gepubliceerd op 17 juli 1999
26 APRIL 1999 - Decreet over de media
26 APRIL 1999 - Decreet over de media (1)
De Raad van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° Regering : de Regering van de Duitstalige Gemeenschap;2° omroepdienst : dienst die de uitzending, via de kabel of draadloos, via zendapparatuur op aarde of aan boord van een satelliet, van mondelinge, auditieve of visuele voorstellingen van welke aard ook die voor het publiek bestemd zijn.De dienst mag geluids-, televisie- of andere programma's omvatten. Het begrip dekt ook het overdragen aan andere organisaties met het oog op het doorgeven daarvan aan het publiek; 3° televisieomroep : het oorspronkelijk uitzenden via de kabel of draadloos, via zendapparatuur op aarde of aan boord van een satelliet, al dan niet in gecodeerde vorm, van voor ontvangst door het publiek bestemde programma's.Hieronder is ook begrepen het overdragen van programma's tussen ondernemingen met het oog op het doorgeven daarvan aan het publiek. Hieronder zijn niet begrepen communicatiediensten die informatieve gegevens of andere prestaties op individueel verzoek verstrekken zoals telekopiediensten, elektronische databanken en andere soortgelijke diensten; 4° televisieomroeporganisatie : rechtspersoon die de redactionele verantwoordelijkheid draagt voor televisieprogramma's en zulke programma's uitzendt;5° televisieprogramma : het geheel van de uitzendingen die onder een gemeenschappelijke benoeming door een televisieomroeporganisatie worden doorgegeven;6° open kanaal : een televisieprogramma uitgewerkt door natuurlijke of rechtspersonen die op eigen verantwoordelijkheid televisuele participaties met een beperkte duur uitzenden, waarbij deze personen een vrije en billijke toegang gewaarborgd wordt;7° radio-omroeporganisatie : de rechtspersoon die de redactionele verantwoordelijkheid draagt voor radioprogramma's en zulke programma's uitzendt;8° private radio : een privaat-rechtelijke radio-omroeporganisatie;9° regionale radio : een privaat-rechtelijke radio-omroeporganisatie die gericht is tot een regionaal publiek;10° lokale radio : een privaat-rechtelijke radio-omroeporganisatie die gericht is tot een geografisch beperkt publiek;11° geluidsprogramma : het geheel van de uitzendingen die onder een gemeenschappelijke benoeming door een radio-omroeporganisatie worden doorgegeven;12° reclame : de door een overheidsbedrijf of particuliere onderneming tegen vergoeding of soortgelijke betaling op televisie of radio uitgezonden boodschap - in welke vorm dan ook - in verband met de uitoefening van enige commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of van een vrij beroep, met het oog op de bevordering van de levering van goederen of diensten tegen betaling, met inbegrip van onroerende goederen, rechten en verplichtingen;13° sluikreclame : het vermelden of vertonen van goederen, diensten, naam, handelsmerk of activiteiten van een producent van goederen of een dienstverlener in televisie- of geluidsprogramma's, indien dit door de televisie- of radio-omroeporganisatie wordt gedaan met de bedoeling reclame te maken en indien het publiek kan worden misleid omtrent het eigenlijk doel van deze vermelding of vertoning.Een bedoeling wordt met name geacht aanwezig te zijn, indien tegenover de vermelding of vertoning een geldelijke of andere vergoeding staat; 14° sponsoring : elke bijdrage van een overheidsbedrijf of particuliere onderneming die zich niet bezighoudt met de vervaardiging van audiovisuele producties, aan de financiering van televisie- of geluidsprogramma's met het doel hun naam, handelsmerk, imago, activiteiten of realisaties meer bekendheid te geven;15° telewinkelen : de uitzendingen die tegen betaling goederen en diensten, met inbegrip van onroerende goederen, rechten en verplichtingen rechtstreeks aan het publiek aanbieden; 16° Europese producties : producties die afkomstig zijn uit Europese lidstaten, alsmede producties uit derde Europese staten die ondertekende partij zijn bij het Europees Verdrag inzake grensoverschrijdende televisie van de Raad van Europa, en producties uit andere derde Europese staten, als in de betrokken derde staten geen discriminerende maatregelen genomen worden t.o.v. producties uit de lidstaten.
Onder producties die afkomstig zijn uit Europese lidstaten of uit derde Europese staten die ondertekende partij zijn bij het Europees Verdrag inzake grensoverschrijdende televisie van de Raad van Europa, verstaat men producties die voornamelijk tot stand zijn gekomen met de hulp van één of meer auteurs en werknemers die in deze staten wonen en die aan één van de volgende drie voorwaarden voldoen : a) deze producties zijn tot stand gebracht door één of meer in één of meer an deze staten gevestigde producent(en);b) de vervaardiging ervan wordt door één of meer in één of meer van deze staten gevestigde producent(en) gesuperviseerd en daadwerkelijk gecontroleerd;c) de bijdrage van de coproducenten uit deze staten in de totale productiekosten bedraagt meer dan de helft, en de coproductie wordt niet door één of meer buiten deze staten gevestigde producenten gecontroleerd. Onder producties die afkomstig zijn uit andere derde Europese staten verstaat men producties die uitsluitend of in coproductie met in één of meer Europese lidstaten gevestigde producenten zijn vervaardigd door producenten die gevestigd zijn in één of meer derde Europese staten waarmee de Gemeenschap overeenkomsten gesloten heeft, indien deze producties voornamelijk vervaardigd zijn met behulp van auteurs en werknemers die in één of meer Europese staten wonen.
Producties die geen Europese producties zijn in de zin van het eerste lid, echter in het kader van bilaterale coproductieverdragen gesloten tussen Europese lidstaten en derde staten zijn vervaardigd, worden als Europese producties beschouwd, voor zover het aandeel van coproducenten uit de Gemeenschap in de totale productiekosten de meerderheid vormt en de vervaardiging niet door één of meerdere producenten gecontroleerd wordt die buiten het gebied van de lidstaten wonen.
Producties die geen Europese producties zijn in de zin van de leden 1 en 4, echter voornamelijk in samenwerking met in één of meer Europese lidstaten gevestigde auteurs en werknemers zijn vervaardigd, worden als Europese producties beschouwd naar rato van het aandeel van coproducenten uit de Europese Gemeenschap in de totale productiekosten.
Onder Europese lidstaten verstaat men de lidstaten van de Europese Gemeenschap en de andere staten die ondertekende partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. 17° kabelnet : het geheel van de installaties die in werking worden gesteld met het doel signalen als dragers van geluids- of televisieprogramma's alsmede van andere diensten via de kabel aan in het Duitse taalgebied gevestigde derden door te geven;18° technische uitzendingsinfrastructuren : het geheel van de hertzfrequenties en van de orbitale posities, frequentiebanden van satellieten toegekend aan de Duitstalige Gemeenschap en, in de ruimste zin, elke aan de Duitstalige Gemeenschap toegekende technische uitzendingsinfrastructuur die het mogelijk maakt geluids- en televisieprogramma's aan het publiek over te brengen;19° scrambling : de reeks fasen met betrekking tot de verwerking van audio- en videosignalen van omroepdiensten, om die te coderen en zo onverstaanbaar te maken voor elke persoon die niet over de vereiste toegangsbewijzen beschikt;20° systeem voor voorwaardelijke toegang : het geheel van de hardware- en softwaremiddelen die worden gebruikt ofwel door één of verschillende systemen voor beheer van de abonnementen, ofwel door het publiek zelf in het kader van een lokaal beheer van de toegang tot de diensten, om de toegang tot het geheel of een deel van één of meer omroepdiensten te beperken tot het publiek dat over de vereiste toegangsbewijzen beschikt;21° controleoverdracht : procédé waarmee het mogelijk is van systeem voor voorwaardelijke toegang te veranderen, zonder te raken aan het gescrambelde signaal van een omroepdienst;22° transmissiesysteem : de reeks fasen met betrekking tot de verwerking van de audio- en videosignalen en daarmee verband houdende gegevens van een omroepdienst die ertoe dient deze signalen vorm te geven en naar het publiek over te brengen.Die reeks omvat voorzieningen voor het genereren van programmasignalen (broncodering van audio- en videosignalen, multiplexing van signalen) en aanpassing aan de transmissiemedia (kanaalcodering, modulatie en, voor zover nodig, energiedispersie); 23° breedbeeldformaat : televisiebeeldformaat waarvan de verhouding tussen de lengte en de breedte gelijks is aan 16 : 9;24° bioscoophouder : de natuurlijke of rechtspersonen die in het Duitse taalgebied een bioscoopzaal bedrijven waar zij films tegen betaling voorstellen;25° cineforum : jaarlijkse voorstelling van ten minste acht films met hoge kunstwaarde die voor de jongelui toegankelijk zijn en waarvan de kwaliteit door ten minste één evaluatie-instelling van één der lidstaten van de Europese Unie erkend werd;26° cinedagen : voorstelling van ten minste vier films met hetzelfde thema over een week;27° promotiekopie : door een bioscoophouder gefinancierde kopie van een film dat ten laatste twee weken na zijn nationaal lanceren in België of in de Bondsrepubliek Duitsland voorgesteld wordt. HOOFDSTUK II. - Televisieomroeporganisaties Afdeling 1. - Vergunningen
Art. 2.§ 1. Onverminderd het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap, kan de Regering rechtspersonen ertoe machtigen televisieprogramma's uit te zenden. § 2. Om een vergunning te krijgen, moet aan volgende voorwaarden voldaan worden : 1° de rechtspersoon moet als handelsmaatschappij opgericht zijn;2° de televisieomroeporganisatie moet in België gevestigd zijn. Het wordt geacht het geval te zijn als volgende voorwaarden vervuld zijn : a) de televisieomroeporganisatie heeft haar hoofdkantoor in België en de programmeringsbesluiten worden in België genomen;b) de televisieomroeporganisatie heeft haar hoofdkantoor in België, de programmeringsbesluiten worden genomen in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een staat die ondertekende partij is van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte - of andersom - en slechts een aanzienlijk deel van het bij de televisieomroepactiviteiten betrokken personeel is in België werkzaam;c) de televisieomroeporganisatie heeft haar hoofdkantoor in België, de programmeringsbesluiten worden genomen in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een staat die ondertekende partij is van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en een aanzienlijk deel van het bij de televisieomroepactiviteiten betrokken personeel is tegelijk in beiden staten werkzaam;d) de televisieomroeporganisatie heeft haar hoofdkantoor in België, de programmeringsbesluiten worden genomen in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een staat die ondertekende partij is van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte - of andersom -, een aanzienlijk deel van het bij de televisieomroepactiviteiten betrokken personeel is in geen van deze staten werkzaam, de televisieomroeporganisatie is echter met haar omroepactiviteiten volgens het Belgische rechtsstelsel begonnen en onderhoudt een duurzame en reële band met de Belgische economie;e) de televisieomroeporganisatie heeft haar hoofdkantoor in België, de programmeringsbesluiten worden in een derde staat genomen - of andersom - en een aanzienlijk deel van het bij de televisieomroepactiviteiten betrokken personeel is in België werkzaam;f) de letters a) tot e) zijn niet van toepassing op de televisieomroeporganisatie en deze gebruikt een door België toegekende frequentie;g) de letters a) tot e) zijn niet van toepassing op de televisieomroeporganisatie, deze gebruikt geen door een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of door een staat die ondertekende partij is van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte toegekende frequentie, maakt echter gebruik van een satellietcapaciteit behorende tot België;h) de letters a) tot e) zijn niet van toepassing op de televisieomroeporganisatie, deze gebruikt geen door een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of door een staat die ondertekende partij is van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte toegekende frequentie of satellietcapaciteit, maakt echter gebruik van een aarde-satelliet-verbinding in België;i) de letters a) tot h) zijn niet van toepassing op de televisieomroeporganisatie en deze is in België gevestigd overeenkomstig de artikels 52 en volgenden van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;3° ofwel moet de handelsmaatschappij haar hoofdkantoor in het Duitse taalgebied hebben, ofwel moeten de programmeringsbesluiten daar door de televisieomroeporganisatie worden genomen; 4° de handelsmaatschappij moet bij de Regering een aanvraag om vergunning indienen die alle nodige documenten omvat inclusief de statuten, de balansen en de jaarrekeningen m.b.t. de laatste drie dienstjaren, de precieze samenstelling van het aandelenkapitaal en van de bestuursapparaten, het geplande programmaschema, de lijst van de prestaties die naast de uitzending van televisieprogramma's kunnen worden verstrekt, de wijze waarop de televisieprogramma's worden uitgezonden, de desgevallend al verleende vergunningen alsmede alle gegevens die voor de behandeling van de aanvraag dienstig kunnen zijn. § 3. De vergunning is persoonlijk en mag aan een derde slechts overgedragen worden na schriftelijk akkoord van de Regering. § 4. De Regering legt de vergunningsprocedure vast.
Art. 3.De vergunning om een televisieprogramma uit te zenden is geldig tot het einde van het twaalfde kalenderjaar dat volgt op de uitreiking ervan. Ze wordt vervolgens stilzwijgend verlengd met opeenvolgende periodes van zes jaar, behoudens intrekking door de Regering of opzegging door de televisieomroeporganisatie.
De intrekking of opzegging is te betekenen bij aangetekende brief in de loop van het eerste semester van het laatste jaar waar de vergunning geldig is.
De televisieomroeporganisaties die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet reeds een vergunning hebben verkregen om televisieprogramma's uit te zenden, moeten binnen een termijn van 12 maanden die vergunning door de Regering laten hernieuwen krachtens dit decreet. Afdeling 2. - Bevordering van de verspreiding en productie van
televisieprogramma's
Art. 4.De televisieomroeporganisaties moeten ofwel ten minste 10 % van de zendtijd van elk vergund televisieprogramma die niet aan nieuws, sport, spel, reclame, teletekst of telewinkeluitzendingen gewijd is ofwel 10 % van hun begroting reserveren voor de uitzending van Europese producties, vervaardigd door producenten die van de televisieomroeporganisaties onafhankelijk zijn. Bovendien moet een behoorlijk gedeelte worden gereserveerd voor recente producties, d.w.z. producties die binnen de vijf jaar na hun vervaardiging worden uitgezonden.
Art. 5.In hun programma's zorgen de televisieomroeporganisaties : 1° voor de bescherming en de luister van de Duitse taal, o.a. door een bepaald aantal zendingen in het Duits, 2° voor de luister van de Duitstalige Gemeenschap, o.a. door een bepaald aantal zendingen en berichten over de Duitstalige Gemeenschap.
De Regering bepaalt het aandeel van de in het eerste lid, 1° en 2° bedoelde zendingen en legt de nadere uitvoeringsmodaliteiten vast. Afdeling 3. - Reclame, sponsoring en telewinkelen
Art. 6.Reclame- en telewinkeluitzendingen moeten als dusdanig erkenbaar zijn en door optische en/of akoestische middelen duidelijk onderscheiden zijn van de andere programmaonderdelen.
Afzonderlijke reclame- en telewinkelspots moeten een uitzondering blijven.
In de reclame- en telewinkeluitzendingen is het gebruik van subliminale technieken verboden.
In de telewinkeluitzendingen zijn sluikreclame en dienovereenkomstige praktijken verboden.
Art. 7.§ 1. De reclame- en telewinkeluitzendingen moeten tussen de uitzendingen ingevoegd worden. Onder de in de leden 2 tot 4 vermelde voorwaarden mogen de reclame- en telewinkelspots ook tijdens de lopende uitzendingen worden ingevoegd, indien zij de samenhang en de waarde van de uitzendingen niet aantasten, waarbij moet rekening worden gehouden met de natuurlijke programmaonderbrekingen, de lengte en de aard van het programma, noch de rechten van rechthebbenden tegengaan.
Voor de uitzendingen die uit autonome delen bestaan of voor sportuitzendingen en uitzendingen betreffende gebeurtenissen en vertoningen met pauzen die op dezelfde wijze gestructureerd zijn, mogen de reclame- en telewinkelspots slechts tussen autonome delen of gedurende de pauzen ingevoegd worden.
De uitzending van audiovisuele werken zoals bioscoop- en televisiefilms, met uitzondering van series, feuilletons en amusementsprogramma's mag per volle tijdruimte van 45 minuten éénmaal onderbroken worden, indien de geprogrammeerde zendtijd meer dan 45 minuten bedraagt. Een verdere onderbreking is toelaatbaar, indien de geprogrammeerde zendtijd twee of meer volle tijdruimten van 45 minuten met ten minste 20 minuten overschrijdt.
Worden andere dan de in lid 2 vermelde uitzendingen door reclame- of telewinkelspots onderbroken, dan moet een tussentijd van ten minste 20 minuten bestaan tussen de twee opeenvolgende onderbrekingen. § 2. Nieuws, magazines over de actualiteit, documentaires, religieuze uitzendingen en kinderprogramma's, alsmede de uitzending van kerkdiensten mogen niet door reclame- en telewinkelspots worden onderbroken.
Art. 8.De reclame- en telewinkeluitzendingen mogen de menselijke waardigheid niet aantasten.
Zij mogen geen ras-, seks- of nationaliteitdiscriminatie bevatten.
Zij mogen de religieuze of politieke overtuigingen niet kwetsen.
Zij mogen geen gedrag bevorderen dat de gezondheid en de veiligheid in gevaar kan brengen.
Zij mogen geen gedrag bevorderen dat de bescherming van het leefmilieu in gevaar kan brengen.
Art. 9.Elke vorm van reclame of telewinkelen voor sigaretten en andere rookwaren is verboden.
Art. 10.Elke vorm van reclame voor geneesmiddelen en medische behandelingen die in België slechts op doktersvoorschrift verkrijgbaar zijn, is verboden.
Telewinkelen voor geneesmiddelen waarvoor een registratie in de zin van artikel 6 van de wet van 25 maart 1964 over de geneesmiddelen vereist is, alsmede voor medische behandelingen is verboden.
Art. 11.Reclame- en telewinkeluitzendingen voor alcoholhoudende dranken moeten aan de volgende criteria voldoen : 1° ze mogen zich niet specifiek tot minderjarigen richten noch minderjarigen voorstellen die alcohol genieten;2° ze mogen in geen geval het genot van alcoholische dranken met een verbetering van de fysieke prestatie of met het besturen van auto's in verband brengen;3° ze mogen niet de indruk wekken dat alcoholgebruik bijdraagt tot het sociaal en het seksueel succes;4° ze mogen niet suggereren dat alcohol een therapeutisch, stimulerend, geruststellend effect heeft of tot de oplossing van conflicten bijdraagt;5° ze mogen geen onmatig alcoholgebruik aanmoedigen;soberheid of matigheid mogen niet negatief voorgesteld worden; 6° het alcoholgehalte van de dranken mag niet als positieve eigenschap aangetoond worden.
Art. 12.De Reclame- en telewinkeluitzendingen die voor minderjarigen bedoeld zijn, moeten rekening houden met hun bijzondere sensibiliteit, mogen hun belangen niet aantasten noch hen schaden.
Om beschermingsredenen worden ze aan volgende criteria onderworpen : 1° Ze mogen de minderjarigen niet direct aanmanen tot de aanschaffing van bepaalde producten of diensten door voordeel te trekken van hun onervarenheid en onbevangenheid;2° Ze mogen de minderjarigen er niet direct toe aanmanen, hun ouders of een derde tot de aanschaffing van bepaalde producten en diensten aan te zetten;3° Ze mogen niet voordeel trekken van het bijzonder vertrouwen dat de minderjarigen tegenover ouders, leraars of andere vertrouwenspersonen hebben;4° Zonder gegronde reden mogen ze minderjarigen niet in gevaarlijke situaties tonen. Bovendien mag telewinkelen minderjarigen niet aansporen, koop- en huurovereenkomsten voor waren of dienstverleningen te sluiten.
Art. 13.Gesponsorde programma's moeten aan de volgende vereisten voldoen : 1° Inhoud en zenduur van een gesponsorde uitzending mogen in geen geval door de sponsor zo beïnvloed worden dat de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van de televisieomroeporganisatie met betrekking tot de uitzendingen aangetast worden.2° Ze moeten als gesponsorde programma's duidelijk gekenmerkt worden door middel van de naam en/of handelsmerk van de sponsor aan programmabegin en/of -einde.3° Ze moeten niet tot koop of huur van producten of tot gebruikmaking van diensten aangeboden door de sponsor of een derde aanmanen, inzonderheid door specifieke inlichtingen naar voren te brengen die deze producten of diensten betreffen en de verkoop bevorderen. De uitzendingen mogen niet van natuurlijke of rechtspersonen gesponsord worden, wier voornaamste werkzaamheid erin bestaat producten te fabriceren of te verkopen of diensten aan te bieden waarvoor de reclame overeenkomstig de artikelen 9 en 10, lid 1 verboden is.
Nieuws en politieke uitzendingen mogen niet gesponsord worden.
Art. 14.§ 1. De zendtijd voor de reclame- of telewinkelspots en voor andere reclamevormen, met uitzondering van de in § 2 bedoelde blokken voor telewinkelen mag 20 % van de dagelijkse zendtijd niet overschrijden. De zendtijd voor de reclamespots mag 15 % van de dagelijkse zendtijd niet overschrijden.
De zendtijd voor de reclame- of telewinkelspots mag 20% in één uur, gerekend vanaf een volle uur, niet overschrijden. Dit geldt niet voor pure telewinkelenprogramma's.
Gelden niet als reclame in de zin van voorafgaande leden : 1° aankondigingen van de televisieomroeporganisatie in verband met haar eigen programma's en met rechtstreeks daarvan afgeleide ondersteunende producten;2° mededelingen van de overheid en liefdadigheidsgroepen die gratis worden uitgezonden. § 2. Blokken voor telewinkelen die niet door een puur telewinkelenprogramma worden uitgezonden, moeten zonder onderbreking minimaal 15 minuten in beslag nemen.
Het maximumaantal blokken voor telewinkelen per dag bedraagt acht. De totale duur ervan mag niet meer dan 3 uren per dag bedragen.
Zij moeten door optische en akoestische middelen duidelijk herkenbaar worden gemaakt als blokken voor telewinkelen. Afdeling 4. - Bepalingen over de televisieprogramma's
Art. 15.De televisieomroeporganisaties mogen programma's niet uitzenden die : 1° de wetten overtreden, de veiligheid van de Staat, de openbare orde of de goede zeden in gevaar brengen of een vreemde staat beledigen;2° de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstig zouden kunnen aantasten, inzonderheid programma's met pornografische scènes of met nodeloos geweld.Deze bepaling geldt ook voor andere programma's die de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstig zouden kunnen aantasten, tenzij door de keuze van de zenduur van uitzending of door technische maatregelen gewaarborgd wordt dat de minderjarigen die zich in de uitzendingszone bevinden naar die uitzendingen normaal niet kijken of luisteren. Deze programma's, voor zover ze ongescrambeld uitgezonden worden, worden bovendien door akoestische middelen aangekondigd en door optische middelen tijdens de hele zending herkenbaar gemaakt; 3° tot haat aanzetten om redenen in verband met ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit.
Art. 16.De televisieomroeporganisaties mogen geen cinematografische werken uitzenden buiten de met de houders van rechten overeengekomen periodes.
Art. 17.De hoofdstukken II en III van de wet van 23 juni 1961 betreffende het recht tot antwoord, ingevoegd door de wet van 4 maart 1977, zijn toepasselijk op de programma's van de televisieomroeporganisaties en van het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap.
Art. 18.§ 1er. De Regering kan een lijst opstellen van evenementen die van aanzienlijk belang voor de samenleving worden geacht, derhalve niet op een exclusieve basis zodanig mogen worden uitgezonden dat een belangrijk deel van het publiek dergelijke evenementen niet via rechtstreekse of uitgestelde verslaggeving op de kosteloze televisie kan volgen.
De Regering bepaalt of deze evenementen via volledige of gedeeltelijke rechtstreekse verslaggeving dan wel, waar nodig of passend om objectieve redenen van openbaar belang, via volledige of gedeeltelijke uitgestelde verslaggeving beschikbaar moeten zijn. § 2. Het is de televisieomroeporganisaties verboden verworven exclusieve rechten zodanig uit te oefenen dat een belangrijk deel van het publiek in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap evenementen die door die lidstaat aangewezen zijn en waarvan de lijst in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt is, niet op de kosteloze televisie kan volgen via volledige of gedeeltelijke rechtstreekse verslaggeving dan wel, waar nodig of passend om objectieve redenen van openbaar belang, via volledige of gedeeltelijke uitgestelde verslaggeving. HOOFDSTUK III. - Andere diensten
Art. 19.De Regering kan rechtspersonen de vergunning toekennen om andere omroepdiensten dan geluids- en televisieprogramma's uit te zenden.
De diensten kunnen geheel of gedeeltelijk als signalen in gecodeerde vorm uitgezonden worden. De ontvangst ervan kan tegen betaling gebeuren.
De Regering legt de voorwaarden en modaliteiten vast voor de toelating van andere diensten dan geluids- en televisieprogramma's. HOOFDSTUK IV. - Kabelnetten
Art. 20.§ 1. In het Duitse taalgebied mag niemand een kabelnet aanleggen of exploiteren zonder de schriftelijke vergunning van de Regering. § 2. Wenst men de vergunning te verkrijgen om een kabelnet aan te leggen of te exploiteren, dan moet men : 1° een rechtspersoon zijn;2° bij de Regering een aanvraag indienen die alle nodige documenten omvat inclusief de statuten, de balansen en de jaarrekeningen over de laatste drie dienstjaren, de precieze samenstelling van het aandelenkapitaal en van de bestuursapparaten, de lijst van de geluids- en televisieprogramma's die men van plan is uit te zenden met de zendfrequentie ervan, de prestaties die naast de uitzending van geluids- en televisieprogramma's kunnen worden verstrekt, de eventuele koppeling met andere kabelnetten, de prijzen en de taksen alsmede alle gegevens die voor de behandeling van de aanvraag dienstig kunnen zijn. § 3. De vergunning is niet vereist voor de het aanleggen en het exploiteren van een collectieve antenne uitsluitend ten behoeve van houders van ontvangtoestellen verblijvende in : 1° kamers of appartementen van hetzelfde gebouw;2° gegroepeerde gebouwen van een zelfde eigenaar waarvan het aantal vijftig niet overschrijdt;3° gegroepeerde woningen waarvan het aantal vijftig niet overschrijdt;4° caravans of op percelen van een zelfde camping. § 4. De vergunning is geldig tot het einde van het twaalfde kalenderjaar dat volgt op de uitreiking ervan; ze wordt vervolgens stilzwijgend verlengd met opeenvolgende periodes van zes jaar, behoudens intrekking door de Regering of opzegging door de verdeler.
De intrekking of opzegging is te betekenen bij aangetekende brief in de loop van het eerste semester van het laatste jaar waar de vergunning geldig is. § 5. De vergunning is persoonlijk en mag aan een derde slechts overgedragen worden na schriftelijk akkoord van de Regering. § 6. De Regering legt de vergunningsprocedure vast.
Art. 21.§ 1. De personen die de vergunning hebben verkregen om een kabelnet op te richten, hebben het recht op of onder de pleinen, straten, wegen, paden, waterlopen en vaarten die deel uitmaken van het openbaar domein alle werken m.b.t. het aanleggen of onderhouden van de kabels en de bijbehorende uitrustingen van hun kabelnetten op hun kosten te laten uitvoeren, op voorwaarde dat ze zich gedragen naar de wetten en besluiten over het vruchtgebruik van het openbaar domein en dat ze zijn bestemming in acht nemen.
Vooraleer dit recht uit te oefenen, leggen de gemachtigde personen het tracé en de details van de aanleg van de geleidingen aan de overheid die eigenares is van het openbaar domein voor advies voor. Binnen drie maanden te rekenen van de datum waarop het tracé werd ingezonden, moet de overheid een advies uitbrengen en de belanghebbende haar beslissing ter kennis geven. Na het verstrijken van deze termijn geldt het stilzwijgen van de overheid als goedkeuring. In geval van blijvende onenigheid wordt daarover besloten bij wege van een besluit van de Regering.
Later heeft de bevoegde overheid in elk geval het recht om de bepalingen of het tracé van een aanleg, alsmede de desbetreffende werken op haar eigendom te laten wijzigen. Worden wijzigingen opgelegd ofwel om reden van de openbare veiligheid, ofwel tot behoud van het natuurschoon, ofwel in het belang van de wegen, waterlopen, vaarten of van een openbare dienst, ofwel als gevolg van een verandering die de aangelanden aan de toegangen tot hun privé-eigendom langs de gebezigde wegen hebben aangebracht, dan worden de werken ten laste van de kabelmaatschappij uitgevoerd. In de andere gevallen vallen de werken ten laste van de overheid die de wijzigingen oplegt. Deze overheid mag vooraf een kostenraming eisen en, in geval van onenigheid, de werken in eigen regie laten uitvoeren. § 2. De personen die een vergunning hebben verkregen om een kabelnet aan te leggen hebben tevens het recht voor de aanleg van de kabels en de bijbehorende uitrustingen van hun kabelnetten steunen en ankers aan te brengen op muren en gevels die uitkomen op de openbare weg en hun kabels in open en onbebouwde grond aan te leggen of zonder vasthechting of aanraking boven particuliere eigendommen te laten doorgaan.
De werken mogen slechts beginnen nadat aan de eigenaars, bepaald volgens de gegevens van het kadaster, aan de huurders en aan de bewoners een behoorlijke schriftelijke kennisgeving is gedaan.
De uitvoering van de werken heeft geen ontzetting van bezit tot gevolg.
Het plaatsen van steunen en ankers op muren of gevels mag de eigenaar niet hinderen in zijn recht zijn goed af te breken of te herstellen.
De ondergrondse kabels en de steunen aangelegd in een open en onbebouwde grond dienen, op verzoek van de eigenaar, te worden weggenomen, indien hij zijn recht om te bouwen of te omheinen uitoefent. De kosten m.b.t. het wegnemen van de installaties vallen ten laste van de kabelmaatschappij. De eigenaar dient evenwel ten minste drie maanden vóór het begin van de in het vierde en vijfde lid bedoelde werken de kabelmaatschappij hiervan te verwittigen bij een ter post aangetekende brief. § 3. De vergoedingen voor schade wegens de aanleg of de exploitatie van een kabelnet vallen ten laste van de vergunninghouder die aansprakelijk blijft voor al de voor derden schadelijke gevolgen. § 4. De kabelmaatschappij is verplicht onmiddellijk gevolg te geven aan elke vordering van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie of van enig bedrijf voor elektriciteitsvoorziening om elke storing in of nadelige invloed op de werking van de telefoon- of telegraafinstallaties of van de installaties voor elektriciteitsvoorziening onverwijld te doen ophouden. Zo niet worden de nodig geachte maatregelen, met inbegrip van het verplaatsen van de kabels en de bijbehorende installaties, door de betrokken diensten of bedrijven bevelen op kosten en risico van de kabelmaatschappij.
Art. 22.§ 1. Voor zover de kabelmaatschappijen de overeenkomstig de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten nodige vergunningen van de rechthebbenden hebben verkregen, zijn ze ertoe gemachtigd : 1° de programma's van de televisieomroeporganisaties vergund door een lidstaat van de Europese Gemeenschap, door een andere staat die ondertekende partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of door een bevoegde Belgische overheid, vrij uit te zenden;2° de door een staat die geen lid is van de Europese Unie vergunde programma's van de televisieomroeporganisaties uit te zenden die niet onder de bevoegdheid ressorteren van een lidstaat van de Europese Gemeenschap of van een andere staat die ondertekende partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, op voorwaarde dat ze de Regering vooraf ervan verwittigen.De Regering beschikt over een termijn van zestig dagen om zich tegen de uitzending van een programma te verzetten, indien die maatregel noodzakelijk blijkt te zijn voor gs lands veiligheid, voor de integriteit van het grondgebied van de Staat, voor de openbare veiligheid, voor het handhaven van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid en van de moraal, voor de bescherming van de faam of rechten van derden, om het onthullen van vertrouwlijke gegevens te vermijden, om de autoriteit en onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen of wanneer de bepalingen van artikel 15 worden overtreden. § 2. De kabelmaatschappijen mogen geluidsprogramma's uitzenden alsmede andere prestaties verstrekken dan de uitzending van de programma's van televisie- en radio-omroeporganisaties, voor zover ze de Regering vooraf ervan verwittigen. De Regering beschikt over een termijn van zestig dagen om zich daartegen te verzetten, indien die maatregel noodzakelijk blijkt te zijn voor 's lands veiligheid, voor de integriteit van het grondgebied, voor de openbare veiligheid, voor het handhaven van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid en van de moraal, voor de bescherming van de faam of rechten van derden, om het onthullen van vertrouwlijke gegevens te vermijden, om de autoriteit en onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen of wanneer de bepalingen van artikel 15 worden overtreden.
Art. 23.§ 1. De Regering kan de heruitzending, via de kabel, van televisieprogramma's uit een andere lidstaat van de Europese Unie voorlopig schorsen, indien aan volgende voorwaarden wordt voldaan : 1° een televisieuitzending vormt een duidelijke, belangrijke en ernstige inbreuk op artikel 15, 2°, eerste en tweede zin, en 3°;2° de televisieomroeporganisatie heeft gedurende de voorafgaande twaalf maanden de bepaling van punt 1° ten minste al tweemaal overtreden;3° de Regering heeft de televisieomroeporganisatie en de Europese Commissie schriftelijk in kennis gesteld van de ten laste gelegde inbreuken en van de maatregelen die bepaald zijn voor het geval waar een dergelijke overtreding nogmaals plaatsvindt;4° het overleg met de uitzendende staat en de Europese Commissie heeft binnen de 15 dagen na de onder 3° bedoelde kennisgeving niet tot een minnelijke schikking geleid en een nieuwe overtreding vindt plaats. De voorlopige schorsing van de heruitzending eindigt zodra de Europese Commissie deze met het Gemeenschapsrecht onverenigbaar verklaart. § 2. De Regering kan bevelen dat de heruitzending van televisieprogramma's uit een staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap noch ondertekende partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, verboden wordt, indien één van de in artikel 22, § 1, 2°, bedoelde verzetredenen optreedt. § 3. De Regering kan bevelen dat de heruitzending van geluidsprogramma's of de verstrekking van andere dienstprestaties verboden worden, indien één van de in artikel 22, § 2, bedoelde verzetredenen optreedt.
Art. 24.§ 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 22 moeten de kabelmaatschappijen volgende programma's op het ogenblik van hun uitzending en in hun geheel doorgeven : 1° de programma's van het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap alsmede van de handelsmaatschappijen waarmee het Centrum een samenwerkingsakkoord heeft gesloten of aan het kapitaal waarvan het rechtstreeks of onrechtstreeks deelneemt;2° de geluidsprogramma's van de door de Regering vergunde regionale radio's en de door de Regering vergunde televisieprogramma's;3° de geluids- en televisieprogramma's van publiekrechtelijke radio- en televisieomroeporganisaties van de Franse en de Vlaamse Gemeenschap;4° het programma van het open kanaal. § 2. Na overleg met de kabelmaatschappijen kan de Regering deze ertoe verplichten andere door haar aangewezen geluids- en televisieprogramma's uit te zenden alsmede andere door haar aangewezen diensten aan te bieden dan de uitzending van geluids- en televisieprogramma's.
Het totaal van de in § 1 en § 2, lid 1, bedoelde uit te zenden programma's mag de helft van de op grond van de technische capaciteit beschikbare programmaplaatsen niet overschrijden. HOOFDSTUK V. - Open kanaal
Art. 25.§ 1. De Duitstalige Gemeenschap richt een open kanaal op waarvan ze de inrichtende macht is.
De technische en organisatorische aanwending van het open kanaal wordt een vereniging zonder winstoogmerk toevertrouwd die voor alle filosofische en ideologische strekkingen openstaat.
De statuten van de vereniging moeten ter goedkeuring aan de Regering worden voorgelegd. § 2. Het open kanaal geeft aan natuurlijke of rechtspersonen de mogelijkheid om hun televisuele participaties op eigen verantwoordelijkheid uit te zenden waarvan de duur beperkt is.
Te dien einde helpt of laat het open kanaal hen helpen bij de productie en de organisatie, geeft hen raad of laat hen raad geven en stelt productiemiddelen ter hunne beschikking.
Bovendien kan de Regering het open kanaal - in het kader van het concept "pedagogie met behulp van de media" uitgewerkt door de Duitstalige Gemeenschap - dienovereenkomstige opdrachten toevertrouwen.
De participaties worden niet vergoed en kunnen geen reclame inhouden.
Gesponsorde participaties zijn verboden. De participaties mogen de bepalingen van artikel 15 niet overtreden. De naam en de woonplaats of maatschappelijke zetel van de verantwoordelijke(n) dienen aan het begin en aan het einde van een participatie te worden vermeld. § 3. Geniet het gebruiksrecht elkeen die zijn woonplaats, zijn maatschappelijke zetel, zijn werkplaats of zijn opleidingsplaats in het Duitse taalgebied heeft. De Regering kan dit recht uitbreiden om de interregionale en internationale betrekkingen te bevorderen.
De televisie- en radio-omroeporganisaties, de Rijks- en gemeentelijke inrichtingen en overheden alsmede de politieke partijen genieten dit gebruiksrecht niet. § 4. De Regering legt een gebruiksreglement vast.
In het gebruiksreglement wordt gezorgd voor : 1° een vrije en billijke toegang alsmede een vrij en billijk gebruik, waarbij de participaties principieel naar de volgorde van het verzoek uitgezonden worden;2° het recht op weerwoord, overeenkomstig de hoofdstukken II en III van de wet van 23 juni 1961 betreffende het recht tot antwoord, ingevoegd door de wet van 4 maart 1977, waarbij het verzoek om weerwoord aan de voor de participatie verantwoordelijke gebruiker moet worden gericht. § 5. De vereniging zonder winstoogmerk bedoeld in § 1, lid 2, legt de Regering jaarlijks een activiteitsverslag voor. HOOFDSTUK VI. - Technische normen en uitzendingsinfrastructuren Afdeling 1. - Systemen voor voorwaardelijke toegang
Art. 26.Alle consumentenapparatuur die te koop of te huur wordt aangeboden of anderszins ter beschikking van consumenten wordt gesteld en die digitale televisiesignalen kan ontscrambelen, moet de mogelijkheid bezitten : 1° dergelijke signalen te ontscrambelen volgens het gemeenschappelijk Europees schrambelalgoritme, als beheerd door een erkende Europese normalisatieorganisatie;2° signalen die ongescrambeld worden uitgezonden weer te geven mits, in geval van gehuurde apparatuur, de huurovereenkomst door de huurder wordt nageleefd.
Art. 27.De systemen voor voorwaardelijke toegang moeten over de nodige technische mogelijkheden beschikken voor een goedkope controleoverdracht naar de kabelkopstations, waarbij de kabelmaatschappijen in de mogelijkheid worden gesteld om toezicht uit te oefenen op de toegang van hun abonnees tot de digitale televisiediensten volgens hun eigen systeem voor voorwaardelijke toegang.
Art. 28.Exploitanten van systemen voor voorwaardelijke toegang die diensten produceren en aanbieden met het oog op de toegang tot de digitale televisiediensten, bieden aan elke televisieomroeporganisatie die het hen aanvraagt op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden de technische diensten aan waarmee hun digitale televisiediensten kunnen worden ontvangen door de kijkers die daartoe gerechtigd zijn middels decoders die door de exploitanten van het systeem voor voorwaardelijke toegang worden beheerd.
Wanneer de exploitant andere activiteiten uitoefent, voert hij een gescheiden boekhouding voor de in het eerste lid bedoelde activiteit.
Art. 29.Wanneer houders van industriële eigendomsrechten inzake voorwaardelijke toegangssystemen en -producten licenties verlenen aan fabrikanten van voor het grote publiek bestemde apparatuur, dienen zij zulks te doen op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden.
De houders van rechten mogen het verlenen van licenties, waarbij rekening wordt gehouden met de technische en commerciële factoren, niet doen afhangen van voorwaarden waardoor het verboden, ontraden of onaantrekkelijk gemaakt wordt om in het betrokken product : - hetzij een gemeenschappelijke interface in te bouwen die aansluiting op meerdere andere toegangssystemen mogelijk maakt; - hetzij tot een ander toegangssysteem behorende middelen in te bouwen, wanneer de licentiehouder zicht houdt aan de redelijke en passende voorwaarden inzake de beveiliging van de transacties van de exploitanten van systemen voor voorwaardelijke toegang. Afdeling 2. -Technische normen
Art. 30.De televisiediensten van alle erkende televisieomroeporganisaties en van het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap moeten; 1° in 16:9 D2-MAC of in een 16:9-systeem dat volledig compatibel is met PAL of SECAM worden uitgezonden, indien het uitzendingen in breedbeeldformaat en 625 lijnen betreft die niet volledig digitaal zijn;2° in HD-MAC worden uitgezonden, indien het HDTV-uitzendingen betreft die niet volledig digitaal zijn;3° een transmissiesysteem gebruiken dat door een erkende Europese normalisatieorganisatie genormaliseerd is, indien het volledig digitale uitzendingen betreft. De kabeltelevisienetten die televisiediensten al dan niet digitaal in het breedbeeldformaat 16:9 ontvangen, moeten die ten minsten in het breedbeeldformaat 16:9 heruitzenden.
Art. 31.Een televisietoestel met een integraal beeldscherm waarvan de zichtbare diagonaal groter dan 42 cm is, dat te koop of te huur wordt aangeboden, moet voorzien zijn van ten minste één door een erkende Europese normalisatieorganisatie genormaliseerde aansluitbus met open interface die het zonder meer mogelijk maakt randapparaten, met name verdere decoders en digitale ontvangers, aan te sluiten. Afdeling 3. - Concessie van technische uitzendingsinfrastructuren
Art. 32.§ 1. De Regering kan de technische uitzendingsinfrastructuren waarover zij beschikt in concessie geven aan een televisieomroeporganisat ie die ressorteert onder de bevoegdheid van de Duitstalige Gemeenschap, van een andere Belgische overheid, van een lidstaat van de Europese Gemeenschap of van een staat die ondertekende partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
Zijn er meerdere kandidaten voor de concessie van éénzelfde technische uitzendingsinfrastructuur, dan houdt de Regering rekening met de kwaliteit van het project, met de aangeboden prijs en de verenigbaarheid van het project met de harmonische ontwikkeling van het audiovisueel landschap in de Duitstalige Gemeenschap, in de Europese Gemeenschap en in de Europese Economische Ruimte.
De concessie van technische uitzendingsinfrastructuren mag slechts voor een maximale duur van 9 jaar worden toegekend. Ze kan hernieuwd worden.
De concessie is persoonlijk en mag aan een derde slechts overgedragen worden na schriftelijk akkoord van de Regering. § 2. De Regering legt de vergunningsprocedure vast. HOOFDSTUK VII. - Radio-omroeporganisaties Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 33.Deze afdeling is van toepassing op de geluidsprogramma's van de private radio's alsmede op de geluidsprogramma's van het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap.
Art. 34.De geluidsprogramma's die de bepalingen van artikel 15 overtreden, zijn verboden.
Art. 35.De hoofdstukken II en III van de wet van 23 juni 1961 betreffende het recht tot antwoord, ingevoegd door de wet van 4 maart 1977, zijn van toepassing op de geluidsprogramma's.
Art. 36.De geluidsprogramma's mogen reclame bevatten.
De reclame moet als dusdanig erkenbaar zijn en door akoestische middelen duidelijk onderscheiden zijn van de andere programmaonderdelen;
Afzonderlijke reclamespots moeten een uitzondering blijven.
In de reclameuitzendingen is het gebruik van subliminale technieken verboden.
Sluikreclame is verboden.
Art. 37.De in de artikelen 7, § 2, 8, 9, 10, 11 en 12, 1° tot 3° bepaalde voorwaarden betreffende de televisiereclame zijn ook van toepassing op de reclame die door radio-omroeporganisaties wordt uitgezonden.
Art. 38.Gesponsorde programma's zijn toegelaten op de voorwaarden bedoeld in artikel 13. Afdeling 2. - De private radio's
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 39.§ 1. In het Duitse taalgebied mogen private radio's slechts met de vergunning van de Regering worden geëxploiteerd.
Die vergunning omvat onder andere : 1° de toekenning van één of meer frequenties en de door de Regering vastgelegde gebruiksvoorwaarden ervan;2° het maximale zendvermogen; 3° de maximale hoogte van de antenne die t.o.v. de gemiddelde hoogte van de grond berekend wordt; 4° de oriëntatie van de antenne. § 2. De Regering legt de vergunningsprocedure vast.
Art. 40.Om een vergunning te verkrijgen, moet een private radio aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° eigendom van een privaatrechtelijke rechtspersoon zijn die haar zetel en productie- en zendinstallaties heeft in het Duitse taalgebied binnen het gebied dat door de zender bestreken wordt.2° door zijn programmering : a) zich wijden aan de berichtgeving, rekening houdend met de opinieverscheidenheid en met de balancering van de informatie;b) animatie en dienstverlening afzonderlijk of tegelijk ten doel hebben;3° onafhankelijk zijn van werkgevers- of werknemersorganisaties of van politieke groeperingen;4° in zijn programma's voor het herwaarderen van de cultuur en van de kunstenaars van de Duitstalige Gemeenschap en van de naburige streken zorgen onder de door de Regering bepaalde voorwaarden;5° jaarlijks een activiteitsverslag bij de Regering indienen;6° ervoor zorgen dat de ambtenaren van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap te allen tijde de werkwijze van de private radio ter plaatse kunnen onderzoeken.
Art. 41.De uitzending van de programma's moet voorafgegaan en gevolgd worden door een herkenningsmelodie die het mogelijk maakt de private radio te identificeren en de lokalisatie van de zender alsook de gebruikte frequentie te kennen. Die herkenningsmelodie wordt bovendien tijdens de uitzending van het programma met regelmatige tussenpauzen uitgezonden.
Een wijziging van de benaming van de private radio wordt aan de Regering ter goedkeuring voorgelegd.
Art. 42.De nieuwsuitzendingen moeten objectief en zakelijk zijn.
De informaties moeten qua inhoud, bron en waarachtigheid worden onderzocht.
Commentaren zijn van de informaties duidelijk te onderscheiden en de naam van hun auteur moet worden vermeld.
De informaties moeten in samenwerking met beroepsjournalisten of met personen uitgewerkt worden die onder de voorwaarden werken die het mogelijk maken beroepjournalist te worden overeenkomstig de wet van 30 december 1963 betreffende de erkenning en de bescherming van de titel van beroepsjournalist.
Onderafdeling 2. - De regionale radio's
Art. 43.Onverminderd artikel 40 moet een regionale radio aan de volgende voorwaarden voldoen om een vergunning te verkrijgen : 1° zich wijden aan de informatie over wat in de Duitstalige Gemeenschap en in de naburige streken gebeurt;2° tussen 6 en 22 uur een programmatie hebben waarvan, afgezien van programma's bestaande uit doorlopende muziek, ten minste 50% uit programma's bestaat die door de medewerkers van de regionale radio worden gerealiseerd;3° informaties in samenwerking met beroepsjournalisten of met personen uitwerken die onder de voorwaarden werken die het mogelijk maken beroepjournalist te worden overeenkomstig de wet van 30 december 1963 over de erkenning en de bescherming van de beroepstitel als beroepsjournalist. Een regionale radio moet ten minste 8 nieuwsuitzendingen per dag doorgeven die telkens tenminste 3 minuten duren.
Art. 44.De vergunning om een regionale radio te exploiteren is geldig tot het einde van het twaalfde kalenderjaar dat volgt op de uitreiking ervan; ze wordt vervolgens verlengd met opeenvolgende periodes van zes jaar, behoudens intrekking door de Regering of opzegging door de regionale radio. De intrekking of opzegging is te betekenen bij aangetekende brief in de loop van het eerste semester van het laatste jaar waar de vergunning geldig is.
De rechtspersonen die bij de inwerkingtreding van voorliggend decreet al een regionale radio exploiteren, moeten binnen een termijn van 12 maanden om een vergunning krachtens dit decreet verzoeken.
Onderafdeling 3. - Lokale radio's
Art. 45.§ 1. Het maximale zendvermogen van de lokale radio mag 1 KW niet overschrijden.
De maximale hoogte van de antenne mag 35 meter niet overschrijden. § 2. De Regering bepaalt in het kader van de vergunning van de lokale radio de grootte van het gebied dat door de zender bestreken wordt. § 3. Voor zover bijzondere topografische gegevens het noodzakelijk maken, kan de Regering van de in § 1 bedoelde maximale waarden afwijken.
Art. 46.Onverminderd artikel 40 moet een lokale radio bovendien, om een vergunning te krijgen, 1° zich wijden aan de berichtgeving, met name aan de plaatselijke informatie;2° een aanvraag om vergunning indienen, ondertekend door ten minste twee daarvoor bevoegde leden van de beheerraad die hun woonplaats hebben in het Duitse taalgebied, binnen het gebied dat door de zender bestreken wordt;3° tussen 6 en 22 uur een programmatie hebben waarvan, afgezien van programma's bestaande uit doorlopende muziek, ten minste 25 % uit programma's bestaat die door de medewerkers van de lokale radio worden gerealiseerd.De andere programmaonderdelen kunnen in samenwerking met andere erkende lokale radio's worden geproduceerd of door derden worden verzorgd.
Art. 47.De vergunning om een lokale radio te exploiteren is geldig tot het einde van het vijfde kalenderjaar dat volgt op de uitreiking ervan.
De vergunningen die geldig zijn bij de inwerkingtreding van dit decreet blijven geldig tot hun normaal einde.
Art. 48.Onverminderd de voorwaarde betreffende de eigenproducties, vermeld in artikel 46, 3°, kunnen verscheidene lokale radio's tegelijkertijd hetzelfde programma uitzenden.
Onderafdeling 4. - Subsidiëring van de uitwerking van nieuwsuitzendingen
Art. 49.§ 1. Private radio's kunnen binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen een subsidie krijgen voor de lonen of erelonen van beroepsjournalisten of van personen die op bevel van de radio nieuwsuitzendingen uitwerken en daarbij onder de voorwaarden werken die het mogelijk maken beroepsjournalist te worden overeenkomstig de wet van 30 december 1963 betreffende de erkenning en de bescherming van de titel van beroepsjournalist.
De krachtens lid 1 gesubsidieerde nieuwsuitzendingen worden onder de door de Regering bepaalde voorwaarden ter beschikking van de lokale radio's gesteld. § 2. Paragraaf 1 geldt niet voor de private radio's waarmee het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap samenwerkt, indien die samenwerking in de vorm van een rechtstreekse of onrechtstreekse kapitaalparticipatie gebeurt. § 3. De Regering bepaalt de nadere subsidiëringsmodaliteiten. HOOFDSTUK VIII. - Mediaraad van de Duitstalige Gemeenschap
Art. 50.Er wordt een Mediaraad van de Duitstalige Gemeenschap opgericht, hierna Ade Raad[/]@ genoemd.
De Raad heeft zijn zetel bij de Regering van de Duitstalige Gemeenschap.
Art. 51.§ 1. De Regering wijst een lid als voorzitter aan.
De Regering wijst volgende leden aan behorend tot de groep van de exploitanten in de mediasector : 1° twee leden op de voordracht van de Raad van Bestuur van het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap;2° twee leden op de voordracht van de vergunde lokale radio's;3° telkens één lid op de voordracht van : a) het bestuur van de Algemene Vereniging van Beroepsjournalisten in België;b) de met toepassing van het decreet van 7 februari 1994 betreffende de hulp aan de dagbladpers erkende perseenheden;c) de vergunde televisieomroeporganisaties;d) de vergunde kabelmaatschappijen;e) de vereniging zonder winstoogmerk bedoeld in artikel 25, § 1, lid 2;f) de vergunde regionale radio's. De Regering wijst volgende leden aan behorend tot de groep van de mediagebruikers : 1° telkens twee leden op de voordracht van : a) de representatieve werkgeversorganisaties;b) de representatieve werknemersorganisaties;c) de in het Duitse taalgebied gevestigde organisaties voor de bescherming van de consument;2° telkens één lid op de voordracht van : a) de Raad voor Volksopleiding en Vormingswerk voor Volwassenen;b) de Raad van de Duitstalige jeugd;c) de Bejaardenraad;d) de Raad voor jeugdbijstand. § 2. Voor elk lid bedoeld in § 1 wordt een plaatsvervangend lid aangewezen. § 3. De mandatarissen gekozen voor de Raad van de Duitstalige Gemeenschap kunnen voor de lijst waarvoor zij zich kandidaat gesteld hadden, een vertegenwoordiger met raadgevende stem naar de Mediaraad sturen. § 4. Bij de samenstelling van de Mediaraad moet naar een pariteit van de geslachten gestreefd worden.
Mag een categorie van de exploitanten in de mediasector of een categorie van de mediagebruikers overeenkomstig § 1 voor de Mediaraad twee leden voorstellen, dan moeten beide kandidaten van verschillend geslacht zijn.
De telkens voorgestelde leden en plaatsvervangende leden moeten van verschillend geslacht zijn. § 5. De duur van het mandaat stemt overeen met die van de zittingsperiode van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap. Het mandaat begint binnen de drie maanden volgend op de maand waar de verkiezing van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap plaatsvindt.
Het mandaat is hernieuwbaar.
Art. 52.Om lid van de Raad te worden en te blijven dient men aan volgende persoonsgebonden voorwaarden te voldoen : 1° de burgerlijke en politieke rechten genieten;2° meerderjarig zijn. De hoedanigheid van lid van de Raad is onverenigbaar met die van volksvertegenwoordiger, senator, lid van een Gewest- of Gemeenschapsraad, van het Europees Parlement of van de Provincieraad, gemeenteraadslid, lid van de federale Regering, van een Gewest- of Gemeenschapsregering, lid van de Bestendige Deputatie van de Provincieraad of van een ministerieel kabinet, provinciegouverneur, arrondissementscommissaris of burgemeester.
Art. 53.Een lid treedt de Raad uit om volgende redenen : 1° één der in artikel 52, lid 1 vermelde voorwaarden is niet meer vervuld of één der in artikel 52, lid 2, vermelde onverenigbaarheden komt voor;2° per jaar is het zonder verontschuldiging op meer dan de helft der zittingen afwezig;3° het in artikel 51 vermeld lichaam dat de leden voorstelt, trekt het mandaat in. Bij uittreding van een werkend lid beëindigt het plaatsvervangend lid het mandaat. De Regering wijst een nieuw plaatsvervangend lid aan.
Art. 54.§ 1. De Raad heeft volgende opdrachten : 1° aan de Regering een voorafgaand advies te geven over de beslissingen : a) betreffende de vergunning om een televisieprogramma uit te zenden, vermeld in artikel 2;b) betreffende de opstelling van de in artikel 18, § 1 bedoelde lijst van evenementen;c) betreffende de vergunning bedoeld in artikel 19, toegekend aan andere omroepdiensten dan radio- en televisieprogramma's;d) betreffende de vergunning om een kabelnet aan te leggen of te exploiteren, zoals bedoeld in artikel 20;e) betreffende het verzet tegen de uitzending van een televisieprogramma, zoals bedoeld in artikel 22, § 1, 2°;f) betreffende het verzet tegen de uitzending van geluidsprogramma's of de verstrekking van andere diensten, zoals bedoeld in artikel 22, § 2;g) betreffende het verbod van de uitzending van geluidsprogramma's of de verstrekking van andere diensten, zoals bedoeld in artikel 23, § 2;h) betreffende de heruitzending van geluids- en televisieprogramma's en het aanbieden van andere diensten op de kabelnetten, zoals bedoeld in artikel 24, § 2, lid 1;i) vóór de vastlegging van het gebruiksreglement bedoeld in artikel 25, § 4, lid 1;j) betreffende de vergunning toegekend aan een private radio, zoals bedoeld in artikel 39;2° een advies uit te brengen vóór de toepassing van één der in artikel 63 opgenomen administratieve sancties.De Mediaraad brengt zo'n advies uit : a) uit eigen beweging, als hij vaststelt dat de bepalingen van voorliggend decreet en de uitvoeringsbepalingen overtreden worden;b) op verzoek van de Regering;c) op verzoek van een natuurlijke of rechtspersoon die overtredingen van de bepalingen van voorliggend decreet en van de uitvoeringsbepalingen signaleert. Het advies omvat een met redenen omkleed voorstel tot toepassing van één der in artikel 63 opgenomen administratieve sancties; 3° modelontwerpen voor plichtenleervoorschriften inzake media uit te werken, o.a. wat de bescherming van de minderjarigen en de reclame betreft. Die modelontwerpen worden de verscheidene exploitanten in de mediasector overgemaakt; 4° adviezen uit te brengen over : a) de inhoud van de programma's en de algemene programmatie van het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap, die aan de beheerraad van het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap worden overgemaakt met toepassing van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt; b) andere thema's i.v.m. de media die de Raad op eigen initiatief behandelt of die de Regering hem voorlegt; 5° bezwaren, suggesties en voorstellen onderzoeken die de media, de media-inrichtingen en de media-arbeid in de Duitstalige Gemeenschap betreffen en die de Raad door een natuurlijke of rechtspersoon voorgelegd werden. Naast zijn adviesfunctie kan de Raad als bemiddelaar bij belangenconflicten die tussen exploitanten in de mediasector en mediagebruikers optreden; 6° voor elk mandaat een verslag over het medialandschap in de Duitstalige Gemeenschap opstellen dat o.a. de balancering van de programma's, de verdediging van de opinieverscheidenheid wat de programma's betreft die door de private radio's en de vergunde televisieomroeporganisaties worden uitgezonden, de invloeden van de technische ontwikkeling op het medialandschap alsmede de economische betekenis van het medialandschap behandelt; 7° jaarlijks een activiteitsverslag opstellen dat de Raad in de loop van het derde kwartaal van het daaropvolgende jaar aan de Regering en aan de Raad van de Duitstalige Gemeenschap overmaakt. § 2. De in § 1, 1°, f) en g) alsmede in 2°, b) vermelde adviezen moeten binnen een termijn van drie weken na het verzoek worden uitgebracht; zo niet worden ze geacht uitgebracht te zijn.
De andere in § 1, 1°, vermelde adviezen moeten binnen een termijn van drie maanden na het verzoek worden uitgebracht; zo niet worden ze geacht uitgebracht te zijn.
Art. 55.Een advies wordt bij meerderheid van stemmen uitgebracht.
Stemonthoudingen worden niet toegelaten. Bij staking der stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
Wordt geen meerderheid van stemmen noch een staking der stemmen bereikt in de groep van de exploitanten in de mediasector of in de groep van de mediagebruikers, is de betrokken groep gemachtigd een minderheidsadvies uit te brengen.
Art. 56.De Raad stelt een huishoudelijk reglement op dat door de Regering wordt goedgekeurd.
Art. 57.De Regering belast een beambte van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap met het secretariaat.
Art. 58.§ 1. De werkingskosten van de Raad vallen ten laste van de begroting van de Duitstalige Gemeenschap. § 2. De leden van de Raad verkrijgen presentiegelden en een kilometervergoeding.
De Regering legt de modaliteiten voor de toekenning van deze vergoedingen vast. HOOFDSTUK IX. - Bioscoophouders en filmkeuring Afdeling 1. - Subsidiëring van bioscoophouders en bevordering van hun
projecten
Art. 59.De Duitstalige Gemeenschap bevordert de verwezenlijking van de in het tweede lid, 2° bedoelde projecten van de bioscoophouders door binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen een jaarlijkse toelage ten belope van 700.000 frank toe te kennen.
Om die toelage te verkrijgen moeten de bioscoophouders aan volgende voorwaarden voldoen : 1° elke bioscoophouder moet jaarlijks ten minste 200 filmprojecties in het gewoon 35mm-bioscoopformaat uitvoeren;2° samen een overeenkomst voorleggen tot regeling van de samenwerking, inzonderheid met het oog op de jaarlijkse organisatie van cineforums en cinedagen, alsmede van de projectie van ten minste 4 promotiekopiën per jaar. De toelage bedoeld in het eerste lid wordt onder de deelnemende bioscoophouders in gelijke maten verdeeld na voorlegging van de bewijsstukken voor de kosten aangegaan in het kader van het project bedoeld in lid 2, 2°.
Art. 60.De toelage bedoeld in artikel 59 wordt ten hoogste met 20 % verhoogd, als de gemeente waar het bioscoop van de bioscoophouder gelegen is, in het kader van een overeenkomst gesloten met de Duitstalige Gemeenschap aan de financiering van de infrastructuur-, werkings- of personeelskosten deelneemt die de bioscoophouder m.b.t. de exploitatie van een bioscoop aangaat.
Art. 61.Met het oog op de aanpassing aan de beschikbare begrotingskredieten kan de Regering de bedragen bedoeld in de artikels 59 en 60 met een coëfficiënt vermenigvuldigen. Afdeling 2. - Filmkeuring
Art. 62.In artikel 2 van de wet van 1 september 1920 waarbij aan minderjarigen beneden 16 jaar toegang tot de bioscoopzalen wordt ontzegd, wordt volgend lid ingevoegd : « Als een film in een lidstaat van de Europese Unie als toegankelijk voor minderjarigen onder 16 jaar door de bevoegde overheid wordt verklaard en als de bioscoophouder dat kan bewijzen, geldt de in het eerste lid bedoelde toelating als gegeven. » HOOFDSTUK X. - Sancties Afdeling 1. - Administratieve sancties
Art. 63.Worden dit decreet en zijn uitvoeringsbepalingen niet nageleefd, dan kan de Regering de televisieomroeporganisaties - met uitzondering van het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap - de aanleggers en exploitanten van de kabelnetten alsmede de private radio's, na ze gehoord te hebben en het advies van de Mediaraad ingewonnen te hebben, met een geldboete van 100.000 tot 1.000.000 frank straffen.
De Regering kan bovendien de vergunning voorlopig schorsen, er de duur van verkorten of ze intrekken. De houder van de vergunning wordt vooraf gehoord. In dit geval kan de inbeslagname van de technische zendinstallatie worden opgelegd.
De Regering wijst een ambtenaar aan die belast is met de invordering van de te betalen geldboeten alsmede met het beslag. Hij is gemachtigd een dwangmiddel te bepalen dat uitvoerbaar is binnen acht dagen na de betekening aan de schuldenaar. De gerechtsdeurwaarder voert het dwangmiddel uit in de vormen bepaald door het Gerechtelijk wetboek. Afdeling 2. - Strafsancties
Art. 64.Wordt gestraft met een geldboete van 100 tot 100.000 frank : 1° wie wetens geluids- en televisieprogramma's uitzendt zonder de vereiste vergunning te bezitten of wiens vergunning geschorst of ingetrokken is;2° wie wetens een kabelnet aanlegt of gebruikt zonder de vereiste vergunning te bezitten of wiens vergunning geschorst of ingetrokken is.
Art. 65.Wie reclame, telewinkelen of gesponsorde programma's uitzendt die de artikels 6 tot 14 van voorliggend decreet overtreden, wordt gestraft met een geldboete van 100 tot 100.000 frank.
Art. 66.Wie geluids- of televisieprogramma's uitzendt die artikel 15 van voorliggend decreet overtreden, wordt gestraft met een geldboete van 500 tot 500.000 frank.
Art. 67.De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 inbegrepen, zijn van toepassing op de in de artikels 64 tot 66 bedoelde misdrijven. HOOFDSTUK XI. - Opheffingsbepalingen
Art. 68.Het hoofdstuk II en het hoofdstuk III van de wet van 6 februari 1987 betreffende de radiodistributie- en teledistributienetten en betreffende de handelspubliciteit op radio en televisie worden opgeheven.
Art. 69.Het decreet van 16 juni 1986 tot bepaling van de erkenningsvoorwaarden van de vrije lokale zenders wordt opgeheven.
Art. 70.Artikel 2, lid 2 en artikel 3 van het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap, vervangen bij het decreet van 16 oktober 1995 worden opgeheven.
Kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Eupen, op 26 april 1999.
J. MARAITE, Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme.
K.-H. LAMBERTZ, Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden.
W. SCHRÖDER, Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen. _______ Nota (1) Zitting 1998-1999. Bescheiden van de Raad : 129 (1998-1999). - Ontwerp van decreet, nr. 1. - Voorstellen tot wijziging, nrs 2-6.- Verslag, nr. 7. - Voorstel tot wijziging betreffende de tekst aangenomen door de commissie, nr. 8.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 26 april 1999.