Etaamb.openjustice.be
Decreet van 25 juni 2012
gepubliceerd op 14 september 2012

Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende dopingpreventie en -bestrijding in de sport, gedaan te Brussel op 9 december 2011

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2012033008
pub.
14/09/2012
prom.
25/06/2012
ELI
eli/decreet/2012/06/25/2012033008/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 JUNI 2012. - Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende dopingpreventie en -bestrijding in de sport, gedaan te Brussel op 9 december 2011


Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Enig artikel. Instemming wordt verleend met het samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende dopingpreventie en -bestrijding in de sport, gedaan te Brussel op 9 december 2011.

Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Eupen, 25 juni 2012.

K.-H. LAMBERTZ, Minister-President, Minister van Lokale Besturen O. PAASCH, Minister van Onderwijs, Opleiding en Werkgelegenheid Mevr. I. WEYKMANS, Minister van Cultuur, Media en Toerisme H. MOLLERS, Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden _______ Nota Zitting 2011-2012.

Parlementaire stukken : 112 (2011-2012), nr. 1 Ontwerp van decreet. 112 (2011-2012), nr. 2 Verslag.

Integraal verslag : 25 juni 2012, nr. 38 Bespreking en aanneming.

SAMENWERKINGSAKKOORD TUSSEN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP DE FRANSE GEMEENSCHAP, DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP EN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE BETREFFENDE DOPINGPREVENTIE EN - BESTRI]DING IN DE SPORT Gelet op de internationale conventie tegen het dopinggebruik in de sport, gesloten in Parijs op 19 oktober 2005 door de Algemene Conferentie van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschappen en Cultuur;

Gelet op artikel 128,130 en 135 van de Grondwet;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 5, § 1, 1, 2°, en artikel 92bis, § 1, ingevoegd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, artikel 63, gewijzigd bij de bijzondere wet van 5 mei 1993;

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, artikel 4, gewijzigd bij de wet van 20 maart 2007 en artikel 55bis, ingevoegd bij de wet van 18 juli 1990 en vervangen bij de wet van 5 mei 1993;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 19 juni 2001 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening;

Overwegende dat een aangepaste samenwerking tussen de drie gemeenschappen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan bijdragen tot een doeltreffende en gecoördineerde aanpak van het gevoerde beleid inzake dopingpreventie en -bestrijding;

Overwegende dat de regels, vermeld in het samenwerkingsakkoord van 19 juni 2001 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, moeten worden aangepast;

Overwegende dat de regels die van toepassing zijn op sporters uit de internationale doelgroep, worden bepaald door hun internationale federatie;

De Vlaamse Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van haar minister-president en de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport;

De Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Regering van de Franse Gemeenschap, in de persoon van haar minister-president en Vice-president, minister van Begroting, Financiën en Sport;

De Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, in de persoon van haar minister-president en de minister van Cultuur, Media en Toerisme en de minister van Gezin, Volksgezondheid en Sociale zaken;

De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door het Verenigd College, in de persoon van de leden van het Verenigd College bevoegd voor Gezondheidsbeleid, KWAMEN HET VOLGENDE OVEREEN;

Artikel 1.Voor de toepassing van het huidige samenwerkingsakkoord wordt verstaan onder : 1° Raad : de Coördinatieraad, ingesteld overeenkomstig artikel 5; 2° Regeringen of College : de Regering van de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap of het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;3° de akkoordsluitende partijen : de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;4° de UNESCO-conventie : de internationale conventie tegen het dopinggebruik in de sport, gesloten in Parijs op 19 oktober 2005 door de Algemene Conferentie van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur;5° Wereldantidopingagentschap, afgekort WADA : de stichting die opgericht is onder Zwitsers recht op 10 november 1999;6° Code : de Wereldantidopingcode, op 5 maart 2003 in Kopenhagen aangenomen door het WADA en gevoegd bij appendix 1 van de UNESCO-conventie en de latere wijzigingen ervan;7° Internationale Standaarden : de documenten, aangenomen door het WADA ter ondersteuning van de Code, die ertoe strekken de verschillende technische en operationele onderdelen van de bepalingen van de Code te harmoniseren;8° sporter : elke persoon die een sportactiviteit beoefent, ongeacht het niveau waarop hij deze sportactiviteit beoefent;9° elitesporter : elke sporter van wie de sportdiscipline onder de bevoegdheid valt van een sportvereniging, erkend door het Internationaal Olympisch Comité, en voorkomt in de lijst als bijlage, en die aan een of meer van de volgende criteria voldoet : a) hij maakt deel uit van de internationale doelgroep van zijn sportfederatie;b) hij beoefent zijn sportdiscipline als voornaamste bezoldigde activiteit, in de hoogste categorie of de hoogste nationale competitie van de betreffende sportdiscipline;c) hij is geselecteerd voor of heeft in de voorbije twaalf maanden deelgenomen aan een of meer van de volgende evenementen in de hoogste competitiecategorie van de desbetreffende discipline : Olympische Spelen, Paralympische Spelen, wereldkampioenschappen, Europese kampioenschappen;d) hij neemt deel aan een ploegsport in een competitie waarbij de meerderheid van de ploegen die aan de competitie deelnemen, bestaat uit sporters als vermeld in a), b) of c);10° de internationale doelgroep : de groep sporters van hoog niveau die door een internationale federatie werden gekozen om onderworpen te worden aan controles, zowel binnen als buiten competitie, in het kader van het controleprogramma van de internationale federatie, 11° de nationale doelgroep : de groep elitesporters die door een nationale antidopingorganisatie, afgekort NADO, werden gekozen om onderworpen te worden aan controles, zowel binnen als buiten competitie, in het kader van het controleprogramma van de nationale antidopingorganisatie;12° verblijfsgegevens : de informatie met betrekking tot de verblijfgegevens, als vermeld in artikel 3, § 3, die moet worden meegedeeld door de elitesporters of de ploegverantwoordelijke van de elitesporters; 13° dopingcontrole binnen competitie : een dopingcontrole binnen competitie, als vermeld in artikel 2.11 van de UNESCO-conventie; 14° dopingcontrole buiten competitie : een dopingcontrole buiten competitie, als vermeld in artikel 2.16 van de UNESCO-conventie; 15° ploegsport : een sport waarbij de vervanging van spelers tijdens een wedstrijd toegestaan is;16° ploegverantwoordelijke : de persoon die door de club of federatie en de betrokken elitesporters is belast met het doorgeven van de verblijfsgegevens van zijn ploeg.

Art. 2.Dit samenwerkingsakkoord geldt voor onbepaalde duur.

Het kan te allen tijde worden opgezegd door elke akkoordsluitende partij na een opzegtermijn van één jaar, die ingaat op de datum van de kennisgeving van de beslissing.

Art. 3.§ 1. De samenwerking tussen de akkoordsluitende partijen inzake dopingpreventie en -bestrijding heeft als doel de doeltreffendheid van de dopingbestrijding op Belgisch grondgebied te verbeteren door een versterkte samenwerking tussen de akkoordsluitende partijen, regelmatige uitwisseling van informatie, specialisten en diensten, evenals door het opzetten van gezamenlijke preventie- en sensibiliseringscampagnes.

Iedere akkoordsluitende partij waakt erover dat ze een antidopingbeleid voert dat in overeenstemming is met de beginselen van de Code.

Daartoe verbindt iedere akkoordsluitende partij zich ertoe : 1° samen te werken met de andere akkoordsluitende partijen om de beginselen van de Code en de Internationale Standaarden in onderling overleg toe te passen;2° het resultaat van de analyse die uitgevoerd is door een erkend laboratorium te erkennen, en in geval van een afwijkend resultaat, het dossier voor disciplinaire behandeling te bezorgen aan de akkoordsluitende partij waarvan de betrokken sporter afhangt;3° iedere beslissing inzake doping die door een bevoegde overheid genomen is overeenkomstig de beginselen van de Code, waarvan zij kennis heeft, te erkennen en ze via beveiligde communicatiekanalen te bezorgen, om het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene te vrijwaren;4° ieder ontwerp van wetgeving inzake dopingbestrijding dat zij wil aannemen, ter informatie te bezorgen aan de andere akkoordsluitende partijen, voor de definitieve goedkeuring ervan;5° een vertaling te voorzien, minstens in de officiële talen van het WADA, van de oproepingsformulieren voor de dopingcontroles en van de procesverbalen van de dopingcontroles;6° het mogelijk te maken bilaterale samenwerkingsakkoorden te sluiten, om dopingcontroles te laten uitvoeren door de erkende artsen van een akkoordsluitende partij. § 2, Met betrekking tot de elitesporters, verbindt iedere partij zich er bovendien toe : 1° de elitesporters die in de nationale doelgroep zijn opgenomen, of de ploegverantwoordelijke te onderwerpen aan het gebruik van het eenvormige uitwisselingsplatform van het WADA, namelijk het ADAMS-systeem, met inachtname van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; 2° de andere akkoordsluitende partijen in te lichten over de identiteit van de elitesporters van haar nationale doelgroep, vooraleer de betrokken sporter van dit statuut op de hoogte wordt gesteld;3° de toegang te verlenen aan de andere akkoordsluitende partijen tot de verblijfsgegevens van de elitesporters van haar nationale doelgroep;4° de andere akkoordsluitende partijen te informeren over elk verzuim met betrekking tot de verplichting om verblijfsgegevens door te geven en over elke gemiste dopingcontrole door een van haar elitesporters van de nationale doelgroep;5° haar volledige medewerking te verlenen als een andere akkoordsluitende partij vraagt om een van de elitesporters uit haar nationale doelgroep aan een dopingcontrole te onderwerpen; § 3. De elitesporters worden onderverdeeld in de volgende categorieën : 1° categorie A : deze groep bestaat enerzijds uit elitesporters die een dopinggevoelige individuele olympische discipline beoefenen en meestal niet op een gemakkelijk lokaliseerbare plaats trainen, en anderzijds uit elitesporters die triatlon, duatlon of veldrijden beoefenen.De sporters, vermeld in het eerste lid, vormen de geregistreerde doelgroep van de NADO en hebben aldus alle rechten en plichten op het vlak van verblijfsgegevens, vermeld in de Internationale Standaard voor dopingtests.

Als de betrokken elitesporter zijn verplichtingen op het vlak van verblijfsgegevens niet nakomt, wordt hem conform de Internationale Standaard voor dopingtests een gemiste controle of aangifteverzuim van de verblijfsgegevens aangerekend; 2° categorie B : deze groep bestaat uit elitesporters die een dopinggevoelige individuele olympische discipline beoefenen en regelmatig op een gemakkelijk lokaliseerbare plaats trainen. De sporters, vermeld in het eerste lid, zijn verplicht het uur en de locatie van de competities en trainingen door te geven, alsook hun verblijfplaats voor de dagen zonder competitie of training.

Als de betrokken elitesporter die verplichtingen op het vlak van verblijfsgegevens niet nakomt, kan de bevoegde akkoordsluitende partij de betrokken sporter opnemen in categorie A. Als tegen de betrokken sporter zes maanden na zijn opname in catégorie A geen aangifteverzuim of gemiste controle werd vastgesteld, kan de bevoegde akkoordsluitende partij de betrokken sporter opnieuw opnemen in categorie B. Als gedurende die periode wel een aangifteverzuim of gemiste controle werd vastgesteld, wordt die periode verlengd met achttien maanden vanaf de vaststelling; 3° categorie C : deze groep bestaat uit elitesporters die een olympische ploegdiscipline beoefenen.De ploegverantwoordelijke moet zijn identiteitsgegevens meedelen aan de bevoegde akkoordsluitende partij.

De ploegverantwoordelijke van deze elitesporters is verplicht om alle ploegactiviteiten door te geven, waaronder wedstrijden en trainingen, alsook de geactualiseerde spelerslijst, met vermelding van de gewoonlijke verblijfsplaats van de spelers.

Als de verplichtingen op het vlak van verblijfsgegevens niet worden nageleefd, kan de bevoegde akkoordsluitende partij een of meer elitesporters van de betrokken ploeg in categorie A of B opnemen.

Als tegen de betrokken sporter zes maanden na zijn opname in categorie A of B geen aangifteverzuim of gemiste controle werd vastgesteld, kan de bevoegde akkoordsluitende partij de betrokken sporter opnieuw opnemen in categorie C. Als gedurende die periode wel een aangifteverzuim of gemiste controle werd vastgesteld, wordt die periode verlengd met achttien maanden vanaf de vaststelling. 4° categorie D : deze groep bestaat uit elitesporters die een olympische discipline beoefenen waarvoor geen verblijfsgegevens doorgegeven moeten worden. § 4. De elitesporters categorie A, B en C vormen de nationale doelgroep.

Elitesporters aan wie periodes van uitsluiting zijn opgelegd wegens een schending van de antidopingregels, moeten gedurende hun periode van uitsluiting hun verblijfsgegevens doorgeven zoals sporters van categorie A. De bevoegde akkoordsluitende partij behoudt zich daarnaast het recht voor om elke elitesporter van wie de prestaties er plots en opmerkelijk op vooruitgaan, of tegen wie ernstige aanwijzingen van een dopingpraktijk bestaan, ertoe te verplichten zijn verblijfsgegevens door te geven zoals sporters van categorie A. § 5. De lijst van sportdisciplines die als basis geldt voor de indeling van de verschillende categorieën van elitesporters, vermeld in paragraaf 3, wordt opgenomen in de bijlage die bij dit samenwerkingsakkoord is gevoegd.

Op gemotiveerd advies van de Raad kunnen de Regeringen en het College de bovenvermelde lijst wijzigen. § 6. Alle elitesporters zijn onderworpen aan de verplichtingen inzake de toestemming wegens therapeutische noodzaak, overeenkomstig de Internationale Standaard voor de toestemming wegens therapeutische noodzaak, en aan de sancties, vermeld in de Code. § 7. De verwerking van de informatie gebeurt met het oog op de strijd tegen dopinggebruik ter bevordering van het sporten met respect voor gezondheid, rechtvaardigheid, gelijkheid en sportiviteit en moet steeds de waarborgen voorzien in de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, respecteren. De verwerking van de informatie betreffende de verblijfsgegevens van de elitesporters gebeurt specifiek met het oog op de planning van de dopingcontroles buiten wedstrijdverband.

De akkoordsluitende partijen bevestigen, bij decreet of ordonnantie, dat de persoonsgegevens van de sporters verwerkt mogen worden voor de voormelde doeleinden.

De verwerking van de persoonsgegevens van de sporters met betrekking tot hun gezondheid, gebeurt onder de verantwoordelijkheid van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg.

Art. 4.De samenwerking tussen de akkoordsluitende partijen kan ook betrekking hebben op alle aspecten van het medisch verantwoord sporten.

Art. 5.§ 1. Er wordt een Raad opgericht om de uitvoering van dit akkoord te bevorderen.

De Raad is, voor elk van de akkoordsluitende partijen, samengesteld uit hoogstens vier leden die bevoegd zijn inzake gezondheid of sport, en die door hun Regering of College worden aangewezen. § 2. Voor elk lid dat overeenkomstig paragraaf 1 wordt aangewezen, wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.

Bij ontslag van een lid in de loop van het mandaat of bij verlies van de hoedanigheid op basis waarvan het lid werd aangewezen, wordt in zijn vervanging voorzien voor de overblijvende duur van het mandaat. § 3. Het voorzitterschap van de Raad wordt beurtelings uitgeoefend door elke akkoordsluitende partij, telkens voor de duur van twee jaar.

Het secretariaat van de Raad wordt waargenomen door de administratie van de akkoordsluitende partij die belast is met het voorzitterschap.

De Raad vergadert minstens drie keer per jaar.

De Raad stelt een huishoudelijk reglement vast waarin de regels voor zijn werking worden bepaald.

Hij kan werkcommissies oprichten en, voor bepaalde dossiers, een beroep doen op externe deskundigen.

Art. 6.De internationale vertegenwoordiging van België in de vergaderingen in verband met aangelegenheden als vermeld in dit samenwerkingsakkoord, wordt geregeld als volgt : 1° elke akkoordsluitende partij kan de vergadering bijwonen; 2° de partij die het voorzitterschap van de Raad waarneemt, heeft stemrecht.Dat stemrecht mag alleen worden uitgeoefend als er consensus bestaat tussen de akkoordsluitende partijen.

Art. 7.Het samenwerkingsakkoord van 19 juni 2001 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, gesloten tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, wordt opgeheven.

De bilaterale akkoorden die gesloten zijn ter uitvoering van het akkoord van 19 juni 2001, blijven van kracht.

Art. 8.Elke akkoordsluitende partij verklaart in het bezit te zijn van een exemplaar.

Elke akkoordsluitende partij wijst de ministers aan die door haar Regering of College worden gemachtigd om dit akkoord te ondertekenen.

Brussel, op 24 november 2011, in vijf originele exemplaren (twee Nederlandse, twee Franse, één Duitstalig).

Voor de Vlaamse Gemeenschap : De Minister-President. van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse Minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, P. MUYTERS Voor de Franse Gemeenschap : De Minister-President van de Regering van de Franse Gemeenschap, R. DEMOTTE De Viceminister-President en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE Voor de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Cultuur, Media en Toerisme, Mevr. I. WEYKMANS De Minister van Gezin, Volksgezondheid en Sociale Zaken, H. MOLLERS Voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, J.-L. VANRAES Lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, B. CEREXHE

Bijlage : Sportdisciplines - categorieën Categorie A Atletiek - langeafstandslopen (3 000 m en meer) Triatlon Duatlon Cyclocross Wielersport - baanwielrennen Wielersport - BMX Wielersport - mountainbike Wielersport - wielrennen op de weg Biatlon Skiën - langlaufen Skiën - noordse combinatie Categorie B Atletiek - alles, behalve langeafstandslopen (3000 m en meer) Badminton Boksen Gewichtheffen Gymnastiek - artistiek Judo Kano - slalom Kano - sprint Moderne vijfkamp Roeien Schermen Taekwondo Tafeltennis Tennis Beachvolley Watersport - zwemmen Worstelen Zeilen Bobslee Skeleton Rodelen Schaatsen - kunstschaatsen Schaatsen - shorttrack Schaatsen - snelschaatsen Skiën - alpines Skiën - freestyle Skiën - snowboarden Categorie C Basketbal Handbal Hockey Voetbal Volleybal Waterpolo Ijshockey Categorie D Boogschieten Gymnastiek - ritmisch Gymnastiek - trampoline Paardrijden - dressuur Paardrijden - eventing Paardrijden - jumping Schieten Watersport - duiken Watersport - synchroonzwemmen Curling Skiën B schansspringen Memorie van toelichting Samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende dopingpreventie en -bestrijding in de sport. 1. Juridische onderbouw Huidig samenwerkingsakkoord is gebaseerd op artikel 92bis § 1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, dat het volgende bepaalt : « De Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten kunnen samenwerkingsakkoorden sluiten die onder meer betrekking hebben op de gezamenlijke oprichting en het gezamenlijk beheer van gemeenschappelijke diensten en instellingen, op het gezamenlijk uitoefenen van eigen bevoegdheden, of op de gemeenschappelijke ontwikkeling van initiatieven. Over de samenwerkingsakkoorden wordt onderhandeld en zij worden gesloten door de bevoegde overheid. De akkoorden die betrekking hebben op de aangelegenheden die bij decreet worden geregeld, alsmede de akkoorden die de Gemeenschap of het Gewest zouden kunnen bezwaren of Belgen persoonlijk zouden kunnen binden, hebben eerst gevolg nadat zij instemming hebben verkregen bij decreet. De akkoorden die betrekking hebben op de aangelegenheden die bij wet worden geregeld, alsmede de akkoorden die de Staat zouden kunnen bezwaren of Belgen persoonlijk zouden kunnen binden, hebben eerst gevolg nadat zij instemming hebben verkregen bij wet. ». 2. Voorgeschiedenis : Akkoord van 9 november 1990 Nadat de dopingmaterie was overgeheveld naar de Gemeenschappen, bleek al snel het belang van een nauwe samenwerking tussen de Gemeenschappen, en dit met het oog op het regelmatig uitwisselen van gegevens en om de verschillende bestaande systemen efficiënter en eenvormiger te maken. Vanuit die optiek sloten de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap op 9 november 1990 een eerste samenwerkingsakkoord betreffende de medisch verantwoorde sportbeoefening.

Akkoord van 11 december 1991 Op 11 december 1991 werd een aanvullend samenwerkingsakkoord gesloten om een permanent overlegorgaan op te richten tussen de Gemeenschappen.

Omwille van een aantal bepalingen in voornoemd akkoord die Belgen persoonlijk zouden kunnen binden, was volgens artikel 92bis § 1 van de hierboven vermelde bijzondere wet van 8 augustus 1980 een instemming bij decreet vereist.

Arrest nr. 69/92 van het Grondwettelijk Hof : In dit arrest heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat bepalingen waarbij de (toenmalige) Executieve werd gemachtigd om voorwaarden op te leggen voor de erkenning van keuringsartsen, toezichthoudende artsen en controleartsen, respectievelijk in het kader van de sportmedische keuring, het sportmedisch toezicht en de dopingcontrole, moeten worden beschouwd als regels betreffende de medisch verantwoorde sportbeoefening die behoort tot de preventieve gezondheidszorg als bedoeld in artikel 5, § 1, I, 2° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, Hieruit volgt dat de bevoegdheid van de Gemeenschappen inzake medisch verantwoorde sportbeoefening (met inbegrip van de dopingcontroles) moet worden gekwalificeerd als een persoonsgebonden aangelegenheid in de zin van artikel 128, § 1 van de Grondwet. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen de gemeenschappen die bevoegdheden slechts uitoefenen ten aanzien van « unicommunautaire » instellingen, d.w.z. instellingen die wegens hun organisatie geacht worden als uitsluitend te behoren tot de ene of andere gemeenschap.

Op basis van artikel 63 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen, is de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in het tweetalig Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor persoonsgebonden aangelegenheden ten opzichte van, enerzijds, natuurlijke personen die niet verbonden zijn aan een instelling (arrest nr. 33/2001 van 13 maart 2001 van het Grondwettelijk Hof), en anderzijds, bicommunautaire instellingen.

Akkoord van 19 juni 2001 Verder bouwend op de akkoorden van 1990 en 1991 werd op 19 juni 2001 een nieuw samenwerkingsakkoord gesloten, om een hechte samenwerking tot stand te brengen tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Een dergelijke samenwerking zou moeten bijdragen tot een efficiëntere en meer gecoördineerde aanpak van het beleid inzake dopingbestrijding.

Artikel 3 van dit akkoord bepaalde zeven doelstellingen : 1° zorgen voor een regelmatige uitwisseling van informatie, documentatie, deskundigen en diensten;2° een identieke procedure bepalen betreffende de monsterneming voor de controle op het gebruik, door de sportbeoefenaars, van de producten, substanties en middelen bedoeld onder 5° ;3° voor de sportbeoefenaars die op doping worden betrapt, de strafsancties vervangen door tuchtsancties;4° voor bepaalde sporttakken, betreffende de minimumleeftijden voor deelneming, een overleg vastleggen over de medische criteria voor toelating tot de sportmanifestaties;5° een identieke lijst opstellen van de verboden producten alsook van de substanties en middelen die als dopingpraktijk worden beschouwd, op grand van de internationaal erkende lijst;6° gemeenschappelijke acties voeren inzake gezondheidspromotie op sportgebied en preventie inzake dopingpraktijk;7° bilaterale protocolakkoorden kunnen sluiten, met het oog op het laten verrichten van dopingcontroles door de erkende artsen van een akkoordsluitende partij. Tot slot erkenden de akkoordsluitende partijen wederzijds de conclusies en resultaten van de internationaal erkende laboratoria die belast zijn met de ontleding van de monsters die bij de dopingcontroles worden genomen.

Er werd een Coördinatieraad opgericht om een aangepaste uitvoering van het akkoord te bevorderen.

Het advies van de Coördinatieraad is vereist voor de ontwerpen van teksten die betrekking hebben op de lijst van verboden producten om te komen tot een standaardisatie op het hele Belgische grondgebied van producten die worden beschouwd als doping.

Het akkoord regelde ook de internationale vertegenwoordiging van België op vergaderingen in verband met de aangelegenheden bedoeld bij dit samenwerkingsakkoord.

De decreten tot goedkeuring van dit samenwerkingsakkoord van 19 juni 2001 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening zijn : voor de Franse Gemeenschap het decreet van 27 maart 2003 (B.S. 18 april 2003), voor de Duitstalige Gemeenschap het decreet van 19 mei 2003 (B.S. 27 juni 2003) en voor de Vlaamse Gemeenschap het decreet van 4 april 2003 (B.S. 6 juni 2003).

De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie keurde het samenwerkingsakkoord goed bij ordonnantie van 5 december 2003 (B.S. 27 januari 2004).

Voorakkoord van 13 mei 2011 Het voorakkoord getekend door de partijen op 13 me! 2011 werd gedeeltelijk gewijzigd ingevolge de adviezen van de Raad van State en 49.850/VR, gegeven op 5 juli 2011. Het huidige akkoord vervangt het voorakkoord dat hierdoor vernietigd wordt. 3. Algemene toelichting Door de internationale ontwikkelingen op het vlak van dopingbestrijding en in het bijzonder door de inwerkingtreding van de Wereld Anti-Doping Code in 2009, werd vastgesteld dat het samenwerkingsakkoord van 2001 aan herziening toe was, niet alleen in het licht van de gewijzigde internationale juridische context, maar ook om de samenwerking inzake dopingbestrijding in België te intensiveren en uit te breiden. Het samenwerkingsakkoord van 2001 had betrekking op alle sporters, ongeacht hun niveau. Het persoonlijke toepassingsgebied van dit akkoord werd niet gewijzigd op dit punt (cf. artikel 3, § 1), maar voert diverse nieuwe verbintenissen in die specifiek betrekking hebben op de elitesporters.

Een aantal elementen uit het akkoord van 2001 waren overbodig geworden en konden worden afgeschaft. Na de ratificatie van de Unesco-conventie die de in 2009 herziene WADA-principes juridisch bindend maakte, golden een aantal maatregelen nu immers in alle Gemeenschappen. Die maatregelen waren de volgende : - het bepalen van een identieke procedure betreffende de monsterneming; - het vervangen van strafsancties door tuchtsancties; - een identieke lijst van verboden producten;

Doelstelling van die wijziging was om niet alleen te komen tot een correcte toepassing van de Code in heel België, maar om de dopingbestrijding bovendien eenvormiger en efficiënter te maken, met naleving van de bevoegdheden van elk van de akkoordsluitende partijen, door een gemeenschappelijk beleid te bepalen inzake elitesporters.

De contracterende partijen verbinden zich er eveneens toe met elkaar overleg te plegen betreffende elk geschil inzake bevoegdheid dat zich zou stellen, met name in het kader van de dossiers aangaande de disciplinaire aanpak van sporters of aangaande de kwalificatie van elitesporter teneinde een overlegde oplossing te vinden.

Deze vraag naar harmonisatie, beantwoordt aan een vraag vanuit de sportsector (standpunt van het BOIC, het AISF en de VSF). Voor de sector is het immers erg belangrijk dat sporters van een gelijkwaardig niveau in heel België aan dezelfde verplichtingen onderworpen zijn. De maatregel is nog belangrijker bij de competities van nationale ploegen.

Het ontwerpakkoord kwam overigens tot stand in nauw overleg en met de medewerking en goedkeuring van de sportsector (het BOIC, de VSF en de AISF).

Artikelsgewijze toelichting Artikel 1.

Artikel 1 van het samenwerkingsakkoord geeft de definities van de verschillende begrippen die verder in de tekst worden gebruikt.

De eerste drie definities zijn dezelfde als in het samenwerkingsakkoord van 2001 en behoeven geen commentaar.

De definities in de punten 4°, 5°, 6° en 7° verwijzen naar de sindsdien aangenomen Unesco-conventie tegen dopinggebruik in de sport en naar de documenten aangenomen door het Wereldantidopingagentschap, in het bijzonder de Code en de Internationale Standaarden.

In punt 8° geeft het samenwerkingsakkoord een omschrijving van het begrip sporter. Deze omschrijving is gebaseerd op de geijkte definitie van het samenwerkingsakkoord van 19 maart 2001, maar met vereenvoudigde opstelling.

De sporter wordt omschreven als elke persoon die een sport beoefent, al dan niet in georganiseerd verband en ongeacht zijn/haar niveau.

De in punt 9° vermelde definitie van elitesporter betreft de bepaling van de sporters van nationaal of internationaal niveau, overeenkomstig de richtlijnen bepaald door de Code.

Aan de hand van een eerste criterium worden de geviseerde sportdisciplines bepaald : dit zijn de disciplines die door het IOC worden erkend, en dat omwille van de representativiteit en de wens om tot een internationale harmonisering te komen. Een lijst van erkende sportdisciplines is in bijlage bij het ontwerp gevoegd.

Vervolgens moet de sporter beantwoorden aan een of meer van de volgende criteria, die voornamelijk gebaseerd zijn op het niveau van zijn sportprestaties : a) Hij maakt deel uit van de internationale doelgroep van zijn sportfederatie. Een sporter die van internationaal niveau wordt beschouwd door zijn sportfederatie, is een elitesporter. De internationale federaties kunnen als enige hierover beslissen. De nationale antidopingorganisaties hebben in dat opzicht geen manoeuvreerruimte. b) Hij beoefent zijn sport als voornaamste bezoldigde activiteit, in de hoogste catégorie of in de hoogste nationale competitie van de betreffende discipline. De sporter die kan leven van de uitoefening van zijn sport op het hoogste niveau moet als een elitesporter worden beschouwd, zelfs indien hij niet van internationaal niveau is.

Met de bepaling « in de hoogste catégorie of de hoogste nationale competitie » is het de bedoeling de leeftijdscategorieën uit te sluiten. c) Hij is geselecteerd voor of heeft in de voorbije 12 maanden deelgenomen aan minstens één of meer van de volgende evenementen in de hoogste competitiecategorie van de desbetreffende discipliné : Olympische Spelen, Paralympische Spelen, wereldkampioenschappen, Europese kampioenschappen. Die evenementen vormen immers de meest representatieve evenementen op sportgebied, d) Hij neemt deel aan een ploegsport in een competitie waarvan de meerderheid van de ploegen die aan de competitie deelnemen, bestaat uit sporters die worden bedoeld in de punten a), b) of c). Het betreft hier een categorie van sporters die deelnemen aan een ploegsport in een competitie waarvan de meerderheid bestaat uit elitesporters. Het klassieke voorbeeld is de sporter die deel uitmaakt van een club uit de hoogste afdeling van het betaald voetbal, die als hoofdactiviteit een niet-sportief beroep heeft en die niet in internationale competities aantreedt. Die voetballer moet niettemin ook als elitesporter worden beschouwd.

Met internationale, respectievelijk nationale doelgroep, vermeld in artikel 1, 10° en 11°, wordt de groep sporters bedoeld die door hun internationale federatie, respectievelijk NADO, worden verplicht om verblijfsgegevens mee te delen, Met « verblijfsgegevens » worden de gegevens bedoeld die de in artikel 3, § 3 vermelde elitesporters of ploegverantwoordelijke moet(en) doorgeven aan hun NADO. Dit kunnen zowel alle, als een deel van de gegevens zijn die vermeld staan in de Internationale Standaard voor Dopingtests,Voor de definitie van dopingcontrole binnen en buiten competitie vermeld in de punten 13° en 14° wordt verwezen naar de Unesco-conventie tegen dopinggebruik in de sport, een tekst die door alle akkoordsluitende partijen werd goedgekeurd.

De definitie van ploegsport vermeld in artikel 1, 15° komt uit de WADA-code. De definitie van ploegverantwoordelijke in punt 16° geeft aan dat die verantwoordelijke moet worden aangeduid door de betrokken club (of federatie) en elitesporters. De verantwoordelijke moet de verblijfsgegevens van de hele ploeg indienen. Die verplichting om bij ploegsporten de verblijfsgegevens collectief in te dienen, werd overgenomen van het systeem dat bestond in verschillende sportfederaties van ploegsporten (zoals voetbal) en in andere Europese landen. Bovendien werd het goedgekeurd door de grote Belgische federaties van ploegsporten.

Artikel 2.

Artikel 2 bepaalt dat het samenwerkingsakkoord geldt voor onbepaalde duur. Wel is het steeds opzegbaar door elk van de partijen mits inachtneming van een opzeggingstermijn van één jaar. Er is bepaald dat die opzegging van kracht wordt na de datum van kennisgeving van de beslissing.

Artikel 3.

Artikel 3, § 1, is een elementaire bepaling van het akkoord omdat het de verbintenissen tot samenwerking op het gebied van dopingpreventie en -bestrijding van de akkoordsluitende partijen opsomt, in het algemeen en voor alle sporters.

De verbintenissen vermeld in artikel 3, § 1, 2° en 3° vloeien voort uit de WADA-code. Teneinde niet alleen te komen tot een correcte, maar ook uniforme en efficiënte toepassing van de Code in heel België, strekt de samenwerking tussen de partijen zich ook uit tot de volgende gebieden : - overleg over de praktische toepassing van de Code en Internationale Standaarden, opdat deze op dezelfde manier zouden worden toegepast (1° ); - het resultaat van de analyse die uitgevoerd is door een erkend laboratorium te erkennen, en in geval van een afwijkend resultaat, het dossier voor disciplinaire behandeling te bezorgen aan de akkoordsluitende partij waarvan de betrekken sporter afhangt (2° ); - de voorafgaande overhandiging, ter informatie, aan de andere akkoordsluitende partijen van elke nieuwe regelgeving inzake dopingbestrijding (4° ); - de vertaling van de oproepingsformulieren en processen-verbaal voor dopingcontroles naar de officiële talen van het WADA (Frans en Engels), ten behoeve van anderstalige sporters (5° ); - de mogelijkheid om bilaterale samenwerkingsakkoorden te sluiten, om dopingcontroles te laten uitvoeren door artsen die van een andere akkoordsluitende partij afhangen (6° ).

Artikel 3, § 2, somt verschillende nieuwe verbintenissen van de akkoordsluitende partijen op, met betrekking tot hun elitesporters. De bedoeling is om de coördinatie van hun beleid op dit vlak te waarborgen.

Zo verbinden de akkoordsluitende partijen zich tot : - het gebruik van de ADAMS databank, met inachtname van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (1° ); - de voorafgaande mededeling aan de andere NADO's van de aanwijzing van de elitesporters om te voorkomen dat een elitesporter als dusdanig beschouwd kan worden door twee NADO's (2° );

De verbintenissen vermeld in punten 3° en 4° van artikel 3, § 2, strekken ertoe om de dopingbestrijding in België efficiënter te maken door een betere coördinatie tussen de Gemeenschappen.

Artikel 3, § 3 stelt een proportioneel systeem op inzake het verplicht opgeven van verblijfsgegevens door elitesporters.

De verplichtingen inzake verblijfsgegevens mogen dan wel een inmenging vormen op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de elitesporters, toch zijn ze daarom niet minder wettelijk gerechtvaardigd en in verhouding tot de doeleinden bepaald in artikel 3, § 7, van het akkoord.

De verplichtingen inzake verblijfsgegevens van de elitesporters moeten de organisatie van dopingcontroles buiten wedstrijdverband mogelijk maken. Zoals de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer reeds in verschillende adviezen erkend heeft (waaronder advies nr. 8/2010 van 24 februari 2010 (cf. punt 10)), « zijn dopingcontroles buiten competitie inderdaad onontbeerlijk in het raam van een efficiënt antidopingbeleid, aangezien buiten de competitieperiodes meer en meer verboden producten gebruikt worden die niet meer opgespoord kunnen worden op het ogenblik van de competitie maar wel nog een prestatiebevorderend effect hebben. » De Commissie bevestigt op die manier dat de verwerking van de verblijfsgegevens van de sporters « In toepassing van artikel 5, e, » [...] « wettelijk is aangezien ze noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van openbaar belang of die deel uitmaakt van de uitoefening van het openbaar gezag die opgedragen is aan de verantwoordelijke voor de verwerking, namelijk de administratie. » De Raad van State heeft tevens in advies 41.975/3 van 20 februari 2007 (punt 8.2) aangehaald dat deze verplichtingen inzake verblijfsgegevens opgelegd zijn door de « Unesco »-Conventie. Artikel 2.3.d van die Conventie verheft feitelijk iedere schending van de regels inzake verblijfsgegevens van de elitesporters, tot doping. Bovendien verplicht de UNESCO-conventie de ondertekenende Staten tot het naleven van de beginselen van de WADA-code.

De Raad van State van Frankrijk, die verzocht werd zich uit te spreken over de wettelijkheid van dergelijke maatregelen, heeft ze bekrachtigd : (vertaling) « (Y) deze bepalingen een strikt kader vormen voor de bepaling van de plaatsen waarop de controles van de AFLD van de sporters die tot de doelgroep behoren, verricht kunnen worden, evenals de periode waarin deze controles uitgevoerd kunnen worden; dat zij deze sporters, gelet op de eisen van de dopingbestrijding, onderwerpen aan de verplichting om precieze en actuele inlichtingen te verschaffen over hun verblijfplaats, om de organisatie van, in het bijzonder onvoorziene, controles, mogelijk te maken, om zo op doeltreffende wijze het gebruik van dopingmiddelen op te spores die uitsluitend opgespoord kunnen worden na het gebruik ervan zelfs al hebben ze blijvende effecten; dat de artikelen 3 en 7 van de aangevochten ordonnantie, die geen belemmering vormen van de vrijheid van gaan en staan van de sporters, aan het recht op bescherming van de persoonlijke en familiale levenssfeer van die laatsten, dat gewaarborgd wordt door artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en aan de individuele vrijheid, uitsluitend de afbreuk doen die noodzakelijk is en in verhouding is met de doelstellingen van algemeen belang die nagestreefd worden door de strijd tegen doping, met name de bescherming van de gezondheid van de sporters en de garantie van de rechtvaardigheid en de ethiek van de sportwedstrijden » (1).

C.E. France, arrêt n° 340.122 du 24 février 2011, Union nationale des Footballeurs professionnels, www.conseil-etat.fr.

De verblijfsgegevens die sporters moeten opgeven staan vermeld in de Internationale Standaard voor Dopingtests.

Hoewel men niet in alle sportdisciplines evenveel baat kan hebben (en dus risico lopen op) dopinggebruik buiten competitie, en het controleren van sporters buiten competitie niet evenveel gegevens vereist in alle sportdisciplines, maakt deze Standaard geen onderscheid tussen de verschillende sportdisciplines en de gegevens die de beoefenaars ervan moeten opgeven.

Om de verplichtingen opgelegd aan elitesporters zoveel mogelijk te beperken, onderscheidt het samenwerkingsakkoord wel verschillende categorieën van elitesporters, en voert het een gradatie in van de verplichtingen inzake verblijfsgegevens die elk van deze categorieën moeten nakomen.

Voor elk van de aangegeven categorieën bepaalt het akkoord de relevante en strikt noodzakelijke informatie, die vereist zal zijn en het voorwerp kan uitmaken van een verwerking overeenkomstig de doeleinden bepaald in artikel 3, § 7.

Enkel elitesporters van categorie A moeten alle verblijfsgegevens opgeven die vermeld staan in de Internationale Standaard voor Dopingtests, en vormen aldus de geregistreerde doelgroep van de NADO. Elitesporters van categorie B en C moeten slechts een aantal verblijfsgegevens uit de Internationale Standaard voor Dopingtests opgeven.

Elitesporters van categorie D moeten geen verblijfsgegevens opgeven.

Aldus bestaat de nationale doelgroep, zijnde de groep elitesporters die verblijfsgegevens moeten opgeven, uit de elitesporters van categorie A, B en C. Het gebruik van gedifferentieerde doelgroepen inzake de verplichting om verblijfsgegevens mee te delen, vloeit voort uit artikel 11.1.6 van de Internationale Standaard voor dopingtests van de WADA dat bepaalt dat : « Enkel sporters die aangeduid zijn voor opname in een doelgroep van sporters die aan controle zijn onderworpen, in overeenstemming met Codeartikel 14.3, zijn onderhevig aan de vereisten inzake yerblijfsgegevens die vastgelegd zijn in sectie 11. De andere sporters zijn niet onderhevig aan deze vereisten inzake verbli'fs e evens.

Niets in deze Internationale Standaarden weerhoudt een ADO er echter van om verschillende eisen inzake yerblijfsgegevens te stellen voor sporters die niet tot de doelgroep voor dopingtests behoren.

Bijvoorbeeld : a. Indien de omstandigheden dit rechtvaardigen, kan een ADO bepaalde "risicosporters" onder haar bevoegdheid aanduiden die onderworpen zouden moeten worden aan strengere eisen inzake yerblijfsgegevens (zoals een uitbreiding van de tijdsbestekken waarin een sporter verantwoordelijk kan worden geacht voor een gemiste dopingtest indien hij of zij niet beschikbaar is voor een dopingcontrole, bijvoorbeeld door meer regelmatige trainingsperiodes te integreren);en/of b. Een ADO kan een groep van sporters bepaien (bijv, de sporters die behoren tot een grotere doelgroep voor dopingtests die door de ADO werd gehandhaafd voor de invoering van IST v.4.0) die kunnen worden onderworpen aan minder stren e eisen inzake yerblijfsgegevens (bijvoorbeeld aangifte van de woonplaats en regelmatige trainingen, wedstrijden en andere activiteiten, maar geen specifieke vereiste voor een tijdsbestek van 60 minuten).

Op die manier kan een ADO een waaier (of piramide) aan verschillende doelgroepen voor dopingtests oprichten, met verschillende vereisten inzake verblijfsgegevens ».

Op die wijze geeft het weerhouden systeem een gemeenschappelijke definitie voor elitesporter, door zich te baseren op zijn niveau van sportprestaties (artikel 1, 9° ) en werkt het vervolgens een piramidaal systeem uit (artikel 3, § 3) dat gebaseerd is op : - enerzijds de dopinggevoeligheid van de sporttakken, op basis van een risicostudie; - anderzijds op het feit of de plaatsen waar de sporters trainen al dan niet gemakkelijk te lokaliseren zijn.

Dit piramidesysteem werd voorgelegd aan het Wereldantidopingagentschap, die het per brief van 23 februari 2011 gevalideerd heeft.

Om een analyse op te stellen van de dopingrisico's en dus de best mogelijke verhouding te garanderen tussen de eisen opgelegd aan de sporters en de nagestreefde doeleinden, werd aan het BOIC gevraagd om op wetenschappelijke wijze te onderzoeken voor welke sporttakken het risico op dopinggebruik buiten competitie het grootst is. Het BOIC overhandigde zijn analyse op 16 september 2010 en baseerde zich daarbij vooral op een Noorse studie die werd voorgesteld op het symposium van het WADA op 13 en 14 april 2010.

Aan de hand van die analyse worden vier categorieën sportdisciplines geïdentificeerd. - Een categorie (A) : waarvan de sporters onderworpen zijn aan alle vereisten inzake verblijfsgegevens die zijn vastgelegd in artikel 11 van de Internationale Standaard voor Dopingtests en die dus de geregistreerde doelgroep va de NADO vormen; - twee categorieën : (B) voor individuele sporten en (C) voor ploegsporten : waarvan de sporters aan minder strenge vereisten inzake verblijfsgegevens onderworpen zijn omdat zij gemakkelijker te lokaliseren zijn; - een categorie (D) waarvan de sporters aan geen enkele vereiste inzake verblijfsgegevens onderworpen zijn, omwille van net lage risico op doping buiten competitie.

Voor de risicoanalyse baseerde het BOIC zich hoofdzakelijk op de indeling die werd voorgesteld door « Mads Drange, Adviser Research and Science van Anti Doping Norway », tijdens het WADA-symposium te Lausanne in april 2010.

De risicoanalyse verdeelt de sportdisciplines in 7 categorieën : 1. Krachtsporten 2.Duursporten V02max 3. Sporten gericht op spieruithoudingsvermogen 4.Bal- en ploegsporten 5. Gevechtssporten 6.Behendigheidssporten 7. Gymnastische sporten Het BOIC vroeg vervolgens elf deskundigen om aan elk van de 7 categorieën een score voor dopinggevoeligheid te geven.De scores voor de verschillende stoffen en methoden worden samengeteld en vervolgens uitgedrukt in procent, en dat leidde tot het volgende resultaat : 1. Krachtsporten : 81 % 2.Duursporten V02max : 81 % 3. Sporten gericht op spieruithoudingsvermogen : 79 % 4.Bal- en ploegsporten : 67 % 5. Gevechtssporten : 79 % 6.Behendigheidssporten : 46 % 7. Gymnastische sporten : 53 % De dopinggevoeligheid is dus vrijwel even hoog voor de categorieën 1, 2, 3 en 5 (in de buurt van 80 %).De dopinggevoeligheid wordt lager geschat voor categorie 4 (bal- en ploegsporten) (lager dan 80 % maar hoger dan 50 %) en (erg) laag (minder dan 50 %) voor de categorieën 6 en 7 (behendigheidssporten en gymnastische sporten).

Hieruit kunnen we besluiten dat voor de Olympische disciplines uit categorie 6 of 7 het risico op dopinggebruik buiten competitie erg laag is en dat bijgevolg een controle hier weinig zinvol is.

Voor die sporten is het dus niet nodig om verblijfsgegevens op te vragen.

Het gaat om de volgende Olympische disciplines die categorie D van het akkoord vormen : Gymnastiek - ritmisch, trampoline Boogschieten Paardrijden - dressuur, eventing, jumping Schieten Watersport - duiken, synchroonzwemmen Curling Skiën - schansspringen Voor aile andere Olympische disciplines wordt de dopinggevoeligheid buiten competitie duidelijk hoger geraamd. Hier lijken controles buiten competitie aangewezen.

Vervolgens wordt een tweede onderscheid gemaakt, naargelang het feit of de sporters al dan niet op een gemakkelijk te lokaliseren plaats trainen.

Indien de sporter gemakkelijk en op regelmatige wijze kan worden gecontroleerd op de plaats waar hij traint, is het immers niet gerechtvaardigd om hem te vragen evenveel verblijfsgegevens te overhandigen als een sporter van een andere sporttak met een gelijkaardig dopingrisico maar die niet traint op een plaats die gemakkelijk lokaliseerbaar is. In dat laatste geval heeft men immers nauwkeuriger verblijfsgegevens nodig om te kunnen controleren op dopingpraktijk buiten competitie.

De categorieën die het akkoord op basis van de hiervoor uiteengezette principes heeft bepaald, zijn de volgende : Categorie A : elitesporters van een dopinggevoelige Olympische discipline en waarvan de meeste trainingen niet regelmatig plaatsvinden in een gemakkelijk te lokaiiseren plaats.

Het gaat om de beoefenaars van de volgende sporten : Atletiek - lange afstand (3 000 m en meer) Biatlon Triatlon Duatlon Veldrijden Skiën - langlaufen Skiën - noordse combinatie Wielersport - baanwielrennen.

Wielersport - BMX Wielersport - mountainbike Wielersport - wegwielrennen Die sporters hebben, net als de internationale elitesporters, alle rechten en plichten die vermeld zijn in de Internationale Standaarden voor Dopingtests. Zij vormen samen de nationale geregistreerde doelgroep van sporters onderworpen aan dopingcontroles. Dat houdt in dat ze aan de meest ruime verplichtingen inzake verblijfsgegevens zijn onderworpen. Ze moeten dus zowel het tijdstip als de plaats van hun wedstrijden en trainingen doorgeven, evenals hun dagelijkse verblijfplaats en de plaats waar ze gedurende één uur per dag zeker bereikbaar zijn voor een dopingcontrole (het « timeslot »).

Komen ze hun verplichtingen niet na, dan moet hen in overeenstemming met de Internationale Standaard voor Dopingtests door de NADO een aangifteverzuim of gemiste controle worden aangerekend.

In overeenstemming met de WADA-code worden drie aangifteverzuimen en/of gemiste controles binnen een periode van achttien maanden gelijkgesteld met een dopingpraktijk en geeft dit aanleiding tot een tuchtsanctie gelijk aan een schorsing van een tot twee jaar.

Categorie B : elitesporters in een dopinggevoelige Olympische discipline die regelmatig trainen op een gemakkelijk te lokaliseren plaats.

Die sporters moeten beperkte gegevens opgeven in het ADAMS systeem (alleen hun trainingen en wedstrijden; voor de dagen zonder training of wedstrijd moeten ze hun verblijfplaats opgeven).

Anders dan bij de groep van categorie A zal men hen niet vragen om een dagelijks tijdschema in te dienen (men kan hen immers gemakkelijker controleren op de plaats waar ze trainen) en een gemiste controle heeft niet onmiddellijk gevolgen.

Toch kan de bevoegde overheid in geval van gemiste controle beslissen om hen voor een beperkte duur in te delen bij categorie A. Het gaat om de beoefenaars van de volgende sporten : Atletiek - alles behalve lange afstand (3 000 m en meer) Badminton Beachvolleybal Bobsleeën Boksen Gewichtheffen Artistieke gymnastiek Judo Kano - slalom Kano - sprint Moderne vijfkamp Rodelen Roeien Schaatsen - kunstschaatsen Schaatsen - shorttrack Schaatsen - snelschaatsen Schermen Skeleton Alpineskiën Skiën - freestyle Skiën - snowboard Taekwondo Tafeltennis Tennis Watersport - zwemmen Worstelen Zeilen Categorie C : elitesporters in ploegsporten Categorie C betreft de ploegsporten, waarvoor collectieve verplichtingen voorzien zijn. De ploegverantwoordelijke die een mandaat kreeg van de club en van de betrokken sporters moet de verblijfsgegevens overhandigen voor alle activiteiten van de ploeg (categorie C). De ploegverantwoordelijke moet aile gemeenschappelijke activiteiten, trainingen en wedstrijden doorgeven, evenals de gewoonlijke verblijfplaats van de sporters en een geactualiseerde ledenlijst van zijn ploeg.

Die « gewoonlijke verblijfplaats » verschilt van de « verbiijfplaats » die moet worden opgegeven door de elitesporters van categorie B, omdat men niet van de ploegverantwoordelijke kan eisen dat hij van elk van zijn spelers weet op welke plaats deze daadwerkelijk elke dag verblijft. Hij moet dus de gewoonlijke verblijfplaats vermelden. Dat houdt in dat wanneer men met vakantie is, de gewoonlijke verblijfplaats onveranderd blijft.

In geval van gemiste controles kan de bevoegde overheid beslissen om bepaalde sporters voor een beperkte duur in te delen bij categorie A of B. Het gaat om de beoefenaars van de volgende (ploeg)sporttakken : Basketbal Handbal Hockey Ijshockey Voetbal Volleybal Waterpolo Artikel 3, § 4 voegt de regels in van artikel 11.2.3 van de Internationale Standaarden voor Dopingtests.

Artikel 3, § 5 verwijst naar de bijlage met de lijst van sportdiscipiines waarvan de beoefenaars tot categorie A, B, C of D behoren. De indeling van de sportdisciplines in de verschillende categorieën kan, na een nieuwe evaluatie van de dopinggevoeligheid van de verschillende sportdisciplines of een wijziging van de olympische sportdisciplines, door de Codrdinatieraad worden gewijzigd door de uitvoerende organen van de akkoordsluitende partijen.

In artikel 3, § 6, wordt verduidelijkt dat voor alle elitesporters (ongeacht de categorie waartoe ze behoren) de verplichtingen van de WADA-code inzake TTN gelden. Dat houdt in dat ze alleen toestemming kunnen krijgen om een verboden product te gebruiken als dat in overeenstemming is met de Internationale Standaard voor de Toestemming wegens Therapeutische Noodzaak.

In artikel 3, § 7, bepaalt het akkoord de doelen waarvoor de verwerking van de door de sporter bezorgde persoonsgegevens moet dienen. Het herinnert eraan dat elk van de partijen via wetgevende weg de toelating moet bekrachtigen om de persoonsgegevens van de sporters te verwerken, overeenkomstig de artikelen 5 en 7, § 2, van de wet van 8 december 1992.

Ten sIotte herinnert het akkoord eraan dat de gezondheidsgegevens verwerkt moeten worden onder de verantwoordelijkheid van een gezondheidswerker.

Artikel 4.

Dit artikel verduidelijkt dat de samenwerking tussen de akkoordsluitende partijen zich niet hoeft te beperken tot dopingbestrijding maar zich ook kan uitstrekken tot alle aspecten van het medisch verantwoord sporten.

Artikel 5.

Artikel 5 bepaalt dat een Raad wordt opgericht om de aangepaste uitvoering van het akkoord te bevorderen. De leden van de Raad worden aangeduid door hun regering of college. Bij ontslag van een lid in de loop van zijn mandaat of bij verlies van de hoedanigheid volgens welke het lid werd aangewezen, wordt in zijn vervanging voorzien voor de resterende duur van het mandaat.

In artikel 5, § 3 worden het voorzitterschap en de werking van het secretariaat geregeld, Het voorzitterschap wisselt om de twee jaar, bij beurtrol. Er wordt ten minste drie maal per jaar vergaderd. De Raad stelt een huishoudelijk reglement op, kan werkcommissies oprichten en een beroep doen op externe deskundigen.

Artikel 6.

Artikel 6 regelt de internationale vertegenwoordiging van België in de vergaderingen in verband met aangelegenheden bedoeld bij dit samenwerkingsakkoord.

Er werd bepaald dat elke akkoordsluitende partij de vergadering kan bijwonen, Het stemrecht is voor het voorzitterschap, Stemming is toegelaten indien er consensus bestaat tussen alle partijen, anders volgt er onthouding.

Artikel 7.

Artikel 7 heft het huidige samenwerkingsakkoord op. Bilaterale akkoorden gesloten in uitvoering van het akkoord van 19 juni 2001 blijven echter van kracht.

Artikel 8.

Artikel 8 behoeft geen commentaar.

Voor de Vlaamse Gemeenschap : De Minister-President. van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse Minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimteljike Ordening en Sport, P. MUYTERS Voor de Franse Gemeenschap : De Minister-President van de Regering van de Franse Gemeenschap, R. DEMOTTE De Viceminister-President en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE Voor de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President van de Duitstalige Gemeenschap, De Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Cultuur, Media en Toerisme, Mevr. I. WEYKMANS De Minister van Gezin, Volksgezondheid en Sociale zaken, H. MOLLERS Voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, J.-L. VANRAES Lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, B. CEREXHE

^