gepubliceerd op 30 november 2016
Decreet houdende maatregelen inzake onderwijs - 2016
20 JUNI 2016. - Decreet houdende maatregelen inzake onderwijs - 2016
Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen
Artikel 1.Artikel 7, b), 11ter, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen, ingevoegd bij het decreet van 16 januari 2012, wordt vervangen als volgt: « 11ter - adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school; » HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen
Art. 2.In artikel 39 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, vervangen bij het decreet van 26 juni 2006 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid, 5°, worden in de inleidende zin de woorden "in artikel 19, § 2, bepaalde" opgeheven;2° tussen het eerste lid en het tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende : « Bij de afwijking vermeld in het eerste lid, 5°, gaat het om de aanstelling resp.aanwijzing van een personeelslid volgens één van de volgende bepalingen : 1° artikel 19, § 2, van dit koninklijk besluit;2° artikel 33bis, tweede en derde lid, van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum;3° artikel 20bis, tweede en derde lid, van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra.»
Art. 3.In artikel 91bis/1 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het decreet van 16 januari 2012, worden de woorden "en de coördinator voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school worden" vervangen door het woord "wordt".
Art. 4.In artikel 91octies van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, 1°, l), ingevoegd bij decreet van 27 juni 2011, wordt de punt op het einde van de zin door een puntkomma vervangen;2° er wordt een bepaling onder m) ingevoegd, luidende : « m) voltijdse loopbaanonderbreking.» 3° paragraaf 2 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « In afwijking van § 1, eerste lid, 1°, mag een vastbenoemd departementshoofd verlof voor de uitoefening van hetzelfde ambt of van een ander ambt nemen voor de duur van in totaal hoogstens vijf jaar.»
Art. 5.In hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt een hoofdstuk VIIquinquies ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk VIIquinquies. - Bijzondere bepalingen voor de adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school »
Art. 6.In hoofdstuk VIIquinquies van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 91viciester ingevoegd, luidende : « Art. 91viciester - Beginsel In afwijking van hoofdstuk VII wordt het ambt van adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school, hierna "adviseur", uitsluitend toegewezen in de vorm van een aanstelling of een vaste benoeming overeenkomstig de onderstaande bepalingen.
Artikel 91quater, artikel 91septies § 1 en § 2, eerste lid en derde tot vijfde lid, en artikel 91octies § 1, eerste lid, zijn van toepassing op de adviseur. »
Art. 7.In hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 91viciesquater ingevoegd, luidende : « Art. 91viciesquater - Oproep tot de kandidaten en kandidatuur voor de aanstelling De inrichtende macht maakt de oproep tot de kandidaten voor een aanstelling bekend in de pers, door aanplakking in de scholen en in elke andere passende vorm.
De oproep bevat het profiel dat van de adviseur vereist wordt, de doelstellingen die tijdens de aanstelling moeten worden bereikt en de omvang van de opdracht.
De kandidatuur wordt ingediend per aangetekende brief. De kandidaat voegt bij zijn kandidatuur onder meer een motiveringsbrief waarin hij ingaat op de doeleinden die in het voorgaande lid worden vermeld. »
Art. 8.In hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 91viciesquinquies ingevoegd, luidende : « Art. 91viciesquinquies - Aanstelling De inrichtende macht beslist welke kandidaat het ambt mag uitoefenen.
De inrichtende macht rangschikt de kandidaten die geschikt zijn voor het ambt en baseert zich daarbij onder andere op de motiveringsbrief van de kandidaat, op één of meer sollicitatiegesprekken, evenals op de beroepservaring, de pedagogische kwalificatie en het geschiktheidsprofiel.
De rangschikking blijft twee jaar geldig met ingang van 1 september na de rangschikking en tussen de rangschikking en die eerste september. »
Art. 9.In hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 91viciessexies ingevoegd, luidende : « Art. 91viciessexies - Voorwaarden voor een benoeming De inrichtende macht kan een adviseur in vast verband benoemen als : 1° hij voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 91quater;2° hij minstens vijf jaar dienstanciënniteit heeft, berekend overeenkomstig artikel 40;3° hij in zijn laatste evaluatieverslag ten minste de vermelding "voldoende" heeft gekregen;bij gebrek aan een evaluatieverslag wordt die voorwaarde geacht vervuld te zijn. »
Art. 10.In hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 91viciessepties ingevoegd, luidende : « Art. 91viciessepties - Oproep tot de kandidaten en kandidatuur voor de benoeming De inrichtende macht bepaalt welke definitief vacante betrekkingen voor benoeming vrijgegeven worden.
Elk jaar in de tweede helft van de maand april doet de inrichtende macht een oproep tot de kandidaten voor een vaste benoeming. Deze oproep wordt in de scholen bekendgemaakt, door aanplakking en in elke andere vorm die de inrichtende macht gepast acht.
De oproep bevat een lijst met de betrekkingen die op 1 oktober heel waarschijnlijk vacant zullen zijn en voor benoeming vrijgemaakt worden. De oproep omvat gegevens over de aard en de omvang van de te begeven betrekkingen, alsmede de voorwaarden waaraan de kandidaten moeten voldoen en vermeldt in welke vorm en binnen welke termijn de kandidaturen moeten worden ingediend. »
Art. 11.In hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 91duodetricies ingevoegd, luidende : « Art. 91duodetricies - Benoeming De vaste benoemingen geschieden op 1 oktober in de betrekkingen vermeld in artikel 91viciessepties, derde lid, die op dit ogenblik nog vacant zijn.
Het minimale aantal uren bij een eerste benoeming in een ambt beloopt één vierde van het aantal uren vereist voor een voltijdse betrekking.
Een vaste benoeming geschiedt voor volledige uren.
Voor de benoeming van een kandidaat baseert de inrichtende macht zijn keuze onder andere op één of meer sollicitatiegesprekken, de beroepservaring, de pedagogische kwalificatie, het geschiktheidsprofiel en de beoordelingsstaat. »
Art. 12.In hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 91undetricies ingevoegd, luidende : « Art. 91undetricies - Tijdelijke vervanging Indien de aanstelling van de adviseur beëindigd wordt of indien de adviseur zijn ambt neerlegt of wegens verlof of terbeschikkingstelling tijdelijk afwezig is, kan de inrichtende macht hem tot het einde van het schooljaar vervangen door een persoon die voldoet aan de in artikel 91quater, eerste lid, vermelde voorwaarden, met uitzondering van die vermeld in 3°.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid doet de inrichtende macht een beroep op de personen die overeenkomstig artikel 91viciesquinquies gerangschikt werden, zolang die rangschikking geldig is. »
Art. 13.In hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 91tricies ingevoegd, luidende : « Art. 91tricies - Wekelijkse arbeidsduur De adviseur presteert gemiddeld 38 uren van 60 minuten per week. Het gemiddelde wordt op basis van een referentieperiode van vier maanden berekend. »
Art. 14.In hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 91triciessemel ingevoegd, luidende : « Art. 91triciessemel - Evaluatieverslag en beroepsmogelijkheid § 1. Voor een adviseur stelt het inrichtingshoofd om de vijf jaar ten minste één evaluatieverslag op. Daartoe voert het inrichtingshoofd een evaluatiegesprek.
Voor de evaluatie van een personeelslid kan het inrichtingshoofd zich baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt - met uitzondering van het ambt van adviseur - en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen. § 2. De procedure vermeld in artikel 91undecies, § 1, tweede lid, § 1.1, § 2, tweede lid, § 3 en § 4 is van toepassing. »
Art. 15.In hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt een hoofdstuk VIIsexies ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk VIIsexies. - Bijzondere bepalingen voor onderdirecteurs en provisors »
Art. 16.In hoofdstuk VIIsexies van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 91triciesbis ingevoegd, luidende : « Art. 91triciesbis - Beginsel In afwijking van hoofdstuk VII zijn de artikelen 91quater tot 91nonies en 91undecies tot 91terdecies van toepassing op het ambt van onderdirecteur of provisor. »
Art. 17.In hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt een hoofdstuk VIIsepties ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk VIIsepties. - Bijzondere bepalingen voor werkmeesters in het lager en hoger secundair onderwijs »
Art. 18.In hoofdstuk VIIsepties van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 91triciester ingevoegd, luidende : « Art. 91triciester - Beginsel In afwijking van hoofdstuk VII wordt het ambt van "werkmeester in het lager of hoger secundair onderwijs, hierna "werkmeester", uitsluitend toegewezen in de vorm van een aanstelling of een vaste benoeming overeenkomstig de onderstaande bepalingen.
De artikelen 91septies tot 91nonies en 91undecies tot 91terdecies zijn van toepassing op het ambt van werkmeester. »
Art. 19.In hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 91triciesquater ingevoegd, luidende : « Art. 91triciesquater - Toelatingsvoorwaarden Het ambt van werkmeester wordt bekleed door een persoon die : 1° voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 91quater, met uitzondering van het eerste lid, 2°;2° als tijdelijk aangewezen of definitief benoemd of aangesteld personeelslid in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs één van de volgende wervingsambten in het lager of hoger secundair onderwijs bekleedt : a) leraar technische vakken;b) leraar beroepspraktijk;c) leraar technische vakken en beroepspraktijk;3° voldoet aan de in artikel 17, eerste lid, 1° en 3° tot 5°, vermelde voorwaarden voor het ambt vermeld in 2° van dit artikel.»
Art. 20.In hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 91triciesquinquies ingevoegd, luidende : « Art. 91triciesquinquies - Oproep en kandidatuur De inrichtende macht maakt de oproep tot de kandidaten bekend in de pers, door aanplakking in de scholen alsmede in elke andere passende vorm.
De oproep bevat het profiel dat van de werkmeester vereist wordt en de doelstellingen die tijdens de aanstelling moeten worden bereikt.
De kandidatuur wordt ingediend per aangetekende brief. De kandidaat voegt bij zijn kandidatuur onder meer een motiveringsbrief waarin hij uitlegt hoe hij de in het voorafgaande lid vermelde doeleinden denkt te verwezenlijken. »
Art. 21.In hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 91triciessexies ingevoegd, luidende : « Art. 91triciessexies - Aanstelling De inrichtende macht beslist welke kandidaat het ambt mag uitoefenen.
Hij baseert zich onder andere op de motiveringsbrief van de kandidaat, op één of meer sollicitatiegesprekken, evenals op de beroepservaring, de pedagogische kwalificatie en de vakcompetentie voor de te begeleiden afdelingen. »
Art. 22.In artikel 121ter, eerste lid, 2.a) van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2007 en vervangen bij het decreet van 11 mei 2009, worden de woorden "van de tweede graad bezitten; bij gebrek aan een kandidaat met dit diploma is een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad voldoende" vervangen door de woorden "van de eerste graad bezitten";
Art. 23.In artikel 121septies van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, 1°, l), ingevoegd bij decreet van 27 juni 2011, wordt de punt op het einde van de zin door een puntkomma vervangen;2° er wordt een bepaling onder m) ingevoegd, luidende : « m) voltijdse loopbaanonderbreking.» 3° paragraaf 2 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « In afwijking van § 1, eerste lid, 1°, mag een vastbenoemd inrichtingshoofd verlof voor de uitoefening van hetzelfde ambt of van een ander ambt nemen voor de duur van in totaal hoogstens vijf jaar.»
Art. 24.In artikel 169quater van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 16 juli 2012 en gewijzigd bij de decreten van 24 juni 2013 en 29 juni 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017" en wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016";2° in het tweede lid worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017" en wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016";3° in het derde lid worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017" en wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016";4° in het vierde lid worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017" en wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016".
Art. 25.In hoofdstuk XIbis van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 25 mei 2009 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt een artikel 169octies ingevoegd, luidende : «
Art. 169octies.Voor personeelsleden die uiterlijk op 1 september 2009 met toepassing van de geldige afwijkingsbepalingen bij de inrichtende macht van het gemeenschapsonderwijs voor het toe te wijzen ambt beschouwd werden als houders van een vereist bekwaamheidsbewijs, geldt de voorwaarde vermeld in artikel 16, eerste lid, 5°, en de voorwaarde vermeld in artikel 39, eerste lid, 5°, als vervuld.
Voor personeelsleden die uiterlijk op 1 september 2010 met toepassing van de geldige afwijkingsbepalingen bij een inrichtende macht van het gesubsidieerd officieel onderwijs of van het gesubsidieerd vrij onderwijs voor het toe te wijzen ambt beschouwd werden als houders van een vereist bekwaamheidsbewijs, geldt de voorwaarde vermeld in artikel 16, eerste lid, 5°, en de voorwaarde vermeld in artikel 39, eerste lid, 5°, als vervuld. »
Art. 26.In hetzelfde hoofdstuk XIbis van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 169novies ingevoegd, luidende : «
Art. 169novies.In afwijking van artikel 91quater, 91viciesquater en 91viciesquinquies wijst de inrichtende macht de personeelsleden die reeds in de schooljaren 2014-2015 en 2015-2016 voor telkens 15 weken in het centrum voor bevorderingspedagogiek één van de opdrachten hebben uitgeoefend die vermeld worden in artikel 98, vierde lid, van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen per 1 september 2016 als adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school aan.
Een door het inrichtingshoofd opgesteld attest waarin gepreciseerd wordt welke taken het personeelslid heeft uitgeoefend en hoeveel uren zijn opdracht omvatte, geldt als bewijs voor de inrichtende macht.
In afwijking van de artikelen 91viciessexies, 91viciessepties en 91duodetricies wordt het personeelslid dat op 31 augustus 2016 vast benoemd is in het ambt van coördinator voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- of secundaire school, op 1 september 2016 door de Regering vast benoemd in het ambt van adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school. »
Art. 27.In hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 169decies ingevoegd, luidende : «
Art. 169decies.Voor de berekening van de dienstanciënniteit vermeld in artikel 91viciessexies, 2°, worden - tot een maximum van drie jaar - ook de diensten in aanmerking genomen die tijdens de schooljaren 2010-2011 tot en met 2015-2016 gepresteerd werden en opgesomd werden in het attest vermeld in artikel 169novies, tweede lid. » HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen
Art. 28.Artikel 7, 8°, van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psycho-sociaal personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, ingevoegd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « Als vereist bekwaamheidsbewijs geldt eveneens elk diploma dat werd uitgereikt ter afsluiting van een opleiding van het hoger onderwijs van de tweede graad werd uitgereikt en waarvan de hoofdvakken verband houden met het ambt van pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs. In dat geval beslist de Regering, op basis van een advies van de onderwijsinspectie, of het diploma de houder ervan in staat stelt om het ambt uit te oefenen. »
Art. 29.In artikel 12 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 31 augustus 2000, worden het derde en het vierde lid vervangen als volgt : « De nuttige beroepservaring bedoeld in artikel 10, 1° tot 11°, 15° en 16°, moet worden opgedaan als leerkracht of docent in een onderwijsinstelling die door een territoriale entiteit van een lidstaat van de Europese Unie georganiseerd, gesubsidieerd of erkend is.
De nuttige beroepservaring bedoeld in artikel 10, 12° tot 14° en 17° bestaat uit : 1° twee jaar nuttige beroepservaring als leerkracht of docent in een onderwijsinstelling die door een territoriale entiteit van een lidstaat van de Europese Unie georganiseerd, gesubsidieerd of erkend is;2° de overige jaren vereiste nuttige beroepservaring moeten worden opgedaan in het kader van een beroepsactiviteit die verband houdt met het ambt dat aan de hogeschool wordt uitgeoefend.»
Art. 30.Artikel 13sexies, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij het decreet van 23 maart 2009, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « De onderwijsbevoegdheid kan ook worden aangetoond met een diploma van pedagogische bekwaamheid dat door een instelling voor deeltijds kunstonderwijs voor het uitgeoefende ambt uitgereikt werd, zelfs als dat diploma zijn geldigheid heeft verloren. » HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de wervingsambten waarvan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het paramedisch personeel van de rijksonderwijsinrichtingen titularis moeten zijn om in een selectieambt te kunnen worden benoemd
Art. 31.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de wervingsambten waarvan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het paramedisch personeel van de rijksonderwijsinrichtingen titularis moeten zijn om in een selectieambt te kunnen worden benoemd, wordt de regel over de coördinator voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school, ingevoegd bij het decreet van 16 januari 2012, opgeheven. HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het koninklijk besluit van 16 januari 1970 houdende toekenning van een bijwedde aan sommige leden van het onderwijzend personeel die houder zijn van bijzondere diploma's
Art. 32.In artikel 1, eerste lid, d), van het koninklijk besluit van 16 januari 1970 houdende toekenning van een bijwedde aan sommige leden van het onderwijzend personeel die houder zijn van bijzondere diploma's, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 16 juli 2012, wordt het getal "2018" vervangen door het getal "2017". HOOFDSTUK 6. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra
Art. 33.In artikel 8, § 1, van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt tussen het eerste lid en het tweede lid dat het derde lid wordt, een tweede lid ingevoegd, luidende : « In afwijking van het eerste lid komen personeelsleden die wegens ontstentenis van betrekking voltijds ter beschikking werden gesteld en die de totale duur waarvoor ze een wachtwedde of een wachtweddetoelage ontvangen opgebruikt hebben, niet in aanmerking voor een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die aan de pensionering voorafgaat. » HOOFDSTUK 7. - Wijziging van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel voor gespecialiseerd onderwijs worden bepaald
Art. 34.Artikel 5quinquies van het decreet van 27 juni 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het personeel in het gespecialiseerd onderwijs worden bepaald, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2013, wordt vervangen als volgt : «
Art. 5quinquies.11,5 betrekkingen van adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school worden ter beschikking gesteld van het centrum voor bevorderingspedagogiek om de taken te vervullen die vermeld worden in artikel 6, eerste lid, 3°, 5°, 6° en 9° tot 12° van het decreet van 11 mei 2009 over het Centrum voor bevorderingspedagogiek, ter verbetering van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone en gespecialiseerde scholen, evenals ter aanmoediging van de ondersteuning van leerlingen met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden in de gewone en gespecialiseerde scholen. »
Art. 35.In artikel 24, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 11 mei 2009, wordt het woord "drie" vervangen door het woord "vier".
Art. 36.Artikel 34.2 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 januari 2012, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 8. - Wijziging van het decreet van 18 april 1994 betreffende de inrichting van een examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap voor het secundair onderwijs en de organisatie van de examens afgelegd voor deze examencommissie
Art. 37.Artikel 1, tweede lid, van het decreet van 18 april 1994 betreffende de inrichting van een examencommissie van de Duitstalige Gemeenschap voor het secundair onderwijs en de organisatie van de examens afgelegd voor deze examencommissie, gewijzigd bij het decreet van 29 juni 1998, wordt vervangen als volgt : « De examencommissie reikt de volgende getuigschriften uit : 1° het getuigschrift van lager secundair onderwijs (algemeen onderwijs);2° het getuigschrift van lager secundair onderwijs (technisch onderwijs);3° het getuigschrift van lager secundair onderwijs (beroepsonderwijs);4° het getuigschrift van hoger secundair onderwijs (algemeen onderwijs);5° het getuigschrift van hoger secundair onderwijs (technisch onderwijs);6° het getuigschrift van hoger secundair onderwijs (beroepsonderwijs);7° het bekwaamheidsdiploma dat toegang verleent tot het hoger onderwijs.»
Art. 38.In artikel 2 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "en plaatsvervangende examinators" opgeheven;2° in het tweede lid worden de woorden "of plaatsvervangende examinators" opgeheven.
Art. 39.In artikel 5 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, vervangen bij het decreet van 27 juni 2011, wordt vervangen als volgt : « De voorzitter kiest de examinator vakgebonden uit onder de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs, van het hoger onderwijs en van de voortgezette schoolopleiding en onder de personen met een overeenkomstig bewijs van pedagogische bekwaamheid.Ook de gepensioneerde leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden hier als leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel beschouwd. » 2° In het tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 27 juni 2011, worden de woorden "en plaatsvervangende examinators" opgeheven.3° Het vierde lid wordt opgeheven.
Art. 40.Artikel 6 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art. 41.Artikel 13 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « De examinandi kunnen zich slechts voor één studierichting per examenzittijd laten inschrijven. »
Art. 42.In artikel 14 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 29 juni 1998, worden de woorden "technisch, beroeps- en kunstonderwijs" vervangen door de woorden "technisch en beroepsonderwijs".2° het artikel wordt aangevuld met een derde lid, luidende : « In afwijking van het eerste lid worden alleen de volgende examinandi toegelaten tot de examens van de studierichting van het hoger secundair beroepsonderwijs 'specialisatiejaar algemene vakken' : 1° de leerlingen die het zesde studiejaar van het secundair beroepsonderwijs met vrucht beëindigd hebben;2° de leerlingen die in het bezit zijn van het getuigschrift van lager secundair onderwijs of van een daarmee gelijkgesteld studiegetuigschrift, die de middenstandsleertijd met vrucht volbracht hebben en houder zijn van het eindeleertijdsgetuigschrift, uitgereikt overeenkomstig artikel 7, § 6, tweede lid, van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's, respectievelijk van een buiten België behaalde en door de Regering als met het eindeleertijdsgetuigschrift gelijkwaardig verklaarde titel van een middenstandsopleiding.»
Art. 43.Artikel 17 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « De studieprogramma's zijn gerelateerd aan de in de Duitstalige Gemeenschap geldende referentiekaders. »
Art. 44.In artikel 19, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "secundair technisch of kunstonderwijs" vervangen door de woorden "secundair technisch onderwijs".
Art. 45.In artikel 21, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "secundair technisch of kunstonderwijs" vervangen door de woorden "secundair technisch onderwijs".
Art. 46.In artikel 25, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt het woord "bovendien" vervangen door de woorden "aanvullend of uitsluitend".
Art. 47.Artikel 30 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een derde lid, luidende : « Bij ernstige storing van de examenprocedure of bij bedrog tijdens het verloop van de examens kan de examencommissie de examinandus onmiddellijk van de examenzittijden van het volgende jaar uitsluiten.
De uitsluiting wordt de examinandus schriftelijk meegedeeld. »
Art. 48.In hoofdstuk V van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 17 juli 1995, wordt een artikel 36.1 ingevoegd, luidende : « Art. 36.1 - De examinandus kan de "redelijke aanpassingen" en de "bescherming van de schoolcijfers" aanvragen, vermeld in de artikelen 93.33 en 93.38 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen.
Bij de aanmelding voor een zittijd dient de examinandus een aanvraag voor redelijke aanpassingen of bescherming van de schoolcijfers in bij de voorzitter van de examencommissie. Daarvoor gebruikt hij een door de Regering vastgelegd aanvraagformulier. Indien de aanvraag voor redelijke aanpassingen of bescherming van de schoolcijfers wordt ingediend nadat de termijn voor de inschrijving voor een zittijd verstreken is, wordt ze van ambtswege afgewezen.
Bij de aanvraag voor redelijke aanpassingen gaat een deskundigenadvies dat overeenstemt met het advies vermeld in artikel 93.34, § 1, tweede en derde lid, van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998. Bij de aanvraag voor bescherming van de schoolcijfers gaat een deskundigenadvies dat overeenstemt met het advies vermeld in artikel 93.39, § 1, tweede en derde lid, van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998.
Het indienen van een aanvraag opent geen recht op de in het advies aanbevolen compenserende maatregelen of de in het advies aanbevolen deelgebieden van de bescherming van de schoolcijfers.
De artikelen 93.35 en 93.40 van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998 zijn van toepassing op de examencommissie, waarbij onder "inrichtingshoofd" en "onderwijsinspectie" de voorzitter van de examencommissie wordt verstaan en onder "leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel" de leden van de examencommissie wordt verstaan."
Art. 49.Artikel 37 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « Tegen de niet-uitreiking van een getuigschrift kan beroep worden ingesteld bij de raad van beroep vermeld in artikel 38 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen, volgens de procedure vermeld in artikel 39 van hetzelfde decreet.
Tegen de beoordeling van examengedeelten kan geen beroep worden ingesteld. »
Art. 50.Artikel 38 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede en een derde lid, luidende : « De inzage in de examendocumenten vindt plaats in het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, onder toezicht van de secretaris of plaatsvervangende secretaris.
De examinandus mag alleen de examendocumenten inzien die hem betreffen. » HOOFDSTUK 9. - Wijziging van het besluit van de Regering van 9 november 1994 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra
Art. 51.In artikel 3bis, § 2, tweede lid, van het besluit van de Regering van 9 november 1994 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 30 augustus 2001 en gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2013, worden de woorden "het ambt van directiesecretaris" vervangen door de woorden "het ambt van adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school".
Art. 52.Artikel 4ter van hetzelfde besluit van de Regering, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 30 augustus 2001 en vervangen bij het decreet van 11 december 2012, wordt aangevuld met de paragrafen 4 tot 6, luidende : « § 4. Met behoud van de toepassing van § 3 heeft het personeelslid het recht na afloop van het ouderschapsverlof terug te keren in zijn vroegere functie of, indien dat niet mogelijk is, gelijkwaardig of vergelijkbaar werk te krijgen. § 5. Het personeelslid kan een aanpassing van zijn werktijden aanvragen voor een duur van zes maanden na afloop van het ouderschapsverlof. Bij de aanpassing van de werktijd wordt rekening gehouden met het belang van de dienst en met het belang van het betrokken personeelslid om de verenigbaarheid van het beroepsleven en het gezinsleven te verbeteren.
De aanvraag om de werktijd aan te passen, moet minstens drie weken vóór afloop van het ouderschapsverlof, via het inrichtingshoofd, schriftelijk ingediend worden bij de inrichtende macht die de beslissing neemt in overleg met het inrichtingshoofd.
Als de aanvraag afgewezen wordt, wordt de reden minstens één week voor afloop van het ouderschapsverlof schriftelijk meegedeeld aan het betrokken personeelslid. § 6. De bepalingen van de §§ 4 en 5 voorzien in de omzetting van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad van 8 maart 2010 tot uitvoering van de door BUSINESSEUROPE, UEAPME, het CEEP en het EVV gesloten herziene raamovereenkomst en tot intrekking van Richtlijn 96/34/EG. »
Art. 53.Artikel 12, tweede lid, van hetzelfde besluit van de Regering, vervangen bij het decreet van 29 juni 2015, wordt vervangen als volgt : « Vanaf het tijdstip waarop de uitkering voor de loopbaanonderbreking geweigerd wordt tot het vastgelegd einde van die loopbaanonderbreking, wordt de voltijdse loopbaanonderbreking van rechtswege omgezet in een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden en wordt de deeltijdse loopbaanonderbreking van rechtswege omgezet in een verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden. » HOOFDSTUK 1 0. - Wijziging van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen
Art. 54.Artikel 4 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 25 oktober 2010, wordt aangevuld met een bepaling onder 36°, luidende : « 36° werkdag : de weekdagen van maandag tot vrijdag, met uitzondering van de wettelijke feestdagen. »
Art. 55.In artikel 38, § 1, van hetzelfde decreet worden de bepalingen onder 2° en 3° vervangen als volgt : « 2° ingeperkte overgang of niet-overgang in het secundair onderwijs; 3° niet-uitreiking van een studiegetuigschrift door a) de klassenraad;b) de examencommissie voor de uitreiking van het bekwaamheidsbewijs;c) de examencommissie voor het secundair onderwijs;d) de examencommissie voor de uitreiking van het bewijs van basisonderwijs buiten schoolverband.»
Art. 56.In artikel 39 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, vervangen bij het decreet van 6 juni 2005 en gewijzigd bij het decreet van 25 mei 2009, wordt vervangen als volgt : « De persoon belast met de opvoeding of, naargelang van het geval, de examinandus die een beslissing vermeld in artikel 38, § 1, 2° en 3°, wil betwisten, richt zich uiterlijk op de tweede werkdag na de kennisgeving van de beslissing tot het schoolhoofd of, naargelang van het geval, tot de voorzitter van de examencommissie.Het schoolhoofd of, naargelang van het geval, de voorzitter van de examencommissie bekrachtigt de beslissing van de klassenraad op dezelfde dag of legt de zaak om formele of inhoudelijke redenen onmiddellijk opnieuw voor aan de klassenraad of, naargelang van het geval, aan de examencommissie met het oog op een nieuwe beslissing. Zo mogelijk neemt de klassenraad nog op dezelfde dag een beslissing; zo niet neemt ze uiterlijk op de daaropvolgende werkdag een beslissing. De examencommissie beslist binnen een termijn van tien werkdagen. » 2° paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « Indien de persoon belast met de opvoeding of, naargelang van het geval, de examinandus het niet eens is met de bekrachtiging door het schoolhoofd of, naargelang van het geval, door de voorzitter van de examencommissie, of met de nieuwe beslissing van de klassenraad of, naargelang van het geval, van de examencommissie, heeft hij het recht deze zaak bij de raad van beroep aanhangig te maken.» 3° in paragraaf 2, gewijzigd bij het decreet van 16 januari 2012, wordt het woord "leerlingen" vervangen door de woorden "leerlingen of, naargelang van het geval, examinandi";4° in paragraaf 3, tweede lid, wordt het woord "school" vervangen door de woorden "school of, naargelang van het geval, examencommissie" en wordt het woord "klasseraad" vervangen door de woorden "klassenraad of, naargelang van het geval, examencommissie";5° in paragraaf 4, eerste lid, wordt het woord "klasseraad" vervangen door de woorden "klassenraad of, naargelang van het geval, examencommissie";6° in paragraaf 4, tweede lid, wordt het woord "klasseraad" vervangen door de woorden "klassenraad of, naargelang van het geval, examencommissie".
Art. 57.In de Duitse tekst van artikel 93.6, § 4, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt het woord "Arbeitstagen" vervangen door het woord "Werktagen".
Art. 58.Artikel 93.11 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « De leden van de ondersteuningsvergadering vermeld in artikel 93.12, § 1, eerste lid, worden minstens tien werkdagen voordat de ondersteuningsvergadering bijeenkomt, schriftelijk uitgenodigd door de voorzitter van die vergadering. »
Art. 59.Artikel 93.13, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009 en gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2013, wordt aangevuld met een derde lid, luidende : « Het feit dat een lid van de ondersteuningsvergadering of, naargelang van het geval, zijn plaatsvervanger niet op de bijeenkomst van de ondersteuningsvergadering verschijnt, belet de ondersteuningsvergadering niet om over de zaak te beslissen. »
Art. 60.In artikel 93.14, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt het woord "dagen" vervangen door het woord "werkdagen".
Art. 61.In artikel 93.15, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 2° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt; 2° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 3°, luidende : « 3° indien voorhanden, de compenserende maatregelen voor redelijke aanpassingen vermeld in artikel 93.33 ».
Art. 62.In artikel 93.21 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "acht kalenderdagen" vervangen door de woorden "tien kalenderdagen";2° in de Duitse tekst van het tweede lid wordt het woord "Arbeitstagen" vervangen door het woord "Werktagen".
Art. 63.In de Duitse tekst van artikel 93.22, § 3, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt het woord "Arbeitstagen" vervangen door het woord "Werktagen".
Art. 64.In de Duitse tekst van artikel 93.23, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt het woord "Arbeitstagen" vervangen door het woord "Werktagen".
Art. 65.In artikel 93.24, § 1, eerste lid, 6°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 24 juni 2013, worden de woorden "van de onderwijsinspectie en het adviespunt voor schoolontwikkeling" vervangen door de woorden "van het departement van het Ministerie dat bevoegd is voor pedagogie".
Art. 66.In artikel 93.28, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, worden de woorden "tien werkdagen" vervangen door de woorden "15 werkdagen"; in de Duitse tekst van artikel 93.28, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt het woord "Arbeitstage" vervangen door het woord "Werktage".
Art. 67.In artikel 93.29, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, worden de woorden "tien werkdagen" vervangen door de woorden "15 werkdagen"; in de Duitse tekst van artikel 93.28, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt het woord "Arbeitstage" vervangen door het woord "Werktage".
Art. 68.In de Duitse tekst van artikel 93.30, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt het woord "Arbeitstagen" vervangen door het woord "Werktagen".
Art. 69.In de Duitse tekst van artikel 93.31 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, wordt het woord "Arbeitstagen" vervangen door het woord "Werktagen".
Art. 70.In hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt een hoofdstuk VIIIter ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk VIIIter. - Redelijke aanpassingen en bescherming van de schoolcijfers" »
Art. 71.In hoofdstuk VIIIter van hetzelfde decreet wordt een afdeling 1 ingevoegd, luidende : « Afdeling 1 - Redelijke aanpassingen »
Art. 72.In hoofdstuk VIIIter, afdeling 1, van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.33 ingevoegd, luidende : « Art. 93.33 - Definitie De redelijke aanpassingen hebben tot doel een onevenwichtige situatie in het lager en secundair onderwijs recht te zetten om discriminatie van de leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften te voorkomen.
De redelijke aanpassingen worden gekenmerkt door passende pedagogische maatregelen die bedoeld zijn om een specifiek individueel tekort te compenseren en de leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zo in staat te stellen de verworven kennis, bekwaamheden en vaardigheden tot uiting te kunnen brengen.
De competenties die in de betrokken referentiekaders en leerplannen worden vereist, moeten worden bereikt. Het toekennen van redelijke aanpassingen betekent niet dat met hetzelfde doel gegeven ondersteuning overbodig wordt. Redelijke aanpassingen worden niet in het schoolrapport vermeld.
Onder "leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften" wordt verstaan : 1° leerlingen met een zintuiglijke beperking of een waarnemingsstoornis;2° leerlingen met vastgestelde bijzondere leerbehoeften of leerstoornissen;3° leerlingen met een lichamelijke beperking of een tijdelijke functionele beperking.»
Art. 73.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.34 ingevoegd, luidende : « Art. 93.34 - Indiening van de aanvraag § 1. De personen belast met de opvoeding dienen een aanvraag voor redelijke aanpassingen in bij het hoofd van de school waar het kind of de jongere ingeschreven is of ingeschreven zal worden. Daarvoor gebruiken ze een door de Regering vastgelegd aanvraagformulier.
Bij de aanvraag gaat een deskundigenadvies dat niet ouder is dan zes maanden waarin de noodzaak van de redelijke aanpassingen wordt gemotiveerd. Het advies wordt ingewonnen door de personen belast met de opvoeding.
Het advies vermeld in het tweede lid bevat de volgende gegevens : 1° naam van de instelling;2° titel en beroepsreferenties van de deskundige(n) die de evaluatie en het advies over de leerling opgemaakt heeft/hebben;3° de aard van de medische, psychologische en algemene problemen van de leerling;4° de tests en technieken waarmee de problemen werden vastgesteld;5° relevante sterkten en zwakten van de leerling en de uitwerkingen ervan op het leerproces;6° aanbevolen compenserende maatregelen. Het indienen van een aanvraag opent geen recht op de compenserende maatregelen die worden aanbevolen. § 2. In afwijking van § 1 hoeft geen aanvraag voor redelijke aanpassingen te worden ingediend wanneer de leerling reeds ondersteund wordt door een pedagoog voor specifieke onderwijsbehoeften in het kader van de laagdrempelige onderwijsondersteuning.
In afwijking van § 1 hoeft geen aanvraag voor redelijke aanpassingen te worden ingediend wanneer de leerling met specifieke onderwijsbehoeften reeds ondersteund wordt in het kader van de hoogdrempelige onderwijsondersteuning. Redelijke aanpassingen worden genoteerd in het individueel ondersteuningsplan van de leerling vermeld in artikel 93.15. § 3. In afwijking van § 1 kan het schoolhoofd, na overleg met de personen belast met de opvoeding, redelijke aanpassingen voor een leerling vastleggen. »
Art. 74.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.35 ingevoegd, luidende : « Art. 93.35 - Beslissing over de redelijke aanpassingen § 1. Indien het schoolhoofd de aanvraag vermeld in artikel 93.34, § 1, aanvaardt, legt hij de passende redelijke aanpassingen binnen 15 werkdagen na de aanvraag schriftelijk vast op een door de Regering vastgelegd aanvraagformulier, met inachtneming van de aanbevelingen vermeld in artikel 93.34, § 1, derde lid, 6°, en met medewerking van de met de uitvoering van de redelijke aanpassingen belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel en het personeel van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren.
Schoolvakantiedagen worden niet als werkdagen beschouwd.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid houden het schoolhoofd en de met de uitvoering van de maatregelen belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel, alsook de verantwoordelijken voor het technisch en beroepsonderwijs en de bedrijfsverantwoordelijken rekening met de veiligheids- en gezondheidsvereisten en, naargelang van het geval, de bedrijfsvereisten bij het vastleggen van redelijke aanpassingen, indien de aanvraag betrekking heeft op een leerling van de doorstromingsafdeling en de kwalificatieafdeling van het technisch onderwijs, van de kwalificatieafdeling van het beroepsonderwijs of van het onderwijs met beperkt leerplan. Dat kan ertoe leiden dat op grond van die vereisten op deelgebieden geen redelijke aanpassingen kunnen worden toegekend.
De redelijke aanpassingen kunnen van technische, persoonlijke, organisatorische of infrastructurele aard zijn.
Bij het vastleggen van de redelijke aanpassingen kan het schoolhoofd zich laten adviseren door externe deskundigen. § 2. Onder passende redelijke aanpassingen worden de volgende maatregelen verstaan : 1° ze zijn doelgericht aan de individuele behoeften van de leerling aangepast;2° ze zorgen ervoor dat de leerling, afhankelijk van zijn mogelijkheden, aan alle schoolse activiteiten kan deelnemen;3° ze zorgen ervoor dat de autonomie van de leerling gewaarborgd blijft wanneer hij voldoet aan de eisen die aan hem worden gesteld;4° ze waarborgen de veiligheid en de waardigheid van de persoon met specifieke onderwijsbehoeften. Een aanpassing die financieel en/of organisatorisch niet in verhouding staat tot het nut van de aanpassing, moet als niet-passend worden beschouwd. § 3. Het schoolhoofd deelt de beslissing over de redelijke aanpassingen binnen vijf werkdagen na de dag waarop de beslissing genomen is per aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs mee aan de personen belast met de opvoeding. De datum van de poststempel of van het ontvangstbewijs geldt als indieningsdatum.
Tegelijkertijd deelt het schoolhoofd de beslissing over de redelijke aanpassingen schriftelijk mee aan de met de uitvoering van de redelijke aanpassingen belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel en aan het met de uitvoering van de redelijke aanpassingen belaste leden van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren. »
Art. 75.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.36 ingevoegd, luidende : « Art. 93.36 - Geldigheidsduur van de redelijke aanpassingen De redelijke aanpassingen zijn vanaf de dag van de beslissing vermeld in artikel 93.35 hoogstens geldig voor het lopende schooljaar en het daaropvolgende schooljaar en kunnen met toestemming van de personen belast met de opvoeding op de aanvraag vermeld in artikel 93.34, § 1 aangepast worden of voor hoogstens twee schooljaren verlengd worden.
De geldigheidsduur van de redelijke aanpassingen wordt opgenomen in de beslissing vermeld in artikel 93.35 en 93.37, derde lid.
Wanneer de leerling van school verandert, zijn de redelijke aanpassingen bindend voor de school waar hij zich laat inschrijven. De personen belast met de opvoeding hebben de plicht de school waar ze de leerling laten inschrijven, in te lichten over de toegekende redelijke aanpassingen en haar alle relevant geachte documenten te bezorgen. »
Art. 76.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.37 ingevoegd, luidende : « Art. 93.37 - Opnieuw overdenken van de redelijke aanpassingen Het schoolhoofd is verantwoordelijk voor de uitvoering van de beslissing vermeld in artikel 93.35.
Indien redelijke aanpassingen voor afloop van de geldigheidsduur niet meer noodzakelijk zijn, kan het schoolhoofd die aanpassingen met schriftelijke toestemming of op verzoek van de personen belast met de opvoeding opheffen.
Indien de personen belast met de opvoeding voor afloop van de geldigheidsduur een aanvraag om verlenging van de redelijke aanpassingen indienen, worden de vastgelegde redelijke aanpassingen door het schoolhoofd, met medewerking van de met de uitvoering van de redelijke aanpassingen belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel en het personeel van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren opnieuw overdacht, aangepast, verlengd of opgeheven. De beslissing over de redelijke aanpassingen en de geldigheidsduur van de redelijke aanpassingen zijn in overeenstemming met de artikelen 93.35 en 93.36.
Het geven van een nieuw advies is niet dwingend noodzakelijk, maar moet worden ingeschat door de met de uitvoering van de redelijke aanpassingen belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel en het personeel van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren. Een advies kan echter slechts maximaal zes jaar geldig zijn. »
Art. 77.In hoofdstuk VIIIter van hetzelfde decreet wordt een afdeling 2 ingevoegd, luidende : « Afdeling 2. - Bescherming van de schoolcijfers »
Art. 78.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.38 ingevoegd, luidende : « Art. 93.38 - Definitie Bescherming van de schoolcijfers is het niet-beoordelen van de leerling in één of meer deelgebieden van de competenties die in het referentiekader of in het leerplan worden vereist en beschreven en kan alleen aangevraagd worden voor het lager en het secundair onderwijs.
Bescherming van de schoolcijfers is de maatregel die de leerling met specifieke onderwijsbehoeften bij de berekening en de beoordeling van de schoolprestatie moet beschermen tegen de mogelijke negatieve uitwerkingen van zijn beperking op zijn schoolloopbaan, zijn motivatie en zijn psychische ontwikkeling.
Redelijke aanpassingen hebben voorrang op de bescherming van de schoolcijfers.
Leerlingen met een verstandelijke beperking en een intelligentiequotiënt beneden het gemiddelde komen niet in aanmerking voor de bescherming van de schoolcijfers. Voor het intelligentiequotiënt wordt het gemiddelde op 100 gesteld met een standaardafwijking van 15. Een intelligentiequotiënt beneden het gemiddelde ligt aldus onder 85."
Art. 79.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.39 ingevoegd, luidende : « Art. 93.39 - Indiening van de aanvraag § 1. De personen belast met de opvoeding dienen een aanvraag voor bescherming van de schoolcijfers in bij het hoofd van de school waar het kind of de jongere ingeschreven is of ingeschreven zal worden.
Daarvoor gebruiken ze een door de Regering vastgelegd aanvraagformulier.
Bij de aanvraag worden de volgende stukken gevoegd : de beslissing van het schoolhoofd over de redelijke aanpassingen, de documentatie over die maatregelen en een deskundigenadvies. Het advies mag niet ouder zijn dan zes maanden en bevat de redenen waarom de bescherming van de schoolcijfers noodzakelijk is en wordt ingewonnen door de personen belast met de opvoeding. Indien het advies opgemaakt wordt door een andere instelling dan het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren, dan moeten de personen belast met de opvoeding het advies door het centrum laten goedkeuren. Het centrum onderzoekt binnen 15 werkdagen in hoeverre het advies de onderstaande gegevens bevat. Indien het centrum na inhoudelijk onderzoek tot de slotsom komt dat het advies niet goedgekeurd kan worden of dat de in het derde lid vermelde gegevens in het advies ontbreken, zendt het centrum per gewone brief een met redenen omklede weigering aan de personen belast met de opvoeding. Het is de taak van de personen belast met de opvoeding om bij het centrum of bij een andere instelling een nieuw advies in te winnen. Het centrum houdt een bijgewerkte en voor het publiek toegankelijke lijst bij van de door het centrum erkende tests en technieken om de medische, psychologische en algemene problemen vast te stellen.
Het advies vermeld in het tweede lid bevat de volgende gegevens : 1° naam van de instelling;2° titel en beroepsreferenties van de deskundige/deskundigen die de evaluatie en het advies over de leerling opgemaakt heeft/hebben;3° de aard van de medische, psychologische en algemene problemen van de leerling;4° de tests en technieken waarmee de problemen werden vastgesteld;5° relevante sterkten en zwakten van de leerling en de uitwerkingen ervan op het leerproces;6° aanbevelingen over deelgebieden die relevant zijn voor de bescherming van de schoolcijfers. Het indienen van een aanvraag opent geen recht op de bescherming van de schoolcijfers op de deelgebieden die in het advies worden aanbevolen. § 2. Na overleg met de betrokken leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel en het personeel van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren deelt het schoolhoofd binnen 15 werkdagen zijn standpunt mee over de aanvraag vermeld in § 1 en bepaalt hij met inachtneming van de aanbevelingen vermeld in § 1, derde lid, 6°, de deelgebieden van het referentiekader of het leerplan die onder de bescherming van de schoolcijfers vallen en bezorgt de ingevulde aanvraag per gewone brief aan de onderwijsinspectie.
Schoolvakantiedagen worden niet als werkdagen beschouwd.
De aanvraag van het schoolhoofd bevat : 1° de aanvraag vermeld in § 1 en de bijlagen ervan;2° het standpunt van het schoolhoofd;3° aanbevelingen over deelgebieden van het referentiekader of van het leerplan die relevant zijn voor de bescherming van de schoolcijfers;4° alle andere relevant geachte documenten. Voor het bepalen van zijn standpunt kan het schoolhoofd zich laten adviseren door externe deskundigen. § 3. In afwijking van de §§ 1 en 2 dient de voorzitter van de ondersteuningsvergadering, in overleg met de in artikel 93.12, § 1, vermelde leden van de ondersteuningsvergadering, een aanvraag om bescherming van de schoolcijfers in, indien de leerling met specifieke onderwijsbehoeften al ondersteund wordt in het kader van de hoogdrempelige ondersteuning in de gewone school. Daarvoor gebruikt hij een door de Regering vastgelegd aanvraagformulier.
De aanvraag van de voorzitter van de ondersteuningsvergadering bevat : 1° de aanvraag vermeld in het eerste lid; 2° het reeds voorliggende advies over de vaststelling van de behoefte aan gespecialiseerde pedagogische ondersteuning vermeld in artikel 93.7; 3° het individueel ondersteuningsplan van de leerling vermeld in artikel 93.15; 4° de door de leden van de ondersteuningsvergadering vastgelegde beslissing over de redelijke aanpassingen en de documentatie over de maatregelen die op dat gebied al zijn uitgevoerd;5° het standpunt van de leden van de ondersteuningsvergadering;6° aanbevelingen over deelgebieden van het referentiekader of van het leerplan die relevant zijn voor de bescherming van de schoolcijfers;7° alle andere relevant geachte documenten. Het indienen van een aanvraag opent geen recht op de bescherming van de schoolcijfers op de deelgebieden die in de aanvraag worden aanbevolen.
De voorzitter van de ondersteuningsvergadering bezorgt de aanvraag per gewone brief aan de onderwijsinspectie. § 4. Met behoud van de toepassing van de §§ 2 en 3 houden het schoolhoofd en de met de uitvoering van de maatregelen belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel, de medewerkers van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren, alsook de verantwoordelijken voor het technisch en beroepsonderwijs en de bedrijfsverantwoordelijken rekening met de veiligheids- en gezondheidsvereisten en, naargelang van het geval, de bedrijfsvereisten bij de aanbevelingen over deelgebieden van het referentiekader of van het leerplan die relevant zijn voor de bescherming van de schoolcijfers, indien de aanvraag betrekking heeft op een leerling van de doorstromingsafdeling en kwalificatieafdeling van het technisch onderwijs, van de kwalificatieafdeling van het beroepsonderwijs of van het onderwijs met beperkt leerplan. § 5. Indien een bescherming van de schoolcijfers voor het eerst in het eerste jaar van het secundair onderwijs of in het eerste jaar van het lager onderwijs wordt aangevraagd, moet een termijn van twee observatiemaanden in acht worden genomen voordat de personen belast met de opvoeding de aanvraag kunnen indienen. »
Art. 80.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.40 ingevoegd, luidende : « Art. 93.40 - Beslissing van de onderwijsinspectie De onderwijsinspectie beslist binnen twintig werkdagen na ontvangst van de aanvraag vermeld in artikel 93.39, § 2 of § 3, over de bescherming van de schoolcijfers. Aangezien de eindgetuigschriften als volwaardige diploma's moeten worden beschouwd, wordt bij de goedkeuring van de bescherming van de schoolcijfers rekening gehouden met de omvang van het deelgebied waarvoor de bescherming van de schoolcijfers zou moeten gelden; het deelgebied is altijd beperkt. In geval van stilzwijgen van de onderwijsinspectie wordt de aanvraag als goedgekeurd beschouwd. Schoolvakantiedagen worden niet als werkdagen beschouwd.
De beslissing van de onderwijsinspectie wordt per gewone brief meegedeeld aan het schoolhoofd of aan de voorzitter van de ondersteuningsvergadering binnen drie werkdagen na de dag waarop de beslissing werd genomen.
Het schoolhoofd of de voorzitter van de ondersteuningsvergadering licht de personen belast met de opvoeding per aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs in over de beslissing betreffende de bescherming van de schoolcijfers binnen drie werkdagen na ontvangst van de beslissing. De datum van de poststempel of van het ontvangstbewijs geldt als indieningsdatum.
Het schoolhoofd of de voorzitter van de ondersteuningsvergadering licht de betrokken leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel binnen drie werkdagen na ontvangst van de beslissing schriftelijk in over de bescherming van de schoolcijfers.
Indien bescherming van de schoolcijfers werd toegekend, wordt dit, samen met de betreffende deelgebieden van het referentiekader of van het leerplan, vermeld in het schoolrapport van de leerling. De schoolcijfers die vóór de toekenning van de bescherming van de schoolcijfers werden gegeven, mogen niet gewijzigd worden. »
Art. 81.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.41 ingevoegd, luidende : « Art. 93.41 - Geldigheidsduur van de bescherming van de schoolcijfers De bescherming van de schoolcijfers is vanaf de dag van de beslissing vermeld in artikel 93.40, eerste lid, hoogstens geldig voor het lopende schooljaar en het daaropvolgende schooljaar en kan op basis van een aanvraag als vermeld in artikel 93.39, § 2 of § 3, voor telkens twee schooljaren verlengd worden.
De geldigheidsduur van de bescherming van de schoolcijfers wordt vermeld in de beslissing vermeld in artikel 93.40, eerste lid.
Indien de aanvraag om bescherming van de schoolcijfers in geval van stilzwijgen van de onderwijsinspectie overeenkomstig artikel 93.40, eerste lid, als goedgekeurd wordt beschouwd, geldt de bescherming van de schoolcijfers voor het lopende schooljaar en voor het daaropvolgende schooljaar.
Wanneer de leerling van school verandert, is de bescherming van de schoolcijfers bindend voor de school waar hij zich laat inschrijven.
De personen belast met de opvoeding hebben de plicht de school waar ze de leerling laten inschrijven, in te lichten over de toegekende bescherming van de schoolcijfers en haar alle relevant geachte documenten te bezorgen. »
Art. 82.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.42 ingevoegd, luidende : « Art. 93.42 - Evaluatie en controle van de bescherming van de schoolcijfers § 1. Het schoolhoofd is verantwoordelijk voor de uitvoering van de beslissing vermeld in artikel 93.40. § 2. Het schoolhoofd evalueert jaarlijks de bescherming van de schoolcijfers, samen met de betrokken leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel en betrekt de personen belast met de opvoeding erbij.
Het werkelijke prestatieniveau wordt op het einde van het schooljaar afzonderlijk meegedeeld aan de personen belast met de opvoeding. § 3. Voordat de geldigheidsduur van de bescherming van de schoolcijfers afloopt, controleert het schoolhoofd, in overleg met de betrokken leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel, of de schoolcijfers nog moeten worden beschermd en betrekt de personen belast met de opvoeding daarbij. Als die bescherming nog noodzakelijk is, dient het schoolhoofd een met redenen omklede aanvraag om verlenging in. De aanvraag stemt overeen met de aanvraag vermeld in artikel 93.39, § 2 of § 3. Daarvoor gebruikt hij een door de Regering vastgelegd formulier.
De beslissing van de onderwijsinspectie en de geldigheidsduur van de bescherming van de schoolcijfers zijn in overeenstemming met de artikelen 93.40 en 93.41.
Het geven van een nieuw advies is niet dwingend noodzakelijk, maar moet worden ingeschat door de met de uitvoering van de bescherming van de schoolcijfers belaste leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel en van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren. Een advies is hoogstens zes jaar geldig. »
Art. 83.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.43 ingevoegd, luidende : « Art. 93.43 - Overgang De klassenraad beslist op pedagogisch verantwoorde basis en in het belang van de leerling over de overgang van leerlingen van wie het prestatieniveau in één of meer deelgebieden van het leerplan of referentiekader op grond van de behoefte aan bijzondere ondersteuning die bij hen werd vastgesteld en op grond van de bescherming van de schoolcijfers die daarvoor werd toegekend, niet in overeenstemming is met de eisen die aan het leerjaar worden gesteld."
Art. 84.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.44 ingevoegd, luidende : « Art. 93.44 - Overstap van de lagere school naar de secundaire school Indien de schoolcijfers in het zesde jaar van het lager onderwijs voor het lopende schooljaar en het daaropvolgende schooljaar werden beschermd, is de secundaire school ertoe verplicht die bescherming van de schoolcijfers in het eerste jaar van het secundair onderwijs te behouden. »
Art. 85.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.45 ingevoegd, luidende : « Art. 93.45 - Beëindiging van de bescherming van de schoolcijfers De bescherming van de schoolcijfers die door de in artikel 93.40 vermelde beslissing werd goedgekeurd, kan op basis van een consensusgebaseerde beslissing tussen de personen belast met de opvoeding en het schoolhoofd, in overleg met de betrokken leden van het bestuurspersoneel, onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel, paramedisch en psychosociaal personeel, vóór afloop van de toegekende geldigheidsduur opgeheven worden. In dat geval moet de onderwijsinspectie schriftelijk daarover worden ingelicht. »
Art. 86.In hoofdstuk VIIIter van hetzelfde decreet wordt een afdeling 3 ingevoegd, luidende : « Afdeling 3. - Bijeenroeping van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften »
Art. 87.In hoofdstuk VIIIter, afdeling 3, van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.46 ingevoegd, luidende : « Art. 93.46 - Bijeenroeping van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met één van de beslissingen inzake redelijke aanpassingen of bescherming van de schoolcijfers vermeld in de artikelen 93.35, 93.37, derde lid, 93.40 of 93.42, § 3, kunnen ze binnen acht kalenderdagen na ontvangst van de beslissing per aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs beroep instellen bij de voorzitter van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften. De datum van de poststempel of van het ontvangstbewijs geldt als indieningsdatum.
Het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften bezorgt de personen belast met de opvoeding en het hoofd van de gewone of gespecialiseerde school, binnen 20 werkdagen na verzending van de aangetekende brief vermeld in het vorige lid, per aangetekende brief zijn met redenen omklede beslissing, alsook zijn aanbeveling over de redelijke aanpassingen of de bescherming van de schoolcijfers die in het volgende schooljaar moeten worden ingezet.
Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van het Comité voor onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften, delen zij dit schriftelijk mee aan de voorzitter van dat Comité, binnen een termijn van veertien werkdagen na verzending van de aangetekende brief die de beslissing bevat. Deze verwijst de zaak vervolgens naar de bevoegde jeugdrechter.
De procedure vermeld in artikel 93.28 is van toepassing. »
Art. 88.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk VIIIquater ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk VIIIquater. - Huisonderwijs »
Art. 89.In hoofdstuk VIIIquater van hetzelfde decreet wordt een afdeling 1 ingevoegd, luidende : « Afdeling 1. - Algemeen »
Art. 90.In hoofdstuk VIIIquater, afdeling 1, van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.47 ingevoegd, luidende : « Art. 93.47 - Toepassingsgebied Dit hoofdstuk is van toepassing op de personen belast met de opvoeding die hun woonplaats in de Duitstalige Gemeenschap hebben en hun leerplichtige kinderen huisonderwijs laten volgen, alsook op de personen die huisonderwijs geven. »
Art. 91.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.48 ingevoegd, luidende : « Art. 93.48 - Beginsel van het huisonderwijs Personen belast met de opvoeding die hun leerplichtige kinderen huisonderwijs geven of laten volgen, organiseren en financieren dat huisonderwijs zelf.
Het huisonderwijs vindt plaats in het Duitse taalgebied van België.
In gewettigde uitzonderlijke gevallen kan de Regering van het tweede lid afwijken en aanvullende afwezigheden toestaan, indien uitzonderlijke omstandigheden dat vereisen. Daartoe dienen de personen belast met de opvoeding een schriftelijke aanvraag met bewijsstukken in voor de betrokken leerling. »
Art. 92.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.49 ingevoegd, luidende : « Art. 93.49 - Commissie voor huisonderwijs § 1. De Regering richt een commissie voor huisonderwijs op die in dit hoofdstuk is afgekort als "commissie" en die als volgt is samengesteld : 1° een voorzitter die wordt uitgekozen onder de medewerkers van het departement van het Ministerie dat bevoegd is voor pedagogie;2° een lid van de onderwijsinspectie dat niet belast is met de controle van het huisonderwijs;3° een personeelslid van het Ministerie dat over de nodige kennis betreffende de organisatie van het onderwijs beschikt;4° een personeelslid van het departement van de autonome hogeschool dat bevoegd is voor externe evaluatie;5° een personeelslid van het Ministerie dat over de nodige kennis inzake jeugdbijstand beschikt;6° een personeelslid van het centrum voor bevorderingspedagogiek;7° een personeelslid van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren;8° een deskundige die over de nodige kennis inzake huisonderwijs beschikt;9° een secretaris die uitgekozen wordt onder de personeelsleden van het Ministerie. Voor elk in het eerste lid vermeld lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen dat volgens dezelfde criteria wordt uitgekozen als het lid dat het vervangt.
De leden en plaatsvervangende leden van de commissie worden voor een onbepaalde duur aangewezen. § 2. De commissie hoort de personen belast met de opvoeding en naar de onderwijsinspectie. Ze kunnen zich laten vergezellen door een persoon naar keuze.
Het feit dat de personen belast met de opvoeding of de onderwijsinspectie niet op de zitting verschijnen, belet de commissie niet om over de zaak te beslissen.
Op verzoek van de commissie kunnen externe deskundigen bij de zaak betrokken worden als adviserend lid. § 3. De commissie kan slechts geldig beraadslagen als minstens vier van de leden vermeld in § 1, eerste lid, 1° tot 5°, of hun plaatsvervangende leden aanwezig zijn.
Wordt het quorum niet bereikt, dan roept de voorzitter ten vroegste op de daarop volgende werkdag een nieuwe zitting bijeen.
De met redenen omklede beslissing wordt bij gewone meerderheid van stemmen genomen. Stemonthoudingen zijn niet toegestaan. De leden vermeld in § 1, eerste lid, 6° tot 9°, zijn niet stemgerechtigd. De leden vermeld in § 1, eerste lid, 6° tot 8°, wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem.
De commissieleden vermeld in § 1, eerste lid, en hun plaatsvervangers zijn tot geheimhouding verplicht over de verhoren en de beraadslagingen. § 4. De commissie werkt haar huishoudelijk reglement uit en legt het ter goedkeuring voor aan de Regering. »
Art. 93.In hoofdstuk VIIIquater van hetzelfde decreet wordt een afdeling 2 ingevoegd, luidende : « Afdeling 2. - Vereisten waaraan het huisonderwijs moet voldoen »
Art. 94.In hoofdstuk VIIIquater, afdeling 2, van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.50 ingevoegd, luidende : « Art. 93.50 - Vereisten waaraan het huisonderwijs moet voldoen Het huisonderwijs voldoet aan de vereisten vermeld in de artikelen 5 tot 13 en biedt de leerplichtige kinderen de mogelijkheid om een competentieniveau te bereiken dat gelijkwaardig is met de competenties, de kerncompetenties, de verwachte competenties en de deelcompetenties die voor het onderwijs vastgelegd zijn.
De personen belast met de opvoeding bieden hun kind dat huisonderwijs volgt optimale ontplooiingskansen. Ze ondersteunen in dezelfde mate vakcompetenties en de in artikel 13 vermelde vakoverschrijdende competenties. Voorts bieden ze voldoende structuur via regels en continuïteit in het verloop van het onderwijs.
De personen belast met de opvoeding laten het huisonderwijs plaatsvinden in een daarvoor geschikte omgeving en in ruimten die voldoende groot, veilig en proper zijn. »
Art. 95.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.51 ingevoegd, luidende : « Art. 93.51 - Redelijke aanpassingen In afwijking van artikel 93.50, eerste lid, kan het te bereiken competentieniveau aangepast worden als bij het kind een beperking of klinisch beschreven en/of in een advies vastgestelde uiterlijke kenmerken van bepaalde leerstoornissen bewezen zijn. Het advies stemt overeen met het advies vermeld in artikel 93.34, § 1.
De personen belast met de opvoeding dienen een aanvraag voor redelijke aanpassingen in bij de onderwijsinspectie en voegen het advies vermeld in het eerste lid bij de aanvraag.
Na de eerste aanmelding in het huisonderwijs wordt om de twee jaar, vóór het begin van het nieuwe schooljaar, uit eigen beweging een geactualiseerd advies voorgelegd aan de onderwijsinspectie. Indien geen geactualiseerd advies wordt voorgelegd, blijven de onderwijsdoelstellingen onveranderd.
De onderwijsinspectie legt de passende compenserende onderwijsmaatregelen schriftelijk vast in onderlinge overeenstemming met de personen belast met de opvoeding. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, kunnen zowel de onderwijsinspectie als de personen belast met de opvoeding de commissie bijeenroepen.
De commissie deelt haar beslissing binnen 15 werkdagen na ontvangst van de brief van de onderwijsinspectie of van de personen belast met de opvoeding mee; de mededeling aan de personen belast met de opvoeding geschiedt per aangetekende brief; de mededeling aan de onderwijsinspectie geschiedt per gewone brief. »
Art. 96.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.52 ingevoegd, luidende : « Art. 93.52 - Individueel werkplan Voor elk kind dat huisonderwijs volgt, wordt een individueel werkplan opgesteld dat een uiteenzetting van de eigen visie op de leerprocessen en minstens een tijdschema en de te bereiken competenties per vak bevat. »
Art. 97.In hoofdstuk VIIIquater van hetzelfde decreet wordt een afdeling 3 ingevoegd, luidende : « Afdeling 3. - Aanmelding voor huisonderwijs »
Art. 98.In hoofdstuk VIIIquater, afdeling 3, van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.53 ingevoegd, luidende : « Art. 93.53 - Tijdstip van de aanmelding De personen belast met de opvoeding die voor huisonderwijs kiezen, melden hun leerplichtige kind voor huisonderwijs aan bij de onderwijsinspectie en dit uiterlijk drie werkdagen voor het begin van het schooljaar waarin hun kind huisonderwijs zal volgen. De personen belast met de opvoeding gebruiken hiervoor het inschrijvingsformulier dat door de Regering is vastgelegd.
Indien de personen belast met de opvoeding in de loop van het schooljaar voor huisonderwijs kiezen, melden ze hun leerplichtige kind bij de onderwijsinspectie aan en dit uiterlijk bij de overstap van de school naar huisonderwijs. »
Art. 99.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.54 ingevoegd, luidende : « Art. 93.54 - Aanmelding De personen belast met de opvoeding dienen op het ogenblik van de aanmelding volgende documenten en/of inlichtingen in : 1° een woonplaatsattest dat niet ouder is dan twee maanden en waaruit blijkt dat zij en de leerplichtige kinderen die huisonderwijs zullen volgen, hun woonplaats in het Duitse taalgebied hebben;2° een afschrift van hun identiteitskaart en een afschrift van de identiteitskaart van de leerplichtige kinderen die huisonderwijs zullen volgen;3° voor elk kind de contactgegevens van de laatstbezochte school en een afschrift van het schoolrapport van de laatstbezochte school, voor zover de kinderen een school bezocht hebben;4° de onderwijstaal overeenkomstig het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs; 5° voor elk kind het individueel werkplan vermeld in artikel 93.52; 6° de tijdens het schooljaar voorziene schoolvrije dagen, indien die op dat tijdstip al bekend zijn; 7° een schriftelijke instemming met het toezicht dat wordt uitgeoefend door de onderwijsinspectie, vermeld in artikel 93.55.
De personen belast met de opvoeding moeten de onderwijsinspectie minstens tien werkdagen op voorhand schriftelijk meedelen wanneer de kinderen die huisonderwijs volgen meer dan vijf werkdagen na elkaar vakantie nemen, voor zover die afwezigheden nog niet bij de aanmelding werden meegedeeld. »
Art. 100.In hoofdstuk VIIIquater van hetzelfde decreet wordt een afdeling 4 ingevoegd, luidende : « Afdeling 4. - Toezicht op het huisonderwijs »
Art. 101.In hoofdstuk VIIIquater, afdeling 4, van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.55 ingevoegd, luidende : « Art. 93.55 - Toezicht op het huisonderwijs De personen belast met de opvoeding, de kinderen die huisonderwijs volgen en de personen die in het huisonderwijs werkzaam zijn, vallen onder het toezicht van de onderwijsinspectie.
Voor het uitoefenen van die taak kan de onderwijsinspectie zich laten bijstaan door externe deskundigen.
De onderwijsinspectie kan na voorafgaande aankondiging : 1° iedere persoon ondervragen over feiten waarvan de bekendheid nuttig kan zijn voor het toezicht op het huisonderwijs; 2° zich op de plaats waar het huisonderwijs wordt gegeven of in het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap alle documenten vermeld in artikel 93.56, tweede lid, laten overleggen en afschriften of uittreksels daarvan maken; 3° inzage nemen van alle andere relevante documenten die betrekking hebben op het huisonderwijs;4° het leerniveau inschatten door middel van gestandaardiseerde examens om de verworven kennis te toetsen of tests;5° alle ruimten bezoeken waar huisonderwijs wordt gegeven.»
Art. 102.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.56 ingevoegd, luidende : « Art. 93.56 - Medewerking van de personen belast met de opvoeding aan het toezicht op het huisonderwijs De personen belast met de opvoeding zijn ertoe verplicht aan het toezicht op het huisonderwijs mee te werken.
Bij de aangekondigde controle door de onderwijsinspectie leggen de personen belast met de opvoeding de documenten voor die ze voor het huisonderwijs gebruiken. Onder "documenten" worden de volgende zaken verstaan : de gebruikte schoolboeken, de pedagogische hulpmiddelen, de documenten die door de leerlingen worden opgesteld - zowel digitaal als op papier - en het individuele werkplan vermeld in artikel 93.52. »
Art. 103.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.57 ingevoegd, luidende : « Art. 93.57 - Rapportering na het toezicht op het huisonderwijs Na het toezicht op het huisonderwijs maakt de onderwijsinspectie een verslag op; dat verslag omvat een met redenen omkleed advies over de leeromgeving, het leerniveau en de vereisten vermeld in artikel 93.50.
Binnen 20 werkdagen na het toezicht wordt dat verslag aangetekend toegezonden aan de personen belast met de opvoeding; dat verslag wordt ter informatie meegedeeld.
De personen belast met de opvoeding hebben de mogelijkheid om de onderwijsinspectie binnen 20 werkdagen na ontvangst van het verslag per aangetekende brief hun standpunt mee te delen.
Het verslag en het eventuele standpunt van de personen belast met de opvoeding worden opgenomen in het dossier van de leerling die huisonderwijs volgt. »
Art. 104.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.58 ingevoegd, luidende : « Art. 93.58 - Gevolgen van het toezicht § 1. Indien de onderwijsinspectie naar aanleiding van het toezicht oordeelt dat het huisonderwijs niet plaatsvindt in een daartoe noodzakelijke leeromgeving en niet voldoet aan de vereisten vermeld in artikel 93.50, voert de onderwijsinspectie een nieuwe controle uit binnen vier maanden nadat het verslag ter kennis werd gebracht van de personen belast met de opvoeding.
Indien de onderwijsinspectie bij de tweede controle tot dezelfde conclusie komt, bezorgt ze de commissie de beide verslagen en, indien voorhanden, de standpunten van de personen belast met de opvoeding.
Indien het welzijn van het kind in het gedrang komt, roept de onderwijsinspectie de commissie al na de eerste controle bijeen en licht ze het parket in. § 2. Indien de onderwijsinspectie op drie op elkaar volgende aangekondigde afspraken geen controle kan uitvoeren, wordt de commissie binnen tien werkdagen bijeengeroepen en worden de personen belast met de opvoeding per aangetekende brief daarvan in kennis gesteld. § 3. Indien de commissie bijeengeroepen wordt, beslist zij in hoeverre en onder welke voorwaarden het huisonderwijs kan worden voortgezet. »
Art. 105.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.59 ingevoegd, luidende : « Art. 93.59 - Inschrijving in een school naar aanleiding van de controles § 1. Indien de commissie met toepassing van artikel 93.58, § 3, beslist dat het huisonderwijs niet kan worden voortgezet, moet de leerling ingeschreven worden in een school die georganiseerd, gesubsidieerd of erkend is door de Duitstalige Gemeenschap, de Franstalige Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of een territoriale entiteit van een lidstaat van de Europese Unie. De commissie schat het bereikte competentieniveau in op basis van de evaluatie van de gestandaardiseerde examens om de verworven kennis te toetsen en de tests die de onderwijsinspectie heeft gebruikt en doet een aanbeveling over de beste ondersteuningsplaats, de studievorm, de studierichting en het studiejaar.
De commissie deelt haar beslissing binnen 15 werkdagen na ontvangst van de brief van de onderwijsinspectie mee; de mededeling aan de personen belast met de opvoeding geschiedt per aangetekende brief; de mededeling aan de onderwijsinspectie geschiedt per gewone brief.
Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing om de leerling schoolonderwijs te laten volgen, kunnen ze beroep instellen bij de Regering. Het beroep is opschortend. Binnen de maand na de datum van het beroep deelt de Regering haar met redenen omklede beslissing schriftelijk mee aan de personen belast met de opvoeding. § 2. Na ontvangst van de beslissing om schoolonderwijs op te leggen, hebben de personen belast met de opvoeding tien werkdagen de tijd om de onderwijsinspectie per aangetekende brief te bevestigen dat ze hun kind hebben laten inschrijven in een door hen gekozen school die georganiseerd, gesubsidieerd of erkend wordt door de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of een territoriale entiteit van een lidstaat van de Europese Unie. Indien de onderwijsinspectie binnen die termijn geen inschrijvingsbevestiging heeft ontvangen, worden de personen belast met de opvoeding per aangetekende brief ertoe aangemaand om die bevestiging alsnog binnen tien werkdagen toe te zenden. Indien de personen belast met de opvoeding geen gevolg geven aan die aanmaning, wordt het dossier overgezonden aan het parket. »
Art. 106.In hoofdstuk VIIIquater van hetzelfde decreet wordt een afdeling 5 ingevoegd, luidende : « Afdeling 5. - Inschrijving voor de zittijden van de examencommissies »
Art. 107.In hoofdstuk VIIIquater, afdeling 5, van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.60 ingevoegd, luidende : « Afdeling 93.60 - Inschrijving voor de zittijden van de examencommissies § 1. De personen belast met de opvoeding die voor huisonderwijs kiezen, zijn ertoe verplicht hun kinderen voor de externe examens in te schrijven.
Uiterlijk in het schooljaar waarin de leerplichtige leerling vóór 1 januari 11 jaar is geworden, neemt de leerplichtige leerling voor het eerst deel aan de externe zittijd om het bewijs van basisonderwijs te behalen.
Uiterlijk in het schooljaar waarin de leerplichtige leerling vóór 1 januari 14 jaar is geworden, legt de leerplichtige leerling voor het eerst examen af voor de externe examencommissie om het eindgetuigschrift van lager secundair onderwijs te behalen.
Uiterlijk in het schooljaar waarin de leerplichtige leerling vóór 1 januari 17 jaar is geworden, legt de leerplichtige leerling voor het eerst examen af voor de externe examencommissie om het eindgetuigschrift van hoger secundair onderwijs te behalen. § 2. In afwijking van § 1, tweede tot vierde lid, kan de onderwijsinspectie, op basis van een met redenen omklede aanvraag van de personen belast met de opvoeding, de termijn waarbinnen examen moet worden afgelegd verlengen voor een leerplichtige leerling die niet de vereiste rijpheid en competenties heeft bereikt of die gezondheidsproblemen, leerproblemen of gedragsproblemen heeft of motorisch, zintuiglijk of geestelijk gehandicapt is. De aanvullende termijn bedraagt hoogstens twee jaar. Uiterlijk op 15 maart van het schooljaar waarin de examens moeten worden afgelegd, moet de aanvraag worden ingediend.
Indien de personen belast met de opvoeding het niet eens zijn met de beslissing van de onderwijsinspectie kunnen ze schriftelijk beroep instellen bij de commissie binnen een termijn van tien dagen na ontvangst van de beslissing van de onderwijsinspectie.
De commissie deelt haar beslissing binnen 15 werkdagen na ontvangst van het beroep mee aan de personen belast met de opvoeding en aan de onderwijsinspectie; de mededeling aan de personen belast met de opvoeding geschiedt per aangetekende brief; de mededeling aan de onderwijsinspectie geschiedt per gewone brief. »
Art. 108.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.61 ingevoegd, luidende : « Art. 93.61 - Inschrijving in een school omdat eindgetuigschrift niet binnen de gestelde termijn werd behaald Indien de leerplichtige leerling, uiterlijk in het jaar waarin hij 14 jaar wordt, niet heeft deelgenomen aan de externe examens om het bewijs van basisonderwijs te behalen of indien hij twee keer voor die examens gezakt is, zijn de personen belast met de opvoeding ertoe verplicht hun kind - uiterlijk in het schooljaar dat begint in het jaar waarin de leerplichtige leerling 14 jaar wordt - in te schrijven in een school die georganiseerd, gesubsidieerd of erkend wordt door de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of een territoriale entiteit van een lidstaat van de Europese Unie.
Indien de leerplichtige leerling, uiterlijk in het jaar waarin hij 17 jaar wordt, niet heeft deelgenomen aan de externe examens om het getuigschrift van lager secundair onderwijs te behalen of indien hij twee keer voor die examens gezakt is, zijn de personen belast met de opvoeding ertoe verplicht hun kind - uiterlijk in het schooljaar dat begint in het jaar waarin de leerplichtige leerling 17 jaar wordt - in te schrijven in een school die georganiseerd, gesubsidieerd of erkend wordt door de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of een territoriale entiteit van een lidstaat van de Europese Unie. »
Art. 109.In hoofdstuk VIIIquater van hetzelfde decreet wordt een afdeling 6 ingevoegd, luidende : « Afdeling 6. - Hervatting van het huisonderwijs »
Art. 110.In hoofdstuk VIIIquater, afdeling 6, van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.62 ingevoegd, luidende : « Art. 93.62 - Hervatting van het huisonderwijs Huisonderwijs kan ten vroegste hervat worden in het schooljaar dat volgt op het schooljaar van de inschrijving in een school vermeld in de artikelen 93.59 en 93.61.
De personen belast met de opvoeding dienen de aanvraag om het huisonderwijs in het volgende schooljaar te hervatten uiterlijk op 1 juni bij de onderwijsinspectie in; daarvoor gebruiken ze het door de Regering ter beschikking gestelde aanmeldingsformulier om het huisonderwijs te hervatten en voegen daarbij de documenten vermeld in artikel 93.54, eerste lid, alsook de referenties van de schoolboeken en de pedagogische hulpmiddelen die ze van plan zijn te gebruiken.
Binnen 20 werkdagen na ontvangst van de aanvraag maakt de onderwijsinspectie een advies over de aanvraag op en zendt ze het advies en de aanvraag over aan de commissie zodat deze een beslissing kan nemen.
Indien de commissie op basis van de aanvraag en het advies van de onderwijsinspectie tot de slotsom komt dat de vastgestelde leemten in het huisonderwijs die tot de stopzetting van het huisonderwijs hebben geleid, werden weggewerkt, keurt de commissie de toelating tot het huisonderwijs goed. Indien de documenten vermeld in het tweede lid ontbreken, wordt de toelating tot het huisonderwijs geweigerd. »
Art. 111.In hoofdstuk VIIIquater van hetzelfde decreet wordt een afdeling 7 ingevoegd, luidende : « Afdeling 7. - Bescherming van de persoonsgegevens »
Art. 112.In hoofdstuk VIIIquater, afdeling 7, van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.63 ingevoegd, luidende : « Art. 93.63 - Dossier en recht op inzage Voor elk kind dat huisonderwijs volgt, maakt de onderwijsinspectie een dossier op. De personen belast met de opvoeding en de kinderen of jongeren die het nodige beoordelingsvermogen bezitten, hebben recht op inzage in hun dossier. »
Art. 113.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.64 ingevoegd, luidende : « Art. 93.64 - Doorgifte van gegevens De onderwijsinspectie of, naargelang van het geval, de commissie geeft persoonsgegevens alleen door aan een school, een andere overheidsdienst of een andere rechtspersoon voor zover dat in het belang van het kind of de jongere toereikend, ter zake dienend en niet overmatig is. Persoonsgegevens worden alleen uitgewisseld met instemming van het hoofd van de onderwijsinspectie en van het adviespunt voor schoolontwikkeling of, naargelang van het geval, met instemming van de voorzitter van de commissie."
Art. 114.In dezelfde afdeling van hetzelfde decreet wordt een artikel 93.65 ingevoegd, luidende : « Art. 93.65 - Vernietiging van het dossier Het dossier wordt twee jaar nadat de leerling in het huisonderwijs meerderjarig geworden is, vernietigd. »
Art. 115.In artikel 97 van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt een § 3 ingevoegd, luidende : « § 3. In afwijking van § 1 omvat de opdracht van de leraar-mediathecaris in het gewoon secundair onderwijs de volgende taken : 1° opbouw van de collectie : keuze van de aan te schaffen media, in nauwe samenwerking met de leerkrachten, het opvoedend personeel en de mediatheekcommissie van de school;2° onderhoud van de collectie : hoofdverantwoordelijke voor het bibliotheektechnisch beheer bij de catalogisering van de collectie in het verbond MediaDG;3° planning van maatregelen voor de technische uitrusting van de schoolmediatheek, in overleg met de gemachtigde voor de schoolmediatheken;4° organisatie en administratief beheer van de schoolmediatheek;5° samenwerking met de schoolmediatheken van de andere secundaire scholen, de openbare bibliotheken en de pedagogische mediatheek van de autonome hogeschool;6° advisering van de gebruikers van de schoolmediatheek;7° deelnemen aan opleidingen en voortgezette opleidingen inzake bibliotheekwezen en mediapedagogiek, alsook begeleiden van hulpkrachten in de schoolmediatheek;8° opmaken van een pakket van maatregelen inzake mediapedagogiek met alle geplande activiteiten in de schoolmediatheek per semester;9° andere door de inrichtende macht bepaalde opdrachten.»
Art. 116.Artikel 98, vierde lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 januari 2012, wordt vervangen als volgt : « Met behoud van de toepassing van het eerste lid omvat de opdracht van de adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school de volgende taken : 1° de advisering en begeleiding van de gewone scholen en de centra voor opleiding en voortgezette opleiding in de middenstand en in de kmo's bij de verdieping en uitbreiding van hun methodisch-didactische, pedagogische en psychologische competenties inzake gespecialiseerde pedagogische ondersteuning;2° de begeleiding van leerlingen die wegens bijzondere moeilijkheden gedurende enige tijd de gewone lessen niet meer volgen en sociaal-pedagogische begeleiding moeten krijgen om zo snel mogelijk weer aan het dagelijkse schoolleven te kunnen deelnemen;3° organisatie en uitvoering van maatregelen om de competenties inzake gespecialiseerde pedagogische ondersteuning bij de personeelsleden in het onderwijs uit te breiden;4° adviseren en begeleiden op het gebied van intercultureel onderwijs en taalonderwijs;5° meewerken aan de ontwikkeling van concepten inzake gespecialiseerde pedagogische ondersteuning aan de sturing van de uitvoering van die concepten.»
Art. 117.In hoofdstuk XII van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 mei 1999, wordt een artikel 123quater ingevoegd, luidende : «
Art. 123quater.Artikel 93.60 is niet van toepassing op leerplichtigen in het huisonderwijs die vóór 2006 geboren zijn.
Artikel 93.61 is slechts van toepassing op leerplichtigen in het huisonderwijs die vóór 2006 geboren zijn als de leerplichtige tweemaal gezakt is voor de examens van de externe examencommissie en dit, ongeacht zijn leeftijd. » HOOFDSTUK 1 1. - Wijziging van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum
Art. 118.In artikel 49, § 1, van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin van het eerste lid, 5°, vervangen bij het decreet van 23 juni 2008, worden de woorden "bepaald in artikel 33bis, leden 2 en 3," opgeheven;2° tussen het eerste lid en het tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende : « Bij de afwijking vermeld in het eerste lid, 5°, gaat het om de aanstelling resp.aanwijzing van een personeelslid volgens één van de volgende bepalingen : 1° artikel 19, § 2, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen;2° artikel 33bis, tweede en derde lid, van dit decreet;3° artikel 20bis, tweede en derde lid, van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra.»
Art. 119.In artikel 62.1.1 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 16 januari 2012, worden de woorden "en de coördinator voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school worden" vervangen door het woord "wordt".
Art. 120.In artikel 62.7 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, 1°, l), ingevoegd bij decreet van 27 juni 2011, wordt de punt op het einde van de zin door een puntkomma vervangen;2° er wordt een bepaling onder m) ingevoegd, luidende : « m) voltijdse loopbaanonderbreking.» 3° paragraaf 2 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « In afwijking van § 1, eerste lid, 1°, mag een definitief aangesteld departementshoofd verlof voor de uitoefening van hetzelfde ambt of van een ander ambt nemen voor de duur van in totaal hoogstens vijf jaar.»
Art. 121.In hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt een hoofdstuk IVquinquies ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk IVquinquies. - Bijzondere bepalingen voor de adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school »
Art. 122.Hoofdstuk IVquinquies van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een artikel 62.21, luidende : « Art. 62.21 - Beginsel In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school, hierna "adviseur", toegewezen op basis van een aanstelling van doorlopende duur en van een definitieve aanstelling, overeenkomstig de onderstaande voorwaarden.
De artikelen 62.3, 62.6, § 1 en § 2, eerste lid, en derde tot vijfde lid, en artikel 62.7, § 1, eerste lid, zijn van toepassing op de adviseur. »
Art. 123.Hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een artikel 62.22, luidende : « Art. 62.22 - Oproep tot de kandidaten en kandidatuur voor de aanstelling De inrichtende macht maakt de oproep tot de kandidaten voor een aanstelling van doorlopende duur bekend in de pers, door aanplakking in de scholen en in elke andere passende vorm.
De oproep bevat het profiel dat van de adviseur vereist wordt, de doelstellingen die tijdens de aanstelling moeten worden bereikt en de omvang van de opdracht.
De kandidatuur wordt ingediend per aangetekende brief. De kandidaat voegt bij zijn kandidatuur onder meer een motiveringsbrief waarin hij ingaat op de doeleinden die in het voorgaande lid worden vermeld. »
Art. 124.Hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een artikel 62.23, luidende : « Art. 62.23 - Aanstelling De inrichtende macht beslist welke kandidaat het ambt mag uitoefenen.
De inrichtende macht rangschikt de kandidaten die geschikt zijn voor het ambt en baseert zich daarbij onder andere op de motiveringsbrief van de kandidaat, op één of meer sollicitatiegesprekken, evenals op de beroepservaring, de pedagogische kwalificatie en het geschiktheidsprofiel.
De rangschikking blijft twee jaar geldig met ingang van 1 september na de rangschikking en tussen de rangschikking en die eerste september. »
Art. 125.Hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een artikel 62.24, luidende : « Art. 62.24 - Voorwaarden voor een definitieve aanstelling De inrichtende macht kan een adviseur definitief aanstellen als : 1° hij aan de voorwaarden van artikel 62.3 voldoet; 2° hij minstens vijf jaar dienstanciënniteit heeft, berekend overeenkomstig artikel 55;3° hij in zijn laatste evaluatieverslag ten minste de vermelding "voldoende" heeft gekregen;bij gebrek aan een evaluatieverslag wordt die voorwaarde geacht vervuld te zijn. »
Art. 126.Hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een artikel 62.25, luidende : « Art. 62.25 - Oproep tot de kandidaten en kandidatuur voor de definitieve aanstelling De inrichtende macht bepaalt welke definitief vacante betrekkingen voor de aanstelling vrijgegeven worden.
Elk jaar in de tweede helft van de maand april doet de inrichtende macht een oproep tot de kandidaten voor een definitieve aanstelling.
Deze oproep wordt in de scholen bekendgemaakt, door aanplakking en in elke andere vorm die de inrichtende macht gepast acht.
De oproep bevat een lijst met de betrekkingen die op 1 oktober heel waarschijnlijk vacant zullen zijn en voor de definitieve aanstelling vrijgemaakt worden. De oproep omvat gegevens over de aard en de omvang van de te begeven betrekkingen, alsmede de voorwaarden waaraan de kandidaten moeten voldoen en vermeldt in welke vorm en binnen welke termijn de kandidaturen moeten worden ingediend."
Art. 127.Hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een artikel 62.26, luidende : « Art. 62.26 - Definitieve aanstelling De definitieve aanstellingen geschieden op 1 oktober in de betrekkingen vermeld in artikel 62.25, derde lid, die op dit ogenblik nog vacant zijn.
Het minimale aantal uren bij een eerste aanstelling in een ambt beloopt één vierde van het aantal uren vereist voor een voltijdse betrekking.
Een definitieve aanstelling geschiedt voor volledige uren.
Voor de definitieve aanstelling van een kandidaat baseert de inrichtende macht zijn keuze onder andere op één of meer sollicitatiegesprekken, de beroepservaring, de pedagogische kwalificatie, het geschiktheidsprofiel en de beoordelingsstaat. »
Art. 128.Hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een artikel 62.27, luidende : « Art. 62.27 - Tijdelijke vervanging Indien de aanstelling van de adviseur beëindigd wordt of indien de adviseur zijn ambt neerlegt of wegens verlof of terbeschikkingstelling tijdelijk afwezig is, kan de inrichtende macht hem tot het einde van het schooljaar vervangen door een persoon die voldoet aan de in artikel 62.23,eerste lid, vermelde voorwaarden, met uitzondering van die vermeld in 3°.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid doet de inrichtende macht een beroep op de personen die overeenkomstig artikel 62.23 gerangschikt werden, zolang die rangschikking geldig is. »
Art. 129.Hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een artikel 62.28, luidende : « Art. 62.28 - Wekelijkse arbeidsduur De adviseur presteert gemiddeld 38 uren van 60 minuten per week. Het gemiddelde wordt op basis van een referentieperiode van vier maanden berekend. »
Art. 130.Hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een artikel 62.29, luidende : « Art. 62.29 - Evaluatieverslag en beroepsmogelijkheid § 1. Voor een adviseur stelt het inrichtingshoofd om de vijf jaar ten minste één evaluatieverslag op. Daartoe voert het inrichtingshoofd een evaluatiegesprek.
Voor de evaluatie van een personeelslid kan het inrichtingshoofd zich baseren op het schriftelijk verslag van een ander personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt bekleedt - met uitzondering van het ambt van adviseur - en dat schriftelijk van hem de opdracht kreeg een dergelijk verslag over het werk van het betrokken personeelslid op te stellen. § 2. De procedure vermeld in artikel 62.10, § 1, tweede lid, § 1.1, § 2, tweede lid, § 3 en § 4 is van toepassing. »
Art. 131.In hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt een hoofdstuk IVsexies ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk IVsexies. - Bijzondere bepalingen voor onderdirecteurs »
Art. 132.In het hoofdstuk IVsexies van hetzelfde decreet wordt een artikel 62.30 ingevoegd, luidende : « Art. 62.30 - Beginsel In afwijking van hoofdstuk IV zijn de artikelen 62.3 tot 62.8 en 62.10 tot 62.12 van toepassing op het ambt van onderdirecteur. »
Art. 133.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IVsepties ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk IVsepties. - Bijzondere bepalingen voor werkmeesters in het lager en hoger secundair onderwijs"
Art. 134.In hoofdstuk IVsepties van hetzelfde decreet wordt een artikel 62.31 ingevoegd, luidende : « Art. 62.31 - Beginsel In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van werkmeester in het lager en hoger secundair onderwijs, hierna "werkmeester", toegewezen op basis van een aanstelling van doorlopende duur en van een definitieve aanstelling, overeenkomstig de onderstaande voorwaarden.
De artikelen 62.6 tot 62.8 en 62.10 tot 62.12 zijn van toepassing op het ambt van werkmeester. »
Art. 135.In hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde decreet wordt een artikel 62.32 ingevoegd, luidende : « Art. 62.32 - Toelatingsvoorwaarden Het ambt van werkmeester wordt bekleed door een persoon die : 1° voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 62.3, met uitzondering van het eerste lid, 2°; 2° als tijdelijk aangewezen of definitief benoemd of aangesteld personeelslid in het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs één van de volgende wervingsambten in het lager of hoger secundair onderwijs bekleedt : a) leraar technische vakken;b) leraar beroepspraktijk;c) leraar technische vakken en beroepspraktijk;3° voldoet aan de in artikel 35, § 1, eerste lid, 2° tot 5°, vermelde voorwaarden voor het ambt vermeld in 2° van dit artikel.»
Art. 136.In hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde decreet wordt een artikel 62.33 ingevoegd, luidende : « Art. 62.33 - Oproep tot de kandidaten en sollicitatie De inrichtende macht maakt de oproep tot de kandidaten bekend in de pers, door aanplakking in de scholen alsmede in elke andere passende vorm.
De oproep bevat het profiel dat van de werkmeester vereist wordt en de doelstellingen die tijdens de aanstelling moeten worden bereikt.
De kandidatuur wordt ingediend per aangetekende brief. De kandidaat voegt bij zijn kandidatuur onder meer een motiveringsbrief waarin hij uitlegt hoe hij de in het voorafgaande lid vermelde doeleinden denkt te verwezenlijken. »
Art. 137.In hetzelfde hoofdstuk van hetzelfde decreet wordt een artikel 62.34 ingevoegd, luidende : « Art. 62.34 - Aanwijzing De inrichtende macht beslist welke kandidaat het ambt mag uitoefenen.
Hij baseert zich onder andere op de motiveringsbrief van de kandidaat, op één of meer sollicitatiegesprekken, evenals op de beroepservaring, de pedagogische kwalificatie en de vakcompetentie voor de te begeleiden afdelingen. »
Art. 138.In artikel 69.2, eerste lid, 2°, a), van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2007 en vervangen bij het decreet van 11 mei 2009, worden de woorden "van de tweede graad bezitten; bij gebrek aan een kandidaat met dit diploma is een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad voldoende" vervangen door de woorden "van de eerste graad bezitten".
Art. 139.In artikel 69.6 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 25 juni 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, 1°, l), ingevoegd bij decreet van 27 juni 2011, wordt de punt op het einde van de zin door een puntkomma vervangen;2° er wordt een bepaling onder m) ingevoegd, luidende : « m) voltijdse loopbaanonderbreking.» 3° paragraaf 2 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « In afwijking van § 1, eerste lid, 1°, mag een definitief aangesteld inrichtingshoofd verlof voor de uitoefening van hetzelfde ambt of van een ander ambt nemen voor de duur van in totaal hoogstens vijf jaar.»
Art. 140.In artikel 119.3 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017" en wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016";2° in het tweede lid worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017" en wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016";3° in het derde lid worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017" en wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016";4° in het vierde lid worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017" en wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016".
Art. 141.Titel IV van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt aangevuld met een artikel 119.9, luidende : « Art. 119.9 - Voor personeelsleden die uiterlijk op 1 september 2009 met toepassing van de geldige afwijkingsbepalingen bij de inrichtende macht van het gemeenschapsonderwijs voor het toe te wijzen ambt beschouwd werden als houders van een vereist bekwaamheidsbewijs, geldt de voorwaarde vermeld in artikel 33, eerste lid, 5°, en de voorwaarde vermeld in artikel 49, § 1, eerste lid, 5°, als vervuld.
Voor personeelsleden die uiterlijk op 1 september 2010 met toepassing van de geldige afwijkingsbepalingen bij een inrichtende macht van het gesubsidieerd officieel onderwijs of van het gesubsidieerd vrij onderwijs voor het toe te wijzen ambt beschouwd werden als houders van een vereist bekwaamheidsbewijs, geldt de voorwaarde vermeld in artikel 33, eerste lid, 5°, en de voorwaarde vermeld in artikel 49, § 1, eerste lid, 5°, als vervuld. » HOOFDSTUK 1 2. - Wijziging van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs
Art. 142.Artikel 20 van het decreet van 26 april 1999 betreffende het gewoon basisonderwijs, vervangen bij het decreet van 29 juni 2015, wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende : « § 5. Tegen de niet-uitreiking van een bewijs van basisonderwijs kan beroep worden ingesteld bij de raad van beroep vermeld in artikel 38 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen, volgens de procedure vermeld in artikel 39 van hetzelfde decreet. »
Art. 143.In hoofdstuk 3, afdeling 2, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt een artikel 20.1 ingevoegd, luidende : « Art. 20.1 - Vrijstelling van examens, redelijke aanpassingen en bescherming van de schoolcijfers bij de uitreiking van het bewijs van basisonderwijs buiten schoolverband § 1. In afwijking van artikel 20, § 2, vierde lid, § 3, eerste lid, eerste zin, en § 4, tweede lid, kunnen de personen belast met de opvoeding van kinderen met specifieke onderwijsbehoeften bij de inschrijving voor de examens een vrijstelling van één of meer examens aanvragen bij de voorzitter van de examencommissie.
Bij de aanvraag wordt een advies van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren gevoegd; dat advies mag niet ouder zijn dan zes maanden en bevestigt dat het kind specifieke onderwijsbehoeften heeft en niet kan slagen voor de examens van de examencommissie. Het advies wordt ingewonnen door de personen belast met de opvoeding. Indien het advies opgemaakt wordt door een andere instelling dan het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren, dan moeten de personen belast met de opvoeding het advies door het centrum laten goedkeuren.
De examencommissie beslist overeenkomstig artikel 20, § 4, derde en vierde lid, over de vrijstelling voor het examen of de examens en deelt de beslissing schriftelijk mee aan de personen belast met de opvoeding. § 2. In afwijking van § 2, vierde lid, § 3, eerste lid, eerste zin, en § 4, tweede lid, kunnen de personen belast met de opvoeding de redelijke aanpassingen en de bescherming van de schoolcijfers aanvragen die vermeld worden in de artikelen 93.33 en 93.38 van het decreet van 31 augustus betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen.
Bij de aanmelding voor de examens dienen de personen belast met de opvoeding een aanvraag voor redelijke aanpassingen of bescherming van de schoolcijfers in bij de voorzitter van de examencommissie. Daarvoor gebruiken ze een door de Regering vastgelegd aanvraagformulier. Indien de aanvraag voor redelijke aanpassingen of bescherming van de schoolcijfers wordt ingediend nadat de termijn voor de inschrijving voor de examens verstreken is, wordt ze van ambtswege afgewezen.
Bij de aanvraag voor redelijke aanpassingen gaat een deskundigenadvies dat overeenstemt met het advies vermeld in artikel 93.34, § 1, tweede en derde lid, van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998. Bij de aanvraag voor bescherming van de schoolcijfers gaat een deskundigenadvies dat overeenstemt met het advies vermeld in artikel 93.39, § 1, tweede en derde lid, van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998.
Het indienen van een aanvraag opent geen recht op de in het advies aanbevolen compenserende maatregelen of de in het advies aanbevolen deelgebieden van de bescherming van de schoolcijfers.
De artikelen 93.35 en 93.40 van hetzelfde decreet van 31 augustus 1998 zijn van toepassing op de examencommissie, waarbij onder "inrichtingshoofd" en "onderwijsinspectie" de voorzitter van de examencommissie wordt verstaan en waarbij onder "leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch en psychosociaal personeel" de leden van de examencommissie wordt verstaan. » HOOFDSTUK 1 3. - Wijziging van het decreet van 30 juni 2003 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs 2003
Art. 144.In artikel 5, § 4, van het decreet van 30 juni 2003 houdende dringende maatregelen inzake onderwijs 2003, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 25 oktober 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° na het huidige derde lid wordt het volgende vierde lid ingevoegd, luidende : « In afwijking van het tweede lid wordt een personeelslid van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren dat onderworpen is aan de artikelen 6.44 en 6.48 tot 6.51 van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren en de artikelen 111.8 tot 111.10 van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep, bezoldigd op basis van het ambt dat het met toepassing van § 1, eerste lid, 4°, uitoefent. » 2° het huidige vierde lid wordt het vijfde lid en het huidige vijfde lid wordt het zesde lid. HOOFDSTUK 1 4. - Wijziging van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra
Art. 145.In artikel 37, eerste lid, van het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin van het eerste lid, 5°, vervangen bij het decreet van 23 juni 2008, worden de woorden "bepaald in artikel 20bis, leden 2 en 3," opgeheven;2° tussen het eerste lid en het tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende : « Bij de afwijking vermeld in het eerste lid, 5°, gaat het om de aanstelling resp.aanwijzing van een personeelslid volgens één van de volgende bepalingen : 1° artikel 19, § 2, van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen;2° artikel 33bis, tweede en derde lid, van het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum;3° artikel 20bis, tweede en derde lid, van dit decreet.»
Art. 146.In artikel 56.6 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 23 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, 1°, k), ingevoegd bij decreet van 27 juni 2011, wordt de punt op het einde van de zin door een puntkomma vervangen;2° er wordt een bepaling onder l) ingevoegd, luidende : « l) voltijdse loopbaanonderbreking.» 3° paragraaf 2 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « In afwijking van § 1, eerste lid, 1°, mag een definitief benoemde administratief hoofdsecretaris verlof voor de uitoefening van hetzelfde ambt of van een ander ambt nemen voor de duur van in totaal hoogstens vijf jaar.»
Art. 147.In hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt een hoofdstuk IVsexies ingevoegd dat het artikel 56.15 bevat, luidende : « Hoofdstuk IVsexies. - Bijzondere bepalingen voor de adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school Art. 56.15 - In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school toegewezen in de vorm van een aanstelling van doorlopende duur en in de vorm van een vaste benoeming overeenkomstig de voorwaarden die gelden in het gesubsidieerd vrij onderwijs. »
Art. 148.In hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt een hoofdstuk IVsepties ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk IVsepties. - Bijzondere bepalingen voor onderdirecteurs »
Art. 149.In hoofdstuk IVsepties van hetzelfde decreet wordt een artikel 56.16 ingevoegd, luidende : « Art. 56.16 - In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van onderdirecteur toegewezen in de vorm van een aanstelling van doorlopende duur en in de vorm van een vaste benoeming overeenkomstig de voorwaarden die gelden in het gesubsidieerd vrij onderwijs. »
Art. 150.In hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt een hoofdstuk IVocties ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk IVocties. - Bijzondere bepalingen voor werkmeesters in het lager en hoger secundair onderwijs"
Art. 151.In hoofdstuk IVocties van hetzelfde decreet wordt een artikel 56.17 ingevoegd, luidende : « Art. 56.17 - In afwijking van hoofdstuk IV wordt het ambt van werkmeester in het lager en hoger secundair onderwijs toegewezen in de vorm van een aanstelling van doorlopende duur en in de vorm van een vaste benoeming overeenkomstig de voorwaarden die gelden in het gesubsidieerd vrij onderwijs. »
Art. 152.In artikel 64.2, eerste lid, van hetzelfde decreet, wordt de bepaling onder 2°, ingevoegd bij het decreet van 23 maart 2009 en voor de Nederlandse versie vervangen bij het decreet van 24 juni 2013, vervangen als volgt : « 2° minstens over een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad beschikt; ».
Art. 153.In artikel 64.6 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 23 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, 1°, l), ingevoegd bij decreet van 27 juni 2011, wordt de punt op het einde van de zin door een puntkomma vervangen;2° er wordt een bepaling onder m) ingevoegd, luidende : « m) voltijdse loopbaanonderbreking.» 3° paragraaf 2 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « In afwijking van § 1, eerste lid, 1°, mag een vastbenoemde directeur van een kunstacademie verlof voor de uitoefening van hetzelfde ambt of van een ander ambt nemen voor de duur van in totaal hoogstens vijf jaar.»
Art. 154.In artikel 64.13, eerste lid, 2°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2010, wordt de bepaling onder a) vervangen als volgt : « 2° a) voor het ambt van inrichtingshoofd of directeur van een gewone secundaire school : tenminste houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs van de eerste graad; »
Art. 155.In artikel 64.17 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, 1°, l), ingevoegd bij decreet van 27 juni 2011, wordt de punt op het einde van de zin door een puntkomma vervangen;2° er wordt een bepaling onder m) ingevoegd, luidende : « m) voltijdse loopbaanonderbreking.» 3° paragraaf 2 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « In afwijking van § 1, eerste lid, 1°, mag een vastbenoemd inrichtingshoofd verlof voor de uitoefening van hetzelfde ambt of van een ander ambt nemen voor de duur van in totaal hoogstens vijf jaar.»
Art. 156.In artikel 111quater van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017" en wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016";2° in het tweede lid worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017" en wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016";3° in het derde lid worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017" en wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016";4° in het vierde lid worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017" en wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016".
Art. 157.In hoofdstuk XIV van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt een artikel 111novies ingevoegd, luidende : « Art. 111novies - Voor personeelsleden die uiterlijk op 1 september 2009 met toepassing van de geldige afwijkingsbepalingen bij de inrichtende macht van het gemeenschapsonderwijs voor het toe te wijzen ambt beschouwd werden als houders van een vereist bekwaamheidsbewijs, geldt de voorwaarde vermeld in artikel 20, § 1, eerste lid, 5°, en de voorwaarde vermeld in artikel 37, eerste lid, 5°, als vervuld.
Voor personeelsleden die uiterlijk op 1 september 2010 met toepassing van de geldige afwijkingsbepalingen bij een inrichtende macht van het gesubsidieerd officieel onderwijs of van het gesubsidieerd vrij onderwijs voor het toe te wijzen ambt beschouwd werden als houders van een vereist bekwaamheidsbewijs, geldt de voorwaarde vermeld in artikel 20, § 1, eerste lid, 5°, en de voorwaarde vermeld in artikel 37, eerste lid, 5°, als vervuld. » HOOFDSTUK 1 5. - Wijziging van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs
Art. 158.In artikel 10 van het decreet van 19 april 2004 betreffende de taaloverdracht en het gebruik van de talen in het onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "selectie- en" opgeheven;2° het artikel wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « Alle selectieambten worden bekleed door personeelsleden die een grondige kennis van het Duits hebben.Indien het personeelslid een Franstalige of een Nederlandstalige doelgroep begeleidt, zorgt de inrichtende macht ervoor dat de doelgroep in de betrokken taal begeleid wordt. »
Art. 159.In artikel 26bis, 1°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 april 2008, wordt het getal "4" vervangen door het getal "10".
Art. 160.Artikel 52 van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt aangevuld met een negende lid, luidende : « Personeelsleden die vóór 1 september 2016 werkzaam waren in het onderwijs in de Duitstalige Gemeenschap en die vóór 1 september 2016 houder waren van een attest dat bewijst dat ze geslaagd zijn voor een opleiding in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs overeenstemmend met ten minste 4 studiepunten, worden beschouwd als houders van een bewijs van de kennis in de didactiek van het vreemdetalenonderwijs. » HOOFDSTUK 1 6. - Wijziging van het decreet van 17 mei 2004 over maatregelen inzake onderwijs, opleiding en infrastructuur - 2004
Art. 161.Artikel 20 van het decreet van 17 mei 2004 over maatregelen inzake onderwijs, opleiding en infrastructuur - 2004, gewijzigd bij de decreten van 28 juni 2010 en 31 maart 2014, wordt aangevuld met een derde lid, luidende : « Dit hoofdstuk is ook van toepassing op het ambt van adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school. »
Art. 162.In artikel 21.3, derde lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 juli 2012 en gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2014, wordt de derde zin vervangen als volgt : « Het terugbetaalde bedrag stemt overeen met de werkelijk gemaakte kosten en mag per schooljaar niet hoger zijn dan het bedrag dat terugbetaald werd voor een jaarabonnement voor hetzelfde traject. » HOOFDSTUK 1 7. - Wijziging van het decreet van 6 juni 2005 houdende maatregelen inzake onderwijs 2005
Art. 163.In artikel 33, tweede en derde lid, van het decreet van 6 juni 2005 houdende maatregelen inzake onderwijs 2005, gewijzigd bij het decreet van 23 juni 2008, wordt het woord "drie" telkens vervangen door het woord "vier".
Art. 164.In hoofdstuk XIX, afdeling 6, van hetzelfde decreet wordt een artikel 33.1 ingevoegd, luidende : « Art. 33.1 - § 1. Na afloop van het ouderschapsverlof heeft het personeelslid vermeld in artikel 22 het recht terug te keren in zijn vroegere functie of, indien dat niet mogelijk is, in een gelijkwaardige of vergelijkbare functie. § 2. Het personeelslid kan een aanpassing van zijn werktijden aanvragen voor een duur van zes maanden na afloop van het ouderschapsverlof. Bij de aanpassing van de werktijd wordt rekening gehouden met het belang van de dienst en met het belang van het betrokken personeelslid om de verenigbaarheid van het beroepsleven en het gezinsleven te verbeteren.
De aanvraag om de werktijd aan te passen, moet minstens drie weken vóór afloop van het ouderschapsverlof, via het inrichtingshoofd, schriftelijk ingediend worden bij de inrichtende macht die de beslissing neemt in overleg met het inrichtingshoofd.
Als de aanvraag afgewezen wordt, wordt de reden minstens één week voor afloop van het ouderschapsverlof schriftelijk meegedeeld aan het betrokken personeelslid. »
Art. 165.Artikel 34 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « Art. 34 - De bepalingen van deze afdeling voorzien in de omzetting van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad van 8 maart 2010 tot uitvoering van de door BUSINESSEUROPE, UEAPME, het CEEP en het EVV gesloten herziene raamovereenkomst en tot intrekking van Richtlijn 96/34/EG. » HOOFDSTUK 1 8. - Wijziging van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool
Art. 166.In titel I van het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2013, wordt een artikel 1.4 ingevoegd, luidende : « Art. 1.4 - Omzetting van Europese richtlijnen Artikel 2.7 en artikel 3.25 dienen tot gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. »
Art. 167.Artikel 2.7 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2010, wordt vervangen als volgt : « Artikel 2.7. - Competenties in de afdeling Verpleegkunde § 1. De basisopleiding richt zich naar het profiel van de verpleger, zoals bepaald overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.
De basisopleiding wordt zo georganiseerd dat ze de student de mogelijkheid biedt op zijn minst de volgende competenties te ontwikkelen : 1° de competentie om de behoeften aan verpleegkundige zorg onder eigen verantwoordelijkheid vast te stellen, rekening houdend met de actuele theoretische, klinische en praktische kennis en de verpleegkundige zorg in het kader van de behandeling van patiënten op grond van de verworven kennis en vaardigheden te plannen, te organiseren en uit te voeren en zo het beroep beter uit te oefenen;2° de competentie om efficiënt samen te werken met andere actoren uit de gezondheidszorg, met inbegrip van de competentie om mee te werken aan de praktische opleiding van beoefenaars van gezondheidszorgberoepen, op basis van de verworven kennis en vaardigheden;3° de competentie om personen, families en groepen op grond van de verworven kennis en vaardigheden te helpen om gezond te leven en te leren om voor zichzelf te zorgen;4° de competentie om onder eigen verantwoordelijkheid levensreddende dringende maatregelen op gang te brengen en in crisissituaties of bij rampen maatregelen uit te voeren;5° de competentie om zorgbehoevende personen en hun referentiepersonen onder eigen verantwoordelijkheid te adviseren, op te leiden en te ondersteunen;6° de competentie om de kwaliteit van de verpleegkundige zorg onder eigen verantwoordelijkheid veilig te stellen en te beoordelen;7° de competentie om omvattend en vakkundig te communiceren en om samen te werken met andere beoefenaars van gezondheidszorgberoepen;8° de competentie om de kwaliteit van de zorg te analyseren en zo het beroep van verpleegkundige, die verantwoordelijk is voor de algemene verzorging, beter uit te oefenen. § 2. De opleidingsactiviteiten die noodzakelijk zijn voor het verwerven van deze competenties steunen, in het kader van de basisopleiding, op zijn minst op de volgende opleidingsgebieden : 1° verpleegkunde;2° humane en sociale wetenschappen;3° medische en biologische basiswetenschappen;4° beroepsgerichte integratie van theorie en praktijk.»
Art. 168.In artikel 3.25 van hetzelfde decreet worden de woorden "drie studiejaren" vervangen door de woorden "minstens drie studiejaren".
Art. 169.In artikel 5.15, § 1, eerste lid, 5°, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 23 juni 2008 en laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder d), vervangen bij het decreet van 16 juli 2012, worden de woorden "bestuurs- en onderwijzend personeel" vervangen door de woorden "bestuurs- en onderwijzend personeel in het secundair onderwijs" en wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;2° er wordt een bepaling onder e) ingevoegd, luidende : « e) als het om een lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel in het hoger onderwijs gaat, beschikt dat personeelslid over een pedagogisch bekwaamheidsbewijs voor het hoger onderwijs of over een bewijs dat door de Regering als gelijkwaardig wordt erkend.»
Art. 170.In artikel 5.31, eerste lid, 5°, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 23 juni 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder d), vervangen bij het decreet van 16 juli 2012, worden de woorden "bestuurs- en onderwijzend personeel" vervangen door de woorden "bestuurs- en onderwijzend personeel in het secundair onderwijs" en wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;2° er wordt een bepaling onder e) ingevoegd, luidende : « e) als het om een lid van het bestuurs- en onderwijzend personeel in het hoger onderwijs gaat, beschikt dat personeelslid over een pedagogisch bekwaamheidsbewijs voor het hoger onderwijs of over een bewijs dat door de Regering als gelijkwaardig wordt erkend.»
Art. 171.In artikel 5.92, 1°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder k) wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;2° er worden bepalingen onder l) en m) ingevoegd, luidende : « l) voltijdse loopbaanonderbreking;n) verlof voor de uitoefening van hetzelfde of van een ander ambt.»
Art. 172.In artikel 5.98, derde lid 1°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 27 juni 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder k) wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;2° er worden bepalingen onder l) en m) ingevoegd, luidende : « l) voltijdse loopbaanonderbreking;n) verlof voor de uitoefening van hetzelfde of van een ander ambt.»
Art. 173.In artikel 9.11quater van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017" en wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016";2° in het tweede lid worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017" en wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016";
Art. 174.Titel IX van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 16 juli 2012, wordt aangevuld met een artikel 9.11quinquies, luidende : « Art. 9.11quinquies - Overgangsregeling voor de uitreiking van de bachelor in de verpleegkunde De bachelor in de verpleegkunde kan uitsluitend uitgereikt worden overeenkomstig de bepalingen die geldig waren vóór 1 september 2016 aan studenten die : 1° in het academiejaar 2015-2016 geslaagd zijn voor het tweede jaar en in het academiejaar 2016-2017 geslaagd zijn voor het derde jaar, of 2° in het academiejaar 2015-2016 geslaagd zijn voor het eerste jaar, in het academiejaar 2016-2017 geslaagd zijn voor het tweede jaar en in het academiejaar 2017-2018 geslaagd zijn voor het derde jaar. Leerlingen of studenten die niet voldoen aan de voorwaarden gesteld in het eerste lid, kunnen zich niet laten inschrijven in een studiejaar dat georganiseerd wordt overeenkomstig de bepalingen die geldig waren vóór 1 september 2016. » HOOFDSTUK 1 9. - Wijziging van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep
Art. 175.In artikel 103 van het decreet van 21 april 2008 houdende valorisatie van het lerarenberoep, gewijzigd bij het decreet van 23 maart 2009 en bij het decreet van 29 juni 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 5° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt; 2° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 6°, luidende : « 6° "de personeelsleden die het selectieambt van adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school bekleden." »
Art. 176.In artikel 111.3, § 1, vierde lid, 3°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 19 april 2010, worden de woorden "31 mei" vervangen door de woorden "30 april".
Art. 177.Artikel 111.9 van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 31 maart 2014 en gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt aangevuld met de paragrafen 6 en 7, luidende : « § 6. De artikelen 111.9, § 1, eerste lid, § 2, eerste lid, § 3, eerste lid, en § 4, eerste lid, zijn niet van toepassing als in de periode van 1 september 2014 tot en met 31 augustus 2019 diensten bij een vereniging zonder winstoogmerk, in het onderwijs of in de openbare sector worden gepresteerd die op grond van het relevant geldelijk statuut tijdens de voormelde periode erkend worden en als een geldelijke anciënniteit van ten minste één jaar daaruit voortvloeit. § 7. Voor de berekening van het zevende of het achtste dienstjaar wordt de geldelijke anciënniteit van de personeelsleden in aanmerking genomen. »
Art. 178.Bijlage I van hetzelfde decreet, vervangen bij de het decreet van 16 juli 2012, wordt vervangen door de bijlage I gevoegd bij dit decreet.
Art. 179.In bijlage II van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 16 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017";2° in de bepaling onder 2° wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016".
Art. 180.Bijlage IV van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 31 maart 2014, wordt vervangen door de bijlage 2 gevoegd bij dit decreet. HOOFDSTUK 2 0. - Wijziging van het decreet van 17 november 2008 ter ondersteuning van de instellingen voor volwassenenonderwijs
Art. 181.Artikel 18.1 van het decreet van 17 november 2008 ter ondersteuning van de instellingen voor volwassenenonderwijs, ingevoegd bij het decreet van 25 februari 2013, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : « § 3. In afwijking van artikel 8, § 5, derde lid, wordt de tussentijdse evaluatie van de goedgekeurde globale concepten voor de eenvormige ondersteuningsperiode 2014-2017 opgeschort. » HOOFDSTUK 2 1. - Wijziging van het decreet van 11 mei 2009 over het centrum voor bevorderingspedagogiek, ter verbetering van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone en gespecialiseerde scholen, evenals ter aanmoediging van de ondersteuning van leerlingen met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden in de gewone en gespesialiseerde scholen
Art. 182.In artikel 6, eerste lid, van het decreet van 11 mei 2009 over het Centrum voor bevorderingspedagogiek, ter verbetering van de gespecialiseerde pedagogische ondersteuning in de gewone en gespecialiseerde scholen, evenals ter aanmoediging van de ondersteuning van leerlingen met een beperking of met aanpassings- of leermoeilijkheden in de gewone en gespecialiseerde scholen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 7° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;2° Er worden bepalingen onder 8° tot 12° ingevoegd, luidende : « 8° het onderwijs voor zieke kinderen;9° de begeleiding van leerlingen die wegens bijzondere moeilijkheden gedurende enige tijd de gewone lessen niet meer volgen en sociaal-pedagogische begeleiding moeten krijgen om zo snel mogelijk weer aan het dagelijkse schoolleven te kunnen deelnemen;10° organisatie en uitvoering van maatregelen om de competenties inzake gespecialiseerde pedagogische ondersteuning bij de personeelsleden in het onderwijs uit te breiden;11° adviseren en begeleiden op het gebied van intercultureel onderwijs en taalonderwijs;12° meewerken aan de ontwikkeling van concepten inzake gespecialiseerde pedagogische ondersteuning en aan de sturing van de uitvoering van die concepten.»
Art. 183.Artikel 14 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « De vierde betrekking van departementshoofd vermeld in artikel 24 van hetzelfde decreet van 27 juni 1990 wordt in het Centrum voor bevorderingspedagogiek georganiseerd vanaf 1 september 2016. » HOOFDSTUK 2 2. - Wijziging van het decreet van 25 oktober 2010 houdende pedagogische en administratieve vernieuwingen in het onderwijs
Art. 184.In artikel 1 van het decreet van 25 oktober 2010 houdende pedagogische en administratieve vernieuwingen in het onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin van § 1 worden de woorden "1-4" vervangen door de woorden "3-4.1"; 2° in § 2 worden de bepalingen onder 1° en 2° opgeheven;3° in § 2, 3° en 4°, worden de bepalingen onder i) tot l) opgeheven; 4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een bepaling onder 5°, luidende : « 5° in bijlage 4.1 voor de wervingsambten in het deeltijds kunstonderwijs vermeld in artikel 6, G), a), 1° tot 29°, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1968 tot vaststelling en rangschikking van de ambten der leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch en psychosociaal personeel bij de inrichtingen voor kleuteronderwijs, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, en van de ambten der leden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze inrichtingen. »
Art. 185.De bijlagen 1 en 2 van hetzelfde decreet worden opgeheven.
Art. 186.In hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, wordt een artikel 3.2 ingevoegd, luidende : « Art 3.2. - Houders van een in de tijd beperkt bewijs van pedagogische bekwaamheid in het deeltijds kunstonderwijs Voor personeelsleden die één van de ambten genoemd in artikel 1, § 2, 5°, bekleden, wordt ervan uitgegaan dat de voorwaarde die in de bepalingen van artikel 1, § 1, 1°, 3°, 4° of 5°, wordt vermeld, vervuld is, indien zij houder zijn van een diploma van pedagogische bekwaamheid afgegeven door een instelling voor deeltijds kunstonderwijs voor het uitgeoefende ambt, zelfs als dat diploma zijn geldigheid heeft verloren. »
Art. 187.In hetzelfde decreet wordt een bijlage 4.1 ingevoegd, die als bijlage 1 is gevoegd bij dit besluit. HOOFDSTUK 2 3. - Wijziging van het decreet van 25 juni 2012 over de onderwijsinspectie en het adviespunt voor schoolontwikkeling
Art. 188.In artikel 19, § 3, van het decreet van 25 juni 2012 over de onderwijsinspectie en het adviespunt voor schoolontwikkeling worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde en het vierde lid worden vervangen als volgt : « De commissie voert met elke in aanmerking komende kandidaat een sollicitatiegesprek dat beslissend is voor de toelating tot de procedure om de geschiktheid voor het ambt vast te stellen.Bij haar beslissing houdt de commissie rekening met de stukken vermeld in artikel 18, derde en vierde lid, de pedagogische kwalificatie, de beroepservaring en de vakkennis van de kandidaat die voor het te bekleden ambt noodzakelijk is. De kandidaten die het sollicitatiegesprek met succes doorlopen hebben, worden toegelaten tot de procedure om de geschiktheid voor het ambt vast te stellen.
Na die procedure stelt de commissie een met redenen omkleed advies op, waarin de kandidaten die de procedure met succes hebben doorlopen, worden gerangschikt en voor een aanstelling worden voorgedragen. Voor de rangschikking baseert de commissie zich zowel op het sollicitatiegesprek, als op de resultaten die de kandidaten tijdens de voormelde procedure hebben bereikt. »; 2° het vijfde lid wordt opgeheven.
Art. 189.In artikel 22 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 15°, wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;2° het eerste lid wordt aangevuld met een bepaling onder 16°, luidende : « 16° voltijdse loopbaanonderbreking.» 3° in het tweede lid worden de woorden "1° tot 12°" vervangen door de woorden "1° tot 12° en 16°";4° het artikel wordt aangevuld met een zevende lid, luidende : « Met behoud van de toepassing van het eerste lid mogen het vastbenoemde hoofd van de onderwijsinspectie en van het adviespunt voor schoolontwikkeling, de vast benoemde onderwijsinspecteur of de vast benoemde adviseur voor onderwijsontwikkeling verlof voor de uitoefening van hetzelfde ambt of van een ander ambt nemen voor de duur van in totaal hoogstens vijf jaar.» HOOFDSTUK 2 4. - Wijziging van het crisisdecreet van 16 juli 2012
Art. 190.In artikel 1 van het crisisdecreet van 16 juli 2012 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017";2° in de bepaling onder 2° wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016".
Art. 191.In artikel 2 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017";2° in de bepaling onder 2° wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016". HOOFDSTUK 2 5. - Wijziging van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren
Art. 192.In artikel 3.4, 1°, van het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren worden de woorden "scheppen en waarborgen" vervangen door de woorden "stimuleren".
Art. 193.In artikel 6.2, 1°, van het decreet van 31 maart 2014 van hetzelfde decreet wordt de bepaling onder i) vervangen als volgt : « i) assistent voor gezondheidspromotie; ».
Art. 194.In artikel 6.3, § 1, 9°, van hetzelfde decreet worden de woorden "medewerker voor tandverzorging op school" vervangen door de woorden "assistent voor gezondheidspromotie".
Art. 195.Artikel 6.55 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « Een personeelslid wordt voor de duur van zijn jaarlijks vakantieverlof vervangen wanneer dat jaarlijks vakantieverlof onmiddellijk op een bevallingsverlof volgt en het personeelslid onmiddellijk daarna ouderschapsverlof of loopbaanonderbreking wegens ouderschapsverlof neemt. Onder jaarlijks vakantieverlof wordt verstaan : het jaarlijks vakantieverlof vermeld in de artikelen 6.48 tot 6.50, alsook het jaarlijks vakantieverlof van de overgenomen instellingen vermeld in artikel 10.4, wanneer het overgenomen personeelslid een keuze in die zin overeenkomstig dat artikel gemaakt heeft. »
Art. 196.Artikel 6.80 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een derde lid, luidende : « Indien het ambt van hoofd van een lokale vestiging niet bekleed kan worden door een personeelslid van het centrum, wordt in afwijking van het tweede lid de procedure voor een aanstelling in de ambten vermeld in artikel 6.79, 1° tot 5°, toegepast, met uitzondering van de verplichting voor de kandidaat om een strategie- en actieplan op te maken. »
Art. 197.In artikel 6.84, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 15° wordt de punt op het einde van de zin vervangen door een kommapunt;2° er wordt een bepaling onder 16° ingevoegd, luidende : « 16° voltijdse loopbaanonderbreking.» 3° in het tweede lid worden de woorden "1° tot 12°" vervangen door de woorden "1° tot 12° en 16°";4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een zesde lid, luidende : « Met behoud van de toepassing van het eerste lid mogen de vastbenoemde coördinator, het vastbenoemde hoofd van een vestiging of de vastbenoemde directeur per ambt één keer verlof voor de uitoefening van hetzelfde ambt of van een ander ambt nemen voor de duur van in totaal hoogstens vijf jaar.»
Art. 198.In het opschrift van artikel 6.101 van hetzelfde decreet worden de woorden "Medewerker voor tandverzorging op school" vervangen door de woorden "Assistent voor gezondheidspromotie"; in de inleidende zin van artikel 6.101 van hetzelfde decreet worden de woorden "medewerker voor tandverzorging op school" vervangen door de woorden "assistent voor gezondheidspromotie".
Art. 199.Artikel 10.5 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede en een derde lid, luidende : « Vanaf 1 september 2016 beschikt het centrum over maximaal 2,5 aanvullende betrekkingen ter compensatie van de gestegen personeelsbehoefte die voortvloeit uit de afbouw van overuren voor de schooljaren 2016-2017 en 2017-2018. Voor het schooljaar 2018-2019 wordt die compensatie teruggebracht op maximaal 1,5 betrekkingen.
De raad van bestuur bezorgt de Regering voor het begin van elk schooljaar schriftelijk een plan met de overuren die worden afgebouwd.
Het plan beschrijft de omvang, duur en reden van de daardoor ontstane stijging van de personeelsbehoefte die met het in het tweede lid ter beschikking gestelde betrekkingenpakket opgevangen wordt. Op basis van dat plan kan de Regering beslissen om het aantal betrekkingen bepaald in het tweede lid te reduceren. »
Art. 200.In het opschrift van artikel 10.8 van hetzelfde decreet worden de woorden "medewerker voor tandverzorging op school" vervangen door de woorden "assistent voor gezondheidspromotie".
Art. 201.In artikel 10.9 van hetzelfde decreet wordt het getal "2017" vervangen door het getal "2016" en worden de woorden "1 januari 2018" vervangen door de woorden "1 januari 2017".
Art. 202.In artikel 10.10 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2015, worden de woorden "1 september 2016" vervangen door de woorden "1 september 2017". HOOFDSTUK 2 6. - Slotbepalingen
Art. 203.Opgeheven worden : 1° artikel 1, C), en D), van het koninklijk besluit van 22 juli 1969 tot vaststelling van de wervingsambten waarvan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het paramedisch personeel van de rijksonderwijsinrichtingen titularis moeten zijn om in een selectieambt te kunnen worden benoemd, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 31 augustus 2000;2° artikel 12, § 1, 3°, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2003, en artikel 13 van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs dat verstrekt wordt in de gesubsidieerde vrije inrichtingen voor middelbaar onderwijs of voor normaalonderwijs, met inbegrip van het postsecundair psycho-pedagogisch jaar;3° artikel 12, § 1, 3°, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 31 augustus 2000, en artikel 13 van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in het secundair onderwijs georganiseerd in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor middelbaar onderwijs en in de gesubsidieerde officiële inrichtingen voor normaalonderwijs;4° artikel 12, § 1, van het koninklijk besluit nr.439 van 11 augustus 1986 houdende rationalisatie en programmatie van het buitengewoon onderwijs.
Art. 204.Dit decreet treedt in werking op 1 september 2016, met uitzondering van : 1° artikel 203, 4°, dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2009;2° de artikelen 2, 25, 118, 141, 145 en 157 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2012;3° de artikelen 177 en 196 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2014;4° artikel 162, dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2015;5° de artikelen 181 en 195 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2016;6° de artikelen 22, 55, 56, 138, 142, 152, 154, 158, 169, 170, 184 en 185, die in werking treden op 1 januari 2017;7° de artikelen 70 tot 76, 87, 107 en 108, die in werking treden op 1 september 2017;8° de artikelen 46, 77 tot 85 en 143, paragraaf 2, die in werking treden op 1 september 2018. BIJLAGE 1 (In de Duitse tekst : ANHANG 1) BIJLAGE 4.1 (In de Duitse tekst : ANHANG 4.1) Bepaling van de belangrijkste onderdelen van de opleiding tot het behalen van een bewijs van pedagogische bekwaamheid (Zie artikel 1, § 2, 5°)
Studiepunten (ECTS)
Sociologische en culturele kennis
Juridische en wettelijke aspecten
2
Initiatie tot de etnomusicologie
2
Onderwijspsychologie - Overdracht van sociologische en culturele kennis
2
Pedagogische kennis
Onderwijspsychologie - Overdracht van pedagogische kennis, gebaseerd op wetenschap en wetenschappelijk onderzoek
2
Vakdidactiek
5
Improvisatie
2
Psychologische, sociaal-affectieve en maatschappelijke kennis
Onderwijspsychologie - Overdracht van psychologische, sociaal-affectieve en maatschappelijke kennis
2
Interactieve technieken (communicatietechnieken)
2
Stages
Stages (observatiestages)
3
Stages (onderwijsstages)
6
Stages (stages in het kader van buitenschoolse activiteiten)
2
Totaal
30
BIJLAGE 1 VAN DIT DECREET HOUDENDE MAATREGELEN INZAKE ONDERWIJS - 2016 BIJLAGE I Weddeschalen - Bedragen in euro I/D - voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 21.218,35 - 36.895,86 01 (1) x 73,05 02 (1) x 691,06 11 (2) x 1.292,94 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2016 21.004,03 - 36.523,18 01 (1) x 72,31 02 (1) x 684,08 11 (2) x 1.279,88 - vanaf 1 januari 2019 21.432,68 - 37.268,55 01 (1) x 73,79 02 (1) x 698,04 11 (2) x 1.306,00 I/C - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 21.836,37 - 36.895,86 10 (2) x 1.369,04 01 (2) x 1.369,09 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 21.615,80 - 36.523,18 10 (2) x 1.355,21 01 (2) x 1.355,28 I/C/1 - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 21.218,35 - 36.895,86 01 (1) x 618,02 10 (2) x 1.369,04 01 (2) x 1.369,09 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 21.004,03 - 36.523,18 01 (1) x 611,77 10 (2) x 1.355,21 01 (2) x 1.355,28 I/B - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 21.615,80 - 36.523,18 01 (1) x 815,67 10 (2) x 1.281,06 01 (2) x 1.281,11 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 21.836,37 - 36.895,86 01 (1) x 824,00 10 (2) x 1.294,13 01 (2) x 1.294,19 - vanaf 1 januari 2019 22.056,94 - 37.268,55 01 (1) x 832,33 10 (2) x 1.307,20 01 (2) x 1.307,28 I/B/1 - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 21.004,03 - 36.523,18 01 (1) x 611,77 01 (1) x 815,67 10 (2) x 1.281,06 01 (2) x 1.281,11 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 21.218,35 - 36.895,86 01 (1) x 618,02 01 (1) x 824,00 10 (2) x 1.294,13 01 (2) x 1.294,19 - vanaf 1 januari 2019 21.432,68 - 37.268,55 01 (1) x 624,26 01 (1) x 832,33 10 (2) x 1.307,20 01 (2) x 1.307,28 I/A - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 22.431,47 - 36.523,18 10 (2) x 1.281,06 01 (2) x 1.281,11 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 22.660,37 - 36.895,86 10 (2) x 1.294,13 01 (2) x 1.294,19 - vanaf 1 januari 2019 22.889,27 - 37.268,55 10 (2) x 1.307,20 01 (2) x 1.307,28 II+/D - voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 16.839,68 - 28.937,38 01 (1) x 55,94 02 (1) x 546,43 01 (2) x 896,24 01 (2) x 912,96 10 (2) x 913,97 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2016 16.669,58 - 28.645,09 01 (1) x 55,38 02 (1) x 540,91 01 (2) x 887,18 01 (2) x 903,73 10 (2) x 904,74 - vanaf 1 januari 2019 17.009,78 - 29.229,68 01 (1) x 56,52 02 (1) x 551,95 01 (2) x 905,30 01 (2) x 922,18 10 (2) x 923,20 II+/C - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 17.330,16 - 28.937,38 11 (2) x 967,26 01 (2) x 967,36 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 17.155,11 - 28.645,09 11 (2) x 957,49 01 (2) x 957,59 II+/C/1 - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 16.839,68 - 28.937,38 01 (1) x 490,48 11 (2) x 967,26 01 (2) x 967,36 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 16.669,58 - 28.645,09 01 (1) x 485,53 11 (2) x 957,49 01 (2) x 957,59 II+/B - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 17.155,11 - 28.645,09 01 (1) x 647,37 11 (2) x 903,55 01 (2) x 903,56 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 17.330,16 - 28.937,38 01 (1) x 653,97 11 (2) x 912,77 01 (2) x 912,78 - vanaf 1 januari 2019 17.505,21 - 29.229,68 01 (1) x 660,58 11 (2) x 921,99 01 (2) x 922,00 II+/B/1 - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 16.669,58 - 28.645,09 01 (1) x 485,53 01 (1) x 647,37 11 (2) x 903,55 01 (2) x 903,56 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 16.839,68 - 28.937,38 01 (1) x 490,48 01 (1) x 653,97 11 (2) x 912,77 01 (2) x 912,78 - vanaf 1 januari 2019 17.009,78 - 29.229,68 01 (1) x 495,43 01 (1) x 660,58 11 (2) x 921,99 01 (2) x 922,00 II+/A - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 17.802,48 - 28.645,09 11 (2) x 903,55 01 (2) x 903,56 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 17.984,13 - 28.937,38 11 (2) x 912,77 01 (2) x 912,78 - vanaf 1 januari 2019 18.165,79 - 29.229,68 11 (2) x 921,99 01 (2) x 922,00 II/D - voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 16.434,39 - 26.329,26 01 (1) x 45,94 02 (1) x 524,62 01 (2) x 721,34 01 (2) x 722,05 10 (2) x 735,63 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2016 16.268,38 - 26.063,31 01 (1) x 45,48 02 (1) x 519,32 01 (2) x 714,06 01 (2) x 714,75 10 (2) x 728,20 - vanaf 1 januari 2019 16.600,39 - 26.595,21 01 (1) x 46,41 02 (1) x 529,92 01 (2) x 728,63 01 (2) x 729,34 10 (2) x 743,06 II/C - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 16.913,10 - 26.329,26 12 (2) x 784,68 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 16.742,19 - 26.063,31 12 (2) x 776,76 II/C/1 - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 16.434,39 - 26.329,26 01 (1) x 478,71 12 (2) x 784,68 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 16.268,38 - 26.063,31 01 (1) x 473,81 12 (2) x 776,76 II/B - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 16.742,19 - 26.063,31 01 (1) x 631,81 11 (2) x 724,10 01 (2) x 724,21 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 16.913,10 - 26.329,26 01 (1) x 638,23 11 (2) x 731,49 01 (2) x 731,54 - vanaf 1 januari 2019 17.083,89 - 26.595,21 01 (1) x 644,68 11 (2) x 738,88 01 (2) x 738,96 II/B/1 - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 16.268,38 - 26.063,31 01 (1) x 478,81 01 (1) x 631,81 11 (2) x 724,10 01 (2) x 724,21 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 16.434,39 - 26.329,26 01 (1) x 478,71 01 (1) x 638,23 11 (2) x 731,49 01 (2) x 731,54 - vanaf 1 januari 2019 16.600,39 - 26.595,21 01 (1) x 483,50 01 (1) x 644,68 11 (2) x 738,88 01 (2) x 738,96 II/B/2 - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 16.268,38 - 26.063,31 01 (1) x 45,49 01 (1) x 519,32 01 (1) x 540,81 11 (2) x 724,10 01 (2) x 724,21 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 16.434,39 - 26.329,26 01 (1) x 45,97 01 (1) x 524,64 01 (1) x 546,33 11 (2) x 731,49 01 (2) x 731,54 - vanaf 1 januari 2019 16.600,39 - 26.595,21 01 (1) x 46,41 01 (1) x 529,92 01 (1) x 551,85 11 (2) x 738,88 01 (2) x 738,96 II/A - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 17.374,00 - 26.063,31 11 (2) x 724,10 01 (2) x 724,21 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 17.551,33 - 26.329,26 11 (2) x 731,49 01 (2) x 731,54 - vanaf 1 januari 2019 17.728,57 - 26.595,21 11 (2) x 738,88 01 (2) x 738,96 III/D - voor de periode van 1 januari 2013 tot 31 december 2013 en van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 16.174,51 - 23.846,43 01 (1) x 0 01 (1) x 128,86 01 (1) x 299,98 13 (2) x 557,16 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2016 16.011,13 - 23.605,55 01 (1) x 0 01 (1) x 127,56 01 (1) x 296,97 13 (2) x 551,53 - vanaf 1 januari 2019 16.337,89 - 24.087,30 01 (1) x 0 01 (1) x 130,14 01 (1) x 303,00 13 (2) x 562,79 III/C - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 16.645,61 - 23.846,43 12 (2) x 553,91 01 (2) x 553,90 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 16.477,48 - 23.605,55 12 (2) x 548,31 01 (2) x 548,35 III/C/1 - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 16.174,51 - 23.605,55 01 (1) x 471,10 12 (2) x 553,91 01 (2) x 553,90 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 16.011,13 - 23.605,55 01 (1) x 466,35 12 (2) x 548,31 01 (2) x 548,35 III/C/2 - voor de periode van 1 september 2013 tot 31 december 2013 16.174,51 - 23.846,43 01 (1) x 128,86 01 (2) x 342,24 12 (2) x 553,91 01 (2) x 553,90 - voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 16.011,13 - 23.605,55 01 (1) x 127,54 01 (2) x 338,80 12 (2) x 548,31 01 (2) x 548,35 III/B - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 16.477,48 - 23.605,55 01 (1) x 621,76 12 (2) x 500,48 01 (2) x 500,55 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 16.645,61 - 23.846,43 01 (1) x 628,16 12 (2) x 505,58 01 (2) x 505,70 - vanaf 1 januari 2019 16.813,75 - 24.087,30 01 (1) x 634,48 12 (2) x 510,69 01 (2) x 510,79 III/B/1 - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 16.011,13 - 23.605,55 01 (1) x 466,35 01 (1) x 621,76 12 (2) x 500,48 01 (2) x 500,55 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 16.174,51 - 23.846,43 01 (1) x 471,10 01 (1) x 628,16 12 (2) x 505,58 01 (2) x 505,70 - vanaf 1 januari 2019 16.337,89 - 24.087,30 01 (1) x 475,86 01 (1) x 634,48 12 (2) x 510,69 01 (2) x 510,79 III/B/2 - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 16.138,67 - 23.605,55 01 (1) x 296,94 01 (1) x 41,87 01 (1) x 621,76 12 (2) x 500,48 01 (2) x 500,55 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 16.303,35 - 23.846,43 01 (1) x 299,97 01 (1) x 42,29 01 (1) x 628,16 12 (2) x 505,58 01 (2) x 505,70 - vanaf 1 januari 2019 16.468,03 - 24.087,30 01 (1) x 303,00 01 (1) x 42,72 01 (1) x 634,48 12 (2) x 510,69 01 (2) x 510,79 III/B/3 - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 16.011,13 - 23.605,55 01 (1) x 127,54 01 (1) x 296,94 01 (1) x 41,87 01 (1) x 621,76 12 (2) x 500,48 01 (2) x 500,55 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 16.174,51 - 23.846,43 01 (1) x 128,84 01 (1) x 299,97 01 (1) x 42,29 01 (1) x 628,16 12 (2) x 505,58 01 (2) x 505,70 - vanaf 1 januari 2019 16.337,89 - 24.087,30 01 (1) x 130,14 01 (1) x 303,00 01 (1) x 42,72 01 (1) x 634,48 12 (2) x 510,69 01 (2) x 510,79 III/A - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 17.099,24 - 23.605,55 12 (2) x 500,48 01 (2) x 500,55 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 17.273,77 - 23.846,43 12 (2) x 505,58 01 (2) x 505,70 - vanaf 1 januari 2019 17.448,23 - 24.087,30 12 (2) x 510,69 01 (2) x 510,79 BIJLAGE 2 VAN DIT DECREET HOUDENDE MAATREGELEN INZAKE ONDERWIJS - 2016 BIJLAGE IV Weddeschalen - Bedragen in euro I/DX - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 23.104,43 - 40.175,50 01 (1) x 79,54 02 (1) x 752,48 11 (2) x 1.407,87 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 23.340,19 - 40.585,45 01 (1) x 80,37 02 (1) x 760,18 11 (2) x 1.422,23 - vanaf 1 januari 2019 23.575,95 - 40.995,41 01 (1) x 81,18 02 (1) x 767,84 11 (2) x 1.436,60 I/DXV - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 24.154,63 - 42.001,66 01 (1) x 83,17 02 (1) x 786,70 11 (2) x 1.471,86 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 24.401,10 - 42.430,24 01 (1) x 84,02 02 (1) x 794,72 11 (2) x 1.486,88 - vanaf 1 januari 2019 24.647,58 - 42.858,83 01 (1) x 84,85 02 (1) x 802,75 11 (2) x 1.501,90 I/BX - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 23.777,38 - 40.175,50 01 (1) x 897,24 10 (2) x 1.409,17 01 (2) x 1.409,18 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 24.020,01 - 40.585,45 01 (1) x 906,40 10 (2) x 1.423,54 01 (2) x 1.423,64 - vanaf 1 januari 2019 24.262,63 - 40.995,41 01 (1) x 915,57 10 (2) x 1.437,92 01 (2) x 1.438,01 I/BXV - vanaf 1 januari 2019 25.365,48 - 42.858,83 01 (1) x 957,18 10 (2) x 1.503,28 01 (2) x 1.503,37 I/B/1X - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 23.104,43 - 40.175,50 01 (1) x 672,95 01 (1) x 897,24 10 (2) x 1.409,17 01 (2) x 1.409,18 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 23.340,19 - 40.585,45 01 (1) x 679,82 01 (1) x 906,40 10 (2) x 1.423,54 01 (2) x 1.423,64 - vanaf 1 januari 2019 23.575,95 - 40.995,41 01 (1) x 686,68 01 (1) x 915,57 10 (2) x 1.437,92 01 (2) x 1.438,01 I/B/1XV - vanaf 1 januari 2019 24.647,58 - 42.858,83 01 (1) x 717,90 01 (1) x 957,18 10 (2) x 1.503,28 01 (2) x 1.503,37 I/AX - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 24.674,62 - 40.175,50 10 (2) x 1.409,17 01 (2) x 1.409,18 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 24.926,41 - 40.585,45 10 (2) x 1.423,54 01 (2) x 1.423,64 - vanaf 1 januari 2019 25.178,20 - 40.995,41 10 (2) x 1.437,92 01 (2) x 1.438,01 I/AXV - vanaf 1 januari 2019 26.322,66 - 42.858,83 10 (2) x 1.503,28 01 (2) x 1.503,37 II+/DX - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 18.336,54 - 31.509,60 01 (1) x 60,93 02 (1) x 595,01 01 (2) x 975,91 01 (2) x 994,10 10 (2) x 995,21 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 18.523,65 - 31.831,12 01 (1) x 61,53 02 (1) x 601,06 01 (2) x 985,86 01 (2) x 1.004,26 10 (2) x 1.005,37 - vanaf 1 januari 2019 18.710,76 - 32.152,65 01 (1) x 62,16 02 (1) x 607,15 01 (2) x 995,83 01 (2) x 1.014,40 10 (2) x 1.015,52 II+/DXV - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 19.170,02 - 32.941,85 01 (1) x 63,68 02 (1) x 622,05 01 (2) x 1.020,26 01 (2) x 1.039,29 10 (2) x 1.040,45 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 19.365,63 - 33.277,99 01 (1) x 64,32 02 (1) x 628,38 01 (2) x 1.030,68 01 (2) x 1.049,90 10 (2) x 1.051,07 - vanaf 1 januari 2019 19.561,25 - 33.614,13 01 (1) x 64,99 02 (1) x 634,74 01 (2) x 1.041,10 01 (2) x 1.060,51 10 (2) x 1.061,68 II+/BX - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 18.870,62 - 31.509,60 01 (1) x 712,11 11 (2) x 993,91 01 (2) x 993,86 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 19.063,18 - 31.831,12 01 (1) x 719,36 11 (2) x 1.004,05 01 (2) x 1.004,03 - vanaf 1 januari 2019 19.255,73 - 32.152,65 01 (1) x 726,63 11 (2) x 1.014,19 01 (2) x 1.014,20 II+/BXV - vanaf 1 januari 2019 20.130,99 - 33.614,13 01 (1) x 759,67 11 (2) x 1.060,29 01 (2) x 1.060,28 II+/B/1X - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 18.336,54 - 31.509,60 01 (1) x 534,08 01 (1) x 712,11 11 (2) x 993,91 01 (2) x 993,86 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 18.523,65 - 31.831,12 01 (1) x 539,53 01 (1) x 719,36 11 (2) x 1.004,05 01 (2) x 1.004,03 - vanaf 1 januari 2019 18.710,76 - 32.152,65 01 (1) x 544,97 01 (1) x 726,63 11 (2) x 1.014,19 01 (2) x 1.014,20 II+/B/1XV - vanaf 1 januari 2019 19.561,25 - 33.614,1301 (1) x 569,74 01 (1) x 759,67 11 (2) x 1.060,29 01 (2) x 1.060,28 II+/AX - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 19.582,73 - 31.509,60 11 (2) x 993,91 01 (2) x 993,86 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 19.782,54 - 31.831,12 11 (2) x 1.004,05 01 (2) x 1.004,03 - vanaf 1 januari 2019 19.982,36 - 32.152,65 11 (2) x 1.014,19 01 (2) x 1.014,20 II+/AXV - vanaf 1 januari 2019 20.890,66 - 33.614,13 11 (2) x 1.060,29 01 (2) x 1.060,28 II/DX - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 17.895,22 - 28.669,64 01 (1) x 50,02 02 (1) x 571,25 01 (2) x 785,47 01 (2) x 786,23 10 (2) x 801,02 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 18.077,83 - 28.962,19 01 (1) x 50,54 02 (1) x 577,09 01 (2) x 793,48 01 (2) x 794,26 10 (2) x 809,19 - vanaf 1 januari 2019 18.260,43 - 29.254,7301 (1) x 51,04 02 (1) x 582,90 01 (2) x 801,49 01 (2) x 802,27 10 (2) x 817,37 II/DXV - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 18.708,64 - 29.972,81 01 (1) x 52,30 02 (1) x 597,22 01 (2) x 821,17 01 (2) x 821,96 10 (2) x 837,43 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 18.899,55 - 30.278,65 01 (1) x 52,84 02 (1) x 603,32 01 (2) x 829,55 01 (2) x 830,37 10 (2) x 845,97 - vanaf 1 januari 2019 19.090,45 - 30.584,49 01 (1) x 53,36 02 (1) x 609,41 01 (2) x 837,92 01 (2) x 838,74 10 (2) x 854,52 II/BX - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 18.416,41 - 28.669,64 01 (1) x 694,99 11 (2) x 796,51 01 (2) x 796,63 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 18.604,41 - 28.962,19 01 (1) x 702,05 11 (2) x 804,64 01 (2) x 804,69 - vanaf 1 januari 2019 18.792,28 - 29.254,73 01 (1) x 709,15 11 (2) x 812,77 01 (2) x 812,83 II/BXV - vanaf 1 januari 2019 19.646,47 - 30.584,49 01 (1) x 741,38 11 (2) x 849,71 01 (2) x 849,83 II/B/1X - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 17.895,22 - 28.669,64 01 (1) x 521,19 01 (1) x 694,99 11 (2) x 796,51 01 (2) x 796,63 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 18.077,83 - 28.962,19 01 (1) x 526,58 01 (1) x 702,05 11 (2) x 804,64 01 (2) x 804,69 - vanaf 1 januari 2019 18.260,43 - 29.254,73 01 (1) x 531,85 01 (1) x 709,15 11 (2) x 812,77 01 (2) x 812,83 II/B/1XV - vanaf 1 januari 2019 19.090,45 - 30.584,49 01 (1) x 556,02 01 (1) x 741,38 11 (2) x 849,71 01 (2) x 849,83 II/B/2X - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 17.895,22 - 28.669,64 01 (1) x 50,04 01 (1) x 571,25 01 (1) x 594,89 11 (2) x 796,51 01 (2) x 796,63 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 18.077,83 - 28.962,19 01 (1) x 50,57 01 (1) x 577,10 01 (1) x 600,96 11 (2) x 804,64 01 (2) x 804,69 - vanaf 1 januari 2019 18.260,43 - 29.254,73 01 (1) x 51,05 01 (1) x 582,91 01 (1) x 607,04 11 (2) x 812,77 01 (2) x 812,83 II/B/2XV - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 18.899,55 - 30.278,65 01 (1) x 52,86 01 (1) x 603,34 01 (1) x 628,28 11 (2) x 841,21 01 (2) x 841,31 - vanaf 1 januari 2019 19.090,45 - 30.584,49 01 (1) x 53,36 01 (1) x 609,41 01 (1) x 634,63 11 (2) x 849,71 01 (2) x 849,83 II/AX - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 19.111,40 - 28.669,64 11 (2) x 796,51 01 (2) x 796,63 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 19.306,46 - 28.962,19 11 (2) x 804,64 01 (2) x 804,69 - vanaf 1 januari 2019 19.501,43 - 29.254,73 11 (2) x 812,77 01 (2) x 812,83 II/AXV - vanaf 1 januari 2019 20.387,85 - 30.584,49 11 (2) x 849,71 01 (2) x 849,83 III/DX - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 17.612,24 - 25.966,11 01 (1) x 0 01 (1) x 140,34 01 (1) x 326,69 13 (2) x 606,68 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 17.791,96 - 26.231,07 01 (1) x 0 01 (1) x 141,72 01 (1) x 329,95 13 (2) x 612,88 - vanaf 1 januari 2019 17.971,68 - 26.496,03 01 (1) x 0 01 (1) x 143,14 01 (1) x 333,30 13 (2) x 619,07 III/DXV - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 18.412,80 - 27.146,38 01 (1) x 0 01 (1) x 146,68 01 (1) x 341,52 13 (2) x 634,26 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 18.600,69 - 27.423,39 01 (1) x 0 01 (1) x 148,21 01 (1) x 345,00 13 (2) x 640,73 - vanaf 1 januari 2019 18.788,57 - 27.700,40 01 (1) x 0 01 (1) x 149,65 01 (1) x 348,45 13 (2) x 647,21 III/BX - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 18.125,23 - 25.966,11 01 (1) x 683,93 12 (2) x 550,53 01 (2) x 550,59 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 18.310,17 - 26.231,07 01 (1) x 690,98 12 (2) x 556,14 01 (2) x 556,24 - vanaf 1 januari 2019 18.495,13 - 26.496,03 01 (1) x 697,92 12 (2) x 561,76 01 (2) x 561,86 III/BXV - vanaf 1 januari 2019 19.335,81 - 27.700,40 01 (1) x 729,65 12 (2) x 587,29 01 (2) x 587,46 III/B/1X - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 17.612,24 - 25.966,11 01 (1) x 512,99 01 (1) x 683,93 12 (2) x 550,53 01 (2) x 550,59 - voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2018 17.791,96 - 26.231,07 01 (1) x 518,21 01 (1) x 690,98 12 (2) x 556,14 01 (2) x 556,24 - vanaf 1 januari 2019 17.971,68 - 26.496,03 01 (1) x 523,45 01 (1) x 697,92 12 (2) x 561,76 01 (2) x 561,86 III/B/1XV - vanaf 1 januari 2019 18.788,57 - 27.700,40 01 (1) x 547,24 01 (1) x 729,65 12 (2) x 587,29 01 (2) x 587,46 III/B/2X - voor de periode van 1 september 2014 tot 31 december 2016 17.752,54 - 25.966,11 01 (1) x 326,63 01 (1) x 46,06 01 (1) x 683,93 Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Eupen, 20 juni 2016.
O. PAASCH De Minister-President Mevr. I. WEYKMANS De Viceminister-President, Minister van Cultuur, Werkgelegenheid en Toerisme A. ANTONIADIS De Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden H. MOLLERS De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek _______ Nota Zitting 2015-2016.
Parlementaire stukken : 119 (2015-2016), nr. 1. Ontwerp van decreet. 119 (2015-2016), nrs. 2 + 3. Voorstellen tot wijziging. 119 (2015-2016), nr. 4. Verslag.
Integraal verslag : 20 juni 2016, nr. 28. Bespreking en aanneming.