32.In artikel 12, § 1, van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepaling onder 4° wordt opgeheven;2° de bepaling onder 5°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 1976, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 10 - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie

Art. 33.In artikel 12, § 1, van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepaling onder 5° wordt opgeheven;2° de bepaling onder 6°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 1976, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 11 - Wijziging van het koninklijk besluit van 27 juli 1976 tot reglementering van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de toekenning van een wachtweddetoelage in het gesubsidieerd onderwijs

Art. 34.In artikel 5, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 27 juli 1976 tot reglementering van de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de toekenning van een wachtweddetoelage in het gesubsidieerd onderwijs worden de woorden "opvoeder-huismeester" vervangen door de woorden "beheerder Financiën en Gebouwen". HOOFDSTUK 12 - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1977 tot vaststelling van de regelen en de voorwaarden voor de berekening van het aantal betrekkingen in sommige ambten van het opvoedend hulppersoneel, van het psychosociaal personeel en van het administratief personeel van de inrichtingen voor secundair onderwijs en voor hoger onderwijs, met uitzondering van het universitair onderwijs

Art. 35.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 15 april 1977 tot vaststelling van de regelen en de voorwaarden voor de berekening van het aantal betrekkingen in sommige ambten van het opvoedend hulppersoneel, van het psychosociaal personeel en van het administratief personeel van de inrichtingen voor secundair onderwijs en voor hoger onderwijs, met uitzondering van het universitair onderwijs, vervangen bij het decreet van 29 juni 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in § 1, eerste lid, 1°, vervangen bij het decreet van 6 mei 2019, worden de woorden "opvoeder-huismeester" vervangen door de woorden "beheerder Financiën en Gebouwen";2° in § 1, gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt tussen het eerste lid en het tweede lid, dat het derde lid wordt, een lid ingevoegd, luidende: "Als een school minder dan 400 leerlingen telt, kan de betrekking in het ambt van klerk-typist omgevormd worden en in het ambt van directiesecretaris georganiseerd of gesubsidieerd worden, als de betrekking in het ambt van klerk-typist niet bekleed wordt door een personeelslid dat voor onbepaalde duur in dat ambt aangesteld is.Die omvorming mag niet tot een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking leiden." 3° in § 2, eerste lid, wordt het woord "opvoeder-huismeester" vervangen door de woorden "beheerder Financiën en Gebouwen";4° in § 4, 1°, wordt het woord "opvoeder-huismeester" vervangen door de woorden "beheerder Financiën en Gebouwen".

Art. 36.Artikel 3bis van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het decreet van 29 juni 1998, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende: "Het in het eerste lid vermelde ter beschikking staande betrekkingenpakket kan omgevormd worden en in het ambt van directiesecretaris georganiseerd of gesubsidieerd worden, als de betrekking in het ambt van klerk-typist niet bekleed wordt door een personeelslid dat voor onbepaalde duur in dat ambt aangesteld is. Die omvorming mag niet tot een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking leiden."

Art. 37.In artikel 15 van hetzelfde koninklijk besluit wordt het woord "opvoeder-huismeester" vervangen door de woorden "beheerder Financiën en Gebouwen".

Art. 38.In artikel 17, a), van hetzelfde koninklijk besluit wordt het woord "opvoeders-huismeester" vervangen door de woorden "beheerder Financiën en Gebouwen".

Art. 39.In artikel 21 van hetzelfde koninklijk besluit wordt het woord "opvoeder-huismeester" vervangen door de woorden "beheerder Financiën en Gebouwen". HOOFDSTUK 13 - Wijziging van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt

Art. 40.In artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 december 1987, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° [geldt alleen voor de Duitse tekst]; 2° er wordt een bepaling onder 1.1 ingevoegd, luidende: "1.1. afwezig was in het kader van een geboorteregeling als bepaald in artikel 39 en de artikelen 42 tot 43bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971;" HOOFDSTUK 14 - Wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 1982 betreffende de scholengemeenschappen voor secundair onderwijs en houdende het rationalisatie- en programmatieplan van het secundair onderwijs met volledig leerplan

Art. 41.In artikel 36, 1°, van het koninklijk besluit van 30 maart 1982 betreffende de scholengemeenschappen voor secundair onderwijs en houdende het rationalisatie- en programmatieplan van het secundair onderwijs met volledig leerplan wordt het woord "opvoeder-huismeester" vervangen door de woorden "beheerder Financiën en Gebouwen". HOOFDSTUK 15 - Wijziging van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen

Art. 42.In artikel 111, § 1, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2016, wordt tussen het eerste lid en het tweede lid, dat het derde lid wordt, een lid ingevoegd, luidende: "In afwijking van het eerste lid kan de Regering wegens bijzondere omstandigheden tijdens het schooljaar 2019-2020 rekening houden met lesuren die online werden gegeven, voor zover oorspronkelijk gepland was dat ze in de klas werden gegeven." HOOFDSTUK 16 - Wijziging van het decreet van 5 juni 1990 tot vaststelling van het aantal lestijden/leerkracht voor het secundair onderwijs met volledig leerplan van het type I

Art. 43.In artikel 4.1, § 1, van het decreet van 5 juni 1990 tot vaststelling van het aantal lestijden/leerkracht voor het secundair onderwijs met volledig leerplan van het type I, ingevoegd bij het decreet van 12 januari 2012, worden de woorden "te financieren" vervangen door de woorden "te financieren of om de aanstelling te financieren van gastdocenten die op honorariumbasis worden betaald om specifieke projecten te organiseren waarbij de schoolgemeenschap betrokken wordt". HOOFDSTUK 17 - Wijziging van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel in het gespecialiseerd onderwijs worden bepaald

Art. 44.In artikel 5quater van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel in het gespecialiseerd onderwijs worden bepaald, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, opgeheven bij het decreet van 26 juni 2017 en hersteld bij het decreet van 18 juni 2018, wordt voor het eerste lid - dat het tweede lid wordt - een lid ingevoegd, luidende: "Een voltijdse betrekking wordt ter beschikking gesteld van het centrum voor bevorderingspedagogiek om de taken te vervullen die vermeld worden in artikel 6, eerste lid, 4°, van het decreet van 11 mei 2009 over het Centrum voor bevorderingspedagogiek, ter verbetering van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone en gespecialiseerde scholen, evenals ter aanmoediging van de ondersteuning van leerlingen met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden in de gewone en gespecialiseerde scholen."

Art. 45.Artikel 5sexies, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt opgeheven.

Art. 46.In artikel 24 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 11 mei 2009, wordt tussen het eerste lid en het tweede lid, dat het derde lid wordt, een lid ingevoegd, luidende: "Als een gespecialiseerde school die op de laatste schooldag van de maand september van het lopende schooljaar minstens 150 leerlingen telt, samen met een gewone school een inclusieve school organiseert, wordt, onverminderd het eerste lid, een extra betrekking in het ambt van departementshoofd georganiseerd of gesubsidieerd. Een vierde van die betrekking vloeit voort uit de omvorming van het lestijdenpakket dat overeenkomstig artikel 5ter wordt toegekend."

Art. 47.In artikel 33 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2010, wordt het woord "opvoeder-huismeester" vervangen door de woorden "beheerder Financiën en Gebouwen".

Art. 48.In artikel 53ter, § 7, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009 en gewijzigd bij de decreten van 29 juni 2015 en 26 juni 2017, worden de woorden "2019-2020" vervangen door de woorden "2021-2022". HOOFDSTUK 18 - Wijziging van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's

Art. 49.In artikel 17 van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in § 1, eerste lid, wordt het eerste streepje vervangen als volgt: "- zes leden die de beroepsverenigingen vertegenwoordigen en die ofwel nationale beroepsorganisaties overeenkomstig artikel 3 van de wet van 24 april 2014 betreffende de organisatie van de vertegenwoordiging van de zelfstandigen en de kmo's zijn, ofwel in de Duitstalige Gemeenschap gevestigd zijn en bij de voormelde nationale beroepsorganisaties aangesloten zijn;" 2° in § 1, eerste lid, wordt het tweede streepje vervangen als volgt: "- vier leden die de beroepsverenigingen vertegenwoordigen en die ofwel nationale beroepsorganisaties overeenkomstig artikel 4 van de wet van 24 april 2014 betreffende de organisatie van de vertegenwoordiging van de zelfstandigen en de kmo's zijn, ofwel in de Duitstalige Gemeenschap gevestigd zijn en bij de voormelde nationale beroepsorganisaties aangesloten zijn;" 3° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende: "Als de Regering de in § 3bis vermelde aanvraag van het Instituut voldoende gemotiveerd acht, kan ze bij de aanwijzing van de stemgerechtigde leden van de raad van bestuur afwijken van de voorwaarde vermeld in het eerste lid." HOOFDSTUK 19 - Wijziging van het besluit van de Regering van 9 november 1994 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra

Art. 50.In artikel 3bis, § 2, tweede lid, van het besluit van de Regering van 9 november 1994 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 30 augustus 2001 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt de tweede zin vervangen als volgt: "Dit geldt niet voor personeelsleden die het ambt van directiesecretaris, het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen, het ambt van adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school, het ambt van lasthebber voor onderzoek, het ambt van externe evaluator, het ambt van adjunct of het ambt van onderwijzer aan een oefenbasisschool bekleden."

Art. 51.In hetzelfde besluit van de Regering, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt een artikel 4quinquies ingevoegd, luidende: "Art. 4quinquies - § 1 - De personeelsleden vermeld in artikel 3 of in artikel 4 kunnen hun loopbaan met de helft of met één vijfde onderbreken overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 23 van 13 mei 2020 tot uitvoering van artikel 5, § 1, 5°, van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) houdende het corona-ouderschapsverlof. § 2 - Voor tijdelijk aangewezen of aangestelde personeelsleden, alsook voor gesubsidieerde contractuelen eindigt het verlof ten laatste op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling eindigt."

Art. 52.Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 30 augustus 2001 en bij het decreet van 26 juni 2006, wordt aangevuld met een § 5, luidende: " § 5 - Het personeelslid dat met toepassing van artikel 4quinquies zijn loopbaan wenst te onderbreken om corona-ouderschapsverlof te nemen, deelt dit aan zijn inrichtende macht mee en dient via de inrichtende macht een schriftelijke aanvraag in bij de minister die bevoegd is voor onderwijs. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag via het inrichtingshoofd of de directeur ingediend.

In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een halftijdse loopbaanonderbreking kiest, dan wel voor een 1/5de loopbaanonderbreking.

De aanvraag moet ten minste drie dagen vóór het begin van de loopbaanonderbreking worden ingediend en vermeldt, in afwijking van artikel 5, § 1, de begin- en einddatum van de loopbaanonderbreking. De aanvraagtermijn kan in onderlinge overeenstemming verkort worden.

Vóór het begin van de loopbaanonderbreking dient het personeelslid ofwel een uittreksel uit de geboorteakte van het kind in, ofwel een attest van adoptie of pleegouderschap. Bovendien dient het personeelslid een attest in van de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats heeft, een uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister waaruit de samenstelling van het gezin blijkt en - in voorkomend geval - een attest waaruit blijkt dat het kind een lichamelijke of geestelijke handicap heeft in de zin van de wetgeving betreffende de gezinsbijslagen.

Een personeelslid dat één van de loopbaanonderbrekingen vermeld in de artikelen 4 tot 4quater neemt, kan die loopbaanonderbrekingen schorsen om corona-ouderschapsverlof te nemen.

Een personeelslid dat een beroep doet op één van de verloven voor verminderde prestaties vermeld in artikel 113, tweede lid, 2° tot 4°, van het decreet van 26 juni 2006 houdende maatregelen inzake onderwijs 2006, mag dat verlof schorsen om corona-ouderschapsverlof te nemen, op voorwaarde dat de omvang van de vermindering onveranderd blijft." HOOFDSTUK 20 - Wijziging van het programmadecreet 1997 van 20 mei 1997

Art. 53.Artikel 3bis van het programmadecreet 1997 van 20 mei 1997, ingevoegd bij het decreet van 25 mei 1999, gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2003 en gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt aangevuld met een derde lid, luidende: "In afwijking van het tweede lid kan de inrichtende macht vanaf de eerste schooldag gebruik maken van het in artikel 3, § 3, bedoelde lestijdenpakket. Beschikt de inrichtende macht met toepassing van de nieuwe berekening overeenkomstig artikel 3, § 3, over minder lestijden dan het aantal dat zij op de eerste schooldag georganiseerd heeft, dan moet zij deze lestijden voor haar rekening nemen." HOOFDSTUK 21 - Wijziging van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen

Art. 54.Artikel 4 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 26 juni 2017, wordt aangevuld met een bepaling onder 43°, luidende: 43. Algemene Verordening Gegevensbescherming: Verordening 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG."

Art. 55.In artikel 21 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de volgende § 1.1 wordt ingevoegd: "Onder een vijfjarig kind wordt verstaan: een kind dat uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin het schooljaar begint, de leeftijd van vijf jaar bereikt.

Onder een zesjarig kind wordt verstaan: een kind dat uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin het schooljaar begint, de leeftijd van zes jaar bereikt." 2° in § 2, eerste lid, worden de woorden "die nog niet leerplichtig zijn" vervangen door de woorden "die tussen twee jaar en zes maanden en vijf jaar oud zijn";3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "leerplichtige kinderen" vervangen door de woorden "kinderen vanaf zes jaar";4° § 2, derde lid, wordt vervangen als volgt: "In afwijking van het eerste lid en het tweede lid kan enerzijds een zesjarig kind nog de kleuterafdeling bezoeken en kan anderzijds een vijfjarig kind de lagere school bezoeken.

Art. 56.In artikel 21.1 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009 en gewijzigd bij het decreet van 25 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de volgende § 1.1 wordt ingevoegd: "Onder een vijfjarig kind wordt verstaan: een kind dat uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin het schooljaar begint, de leeftijd van vijf jaar bereikt.

Onder een zesjarig kind wordt verstaan: een kind dat uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin het schooljaar begint, de leeftijd van zes jaar bereikt." 2° in § 2, eerste lid, worden de woorden "nog niet leerplichtig zijn" vervangen door de woorden "tussen twee jaar en zes maanden en vijf jaar oud zijn";3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "leerplichtige kinderen" vervangen door de woorden "kinderen vanaf zes jaar";4° in § 3, eerste lid, worden de woorden "nog niet leerplichtig is en twee jaar en zes maanden oud is" vervangen door de woorden "tussen twee jaar en zes maanden en vijf jaar oud is";5° in § 3, derde lid, worden de woorden "een leerplichtig kind tijdens het eerste jaar van de leerplicht" vervangen door de woorden "een zesjarig kind";

Art. 57.Artikel 34 van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 25 juni 2012, wordt aangevuld met een vierde lid, luidende: "Leerplichtige kinderen die de kleuterafdeling bezoeken, kunnen op aanvraag van de personen belast met de opvoeding lessen godsdienst of niet-confessionele zedenleer in de aangesloten lagere school bezoeken.

De personen belast met de opvoeding maken hun keuze via een schriftelijke verklaring uiterlijk op de laatste werkdag voor het begin van het schooljaar, respectievelijk bij de inschrijving tijdens het jaar."

Art. 58.In artikel 93.14 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009 en gewijzigd bij het decreet van 20 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepalingen van het huidige eerste tot derde lid worden § 1, eerste tot derde lid; 2° het artikel wordt aangevuld met een § 2, luidende: " § 2 - Het dossier vermeld in § 1, eerste lid, bevat de volgende stukken: 1° het advies vermeld in artikel 93.7; 2° een verslag over de leerbegeleiding en de ondersteuning die de leerling tot dusver heeft gekregen;dat verslag is opgesteld door het hoofd van de school waar de leerling tot dusver onderwijs volgde; 3° een kopie van het laatste rapport van de leerling;4° de notulen van de ondersteuningsvergadering;5° een schriftelijk standpunt van de klastitularis van de school waar de leerling tot dusver onderwijs volgde, als hij niet persoonlijk aanwezig kan zijn op de zitting van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften. De stukken vermeld in het eerste lid, 2°, 3° en 5°, hoeven alleen te worden ingediend als de leerling al onderwijs volgde.

Het staat de personen belast met de opvoeding vrij om een schriftelijk standpunt in te dienen." 3° het artikel wordt aangevuld met een § 3, luidende: " § 3 - Als de voorzitter van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vaststelt dat het dossier van het hoofd van de gewone school onvolledig is, stelt hij het hoofd van de gewone school daarvan in kennis.Binnen vijf werkdagen na mededeling van de ontbrekende stukken dient het hoofd van de gewone school de ontbrekende stukken in. Als de ontbrekende stukken niet binnen de gestelde termijn worden ingediend, blijft de leerling in de school waar hij al onderwijs volgde voordat de ondersteuningsvergadering werd gehouden.

Als de voorzitter van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vaststelt dat de procedure die overeenkomstig de artikelen 93.11 tot 93.13 werd vastgelegd niet werd nageleefd, dan zendt hij het dossier per aangetekend schrijven terug naar het hoofd van de gewone school, zodat de ondersteuningsvergadering een nieuwe beslissing kan nemen.

In het geval vermeld in het tweede lid roept het hoofd van de gewone school de ondersteuningsvergadering opnieuw bijeen. De ondersteuningsvergadering neemt een nieuwe beslissing binnen een termijn van 20 werkdagen na verzending van het aangetekend schrijven vermeld in het vorige lid. Als in de ondersteuningsvergadering geen consensus werd bereikt, zendt het hoofd van de gewone school het volledige dossier binnen een termijn van acht kalenderdagen na het afsluiten van de beraadslagingen in de ondersteuningsvergadering aan het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, dat het dossier dan behandelt overeenkomstig § 1, eerste lid tot derde lid."

Art. 59.In artikel 93.21 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009 en gewijzigd bij het decreet van 20 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepalingen van het huidige eerste tot derde lid worden § 1, eerste tot derde lid; 2° het artikel wordt aangevuld met een § 2, luidende: " § 2 - Het dossier vermeld in § 1, eerste lid, bevat de volgende stukken: 1° het advies vermeld in artikel 93.20, § 1, tweede lid, 1° ; 2° een verslag over de leerbegeleiding en de ondersteuning die de leerling tot dusver heeft gekregen;dat verslag is opgesteld door het hoofd van de school waar de leerling tot dusver onderwijs volgde; 3° een kopie van het laatste rapport van de leerling;4° de notulen van de ondersteuningsvergadering;5° een schriftelijk standpunt van de klastitularis van de school waar de leerling tot dusver onderwijs volgde, als hij niet persoonlijk aanwezig kan zijn op de zitting van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften. Het staat de personen belast met de opvoeding vrij om een schriftelijk standpunt in te dienen." 3° het artikel wordt aangevuld met een § 3, luidende: " § 3 - Als de voorzitter van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vaststelt dat het dossier van het hoofd van de gewone school onvolledig is, stelt hij het hoofd van de gewone school daarvan in kennis.Binnen vijf werkdagen na mededeling van de ontbrekende stukken dient het hoofd van de gewone school de ontbrekende stukken in. Als de ontbrekende stukken niet binnen de gestelde termijn worden ingediend, blijft de leerling in de school waar hij al onderwijs volgde voordat de ondersteuningsvergadering werd gehouden.

Als de voorzitter van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vaststelt dat de procedure die overeenkomstig de artikelen 93.11 tot 93.13 werd vastgelegd niet werd nageleefd, zendt hij het dossier per aangetekend schrijven terug naar het hoofd van de gewone school, zodat de ondersteuningsvergadering een nieuwe beslissing kan nemen.

In het geval vermeld in het tweede lid roept het hoofd van de gewone school de ondersteuningsvergadering opnieuw bijeen. De ondersteuningsvergadering neemt een nieuwe beslissing binnen een termijn van 20 werkdagen na verzending van het aangetekend schrijven vermeld in het vorige lid. Als in de ondersteuningsvergadering geen consensus werd bereikt, zendt het hoofd van de gewone school het volledige dossier binnen een termijn van acht kalenderdagen na het afsluiten van de beraadslagingen in de ondersteuningsvergadering aan het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, dat het dossier dan behandelt overeenkomstig § 1, eerste lid tot derde lid."

Art. 60.In artikel 93.22 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009 en gewijzigd bij het decreet van 20 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het artikel wordt aangevuld met een § 4, luidende: " § 4 - Het dossier vermeld in § 3, eerste lid, bevat minstens de volgende stukken: 1° het advies vermeld in § 1, 1° ;2° een verslag over de leerbegeleiding en de ondersteuning die de leerling tot dusver heeft gekregen;dat verslag is opgesteld door het hoofd van de school waar de leerling tot dusver onderwijs volgde; 3° een kopie van het laatste rapport van de leerling;4° de notulen van de ondersteuningsvergadering;5° een schriftelijk standpunt van de klastitularis van de school waar de leerling tot dusver onderwijs volgde, als hij niet persoonlijk aanwezig kan zijn op de zitting van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften. Het staat de personen belast met de opvoeding vrij om een schriftelijk standpunt in te dienen." 2° het artikel wordt aangevuld met een § 5, luidende: " § 5 - Als de voorzitter van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vaststelt dat het dossier van het hoofd van de gewone school onvolledig is, stelt hij het hoofd van de gewone school daarvan in kennis.Binnen vijf werkdagen na mededeling van de ontbrekende stukken dient het hoofd van de gewone school de ontbrekende stukken in. Als de ontbrekende stukken niet binnen de gestelde termijn worden ingediend, blijft de leerling in de school waar hij al onderwijs volgde voordat de ondersteuningsvergadering werd gehouden.

Als de voorzitter van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften vaststelt dat de procedure die overeenkomstig de artikelen 93.11 tot 93.13 werd vastgelegd niet werd nageleefd, zendt hij het dossier per aangetekend schrijven terug naar het hoofd van de gewone school, zodat de ondersteuningsvergadering een nieuwe beslissing kan nemen.

In het geval vermeld in het tweede lid roept het hoofd van de gewone school de ondersteuningsvergadering opnieuw bijeen. De ondersteuningsvergadering neemt een nieuwe beslissing binnen een termijn van 20 werkdagen na verzending van het aangetekend schrijven vermeld in het vorige lid. Als in de ondersteuningsvergadering geen consensus werd bereikt, zendt het hoofd van de gewone school het volledige dossier binnen een termijn van acht kalenderdagen na het afsluiten van de beraadslagingen in de ondersteuningsvergadering aan het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, dat het dossier dan behandelt overeenkomstig § 3, eerste lid tot derde lid."

Art. 61.In hoofdstuk VIIIbis, afdeling 6, van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2016, wordt een artikel 93.32.1 ingevoegd, luidende: "Art. 93.32.1 - Vertrouwelijkheid Met behoud van de toepassing van andersluidende wettelijke of decretale bepalingen moeten de Regering en andere personen die bij de uitvoering van deze afdeling betrokken zijn, de gegevens die hun in de uitoefening van hun opdracht toevertrouwd worden, vertrouwelijk behandelen."

Art. 62.In dezelfde afdeling wordt een artikel 93.32.2 ingevoegd, luidende: "Art. 93.32.2 - Verwerking van persoonsgegevens De verzameling en verwerking van persoonsgegevens geschiedt met inachtneming van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.

De Regering verwerkt persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van de opdrachten die in deze afdeling worden bepaald.

In het kader van de uitvoering van de artikelen 93.6, § 4, 93.14, 93.21, 93.22, § 3, 93.23 en 93.25 is de Regering de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, punt 7, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming voor de verwerking van de persoonsgegevens.

Art. 63.In dezelfde afdeling wordt een artikel 93.32.3 ingevoegd, luidende: "Art. 93.32.3 - Gegevenscategorieën De Regering kan alle overeenkomstig artikel 93.32.2, derde lid, toereikende, ter zake dienende en niet overmatige persoonsgegevens uit de volgende gegevenscategorieën verwerken: 1° identiteitsgegevens en contactgegevens van de leerling;2° identiteitsgegevens en contactgegevens van de personen belast met de opvoeding van de leerling;3° gegevens over het schoolbezoek of, naargelang van het geval, de opleiding van de leerling;4° gegevens over de gezinssituatie van de leerling;5° gegevens over de sociale en financiële situatie van de leerling;6° gegevens over de vrijetijdsbesteding en interesses van de leerling;7° gegevens over de gezondheid en de ontwikkeling van de leerling: a) gegevens over de lichamelijke gezondheid;b) gegevens over inentingen;c) gegevens over de geestelijke gezondheid;d) gegevens over het gedrag;e) gegevens over risico's en risicofactoren;8° gevoelige gegevens van de leerling, vermeld in artikel 9 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming;9° gerechtelijke gegevens over de leerling. De Regering preciseert de gegevenscategorieën vermeld in het eerste lid."

Art. 64.In dezelfde afdeling wordt een artikel 93.32.4 ingevoegd, luidende: "Art. 93.32.4 - Duur van de gegevensverwerking Met behoud van de toepassing van andere wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen die eventueel in een langere bewaartermijn voorzien, worden de gegevens gedurende tien jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het leerlingendossier, bij het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften verwerkt en bewaard.

Met behoud van de toepassing van de bepalingen betreffende het archiefwezen worden ze uiterlijk na het verstrijken van die termijn vernietigd."

Art. 65.In artikel 93.50 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 20 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: "Het huisonderwijs voldoet aan de voorwaarden vermeld in de artikelen 5 tot 13 en biedt leerplichtige kinderen de mogelijkheid om ontwikkelingsdoelen voor het kleuteronderwijs en competentieniveaus voor het lager en het secundair onderwijs te bereiken.Het competentieniveau is telkens gelijkwaardig met de competenties, kerncompetenties, eindtermen en verwijzingen naar de eindtermen die voor het onderwijs gedefinieerd zijn." 2° in het tweede lid worden tussen het woord "mate" en het woord "vakcompetenties" de woorden "de in artikel 11 vermelde ontwikkelingsdoelen, alsook".

Art. 66.In artikel 93.52 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 20 juni 2016, worden de woorden "te bereiken competenties" vervangen door de woorden "te bereiken ontwikkelingsdoelen en competenties".

Art. 67.Artikel 96.3 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt opgeheven.

Art. 68.Artikel 98 van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 25 juni 2018, wordt aangevuld met een § 6, luidende: " § 6 - Met behoud van de toepassing van § 1 omvat de opdracht van de beheerder Financiën en Gebouwen vooral de volgende taken: 1° materieel beheer van de onderwijsinstelling, d.w.z.: a) alle bestellingen afwikkelen met inachtneming van de bepalingen voor overheidsopdrachten;b) alle rekeningen van de school controleren en vrijgeven voor ondertekening door de schoolleiding;c) leveringen in ontvangst nemen en de voorraad beheren; 2° financieel beheer van de onderwijsinstelling, d.w.z.: a) de boekhouding en comptabiliteit verrichten met inachtneming van de wettelijke voorschriften;b) de ontvangsten en uitgaven van de hele school beheren;c) de kas beheren;d) de kostenafrekeningen beheren;e) de inventarissen opstellen en bijhouden;3° de jaarlijkse budgetplanning en investeringsplanning voorbereiden;4° alle overeenkomsten van de school controleren en vrijgeven voor ondertekening door de schoolleiding;5° de financiële afwikkeling van de Erasmus+projecten coördineren;6° algemeen gebouwenmanagement zoals planning en supervisie van infrastructuurwijzigingen in de school;7° optreden als aanspreekpartner voor economische en financiële belangen;8° zorgen voor de supervisie en coördinatie van het vak- en dienstpersoneel dat in de school werkzaam is;9° administratieve, logistieke en technische ondersteuning bieden aan de schoolleiding;10° deelnemen aan personeelsvergaderingen;11° zich bijscholen en voortgezette opleidingen volgen; 12° taken uitvoeren die tot de verwezenlijking van het schoolproject bijdragen." In afwijking van het eerste lid behoren de taken vermeld in het eerste lid, 2°, niet tot de opdracht van de beheerder Financiën en Gebouwen als die taken uitgeoefend worden door een schoolexterne rekenplichtige die is aangesteld overeenkomstig het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap. In dat geval ondersteunt de beheerder Financiën en Gebouwen de schoolexterne rekenplichtige bij het verrichten van die taken."

Art. 69.In hoofdstuk XII van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 18 juni 2018, wordt een artikel 123septies ingevoegd, luidende: "Art. 123septies- In afwijking van artikel 21, § 2, eerste lid, en artikel 21.1, § 2, eerste lid, en § 3, eerste en tweede lid, worden kinderen die tussen drie en vijf jaar oud zijn vanaf 1 september 2020 tot en met 31 augustus 2024 toegelaten tot het kleuteronderwijs."

Art. 70.In hetzelfde hoofdstuk, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 18 juni 2018, wordt een artikel 123octies ingevoegd, luidende: "Art. 123octies - In afwijking van artikel 40, eerste lid, kan een inrichtende macht of een schoolhoofd na overleg met de inrichtende macht in het schoolreglement de wijzigingen aanbrengen die in de loop van het schooljaar 2019-2020 door de coronamaatregelen noodzakelijk zijn. Als gebruik gemaakt wordt van die mogelijkheid, hoeven de wijzigingen, in afwijking van artikel 41, niet ter ondertekening te worden voorgelegd aan de personen belast met de opvoeding en aan de leerlingen van het secundair onderwijs. Het schoolhoofd deelt de wijzigingen schriftelijk mee aan de personen belast met de opvoeding en aan de leerlingen van het secundair onderwijs."

Art. 71.In hetzelfde hoofdstuk, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 18 juni 2018, wordt een artikel 123novies ingevoegd, luidende: "Art. 123novies - Voor het schooljaar 2019-2020 worden de bepalingen inzake gespecialiseerde pedagogische ondersteuning als volgt toegepast in het gewoon en het gespecialiseerd onderwijs: 1° Met behoud van de toepassing van artikel 93.8 wordt het advies van het psycho-medisch-sociaal centrum ten laatste op 3 juni 2020 overgezonden; 2° Met behoud van de toepassing van artikel 93.10, tweede lid, is een 'advies over de vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning' over leerlingen die een gewone school bezoeken alleen geldig tijdens het schooljaar 2020-2021, als het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren dat advies - bij gebrek aan mogelijkheden om tot de juiste inzichten te komen - onder voorbehoud heeft gegeven in het schooljaar 2019-2020. 3° Met behoud van de toepassing van artikel 93.13, § 1, eerste lid, artikel, 93.18, artikel 93.19, § 1, eerste lid, en artikel 93.20, § 1, eerste lid, neemt de ondersteuningsvergadering de in die artikelen vermelde beslissingen ten laatste op 26 juni 2020. 4° Met behoud van de toepassing van artikel 93.13, § 2, tweede lid, en artikel 93.19, § 2, tweede lid, deelt het hoofd van de gespecialiseerde school zijn gemotiveerde beslissing ten laatste op 30 juni 2020 schriftelijk mee aan de betrokken gewone school. 5° Met behoud van de toepassing van artikel 93.13, § 2, derde lid, en artikel 93.19, § 2, derde lid, deelt het hoofd van de gewone school de gemotiveerde beslissing ten laatste op 3 juli 2020 mee aan de personen belast met de opvoeding; die mededeling geschiedt aangetekend of tegen ontvangstbewijs. 6° Met behoud van de toepassing van artikel 93.14, tweede lid, artikel 93.21, tweede lid, en artikel 93.22, § 3, tweede lid, zendt het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften zijn gemotiveerde beslissing en, in voorkomend geval, zijn aanbeveling over de personeelsmiddelen die tijdens het volgende schooljaar moeten worden ingezet, aangetekend toe aan de personen belast met de opvoeding, aan het hoofd van de gewone school en aan het hoofd van de gespecialiseerde school; dat geschiedt zo mogelijk binnen 20 werkdagen na ontvangst van het aangetekend schrijven, maar ten laatste op 25 augustus 2020. 7° Met behoud van de toepassing van artikel 93.20, § 2, zendt het hoofd van de gewone school de gemotiveerde beslissing over de stopzetting van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de betrokken gewone school en over de plaats waar de ondersteuning voortaan zal worden aangeboden ten laatste op 26 juni 2020 toe aan de personen belast met de opvoeding; dat geschiedt aangetekend of tegen ontvangstbewijs. 8° In afwijking van artikel 93.23, tweede lid, zendt het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften zijn beslissing zo mogelijk binnen 20 werkdagen na ontvangst van het beroep, maar ten laatste op 25 augustus 2020 toe aan de personen belast met de opvoeding en aan het hoofd van de gewone school; dat geschiedt aangetekend."

Art. 72.In hetzelfde hoofdstuk, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 18 juni 2018, wordt een artikel 123decies ingevoegd, luidende: "Art. 123decies - Met behoud van de toepassing van artikel 93.70, vierde lid, en artikel 93.71, derde lid, kan de duur van het verblijf in de taalklas - voor leerlingen die vóór 13 maart 2020 als nieuwkomer ingeschreven waren - zo nodig verlengd worden met het aantal weken waarin door de coronamaatregelen geen les werd gegeven in het schooljaar 2019-2020." HOOFDSTUK 22 - Wijziging van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum

Art. 73.In artikel 33 van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het zesde lid, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009 en gewijzigd bij de decreten van 29 juni 2015 en 26 juni 2017, wordt aangevuld met de volgende zinnen: "Bij gebrek aan een kandidaat die houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs voor het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs, kunnen in dat ambt personen worden aangesteld die houder zijn van het diploma van onderwijzer voor het lager onderwijs of, als de pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften uitsluitend bevoegd is voor het kleuteronderwijs of voor de eerste graad van het lager onderwijs, die houder zijn van het diploma van kleuteronderwijzer, aangevuld met twee jaar nuttige beroepservaring in een ambt van de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel, waarbij deeltijdse prestaties in verhouding tot een voltijdse betrekking worden aangerekend, en die op het tijdstip van de aanstelling reeds ingeschreven zijn voor een aanvullende opleiding van ten minste 15 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie.Als bewijs dient een inschrijvingsbevestiging die is afgegeven door de onderwijsinstelling waar de aanvullende opleiding gevolgd wordt. De aanstelling in dat ambt eindigt van ambtswege na afloop van twee jaar, als het betrokken personeelslid de aanvullende opleiding niet binnen die termijn van twee jaar met succes heeft voltooid." 2° het achtste lid, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2018, wordt opgeheven.

Art. 74.In artikel 53, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "hun uurrooster" vervangen door de woorden "hun uurrooster in het betrokken ambt in de betrokken school".

Art. 75.In artikel 62.14, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2013 en vervangen bij het decreet van 18 juni 2018, wordt het woord "3° " vervangen door het woord "4° ".

Art. 76.In artikel 62.37, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 juni 2018, worden de woorden "en de artikelen 62.10" vervangen door de woorden "°, artikel 62.10 met uitzondering van § 2, eerste lid, en artikel 62.11".

Art. 77.In het opschrift van hoofdstuk IVdecies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 6 mei 2019, worden de woorden "pedagogische coördinatoren voor inclusieve scholen en" opgeheven.

Art. 78.In artikel 62.43 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 6 mei 2019, worden de woorden "het ambt van pedagogische coördinator voor inclusieve scholen en" opgeheven.

Art. 79.In titel I van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt een hoofdstuk IVundecies ingevoegd, dat de artikelen 62.44 tot 62.48 bevat, luidende: "Hoofdstuk IVundecies - Bijzondere bepalingen voor de beheerder Financiën en Gebouwen"

Art. 80.In hoofdstuk IVundecies van hetzelfde decreet wordt een artikel 62.44 ingevoegd, luidende: "Art. 62.44 - Principe In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen uitsluitend toegewezen in de vorm van een aanstelling van doorlopende duur en een definitieve aanstelling, overeenkomstig de volgende bepalingen.

Artikel 62.6, artikel 62.7, § 1, eerste lid, en § 2, artikel 62.10 met uitzondering van § 2, eerste lid, en de artikelen 62.11 tot 62.12 en artikel 62.42 zijn van toepassing op het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen."

Art. 81.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 62.45 ingevoegd, luidende: "Art. 62.45 - Toelatingsvoorwaarden Om dit ambt te mogen uitoefenen, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: 1° voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 62.3, 1°, en 4° tot 6° ; 2° houder zijn van één van de volgende studiegetuigschriften: a) het diploma van het hoger onderwijs van het korte type in de studierichting Boekhouding;b) het eindgetuigschrift van het hoger secundair onderwijs in de studierichting Economische Wetenschappen, Economie, Bedrijfsmanagement of Boekhouding, aangevuld met vijf jaar nuttige beroepservaring in het kader van een beroepsactiviteit die verband houdt met het ambt van opvoeder-huismeester of in het kader van een activiteit die verband houdt met het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen, waarbij deeltijdse prestaties in verhouding tot een voltijdse betrekking worden aangerekend;c) het eindgetuigschrift van het hoger algemeen secundair onderwijs of technisch overgangsonderwijs,, aangevuld met vijf jaar nuttige beroepservaring in het ambt van opvoeder-huismeester of in het kader van een activiteit die verband houdt met het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen, waarbij deeltijdse prestaties in verhouding tot een voltijdse betrekking worden aangerekend;d) elk diploma van het hoger onderwijs van het korte type of eindgetuigschrift van het hoger secundair technisch of beroepsonderwijs dat werd uitgereikt ter bekrachtiging van een opleiding waarvan de hoofdvakken verband houden met het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen.De Regering beslist op basis van een advies van de onderwijsinspectie of het diploma de houder ervan in staat stelt om het ambt uit te oefenen. Als het gaat om een eindgetuigschrift van het hoger secundair onderwijs zijn bovendien vijf jaar nuttige beroepservaring in het kader van een activiteit die verband houdt met het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen vereist. Deeltijdse prestaties worden in verhouding tot een voltijdse betrekking aangerekend; e) een diploma van het hoger onderwijs van het korte type, aangevuld met minstens drie dienstjaren in het ambt van opvoeder-huismeester; 3° zijn kandidatuur hebben ingediend in de vorm en binnen de termijn die in de oproep tot de kandidaten vastgelegd zijn."

Art. 82.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 62.46 ingevoegd, luidende: "Art. 62.46 - Oproep tot de kandidaten en kandidatuur De oproep tot de kandidaten wordt door de inrichtende macht gepubliceerd in de krant evenals in elke andere vorm die als gepast wordt geacht.

De oproep bevat het profiel dat van de beheerder Financiën en Gebouwen wordt vereist en de doeleinden die tijdens de aanstelling moeten worden verwezenlijkt.

De kandidatuur wordt ingediend per aangetekend schrijven. De kandidaat voegt bij zijn kandidatuur onder meer een curriculum vitae en een motiveringsbrief waarin hij uitlegt hoe hij de in het voorafgaande lid vermelde doeleinden denkt te verwezenlijken."

Art. 83.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 62.47 ingevoegd, luidende: "Art. 62.47 - Aanstelling De inrichtende macht beslist welke kandidaat het ambt mag uitoefenen.

Zij steunt zich daarbij onder andere op het curriculum vitae en de motiveringsbrief van de kandidaat, op een of meer sollicitatiegesprekken evenals op de vakcompetentie en de beroepservaring."

Art. 84.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 62.48 ingevoegd, luidende: "Art. 62.48 - Tijdelijke vervanging § 1 - Indien de aanstelling van de beheerder Financiën en Gebouwen beëindigd wordt of indien hij zijn ambt neerlegt of wegens een vorm van verlof of terbeschikkingstelling tijdelijk voltijds afwezig is, kan de inrichtende macht hem tot het einde van het daaropvolgende schooljaar vervangen door een persoon die voldoet aan de in artikel 62.45 vermelde voorwaarden, met uitzondering van die vermeld in 3°.

Als de beheerder Financiën en Gebouwen wegens een vorm van verlof tijdelijk deeltijds afwezig is, kan de inrichtende macht hem vervangen door een of meer personen in het ambt van studiemeester-opvoeder. § 2 - Tijdens de duur van de tijdelijke vervanging zijn artikel 62.7, § 1, eerste lid, artikel 62.11, artikel 62.12 en artikel 62.42 van toepassing op het vervangend personeelslid bedoeld in § 1, eerste lid."

Art. 85.Artikel 69.2, eerste lid, 2°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2007, vervangen bij het decreet van 11 mei 2009 en gewijzigd bij de decreten van 28 juni 2010 en 6 mei 2019, wordt vervangen als volgt: "2° ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad bezitten;"

Art. 86.In artikel 69,14, § 4, vierde lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 28 juni 2010, worden de woorden "de vermelding "onvoldoende"" vervangen door de woorden "de vermelding "niet tevredenstellend" of "onvoldoende"".

Art. 87.In artikel 80, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepaling onder 6°, ingevoegd bij het decreet van 26 juni 2006, wordt vervangen als volgt: "6° als op het evaluatieverslag van het personeelslid de vermelding "onvoldoende" als eindconclusie staat en het personeelslid in het voorgaande schooljaar ook al een evaluatieverslag met de vermelding "niet tevredenstellend" of "onvoldoende" heeft gekregen;" 2° de bepaling onder 7°, ingevoegd bij het decreet van 26 juni 2006, wordt opgeheven.

Art. 88.Titel IV van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt aangevuld met een artikel 119.19, luidende: "Art. 119.19 - Personeelsleden die op 31 augustus 2020 definitief aangesteld zijn in het ambt van opvoeder-huismeester, gelden vanaf 1 september 2020 als definitief aangesteld in het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen."

Art. 89.In dezelfde titel wordt een artikel 119.20 ingevoegd, luidende: "Art. 119.20 - In afwijking van de artikelen 62.46 en 62.47 stelt de inrichtende macht de personeelsleden die tijdens het hele schooljaar 2019-2020 tijdelijk aangesteld waren in het ambt van opvoeder-huismeester, op 1 september 2020 voor onbepaalde duur aan in het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen. De diensten die het op 1 september 2020 als beheerder Financiën en Begroting aangestelde personeelslid vóór die datum in het ambt van opvoeder-huismeester heeft gepresteerd, worden voor de berekening van de dienstanciënniteit vermeld in artikel 62.6, § 3, 1°, in aanmerking genomen alsof ze in het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen zouden zijn gepresteerd." HOOFDSTUK 23 - Wijziging van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs

Art. 90.In artikel 5, eerste lid, van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs, vervangen bij het decreet van 25 juni 2018, worden de woorden "nog niet leerplichtig is en minstens twee jaar en zes maanden oud is" vervangen door de woorden "tussen twee jaar en zes maanden en vijf jaar oud is", voorts wordt dat eerste lid aangevuld met de volgende zin: "Onder een vijfjarig kind wordt verstaan: een kind dat uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin het schooljaar begint, de leeftijd van vijf jaar bereikt."

Art. 91.Artikel 7, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt: "In afwijking van artikel 5 kan een zesjarig kind de kleuterafdeling bezoeken. Onder een zesjarig kind wordt verstaan: een kind dat uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin het schooljaar begint, de leeftijd van zes jaar bereikt."

Art. 92.In artikel 10, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "niet leerplichtig" opgeheven.

Art. 93.In artikel 33, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, worden de woorden "die aan de leerplicht onderworpen zijn" opgeheven.

Art. 94.In artikel 52.5, eerste lid, 2°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009 en vervangen bij het decreet van 29 juni 2015, worden de woorden "aan te stellen" vervangen door de woorden "aan te stellen, waarbij maximaal één derde van het betrekkingenpakket gebruikt mag worden om personeelsleden aan te stellen die houder zijn van het bekwaamheidsbewijs bedoeld in artikel 7, 8°, c), van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psycho-sociaal personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen".

Art. 95.In artikel 65 van hetzelfde decreet wordt tussen het eerste lid en het tweede lid, dat het derde lid wordt, een lid ingevoegd, luidende: "Op aanvraag van de personen belast met de opvoeding krijgt elk leerplichtig kind dat naar het kleuteronderwijs gaat, twee uren godsdienst of niet-confessionele zedenleer in de aangesloten lagere school."

Art. 96.In artikel 68 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het woord "klassen" vervangen door de woorden "lagereschoolklassen"; 2° paragraaf 1 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende: "De leerplichtige kinderen in het kleuteronderwijs die op aanvraag van de personen belast met de opvoeding de lessen godsdienst of niet-confessionele zedenleer volgen, bezoeken daartoe de aangesloten lagere school." 3° paragraaf 3, gewijzigd bij het decreet van 19 april 2010, wordt aangevuld met de volgende zin: "De leerplichtige kinderen in het kleuteronderwijs die op aanvraag van de personen belast met de opvoeding de lessen godsdienst of niet-confessionele zedenleer in de aangesloten lagere school volgen, worden meegeteld bij de leerlingen van de eerste graad."

Art. 97.In artikel 70, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het derde lid worden de woorden "Zodra een leerling" vervangen door de woorden "Zodra een leerling of een leerplichtig kind in het kleuteronderwijs";2° in het vierde lid worden de woorden "geen leerling" vervangen door de woorden "geen leerling of leerplichtig kind in het kleuteronderwijs".

Art. 98.In artikel 84quater van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de woorden " In het schooljaar 2019-2020" vervangen door de woorden "In de schooljaren 2019-2020 tot 2022-2023";2° in het derde lid worden de woorden "2020-2021" vervangen door de woorden "2023-2024".

Art. 99.In hoofdstuk IX van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 23 oktober 2000, 18 juni 2018 en 25 juni 2018, wordt een artikel 84quinquies ingevoegd, luidende: "Art. 84quinquies - Overgangsbepaling In afwijking van artikel 5 worden kinderen die tussen drie en vijf jaar oud zijn vanaf 1 september 2020 tot en met 31 augustus 2024 toegelaten tot het kleuteronderwijs."

Art. 100.In hetzelfde hoofdstuk, gewijzigd bij de decreten van 23 oktober 2000, 18 juni 2018 en 25 juni 2018, wordt een artikel 84sexies ingevoegd, luidende: "Art. 84sexies - Overgangsbepaling Voor de nieuwe berekening van het betrekkingenpakket wordt - in afwijking van artikel 56, § 2, tweede lid, - in het schooljaar 2019-2020 rekening gehouden met alle regelmatige leerlingen in het kleuteronderwijs die op de vijfde schooldag van de maand april van het lopende schooljaar ingeschreven waren in de school.

In afwijking van artikel 57, § 3, is het overeenkomstig het eerste lid berekende betrekkingenpakket beschikbaar vanaf de eerste schooldag na de schorsing van de lessen naar aanleiding van de coronamaatregelen tot de laatste schooldag van het lopende schooljaar, als het aldus berekende betrekkingenpakket minstens één vierde van een betrekking meer telt dan het betrekkingenpakket dat op 1 oktober aan de inrichtende macht werd toegewezen voor de betrokken vestigingsplaats."

Art. 101.In hetzelfde hoofdstuk, gewijzigd bij de decreten van 23 oktober 2000, 18 juni 2018 en 25 juni 2018, wordt een artikel 84septies ingevoegd, luidende: "Art. 84septies - Overgangsbepaling Voor de nieuwe berekening van het betrekkingenpakket wordt - in afwijking van artikel 64.4, § 2, tweede lid, - in het schooljaar 2019-2020 rekening gehouden met alle regelmatige leerlingen in het kleuteronderwijs die op de vijfde schooldag van de maand april van het lopende schooljaar ingeschreven waren in de school.

In afwijking van artikel 64.5, § 3, is het overeenkomstig het eerste lid berekende betrekkingenpakket beschikbaar vanaf de eerste schooldag na de schorsing van de lessen naar aanleiding van de coronamaatregelen tot de laatste schooldag van het lopende schooljaar, als het aldus berekende betrekkingenpakket minstens één halftijdse betrekking meer telt dan het betrekkingenpakket dat op 1 oktober aan de inrichtende macht werd toegewezen." HOOFDSTUK 24 - Wijziging van het decreet van 30 juni 2003 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs 2003

Art. 102.In artikel 11, § 2, van het decreet van 30 juni 2003 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs 2003, vervangen bij het decreet van 17 mei 2004, wordt het woord "onverwijld" vervangen door de woorden "alsook een personeelslid dat naar aanleiding van een specifieke ministeriële toestemming aangesteld is voor de individuele begeleiding van een kind met medisch gemotiveerde specifieke behoeften onverwijld".

Art. 103.Artikel 11.19, zesde lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2013, wordt op het einde van de zin aangevuld als volgt: ", waarbij het personeelslid, zolang het nog over ziektedagen beschikt, gedurende die periode geen ziektedagen verliest voor de dagen waarop het in het kader van de hervatting op basis van het individuele hervattingsplan: 1° minstens drie werkuren presteert, op voorwaarde dat het personeelslid volgens zijn normale uur- of werkrooster op die dag meer dan drie werkuren moest presteren; 2° minstens één werkuur presteert, op voorwaarde dat het personeelslid volgens zijn normale uur- of werkrooster op die dag drie werkuren of minder moest presteren." HOOFDSTUK 25 - Wijziging van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra

Art. 104.In artikel 20, § 1, van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het vijfde lid, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009 en gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015 en bij het decreet 26 juni 2017, wordt aangevuld met de volgende zinnen: "Bij gebrek aan een kandidaat die houder is van het vereiste bekwaamheidsbewijs voor het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs, kunnen in dat ambt personen worden aangesteld die houder zijn van het diploma van onderwijzer voor het lager onderwijs of, als de pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften uitsluitend bevoegd is voor het kleuteronderwijs of voor de eerste graad van het lager onderwijs, die houder zijn van het diploma van kleuteronderwijzer, aangevuld met twee jaar nuttige beroepservaring in een ambt van de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel, waarbij deeltijdse prestaties in verhouding tot een voltijdse betrekking worden aangerekend, en die op het tijdstip van de aanstelling reeds ingeschreven zijn voor een aanvullende opleiding van ten minste 15 ECTS-punten in de bevorderingspedagogiek, de heilpedagogie of de orthopedagogie.Als bewijs dient een inschrijvingsbevestiging die is afgegeven door de onderwijsinstelling waar de aanvullende opleiding gevolgd wordt. De aanstelling in dat ambt eindigt van ambtswege na afloop van twee jaar, als het betrokken personeelslid de aanvullende opleiding niet binnen die termijn van twee jaar met succes heeft voltooid." 2° het zevende lid, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2018, wordt opgeheven.

Art. 105.In artikel 25, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "31 mei" vervangen door de woorden "30 april".

Art. 106.In het opschrift van hoofdstuk IVundecies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 6 mei 2019, worden de woorden "pedagogische coördinatoren voor inclusieve scholen en" opgeheven.

Art. 107.In artikel 56.20 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 6 mei 2019, worden de woorden "het ambt van pedagogische coördinator voor inclusieve scholen en" opgeheven.

Art. 108.In hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt een hoofdstuk IVduodecies ingevoegd, dat artikel 56.21 bevat, luidende: "Hoofdstuk IVduodecies - Bijzondere bepalingen voor de beheerder Financiën en Gebouwen"

Art. 109.In hoofdstuk IVduodecies van hetzelfde decreet wordt een artikel 56.21 ingevoegd, luidende: "Art. 56.21 - In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen toegewezen in de vorm van een aanstelling van doorlopende duur en in de vorm van een vaste benoeming overeenkomstig de voorwaarden die gelden in het gesubsidieerd vrij onderwijs."

Art. 110.Artikel 64.13, eerste lid, 2°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2010 en gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt vervangen als volgt: "2° ten minste een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad bezit;"

Art. 111.In artikel 65, § 4, vierde lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 28 juni 2010, worden de woorden "de vermelding "onvoldoende"" vervangen door de woorden "de vermelding "niet tevredenstellend" of "onvoldoende"".

Art. 112.In artikel 78 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepaling onder 3°, gewijzigd bij het decreet van 26 juni 2006, wordt vervangen als volgt: "3° als op het evaluatieverslag van het personeelslid de vermelding "onvoldoende" als eindconclusie staat en het personeelslid in het voorgaande schooljaar ook al een evaluatieverslag met de vermelding "niet tevredenstellend" of "onvoldoende" heeft gekregen;" 2° de bepaling onder 4°, gewijzigd bij het decreet van 26 juni 2006, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 26 - Wijziging van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs

Art. 113.In artikel 26bis, 5°, van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs, ingevoegd bij het decreet van 21 april 2008, worden de woorden "secundair onderwijs" vervangen door de woorden "secundair onderwijs of een geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs". HOOFDSTUK 27 - Wijziging van het decreet van 6 juni 2005 houdende maatregelen inzake onderwijs 2005

Art. 114.In artikel 33 van het decreet van 6 juni 2005 houdende maatregelen inzake onderwijs 2005 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 20 juni 2016, wordt vervangen als volgt: "Het verlof wordt ofwel voltijds of voor de helft van een voltijds uurrooster toegekend.Het voltijds ouderschapsverlof duurt maximaal vier maanden; deeltijds ouderschapsverlof duurt maximaal acht maanden.

Het verlof kan worden opgesplitst, waarbij voltijds ouderschapsverlof wordt toegekend voor perioden van minstens één maand en deeltijds ouderschapsverlof voor perioden van minstens twee maanden. Voltijds en deeltijds ouderschapsverlof kunnen gecombineerd worden, waarbij de totale duur van omgerekend vier maanden voltijds ouderschapsverlof niet mag worden overschreden." 2° het derde lid, ingevoegd bij het decreet van 23 juni 2008 en gewijzigd bij het decreet van 20 juni 2016, wordt vervangen als volgt: "In afwijking van het tweede lid kan het verlof ook worden toegekend voor een periode die korter is dan één voltijdse maand of twee deeltijdse maanden, waarbij die periode als één voltijdse maand - of naargelang van het geval - twee deeltijdse maanden wordt beschouwd om de ter beschikking staande vier voltijdse maanden - of naargelang van het geval - acht deeltijdse maanden te bepalen." HOOFDSTUK 28 - Wijziging van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool

Art. 115.In artikel 2.7, § 1, eerste lid, van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool, vervangen bij het decreet van 20 juni 2016, worden de woorden "het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen" vervangen door de woorden "de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen".

Art. 116.In artikel 3.2, § 4, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 2007 en 28 juni 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° [geldt alleen voor de Duitse tekst]; 2° paragraaf 4 wordt aangevuld met een vijfde lid, luidende: "Tot het vierde studiejaar van de opleiding verstrekt met het oog op het behalen van het brevet in verpleegkundige verzorging zijn alle studenten toegelaten die houders zijn van een attest over het welslagen van het derde studiejaar dat leidt tot het verkrijgen van het brevet van verpleger of van verpleger uit de richting geestelijke gezondheid en psychiatrie, van het diploma van gegradueerde verpleger, of van het brevet van verpleegassistent of van verpleegassistent uit de richting geestelijke gezondheid en psychiatrie, of het attest over de gelijkwaardigheid met één van de bovenvermelde attesten en het inschrijvingsgeld bepaald in artikel 3.8. hebben betaald."

Art. 117.In artikel 3.34, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "onderwijs- en examenvrijstelling" vervangen door de woorden "onderwijs- en/of examenvrijstelling".

Art. 118.In artikel 5.38, § 1, 1°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2011, worden de woorden "voor zover de kandidaat houder is van de dienovereenkomstige bekwaamheidsbewijzen bedoeld in artikel 5.2 of tijdens drie opeenvolgende jaren de in artikel 5.18 bepaalde afwijking verkregen heeft voor het toe te wijzen ambt, waarbij elke afwijking een minimale duur van 15 weken beloopt" vervangen door de woorden "op voorwaarde dat de kandidaat voldoet aan de voorwaarde gesteld in artikel 5.15, 5° ".

Art. 119.In artikel 5.39, § 4, vierde lid, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 28 juni 2010, worden de woorden "de vermelding "onvoldoende"" vervangen door de woorden "de vermelding "niet tevredenstellend" of "onvoldoende"".

Art. 120.In artikel 5.52, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepaling onder 3°, gewijzigd bij het decreet van 26 juni 2006, wordt vervangen als volgt: "3° als op het evaluatieverslag van het personeelslid de vermelding "onvoldoende" als eindconclusie staat en het personeelslid in het voorgaande schooljaar ook al een evaluatieverslag met de vermelding "niet tevredenstellend" of "onvoldoende" heeft gekregen;" 2° de bepaling onder 4°, gewijzigd bij het decreet van 26 juni 2006, wordt opgeheven.

Art. 121.In artikel 5.88, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 28 juni 2010, worden de woorden "om de twee jaar" vervangen door de woorden "minstens om de vijf jaar".

Art. 122.In artikel 5.102, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 28 juni 2010, worden de woorden "om de twee jaar" vervangen door de woorden "minstens om de vijf jaar".

Art. 123.Artikel 5.105.8 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt aangevuld met de volgende zin: "Ze ressorteren rechtstreeks onder de directeur; de directeur heeft beslissingsbevoegdheid ten aanzien van hen."

Art. 124.In artikel 5.105.11, § 1, tweede lid, 1°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt het getal "471" vervangen door het getal "471/I".

Art. 125.In artikel 9.11septies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 18 juni 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt het jaar "2020" vervangen door het jaar "2022".2° in het tweede lid worden de woorden "2020-2021 uiterlijk op 31 december 2020" vervangen door de woorden "2022-2023 uiterlijk op 31 december 2022". HOOFDSTUK 29 - Wijziging van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep

Art. 126.Artikel 103, 9°, van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep, ingevoegd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt opgeheven.

Art. 127.[Geldt alleen voor de Duitse tekst.]

Art. 128.In bijlage II van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 16 juli 2012 en gewijzigd bij de decreten van 20 juni 2016 en 26 juni 2017, wordt een bepaling onder 4° ingevoegd, luidende: "4° vanaf 1 januari 2021 Weddeschalen - Bedragen in euro Tabel van de leeftijdsklasse (18 jaar)


Werkman Onderhoudswerkman Hulpkok 14.282,48 - 16.241,03 03 (1) x 125,89 02 (2) x 67,34 10 (2) x 144,62


Vakman Geschoold onderhoudswerkman Kok 14.784,96 - 19.223,37 03 (1) x 162,20 05 (2) x 225,41 06 (2) x 308,92 02 (2) x 485,62


Eerste vakman Eerste geschoold onderhoudswerkman Eerste kok 14.892,88 - 19.893,93 03 (1) x 162,22 05 (2) x 256,19 08 (2) x 404,18


Eerste vakman-ploegbaas Eerste geschoold onderhoudswerkman Ploegbaas Eerste kok - teamchef 15.426,92 - 21.034,93 03 (1) x 253,19 05 (2) x 323,00 08 (2) x 404,18"


HOOFDSTUK 30 - Wijziging van het decreet van 23 maart 2009 betreffende de organisatie van het deeltijdse kunstonderwijs

Art. 129.In artikel 59, § 2, tweede lid, van het decreet van 23 maart 2009 betreffende de organisatie van het deeltijdse kunstonderwijs worden de woorden "looncategorie II+ (loonschaal II+" vervangen door de woorden "loonschaal I (loontabel I".

Art. 130.Titel XV van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2010, wordt aangevuld met een artikel 109.1, luidende: "Art. 109.1 - Overgangsbepaling In afwijking van artikel 32, § 2, kan de directeur van een kunstacademie in het schooljaar 2019-2020 afzien van examens naar aanleiding van de coronamaatregelen. Als gebruik wordt gemaakt van die mogelijkheid, deelt de directeur van de kunstacademie die beslissing, alsook de wijzigingen van het studie- en examenreglement inzake evaluatie- en overgangscriteria schriftelijk mee aan de leerlingen en aan de personen belast met de opvoeding." HOOFDSTUK 31 - Wijziging van het decreet van 25 mei 2009 over maatregelen inzake onderwijs en opleiding 2009

Art. 131.In artikel 12 van het decreet van 25 mei 2009 over maatregelen inzake onderwijs en opleiding 2009, vervangen bij het decreet van 28 juni 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "de bijlage" worden vervangen door de woorden "bijlage 1";2° het artikel wordt aangevuld met een tweede en een derde lid, luidende: "Schoolhoofden zonder pedagogische opleiding volgen, naast de gespecialiseerde opleiding waarvan de essentiële onderdelen vastgelegd zijn in bijlage 1, een extra module voor schoolhoofden van een basisschool of secundaire school die geen pedagogische opleiding hebben, waarvan de essentiële onderdelen vastgelegd zijn in bijlage 2 voor de schoolhoofden van een basisschool en in bijlage 3 voor de schoolhoofden van een secundaire school. Onder 'schoolhoofd zonder pedagogische opleiding' wordt verstaan: een schoolhoofd dat niet beschikt over het diploma van kleuteronderwijzer, lager onderwijzer, geaggregeerde voor het lager of het hoger secundair onderwijs, een diploma van het hoger onderwijs van de tweede graad op het pedagogisch vlak of een pedagogisch bekwaamheidsbewijs van minstens 15 ECTS-punten."

Art. 132.In artikel 13 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "tot inrichtingshoofd van een secundaire school" opgeheven;2° in het tweede lid worden het eerste en het tweede streepje vervangen door volgende bepalingen onder 1° en 2°, luidende: "1° bij de voor de verschillende inrichtende machten gemeenschappelijke modules van de gespecialiseerde opleiding en de extra modules ervan voor schoolhoofden van een basisschool of secundaire school die geen pedagogische opleiding hebben: de Regering; 2° bij de binnen eenzelfde inrichtende macht georganiseerde module van de gespecialiseerde opleiding: de respectieve inrichtende macht."

Art. 133.De tot dusver enige bijlage van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2010, wordt bijlage 1.

Art. 134.In hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 6 mei 2019, wordt een bijlage 2 en een bijlage 3 ingevoegd, vastgelegd in de bijlagen 1 en 2 van dit decreet. HOOFDSTUK 32 - Wijziging van het decreet van 25 juni 2012 over de onderwijsinspectie, het adviespunt voor schoolontwikkeling en het adviespunt voor inclusie en integratie in het onderwijs

Art. 135.In artikel 15.1 van het decreet van 25 juni 2012 over de onderwijsinspectie, het adviespunt voor schoolontwikkeling en het adviespunt voor inclusie en integratie in het onderwijs, ingevoegd bij het decreet van 6 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de inleidende zin wordt vervangen als volgt: "Het adviespunt voor inclusie en integratie in het onderwijs zorgt voor de kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling van de bevorderingspedagogiek in het onderwijs en in de middenstandsopleiding en vervult, op verzoek van het schoolhoofd, de inrichtende macht, het IAWM of een directeur van een ZAWM, de volgende taken voor het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd, gesubsidieerd en erkend basis- en secundair onderwijs, de voortgezette schoolopleiding en de middenstandsopleiding:" 2° in de bepaling onder 5° worden de woorden "in het onderwijs" vervangen door de woorden "in het onderwijs en in de middenstandsopleiding".

Art. 136.In artikel 15.3, 1°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 6 mei 2019, worden de woorden "na overleg met het schoolhoofd of - indien het schoolhoofd afwezig is - met diens plaatsvervanger" vervangen door de woorden "na overleg met het schoolhoofd, met een directeur van een ZAWM of - indien betrokkene afwezig is - met diens plaatsvervanger" en wordt het woord "schoolgemeenschap" vervangen door de woorden "schoolgemeenschap of de personeelsleden van de middenstandsopleiding". HOOFDSTUK 33 - Wijziging van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren

Art. 137.Artikel 3.15, § 1, 1°, van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren wordt na de woorden "en van de leerlingen van het gespecialiseerd onderwijs" aangevuld met de woorden "en, om de twee jaar, van de leerplichtige kinderen en jongeren vanaf zes jaar die huisonderwijs volgen; onder een zesjarig kind wordt verstaan: een kind dat uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin het schooljaar begint, de leeftijd van zes jaar bereikt".

Art. 138.In artikel 6.43, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "de beoordeling "onvoldoende"" vervangen door de woorden "de beoordeling "niet tevredenstellend" of "onvoldoende"".

Art. 139.Artikel 6.78, eerste lid, 3°, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt: "3° als op het evaluatieverslag van het personeelslid de vermelding "onvoldoende" als eindconclusie staat en het personeelslid in het voorgaande schooljaar ook al een evaluatieverslag met de vermelding "niet tevredenstellend" of "onvoldoende" heeft gekregen."

Art. 140.In artikel 6.87, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 26 februari 2018, worden tussen het eerste lid en het tweede lid, dat het vierde lid wordt, de volgende leden ingevoegd, luidende: "In afwijking van het eerste lid bedraagt de maandelijkse premie 616,15 euro voor de coördinator Gezondheidswetenschappen.

In geval van deeltijdse prestaties wordt het bedrag van de premie dat in het eerste en het tweede lid wordt vermeld, evenredig verminderd."

Art. 141.In artikel 10.7, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen het eerste lid en het tweede lid, dat het vierde lid wordt, worden de volgende leden ingevoegd, luidende: "In afwijking van het eerste lid bedraagt de maandelijkse premie 616,15 euro voor de coördinator Gezondheidswetenschappen. In geval van deeltijdse prestaties wordt het bedrag van de premie dat in het eerste en het tweede lid wordt vermeld, evenredig verminderd." 2° in het tweede lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden "overeenkomstig het eerste lid" vervangen door de woorden "overeenkomstig het eerste tot het derde lid". HOOFDSTUK 34 - Wijziging van het decreet van 25 juni 2018 tot instelling van het ambt van kleuterschoolassistent in de gewone basisscholen en tot verlaging van de instapleeftijd in het kleuteronderwijs tot twee jaar en zes maanden

Art. 142.In artikel 25, 2°, van het decreet van 25 juni 2018 tot instelling van het ambt van kleuterschoolassistent in de gewone basisscholen en tot verlaging van de instapleeftijd in het kleuteronderwijs tot twee jaar en zes maanden worden de woorden "1 september 2021" vervangen door de woorden "1 september 2024". HOOFDSTUK 35 - Wijziging van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020

Art. 143.In artikel 9 van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020 worden de woorden "autonome hogeschool" vervangen door de woorden "autonome hogeschool, artikel 16 van het decreet van 23 maart 2009 betreffende de organisatie van het deeltijdse kunstonderwijs" en worden de woorden "hoger onderwijs" vervangen door de woorden "hoger onderwijs of in een kunstacademie".

Art. 144.In het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020, gewijzigd bij het decreet van 27 april 2020, wordt een artikel 9.2 ingevoegd, luidende: "Art. 9.2 - Op voorlegging van de desbetreffende bewijsstukken betaalt de Regering aan de gewone en gespecialiseerde scholen in de Duitstalige Gemeenschap de werkelijke kosten terug die door de coronagerelateerde annulatie van meerdaagse schoolreizen zijn ontstaan." HOOFDSTUK 36 - Inwerkingtreding

Art. 145.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2020, met uitzondering van: 1° artikel 102, dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2019;2° artikel 3, 1°, artikel 17, artikel 22, 6°, 7° en 8°, artikel 73, 1°, artikel 85, artikel 94, artikel 104, 1°, artikel 110 en artikel 125, die in werking treden op de dag waarop dit decreet wordt aangenomen;3° artikel 144, dat uitwerking heeft met ingang van 24 februari 2020;4° artikel 42, dat uitwerking heeft met ingang van 1 maart 2020;5° de artikelen 70 tot 72, artikel 130 en artikel 143, die uitwerking hebben met ingang van 16 maart 2020;6° de artikelen 100 en 101, die uitwerking hebben met ingang van 21 april 2020;7° de artikelen 51 en 52, die uitwerking hebben met ingang van 1 mei 2020;8° de artikelen 115 en 116, die in werking treden op 30 juni 2020;9° de artikelen 49, 140 en 141, die in werking treden op 1 juli 2020;10° artikel 1, 2°, artikel 3, 2°, artikel 22, 1° tot 5°, artikel 23, 1° tot 4°, artikel 24, artikel 73, 2°, artikel 74, artikel 104, 2°, artikel 105, artikel 113 en artikel 128, die in werking treden op 1 januari 2021. BIJLAGE 1 Bijlage 2 van het decreet van 25 mei 2009 over maatregelen inzake onderwijs en opleiding 2009

Extra module voor schoolhoofden van een basisschool zonder pedagogische opleiding

Studiepunten

Basiskennis van het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap De geschiedenis van het onderwijs in België en in de Duitstalige Gemeenschap De werking van het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap De huidige onderwijswetgeving in de Duitstalige Gemeenschap De maatschappelijke rol van de school

1

Bijzonderheden van de schoolorganisatie School als sociale entiteit School als deskundige organisatie Verantwoordelijkheid van het schoolhoofd bij het beheersen van de processen inzake onderwijsontwikkeling, personeelsontwikkeling en organisatieontwikkeling

2,5

Algemene didactiek Basisbegrippen algemene didactiek Pedagogisch-didactisch oriëntatiekader Kwaliteit van het onderwijs: Wat is goed onderwijs? Empirische aspecten van onderwijzen en leren Conceptuele basis van de referentiekaders in de Duitstalige Gemeenschap Voorbereiding van de lessen - referentiekaders en curricula als hulpmiddelen bij het plannen van competentiegericht onderwijs

3

Didactiek voor de basisschool Ontwikkelingspsychologie Rol van de leerkracht Groepsdynamische processen in de klas Verstoringen in de klas: mogelijke oorzaken, preventie, omgang Onderwijsmethoden, leer- en werkstrategieën Hospiteren van basisscholen met de nadruk op het onderwijs en het werkveld van de schoolleiding

3,5

Totaal

10


BIJLAGE 2 Bijlage 3 van het decreet van 25 mei 2009 over maatregelen inzake onderwijs en opleiding 2009

Extra module voor schoolhoofden van een secundaire school zonder pedagogische opleiding

Studiepunten

Basiskennis van het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap De geschiedenis van het onderwijs in België en in de Duitstalige Gemeenschap De werking van het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap De huidige onderwijswetgeving in de Duitstalige Gemeenschap De maatschappelijke rol van de school

1

Bijzonderheden van de schoolorganisatie School als sociale entiteit School als deskundige organisatie Verantwoordelijkheid van het schoolhoofd bij het beheersen van de processen inzake onderwijsontwikkeling, personeelsontwikkeling en organisatieontwikkeling

2,5

Algemene didactiek Basisbegrippen algemene didactiek Pedagogisch-didactisch oriëntatiekader Kwaliteit van het onderwijs: Wat is goed onderwijs? Empirische aspecten van onderwijzen en leren Conceptuele basis van de referentiekaders in de Duitstalige Gemeenschap Voorbereiding van de lessen - referentiekaders en curricula als hulpmiddelen bij het plannen van competentiegericht onderwijs

3

Didactiek voor het secundair onderwijs/vakdidactiek Ontwikkelingspsychologie Rol van de leerkracht Groepsdynamische processen in de klas Verstoringen in de klas: mogelijke oorzaken, preventie, omgang Onderwijsmethoden, leer- en werkstrategieën Hospiteren van secundaire scholen met de nadruk op het onderwijs en het werkveld van de schoolleiding

3,5

Totaal

10


Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Eupen, 22 juni 2020.

O. PAASCH, De Minister-President, Minister van Lokale Besturen en Financiën A. ANTONIADIS, De Viceminister-President, Minister van Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, Ruimtelijke Ordening en Huisvesting I. WEYKMANS, De Minister van Cultuur en Sport, Werkgelegenheid en Media H. MOLLERS, De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek _______ Nota Zitting 2019-2020 Parlementaire stukken: 75 (2019-2020) Nr. 1 Ontwerp van decreet + bijlage 75 (2019-2020) Nr. 2-4 Voorstellen tot wijziging 75 (2019-2020) Nr. 5 Verslag 75 (2019-2020) Nr. 6 Tekst aangenomen door de plenaire vergadering Integraal verslag: 22 juni 2020 - Nr. 12 Bespreking en aanneming.

^