Etaamb.openjustice.be
Programmadecreet van 22 december 2023
gepubliceerd op 29 december 2023

Programmadecreet bij de begroting 2024

bron
vlaamse overheid
numac
2023048710
pub.
29/12/2023
prom.
22/12/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 DECEMBER 2023. - Programmadecreet bij de begroting 2024 (1)


Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Programmadecreet bij de begroting 2024 HOOFDSTUK 1. - Algemeen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewest- en gemeenschapsaangelegenheid. HOOFDSTUK 2. - Economie, Wetenschap en Innovatie Afdeling 1. - Opheffing Fonds voor de Waarborgregeling

Art. 2.In het decreet van 20 december 2013Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten8 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2014, het laatst gewijzigd bij het decreet van 29 december 2019, wordt hoofdstuk 8, dat bestaat uit artikel 20, opgeheven.

Het Fonds voor de Waarborgregeling van de nv Waarborgbeheer, opgericht bij artikel 20 van hetzelfde decreet van 20 december 2013Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten8, wordt ontbonden. De saldi beschikbaar op 31 december 2023 op basisallocatie 1EC226 (verliesfinanciering) van het begrotingsartikel EC0-1ECB4BA-WT worden gedesaffecteerd naar de algemene middelen. HOOFDSTUK 3. - Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Afdeling 1. - Ontvangsten vanuit het Minafonds en uitgaven in het

kader van het preventief gezondheidsbeleid naar aanleiding van de Saneringsovereenkomst Vlaamse Regering - 3M van 6 juli 2022

Art. 3.In artikel 2 van het decreet van 7 juli 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998, het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 juni 2020, wordt een paragraaf 2/12 ingevoegd, die luidt als volgt: " § 2/12. Het Fonds wordt gespijsd met middelen van het Minafonds die het Minafonds heeft ontvangen conform artikel 3 van de Saneringsovereenkomst tussen de Vlaamse Regering enerzijds en 3M Belgium van 6 juli 2022.". Afdeling 2. - Wijzigingen van het decreet van 18 mei 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten4 houdende de

Vlaamse sociale bescherming

Art. 4.In artikel 80, § 2, eerste lid, van het decreet van 18 mei 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten4 houdende de Vlaamse sociale bescherming, gewijzigd bij het decreet van 16 december 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten4, wordt het bedrag "135 euro" vervangen door het bedrag "140 euro". Afdeling 3. - Wijzigingen aan het decreet van 20 april 2012Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten3 houdende

de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters

Art. 5.In artikel 8 van het decreet van 20 april 2012Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten3 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, gewijzigd bij de decreten van 29 juni 2012, 15 juli 2016, 23 maart 2018 en 21 mei 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt: " § 1.De organisator met een vergunning voor gezinsopvang of een vergunning voor groepsopvang kan bovenop de subsidie, vermeld in artikel 7, een subsidie ontvangen van het agentschap voor de realisatie van kinderopvang waarvoor de gezinnen betalen op basis van het inkomen, en voor de realisatie van voorrang bij de toegang tot de kinderopvang voor gezinnen waarvoor kinderopvang noodzakelijk is om te werken of om een opleiding met het oog op werk te volgen.

Bij de voorrang, vermeld in het eerste lid, geeft de organisator absolute voorrang aan: 1° gezinnen die in totaliteit minstens hetzij 4/5de werken, hetzij een 4/5de dagopleiding met het oog op werk volgen, hetzij een 4/5de combinatie van werken en opleiding met het oog op werk realiseren;2° broertjes of zusjes van kinderen die op hetzelfde moment reeds gebruikmaken van dezelfde kinderopvang;3° pleegkinderen als bedoeld in artikel 2, 10°, van het decreet van 29 juni 2012Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten4 houdende de organisatie van pleegzorg, in het gezin en die in aanmerking komen voor kinderopvang als bedoeld in artikel 2, 2°. De financiële bijdrage van de gezinnen voor de kinderopvang van een pleegkind als vermeld in het tweede lid, 3°, of van een kind van een minderjarige tienermoeder, stemt overeen met het laagst mogelijke inkomenstarief, onafhankelijk van het inkomen van het pleeggezin of van het gezin van de minderjarige.

De organisator kan afwijken op de voorrang, vermeld in het eerste lid, ten belope van maximaal 10% van alle kinderen die op jaarbasis opgevangen worden in de kinderopvanglocatie, in het belang van het kind of omwille van een gezondheids- of welzijnssituatie in het gezin."; 2° in paragraaf 3, eerste lid, wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° de nadere regels voor de voorrangscriteria en de wijze waarop ze formeel zullen worden vastgesteld."; 3° in paragraaf 3, eerste lid, wordt punt 3° opgeheven. HOOFDSTUK 4. - Kanselarij, Bestuur, Buitenlandse Zaken en Justitie Afdeling 1. - Wijziging aan het Fonds voor interbestuurlijke

digitalisering lokale overheden, opgericht bij artikel 21 van het programmadecreet bij de begroting 2023 van 16 december 2022

Art. 6.Aan paragraaf 2 wordt een punt 9° toegevoegd, dat luidt als volgt: "9° de terugvorderingen van subsidies in het kader van interbestuurlijke digitalisering voor lokale overheden waarbij werkzaamheden ter ondersteuning en uitvoering van een project door de administratie worden uitgevoerd.". Afdeling 2. - Vlaams fonds voor de stimulering van (groot)stedelijke

en plattelandsinvesteringen

Art. 7.In afwijking van artikel 4 van het decreet van 23 december 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten3 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van een Vlaams fonds voor de stimulering van (groot)stedelijke en plattelandsinvesteringen, wordt vanaf 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 het fonds als volgt verdeeld: 1° een bedrag van 14.274.239 euro wordt voorzien voor bepaalde centrumsteden voor investeringen in stadsvernieuwingsprojecten als vermeld in artikel 6, en wordt als volgt opgesplitst: 10.711.351 euro voor Antwerpen, 2.233.139 euro voor Gent, 549.503 euro voor Sint-Niklaas, 511.996 euro voor Mechelen en 268.250 euro voor Oostende; 2° een bedrag van 7.472.984,2 euro wordt voorzien voor subsidies voor plattelandsgemeenten als vermeld in artikel 9 tot en met 14.

Een bedrag, vastgesteld door de Vlaamse Regering, wordt voorzien voor conceptsubsidies voor de centrumsteden, de provinciale steden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie, die optreedt als bevoegde instelling voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, als vermeld in artikel 7 en 8. Afdeling 3. - Opheffing Fonds Administratieve Toeristische Boeten

Art. 8.In het decreet van 21 december 2012Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten6 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2013, het laatst gewijzigd bij het decreet van 16 december 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten4, wordt hoofdstuk 15, dat bestaat uit artikel 57, opgeheven.

De middelen van het fonds worden gedesaffecteerd ten gunste van de algemene middelen van de Vlaamse Gemeenschap. Afdeling 4. - Toewijzing van de opbrengsten uit de vervreemding van de

onroerende domeingoederen in eigendom van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest

Art. 9.In afwijking van alle andersluidende bepalingen wordt aan de algemene middelen van de Vlaamse Gemeenschap, vermeld in artikel 2, 42°, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019, toegewezen, de helft van de opbrengsten uit de vervreemding van de onroerende domeingoederen in eigendom van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest.

In afwijking van het eerste lid worden de opbrengsten uit de vervreemding van de gebouwen en aanhorigheden bestemd voor de huisvesting van de diensten van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, die beheerd worden door het agentschap Facilitair Bedrijf, overeenkomstig artikel 19, § 2, eerste lid, van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede de bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991 integraal toegewezen aan het Fonds Onroerende Goederen als de budgettaire weerslag van de vervreemding niet meer dan 10.000.000 euro bedraagt.

In afwijking van het eerste en het tweede lid worden de opbrengsten uit de vervreemding van de gebouwen en aanhorigheden bestemd voor de huisvesting van de diensten van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, die beheerd worden door het agentschap Facilitair Bedrijf, integraal toegewezen aan de algemene middelen van de Vlaamse Gemeenschap, vermeld in artikel 2, 42°, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019, als de budgettaire weerslag van de vervreemding meer dan 10.000.000 euro bedraagt.

In afwijking van het eerste lid worden de opbrengsten uit de vervreemding van onroerende domeingoederen in eigendom van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest zonder beheerder waar het agentschap Facilitair Bedrijf in de authentieke akte optreedt als beherende instantie, toegewezen aan het Fonds Onroerende Goederen. HOOFDSTUK 5. - Mobiliteit en Openbare Werken Afdeling 1. - Opheffing van de dienst met afzonderlijk beheer Vlaams

Infrastructuurfonds (VIF)

Art. 10.In het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, het laatst gewijzigd bij het decreet van 16 december 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten4, worden artikel 57 tot en met 60 opgeheven.

Art. 11.In artikel 16.5.1, § 2, tweede lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007 en gewijzigd bij de decreten van 12 december 2008 en 23 december 2010, worden de woorden "Vlaams Infrastructuurfonds" vervangen door de woorden "Vlaamse Gewest".

Art. 12.In artikel 2 van het decreet van 3 mei 2013Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten7 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport, gewijzigd bij de decreten van 7 juli 2017, 18 december 2020 en 31 maart 2023, wordt punt 7° opgeheven.

Art. 13.In artikel 15 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "als bijdrage tot financiering van het Vlaams Infrastructuurfonds" vervangen door de woorden "aan het Vlaamse Gewest";2° in het vijfde lid worden de woorden "Vlaams Infrastructuurfonds" vervangen door de woorden "Vlaamse Gewest".

Art. 14.In artikel 17, § 6, tweede lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden "Vlaams Infrastructuurfonds" vervangen door de woorden "Vlaamse Gewest".

Art. 15.In artikel 19 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 december 2020Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten9, worden de woorden "Vlaams Infrastructuurfonds" telkens vervangen door de woorden "Vlaamse Gewest".

Art. 16.In artikel 110, vijfde lid, van het Scheepvaart decreet van 21 januari 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten3 worden de woorden "Vlaams Infrastructuurfonds" vervangen door de woorden "Vlaamse Gewest".

Art. 17.Het besluit van de Vlaamse Executieve van 16 september 1992 betreffende het financieel en materieel beheer van de Gewestdienst met Afzonderlijk Beheer Vlaams Infrastructuurfonds, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid type decreet prom. 18/07/2003 pub. 19/09/2003 numac 2003200811 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende publiek-private samenwerking sluiten3, wordt opgeheven.

Art. 18.In artikel 1, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 maart 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid type decreet prom. 18/07/2003 pub. 19/09/2003 numac 2003200811 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende publiek-private samenwerking sluiten2 tot operationalisering van het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt punt 6° opgeheven;2° het tweede lid wordt opgeheven. Afdeling 2. - Kilometerheffing - Aanmoediging emissievrij

vrachtvervoer

Art. 19.Aan artikel 1.1.0.0.2, vijfde lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten0, wordt een punt 1° /0 toegevoegd, dat luidt als volgt: "1° /0 emissievrij voertuig: een voertuig dat beantwoordt aan de voorwaarden als bepaald in artikel 3, punt 11, van verordening (EU) 2019/1242 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe zware bedrijfsvoertuigen en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 595/2009 en (EU) 2018/956 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 96/53/EG van de Raad.".

Art. 20.In artikel 2.4.4.0.2 van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 3 juli 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten0, wordt het laatste lid, toegevoegd bij het decreet van 23 december 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten3, vervangen door wat volgt: "Emissievrije voertuigen met een maximaal toegestane totaalgewicht (MTT) lager dan of gelijk aan 4,25 ton zijn vanaf 1 januari 2024 tot en met 31 december 2029 vrijgesteld van de verplichting om de kilometerheffing te betalen.

Voor de overige emissievrije voertuigen, andere dan deze vermeld in het vijfde lid, is de toeslag Ex tot en met 31 december 2029 gelijk aan nul. Het overige gedeelte van de kilometerheffing wordt voor deze voertuigen verminderd met: - 100% vanaf 1 januari 2024 tot en met 31 december 2025; - 80% vanaf 1 januari 2026 tot en met 31 december 2026; - 60% vanaf 1 januari 2027 tot en met 31 december 2027; - 40% vanaf 1 januari 2028 tot en met 31 december 2028; - 20% vanaf 1 januari 2029 tot en met 31 december 2029.". Afdeling 3. - Wijziging van bijlage 2 bij de Vlaamse Codex Fiscaliteit

van 13 december 2013, met uitbreiding van het wegennet waarop een effectieve kilometerheffing voor het vrachtvervoer van toepassing is

Art. 21.In de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 wordt bijlage 2, ingevoegd bij het decreet van 3 juli 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten0 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2018, vervangen door wat volgt: "BIJLAGE 2. (01/01/2024- ...) De wegen die onder een wegtype als vermeld in artikel 2.4.4.0.2, 3°, vallen zijn de volgende, voor zover ze zich situeren op het grondgebied van het Vlaamse Gewest: 1) Autosnelwegen, inclusief bretelwegen, autosnelwegenringen en op- en afritten: Autosnelwegen:

A1

E19

Brussel-Mechelen-Antwerpen-grens NL (Breda)

A2

E314

Leuven-Lummen-grens NL (Heerlen)

A3

E40

Brussel-Leuven-grens Wallonië (Luik)

A4

E411

Brussel-grens Wallonië (Namen)

A7

E19

Brussel (R0)-grens Wallonië (Bergen)

A8

E429

Halle (Ring om Halle inclusief N203a)-grens Wallonië (Doornik)

A10

E40

Brussel-Gent-Brugge-Oostende

A11

Brugge (N31)-Knokke-Heist (N49) - Zelzate-Antwerpen

A12

Brussel-Boom-Antwerpen-grens NL (Bergen-op-Zoom)

A13

E313

Antwerpen-Hasselt-grens Wallonië (Luik)

A14

E17

Antwerpen-Gent-Grens FR (Lille)

A17

E403

Brugge-Kortrijk-grens Wallonië (Doornik)

A18

E40

Jabbeke-Veurne-grens FR (Duinkerken)

A19

Kortrijk-Ieper

A21

E34

Antwerpen (Ranst)-grens NL (Eindhoven)

A25

E25

Luik (Wallonië)-Maastricht (NL) thv Voeren (op- en afrittencomplex N602)

A112

(N186)

Antwerpen/Jan de Voslei

A201

Brussel-Zaventem


Autosnelwegringen:

R0

Ring om Brussel

R1

Ring om Antwerpen

R2

Ring om Antwerpen, excl.Liefkenshoektunnel (van op/afrit 11 Waaslandhaven-Noord tot N101)

R4

Ring om Gent

R8

Ring om Kortrijk


2) Overige gewestwegen met een tarief hoger dan nul eurocent:

N1

Brussel-Antwerpen-grens NL (Breda)

N2

Brussel-Hasselt-grens NL (Maastricht)

N3

Brussel-grens Wallonië (Luik)

N4

Brussel-grens Wallonië (Namen)

N5

Brussel-grens Wallonië (Charleroi)

N6

Brussel-grens Wallonië (Bergen)

N7

Halle-grens Wallonië (Doornik)

N8

Brussel-Ninove-Oudenaarde-Kortrijk-Ieper-Koksijde

N9

Brussel-Gent-Brugge-Oostende

N10

Mortsel-Diest

N12

Antwerpen - (kruising met) R13 Turnhout

N13

Lier - (kruising met) E313 Herentals-West

N14

Mechelen (kruising met R6) - grens NL (met uitzondering van zone binnen R16 Lier)

N15

Mechelen - N19

N16

Vanaf A14 (E17)-Mechelen

N19

Tussen A13 (E313) en A21 (E34)

N19g

N19 (Kasterlee)-R14 (Geel)

N20

Hasselt-grens Wallonië (Luik)

N28

N6 (Halle) - N8 (Ninove)

N31

(E403)

Brugge-Zeebrugge

N32

Brugge - grens FR

N34

Hendrik van Minderhoutstraat (Zeebrugge) - N31

N34a

Kustlaan (Zeebrugge) tussen Hendrik van Minderhoutstraat en Zeegeulstraat

N34f

Slijkensesteenweg (Oostende)

N34i

Zeesluisstraat (Zeebrugge)

N35

Deinze-N37 (Tielt)

N35

Pittem (de kruising met N50)-(de kruising met) N330

N36

Van R32 (Roeselare) tot N35 (Zarren) en van A14 (E17) tot N8 (Avelgem)

N37

Aalter (E40) - Roeselare (R32)

N38

A19 - grens FR

N42

Vanaf (de kruising met) N8-grens met Wallonië

N43

Vanaf (de kruising met) R8-(de kruising met) R4

N44

Aalter-Maldegem

N47

N9-A14 (E17)

N49

(E34)

Antwerpen-Zelzate-Maldegem-Knokke (Knokke-Heist)

N50

Brugge-Ingelmunster-Kortrijk-grens Wallonië (Bergen)

N58

Van grens Wallonië tot A14 (E17) en van A19 tot grens Wallonië

N60

Gent-Oudenaarde-Ronse-grens Wallonië (Leuze)

N70

Gent-Antwerpen

N71

R14 - N74

N73

Heppen N78 (Kinrooi)

N74

N715 - grens NL

N75

A2 (E314) - N78 (Dilsen-Stokkem)

N76

N20 (Kortessem) - N71 (Hamont-Achel)

N80

Hasselt-grens Wallonië (Namen)

N101

A12 - R2 - N180 (Noorderlaan)

N101a

Oudendijkweg (incl.Oudendijkbrug en Frederik-Hendrikbrug)

N101b

Kruisschansweg

N111

N180 (Noorderlaan) - A12

N180

N101 (Scheldelaan) - N111

N186

Antwerpen (Jan de Voslei)

N223

N2 (Tielt-Winge) - N3 (Tienen)

N320

N358 - N9

N320a

N320 - N9

N350

N34 - A11

N358

N320 - N9

N376

N49 (Knokke-Heist) - grens NL

N382

N36 (Anzegem) - A14 (E17)

N424

N456 - R4 Oost

N450

A11 (E34)-Melseledijk nr 68

N456

N424 - R4 West

N458

N456 - Langerbrugge-Eiland

N474

Van Langerbrugge-Eiland tot Vasco da Gamalaan en van Terdonkkaai tot A11 (E34)

N713

N71 - N712b

N715

A2 (E314) - N74 (Lommel)

N722

Vanaf N80 (Hasselt) tot N718 (St-Truiden)

R14

Ring om Geel

R31

Ring om Oostende (deel tussen A10 en N9)

R32

Ring om Roeselare (deel tussen A17 (E403) en de N37)

R33

Ring om Poperinge tussen beide delen van N38


". Afdeling 4. - Aanpassing drempelbedrag verkeersveiligheidsfonds

Art. 22.In artikel 42, § 3, 2°, van het decreet van 3 juli 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten0 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2015, vervangen bij het decreet van 22 december 2017, wordt het bedrag "17.929.000" vervangen door het bedrag "17.386.000". HOOFDSTUK 6. - Omgeving Afdeling 1. - Financiering van de harmonisering van de sociale

huurprijsberekening en financiering van betaalbare studentenhuisvesting

Art. 23.In artikel 1.3, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, gewijzigd bij de decreten van 9 juli 2021, 3 juni 2022 en 10 februari 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt een punt 4° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "4° /1 betaalbare studentenkamer: een kamer die gerealiseerd wordt door een woonmaatschappij en die wordt verhuurd door een hogeronderwijsinstelling of een lokaal bestuur volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 4.42/2;"; 2° er wordt een punt 20° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "20° /1 hogeronderwijsinstelling: universiteit en hogeschool als vermeld in artikel II.2 en II.3 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013;".

Art. 24.In artikel 2.22, § 1, van dezelfde codex, gewijzigd bij het decreet van 3 juni 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het vierde lid, 3°, wordt tussen de zinsnede "in 1° " en de woorden "en voor de" de zinsnede "en 4° " ingevoegd; 2° aan het vierde lid wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° voor de verrichtingen die bedoeld zijn om betaalbare studentenkamers ter beschikking te stellen.".

Art. 25.In artikel 4.1/1, eerste lid, van dezelfde codex, ingevoegd bij het decreet van 9 juli 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten0 en gewijzigd bij het decreet van 3 juni 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "Als een initiatiefnemer als vermeld in artikel 4.13 zakelijke rechten afstaat op een sociale huurwoning, een betaalbare studentenkamer of een geconventioneerde huurwoning, herinvesteert hij de venale waarde van de sociale huurwoning, een betaalbare studentenkamer of de geconventioneerde huurwoning in de sociale huisvestingssector. Als een initiatiefnemer als vermeld in artikel 4.13 een sociale huurwoning, met uitzondering van de ingehuurde woningen, vermeld in artikel 4.40, 4°, niet langer verhuurt volgens boek 6, herinvesteert hij de venale waarde van de sociale huurwoning in de sociale huisvestingssector, tenzij de woning leegstaat in afwachting van renovatie of sloop of aangewend wordt als betaalbare studentenkamer. Als een woonmaatschappij een betaalbare studentenkamer niet langer verhuurt, herinvesteert ze de venale waarde van de betaalbare studentenkamer in de sociale huisvestingssector, tenzij de studentenkamer leegstaat in afwachting van renovatie of verhuurd wordt volgens boek 6."; 2° in het tweede lid worden tussen de zinsnede "boek 6" en de zinsnede ".De Vlaamse Regering" de woorden "of vanaf de dag waarop hij de geconventioneerde huurwoning of de betaalbare studentenkamer niet langer verhuurt volgens dit decreet" ingevoegd; 3° in het derde lid wordt tussen de eerste en de tweede zin een zin ingevoegd, die luidt als volgt: "De woonmaatschappij die beslist om een betaalbare studentenkamer die gefinancierd is met subsidies of gesubsidieerde leningen niet langer te verhuren volgens dit decreet, op een ogenblik dat de verbintenissentermijn nog niet is verstreken, is, in afwijking van de geldende subsidieregelingen, niet gehouden tot terugbetaling van de subsidies die werden verleend voor die studentenkamer als aan de herinvesteringsverplichting, vermeld in het eerste lid, is voldaan.".

Art. 26.Aan artikel 4.17, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, vervangen bij het decreet van 3 juni 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten1 en gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2023Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten8, worden een punt 7° en 8° toegevoegd, die luiden als volgt: "7° het solidariseringsfonds, vermeld in artikel 4.46/1/1, beheren; 8° de toekenning van renteloze leningen aan hogeronderwijsinstellingen voor de realisatie van betaalbare studentenhuisvesting, onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt.".

Art. 27.In artikel 4.24 van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 9 juli 2021, 3 juni 2022 en 21 april 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin worden tussen de woorden "geconventioneerde huurwoningen" en de woorden "of de realisatie" de woorden "of betaalbare studentenkamers of -huisvesting" ingevoegd;2° in punt 1° wordt de zinsnede "en voor de verwerving van onroerende goederen, of" vervangen door de zinsnede "of betaalbare studentenkamers en -huisvesting, of die";3° aan punt 8° wordt de zinsnede ", en in het kader van de realisatie van betaalbare studentenhuisvesting, aan hogeronderwijsinstellingen" toegevoegd.

Art. 28.In artikel 4.42, § 1, tweede lid, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 21 april 2023Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten6, wordt tussen de woorden "geconventioneerde huurwoningen" en de woorden "en haar taken" de zinsnede ", het aanbod van betaalbare studentenkamers" ingevoegd.

Art. 29.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2023Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten8, wordt een artikel 4.42/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 4.42/2. De woonmaatschappij kan ten belope van ten hoogste 5 procent van haar jaarlijkse investeringsvolume een aanbod van betaalbare studentenkamers realiseren. De Vlaamse Regering bepaalt de berekeningswijze.

De Vlaamse Regering kan inschrijvingsvoorwaarden bepalen. Een betaalbare studentenkamer wordt toegewezen door het beslissingsorgaan van de hogeronderwijsinstelling of een lokaal bestuur volgens de voorrangs- en toewijzingsregels die de Vlaamse Regering vaststelt.

De Vlaamse Regering kan de wijze van huurprijsberekening van zowel hoofd- als onderhuurovereenkomst vaststellen.

De Vlaamse Regering kan typehuurovereenkomsten vaststellen voor de hoofd- en onderhuurovereenkomst. Van de typehuurovereenkomsten kan alleen worden afgeweken in de gevallen die de Vlaamse Regering bepaalt.

Binnen de perken van de kredieten die daarvoor op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, kan de Vlaamse Regering, onder de voorwaarden die ze bepaalt, subsidies verlenen aan woonmaatschappijen voor de opdracht, vermeld in dit artikel.

De Vlaamse Regering kan, afhankelijk van de kredieten die daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest worden ingeschreven, een subsidie verlenen voor de aanleg of de aanpassing van infrastructuur, vermeld in artikel 5.23, in het kader van de realisatie van betaalbare studentenkamers. De Vlaamse Regering legt de voorwaarden vast waaronder ze de subsidie verleent.".

Art. 30.In dezelfde codex wordt een artikel 4.46/1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 4.46/1/1. De Vlaamse Regering bepaalt onder welke voorwaarden een woonmaatschappij die woningen inhuurt en verhuurt overeenkomstig haar opdracht, vermeld in artikel 4.40, 4°, een toelage kan ontvangen van het Solidariseringsfonds.

Het Solidariseringsfonds, vermeld in het eerste lid, wordt gefinancierd door bijdragen van de woonmaatschappij gebaseerd op de huurinkomsten van sociale huurwoningen die de woonmaatschappij verhuurt overeenkomstig haar opdracht, vermeld in artikel 4.40, 1°.

De Vlaamse Regering bepaalt de berekeningswijze van de bijdragen van de woonmaatschappij aan het Solidariseringsfonds, de manier waarop de financiële middelen uit het Solidariseringsfonds omgezet worden in een toelage aan de woonmaatschappijen en regelt de werkwijze van het Solidariseringsfonds.".

Art. 31.In artikel 4.48, eerste lid, van dezelfde codex, vervangen bij het decreet van 9 juli 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten0 en gewijzigd bij de decreten van 3 juni 2022 en 21 april 2023, wordt tussen de zinsnede "1° tot en met 3°, " en de zinsnede "4.43" de zinsnede "4.42/2," ingevoegd.

Art. 32.In artikel 5.21 van dezelfde codex wordt tussen de woorden "sociale huurwoningen" en de woorden "in staat te stellen" de woorden "en betaalbare studentenkamers" ingevoegd.

Art. 33.In artikel 5.32, eerste lid, van dezelfde codex worden de woorden "die passen in de verhuring van sociale huurwoningen" vervangen door de woorden "betaalbare studentenkamers".

Art. 34.In artikel 5.33 van dezelfde codex worden tussen de woorden "sociale huurwoningen" en de woorden "in staat te stellen" de woorden "en betaalbare studentenkamers" ingevoegd. Afdeling 2. - Decreet van 23 december 2011Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten2 betreffende het duurzaam

beheer van materialenkringlopen en afvalstoffen - Krengenfinanciering

Art. 35.In artikel 33 van het decreet van 23 december 2011Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten2 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen wordt paragraaf 4 vervangen door wat volgt: " § 4. Met het oog op het bepalen van het maximumtarief per prestatie wordt jaarlijks een audit uitgevoerd van de boekhouding van de geregistreerde inzamelaars die instaan voor de inzameling en verwerking van kadavers van landbouwhuisdieren. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels inzake de uitvoering van de audit.". Afdeling 3. - Decreet van 19 december 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten houdende bepalingen tot

begeleiding van de begroting 2004 - Asbestafbouwbeleid

Art. 36.In artikel 19, eerste lid, van het decreet van 19 december 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004, vervangen bij het decreet van 22 april 2005, wordt punt 3° vervangen door wat volgt: "3° het vrijwillig en ambtshalve wegnemen, inzamelen, vervoeren en verwerken van materialen;". Afdeling 4. - Voorstel tot wijziging van het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid type decreet prom. 18/07/2003 pub. 19/09/2003 numac 2003200811 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende publiek-private samenwerking sluiten

betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018

Art. 37.In artikel 4.1.1 van het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid type decreet prom. 18/07/2003 pub. 19/09/2003 numac 2003200811 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende publiek-private samenwerking sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018 en gewijzigd bij het decreet van 21 oktober 2022, wordt een punt 3° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "3° /1 circulair afvalwater: afvalwater als vermeld in artikel 1.1.2 van titel II van het VLAREM, dat hergebruikt kan worden door een andere heffingsplichtige voor de activiteiten, vermeld in bijlage 5, die bij dit decreet is gevoegd;".

Art. 38.In artikel 4.2.1.1.2, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt tussen de zinsnede "per as aangevoerde afvalwaters," en de woorden "slibs afkomstig van openbare rioolwaterzuiveringsinstallaties" de zinsnede "retentaatstromen als vermeld in artikel 4.2.2.4.1, § 1, vierde lid," ingevoegd.

Art. 39.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 mei 2023Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten7, wordt een artikel 4.2.1.1.9 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 4.2.1.1.9. De openbare brandweerdiensten die deel uitmaken van de operationele diensten van de civiele veiligheid, zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 1°, van de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 31/07/2007 numac 2007000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de civiele veiligheid sluiten betreffende de civiele veiligheid, worden vrijgesteld van de heffing op de waterverontreiniging voor het volume grondwater, hemelwater, oppervlaktewater, circulair afvalwater of ander water waarmee zij de brandweerwagens vullen en dat wordt gebruikt voor de hun wettelijk toegewezen opdrachten.".

Art. 40.In artikel 4.2.2.1.1, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten7, wordt punt 3° vervangen door wat volgt: "3° de heffingsplichtigen, bedoeld in artikel 4.2.2.2.1, waarvan de inrichting volgens het zoneringsplan bedoeld in artikel 10.2.3, § 1, 20°, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, geldig op 1 januari van het heffingsjaar, gelegen is: a) in het individueel of collectief te optimaliseren buitengebied; b) in het centraal, collectief geoptimaliseerd of collectief te optimaliseren buitengebied, waarbij conform artikel 6.2.2.1.2, § 1, van titel II van het VLAREM wordt afgeweken van de aansluitplicht op openbare riolering.".

Art. 41.In artikel 4.2.2.1.4 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 21 december 2018 en 9 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede "en dit op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar," opgeheven;2° in paragraaf 1, derde lid, wordt de zinsnede "op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar" opgeheven; 3° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zinsnede "bij de aangifte bedoeld in artikel 4.2.4.1, § 1, een dossier voegen" vervangen door de woorden "een dossier bezorgen aan de Vlaamse Milieumaatschappij"; 4° in paragraaf 3 wordt het eerste lid opgeheven;5° in de bestaande paragraaf 3, tweede lid, die paragraaf 3, eerste lid, wordt, wordt de zinsnede ", per e-mail of per fax" vervangen door de woorden "of via e-mail";6° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt: " § 4.Het nullozersstatuut wordt toegekend vanaf de dag waarop de Vlaamse Milieumaatschappij vaststelt dat aan alle voorwaarden, vermeld in paragraaf 1 en 2, is voldaan.

Het dossier, vermeld in paragraaf 2, geldt voor tien jaar vanaf de dag waarop het nullozersstatuut wordt toegekend, behalve na wijzigingen die tot gevolg hebben dat niet meer aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, is voldaan.

De toekenningsvoorwaarden, vermeld in paragraaf 1, moeten vervuld zijn gedurende de volledige looptijd van het nullozersstatuut. Iedere wijziging van de lozings- en vergunningssituatie wordt onmiddellijk met een aangetekende brief gemeld aan het afdelingshoofd van de Vlaamse Milieumaatschappij dat bevoegd is voor de vestiging, inning en invordering van de heffing, of aan de ambtenaar die het afdelingshoofd gedelegeerd heeft.

Het nullozersstatuut vervalt vanaf de dag waarop de Vlaamse Milieumaatschappij vaststelt dat de heffingsplichtige niet meer voldoet aan alle voorwaarden, vermeld in paragraaf 1."; 7° in paragraaf 5, derde lid, wordt de zin "De uiterste datum voor deze vaststellingen is 1 januari van het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar waarvoor de hernieuwingsaanvraag wordt ingediend." opgeheven; 8° in paragraaf 5, vijfde lid, wordt de zinsnede ", per e-mail of per fax" vervangen door de woorden "of via e-mail"; 9° in paragraaf 6 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Als naar aanleiding van de vaststelling van de onvergunde lozing blijkt dat de inhoud van het dossier dat de heffingsplichtige heeft ingediend en op basis waarvan het nullozersstatuut is toegekend, niet overeenstemt met de werkelijke lozingssituatie, vervalt het nullozersstatuut voor de resterende looptijd vanaf de dag waarop die vaststelling is gedaan."; 10° paragraaf 7 wordt opgeheven.

Art. 42.In artikel 4.2.2.1.10 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt: " § 1. In afwijking van artikel 4.2.2.1.1 wordt voor de volgende lozingen het bedrag van de heffing voor de periode waarin de lozing in kwestie zich heeft voorgedaan, bepaald op de wijze, vermeld in het tweede lid: 1° een onvergunde lozing; 2° een lozing die niet voldoet aan de bijzondere voorwaarde, vermeld in de lozings- of omgevingsvergunning om een saneringscontract als vermeld in artikel 2.6.2.1, te sluiten; 3° een lozing via een noodaansluiting die niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4.2.1.1.7.

Het bedrag van de heffing voor de periode waarin de lozing in kwestie, vermeld in het eerste lid, zich heeft voorgedaan, wordt vastgesteld met de volgende formule: H = T x Nx + T x Nkx waarbij: 1° H: het bedrag van de verschuldigde heffing voor waterverontreiniging; 2° T: het bedrag van het eenheidstarief van de heffing voor alle andere heffingsplichtigen, vermeld in artikel 4.2.2.1.1, § 2, tweede lid; 3° Nx: de vuilvracht, veroorzaakt door de lozing, vermeld in het eerste lid, uitgedrukt in vervuilingseenheden en berekend met de volgende formule: Qx x Cx waarbij: a) Qx: het waterverbruik, waarvan de hoeveelheid gelijk is aan het totale waterverbruik Q dat is bepaald conform artikel 4.2.2.5.2, verminderd met de hoeveelheid koelwater K, vermeld in artikel 4.2.2.3.1, vermenigvuldigd met dx en gedeeld door 365 of, als daarvan het bewijs geleverd wordt, gedeeld door het reële aantal dagen waarop afvalwater geloosd wordt in het jaar vóór het heffingsjaar. dx is de cumulatieve duur van de lozing, vermeld in het eerste lid, uitgedrukt in dagen. dx is niet groter dan 365 en wordt berekend met de volgende formule: (deind-dbegin) + F waarbij: 1) dbegin: i) de datum van de aanvang van de lozing, zoals opgenomen in de schriftelijke melding van de heffingsplichtige aan de Vlaamse Milieumaatschappij of de toezichthouder, bevoegd voor milieuhandhaving, tenzij de Vlaamse Milieumaatschappij aantoont dat de lozing al op een vroegere datum is gestart, op voorwaarde dat de voormelde melding is gedaan vóór de eventuele vaststelling van de lozing door de ambtenaren van de Vlaamse Milieumaatschappij die belast zijn met een controle of een onderzoek in verband met de toepassing van de heffing of de toezichthouder, bevoegd voor milieuhandhaving; ii) de datum van de vaststelling van de lozing, vermeld in het proces verbaal van overtreding of in een vaststellingsverslag als vermeld in artikel 5.4.1.3, tweede lid, tenzij de Vlaamse Milieumaatschappij aantoont dat de lozing al op een vroegere datum is gestart, als de lozing is vastgesteld door de ambtenaren van de Vlaamse Milieumaatschappij die belast zijn met een controle of een onderzoek in verband met de toepassing van de heffing of de toezichthouder, bevoegd voor milieuhandhaving, voorafgaand aan een eventuele schriftelijke melding door de heffingsplichtige; 2) deind: de datum waarop door de bevoegde ambtenaren van de Vlaamse Milieumaatschappij of de toezichthouder, bevoegd voor milieuhandhaving, is vastgesteld dat de lozing stopgezet is.De heffingsplichtige heeft de mogelijkheid om een andere datum te bewijzen; 3) F: i) 1, als de heffingsplichtige de lozing heeft gemeld aan de Vlaamse Milieumaatschappij of aan de toezichthouder, bevoegd voor milieuhandhaving, en als die melding is gedaan vóór de eventuele vaststelling van de lozing door de bevoegde ambtenaren van de Vlaamse Milieumaatschappij of door de toezichthouder, bevoegd voor milieuhandhaving; ii) 30, in alle andere gevallen dan het geval, vermeld in punt i), tenzij de heffingsplichtige de werkelijke aanvangsdatum van de lozing bewijst en de toezichthouder, bevoegd voor milieuhandhaving, die aanvangsdatum kan bevestigen of staven op basis van vergelijking met zijn eigen vaststellingen. In voorkomend geval wordt F gelijkgesteld aan 1 en wordt dbegin gelijkgesteld aan de bevestigde datum van de aanvang van de lozing; b) Cx: de omzettingscoëfficiënt, vermeld in kolom 8 van de tabel die is opgenomen in bijlage 5, die bij dit decreet is gevoegd; 4° Nkx: de vuilvracht, veroorzaakt door de lozing van koelwater, bepaald overeenkomstig artikel 4.2.2.3.1, vermenigvuldigd met dx en gedeeld door 365, of, als daarvan het bewijs geleverd wordt, gedeeld door het reële aantal dagen waarop koelwater geloosd wordt in het jaar vóór het heffingsjaar.

Als de toezichthouder, bevoegd voor milieuhandhaving, vaststellingen heeft gedaan over het debiet of het volume van een lozing als vermeld in het eerste lid, en als er voor die lozing meet- en bemonsteringsresultaten beschikbaar zijn die afkomstig zijn van een schepstaal dat de Vlaamse Milieumaatschappij heeft genomen, of als een schepstaal wordt genomen door de toezichthouder, bevoegd voor milieuhandhaving, wordt de vuilvracht Nx, vermeld in het tweede lid, 3°, bepaald conform de formule, vermeld in artikel 4.2.2.3.1, waarbij, in afwijking van artikel 4.2.2.3.1, wordt verstaan onder: 1° N: de vuilvracht, veroorzaakt door een lozing als vermeld in het eerste lid, uitgedrukt in vervuilingseenheden;2° Qd: het volume afvalwater, uitgedrukt in liter, van de lozing, vermeld in het eerste lid, dat geloosd is tijdens een etmaal;3° Qj: het volume afvalwater, uitgedrukt in kubieke meter, van de lozing, vermeld in het eerste lid, dat geloosd is tijdens de periode dx;4° Nk: 0; 5° Qdv: het gemiddelde volume afvalwater, uitgedrukt in liter, van de lozing, vermeld in het eerste lid, dat geloosd is tijdens een etmaal, berekend met de volgende formule:

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld In alle andere gevallen dan de gevallen, vermeld in het derde lid, wordt de vuilvracht, vermeld in artikel 4.2.2.1.1, vermenigvuldigd met (365-dx)/365.".

Art. 43.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 26 mei 2023Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten7, wordt een artikel 4.2.2.1.12 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. 4.2.2.1.12. § 1. Elke heffingsplichtige die het geheel of een gedeelte van zijn afvalwater via een vaste constructie ter beschikking stelt van een andere heffingsplichtige, wordt voor het aangeboden volume circulair afvalwater vrijgesteld van de heffing op de waterverontreiniging.

De vrijstelling, vermeld in het eerste lid, wordt toegekend vanaf de dag waarop de Vlaamse Milieumaatschappij vaststelt dat de heffingsplichtige voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4. § 2. Tussen de aanbieder van het circulair afvalwater en de ontvanger wordt een schriftelijke overeenkomst opgemaakt waarin de modaliteiten van de uitwisseling van het circulair afvalwater zijn opgenomen. De overeenkomst wordt opgesteld conform het model dat de Vlaamse Milieumaatschappij ter beschikking stelt.

De overeenkomst die beide partijen ondertekenen, wordt door de aanbieder bezorgd aan de Vlaamse Milieumaatschappij.

Elke wijziging in de inhoudelijke bepalingen van de schriftelijke overeenkomst wordt binnen dertig dagen vanaf de wijziging van de overeenkomst schriftelijk gemeld aan de Vlaamse Milieumaatschappij. De stopzetting van de uitwisseling van circulair afvalwater tussen de aanbieder en de ontvanger heeft het verval van de vrijstelling, vermeld in paragraaf 1, tot gevolg. In het voormelde geval vervalt de vrijstelling vanaf de dag waarop er een einde is gekomen aan de uitwisseling van circulair afvalwater tussen de aanbieder en de ontvanger. § 3. De samenstelling van het aangeboden circulair afvalwater wordt bij de aanvang van de uitwisseling ervan bepaald aan de hand van een schepstaal dat een erkend laboratorium in de discipline water, deeldomein afvalwater als vermeld in artikel 6, 5°, a), van het VLAREL van 19 november 2010, uitvoert en analyseert. Als op initiatief van de aanbieder een meetcampagne wordt uitgevoerd op de volledige bedrijfsafvalwaterstroom, vermeld in artikel 4.2.2.3.3, eerste lid, van dit decreet, wordt de samenstelling van het circulair afvalwater aangetoond aan de hand van de meet- en bemonsteringsresultaten van de voormelde meetcampagne, op voorwaarde dat het circulair afvalwater wordt aangeboden na de meetinrichting van het geloosde afvalwater. De voormelde bemonsterings- en analyseresultaten worden opgenomen in de schriftelijke overeenkomst, vermeld in paragraaf 2.

De aanbieder herhaalt jaarlijks de bemonstering en analyse van het aangeboden circulair afvalwater, tenzij het circulair afvalwater afkomstig is van bodemsaneringswerken, grindwinningen of bronbemalingen die zijn vrijgesteld op basis van artikel 4.2.1.1.3, 4.2.1.1.5 of 4.2.1.1.6. De aanbieder bezorgt de jaarlijkse bemonsterings- en analyseresultaten binnen dertig dagen vanaf de kennisname van de bemonsterings- en analyseresultaten aan de Vlaamse Milieumaatschappij. § 4. De aanbieder meet het aangeboden circulair afvalwater gedurende het volledige jaar vóór het heffingsjaar, aan de hand van een verzegelde continue debietmeting met registratie conform de regels die de Vlaamse Regering vaststelt. § 5. De ontvanger van het circulair afvalwater zorgt jaarlijks voor bemonstering en analyse als vermeld in artikel 4.2.2.3.3, eerste lid, van de volledige bedrijfsafvalwaterstroom.

De verplichting voor de ontvanger, vermeld in het eerste lid, geldt niet voor de volgende categorieën heffingsplichtigen: 1° heffingsplichtigen die beschikken over het nullozersstatuut, vermeld in artikel 4.2.2.1.4; 2° heffingsplichtigen die het circulair afvalwater gebruiken voor activiteiten die ressorteren onder sector nummer 28.e of 62 als vermeld in bijlage 5, die bij dit decreet is gevoegd; 3° heffingsplichtigen die het circulair afvalwater gebruiken bij de uitvoering van taken van algemeen belang. Als de ontvanger uitzonderlijk voor een of meer componenten N1, N2, N3 of Nv niet over meet- en bemonsteringsgegevens beschikt, kan hij de toepassing van de afwijkende berekeningsmethode, vermeld in artikel 4.2.2.3.5, vragen. De toepassing van de voormelde afwijkende berekeningsmethode verhindert niet dat aan de aanbieder van het circulair afvalwater de vrijstelling, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, wordt toegekend.

Als de ontvanger niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4.2.2.3.5, vervalt de vrijstelling voor de aanbieder, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, voor het betreffende heffingsjaar en wordt de heffing op het aangeboden circulair afvalwater bepaald aan de hand van de formule, vermeld in artikel 4.2.2.3.1, met inachtname van de bemonsterings- en analyseresultaten, vermeld in paragraaf 3, van het schepstaal dat is genomen in het jaar vóór het heffingsjaar of van de meetcampagne die tijdens het jaar vóór het heffingsjaar is georganiseerd.

Als de heffing op het circulair afvalwater wordt bepaald conform het vierde lid, wordt het jaarvolume geloosd afvalwater Qj gelijkgesteld aan de gemeten hoeveelheid aangeboden circulair afvalwater tijdens het jaar vóór het heffingsjaar, of het minimale volume circulair afvalwater opgenomen in de overeenkomst, vermeld in paragraaf 2, als de aanbieder van het circulair afvalwater het aangeboden volume circulair afvalwater in het jaar vóór het heffingsjaar niet kan aantonen aan de hand van een verzegelde debietmeting die voorzien is van registratie. Als het aangeboden circulair afvalwater maar is gemeten voor een gedeelte van het jaar vóór het heffingsjaar, wordt voor dat gedeelte het gemeten volume in aanmerking genomen. Voor het gedeelte van het jaar vóór het heffingsjaar waarin het volume niet is gemeten, wordt het minimale volume dat is opgenomen in de overeenkomst, vermeld in paragraaf 2, in aanmerking genomen, berekend op dagbasis. § 6. Als het circulair afvalwater via een vaste constructie ter beschikking wordt gesteld aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon die geen heffingsplichtige is voor de heffing op de waterverontreiniging in de zin van artikel 4.2.1.1.1, kan de aanbieder toch genieten van de vrijstelling opgenomen in paragraaf 1, eerste lid, als aan de voorwaarden van paragraaf 2 tot en met 5 voldaan wordt. De bemonstering en analyse van het eigen afvalwater van de ontvanger, gebeurt in dat geval conform de regelgeving van toepassing voor de plaats waar de ontvanger is gevestigd.".

Art. 44.In artikel 4.2.2.3.1 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt de zin "Qd: het volume, uitgedrukt in liter, van het afvalwater geloosd in een etmaal tijdens de maand van grootste bedrijvigheid van het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar;" vervangen door wat volgt: "Qd: het volume, uitgedrukt in liter, van het afvalwater dat wordt geloosd in een etmaal tijdens het jaar vóór het heffingsjaar. Als de heffingsplichtige voor de meetinrichting van het geloosde afvalwater circulair afvalwater aanbiedt dat aanleiding geeft tot toekenning van de vrijstelling, vermeld in artikel 4.2.2.1.12, § 1, en de Vlaamse Milieumaatschappij kan aantonen dat de Qd die tijdens de meetcampagne gemeten is, niet als representatief kan worden beschouwd voor het volume geloosd afvalwater in een etmaal tijdens de periode van de grootste vervuiling, wordt Qd bepaald door het jaarvolume geloosd afvalwater Qj, dat wordt bepaald conform artikel 4.2.2.3.8, te delen door het aantal lozingsdagen tijdens het jaar vóór het heffingsjaar, tenzij dat aanleiding zou geven tot een lagere heffing.

Als het circulair afvalwater dat aanleiding geeft tot toekenning van de vrijstelling, vermeld in artikel 4.2.2.1.12, § 1, door de heffingsplichtige wordt aangeboden na de meetinrichting van het geloosde afvalwater, wordt Qd vermenigvuldigd met:

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij Qc: het gemeten volume aangeboden circulair afvalwater in het jaar vóór het heffingsjaar of het minimale volume circulair afvalwater, vermeld in de overeenkomst, vermeld in artikel 4.2.2.1.12, § 2, als de aanbieder van het circulair afvalwater het aangeboden volume circulair afvalwater in het jaar vóór het heffingsjaar niet kan aantonen aan de hand van een verzegelde debietmeting, voorzien van registratie. Als het aangeboden circulair afvalwater maar wordt gemeten voor een gedeelte van het jaar vóór het heffingsjaar, wordt voor dat gedeelte rekening gehouden met het gemeten volume. Voor het gedeelte van het jaar vóór het heffingsjaar waarin het volume niet is gemeten, wordt rekening gehouden met het minimale volume, vermeld in de voormelde overeenkomst, berekend op dagbasis;"; 2° in het eerste lid wordt het woord "waterverontreining" vervangen door het woord "waterverontreiniging"; 3° in het eerste lid wordt de zin "Indien er in het jaar voorafgaand aan het beschouwde heffingsjaar gedurende verschillende etmalen metingen zijn gebeurd van het dagdebiet en de samenstelling van het geloosde afvalwater, dan wordt als N1 het rekenkundig gemiddelde van de op dagbasis berekende N1-componenten genomen." vervangen door de zin "Als er in het jaar vóór het beschouwde heffingsjaar verschillende metingen zijn gedaan van de samenstelling van het geloosde afvalwater en, in voorkomend geval, van het dagdebiet, wordt als N1 het rekenkundig gemiddelde genomen van de N1-componenten die op dagbasis berekend zijn."; 4° in het eerste lid wordt de zin "Indien er in het jaar voorafgaand aan het beschouwde heffingsjaar in verschillende maanden metingen zijn gebeurd van het dagdebiet en de samenstelling van het geloosde afvalwater, dan wordt als maand van de grootste bedrijvigheid die maand in aanmerking genomen waarvan het rekenkundig gemiddelde van de op dagbasis berekende N1-component het grootst is." opgeheven; 5° in het eerste lid wordt de zin "Het gemiddelde volume is het rekenkundig gemiddelde van alle meet- en bemonsteringsresultaten van de verschillende monsternemingen bekomen volgens de regels vastgesteld door de Vlaamse Regering in uitvoering van artikel 4.2.2.3.2., tweede lid." telkens vervangen door de zin "Het gemiddelde volume is het rekenkundig gemiddelde van alle Qd."; 6° in het tweede lid wordt de zin "In afwijking van de voorgaande bepalingen wordt de component Nv bij toepassing van de 30 %-regel, vermeld in artikel 4.2.2.3.3., tweede lid, uitsluitend berekend op basis van de resultaten van de Vlaamse Milieumaatschappij voor zover dat resulteert in een hogere vuilvracht." vervangen door de zin "In afwijking van wat is bepaald in het eerste lid, worden, bij toepassing van de 30%-regel, vermeld in artikel 4.2.2.3.3, tweede lid, de resultaten van de heffingsplichtige van de berekening van de component Nv uitgesloten als dat resulteert in een hogere N-waarde."; 7° een derde tot en met vijfde lid worden toegevoegd, die luiden als volgt: "Als een heffingsplichtige dit uitdrukkelijk vraagt, past de Vlaamse Milieumaatschappij de bepalingen van het eerste lid, zoals gewijzigd bij het programmadecreet van 22 december 2023 bij de begroting 2024, ook toe op heffingsdossiers die betrekking hebben op het heffingsjaar 2020, 2021, 2022 of 2023, die voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° de heffing of aanvullende heffing, vermeld in artikel 4.2.4.5, § 2, van dit decreet, is nog niet definitief vastgesteld op 1 januari 2024.

Een heffing of aanvullende heffing is nog niet definitief vastgesteld als voldaan is aan een van de volgende voorwaarden: a) de heffing is nog niet opgenomen in een kohier als vermeld in artikel 4.2.4.5, § 4, van dit decreet; b) de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen een heffing of aanvullende heffing als vermeld in artikel 4.2.4.6, § 1, van dit decreet, is nog niet verstreken; c) de leidend ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij of de ambtenaar die door de leidend ambtenaar is gedelegeerd heeft nog geen beslissing genomen over het bezwaarschrift dat de heffingsplichtige conform artikel 4.2.4.6, § 1, van dit decreet, tegen de heffing of aanvullende heffing heeft ingediend; d) de termijn voor het indienen van een fiscaal verzoekschrift op tegenspraak tegen de beslissing over het bezwaarschrift, vermeld in artikel 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek, is nog niet verstreken;e) de heffing of aanvullende heffing is het voorwerp van een gerechtelijke procedure, waarin nog geen definitieve uitspraak werd gedaan;2° er zijn voor het jaar voor het heffingsjaar meet- en bemonsteringsresultaten beschikbaar, afkomstig van meerdere meetcampagnes uitgevoerd in opdracht van de heffingsplichtige of de Vlaamse Milieumaatschappij;3° tijdens de meetcampagne die bepalend is voor de N1-component, was er een eenmalige incidentele lozing van basisproducten of grondstoffen, die bij een normale productie niet samen met het bedrijfsafvalwater worden geloosd, maar in het eindproduct worden opgenomen.Het eenmalige incidentele karakter van de lozing wordt aangetoond door de meet- en bemonsteringsresultaten van de overige meetcampagnes.

De heffingsplichtige vraagt de toepassing van het eerste lid, zoals gewijzigd bij het programmadecreet van 22 december 2023 bij de begroting 2024, zoals vermeld in het derde lid, aan de Vlaamse Milieumaatschappij uiterlijk op 31 december 2024 met een per post aangetekende brief. Uit de inhoud van die brief en de bijgevoegde stukken blijkt dat aan de voorwaarden, vermeld in het derde lid, is voldaan.

Als de Vlaamse Milieumaatschappij de bepalingen van het eerste lid, zoals gewijzigd bij het programmadecreet van 22 december 2023 bij de begroting 2024, toepast, zoals vermeld in het derde en vierde lid, wordt in afwijking van artikel 418 van het WIB enkel het verschil tussen het oorspronkelijke heffingsbedrag, verhoogd met de eventuele heffingsverhoging, en het herrekende heffingsbedrag, verhoogd met de eventuele heffingsverhoging, terugbetaald aan de heffingsplichtige. De heffingsplichtige kan de eventuele kosten die verbonden zijn aan betwistingen over het oorspronkelijke heffingsbedrag, opgeworpen voor het indienen van de vraag, vermeld in het derde en vierde lid, niet verhalen op de Vlaamse Milieumaatschappij.".

Art. 45.In artikel 4.2.2.3.3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan het eerste lid wordt de zinsnede ", uitgevoerd minstens in de periode van de grootste vervuiling" toegevoegd; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "Als in het jaar vóór het heffingsjaar de heffingsplichtige en de Vlaamse Milieumaatschappij en, in voorkomend geval, de toezichthouder, bevoegd voor milieuhandhaving, monsternemingen uitvoeren, en de N-waarde die conform artikel 4.2.2.3.1 is berekend op basis van het gemiddelde van alle resultaten van monsternemingen, met uitzondering van de resultaten die van de heffingsplichtige komen, 30% hoger ligt dan de N-waarde die is bepaald op grond van de resultaten van de meetcampagne van de heffingsplichtige met de hoogste vuilvracht, worden alle resultaten van de heffingsplichtige van de berekening van de componenten N1, N2, N3 en Nv, vermeld in artikel 4.2.2.3.1, uitgesloten."; 3° in het derde lid worden tussen de woorden "In dit geval worden de" en de woorden "kosten voor monsterneming en analyses" de woorden "door de Vlaamse Milieumaatschappij gedragen" ingevoegd;4° in het derde lid wordt de zinsnede "de resultaten van de Vlaamse Milieumaatschappij, en de N-waarde, bepaald op grond van de resultaten van de heffingsplichtige" vervangen door de zinsnede "het gemiddelde van alle resultaten van monsternemingen, met uitzondering van de resultaten die van de heffingsplichtige komen, en de N-waarde, die wordt bepaald op grond van de resultaten van de meetcampagne van de heffingsplichtige met de hoogste vuilvracht".

Art. 46.In artikel 4.2.2.3.4 van hetzelfde decreet worden de woorden "vuilvracht dan de vuilvracht" vervangen door de woorden "N-waarde dan die".

Art. 47.Artikel 4.2.2.3.8 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 21 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten7, wordt vervangen door wat volgt: "Art. 4.2.2.3.8. § 1. Het jaarvolume geloosd afvalwater Qj, vermeld in artikel 4.2.2.3.1 van dit decreet, wordt op de volgende wijze bepaald: 1° op basis van een continu werkend debietmeetsysteem, waarbij doorlopend het geloosde dagdebiet wordt gemeten en dagelijks wordt geregistreerd volgens de regels die de Vlaamse Regering vaststelt.Als de heffingsplichtige na de meetinrichting van het geloosde afvalwater circulair afvalwater aanbiedt dat aanleiding geeft tot toekenning van de vrijstelling, vermeld in artikel 4.2.2.1.12, § 1, van dit decreet, wordt het aldus gemeten jaarvolume geloosd afvalwater Qj bij de aanbieder verminderd met de gemeten hoeveelheid aangeboden circulair afvalwater die is bepaald conform punt 2°, e); 2° als het jaarvolume geloosd afvalwater Qj niet is gemeten met de debietmeetapparatuur, vermeld in punt 1°, wordt het jaarvolume geloosd afvalwater Qj vastgesteld als de som van het drinkwater dat de drinkwatermaatschappij heeft geleverd in het jaar vóór het heffingsjaar, en de hoeveelheid grondwater, oppervlaktewater, hemelwater, circulair afvalwater en ander water, uitgedrukt in m3, die de heffingsplichtige gedurende het jaar vóór het heffingsjaar heeft ontvangen, verminderd met de hoeveelheid water die wordt gebruikt als koelwater, als dat koelwater niet samen met het afvalwater geloosd wordt, en verminderd met de hoeveelheid aangeboden circulair afvalwater;a) de voormelde af te trekken hoeveelheid koelwater wordt op de volgende wijze bepaald: 1) het volume wordt gemeten aan de hand van een continue debietmeting met registratie volgens de regels die de Vlaamse Regering vaststelt; 2) als de heffingsplichtige het volume niet kan aantonen met behulp van een continue debietmeting met registratie als vermeld in punt 1), wordt de hoeveelheid onweerlegbaar vermoed gelijk te zijn aan het geloosde volume vergund koelwater, vermeld in artikel 4.2.2.3.1 van dit decreet; 3) als de debietmeting met registratie, vermeld in punt 1), geen betrekking heeft op het volledige jaar vóór het heffingsjaar: i) voor de periode waarin de hoeveelheid koelwater is gemeten: op basis van de tellerstanden van die periode; ii) voor de periode waarvoor geen tellerstanden beschikbaar zijn, wordt de overeenstemmende hoeveelheid koelwater vastgesteld conform punt 2), en op dagbasis berekend; b) de voormelde opgenomen hoeveelheid grondwater wordt op de volgende wijze bepaald: 1) het volume wordt gemeten aan de hand van een verzegelde continue debietmeting met registratie conform de regels die de Vlaamse Regering vaststelt, of het volume wordt bepaald conform paragraaf 2 of 3; 2) als de heffingsplichtige het opgenomen grondwater niet kan aantonen met behulp van een verzegelde dagelijkse debietmeting met registratie als vermeld in punt 1), voor het volledige jaar vóór het heffingsjaar, en als de bepalingen van paragraaf 2 of 3 niet worden toegepast, wordt onweerlegbaar vermoed dat de hoeveelheid gelijk is aan het grondwatervolume dat wordt bepaald conform artikel 4.2.3.1, § 2, eerste lid, 2° en 3°, van dit decreet; c) de voormelde opgenomen hoeveelheid oppervlaktewater wordt op de volgende wijze bepaald: 1) het volume wordt gemeten aan de hand van een verzegelde continue debietmeting met registratie conform de regels die de Vlaamse Regering bepaalt, of het volume wordt bepaald conform paragraaf 2 of 3;2) als de opgenomen hoeveelheid oppervlaktewater niet vastgesteld is met een verzegelde debietmeting met registratie als vermeld in punt 1), en als de bepalingen van paragraaf 2 of 3 niet worden toegepast, wordt de hoeveelheid onweerlegbaar vermoed gelijk te zijn aan het gecapteerde volume water dat de beheerder van de waterweg in kwestie tijdens het jaar vóór het heffingsjaar in aanmerking heeft genomen om de vergoeding te bepalen voor de vergunning voor de watervang, vermeld in titel II, hoofdstuk IV, van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991, of voor onttrekkingen uit onbevaarbare waterlopen en publieke grachten het debiet van het water en de hoeveelheid water die opgenomen wordt volgens de melding, vermeld in artikel 30, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2021 tot uitvoering van diverse bepalingen uit de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare water- lopen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, wat betreft het toezicht op de naleving van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;3) als er geen debietmeting als vermeld in punt 1), is uitgevoerd, als de bepalingen van paragraaf 2 of 3 niet worden toegepast en als de vergoeding voor de vergunning voor de watervang of de melding voor onttrekkingen uit onbevaarbare waterlopen en publieke grachten, vermeld in punt 2), ontbreekt, wordt onweerlegbaar vermoed dat de opgenomen hoeveelheid oppervlaktewater gelijk is aan de som van de nominale capaciteit van de pompen, uitgedrukt in m3 per uur en vermenigvuldigd met T.Daarbij is: i) voor seizoensgebonden irrigatie in openlucht voor land- en tuinbouw in hoofdactiviteit: T=200; ii) voor andere seizoensgebonden activiteiten of activiteiten van beperkte duur: T=10x het reële aantal dagen dat de oppervlaktewaterwinning in gebruik geweest is; iii) in de overige gevallen: T=2000; 4) als de debietmeting, vermeld in punt 1), geen betrekking heeft op het volledige jaar vóór het heffingsjaar: i) voor de periode dat de hoeveelheid oppervlaktewater is gemeten: op basis van tellerstanden van die periode; ii) voor de periode waarvoor geen tellerstanden beschikbaar zijn, wordt de overeenstemmende hoeveelheid oppervlaktewater naargelang het geval vastgesteld conform paragraaf 2 of 3 en, als de bepalingen van paragraaf 2 of 3 niet worden toegepast, conform punt 2) of 3) op dagbasis berekend; d) de hoeveelheid van het voormelde hemelwater wordt op de volgende wijze bepaald: 1) het volume wordt gemeten aan de hand van een verzegelde continue debietmeting met registratie conform de regels die de Vlaamse Regering bepaalt, of het volume wordt bepaald conform paragraaf 2 of 3;2) als de heffingsplichtige het ontvangen hemelwater in het jaar vóór het heffingsjaar niet kan aantonen aan de hand van een verzegelde debietmeting, voorzien van registratie als vermeld in punt 1), en als de bepalingen van paragraaf 2 of 3 niet worden toegepast, wordt de hoeveelheid hemelwater gelijkgesteld aan 800 l/m2 afspoelbare of vervuilde oppervlakte, tenzij de heffingsplichtige aan de hand van de gegevens, afkomstig van het Koninklijk Meteorologisch Instituut, kan aantonen dat de neerslag kleiner dan 800 l/m2 is;3) als de debietmeting met registratie, vermeld in punt 1), geen betrekking heeft op het volledige jaar vóór het heffingsjaar: i) voor de periode waarin de hoeveelheid hemelwater is gemeten: op basis van de tellerstanden van die periode; ii) voor de periode waarvoor geen tellerstanden beschikbaar zijn, wordt de overeenstemmende hoeveelheid hemelwater vastgesteld conform paragraaf 2 of 3 en, als de bepalingen van paragraaf 2 en 3 niet worden toegepast, conform punt 2) of 3) op dagbasis berekend; e) de hoeveelheid van het voormelde circulair afvalwater wordt op de volgende wijze vastgesteld: 1) het volume circulair afvalwater dat de aanbieder heeft gemeten aan de hand van een continue verzegelde debietmeting met registratie conform de regels die de Vlaamse Regering vaststelt krachtens artikel 4.2.2.1.12, § 4, van dit decreet; 2) als de aanbieder van het circulair afvalwater het volume circulair afvalwater dat in het jaar vóór het heffingsjaar wordt aangeboden, niet kan aantonen aan de hand van een verzegelde debietmeting, voorzien van registratie als vermeld in punt 1), het minimale volume circulair afvalwater dat is opgenomen in de overeenkomst, vermeld in artikel 4.2.2.1.12, § 2, van dit decreet; 3) als de debietmeting met registratie, vermeld in punt 1), geen betrekking heeft op het volledige jaar vóór het heffingsjaar: i) voor de periode waarin de hoeveelheid ontvangen circulair afvalwater is gemeten: op basis van de tellerstanden van die periode; ii) voor de periode waarvoor geen tellerstanden beschikbaar zijn, wordt de overeenstemmende hoeveelheid ontvangen circulair afvalwater vastgesteld conform punt 2) en op dagbasis berekend; f) de voormelde af te trekken hoeveelheid aangeboden circulair afvalwater wordt bepaald conform punt e);3° als de debietmeting met registratie, vermeld in punt 1°, geen betrekking heeft op het volledige jaar vóór het heffingsjaar: a) voor de periode waarin de geloosde hoeveelheid afvalwater is gemeten: op basis van de tellerstanden van die periode;b) voor de periode waarvoor geen tellerstanden beschikbaar zijn, wordt de overeenstemmende geloosde hoeveelheid afvalwater vastgesteld conform punt 2° en op dagbasis berekend. In het eerste lid wordt verstaan onder hemelwater: het hemelwater dat gebruikt wordt voor de activiteiten van de sectoren, vermeld in bijlage 5, die bij dit decreet is gevoegd, of vervuild wordt, of samen met het afvalwater geloosd wordt.

De systemen voor registratie van het debiet, vermeld in dit artikel, die vóór 1 januari 2004 in gebruik zijn genomen, worden verzegeld door de Vlaamse Milieumaatschappij. De overige debietmeetsystemen worden bij de indienstneming verzegeld door de leverancier, de externe installateur of een laboratorium als vermeld in artikel 4.2.2.3.2. De voormelde verplichting geldt niet voor de meetsystemen waarmee het geloosde debiet wordt gemeten. Als de verzegeling verbroken wordt, brengt de heffingsplichtige onmiddellijk de ambtenaren van de Vlaamse Milieumaatschappij op de hoogte die belast zijn met de controle of een onderzoek in verband met de toepassing van de heffing. De heffingsplichtige gebruikt daarvoor het formulier dat de Vlaamse Milieumaatschappij ter beschikking stelt.

Als de debietmeetsystemen, vermeld in deze paragraaf, gereset worden in het jaar vóór het heffingsjaar, worden de tellerstanden voor dat jaar uitgesloten van de berekening van de heffing. § 2. Als de heffingsplichtige in de loop van het jaar vóór het heffingsjaar of uiterlijk bij de indiening van een tijdig bezwaarschrift tegen de heffing van het betreffende heffingsjaar overgaat tot ingebruikname van een verzegelde continue debietmeeting, kan hij de Vlaamse Milieumaatschappij, uiterlijk in het voormelde bezwaarschrift, schriftelijk verzoeken om de tellerstanden van de verzegelde continue debietmeting in aanmerking te nemen bij de berekening van de heffing.

Als de Vlaamse Milieumaatschappij het verzoek, vermeld in het eerste lid, aanvaardt, wordt het volume voor het deel van het jaar waarvoor de heffingsplichtige niet beschikt over tellerstanden, vastgesteld op 1,5 keer het volume dat gemeten is in de overeenkomstige periode in het eerste jaar dat volgt op de datum van installatie, berekend op dagbasis.

Het eerste en tweede lid zijn van toepassing op voorwaarde dat: 1° het volume dat conform het tweede lid wordt gebruikt, gemeten is door een verzegelde continue debietmeting met registratie conform de regels die de Vlaamse Regering vaststelt;2° de heffingsplichtige de tellerstanden van het continu werkende debietmeetsysteem die gebruikt worden voor de vestiging van de heffing conform het tweede lid, aan de Vlaamse Milieumaatschappij bezorgt uiterlijk dertig dagen nadat deze overeenkomstige periode in het eerste jaar dat volgt op de installatie, afloopt;3° het verzegelde continu werkende debietmeetsysteem in gebruik is genomen conform paragraaf 1;4° in het jaar vóór het heffingsjaar, de waterhuishouding vergelijkbaar is met de waterhuishouding in de periode die wordt gebruikt om de heffing vast te stellen conform het tweede lid;5° als het verzoek een grondwaterwinning betreft, die grondwaterwinning in het jaar vóór het heffingsjaar vergund is met toepassing van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer of conform titel II van het VLAREM en de bijlagen bij dat besluit gevoegd of het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;6° het verzoek betrekking heeft op een eigenwaterwinning waar niet eerder een continue debietmeting in gebruik is genomen;7° uit de bewijsstukken bij de aanvraag blijkt dat aan de voorwaarden, vermeld in punt 1° tot en met 6°, is voldaan. § 3. Als de heffingsplichtige als gevolg van een defect aan een verzegeld continu werkend debietmeetsysteem van een eigenwaterwinning voor een deel van het jaar vóór het heffingsjaar niet beschikt over correcte tellerstanden, kan hij uiterlijk bij de indiening van een tijdig bezwaarschrift tegen de heffing de Vlaamse Milieumaatschappij schriftelijk verzoeken om de tellerstanden van het verzegelde continu werkende debietmeetsysteem te berekenen aan de hand van de tellerstanden van de drie opeenvolgende voorgaande heffingsjaren.

Als de Vlaamse Milieumaatschappij het verzoek, vermeld in het eerste lid, aanvaardt, wordt het volume voor de periode waarin het defect zorgde voor de afwezigheid van een correcte registratie, vastgesteld op 1,5 keer het rekenkundig gemiddelde van het volume dat geregistreerd is door het debietmeetsysteem dat gebruikt is voor de drie opeenvolgende voorgaande heffingsjaren, berekend op dagbasis.

Samen met het heffingsjaar waarvoor de heffingsplichtige de afwijking vraagt, vormen de heffingsjaren waarvan de tellerstanden in rekening gebracht worden, vier opeenvolgende heffingsjaren.

Het eerste tot en met het derde lid zijn van toepassing op voorwaarde dat: 1° het volume dat conform het tweede lid wordt gebruikt, gemeten is door een verzegelde continue debietmeting met registratie conform de regels die de Vlaamse Regering vaststelt;2° het bewijs van herstel of vervanging van het verzegelde continu werkende debietmeetsysteem door een externe installateur bij de aanvraag wordt gevoegd;3° bij de aanvraag technisch onderbouwd wordt waarom het debietmeetsysteem defect was;4° in het jaar vóór het heffingsjaar de waterhuishouding vergelijkbaar is met de waterhuishouding in de periode die wordt gebruikt om de heffing conform het tweede lid vast te stellen;5° als het verzoek een grondwaterwinning betreft, de grondwaterwinning op het ogenblik waarop het grondwater in het jaar vóór het heffingsjaar wordt gewonnen, vergund is met toepassing van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer of conform titel II van het VLAREM en de bijlagen bij dat besluit gevoegd of het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning; 6° uit de bewijsstukken bij de aanvraag blijkt dat aan de voorwaarden, vermeld in punt 1° tot en met 5°, is voldaan.".

Art. 48.Aan artikel 4.2.2.4.1, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 16 december 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten4, worden een derde en vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "Als een heffingsplichtige effluentwater opneemt van een openbare waterzuiveringsinstallatie en het afvalwater afkomstig van dit effluentwater loost in hetzelfde oppervlaktewater als waarin het effluentwater door de openbare waterzuiveringsinstallatie zou worden geloosd indien dit niet zou zijn opgenomen door de heffingsplichtige, kan de vuilvracht van het effluentwater conform de bepalingen van het eerste lid, in mindering worden gebracht van deze van het geloosde afvalwater. Deze regeling is ook van toepassing als de heffingsplichtige in een ander oppervlaktewater loost conform de bepalingen van het tweede lid.

Een heffingsplichtige kan na filtratie van het opgenomen effluentwater of oppervlaktewater een bepaalde retentaatstroom terugsturen naar de openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie. Er wordt geen heffing op de waterverontreiniging gevestigd op deze retentaatstroom als de rechtspersoon die het zuiveringstechnisch werk exploiteert uitdrukkelijk toestemming geeft voor het terugsturen ervan.".

Art. 49.In artikel 4.2.2.5.2 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 21 december 2018 en 23 december 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "en ander water" vervangen door de zinsnede "circulair afvalwater en ander water, verminderd met de hoeveelheid aangeboden circulair afvalwater"; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "Q wordt op de volgende wijze berekend: 1° het gefactureerde waterverbruik wordt bepaald conform artikel 4.2.2.5.1; 2° de opgenomen hoeveelheid grondwater is gelijk aan de hoeveelheid die wordt bepaald conform artikel 4.2.2.3.8, § 1, eerste lid, 2°, b); 3° de opgenomen hoeveelheid oppervlaktewater is gelijk aan de hoeveelheid die wordt bepaald conform artikel 4.2.2.3.8, § 1, eerste lid, 2°, c); 4° de ontvangen hoeveelheid hemelwater is gelijk aan de hoeveelheid die wordt bepaald conform artikel 4.2.2.3.8, § 1, eerste lid, 2°, d); 5° de hoeveelheid ontvangen circulair afvalwater is gelijk aan de hoeveelheid die wordt bepaald conform artikel 4.2.2.3.8, § 1, eerste lid, 2°, e); 6° de af te trekken hoeveelheid aangeboden circulair afvalwater is gelijk aan de hoeveelheid die wordt bepaald conform artikel 4.2.2.3.8, § 1, eerste lid, 2°, f)."; 3° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "In het eerste en het tweede lid wordt onder hemelwater verstaan: het hemelwater dat gebruikt wordt voor de activiteiten van de sectoren, vermeld in bijlage 5, die bij dit decreet is gevoegd, of dat vervuild wordt.".

Art. 50.In artikel 4.2.3.1, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan punt 1° wordt de zinsnede "of de hoeveelheid grondwater die is bepaald conform artikel 4.2.2.3.8, § 2 of § 3, van dit decreet" toegevoegd; 2° in punt 2° wordt tussen de zinsnede "als vermeld in punt 1° " en de woorden "wordt onweerlegbaar vermoed" de zinsnede ", en er geen toepassing wordt gemaakt van artikel 4.2.2.3.8, § 2 of § 3, van dit decreet" ingevoegd; 3° in punt 3° wordt punt b) vervangen door wat volgt: "b) voor de periode waarvoor geen tellerstanden beschikbaar zijn, wordt de overeenstemmende hoeveelheid grondwater vastgesteld conform artikel 4.2.2.3.8, § 2 of § 3, van dit decreet, en, als er geen toepassing van de voormelde bepalingen wordt gemaakt conform punt 2°, op dagbasis berekend.".

Art. 51.In bijlage 5 bij hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 21 december 2018, 26 juni 2020, 23 december 2021 en 16 december 2022, worden aan de tabel de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de volgende rij wordt opgeheven:

21.a

Horeca: a) hotels, motels restaurants, jeugdherbergen en cafés

1 m3 gebruikt water

0,02

0,001

0,009

0

0,030

21.b

b) pensions, bungalowparken, campings, pretparken en diergaarden

1 m3 gebruikt water

0,015/100

0,001/100

0,009/100

0

0,000


2° de volgende rijen worden toegevoegd:

62

Water gebruikt bij beregening of op peil hou- den van vijvers door andere heffingsplichti- gen dan land- en tuinbouwbedrijven

1 m3 gebruikt water

0,015/100

0,001/100

0,009/100

0

0,000

63

Niet elders genoemde activiteiten met uit- sluitend NACE- BEL-codes 47 of 53 tot en met 99 (inclusief sanitair afvalwater)

1 m3 gebruikt water

0,017

0,001

0,009

0

0,027


". Afdeling 5. - Dierenwelzijnsfonds

Art. 52.In artikel 107, § 3, van het decreet van 19 december 2014Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten9 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015, het laatst gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten0, worden de woorden "de Vlaamse Dierenwelzijnsprijs" vervangen door het woord "dierenwelzijnsprijzen". Afdeling 6. - Decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten0 houdende algemene bepalingen

betreffende het energiebeleid - energieheffing

Art. 53.In artikel 14.2.2, § 3, tweede lid, van het Energie decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten0, vervangen bij het decreet van 19 december 2014Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten9 en gewijzigd bij het decreet van 27 november 2015, wordt de zinsnede "op 1 juli" vervangen door de woorden "zes maanden later". HOOFDSTUK 7. - Onderwijs en Vorming Afdeling 1. - Extra werkingsbudget voor een offensief Nederlands voor

leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen

Art. 54.Aan hoofdstuk VII, afdeling 2, onderafdeling D, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, het laatst gewijzigd bij het decreet van 7 juli 2023Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten9, wordt een rubriek 7° toegevoegd, die luidt als volgt: "7° Extra werkingsbudget voor een offensief Nederlands voor leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen".

Art. 55.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 14 juli 2023Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid type decreet prom. 18/07/2003 pub. 19/09/2003 numac 2003200811 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende publiek-private samenwerking sluiten0, wordt aan rubriek 7°, toegevoegd bij artikel 54, een artikel 87quinquies toegevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 87quinquies.Vanaf het begrotingsjaar 20TT, startende in 2024, wordt er jaarlijks een extra werkingsbudget toegekend aan scholen voor gewoon basisonderwijs voor het schooljaar 20TT-1-20TT, startende in 2023-2024, die op de eerste schooldag van februari van 20TT-4 of 20TT-3 of 20TT-2 meer dan 50 procent regelmatige leerlingen lager onderwijs telden die beantwoorden aan het leerlingenkenmerk, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, c), van dit decreet.

Voor de maatregel, vermeld in het eerste lid en in artikel 48/2 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wordt voor het basis- en secundair onderwijs samen vanaf 2024 jaarlijks een bedrag van 20 miljoen euro voorzien. Dit bedrag wordt vanaf het begrotingsjaar 2025 geïndexeerd volgens artikel 79, § 3, derde lid, 2°, van dit decreet.

Het bedrag, vermeld in het tweede lid, wordt over het basis- en secundair onderwijs verdeeld op basis van het aandeel van het onderwijsniveau in het totale aantal regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het jaar 20TT-2 die voldoen aan het leerlingenkenmerk 3, vermeld in artikel 242, § 1, eerste lid, 1°, c), van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en in artikel 78, § 1, 1°, c), van dit decreet, en voor zover zij ingeschreven zijn in de scholen of centra die voldoen aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid of in artikel 48/2, eerste lid, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.

Het extra werkingsbudget per school voor het betrokken schooljaar is het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs dat beantwoordt aan het leerlingenkenmerk, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, c), van dit decreet, op de eerste schooldag van februari van jaar 20TT-2 in de school met het binnen de begroting voorziene werkingsbudget, vermeld in dit artikel, voor het basisonderwijs voor dat schooljaar gedeeld door het totale aantal regelmatige leerlingen gewoon lager onderwijs in de scholen die voldoen aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, dat op de eerste schooldag van februari van jaar 20TT-2 beantwoordt aan het leerlingenkenmerk, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, c), van dit decreet.

Het extra werkingsbudget wordt aangewend om leerlingen met een te beperkte kennis van het Nederlands extra te ondersteunen.

Het extra werkingsbudget voor het betrokken schooljaar wordt aan de schoolbesturen in minstens twee schijven uitbetaald, waarbij vóór 1 februari de som van de uitbetaalde schijven minstens 50% van het extra werkingsbudget van het betrokken schooljaar vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli betaald wordt.

De regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten het extra werkingsbudget, vermeld in dit artikel, verhogen.".

Art. 56.Aan deel III, titel 1, hoofdstuk 3, afdeling 3, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, het laatst gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten2, wordt een onderafdeling 6 toegevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 6. Extra werkingsbudget voor een offensief Nederlands voor leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen".

Art. 57.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij de decreten van 14 juli 2023, wordt aan onderafdeling 6, toegevoegd bij artikel 56, een artikel 48/2 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art 48/2. Vanaf het begrotingsjaar 20TT, startende in 2024, wordt er jaarlijks een extra werkingsbudget toegekend aan scholen voor gewoon secundair onderwijs en centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs voor het schooljaar 20TT-1- 20TT, startende in 2023-2024, die op de eerste schooldag van februari van 20TT-4 of 20TT-3 of 20TT-2 meer dan 50 procent regelmatige leerlingen telden die beantwoorden aan het leerlingenkenmerk, vermeld in artikel 242, § 1, eerste lid, 1°, c), van deze codex.

Voor de maatregel, vermeld in het eerste lid en in artikel 87quinquies van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, wordt voor het basis- en secundair onderwijs samen vanaf 2024 jaarlijks een bedrag van 20 miljoen euro voorzien. Dit bedrag wordt vanaf het begrotingsjaar 2025 geïndexeerd volgens artikel 79, § 3, derde lid, 2°, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997.

Het bedrag, vermeld in het tweede lid, wordt over het basis- en secundair onderwijs verdeeld op basis van het aandeel van het onderwijsniveau in het totale aantal regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het jaar 20TT-2 die voldoen aan het leerlingenkenmerk 3, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, c), van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en in artikel 242, § 1, eerste lid, 1°, c), van deze codex, en voor zover zij ingeschreven zijn in de scholen of centra die voldoen aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid of in artikel 87quinquies, eerste lid, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997.

Het extra werkingsbudget per school of centrum voor het betrokken schooljaar is het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal regelmatige leerlingen dat beantwoordt aan het leerlingenkenmerk, vermeld in artikel 242, § 1, eerste lid, 1°, c), van deze codex, op de eerste schooldag van februari van jaar 20TT-2 in de school of het centrum met het binnen de begroting voorziene werkingsbudget, vermeld in dit artikel, voor het secundair onderwijs voor dat schooljaar gedeeld door het totale aantal regelmatige leerlingen gewoon secundair onderwijs in de scholen of centra die voldoen aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, dat op de eerste schooldag van februari van jaar 20TT-2 beantwoordt aan het leerlingenkenmerk, vermeld in artikel 242, § 1, eerste lid, 1°, c), van deze codex.

Het extra werkingsbudget wordt aangewend om leerlingen met een te beperkte kennis van het Nederlands extra te ondersteunen.

Het extra werkingsbudget voor het betrokken schooljaar wordt aan de school- of centrumbesturen in minstens twee schijven uitbetaald, waarbij vóór 1 februari de som van de uitbetaalde schijven minstens 50% van het extra werkingsbudget van het betrokken schooljaar vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli betaald wordt.

De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten het extra werkingsbudget, vermeld in dit artikel, verhogen.". Afdeling 2. - Toekenning jaarlijkse aanvullende

vte/leraarsuren/punten/werkingsmiddelen ten behoeve van de asielproblematiek

Art. 58.Aan artikel 196sexies, § 1, van het decreet van 15 juni 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/06/2007 pub. 31/08/2007 numac 2007036482 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het volwassenenonderwijs sluiten betreffende het volwassenenonderwijs, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2015 en het laatst gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2023Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten8, wordt een tiende lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Ten laste van het begrotingsjaar 2024 worden 32.955,75 aanvullende leraarsuren, 481,99 aanvullende punten en een bedrag van 604.847,18 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor volwassenenonderwijs en 132,96 aanvullende vte, 2.192,09 aanvullende punten en een bedrag van 1.627.652,82 euro aan werkingsmiddelen aan de centra voor basiseducatie toegekend.". Afdeling 3. - Wijziging van de decreetsbepaling voor het

begrotingsfonds van het Departement Onderwijs en Vorming

Art. 59.Aan artikel 41, § 3, van het decreet van 20 december 2013Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten8 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2014, gewijzigd bij het decreet van 8 juli 2016, wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° in afwijking van artikel 15, § 3, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën, subsidies in het kader van Europese projecten, ingeschreven in de algemene middelen, maximaal gelijk aan het niet opgebruikte saldo van de ontvangen middelen.". Afdeling 4. - Machtiging aan AGION voor verbintenissen voor

huursubsidies

Art. 60.In artikel 20 van het decreet van 30 juni 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten1 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2017, het laatst gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten0, wordt het bedrag "25.200.000 euro" vervangen door het bedrag "30.200.000 euro". Afdeling 5. - Subsidie aan een stichting voor de Canon van Vlaanderen

Art. 61.Binnen de beschikbare begrotingskredieten stelt de Vlaamse Regering aan een stichting voor de Canon van Vlaanderen jaarlijks een subsidie ter beschikking als tegemoetkoming om de volgende opdrachten te realiseren: 1° het beheren, ontwikkelen en updaten van de website, het materiaal en applicaties;2° het voeren van een informatie- en sensibiliseringsbeleid;3° het beschermen van het merk Canon van Vlaanderen. De samenwerking met deze stichting zal in een beheersovereenkomst worden vastgelegd voor een periode van vijf jaar. De Vlaamse Regering motiveert bij elke nieuwe beheersovereenkomst haar keuze voor de specifieke stichting aan wie ze de subsidies toekent. Afdeling 6. - Extra werkingsbudget voor materiaalintensief

studieaanbod in het secundair onderwijs

Art. 62.In deel III, titel 1, hoofdstuk 3, afdeling 3, onderafdeling 4, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, gewijzigd bij het decreet van 19 juni 2020Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten8, wordt een artikel 47/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 47/1.§ 1. Vanaf het begrotingsjaar 20TT, startende in 2024, wordt er jaarlijks een extra werkingsbudget van 10.000.000 euro toegekend aan de scholen voor het voltijds gewoon secundair onderwijs, de scholen voor buitengewoon secundair onderwijs, de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs en de centra voor de vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, voor materiaalintensieve structuuronderdelen. Dit bedrag wordt vanaf het begrotingsjaar 2025 geïndexeerd volgens artikel 243, § 3, derde lid, 2°.

Met materiaalintensieve structuuronderdelen wordt bedoeld: 1° groep 1: a) alle niet-duale structuuronderdelen van de finaliteit arbeidsmarkt, behalve binnen het studiedomein taal en cultuur en het studiedomein economie en organisatie;b) alle niet-duale structuuronderdelen van de onderwijsvorm bso, behalve de studiegebieden toerisme, handel en maatschappelijke veiligheid;c) alle niet-duale structuuronderdelen van de opleidings-, kwalificatie- en integratiefase van opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs;2° groep 2: a) alle niet-duale structuuronderdelen van de dubbele finaliteit, behalve binnen het studiedomein economie en organisatie, het studiedomein maatschappij en welzijn met uitzondering van het niet-duale structuuronderdeel mode, het studiedomein taal en cultuur, de niet-duale structuuronderdelen ballet, creatie en mode en fotografie binnen het studiedomein kunst en creatie en het niet-duale structuuronderdeel toerisme binnen het studiedomein voeding en horeca;b) alle niet-duale structuuronderdelen binnen het studiegebied beeldende kunsten van de onderwijsvorm kso;c) alle niet-duale structuuronderdelen van de onderwijsvorm tso, behalve de studiegebieden handel, personenzorg, toerisme en maatschappelijke veiligheid;3° groep 3: a) alle duale structuuronderdelen van de finaliteit arbeidsmarkt, behalve binnen het studiedomein taal en cultuur en het studiedomein economie en organisatie;b) alle duale structuuronderdelen van de dubbele finaliteit, behalve binnen het studiedomein economie en organisatie, het studiedomein maatschappij en welzijn met uitzondering van het duale structuuronderdeel mode, het studiedomein taal en cultuur, de duale structuuronderdelen ballet, creatie en mode en fotografie binnen het studiedomein kunst en creatie en het duale structuuronderdeel toerisme binnen het studiedomein voeding en horeca;c) alle duale structuuronderdelen binnen de onderwijsvormen bso en tso, behalve binnen het studiegebied handel, het studiegebied personenzorg tso en het studiegebied toerisme;d) alle opleidingen binnen het deeltijds beroepssecundair onderwijs;e) alle duale structuuronderdelen van de kwalificatie- en integratiefase van opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs. § 2. Een basisbedrag per gewogen regelmatige leerling wordt bekomen door het extra werkingsbudget, vermeld in paragraaf 1, te delen door het aantal gewogen regelmatige leerlingen op de teldatum voor de berekening van de werkingsbudgetten voor het schooljaar 20TT-1 - 20TT, vermeld in artikel 169 tot en met 172 en artikel 357/26 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en in artikel 86, § 1, 2°, van het decreet van 10 juli 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/07/2008 pub. 03/10/2008 numac 2008203342 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap sluiten betreffende het stelsel voor leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap.

De regelmatige leerlingen, vermeld in het eerste lid, worden als volgt gewogen: 1° de regelmatige leerlingen die ingeschreven zijn in structuuronderdelen uit de groep 1, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, worden gewogen aan factor 1;2° de regelmatige leerlingen die ingeschreven zijn in structuuronderdelen uit de groep 2, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, worden gewogen aan factor 0,75;3° de regelmatige leerlingen die ingeschreven zijn in structuuronderdelen uit de groep 3, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 3°, worden gewogen aan factor 0,50. § 3. Het extra werkingsbudget per school of centrum is het resultaat van de vermenigvuldiging van het basisbedrag per gewogen regelmatige leerling, vermeld in paragraaf 2, met het aantal gewogen regelmatige leerlingen in de school of het centrum op de reguliere teldatum voor de berekening van de werkingsbudgetten voor het schooljaar 20TT-1 - 20TT, vermeld in artikel 169 tot en met 172 en artikel 357/26 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, en in artikel 86, § 1, 2°, van het decreet van 10 juli 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/07/2008 pub. 03/10/2008 numac 2008203342 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap sluiten betreffende het stelsel voor leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap.

De regelmatige leerlingen, vermeld in het eerste lid, worden als volgt gewogen: 1° de regelmatige leerlingen die ingeschreven zijn in structuuronderdelen uit de groep 1, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, worden gewogen aan factor 1;2° de regelmatige leerlingen die ingeschreven zijn in structuuronderdelen uit de groep 2, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, worden gewogen aan factor 0,75;3° de regelmatige leerlingen die ingeschreven zijn in structuuronderdelen uit de groep 3, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 3°, worden gewogen aan factor 0,50. § 4. Het extra werkingsbudget wordt aan de school- en centrumbesturen uitbetaald uiterlijk op 30 juni van het jaar 20TT.". Afdeling 7. - Bijkomende middelen voor de werkingsuitkeringen van de

universiteiten en hogescholen

Art. 63.In artikel III.19 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, het laatst gewijzigd bij het decreet van 9 juli 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten0, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 3 wordt een zinsnede toegevoegd, die luidt als volgt: "en bedraagt vanaf het begrotingsjaar 2024 het puntengewicht voor de bacheloropleiding "bachelor in visual design" 1,00."; 2° aan paragraaf 4, eerste lid, 1°, wordt een punt e) toegevoegd, dat luidt als volgt: "e) vanaf het begrotingsjaar 2024 wordt voor de organisatie van de professionele bacheloropleiding "bachelor in visual design" de som van het aantal opgenomen studiepunten, vermeld in artikel III.12, § 2, en het aantal verworven studiepunten, vermeld in artikel III.13, § 4, 1°, a) en b), in een hogeschool, met een maximum van 9.000 studiepunten, vermenigvuldigd met een puntengewicht 2."; 3° aan paragraaf 4, eerste lid, 2°, worden een punt e) en een punt f) toegevoegd, die luiden als volgt: "e) voor de organisatie van de masteropleiding "master in de dans" wordt de som van het aantal opgenomen studiepunten, zoals bepaald in artikel III.12, § 2, en het aantal verworven studiepunten, zoals bepaald in artikel III.13, § 4, 1°, a) en b), in een hogeschool, met een maximum van 600 studiepunten, vermenigvuldigd met een puntengewicht 3; f) voor de organisatie van de masteropleiding "master in musical" wordt de som van het aantal opgenomen studiepunten, zoals bepaald in artikel III.12, § 2, en het aantal verworven studiepunten, zoals bepaald in artikel III.13, § 4, 1°, a) en b), in een hogeschool, met een maximum van 900 studiepunten, vermenigvuldigd met een puntengewicht 3.".

Art. 64.Aan artikel III.24 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, het laatst gewijzigd bij het decreet van 16 december 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten4, wordt een paragraaf 14 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 14. Vanaf het begrotingsjaar 2024 worden de totale werkingsmiddelen van de hogescholen, inclusief de Hogere Zeevaartschool, met 8 miljoen euro vermeerderd. Van dit bedrag wordt 683.000 euro toegevoegd aan het variabel onderwijsdeel voor de kunstopleidingen in de Schools of Arts (VOWhko2014). Het resterende bedrag wordt verdeeld op basis van het procentuele aandeel van elke hogeschool in de totale werkingsmiddelen.

Vanaf het begrotingsjaar 2024 worden de totale werkingsmiddelen van de universiteiten met 20 miljoen euro vermeerderd. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van het procentuele aandeel van elke universiteit in de totale werkingsmiddelen.

De bedragen, vermeld in het eerste en het tweede lid, worden vanaf het begrotingsjaar 2024 geïndexeerd aan de hand van de indexformule, vermeld in artikel III.5, § 9.". Afdeling 8. - Bijkomende middelen voor de opleidingen Geneeskunde en

Tandheelkunde

Art. 65.Aan artikel III.25/2 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, ingevoegd bij het decreet van 16 december 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten4, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 2. Vanaf het begrotingsjaar 2024 wordt de totale werkingsuitkering voor de universiteiten vermeerderd met 10 miljoen euro. Dit bedrag wordt als volgt verdeeld over de universiteiten die een bacheloropleiding aanbieden in het studiegebied Geneeskunde of Tandheelkunde: 1° een sokkel van 200.000 euro voor elk van de desbetreffende universiteiten; 2° een variabel deel voor elk van de desbetreffende universiteiten op basis van het gemiddeld aantal opgenomen studiepunten over de academiejaren t-7/t-6 tot en met t-3/t-2 waarvoor studenten onder diplomacontract zich hebben ingeschreven voor een of meer van de volgende opleidingen: a) bachelor in de geneeskunde;b) master in de geneeskunde;c) master in de huisartsengeneeskunde;d) master in de specialistische geneeskunde;e) bachelor in de tandheelkunde;f) master in de tandheelkunde. Vanaf het begrotingsjaar 2024 worden de bedragen, vermeld in het eerste lid, geïndexeerd aan de hand van de indexformule, vermeld in artikel III.5, § 9.". Afdeling 9. - Bijkomende middelen ter versterking van de

lerarenopleidingen in het hoger onderwijs

Art. 66.In deel 3, titel 1, hoofdstuk 1, afdeling 4, onderafdeling 1, van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, het laatst gewijzigd bij het decreet van 16 december 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten4, wordt een artikel III.25/4 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. III.25/4. Ter versterking van de lerarenopleidingen wordt vanaf het begrotingsjaar 2024 de totale werkingsuitkering van de hogescholen en de universiteiten vermeerderd met 15 miljoen euro. Dit totale bedrag wordt als volgt verdeeld over de hogescholen en universiteiten die een lerarenopleiding als vermeld in artikel II.111 aanbieden: 1° een sokkel van 150.000 euro voor elk van de desbetreffende universiteiten en hogescholen; 2° een variabel deel voor elk van de desbetreffende universiteiten of hogescholen op basis van het aantal opgenomen studiepunten waarvoor studenten onder diplomacontract zich hebben ingeschreven voor een lerarenopleiding als vermeld in artikel II.111. Voor het begrotingsjaar 2024 worden de opgenomen studiepunten van het academiejaar 2021-2022 in aanmerking genomen. Voor het begrotingsjaar 2025 wordt het gemiddeld aantal opgenomen studiepunten over de academiejaren 2021-2022 en 2022-2023 in aanmerking genomen. Vanaf het begrotingsjaar 2026 wordt het gemiddeld aantal opgenomen studiepunten over de academiejaren t-5/t-4 tot en met t-3/t-2 in aanmerking genomen, waarbij t slaat op het begrotingsjaar.

Vanaf het begrotingsjaar 2024 worden de bedragen, vermeld in het eerste lid, geïndexeerd aan de hand van de indexformule, vermeld in artikel III.5, § 9.". Afdeling 10. - Bijkomende middelen voor de studentenvoorzieningen van

de universiteiten en hogescholen

Art. 67.In artikel III.67, § 1, van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, vervangen bij het decreet van 16 juni 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten2 en gewijzigd bij het decreet van 4 mei 2018, wordt het vijfde lid vervangen door wat volgt: "Vanaf het begrotingsjaar 2024 wordt een bedrag van 2,8 miljoen euro toegevoegd aan het bedrag van de sociale toelage voor de universiteiten en een bedrag van 3,2 miljoen euro aan het bedrag van de sociale toelage van de hogescholen.". Afdeling 11. - Verlenging lerarenplatform

Art. 68.In artikel 153quaterdecies van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, ingevoegd bij het decreet van 6 juli 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten5 en vervangen bij het decreet van 9 juli 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten0, wordt de zinsnede "tot en met het schooljaar 2023-2024" opgeheven.

Art. 69.In artikel 153viciesquinquies van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 6 juli 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten5 en gewijzigd bij de decreten van 26 juni 2020 en 9 juli 2021, wordt de zinsnede "en houdt op uitwerking te hebben op het einde van het schooljaar 2023-2024" opgeheven. Afdeling 12. - Eenmalige bijkomende middelen voor het dragen van de

kosten verbonden aan de opleidingsaccreditaties van de educatieve masteropleidingen en de educatieve graduaatsopleidingen in de academiejaren 2022-2023 en 2023-2024

Art. 70.In deel 3, titel 1, hoofdstuk 1, afdeling 4, onderafdeling 1, van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, het laatst gewijzigd bij het decreet van 16 december 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten4, wordt een artikel III.25/5 ingevoegd, dat luidt als volgt: "Art. III.25/5. In het begrotingsjaar 2024 wordt eenmalig de totale werkingsuitkering van de hogescholen en universiteiten vermeerderd met 706.680 euro.

Dit bedrag wordt verdeeld over de hogescholen die in het academiejaar 2023-2024 een procedure voor opleidingsaccreditatie doorlopen hebben voor de educatieve graduaatsopleidingen en over de universiteiten die in het academiejaar 2022-2023 een procedure voor opleidingsaccreditatie doorlopen hebben voor de educatieve masteropleidingen a rato van het aantal educatieve graduaatsopleidingen en het aantal educatieve masteropleidingen per instelling.". Afdeling 13. - Bijzondere maatregelen in het kader van de

capaciteitsproblematiek

Art. 71.Aan deel III, titel 1, hoofdstuk 3, afdeling 3, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, het laatst gewijzigd bij het decreet van 24 juni 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten2, wordt een onderafdeling 7 toegevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 7. Bijzondere maatregelen in het kader van de capaciteitsproblematiek".

Art. 72.In dezelfde codex, het laatst gewijzigd bij de decreten van 14 juli 2023, wordt aan onderafdeling 7, toegevoegd bij artikel 71, een artikel 48/3 toegevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 48/3.Vanaf het begrotingsjaar 20TT, startende in 2024, tot en met het begrotingsjaar 2027, wordt er jaarlijks een extra werkingsbudget toegekend aan scholen voor gewoon secundair onderwijs en centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs voor het schooljaar 20TT-1 - 20TT, startende in 2023-2024, die op de eerste schooldag van oktober van 20TT-1 voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° de school of het centrum heeft op de eerste schooldag van oktober van 20TT-1 ten minste dertig regelmatige leerlingen meer dan op de eerste schooldag van februari van 20TT-1 in de eerste graad B-stroom, alle structuuronderdelen van het beroepssecundair onderwijs en het deeltijds beroepssecundair onderwijs samen;2° de hoofdvestigingsplaats van de school of het centrum is gelegen in een onderwijszone waar in de eerste graad B-stroom, alle structuuronderdelen van het beroepssecundair onderwijs en het deeltijds beroepssecundair onderwijs samen het aantal regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van oktober van 20TT-1 hoger is dan op de eerste schooldag van februari van 20TT-1. Vanaf het begrotingsjaar 20TT, startende in 2024, tot en met het begrotingsjaar 2027, wordt er jaarlijks een extra werkingsbudget toegekend aan scholen voor gewoon secundair onderwijs en centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs voor het schooljaar 20TT-1 - 20TT, startende in 2023-2024, die op de eerste schooldag van oktober van 20TT-1 voldoen aan een van de volgende voorwaarden: 1° de school of het centrum heeft op de eerste schooldag van oktober van 20TT-1 ten minste 30 procent meer regelmatige leerlingen dan op de eerste schooldag van februari van 20TT-1 in de eerste graad B-stroom;2° de school of centrum had op de eerste schooldag van februari 20TT-1 nog geen aanbod eerste graad B-stroom, en heeft wel een aanbod eerste graad B-stroom op de eerste schooldag van oktober 20TT-1. Een school die aan een van de in het tweede lid bepaalde voorwaarden voldoet, komt slechts in aanmerking indien de hoofdvestigingsplaats van de school of het centrum is gelegen in een onderwijszone waar in de eerste graad B-stroom het aantal regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van oktober van 20TT-1 hoger is dan op de eerste schooldag van februari van 20TT-1.

Vanaf het begrotingsjaar 20TT, startende in 2024, tot en met het begrotingsjaar 2027, wordt er jaarlijks een extra werkingsbudget toegekend aan scholen voor gewoon secundair onderwijs en centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs voor het schooljaar 20TT-1 - 20TT, startende in 2023-2024, die op de eerste schooldag van oktober van 20TT-1 voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° de school of het centrum heeft op de eerste schooldag van oktober van 20TT-1 ten minste 30 procent meer regelmatige leerlingen dan op de eerste schooldag van februari van 20TT-1 in alle structuuronderdelen van het beroepssecundair onderwijs en het deeltijds beroepssecundair onderwijs samen;2° de hoofdvestigingsplaats van de school of het centrum is gelegen in een onderwijszone waar in de eerste graad B-stroom, alle structuuronderdelen van het beroepssecundair onderwijs en het deeltijds beroepssecundair onderwijs samen het aantal regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van oktober van 20TT-1 hoger is dan op de eerste schooldag van februari van 20TT-1. Voor de maatregelen, vermeld in het eerste tot en met het vierde lid, wordt vanaf 2024 jaarlijks in een bedrag van 10 miljoen euro voorzien.

Dit bedrag wordt vanaf het begrotingsjaar 2025 geïndexeerd volgens artikel 243, § 3, derde lid, 2°.

Het extra werkingsbudget per school of centrum voor het betrokken schooljaar is het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal bijkomende regelmatige leerlingen in de school of het centrum in het eerste leerjaar B, het tweede leerjaar B en alle structuuronderdelen van het beroepssecundair onderwijs en het deeltijds beroepssecundair onderwijs samen op de eerste schooldag van oktober van 20TT-1 ten opzichte van het aantal regelmatige leerlingen in de school of het centrum in het eerste leerjaar B, het tweede leerjaar B en alle structuuronderdelen van het beroepssecundair onderwijs en het deeltijds beroepssecundair onderwijs samen op de eerste schooldag van februari van 20TT-1 met het binnen de begroting voorziene werkingsbudget, vermeld in dit artikel, gedeeld door het totale aantal bijkomende regelmatige leerlingen in het eerste leerjaar B, het tweede leerjaar B en alle structuuronderdelen van het beroepssecundair onderwijs en het deeltijds beroepssecundair onderwijs samen op de eerste schooldag van oktober van 20TT-1 in alle scholen en centra die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het eerste tot en met het vierde lid, ten opzichte van het aantal regelmatige leerlingen in het eerste leerjaar B, het tweede leerjaar B en alle structuuronderdelen van het beroepssecundair onderwijs en het deeltijds beroepssecundair onderwijs samen op de eerste schooldag van februari van 20TT-1 in alle scholen en centra die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het eerste tot en met het vierde lid.

Het bedrag dat een school of centrum ontvangt per bijkomende regelmatige leerling kan niet meer bedragen dan 11.000 euro. Dit bedrag wordt vanaf het begrotingsjaar 2025 geïndexeerd volgens artikel 243, § 3, derde lid, 2°.

Scholen en centra die voor het schooljaar 20TT-1 - 20TT de eerste schooldag van oktober hanteren als teldatum als vermeld in artikel 86, § 2, derde lid, van het decreet betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap en in artikel 171 en 172, § 1, komen voor het betrokken schooljaar niet in aanmerking voor het extra werkingsbudget, vermeld in dit artikel.

Het extra werkingsbudget voor het betrokken schooljaar wordt aan de school- of centrumbesturen vóór 1 februari van het betrokken schooljaar betaald.

De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten het bedrag, vermeld in het vijfde lid, verhogen.". Afdeling 14. - Monitoring en bevordering van het welbevinden van de

studenten

Art. 73.Aan deel 3, titel 2, hoofdstuk 8, van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013 wordt een artikel III.98/0 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. III.98/0. De Vlaamse Regering kan vanaf het begrotingsjaar 2024 een beheersovereenkomst met een looptijd van vijf jaar afsluiten met een via oproep geselecteerde partner voor de monitoring en de bevordering van het welbevinden van de studenten, waarin ten minste de volgende elementen voorkomen en worden afgesproken: a) een begroting en beleidsplan voor de looptijd van de beheersovereenkomst;b) de kwantiteit en de kwaliteit van de te leveren prestaties;c) de jaarlijkse monitorings- en rapporteringsafspraken. De jaarlijkse financiële ondersteuning die in de beheersovereenkomst wordt afgesproken, bedraagt maximaal 300.000 euro.

De Vlaamse Regering kan de hoogte van de basissubsidie herzien afhankelijk van de mate waarin de in de beheersovereenkomst afgesproken doelstellingen worden gehaald.

De Vlaamse Regering kan een deel van de financiële ondersteuning inhouden en zo nodig terugvorderen indien de Vlaamse Regering vaststelt dat de partner de beheersovereenkomst niet naleeft.

Vanaf het begrotingsjaar 2024 wordt het bedrag, vermeld in het tweede lid, geïndexeerd aan de hand van de indexformule, vermeld in artikel III.5, § 9.". HOOFDSTUK 8. - Werk en Sociale Economie

Art. 74.In titel IV, hoofdstuk 7, afdeling 3, van de programmawet van 24 december 2002Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten (I), het laatst gewijzigd bij het decreet van 3 maart 2023Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten5, wordt onderafdeling 2, die bestaat uit artikel 339, opgeheven.

Art. 75.In titel IV, hoofdstuk 7, afdeling 3, van dezelfde programmawet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 3 maart 2023Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten5, wordt onderafdeling 5, die bestaat uit artikel 346, opgeheven.

Art. 76.Voor oudere niet-werkende werkzoekende werknemers die uiterlijk op 30 juni 2024 in dienst zijn getreden, behouden werkgevers de mogelijkheid een doelgroepvermindering voor oudere niet-werkende werkzoekende werknemers toe te passen, vermeld in artikel 339 van de programmawet van 24 december 2002Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten (I), zoals van kracht op 30 juni 2024.

Voor oudere werknemers die op 30 juni 2024 minimaal 62 jaar zijn, wordt aan de werkgever de toepassing van de doelgroepvermindering voor oudere werknemers, vermeld in artikel 339 van de programmawet van 24 december 2002Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten (I), zoals van kracht op 30 juni 2024, toegekend uiterlijk tot en met 30 juni 2028.

Art. 77.Voor werknemers die uiterlijk op 30 juni 2024 in dienst zijn getreden, behouden werkgevers de mogelijkheid een doelgroepvermindering voor jonge werknemers toe te passen, vermeld in artikel 346 van dezelfde wet, zoals van kracht op 30 juni 2024.

Art. 78.In artikel 353bis/19, eerste lid, 3°, van de programmawet van 24 december 2002Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten (I), ingevoegd bij het decreet van 3 maart 2023Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003036268 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004 sluiten5, wordt de zinsnede "begin- en einddatum van de periode" vervangen door de woorden "begindatum van de periode". HOOFDSTUK 9. - Subsidies die toegekend worden uit de winst die afkomstig is van de Nationale Loterij, die aan de Vlaamse Gemeenschap wordt toegekend

Art. 79.In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° bevoegde administratie: de administratie, vermeld in artikel 1, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid type decreet prom. 18/07/2003 pub. 19/09/2003 numac 2003200811 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende publiek-private samenwerking sluiten1 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, onder de bevoegdheid waarvan de aan- vraag van een subsidie of een prijs hoofdzakelijk valt;2° prijs: een prijs als vermeld in artikel 2, 23°, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019;3° subsidie: een subsidie als vermeld in artikel 2, 34°, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019;4° beurs: een subsidie aan een natuurlijk persoon om uitzonderlijke inspanningen mogelijk te maken of om de persoon mogelijkheden te bieden tot persoonlijk initiatief binnen zijn professionele traject. Een beurs wordt belangeloos en zonder enige compensatie ten voordele van de subsidieverstrekker toegekend.

Art. 80.Dit hoofdstuk is van toepassing op subsidies en prijzen die verleend worden uit de winst van de Nationale Loterij, die aan de Vlaamse Gemeenschap wordt toegekend, en die bestemd zijn voor doeleinden van openbaar nut die in de algemene uitgavenbegroting zijn bepaald, met uitzondering van de subsidies die worden toegekend aan: 1° Sport Vlaanderen, vermeld in artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2004 pub. 07/06/2004 numac 2004035801 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot omvorming van de Vlaamse openbare instelling Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie tot het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid BLOSO type decreet prom. 07/05/2004 pub. 11/06/2004 numac 2004035909 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap sluiten betreffende het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid "Sport Vlaanderen";2° Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen, vermeld in artikel 15 van het decreet van 30 april 2009Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten1 betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid;3° Opgroeien regie, opgericht bij het decreet van 30 april 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/04/2004 pub. 07/06/2004 numac 2004035799 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;4° Toerisme Vlaanderen, opgericht bij het decreet van 19 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/03/2004 pub. 29/04/2004 numac 2004035613 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid « Toerisme Vlaanderen » sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid "Toerisme Vlaanderen";5° Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, vermeld in het decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2004 pub. 07/06/2004 numac 2004035801 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot omvorming van de Vlaamse openbare instelling Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie tot het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid BLOSO type decreet prom. 07/05/2004 pub. 11/06/2004 numac 2004035909 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.

Art. 81.Subsidies kunnen worden toegekend aan: 1° publiekrechtelijke rechtspersonen;2° verenigingen zonder winstoogmerk;3° stichtingen;4° internationale verenigingen zonder winstoogmerk;5° sociale ondernemingen. Met behoud van de toepassing van het eerste lid, kunnen subsidies worden toegekend aan: 1° privaatrechtelijke rechtspersonen, voor de productie van films;2° natuurlijke personen, als het gaat om prijzen en beurzen.

Art. 82.Een aanvraag van een subsidie is ontvankelijk als ze voldoet aan de volgende voorwaarden: 1° de aanvraag wordt binnen de door de Vlaamse Regering bepaalde termijn ingediend bij de bevoegde administratie;2° de aanvraag voldoet aan de vormvereisten bepaald door de Vlaamse Regering;3° de aanvrager is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;4° de aanvraag bevat de gegevens bepaald door de Vlaamse Regering. Een aanvraag van een prijs is ontvankelijk als ze voldoet aan de volgende voorwaarden: 1° de aanvraag voldoet aan de vormvereisten, bepaald door de Vlaamse Regering;2° de aanvrager is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;3° de aanvraag bevat de gegevens bepaald door de Vlaamse Regering.

Art. 83.Een aanvraag van een subsidie voldoet aan de volgende subsidievoorwaarden: 1° de personen, vermeld in artikel 81, zijn vooraf door een overheid gesubsidieerd of gefinancierd, tenzij de aangevraagde subsidies bestemd zijn voor de activiteiten in brede zin in het sociaal, familiaal, wetenschappelijk, cultureel of sportdomein;2° de looptijd van de subsidies bedraagt maximaal één jaar.

Art. 84.De Vlaamse Regering beslist over de toekenning van de subsidie en houdt daarbij rekening met de mate waarin de activiteit een unieke meerwaarde heeft binnen het ecosysteem in kwestie. De Vlaamse Regering kan op algemene wijze de toekenning van de subsidies of prijzen afhankelijk stellen van aanvullende voorwaarden.

De subsidies en prijzen worden toegekend binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten.

Er kan geen reserve worden aangelegd ten laste van een subsidie die toegekend is op basis van dit hoofdstuk.

Art. 85.§ 1. De bevoegde administratie treedt op als de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van dit hoofdstuk.

De volgende categorieën van personen hebben toegang tot de verwerkte persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van dit hoofdstuk: 1° de personeelsleden van de bevoegde administratie;2° de externe deskundigen en experts. § 2. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit hoofdstuk heeft betrekking op de volgende categorieën van betrokkenen: 1° natuurlijke personen die een aanvraag indienen;2° personen die vermeld worden in de aanvraag en de bijlagen erbij;3° vertegenwoordigers van rechtspersonen die een aanvraag indienen. § 3. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit hoofdstuk heeft betrekking op de volgende categorieën van persoonsgegevens: 1° de identificatiegegevens, het rijksregisternummer of het identificatienummer van de sociale zekerheid en andere identificatiegegevens;2° de contactgegevens;3° de financiële gegevens;4° de opleidingsgegevens;5° de loon- en tewerkstellingsgegevens;6° de gegevens over professionele output en expertise. § 4. De bevoegde administratie vraagt in eerste instantie de persoonsgegevens en andere gegevens op bij de authentieke gegevensbronnen, vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 houdende de uitvoering van artikel III.66, III.67 en III.68 van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten6. Als de gegevens niet bij een authentieke gegevensbron teruggevonden kunnen worden, kan de bevoegde administratie die gegevens verkrijgen bij de aanvrager.

De bevoegde administratie wisselt in het kader van de uitvoering van dit hoofdstuk minstens de volgende persoonsgegevens uit met de volgende instanties: 1° de tewerkstellingsgegevens van de betrokkenen, vermeld in paragraaf 3, met de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;2° het rijksregisternummer, en de identificatiegegevens van de betrokkenen, vermeld in paragraaf 3, met het Rijksregister van de natuurlijke personen. De uitwisselingen van persoonsgegevens vinden plaats met tussenkomst van de bevoegde dienstenintegratoren, vermeld in artikel 3 van het decreet van 13 juli 2012Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 24/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002021495 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten5 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator. § 5. De persoonsgegevens die conform dit artikel door de bevoegde administratie worden verwerkt, kunnen op basis van dit hoofdstuk uiterlijk bewaard worden tot 10 jaar na afloop van de taken beschreven in dit hoofdstuk. Na afloop van die 10 jaar wordt conform artikel III.87, § 1, 3°, van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 28/08/1998 numac 1998035917 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1998 sluiten6 een definitieve bestemming toegewezen. § 6. De bevoegde administratie kan de gegevens van begunstigden die subsidies of prijzen hebben ontvangen op basis van dit hoofdstuk bekendmaken. De voormelde bekendmaking omvat de volgende informatie: 1° de voor- en achternaam van de begunstigden die een natuurlijke persoon zijn;2° de volledige officiële naam en het ondernemingsnummer, zoals ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen, van begunstigden die een rechtspersoon zijn;3° de gemeente waar de begunstigde woont of is ingeschreven, en, als de administratie daarover beschikt, het postnummer of het deel ervan dat de gemeente identificeert;4° het subsidie-instrument;5° de som van de bedragen die elke begunstigde heeft ontvangen.

Art. 86.De Vlaamse Regering kan voor de subsidies de regels en de nadere regels bepalen voor al de volgende aspecten: 1° de indiening van de aanvraag;2° de ontvankelijkheidsvoorwaarden;3° de subsidievoorwaarden;4° de beoordeling van de aanvraag;5° de toekenning van de subsidie;6° de uitbetaling van de subsidie;7° de verantwoording van de subsidie;8° het toezicht op de aanwending van de subsidie;9° de beoordelingscriteria;10° de grootte van het beschikbare krediet;11° de categorieën van de subsidiabele en niet-subsidiabele kosten;12° de indicatoren voor de beleidsevaluatie;13° de subsidievereisten;14° de openbaarmaking van de resultaten van de gesubsidieerde activiteiten. HOOFDSTUK 1 0. - Inwerking- en buitenwerkingtreding

Art. 87.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2024, met uitzondering van: 1° artikel 52, dat in werking treedt op de dag die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad; 2° artikel 36, dat in werking treedt op de tiende dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad;3° artikel 74 tot en met 78, die in werking treden op 1 juli 2024;4° artikel 35, dat in werking treedt op 1 december 2024;5° artikel 79 tot en met 86, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2012.

Art. 88.Artikel 7 treedt in werking op 1 januari 2024 en treedt buiten werking op 1 januari 2025.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 22 december 2023.

De minister-president van de Vlaamse Regering en Vlaamse minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, Digitalisering en Facilitair Management, J. JAMBON De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, H. CREVITS De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen, G. RUTTEN De Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand, B. WEYTS De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Wonen en Onroerend Erfgoed, M. DIEPENDAELE De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken, L. PEETERS De Vlaamse minister van Brussel, Jeugd, Media en Armoedebestrijding, B. DALLE De Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale Economie en Landbouw, J. BROUNS _______ Nota (1) Zitting 2023-2024 Documenten: - Ontwerp van programmadecreet : 1870 - Nr.1 - Amendementen : 1870 - Nrs. 2 t/m 7 - Verslagen : 1870 - Nrs. 8 t/m 18 - Tekst aangenomen door de commissies : 1870 - Nr. 19 - Amendementen : 1870 - Nrs. 20 en 21 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1870 - Nr. 22 Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergaderingen van 20 december 2023.

^